Upload
others
View
6
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Academiejaar 2013-2014
UNIVERSITEIT ANTWERPEN
FACULTEIT TOEGEPASTE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN
MUZIEKEDUCATIE IN HET DEPOT VZW
EEN PARTICIPATIEONDERZOEK NAAR DE EDUCATIEWERKING
VAN HET LEUVENSE MUZIEKCENTRUM
Ilse Mahieu
Masterscriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van:
Master of Science in het Cultuurmanagement
Promotor: Prof. dr. Katia Segers
Praktijkbegeleidster: Lieve Kwanten
3
Academiejaar 2013-2014
UNIVERSITEIT ANTWERPEN
FACULTEIT TOEGEPASTE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN
MUZIEKEDUCATIE IN HET DEPOT VZW
EEN PARTICIPATIEONDERZOEK NAAR DE EDUCATIEWERKING
VAN HET LEUVENSE MUZIEKCENTRUM
Ilse Mahieu
Masterscriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van:
Master of Science in het Cultuurmanagement
Promotor: Prof. dr. Katia Segers
Praktijkbegeleidster: Lieve Kwanten
4
Muziekcentrum Het Depot is dé plek in Leuven waar muzikanten en
muziekliefhebbers zich helemaal kunnen uitleven! Het Depot is niet alleen een
concertzaal, waar het goed toeven is, maar het is ook gangmaker voor talrijke
muzikale initiatieven in de regio. Op muziekeducatief vlak biedt Het Depot een
eigenzinnig spectrum van instrumentlessen, softwarelessen, PA-cursussen,
workshops en masterclasses aan!1
1 Huidige missie van muziekcentrum Het Depot (2014).
5
Abstract
Als muziekcentrum biedt Het Depot een educatiewerking aan in Leuven die bestaat uit
instrument- en zanglessen, workshops, softwarecursussen, infosessies en trajectbegeleiding.
De meesterproef Muziekeducatie in Het Depot VZW. Een participatieonderzoek naar de
educatiewerking van het Leuvense muziekcentrum biedt een antwoord op de
onderzoeksvraag: ‘Op welke manier kan muziekcentrum Het Depot een gepast aanbod van
haar educatiewerking aan het gewenste doelpubliek op een efficiënte en effectieve manier
communiceren?’. Als methodologie is enerzijds een online-survey met vragen over het
aanbod, de organisatie en de communicatie van de educatiewerking door 577 respondenten
ingevuld, waarvan 137 personen reeds hebben deelgenomen aan een activiteit van de
educatiewerking en 440 respondenten (nog) niet eraan hebben geparticipeerd. Zo kunnen
de opinies van participanten geplaatst worden tegenover die van niet-participanten.
Anderzijds is om een interne visie te bekomen op de educatiewerking, een diepte-interview
afgenomen met de verantwoordelijken van de educatiewerking.
Het eerste luik van de onderzoeksvraag heeft betrekking op het aanbod.
Respondenten van de online-survey kennen een algemene tevredenheid over het aanbod.
Daarentegen heeft Het Depot de wens om meer in te zetten op talentontwikkeling,
trajectbegeleiding en een vraag-gestuurd aanbod. Het tweede luik van de onderzoeksvraag
peilt naar het doelpubliek dat met de educatiewerking bereikt wordt. Momenteel is de
meerderheid van participanten mannelijk, hoger opgeleid, hobbyist, afkomstig uit de
omgeving van Leuven en tussen de 25 en 35 jaar oud. Daarentegen wil Het Depot meer jong
talent bereiken dat het vermogen bezit om door te kunnen breken in de muziekwereld. Het
derde luik gaat de gevoerde communicatie en promotie na. De website van Het Depot en de
Popnieuwsbrief zijn de belangrijkste informatiekanalen waarlangs respondenten zich
informeren en in de toekomst willen geïnformeerd worden. Daarnaast zou het
muziekcentrum meer op sociale media moeten inspelen en moet ze haar communicatie
interactiever en aantrekkelijker maken. Ook is er meer promotie, zowel virtueel als in
printvorm, op zijn plaats om de zichtbaarheid van de educatiewerking binnen het
muzieklandschap te vergroten.
6
Executive Summary
1. Introduction
Het Depot VZW is a music centre in the city of Leuven. Its main activity is organizing music
concerts by local and foreign bands. Furthermore, Het Depot offers many educational
activities. These activities play a not unimportant role in the daily practice of the
organization. At Het Depot the educational activities consist of instrument and singing
classes, software courses, information sessions, master classes, workshops and talent
development like Open Mic, the artists in residence, Rockvonk and 45 Toeren. Participants at
the education activities are reached by the music centre through the digital newsletter
'Popnieuwsbrief' or they can consult the website of Het Depot for further information on
upcoming activities. Popnieuwsbrief and the website of Het Depot are the only two
communication channels that are used to keep interested people up to date.
2. Problem statement and research question
With the range of concerts Het Depot offers, they are able to reach the desired audience in
an effective manner. Nonetheless, the education activities, and in particular the workshops,
master classes and software courses, often lack public interest. This may have several
reasons: either the activities are not interesting enough, or the desired target audience
cannot or can barely be reached through the used communication channels. Moreover, it is
not known whom is effectively reached through the newsletter and whom informs
themselves on the website. In addition, what is offered by the newsletter and website may
be too scarce for the target audience. Therefore, it would be better if Het Depot invested in
more communication channels including printed press such as brochures, flyers or posters.
Besides, the music centre has the desire to invest more in talent development instead of the
majority of hobbyists that participate nowadays at the educational activities.
The master thesis Music education at Het Depot VZW. A participation research at the
educational activities of the music centre of Leuven aims to determine who is reached with
the current activities of the education and which target group isn’t approached yet. In
addition, the current offer is being analysed to reflect whether it meets the expectations of
7
interested parties. Finally, the effectiveness of the current communication channels will be
tested, and possible solutions for any weaknesses in the communication story will be
dissolved. The central research question of this thesis is therefore: 'How can music centre
Het Depot communicate a proper offer of its educational activities to the desired target
audience in an efficient and effective way?'. The research question can therefore be split up
into three parts. First of all, the offer will be analysed: ‘What offer attracts the target
audience?'. This question is linked to the target audience: ‘Who is achieved (and who is
not)?’. Finally, in terms of communication, the question ‘How the target audience can best
be achieved?' can be posed.
3. Methodology
The research questions in this master thesis are resolved by means of quantitative and
qualitative research. A literature study, an online-survey and an interview form the basis of
this research. First of all, a theoretical framework for the research is outlined based on
academic literature. Secondly, the basic data for this thesis are extracted from an online-
survey which was administered to subscribers to the Popnieuwsbrief as well as to the
concert newsletter of Het Depot. This made it possible to make a distinction between the
opinions of participants of the educational activities and non-participants. The survey was
completed by 759 people with a dropout rate of 24%. That equates to 577 usable copies. On
the basis of 36 questions, the respondents were asked about their findings of the offer, the
organization and the communication of the various activities of the education. If the
respondent had never participated at any activity, he/she was asked about the reasons
therefore. The last data on which this study is based, are coming from an interview with
those who are accountable for the educational activities. They were questioned about their
views on the current organization of the activities and their vision to the future.
4. Conclusions
The first part of the research question reflects upon the offer of educational activities. Het
Depot itself has the desire to invest more in talent development and course accompaniment
instead of amateurism. It would be an ideal future image for the music centre if they could
create a demand-driven offer with a strong focus on workshops and spaces dedicated to
8
talent development. Participants at the educational activities experienced an overall
satisfaction both with the offer of the activities as with their expectations in terms of the
infrastructure and other facilities. In contrast, the non-participants were not necessarily
dissatisfied with the offer of activities, but many were not aware of the fact that Het Depot is
a music centre. The second part of the research question focused on the target audience
reached by the educational activities. More than 80% of the participants indicated they
practice music just as a hobby. Looking at the demographics of the respondents, it can be
concluded that the highest rate among these respondents are men in their twenties and
thirties, which are higher educated and live in and around the city of Leuven. The third and
last part of the central question focused on the communication and promotion brought by
Het Depot. Participants know an overall satisfaction with the level of communication and
with the content of the information messages. The website of Het Depot and the
Popnieuwsbrief serve as the two main channels of information. However, many non-
participants were not aware of the education offer of the music centre. This fact points out
that more and better promotion is still in place.
5. Recommendations
Het Depot will have to make a decision concerning their offer in instrument and singing
classes in the future. If they choose not to offer any more classes, there is more room for
talent development and course accompaniment. This is related to the decision of the music
centre whether they want to continue to work supply-orientated or if they want to respond
to demands of potential musical talents. Furthermore, Het Depot must decide what place it
wants to take in the musical landscape. It will therefore have to develop better its position
as a music centre. It may help to devise a marketing strategy and marketing tactics. As a
marketing strategy, Het Depot needs to segment the potential market whereupon the
attractiveness of the target groups can be defined. Finally, the music centre must decide to
which extent they are unique or what their unique selling proposition is. The biggest concern
with the marketing tactics is the visibility of the education activities in and around Het
Depot. This should be done both offline through printed press, as online by using interactive
media. Thereby, it is important that the focus is put on integrated communication and that
the music centre invests in customer retention and customer loyalty.
9
Inhoudsopgave
Abstract .......................................................................................................................5
Executive Summary .....................................................................................................6
Inhoudsopgave ............................................................................................................9
Lijst van grafieken en figuren ....................................................................................12
Woord vooraf ............................................................................................................13
Inleiding .....................................................................................................................14
1. Introductie ................................................................................................................................ 14
2. Contextualisering ...................................................................................................................... 15
3. Probleemstelling en onderzoeksvragen – een drieledig luik ....................................................... 16
4. Hypotheses op de centrale onderzoeksvraag ............................................................................. 16
5. Methodologie ........................................................................................................................... 17
5.1. Literatuurstudie .................................................................................................................. 17
5.2. Online-survey ..................................................................................................................... 17
5.3. Interview ............................................................................................................................ 18
6. Opbouw meesterproef .............................................................................................................. 19
Hoofdstuk 1 – Theoretisch kader ..............................................................................20
1. Participatie aan cultuur ............................................................................................................. 20
1.1. Het begrip ‘cultuurparticipatie’ ........................................................................................... 20
1.2. Participatiedrempels .......................................................................................................... 22
2. Cultuureducatie in Vlaanderen .................................................................................................. 24
2.1. Het begrip ‘cultuureducatie’ ............................................................................................... 24
2.2. Een beknopte geschiedenis ................................................................................................ 25
2.3. Belemmeringen .................................................................................................................. 27
2.4. Focus op talentontwikkeling ............................................................................................... 28
2.5. Muziekeducatie als onderdeel van kunst- en cultuureducatie ............................................. 28
2.6. Het Muziekdecreet over muziekeducatieve organisaties ..................................................... 29
3. Muziekeducatie en talentontwikkeling in muziekcentrum Het Depot ........................................ 30
3.1. Muziekeducatie in Het Depot ............................................................................................. 30
3.2. Talentontwikkeling bij Het Depot........................................................................................ 31
10
3.2.1. Talentontdekking ......................................................................................................... 31
3.2.2. Talentbegeleiding ........................................................................................................ 32
3.2.3. Talentontwikkeling ...................................................................................................... 32
Hoofdstuk 2 – Interne visie op de educatiewerking ..................................................33
1. Introductie ................................................................................................................................ 33
2. De educatiewerking: het bereikte publiek en huidige problemen .............................................. 34
3. Samenwerkingsverbanden ........................................................................................................ 35
4. Het (ideale) toekomstbeeld van de educatiewerking ................................................................. 37
5. Noodzakelijke verbeteringen ..................................................................................................... 38
6. Educatie als groeifactor voor Het Depot .................................................................................... 40
7. Aanbevelingen van docenten van Het Depot ............................................................................. 40
Hoofdstuk 3 – De educatiewerking door de ogen van participanten versus niet-
participanten .............................................................................................................42
1. Participanten aan de educatieve activiteiten van Het Depot ...................................................... 42
1.1. Algemeen ........................................................................................................................... 42
1.2. Zang- en instrumentlessen.................................................................................................. 45
1.2.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken ............................................. 45
1.2.2. Tevredenheid over het aanbod .................................................................................... 46
1.2.3. Tevredenheid over de organisatie ................................................................................ 47
1.2.4. Huidige en gewenste communicatie ............................................................................ 49
1.3. Workshops ......................................................................................................................... 50
1.3.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken ............................................. 50
1.3.2. Tevredenheid over het aanbod .................................................................................... 52
1.3.3. Tevredenheid over de organisatie ................................................................................ 53
1.3.4. Huidige en gewenste communicatie ............................................................................ 55
1.4. Softwarecursussen ............................................................................................................. 55
1.4.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken ............................................. 55
1.4.2. Aanbod ........................................................................................................................ 57
1.4.3. Organisatie .................................................................................................................. 58
1.4.4. Huidige en gewenste communicatie ............................................................................ 60
1.5. Concluderende bevindingen van en over participanten aan de educatiewerking ................ 60
1.5.1. Vergelijking demografische en sociografische gegevens ............................................... 60
1.5.2. Algemene tevredenheid over het educatieve aanbod van Het Depot ........................... 63
1.5.3. Algemene tevredenheid over de organisatie van de educatiewerking .......................... 63
11
1.5.4. Algemene tevredenheid over de communicatie en promotie van de educatiewerking . 64
1.5.5. Mogelijke drempels die participanten kunnen ervaren ................................................ 65
1.5.6. Toekomstige deelname? .............................................................................................. 66
1.5.7. Tips of aanbevelingen van participanten ...................................................................... 67
2. Niet-participanten ..................................................................................................................... 68
2.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken .................................................... 68
2.3. Communicatie en promotie ................................................................................................ 69
2.2. Drempels die niet-participanten ervaren ............................................................................ 70
2.3. Toekomstige deelname? ..................................................................................................... 72
2.4. Tips of aanbevelingen van niet-participanten ..................................................................... 72
3. Concluderende bevindingen participanten vs. niet-participanten .............................................. 73
Hoofdstuk 4 – Aanbevelingen ...................................................................................75
1. Het educatie-aanbod ................................................................................................................. 75
2. Marketingstrategie .................................................................................................................... 76
3. Marketingtactiek: de vijf P’s toegepast ...................................................................................... 77
4. Het merk ‘Educatiewerking Het Depot’...................................................................................... 80
Conclusie ...................................................................................................................83
Bibliografie ................................................................................................................88
1. Bronnen .................................................................................................................................... 88
2. Literatuur .................................................................................................................................. 88
3. Digitale bronnen ....................................................................................................................... 90
Bijlagen ......................................................................................................................91
Bijlage 1: Online-survey ................................................................................................................. 91
Bijlage 2: Interview met Lieve Kwanten en Klaas Delrue .............................................................. 102
Bijlage 3: Verklaring op woord van eer ........................................................................................ 109
12
Lijst van grafieken en figuren
Figuur 1: Procentuele verhouding participanten versus niet-participanten aan de
educatiewerking van Het Depot .......................................................................................... 42
Figuur 2: Procentuele verhouding van het al dan niet actief zijn van participanten aan de
educatiewerking in de muzieksector .................................................................................... 44
Figuur 3: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over het aanbod
van de instrument- en zanglessen ........................................................................................ 47
Figuur 4: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over de
organisatie van de instrument- en zanglessen. .................................................................... 49
Figuur 5: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over het aanbod
van de workshops ................................................................................................................ 53
Figuur 6: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over de
organisatie van de workshops ............................................................................................. 54
Figuur 7: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over het aanbod
van de softwarecursussen ................................................................................................... 58
Figuur 8: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over de
organisatie van de softwarecursussen ................................................................................. 59
13
Woord vooraf
Tijdens mijn studententijd in Leuven heeft mijn liefde voor muziek mij herhaaldelijk in Het
Depot gebracht. Dit academiejaar, toen ik vrijwilliger ben geworden in muziekcentrum TRIX
in Antwerpen, heb ik de kans gekregen om ook achter de schermen mee te kunnen draaien
in het muziek- en concertwezen. In dit vrijwilligerswerk kon ik al mijn enthousiasme kwijt en
heb ik ontdekt wat mij kan drijven. Vanaf dan wist ik ook dat mijn voorkeur voor een
praktijkproject uitging naar muziekcentra. Het Depot in Leuven was al snel enthousiast om
mij als stagiaire aan te nemen. Met deze eindverhandeling sluit ik een erg mooie periode van
mijn leven af. Het is dan ook gepast een dankwoord te richten aan hen die mij hebben
bijgestaan doorheen mijn studietijd. In de eerste plaats zou ik mijn ouders willen vernoemen
voor het mogelijk maken van mijn studie. Zij hebben mij de kans gegeven om mijn
persoonlijke voorkeur te volgen en hebben ervoor gezorgd dat ik mocht uitgroeien tot wie ik
nu ben. Bedankt voor jullie financiële maar vooral morele steun, en bedankt voor de mooiste
jaren van mijn leven mee waar te maken.
Ik richt ook met plezier een bedanking aan mijn promotor, Prof. dr. Katia Segers, voor
de interessante Skypegesprekken, en voor de feedback en vele tips die zij mij gaf. Zonder
haar raad en daad zou deze meesterproef niet zijn kunnen uitgroeien tot het huidige
eindresultaat. Ook wil ik mijn professoren en het personeel van de Universiteit Antwerpen
hier vermelden voor het uiterst interessante masterjaar. Daarnaast gaat er speciale dank uit
naar mijn uiterst sympathieke praktijkbegeleidster, Lieve Kwanten. Zij heeft me geweldig
goed opgevangen en begeleid in het tofste muziekcentrum van ’t land. Al de medewerkers –
Mike, Sonia, Klaas, Wout, Roeland, Kat, Martje, Diederik en Jo – en vrijwilligers van Het
Depot zou ik graag willen bedanken voor de warme welkom, de fijne avonden aan de toog
en de optimale sfeer. Ik had me geen beter praktijkproject kunnen indenken.
Bovenal wil ik hier mijn vrienden bedanken die mijn studententijd in Leuven en
Antwerpen historisch hebben gemaakt. Dankjewel Jolien, Inge, Evelien C., Regine, Nele, mijn
zus Lore, Jonas, Anke, Eline, Evelien S., mijn kotgenoten en alle anderen voor de vele fijne en
onvergetelijke momenten. Maar ook voor de steun bij het studeren en het samen klagen
over het ‘thesissen’, bedankt allemaal!
14
Inleiding
1. Introductie
Het Depot is een muziekcentrum in het hartje van Leuven. De vroegere cinema Eden doet
sinds september 2005 dan ook dienst als concertzaal. Tijdens 2011-2012 vonden er
verbouwingen plaats om het gebouw meer up-to-date te maken en om het beter af te
stemmen op haar functie als concertzaal. De vernieuwde zaal laat een grotere capaciteit toe
van zo’n 840 personen. Gemiddeld vier à vijf keer per week worden er concerten
georganiseerd, zowel op eigen initiatief als externe evenementen. Per jaar komt dat neer op
zo’n 170 concerten.
Educatiewerking neemt naast de hoofdactiviteit van muziekcentra, het organiseren
van concerten, een niet onbelangrijke plaats in. Bij Het Depot bestaat de educatieve werking
uit het inrichten van instrument- en zanglessen, softwarecursussen, infosessies,
masterclasses, workshops en talentontwikkeling zoals Open Mic, artists in residence,
Rockvonk en 45 Toeren. Eén keer per maand, op Open Mic Avonden, kunnen zowel
beginnende singer-songwriters als ervaren muzikanten hun talenten tonen. Rockvonk en 45
Toeren zijn beide muziekwedstrijden waarin jong talent podiumkansen krijgt geboden.
Tijdens de instrumentlessen kan er gitaar, piano, drums of basgitaar aangeleerd worden. De
lessen vinden dagelijks plaats, behalve op donderdag en zondag. De masterclasses die Het
Depot organiseert, kunnen gaan over initiaties songwriting tot cursussen DJ & remix tracks
of synths leren integreren in rockmuziek. De workshops van het muziekcentrum hebben
onder meer betrekking op het leren spelen van de harmonica, stemcoaching of het
vertrouwd geraken met Ableton Live. De masterclasses en workshops vinden beide een
aantal keren per maand plaats.
Deelnemers aan de educatiewerking worden door Het Depot bereikt via de digitale
nieuwsbrief ‘Popnieuwsbrief’ of kunnen informatie over opkomende activiteiten
terugvinden op de website van het muziekcentrum onder de rubriek ‘Educatie’. Deze zijn de
enige communicatiekanalen die worden ingezet om geïnteresseerden op de hoogte te
brengen van activiteiten. De nieuwsbrief wordt uitgestuurd telkens een nieuwe workshop of
andere activiteit op punt staat. Met elke Popnieuwsbrief wordt ook een herinnering naar
15
eerder aangekondigde activiteiten bijgevoegd. Via de nieuwsbrief worden een vierduizendtal
lezers bereikt.
2. Contextualisering
Met het aanbod aan concerten slaagt Het Depot erin om het gewenste doelpubliek op een
effectieve manier te bereiken. Voor de educatiewerking en meer bepaald de workshops,
masterclasses en softwarecursussen ontbreekt het helaas vaak aan publieksinteresse
waardoor deze geregeld niet volzet geraken of moeten worden afgelast. Dat kan
verschillende redenen hebben: ofwel slaat het aanbod niet aan waardoor er geen
publieksinteresse is oftewel wordt het gewenste publiek niet of amper bereikt en ligt het aan
de gevoerde communicatie. Bovendien is niet geweten wie er effectief bereikt wordt via de
nieuwsbrief en wie zich informeert via de website. Het abonneebestand van de nieuwsbrief
is ook verouderd waardoor niet exact geweten is wie er nu werkelijk geïnteresseerd is in het
educatieaanbod en wie niet. Zo kunnen personen enkele jaren geleden wel interesse gehad
hebben in de educatiewerking van Het Depot, maar vandaag de dag misschien niet meer
waardoor ze nu zonder veel nut bereikt worden. Ook kan het bereik via de nieuwsbrief en
website te klein zijn waardoor Het Depot beter zou investeren in meer communicatiekanalen
waaronder ook geprinte pers zoals brochures, flyers of affiches.
Daarnaast heeft het muziekcentrum de wens om meer te investeren in
talentontwikkeling. Het publiek dat zich momenteel inschrijft voor de georganiseerde
activiteiten bestaat voor het merendeel uit hobbyisten. Het Depot heeft echter als
doelstelling om in de toekomst meer in te spelen op talentontwikkeling om zo (potentieel)
muzikaal talent, dat mogelijkheden bezit om door te breken in de muziekindustrie, te
ondersteunen. Daardoor wil het meer haar focus leggen op het stimuleren van talent en het
loutere hobbyisme binnen haar werking wat afzwakken. Vanuit Het Depot kwam dan ook de
vraag om na te gaan waar het schoentje knelt inzake haar educatiewerking en welke
verbeteringen mogelijk zijn om op de hierboven aangehaalde vlakken meer succes te
genereren.
16
3. Probleemstelling en onderzoeksvragen – een drieledig luik
Deze meesterproef heeft tot doel om na te gaan wie er momenteel bereikt wordt met de
verschillende activiteiten van de educatiewerking en wie nog niet benaderd wordt.
Daarnaast wordt het huidige aanbod onder de loep genomen om te analyseren of dit
voldoet aan de verwachtingen van geïnteresseerden. Tot slot zal de effectiviteit van de
huidige communicatiekanalen getoetst worden en zal er gepeild worden wat mogelijke
oplossingen kunnen zijn voor eventuele zwaktes in het communicatieverhaal.
De onderzoeksvraag die in deze scriptie centraal staat, is bijgevolg ‘Op welke manier
kan muziekcentrum Het Depot een gepast aanbod van haar educatiewerking aan het
gewenste doelpubliek op een efficiënte en effectieve manier communiceren?’. De
onderzoeksvraag kan bijgevolg verder opgesplitst worden in drie onderdelen. Allereerst
wordt het aanbod geanalyseerd: ‘Welk aanbod trekt het doelpubliek aan?’. Daaraan
gekoppeld wordt het doelpubliek onderzocht: ‘Wie wordt er bereikt (en wie niet)?’. Tot slot
wordt op communicatief vlak de vraag gesteld ‘Hoe kan het doelpubliek het best bereikt
worden?’. Op bovenstaande vragen zal deze meesterproef een antwoord pogen te
formuleren.
Een onderdeel waaraan Het Depot meer aandacht wil besteden is om een deel van
de educatiewerking te richten op talentontwikkeling. Een deelvraag van deze meesterproef
is dan ook ‘Op welke manier kan er binnen de educatiewerking meer op talentontwikkeling
worden toegespitst?’.
4. Hypotheses op de centrale onderzoeksvraag
Een eerste hypothese die gesteld kan worden is dat de muziekeducatieve workshops en
softwarecursussen van Het Depot in een dal zitten doordat er te weinig of verkeerde
communicatie en promotie rond gevoerd wordt. Met verkeerde communicatie wordt hier
‘het niet kunnen bereiken van het gewenste doelpubliek met de huidige
communicatiemiddelen’ bedoeld. Een oplossing zou kunnen zijn om de
communicatiekanalen uit te breiden of om effectievere promotie te voeren langs de huidige
kanalen. Het opkuisen van het abonneebestand van de Popnieuwsbrief kan daarbij een
17
mogelijkheid zijn. Een tweede hypothese kan betrekking hebben op een gebrek aan
publieksinteresse voor de activiteiten. Als oplossing daarvoor zou het muziekcentrum zich
meer kunnen focussen op specifieke doelgroepen zoals muzikanten of personen werkzaam
in de muzieksector die al een grote interesse hebben om zich te verdiepen in muziek
gerelateerde onderwerpen. Tot slot kan als derde hypothese gesteld worden dat de invulling
van de workshops (inhoud, docent, tijdstip, bereikbaarheid, infrastructuur, etc.) niet (meer)
aanslaat bij potentieel geïnteresseerden. Uit de online-survey zal blijken welk van deze
hypotheses het aan het rechte eind heeft.
5. Methodologie
De onderzoeksvragen die in deze meesterproef centraal staan, zullen door middel van
kwantitatief en kwalitatief onderzoek trachten te worden opgelost. Zowel een
literatuurstudie, als een online-survey en een diepte-interview vormen de basis van dit
onderzoek.
5.1. Literatuurstudie
Het eerste luik van deze meesterproef bestaat uit een literatuurstudie. Aan de hand van
wetenschappelijke literatuur wordt een theoretisch kader geschetst voor het onderzoek.
Ook in het verdere verloop van de scriptie zullen bevindingen gekoppeld worden aan
inzichten vanuit de literatuur of zullen aanbevelingen gedaan worden die stoelen op
relevante wetenschappelijke werken.
5.2. Online-survey
De basisgegevens voor het onderzoek zijn afkomstig uit een online-survey met daaraan
gekoppeld een wedstrijdformule. De survey werd afgenomen bij geabonneerden op de
digitale Popnieuwsbrief, docenten en leerlingen die instrument- of zanglessen volgen,
deelnemers aan workshops en softwarecursussen, en geabonneerden op de digitale
concertnieuwsbrief van Het Depot. Zo was het mogelijk een vergelijking te maken tussen de
18
mening van deelnemers aan de educatiewerking versus niet-deelnemers. De survey werd
ingevuld door 759 personen met een dropout rate van 24%. Dat komt neer op 577 bruikbare
exemplaren. De gehele enquête is in bijlage 1 terug te vinden. De activiteiten van de
educatiewerking waar in de survey naar gepolst werd, zijn de instrument- en zanglessen,
workshops en softwarecursussen. Aan de hand van 36 vragen werd gepeild naar de
bevindingen van respondenten over het aanbod, de organisatie en de communicatie van de
bovengenoemde activiteiten van de educatiewerking. Daarbij werd nagegaan op welke
manier deelnemers zich hebben geïnformeerd en hoe ze het liefst geïnformeerd zouden
worden, wat hun mening is over het huidige aanbod en wat er volgens hun nog ontbreekt,
en tot slot wat ze vinden over de organisatie en omkadering van de activiteiten. Indien de
bevraagde nog nooit heeft deelgenomen aan een activiteit, werd hij/zij gevraagd naar de
redenen daarvoor. Van elke bevraagde werden daarnaast persoonlijke basisgegevens
bekomen om zo een inzicht te krijgen in het huidige en gewenste doelpubliek.
De resultaten afkomstig uit de enquête moeten echter met enige voorzichtigheid
geïnterpreteerd worden. Het aandeel niet-participanten – personen die nog nooit hebben
deelgenomen aan de educatiewerking – die de online-survey hebben ingevuld, is aanzienlijk
hoger dan de participanten – personen die al ooit hebben deelgenomen aan de
educatiewerking. Daardoor kan er een dominantie van de antwoorden van niet-
participanten optreden. Daarnaast is de steekproef echter te klein om volledig
representatieve uitspraken te kunnen maken over de populatie van (geïnteresseerden in) de
educatiewerking. Dit jaar hebben namelijk een kleine 300 personen deelgenomen aan
activiteiten van de educatie, terwijl 137 participanten daadwerkelijk de survey hebben
ingevuld. Van de 137 participanten hebben zo’n 88 personen de afgelopen twaalf maanden
deelgenomen aan de educatiewerking.
5.3. Interview
De laatste gegevens waar dit onderzoek op stoelt, zijn afkomstig uit een interview met twee
medewerkers van Het Depot. Lieve kwanten, verantwoordelijke voor de vrijwilligerswerking,
educatie en projecten, en Klaas Delrue, medeverantwoordelijke voor de educatiewerking,
waren bij het interview betrokken. Zij werden bevraagd naar hun opinies over de huidige
19
werking en naar hun toekomstvisie van de educatiewerking. Dit interview heeft zicht
gegeven op de interne opvattingen over de huidige werking van de muziekeducatieve
activiteiten en hoe men deze in de toekomst wenst aan te pakken.
6. Opbouw meesterproef
In het eerste hoofdstuk van deze meesterproef zal het theoretisch kader waarop dit
onderzoek stoelt, uit de doeken worden gedaan. Daarin zal allereerst het begrip
cultuurparticipatie en mogelijke participatiedrempels geduid worden. Vervolgens wordt er
dieper ingegaan op cultuureducatie in Vlaanderen met een begripsduiding, een beknopte
geschiedenis, belemmeringen voor educatie, de focus op talentonwikkeling en
muziekeducatie en muziekeducatieve organisaties als onderdeel van cultuureducatie. In dit
eerste hoofdstuk zal tot slot de muziekeducatie en talentontwikkeling bij Het Depot
besproken worden. Het tweede hoofdstuk omslaat een verwerking van informatie die naar
voren kwam in het interview met Lieve Kwanten en Klaas Delrue, en schetst zo een interne
kijk op de educatiewerking van Het Depot. In het derde hoofdstuk staat de uiteenzetting van
de statistische analyse van de enquête centraal. De opinies over onder andere het aanbod,
de organisatie en de communicatie van de educatieve activiteiten van deelnemers zullen
vergeleken worden met deze van nog niet-deelnemers. In het vijfde hoofdstuk volgen
aanbevelingen voor het muziekcentrum. Deze meesterproef zal tot slot afsluiten met een
beknopte conclusie.
20
Hoofdstuk 1 – Theoretisch kader
1. Participatie aan cultuur
1.1. Het begrip ‘cultuurparticipatie’
In 2009 werd in opdracht van de Vlaamse Overheid een grootschalig onderzoek naar de
staat van de participatie in Vlaanderen uitgevoerd (Lievens en Waege, 2011). Dit onderzoek
werd verricht door het steunpunt voor beleidsrelevant onderzoek Cultuur, Jeugd en Sport. In
de bijdrage ‘Cultuurparticipatie’ aan Participatie in Vlaanderen. Basisgegevens van de
Participatiesurvey 2009 wordt cultuurparticipatie opgedeeld in twee dimensies: receptief
versus creatief en publieke versus private participatie. In de eerste dimensie duidt de notie
‘receptief’ op het gegeven dat de participant als ‘ontvanger’ aan een reeds gecreëerde
culturele activiteit zoals een concert of theatervoorstelling deelneemt. Bij creatieve
cultuurparticipatie gaat het daarentegen om een actieve participatie in het creatieproces
van een cultuurgoed of het actief beoefenen van amateurkunsten. In de tweede dimensie
duidt private participatie op het deelnemen aan culturele praktijken in de private sfeer of
thuis. Boeken lezen, films bekijken en muziek beluisteren behoren onder meer daartoe.
Publieke participatie houdt dan weer in dat het gaat om deelnemen aan cultuur in de
publieke sfeer of buitenshuis, zoals een bioscoop- of museumbezoek (Lievens en Waege,
2011, p. 19). In het Vlaamse cultuurbeleid is het kunstenlandschap ingedeeld in de volgende
deelsectoren: muziek, podiumkunsten, literatuur, film, beeldende kunst en amateurkunst.
Deze opdeling sluit aan bij de verschillende culturele media die betekenis kunnen
overbrengen zoals beeld, taal, beweging en klank. Aangezien erfgoed een belangrijk aspect
inneemt in het Vlaamse cultuurbeleid, wordt deze sector ook onder de noemer
‘cultuurparticipatie’ opgenomen (Lievens en Waege, 2011, p. 19-20).
De participatiesurvey 2009 had als doel om “het participatiegedrag, de voornaamste
drempels en de attitudes rond participatie en aanbod gedetailleerd in kaart te brengen voor
de domeinen kunst/erfgoed, sociaal-cultureel werk en sport, met oog voor diverse vormen
van deelname (o.a. deelnemen vs. deelhebben)” (Lievens en Waege, 2011, p. 1). Aan de
hand van mondelinge interviews werd gepeild naar de participatie van 3.144 bevraagden
tussen 14 en 85 jaar oud. Allereerst werd onderzocht wat de graad van sportparticipatie en
21
fysieke (in)activiteit van de Vlaamse bevolking is en hoe deze is geëvolueerd over de periode
2003-2009. Daarbij werden ook de verschillende vrijetijdssporten van de Vlaamse bevolking
nagegaan. Ten tweede had de bevraging tot doel om het bereik van het sociaal-cultureel
werk en het vrijwilligerswerk in Vlaanderen te achterhalen. Door een profiel te schetsen van
de leden van de verschillende soorten verenigingen en van de vrijwilligers werd een beeld
bekomen van wie er wordt bereikt en wie niet betrokken is bij het vrijwilligerswerk en het
verenigingsleven. Ten derde werd onderzocht of de ouderlijke participatie een invloed heeft
op de huidige participatie van de respondenten en langs welke wegen deze beïnvloeding
loopt. Daarbij werden drie theoretische benaderingen onderscheiden: de
individualiseringsthese, de culturele reproductiethese en de these van de symbolische
samenleving. In het vierde onderdeel werd geconcludeerd dat er nog steeds een grote
ongelijkheid in cultuurdeelname is naar opleidingsniveau, gezinssituatie, leeftijd, subjectief
inkomen en geslacht toe. Vervolgens kwamen de auteurs tot de conclusie dat hoe verder
het publiek zich moet verplaatsen om deel te nemen aan cultuur, hoe sterker de sociale
ongelijkheid wordt. Daarnaast is gebleken dat de komst van (nieuwe) media zoals televisie
en internet niet concurreren met het lezen van boeken. Sociale ongelijkheid blijft wel
bestaan onder lezers, maar het aandeel lezers onder de onderzochte groepen is wel
gegroeid tegenover vijf jaar geleden (Lievens en Waege, 2011, p. 2-10).
Participatie aan kunsten – podium- en filmvoorstellingen, musea, tentoonstellingen,
en muziek – en erfgoed heeft volgens Lievens en Waege te maken met sociale mechanismen
zoals opleiding, inkomen, sociaal netwerk en cultuureducatie op school. De
participatiesurvey maakt ook duidelijk dat amateurkunst binnen cultuurdeelname een
belangrijk fenomeen is naast receptieve deelname. Daarnaast worden ook de drempels voor
participatie aan publieke culturele activiteiten geschetst. Daar zal in het volgende onderdeel
van deze meesterproef uitgebreider op in worden gegaan. Een ander aspect van de survey
maakt duidelijk dat met het internet wel degelijk een breed publiek bereikt kan worden, ook
als het gaat om cultuur. Inzake digitale cultuurparticipatie valt op dat respondenten het
internet gebruiken om zich te informeren over cultuur, om cultuurproducten te verwerven
en om cultuur te beleven door het bezoeken van culturele websites. Wat nog duidelijk is
geworden door de survey is dat de betalingsbereidheid van respondenten voor het gebruik
van sport- en cultuurgoederen hoger ligt dan vaak wordt vermoed. Verder blijkt dat
22
cultuurparticipatie ook leeftijdsgebonden is. Zo scoren jongeren hoog op bepaalde
participatiedomeinen waaronder bioscoopbezoek, sportbeoefening en amateurkunsten,
maar scoren ze laag op het bijwonen van concerten en festivals met klassieke muziek of het
hebben van lidmaatschap bij sociale verenigingen. Daaraan hangt vast dat het school- en
thuismilieu meebepalend zijn voor al dan niet participeren aan cultuur (Lievens en Waege,
2011, p. 11-23).
Cultuurparticipatie heeft volgens Ine Vos positieve effecten op onder meer de
persoonlijke ontwikkeling, sociale cohesie, gemeenschapsvorming, zelfdeterminatie, lokale
identiteit, verbeelding, visie, gezondheid en welzijn (Vos, 2003, p. 9). In Cultuurparticipatie
en maatschappelijk kwetsbare groepen stelt Vos zich de vraag hoe deze positieve uitkomsten
kunnen bereikt worden door middel van cultuurparticipatie. Ze stelt dat cultuurparticipatie
binnen het kader van maatschappelijke participatie en emancipatie geplaatst dient te
worden. Cultuur wordt zo beschouwd als één van de domeinen om participatie en
emancipatie te bevorderen (Vos, 2003, p. 9-10).
1.2. Participatiedrempels
In Participatie in Vlaanderen. Basisgegevens van de Participatiesurvey 2009 schetsen auteurs
Lievens en Waege een aantal drempels die potentieel geïnteresseerden kunnen
tegenhouden om aan cultuur te participeren (Lievens en Waege, 2011). De motivatie van
niet-participanten is van diverse aard. Daarbij kan het volgens de auteurs gaan om
geografische factoren, tijdsgebrek, financiële kosten, sociale redenen, fysieke beperkingen
en informatiedrempels. Geografische factoren impliceren de af te leggen afstand, de
bereikbaarheid van de locatie, de mogelijkheid tot het gebruik van openbaar vervoer en de
veiligheid in de omgeving. Drempels die te maken hebben met tijdsgebrek kunnen gaan over
slechte openingsuren tot het hebben van (jonge) kinderen waarvan de zorg veel tijd in
beslag neemt. Financiële kosten beslaan logischerwijs het inschrijvingsgeld of de prijs van
een toegangsticket. Sociale redenen kunnen gaan over het gebrek aan gezelschap of het zich
niet op zijn gemak voelen. Ook fysieke beperkingen zoals bijvoorbeeld
gezondheidsproblemen of een handicap kunnen belemmeringen vormen. Tot slot spelen
23
informatiedrempels of het over onvoldoende informatie beschikken, een grote rol (Lievens
en Waege, 2011, p. 38-40).
In Doeboek. Goesting geven op maat van het leefstijlprofiel van je publiek verdelen
auteurs Davy De Laeter en Noël Slangen de verschillende participatiedrempels onder in vijf
categorieën: informatiedrempel, praktische drempel, sociale drempel, motivatiedrempel en
keuzestress (De Laeter en Slangen, 2012). Een van de belangrijkste drempels waarmee een
participant te maken kan hebben, is de informatiedrempel. Door helder en toegankelijk te
communiceren kan deze drempel aanzienlijk verlaagd worden. De meest voorkomende
informatiebehoeften hebben betrekking op de locatie, transport, parking, prijs, tijd,
bijkomende kosten, faciliteiten, pauzes, gedragscodes, visuele codes, bewegwijzering en
begrijpelijkheid. De missie van een organisatie is ook voor een groot deel bepalend voor hoe
informatie wordt verspreid. De praktische drempel is vervolgens de meest zichtbare van alle
drempels omdat het op tastbare aspecten van de werking van een organisatie betrekking
heeft. Daarbij gaat het om de locatie, het tijdstip, de prijs van het aanbod en de
mogelijkheden om ter plaatse te geraken. De sociale drempel heeft betrekking ofwel op het
gebrek aan gezelschap of op een gebrek aan identificatie en schrik om er niet bij te horen.
De motivatiedrempel gaat vervolgens over het niet kunnen motiveren of boeien van
personen. Omdat dit een onzichtbare drempel is, is dit de moeilijkste drempel om te
overbruggen. Door een gedragsverandering teweeg te brengen, kan deze drempel worden
aangepakt. Tot slot kan de drempel keuzestress optreden. Door een ruim aanbod aan
cultuur, weten participanten vaak niet wat te kiezen. Niet alleen een andere cultuuractiviteit
kan concurrentie zijn, maar ook een geheel andere tijdsinvulling (De Laeter en Slangen,
2012, p. 27-38).
Gelijkaardige participatiedrempels worden in Barriers to Participation in Culture, Arts
and Leisure. Final Report aangehaald (Independent Research Solutions, 2013). Als mogelijke
barrières om niet te kunnen deelnemen aan cultuur, kunsten of andere vormen van
vrijetijdsbestedingen worden het niet op de hoogte zijn van culturele activiteiten, de
kostprijs ervan en een gebrek aan informatie aangehaald. Daarnaast kunnen drempels voor
cultuurparticipatie persoonsgebonden zijn. Daarbij kan het gaan om een fysieke beperking,
om sociale achterstand of om een taalbarrière (Independent Research Solutions, 2013, 1).
24
Ook in Special Eurobarometer 399. Cultural Access and Participation, een onderzoek
naar het cultuurparticipatiegedrag van Europeanen uitgevoerd in opdracht van de Europese
Commissie, worden een aantal participatiedrempels beschreven (Europese Commissie,
2013). Als voornaamste drempels om deel te nemen aan culturele activiteiten gaven de
respondenten van het onderzoek een gebrek aan tijd aan, financiële onkosten en een gebrek
aan interesse. Het laatstgenoemde is voor respondenten de hoofdreden om niet naar meer
concerten te gaan, om geen museum of galerie te bezoeken, om niet naar theater te gaan,
om geen publieke bibliotheek te bezoeken, of om geen ballet, dansvoorstelling of opera bij
te wonen. Een gebrek aan tijd is voor respondenten de hoofdreden om niet naar de
bioscoop te gaan, om niet te luisteren of te kijken naar een cultureel programma op de radio
of televisie, om niet een historisch monument of een historische site te bezoeken, of om
geen boek te lezen. De kostprijs is ook een belangrijke factor en ‘te duur’ werd vernoemd als
reden om niet, of minder, te gaan naar theater, naar de bioscoop, of een concert. Toch blijkt
uit het onderzoek dat financiële onkosten niet de belangrijkste drempel vormen voor
respondenten om niet aan de bovengenoemde culturele activiteiten deel te nemen. In
mindere mate zijn een beperkte keuzemogelijkheid en een gebrekkige kwaliteit van de
activiteit belangrijke drempels om aan culturele activiteiten te participeren (Europese
Commissie, 2013, 21-22).
2. Cultuureducatie in Vlaanderen
2.1. Het begrip ‘cultuureducatie’
Op de website van het ministerie van cultuur, jeugd, sport en media valt het volgende te
lezen. Cultureel leren doet men altijd, zowel bewust als onbewust. Kansen krijgen en
benutten om eigen interesses, talenten en mogelijkheden te ontwikkelen staat daarbij
cruciaal. Het ouderlijke milieu en de bredere gezinscontext spelen een sleutelrol in de
ontplooiing van culturele competenties en in het cultuurparticipatiegedrag. Daarnaast
vormen cultuureducatie en het opbouwen van cultureel kapitaal cruciale hefbomen. Ook de
rol die bij het onderwijs ligt, mag zeker niet onderschat worden (Cultureel leren en
cultuureducatie – Cultuur, 2014).
25
In Veldtekening cultuureducatie. Beschrijvende studie met evaluatieve SWOT-analyse
wordt het begrip cultuureducatie door Lode Vermeersch en Anneloes Vandenbroucke
geduid (Vermeersch en Vandenbroucke, 2011). De auteurs omschrijven het begrip als “alle
activiteiten gericht op leren over cultuur of door middel van cultuur (kunst, erfgoed, media
en andere culturele en interculturele uitingen). Cultuureducatie is gericht op het tot stand
brengen van participatie aan cultuur (zowel deelnemen als deelhebben) en op persoonlijke,
sociale en culturele bewustwording of (talent) ontwikkeling. Cultuureducatie bevordert
daarmee het vermogen tot cultureel beleven en handelen, interculturele communicatie en
culturele aanpassing” (Vermeersch en Vandenbroucke, 2011, p. 18). Vanuit deze vrij open
gedefinieerde omschrijving kan worden opgemerkt dat cultuureducatie zowel kunsteducatie
als erfgoededucatie en media-educatie overkoepelt. Dezelfde opvatting is tevens terug te
vinden in Kwaliteit en consistentie. Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen van Anne
Bamford (Bamford, 2007). In het werk stelt Bamford dat cultuureducatie niet hetzelfde is als
kunsteducatie, maar dat cultuur onder andere uit kunsteducatie bestaat. Cultuur wordt
gebruikt om de twee domeinen erfgoed en kust te overkoepelen. Onder kunsteducatie
wordt de educatie in kunsttakken zoals muziek, dans, beeldende kunst, dramatische kunst
en media verstaan. Erfgoededucatie duidt dan weer op de historische en hedendaagse
invloed op cultuur (Bamford, 2007, p. 14-15).
Daarnaast wijzen Vermeersch en Vandenbroucke op onduidelijkheden die gepaard
kunnen gaan met de term cultuureducatie. Volgens hen zijn er vandaag de dag heel wat
organisaties, projecten, diensten en werkingen onder de noemer van cultuureducatie terug
te brengen. Daarbij gaat het om een divers en soms tegenstrijdig geheel van organisaties die
van elkaar verschillen qua aanbod en organisatie. Deze verscheidenheid is ook op te merken
in de regelgeving en beleidsvoering. Naast positieve gevolgen zoals diversiteit, heeft deze
verscheidenheid ook negatieve implicaties. Zo kan het tot onduidelijkheid en mogelijk ook
tot inefficiëntie leiden inzake de praktijk van de organisaties en de aansturing en
ondersteuning ervan door het overheidsbeleid (Vermeersch en Vandenbroucke, 2011, p. 1).
2.2. Een beknopte geschiedenis
Vlaanderen kent al gedurende lange tijd een cultuureducatief aanbod. De Verlichting
betekende de opkomst van het sociaal-cultureel en educatief werk. Filosofen als Rousseau
26
en Locke benadrukten in de achttiende eeuw de relatie tussen opvoeding en zedelijke
ontwikkeling. Rond de tweede helft van de negentiende eeuw kwam in België de Vlaamse
Beweging op voor de volwaardige erkenning van het Nederlands naast het Frans. Met de
Beweging werden ook cultuurfondsen in het leven geroepen. Zo werd in 1851 het
Willemsfonds opgericht waaruit in 1875 het Davidsfonds voortkwam. Het was ook in de
negentiende eeuw dat de basis van de verzuiling werd gelegd. Dat had op nagenoeg alle
aspecten van het dagelijkse leven zoals werk, ontspanning, vorming en zorg invloed. Deze
aspecten kregen vanaf dan een ideologische invulling. Aan het begin van de twintigste eeuw
zagen daarnaast de eerste erfgoedbewegingen het licht. In België mondde zo’n informele
netwerken uit tot de zogenaamde ‘pitoresken’. Zij pleitten onder meer voor de artistieke
ontwikkeling van de bevolking en zagen schoonheid als middel tot volksverheffing (De
Laeter, et al, 2008, p. 33-35).
De periode volgend op de Tweede Wereldoorlog werd hoofdzakelijk gekenmerkt
door de uitbouw van de verzorgingsmaatschappij en nieuwe initiatieven op het vlak van
volksontwikkeling. In de jaren 1950 en 1960 lag het accent binnen de cultuureducatie
voornamelijk op de creatieve expressie van niet-professionele kunstenaars. Cultuureducatie
werd toen meer beschouwd als ‘kunstzinnige vorming’ en manifesteerde zich voornamelijk
in het onderwijs en in de jeugdsector. Zowel het persoonsgerichte als de ruimere
maatschappijkritische vorming pasten binnen het vormingsaanbod van de jaren 1960. De
Golden Sixties lieten ook toe dat er van overheidswege veel aandacht uitging naar
cultuurparticipatie (De Laeter, et al, 2008, p. 35-36). In de jaren 1970 verbreedde de focus.
Vanaf dan kwam er naast de expressieve cultuureducatie ook het accent te liggen op het
reflectieve. Deze tendens is tot op heden behouden gebleven. Vanaf dan werd de culturele
autonomie ook een feit. In de jaren 1980 deed het begrip ‘kunsteducatie’ zijn intrede en
verdrong zo de notie ‘kunstzinnige vorming’. Het nieuwe begrip zorgde ervoor dat de nadruk
kwam te liggen op de kunsten. Sinds de laatste twee decennia is de term cultuureducatie pas
ingeburgerd geraakt en dat nog vaak in combinatie met het begrip kunsteducatie. De notie
cultuureducatie wijst erop dat ook ruimere culturele doelstellingen in het spel zijn en niet
enkel kunst (Vermeersch en Vandenbroucke, 2011, p. 17-18).
27
2.3. Belemmeringen
Er zijn een aantal factoren die cultuureducatie kunnen belemmeren. Deze factoren
verschillen volgens Bamford naargelang de omstandigheden, maar hebben betrekking op
tijd, financiën, beperkte toegankelijkheid, implementatie, leidinggevenden, bestuur en
kwaliteitsgarantie. Een eerste belemmering duidt op de tijd die aan cultuureducatie kan/mag
gespendeerd worden. De financiering van cultuureducatieve activiteiten kan een tweede
belemmering zijn. Financiering moet structureel en op lange termijn worden uitgewerkt. De
afhankelijkheid van subsidies kan de werking van cultuureducatie ook bemoeilijken. Uit
onderzoek blijkt daarnaast dat subsidies, uit een globaal budget, die symbolisch aan
cultuureducatie zijn toegewezen, hier meestal niet voor gebruikt worden. Verder zouden
aanvragen voor projectsubsidies moeten versoepelen, maar meer evaluatie en controle is
daarbij wel op zijn plaats (Bamford, 2007, p. 66-69).
De belemmering ‘beperkte toegankelijkheid’ verwijst naar het gegeven dat ondanks
een gelijkekansenbeleid en goede overheidsvoornemens voor minder bevoorrechte
individuen cultuureducatie doorgaans weinig toegankelijk is. De vierde hinderpaal heeft
betrekking op de implementatie. Momenteel brengt het grote aantal ministeries met invloed
op kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen een heleboel deskundigheid met zich mee.
Daartegenover bemoeilijken ze de implementatie of uitvoering van het beleid. Ook is er
verwarring over het beleid tussen de verschillende ministeries en is er gebrek aan structurele
implementatie en controle. Daarnaast zijn het beleid en de vernieuwingen slechts van korte
duur en wijzigen ze snel (Bamford, 2007, p. 70-72).
Uiteraard heeft een goede werking van cultuureducatie de steun nodig van de
directeur en/of het bestuur van een organisatie. Vernieuwende, creatieve en inspirerende
leidinggevenden stimuleren dan ook sneller cultuureducatie. Het bestuur van organisaties
die met cultuureducatie bezig zijn, zouden het best worden voorgelicht over de waarde van
kunst. Tot slot moet kwaliteitsgarantie ervoor zorgen dat kwaliteitsproblemen verdwijnen.
Een van de meest doorslaggevende factoren voor kwaliteit is de expertise en het
enthousiasme van de begeleiders of organisatoren (Bamford, 2007, p. 73-78).
28
2.4. Focus op talentontwikkeling
Talentonwikkeling is een verzameling van educatieve activiteiten die tot doel hebben het
kennismaken, verdiepen, bekwamen en verzilveren van talent. Talent wordt hier beschouwd
als het beschikken over een natuurlijke vermogen tot of een bijzondere aanleg voor
muzikaliteit. In MusicLink: Nurturing talent and recoginizing achievement worden drie
criteriacategorieën voor muzikaal talent onderscheiden (Haroutounian, p. 13-14, 2000).
Allereerst moet een persoon muzikale aanleg en kundigheid bezitten. Dat impliceert het
hebben van een tonaal geheugen, een ritmisch gevoel, een perceptieve luisterkracht en het
vermogen bezitten om verschillende instrumenten in een muzikale context te kunnen
onderscheiden. Ten tweede moet een persoon beschikken over een creatieve interpretatie.
Dat houdt onder meer het experimenteren met klanken, het hebben van esthetische
gevoeligheid en expressiviteit in. Als derde is er toewijding nodig, waaronder volharding en
de bereidheid om ideeën te verfijnen, vallen.
2.5. Muziekeducatie als onderdeel van kunst- en cultuureducatie
Onder kunsteducatie kan “elke vorm van educatie die kunst als doel of middel inzet”,
beschouwd worden (Cultuurnetwerk Nederland, 2008). Zoals kunsteducatie een onderdeel is
van cultuureducatie, is muziekeducatie een component van kunsteducatie. Muziekeducatie
wordt in Muziekeducatie in beweging. Groepsgerichte muziekeducatie onder de loep
omschreven als “een complex en duurzaam leerproces waarbij er een ervaring ontstaat
vanuit een gehele actieve muzikale beleving” (Verscheure, 2012, p. 7). In de bijdrage Music
education facing new challenges komen auteurs Juvonen, Ruismäki en Lehtonen tot de
bevinding dat muziekeducatie personen moet helpen om hun eigen waarden en hun manier
van optreden te vinden, en om te evalueren tot onafhankelijkheid en vrijheid als individuen
(Juvonen, Ruismäki en Lehtonen, 2012, p. 198). Daarnaast vinden ze dat muziekeducatie
vandaag de dag gefundeerd moet zijn op muziek maken en ernaar luisteren, en mag het niet
langer steunen op traditionele kaders. Muziekeducatie moet volgens hen ook gebaseerd zijn
op onderzoek en op nieuwe manieren om muzikale vaardigheden aan te leren (Juvonen,
Ruismäki en Lehtonen, 2012, p. 197).
29
Veel organisaties die bezig zijn met kunsten, erfgoed of media zijn gesitueerd ‘buiten’
het onderwijssysteem, maar hebben wel educatieve doelen. Uit onderzoek is gebleken dat
partnerships tussen culturele organisaties en scholen een positieve impact kunnen hebben
op kunst- en cultuureducatie. Als succesfactoren worden de open en informele aanpak van
het leerproces, het expliciete gebruik van de beleefde ervaring van leerlingen, en de
uitdagende methoden van culturele specialisten die essentiële drijvers zijn voor succesvolle
partnerships met scholen aangehaald (Vermeersch en Vandenbroucke, 2013, p. 1032).
2.6. Het Muziekdecreet over muziekeducatieve organisaties
Sinds 1999 geniet het Vlaamse muzikale landschap van decretale erkenning en subsidiëring.
Het is ook vanaf dan dat populaire muziek op overheidssteun kan rekenen. De acceptatie
van het Muziekdecreet in 1998 zorgde ervoor dat het gehele muzieklandschap in kaart werd
gebracht en werd geordend. Het decreet heeft niet enkel aandacht voor muziekensembles,
maar heeft ook oog voor de ondersteuning van concertorganisaties, festivals, muziekclubs,
muziekeducatieve organisaties en het Muziekcentrum Vlaanderen als steunpunt voor
muziek (Kunstendecreet, 2004, p. 6).
In het Muziekdecreet is volgende definitie van een muziekeducatieve organisatie
opgenomen: “[een muziekeducatieve organisatie is] een organisatie die educatieve
activiteiten organiseert met betrekking tot de individuele en groepsgewijze
muziekbeoefening, de muziekbeleving, de muziekwetenschap, de muziekgeschiedenis en de
muziekcultuur in het algemeen. Die educatieve activiteiten moeten aanvullend zijn aan het
bestaande onderwijsaanbod van de onderwijsinstellingen die reeds door de Vlaamse
Gemeenschap gesubsidieerd worden” (Dillemans en Schramme, 2005, p. 337-338). De term
‘educatie’ moet volgens het decreet ruim geïnterpreteerd worden. Zo volstaat het
bijvoorbeeld dat een organisatie, om als muziekeducatieve organisatie te worden erkend,
een professionele omkadering voorziet die jonge muzikanten begeleidt (Muziekdecreet,
1998, p. 8).
Muziekeducatieve organisaties worden ook financieel door de Vlaamse overheid
gesteund. Bij het bepalen van de grootte van het financieringsbudget – rekening houdend
met de specificiteit van de betrokken muziekeducatieve organisatie – hanteert de Vlaamse
30
Overheid een aantal beoordelingscriteria. Deze houden zowel rekening met de artistieke
kwaliteit van de activiteiten als met de werking en het beheer van de organisatie. Onder de
artistieke eisen vallen onder meer de artistieke keuze en benaderingswijze, de culturele
uitstraling ervan in binnen- en buitenland, de aandacht voor Vlaamse en/of hedendaagse
muziek, de professionaliteit en de pedagogische capaciteit van docenten en sprekers, en de
inhoudelijke kwaliteit van de muziekeducatieve publicaties. De werking en het beheer wordt
onder andere beoordeeld aan de hand van de grootte van het personeelsbestand, het aantal
activiteiten, het organisatorisch, financieel en boekhoudkundig management en het
personeelsbeleid, het publieksbereik, de prijspolitiek en de publiciteit, het creëren van
stageplaatsen voor musici in opleiding, en de samenwerking met andere culturele
organisaties (Muziekdecreet, 1998, p. 96-97).
3. Muziekeducatie en talentontwikkeling in muziekcentrum Het Depot
3.1. Muziekeducatie in Het Depot
Zoals reeds in de inleiding vermeld, bestaat de educatiewerking bij muziekcentrum Het
Depot uit zang- en instrumentlessen, workshops, softwarecursussen, informatiesessies, en
talentontwikkeling en trajectbegeleiding. Het Depot is dus aanbieder van muziekeducatie.
Dat houdt in dat de organisatie eigen cultuureducatieve producten of diensten aanbiedt. Zo
is Het Depot zelf organisator of uitvoerder van muziekeducatieve activiteiten. Het type van
aanbod dat het muziekcentrum aanbiedt, valt zowel onder actieve als onder reflectieve en
productieve educatie. Met actieve educatie wordt gedoeld op het leren over cultuur door te
doen. De zang- en instrumentlessen en een aantal workshops en cursussen zoals Ableton of
‘Songwriting met Frank Vander linden’ behoren onder de actieve muziekeducatie. In een
aantal muzieklessen wordt ook aan productieve educatie gedaan omdat men hier de kans
heeft een eigen nummer te creëren waardoor men dus op muzikaal vlak productief is.
Reflectieve educatie heeft daarentegen betrekking op het leren over cultuur door te
beschouwen. Een voorbeeld daarvan is het debat over de rechten van muzikanten in een
digitaal tijdperk dat in mei 2014 plaatsvond in Het Depot. Onder cultuureducatie wordt, bij
de drie types van aanbod, muziekeducatie verstaan (Vermeersch en Vandenbroucke, 2011,
31
p. 73-76). Het doel van de educatiewerking van het muziekcentrum is tweevoudig. Enerzijds
gaat het om het ontwikkelen van vaardigheden en anderzijds gaat het om het bijbrengen van
muzikale kennis.
Samenwerking is vaak inherent verbonden aan cultuur- en muziekeducatie
(Vermeersch en Vandenbroucke, 2011, p. 80-82). Ook Het Depot is hier niet anders in. In het
verleden heeft het muziekcentrum al samengewerkt met Hogeschool PXL in Hasselt. Naar de
toekomst toe zijn er plannen voor samenwerkingsverbanden op te zetten met de richting
eventmanagement aan de Katholieke Hogeschool Leuven en wil men het
samenwerkingsverband met de PXL verder uitbouwen. Ook met de muziekcentra TRIX en
Muziekodroom wil Het Depot een structurele samenwerking aangaan. Door deze
samenwerkingen wil Het Depot jonge muziektechnici en studenten die in de muzieksector
terecht willen komen, aantrekken.
3.2. Talentontwikkeling bij Het Depot
De coaching en begeleiding van talent is binnen de werking van Het Depot, naast
concertorganisatie en educatie, een volwaardige derde pijler. Het talent waar het hier om
gaat, zijn de artists in residence. Dit zijn beginnende muzikanten, bands of singer-
songwriters die gebruik kunnen maken van de faciliteiten bij Het Depot om hen zo een duw
in de rug te kunnen geven. Daarnaast kunnen zij bij het personeel terecht voor artistiek of
zakelijk advies en kunnen zij concerten bijwonen en in contact komen met andere
muzikanten om zo inspiratie op te doen. Momenteel bestaan de artists in residence uit
Willow, Hydrogen Sea, Tout Va Bien en Esther & Fatou. Bij het muziekcentrum past deze
residentiewerking in een ruimer kader rond talent. Daarbij wordt er ingezet op drie fases:
talentontdekking, -begeleiding en -ontwikkeling (Frontview Magazine, 2013).
3.2.1. Talentontdekking
Het Depot zorgt voor verschillende manieren waar talent zich kan tonen. Gedurende het
concertseizoen vindt op elke eerste woensdag van de maand OPEN MIC plaats. Tijdens deze
avonden kunnen zowel onbekende als bekendere artiesten hun muzikaal kunnen tonen.
32
Onder andere Selah Sue, Jasper Erkens en Astronaute werden hier opgemerkt. Een ander
middel om talent te ontdekken is de jaarlijkse wedstrijd Rockvonk voor pop- en rockartiesten
en 45 Toeren voor dj’s. Dit wordt georganiseerd in samenwerking met de provincie Vlaams-
Brabant. Via deze wedstrijd zijn onder meer Customs, Bodyspasm, The Devilles, Float Fall,
Willow en Five Days naar boven gekomen. Tenslotte is er een informeel netwerk dat het
muziekcentrum heeft opgebouwd waarlangs er regelmatig talent gespot wordt.
3.2.2. Talentbegeleiding
Eenmaal het talent ontdekt is, zijn er verschillende manieren van begeleiding mogelijk bij
Het Depot. De strak omkaderde en op maat begeleiding vindt bijvoorbeeld bij alle finalisten
van Rockvonk plaats. De finalisten mogen in overleg met Het Depot een coach kiezen
waarmee ze willen verder werken. Ook wordt er voor hen een finalistenweekend
georganiseerd waar ze onder andere mogen deelnemen aan een fotosessie, waar hun
biografie onder handen wordt genomen, waar ze persoonlijke feedback ontvangen van de
jury en waar ze zakelijk advies krijgen van Poppunt.
Een groot deel van de workshops die in Het Depot georganiseerd worden, richten
zich op talentvolle muzikanten. Dit aspect van de educatiewerking valt dus ook onder
talentbegeleiding.
3.2.3. Talentontwikkeling
Het begeleiden van talent heeft tot doel om talent te laten ontwikkelen. Talentontwikkeling
gaat hand in hand met intens samenwerken met artiesten. Dat kan concreet zijn,
bijvoorbeeld door te werken naar een albumrelease, of eerder organisch door het talent zich
organisch te laten ontwikkelen. Met de hulp van verschillende partners zoals Poppunt, en de
muziekcentra TRIX (Antwerpen) en Muziekodroom (Hasselt) wil Het Depot talent naar de
toekomst toe ook buiten de muren van het eigen centrum laten ontwikkelen.
33
Hoofdstuk 2 – Interne visie op de educatiewerking
1. Introductie
In dit hoofdstuk volgt de visie van de educatieverantwoordelijken van Het Depot op de
educatiewerking. Zo komt als het ware in dit hoofdstuk een interne kijk op de educatie aan
bod, en volgt in het volgende hoofdstuk een externe beschouwing van zowel participanten
als (nog) niet-participanten aan de educatiewerking. De inhoud van dit hoofdstuk is
gebaseerd op een interview dat werd afgenomen met Klaas Delrue en Lieve Kwanten op 8
mei 2014, op informatie van de docenten van Het Depot tijdens hun evaluatiemoment op 13
mei 2014 en op waarnemingen en informatie die tijdens het praktijkproject bij het
muziekcentrum werd opgedaan. Het interview met Delrue en Kwanten had tot doel meer te
weten te komen over hun meningen over de huidige werking van de educatie, de
toekomstige werking of hun ideaalbeeld, mogelijke verbeteringen die daarvoor nodig zijn,
samenwerkingsverbanden die ze voor de educatiewerking hebben opgezet met andere
organisaties of personen, en de potentiële groei die een goed doordachte en uitgebouwde
muziekeducatie kan hebben voor Het Depot.
Kwanten en Delrue zijn zoals hierboven gezegd beiden verantwoordelijk voor de
educatiewerking van het Leuvense muziekcentrum. Als halftijdse, werkt Delrue sinds juli
2013 voor Het Depot. Daarnaast is hij muzikant, zanger, componist en songwriter bij
Yevgueni en Delrue. Kwanten werkt sinds het concertseizoen 2013-2014 in Het Depot. Zij is
naast de educatiewerking verantwoordelijk voor tal van projecten die te maken hebben met
talentontwikkeling en voor het invullen van de vrijwilligersposten. Daarnaast is ze leerkracht
in het Heilig Hartinstituut Heverlee. Voor beiden is educatiewerking dus een nieuw gegeven
in hun loopbaan. Daarom dat Kwanten ook het volgende aanhaalde: “Het is ook voor mij
mijn eerste jaar. Ik ben wel vanuit vrijwilliger gestart waardoor ik de werking al iets langer
ken, maar educatie is ook nieuw voor mij en is van seizoen tot seizoen nu een beetje
aanpassen, bijsturen en leren.” (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014).
34
2. De educatiewerking: het bereikte publiek en huidige problemen
De educatiewerking bestaat voor Delrue en Kwanten uit vier luiken: instrument- en
zanglessen, workshops, projecten, en trajectbegeleiding. De individuele instrumentlessen
lopen volgens hen heel goed. Zo vertelde Delrue dat dat altijd al heel goed zat en dat dat
naar alle waarschijnlijkheid ook altijd zo zal blijven. In Het Depot merken ze dat nog steeds
een doelgroep bereikt wordt die niet aan het slinken of aan het verdwijnen is, omdat met de
instrumentlessen een gat in de markt gevormd wordt naast het reguliere muziekonderwijs.
Op logistiek vlak vergt het verzorgen van de lessen wel een grote job. Bijna elke dag zijn
daardoor de meeste lokalen in Het Depot bezet, die dan niet voor een andere educatieve
activiteit kunnen gebruikt worden.
Een tweede luik zijn de workshops. Volgens Delrue lopen deze meer ad hoc en
kennen ze elk seizoen een andere invulling. Een aantal workshops die goed lopen, zoals
mondharmonica en Ableton, worden wel meerdere keren terug opgenomen in het
programma. Daarnaast is het de bedoeling dat Het Depot met de workshops vernieuwend is
en dat er op maat workshops bedacht en geprogrammeerd worden. Tijdens concertseizoen
2013-2014 liepen de workshops echter moeilijk omdat er een aantal fouten zijn gemaakt qua
promotie en aankondiging. Ook kennen de workshops een grote bedreiging door het
internet en dan meer bepaald van online-tutorials die er te vinden zijn. Geïnteresseerden in
bijvoorbeeld muzieksoftware of gitaarworkshops vinden volgens Delrue online perfect wat
ze zoeken, waardoor ze misschien geen geld willen betalen voor een workshop.
Het derde luik zijn de projecten. Daaronder vallen onder meer infosessies en
debatavonden, zoals het debat ‘Van digitaal tot illegaal’ of ‘Geluidsnormen’, die één keer per
half seizoen plaatsvinden. Tijdens deze momenten probeert Het Depot een bepaald thema
dat de ruime muziekwereld aangaat, aan te kaarten. Tot slot valt ook de trajectbegeleiding
onder de educatiewerking. Daarbij gaat het om Open Mic, de artists in residence, Rockvonk,
45 Toeren en Popstoot. Via deze initiatieven wordt aan lokaal talent, dat massaal aanwezig is
in Vlaams-Brabant en daarbuiten, podiumkansen en ondersteuning aangeboden.
Trajectbegeleiding is voor Het Depot maatwerk. Dat wil volgens Delrue zeggen dat er “soms
een band binnenkomt die muzikaal klaar is om de studio in te trekken, maar die zakelijk nog
niets voor elkaar heeft. Soms heb je dan een band die bijvoorbeeld drie liedjes heeft en
zakelijk alles al voor elkaar heeft, terwijl dat dat misschien niet het beste plan is op dat
35
moment”. Het aspect van trajectbegeleiding vinden Kwanten en Delrue het leukste aspect
aan hun job (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014).
Het publiek dat momenteel bereikt wordt met de eerste twee luiken van de
educatiewerking bestaat volgens Kwanten uit zo’n 80% hobbyisten of amateurs en 20%
(potentiële) muzikale talenten. Deze 20% komt meestal op vraag naar activiteiten.
Momenteel zijn de workshops en softwarecursussen nog grotendeels gestuurd vanuit Het
Depot zelf waardoor niet altijd een antwoord wordt geboden op waar jonge talenten vraag
naar hebben. Naar het volgende concertseizoen toe is er de wens om de verhouding 80/20
terug te dringen naar 60% amateurs en 40% talentontwikkeling. Via Popoverleg – een
structureel overleg rond trajectbegeleiding tussen Poppunt, TRIX, Muziekodroom en Het
Depot – en andere samenwerkingen wil het muziekcentrum zich meer richten op
talentontwikkeling en wil het niet gewoon meedraaien in het circuit van muziekscholen en
muzieklessen. In de visietekst van Het Depot valt ook te lezen dat het muziekcentrum er is
voor degenen die écht bezig zijn met muziek. Volgens Kwanten bedoelen ze met ‘écht’
“degenen die er meer dan een hobby van willen maken of die het talent hebben om er meer
dan als hobby mee bezig te zijn. Dat wil wel niet zeggen dat we dat niet belangrijk vinden dat
mensen dat ook als hobby doen” (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). Voor
Delrue is het meer de uitdaging naar volgend concertseizoen toe om workshops te
programmeren die zowel aansluiten bij de vraag van amateurs die er niet van wakker liggen
om carrière te maken in de muzieksector, als bij de wensen van ambitieuze muzikanten die
een lacune in hun repertoire wensen op te vullen.
3. Samenwerkingsverbanden
In het kader van de educatiewerking zijn er een aantal samenwerkingen op poten gezet.
Allereerst bestaat er met de PXL Hogeschool in Hasselt een samenwerking. De PXL zocht een
podium om de bandprojecten van haar studenten te tonen. Andere jaren ging dit door in
Muziekodroom, maar wegens omstandigheden zijn ze op zoek moeten gaan naar een
andere plek. Dat bracht hen in Het Depot. De bandprojecten zijn het eindproduct van een
semester of een jaar waaraan studenten van de PXL bezig zijn geweest. Zij stelden dat als
examenmoment voor op 19 mei 2014 in Het Depot. Dit samenwerkingsverband kan volgens
36
Delrue en Kwanten wel structureel worden. Zo zijn er met de PXL afspraken gemaakt, in
hoeverre het mogelijk is, dat hun leerlingen, die vaak muziek gerelateerde workshops of
presentaties moeten voorbereiden, deze ook in Het Depot voor publiek mogen voorstellen.
Daarnaast is Het Depot volop bezig om een samenwerking met TRIX op poten te zetten.
Deze heeft tot doel om tot een uitwisseling te komen van onder meer workshops. Zo zouden
ze informatie willen uitwisselen over workshops die bijvoorbeeld in TRIX goed werken zodat
ze deze ook in Het Depot kunnen aanbieden en vice versa. Verder willen ze ook samen
brainstormen over wat er werkt educatiegewijs en wat niet. Zo wil Het Depot meer input van
verschillende mensen en organisaties weten te verkrijgen (Interview K. Delrue en L.
Kwanten, 8 mei 2014).
In de zomervakantie die volgt, organiseert Het Depot voor de eerste keer
vakantiekampen voor jongeren. Van 7 tot en met 11 juli vindt het ‘DJ Booth Camp’ plaats
voor (toekomstige) dj’s en van 14 tot en met 18 juli ‘Songstage’ voor jonge zangers en
zangeressen. Voor deze twee kampen werden docenten die in Het Depot doorheen het
schooljaar lesgeven gevraagd om eraan mee te helpen. Ook werd er advies en hulp gevraagd
bij Poppunt over hoe deze kampen het best op te starten. Onder andere met Poppunt is er,
zoals in het vorige puntje vermeld, een structureel overleg rond trajectbegeleiding genaamd
Popoverleg. Het Popoverleg houdt in dat alle muziekcentra die erbij zijn aangesloten, hun
ervaringen uitwisselingen over hun educatieve aanbod. Zo worden artists in residence
uitgewisseld om hen podiumkansen te geven, ook buiten de eigen provincie. Verder is een
van de docenten gitaar, Geert Maris, bandcoach bij de Faculty Stars. De Faculty Stars is een
project van de Katholieke Universiteit Leuven waar muzikaal talent geselecteerd en
ondersteund wordt om zo naar een podium toe te groeien. Op die manier wordt er ook met
de K.U. Leuven samengewerkt naar trajectbegeleiding in talent. Tot slot ziet Delrue het als
‘de natte droom’ van Het Depot indien er kruisbestuivingen tussen de artists in residence die
toch vaak in huis zijn en andere educatie-aspecten zouden komen (Interview K. Delrue en L.
Kwanten, 8 mei 2014).
37
4. Het (ideale) toekomstbeeld van de educatiewerking
Idealiter, zouden Kwanten en Delrue de educatiewerking meer doen willen focussen op
talentontwikkeling en daaraan gekoppeld ook meer vraag-gestuurd te werk gaan. Dat laatste
wil zeggen dat Het Depot haar aanbod meer wil afstemmen op de vraag van muzikanten
naar bijvoorbeeld een bepaalde workshop zodat zij vervolgens een docent zoeken die die
workshop kan geven. De focus op talentontwikkeling hangt samen met het beter begeleiden
van jonge muzikanten. Vandaag de dag is het muzikale landschap sterk veranderd. Volgens
Kwanten en Delrue springen platenmaatschappijen en labels de laatste jaren op alles en nog
wat om het maar in huis te kunnen halen om dan later maar te zien waar ze zullen eindigen.
Er wordt dus eerst het kaf en het koren binnengehaald om het erna pas te scheiden. Er zijn
ook tal van wedstrijden waaraan jonge bands tegenwoordig kunnen meedoen, maar velen
die daaraan deelnemen of zelf winnen, bezitten volgens Kwanten nog niet over de nodige
kennis en knowhow om echt door te kunnen breken. Vele jonge bands denken volgens
Kwanten ook dat als ze drie nummers klaar hebben ze aan eender welke wedstrijd of rally
moeten meedoen, en als ze dan opgepikt worden dat ze er dan bij wijze van spreken al zijn.
“Ze denken heel rap dat hun plaatje gemaakt is als ze een ding gewonnen hebben. Het echte
werken aan goede nummers enzovoort, dat beeld krijgen ze ook niet meer goed
opgehangen omdat iedereen meteen opgepikt wordt. Ik vind het wel belangrijk dat talenten
daarin begeleid worden zodat ze gemotiveerd blijven en niet dat ze de mismoed krijgen. Het
zou een hele mooie droom zijn als je dat een klein beetje af en toe kunt wapenen zodat ze
wel twee muren rond zich krijgen om te groeien, te wapen en dan te knallen”, aldus
Kwanten (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). Kwanten zou willen dat Het Depot
meer de rol op zich neemt om ook jonge bands mee te helpen zoeken naar hun eigen
identiteit. Volgens haar zouden bands eerst meer moeten groeien voordat ze ergens bij een
platenlabel vastzitten en doodbloeden (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014).
Met de focus op talentonwikkeling zouden Delrue en Kwanten het liefst willen
afstappen van de instrument- en zanglessen, omdat deze een grote personeelskost met zich
meebrengt en de beschikbare ruimtes in Het Depot door de week en op zaterdagen steeds
bezetten. Zo zouden ze dan niet standaard tien instrumentlessen op eender welk niveau
willen organiseren, maar willen ze de ruimtes meer als repetitiekoten of als lokalen voor
allerhande workshops inrichten. Daardoor zouden ze meer en sneller kunnen inspelen op de
38
vraag van muzikale talenten. Vandaag is er reeds veel vraag naar repetitiekoten en naar
ruimtes voor samenspel en workshops, maar Het Depot heeft daarvoor momenteel nog
onvoldoende ruimte ter beschikking. Terwijl dat als de instrumentlessen afgeschaft zouden
worden, ze dat wel goed onderbouwd zouden kunnen aanbieden. Vooral omdat volgens
Kwanten “binnen het landschap van muziekeducatie er veel meer aanbod is aan
muzieklessen dan aan een centrum waar je als muzikant kan gaan werken, groeien, schrijven
en repeteren. Daar zou ik het liefst Het Depot naartoe zien groeien“ (Interview K. Delrue en
L. Kwanten, 8 mei 2014). Een oorzaak waarom dat vandaag de dag nog niet verwezenlijkt is,
ligt volgens Kwanten bij de Raad van Bestuur van Het Depot VZW. De Raad van Bestuur blijft
het educatieluik van het muziekcentrum binnen het Leuvense landschap erg belangrijk
vinden, maar niet iedereen binnen de Raad deelt de mening van Kwanten en Delrue. Zolang
daar verdeeldheid over blijft, zullen de instrumentlessen ook blijven bestaan. Er zou dus
vanuit de Raad van Bestuur een eenzijdige visie rond de educatiewerking van Het Depot
moeten komen om verder te kunnen groeien (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei
2014).
5. Noodzakelijke verbeteringen
Naar de toekomst toe vinden Kwanten en Delrue dat de positionering van Het Depot als
muziekcentrum verbeterd kan worden en dat ze meer aanwezig moeten zijn in het
muzieklandschap. Veel personen weten bijvoorbeeld niet waar Het Depot, naast het
organiseren van concerten, nog mee bezig is. Zo zou er volgens Kwanten meer promo
gevoerd moeten worden om ook deze personen te bereiken en te informeren over de
volledige werking van Het Depot. Alvorens daartoe over te gaan, vindt ze echter dat Het
Depot eerst exact te weten moet komen welke positie het wil innemen in het
muziekeducatieve landschap. Zo zullen ze zich eerst de volgende vragen moeten stellen:
‘Wat is hetgene dat Het Depot wil uitdragen of waar wil het voor staan?’, ‘Welke plaats wil
het muziekcentrum innemen in het muzieklandschap?’, ‘Willen ze aanbod- of vraag-gestuurd
werken?’ en ‘Welke activiteiten willen ze programmeren?’. Voor Delrue moet volgend
concertseizoen de frequentie van de workshops worden opgedreven om zo naar eigen
zeggen te kunnen ondervinden van “dat is ons ding en dat is ondanks dat we het nu wel
39
goed gedaan hebben toch niet ons ding” (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014).
Keuzes maken binnen de huidige aanpak en binnen het bestaande aanbod is dus een must.
De gemaakte keuzes zouden dan het best in een actieplan uitmonden. Zo stelde Kwanten
dat met een actieplan “wij binnen educatie ook een eigen zelfstandige werking [krijgen]. Zo
kunnen we eigenlijk een mini-bedrijfje in het geheel zijn met ook een visie. Dan denk ik dat
we ook veel meer dingen kunnen aanbieden en soms doorduwen. Concertwerking blijft wel
het hoofdblok, maar dat we daarnaast stevig op pijlers staan en niet zoals nu een aanhangsel
zijn. Naar mijn persoonlijk gevoel is er nu de concertwerking en de externe, en daarnaast valt
ook nog de educatie. als we daar af en toe mee goed in de media komen is dat belangrijk,
maar voor de rest is het van ‘laat dat maar lichtjes sudderen’” (Interview K. Delrue en L.
Kwanten, 8 mei 2014).
Eens Het Depot de nodige selecties heeft gemaakt en weet in welke richting het wil
groeien, kan het ook haar uitstraling als muziekcentrum verbeteren. Niet alleen buiten haar
deuren, maar ook in Het Depot zelf moeten bezoekers meer bewust worden gemaakt van
het feit dat er op de tweede verdieping (‘de educatieverdieping’) van het muziekcentrum
zich nog veel meer afspeelt dan dat ze misschien zouden verwachten. Een eenvoudige
oplossing daarvoor zou zijn om in het onthaal een informatiebord op te hangen over
opkomende workshops en activiteiten zodat ook concertgangers daarvan op de hoogte
worden gebracht. Ook een brochure van een vier- à achttal pagina’s zou een verbetering zijn
om mensen meer en beter te informeren. Andere aanbevelingen van Kwanten waren om
posters op plaatsten te hangen waar jonge mensen komen zoals in een jeugdhuis en om de
website en het magazine van Poppunt meer te gebruiken om informatie te verspreiden.
Delrue en Kwanten wensen met andere woorden dat er standaard informatie over de
educatiewerking aanwezig moet zijn in en rond Het Depot (Interview K. Delrue en L.
Kwanten, 8 mei 2014).
Om de educatiewerking meer aantrekkelijk te maken, lijkt het Delure en Kwanten ook
aangewezen om de naam en de connotatie die er tegenwoordig mee gepaard gaat aan te
passen. Zo kan de term ‘educatie’ volgens Delrue iets zijn waar mensen eerder van weglopen
dan dat ze ertoe worden aangetrokken. Volgens hen zou ‘Popatelier’ of ‘Depot classes’ een
betere benaming zijn voor hun activiteiten. Vooral de laatste naam is zeker aan te raden
omdat er een verwijzing naar het merk ‘Het Depot’ in vervat zit. Zo zal dit ook meteen
40
geassocieerd worden met het Leuvense muziekcentrum, hetgeen de bekendheid van hun
werking alleen maar zal stimuleren.
6. Educatie als groeifactor voor Het Depot
Een wel uitgedachte en goedlopende educatiewerking kan voor Het Depot ook voor groei
zorgen. Voor Kwanten is die groei tweeledig. Zowel qua concertwerking kan dat een boost
vormen omdat personen die er naar workshops of muzieklessen komen, ook in aanraking
komen met onder meer affiches en flyers van optredens. Zij zullen daardoor misschien
vlugger geneigd zijn om eens een ticket te kopen. Daarnaast kan een sterke educatiewerking
bijdragen tot een betere positionering als muziekcentrum binnen het muzieklandschap. Zo
stelt Kwant dat “als wij een sterke educatiewerking hebben of goeie workshops en een goeie
trajectbegeleiding enzovoort, dan kan Het Depot ook een groter aanzien krijgen en wordt
het sterker aanzien dan alleen maar een concertzaal. Want wij zijn een muziekcentrum, wat
meer is als een concertzaal, terwijl als we bijvoorbeeld denken aan TRIX en AB is dat naar
mijn gevoel al een beetje dubbel. Ik denk dat we dat nog iets te weinig uitspelen” (Interview
K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). Voor Delrue kan een sterke educatiewerking voor
groei zorgen op het vlak van naambekendheid en het imago van Het Depot.
7. Aanbevelingen van docenten van Het Depot
Tijdens het evaluatiemoment van de docenten, zijn door hen een aantal aanbevelingen en
tips geformuleerd over de instrument- en zanglessen. Een eerste tip van hen voor Het depot
is om eens na te denken over een samenwerking met muziekinstrumentwinkels. Via zo’n
samenwerking zou er onderhandeld kunnen worden om instrumenten aan een voordeligere
prijs aan te bieden aan personen die instrumentlessen volgen. Een tweede aanbeveling van
de docenten is om de mogelijkheid te voorzien zodat leerlingen elkaar kunnen contacteren
voor samenspel. Dat kan omkaderd worden door op het educatiebord op het tweede
verdieping een blad met ‘zoekertjes’ op te hangen. Als bijvoorbeeld een gitarist graag eens
wil samenspelen met een zangeres en een drummer, kan dat op deze manier gemakkelijk
41
geregeld worden. Bij het samenspel zouden de leerlingen kunnen begeleid worden door een
docent of coach. Daarnaast kan er een Facebook-groep worden opgericht waar docenten en
leerlingen elkaar eenvoudig kunnen contacteren. Een derde voorstel van de docenten is om
op het einde van een lessenreeks een toonmoment te voorzien voor leerlingen die willen
laten zien wat ze hebben geleerd tijdens de lessenreeks. Een vierde aanbeveling is om
filmpjes van workshops en instrumentlessen te maken en deze te verspreiden via sociale
media. Zo kunnen de activiteiten op een interactieve manier gepromoot worden en kunnen
geïnteresseerden te weten komen wat ze mogen verwachten van een workshop of
instrumentles. Laatste aanbevelingen hadden betrekking op het soort workshops Het Depot
in de toekomst zou kunnen aanbieden. Zo waren er voorkeuren voor een beginnerspakket
stemmer, een opfriscursus voor theorie of notenleer en ‘ear training’ voor meer harmonie
bij te brengen (Docentenevaluatie, 13 mei 2014).
42
Hoofdstuk 3 – De educatiewerking door de ogen van participanten versus niet-participanten
1. Participanten aan de educatieve activiteiten van Het Depot
1.1. Algemeen
Van de 577 ingevulde enquêtes, gaven 137 respondenten aan reeds deel te hebben
genomen aan de educatiewerking van Het Depot. Daarvan heeft 11,3% zang- of
instrumentlessen gevolgd, 7,6% heeft deelgenomen aan workshops, 5,3% aan
softwarecursussen en 5% aan een infosessie. Dat komt neer op 29,2% van het totaal aantal
respondenten van de online-survey. Dat betekent ook dat 70,9% nog nooit heeft
deelgenomen aan een activiteit van de educatiewerking. Volgende grafiek verduidelijkt
visueel deze verdeling.
Figuur 1: Procentuele verhouding participanten vs. niet-participanten aan de
educatiewerking van Het Depot.
11,3%
7,6%
5,3%
5,0%
70,9%
Procentuele verhouding deelname vs. niet-deelname aan educatiewerking van Het Depot
Zang- eninstrumentlessen
Workshops
Softwarecursussen
Infosessies
Nog niet deelgenomen
43
Het merendeel aan niet-participanten is te verklaren doordat de survey naar alle abonnees
van de concertnieuwsbrief van Het Depot verzonden is geweest. Dat wil zeggen dat veel
personen, die misschien nog nooit van de educatiewerking van het muziekcentrum gehoord
hebben of nog nooit aan een activiteit hebben deelgenomen, toch de survey hebben
ontvangen en ingevuld. Dat vormt een interessant gegeven omdat zo de mening van
participanten met deze van niet-participanten vergeleken kan worden.
Van de participanten die al hebben deelgenomen aan de educatiewerking is 79,7% al
eens naar een concert geweest in Het Depot. 20,1% van de respondenten heeft daarentegen
nog nooit een ticket gekocht voor een optreden in het Leuvense muziekcentrum. Verder
heeft 52,6% van de respondenten al deelgenomen aan de zang- en instrumentlessen. 57,9%
heeft reeds geparticipeerd aan een workshop, lezing, masterclass of softwarecursus. 20,3%
is naar de tweejaarlijkse opendeurdag van Het Depot ‘Depot Open’ gekomen. Tot slot is
18,1% al in Het Depot geweest voor een infosessie zoals Playright of Geluidsdag.
Vooreerst werd in de online-survey gepeild naar het al dan niet actief zijn in de
muzieksector. De grafiek op de volgende pagina toont visueel de verhoudingen. Daarop
duidde 16,5% van de participanten aan dat hij/zij muzikant of producer is. 1,5% van de
participerende respondenten is muziektechnicus en ook 1,5% is werkzaam in een
muziekcentrum, in de muzieksales of in de platenindustrie. Daarentegen gaf 77,4% aan enkel
als hobby met muziek bezig te zijn en is 3% helemaal niet actief op muzikaal vlak. Uit deze
gegevens blijkt dat het merendeel van de participanten (zo’n 80%) enkel hobbyist is of zelfs
niet actief met muziek bezig is. Daarnaast is slechts een kleine 20% wel actief in de
muzieksector. Het Depot heeft echter de wens om meer op muzikanten met talent in te
spelen dan op hobbyisten. Daarvoor zal het haar aanbod, werking en communicatie meer op
dit doelpubliek moeten afstemmen. Meer hierover volgt in het volgende hoofdstuk.
44
Figuur 2: Procentuele verhouding van het al dan niet actief zijn van participanten aan
de educatiewerking in de muzieksector.
Wat verder in het eerste onderdeel van dit hoofdstuk volgt, is een vergelijking tussen
de opinies van respondenten die reeds hebben deelgenomen aan de zang- en
instrumentlessen, aan de workshops en aan de softwarecursussen aangaande verschillende
aspecten van het aanbod, de organisatie en de communicatie ervan. De online-survey is niet
verder ingegaan op de mening van respondenten over muziek gerelateerde infosessies
omdat deze meestal in Het Depot georganiseerd werden door een externe organisatie. Ook
op het aspect van trajectbegeleiding en talenontwikkeling is de enquête niet dieper
ingegaan. Het doel van de survey was om enkel de tevredenheid van respondenten over de
instrumentlessen, workshops en softwarecursussen na te gaan, vooral omdat de
laatstgenoemden het huidige concertseizoen niet zo vlot meer lopen. Daarnaast heeft de
enquête de bedoeling om de redenen waarom anderen nog niet hebben deelgenomen, aan
het licht laten komen.
77,4%
16,5%
3,0%
1,5% 1,5%
Procentuele verhouding van het al dan niet actief zijn in de muzieksector
Muziek als hobby
Muzikant of producer
Niet muzikaal actief
Muziektechnicus
Werkzaam in muziekcentrum,muzieksales of platenindustrie
45
1.2. Zang- en instrumentlessen
1.2.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken
Het totaal aantal respondenten dat te kennen geeft reeds deel te hebben genomen aan
zang- en/of instrumentlessen komt neer op zeventig. Daaronder vallen veertig mannen en
dertig vrouwen. Zij zijn allen geboren tussen 1950 en 1999. Van de respondenten is 30%
geboren in de jaren 1990, 30% in de jaren 1980 en 40% gedurende de jaren 1950 tot en met
de jaren 1970. De leeftijdscategorie 25-35 jaar kent het hoogst aantal respondenten. Van de
participanten aan de zang- en instrumentlessen woont 28,6% in Leuven zelf en is 24,3%
woonachtig in de omliggende gemeenten van Leuven zoals Heverlee, Oud-Heverlee, Wilsele,
Kessel-Lo, Winksele en Herent. De analyse van de leefsituatie van de respondenten maakt
duidelijk dat 31,4% in het ouderlijke huis woont. Daarnaast woont 22,9% alleen en woont
22,9% samen zonder kinderen. Ook woont 22,9% samen met kinderen – waarvan 17,2%
kinderen heeft jonger dan 14 jaar en 5,7% kinderen heeft met een leeftijd tussen 17 en 22
jaar. Verder kan de beroepssituatie van de respondenten als volgt onderverdeeld worden:
60% is actief op de arbeidsmarkt, 28,6% studeert nog, 7,1% is reeds met pensioen en 2,9% is
werkloos of werkzoekende. Wat het opleidingsniveau betreft, heeft 2,9% het lager
basisonderwijs voltooid, 1,4% heeft het lager secundair onderwijs beëindigd, 20% heeft het
diploma hoger secundair onderwijs behaald, 24,3% heeft verder gestudeerd aan een
hogeschool, 48,6% heeft een diploma universitair onderwijs en 2,9% is doctorandi.
Van de respondenten is slechts 10% muzikant of producer en 88,6% is als hobby met
muziek bezig. Daartegenover is 1,4% helemaal niet actief op muzikaal vlak. Verder heeft
44,3% van de respondenten de afgelopen twaalf maanden meer dan één keer per maand
deelgenomen aan de muziek- en/of zanglessen. 27,2% is reeds meer dan één keer per jaar
en minder dan een aantal keren per maand naar een muziekles geweest. Daarnaast heeft
28,6% minder dan één keer per jaar eraan deelgenomen. Het laatstgenoemde cijfer wekt het
vermoeden dat deze respondenten zich niet het huidige schooljaar hebben ingeschreven
voor lessen, maar dat ze gedurende een ander jaar lessen hebben gevolgd.
46
1.2.2. Tevredenheid over het aanbod
Als eerste werden participanten aan de instrument- en zanglessen gevraagd om een aantal
stellingen met betrekking tot het aanbod van de lessen te beoordelen met ‘ja’, ‘neen’ of ‘niet
van toepassing’. Met de eerste stelling ‘Ik vind het aanbod interessant’ gaf 95,7% van de
respondenten aan ermee akkoord te gaan. Slechts één respondent oftewel 1,4% vindt het
aanbod echter niet interessant en 2,9% vond deze stelling niet van toepassing op hem/haar.
Een tweede stelling poogde te weten komen of het aanbod van de lessen voldoende aansluit
bij de respondent zijn/haar verwachtingen van instrument- of zanglessen. 85,7% gaf aan
ermee akkoord te zijn. Voor 11,4% stemt het aanbod niet volledig overeen met zijn/haar
verwachtingen en voor 2,9% was deze stelling niet van toepassing. Als derde stelling werd
gepeild naar de respondent zijn/haar mening over de diversiteit van het aanbod. Voor 80% is
het aanbod van de muzieklessen divers. 11,4% vindt echter van niet en 8,6% heeft er geen
mening over. In een volgende stelling werd gepeild naar de tevredenheid over de docenten
die de lessen geven. 82,9% gaf aan tevreden te zijn, 10% gaat daar niet mee akkoord en voor
7,1% was de stelling niet van toepassing. Een vijfde stelling vroeg naar de mening van
respondenten over de omkadering van het aanbod qua infrastructuur en voorzieningen.
78,6% vindt het aanbod goed omkaderd, 12,9% vindt echter van niet en 8,6% heeft er geen
mening over. Op de laatste stelling aangaande het aanbod ‘Ik zou me opnieuw inschrijven
voor de lessen’ antwoordde 80% positief. 15,7% van de participanten zou zich niet opnieuw
wensen in te schrijven en op 4,3% is deze stelling niet van toepassing.
Over het algemeen kan gesteld worden dat het aanbod van de instrument- en
zanglessen goed onthaald wordt door de participanten die de online-survey hebben
ingevuld. Gemiddeld genomen kent 83,8% van de deelnemers een globale tevredenheid
over de bevraagde aspecten van het aanbod. Gemiddeld 10,5% van de respondenten is over
het algemeen echter niet tevreden over het aanbod. Voor gemiddeld 5,7% van de
respondenten waren de stellingen niet van toepassing. Onderstaande grafiek toont de
tevredenheid van respondenten over de verschillende stellingen met betrekking tot het
aanbod van de instrument- en zanglessen.
47
Figuur 3: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over het
aanbod van de instrument- en zanglessen.
1.2.3. Tevredenheid over de organisatie
Ten tweede werden participanten aan de instrument- en zanglessen gevraagd om een aantal
stellingen met betrekking tot de organisatie van de lessen te beoordelen met ‘ja’, ‘neen’ of
‘niet van toepassing’. De eerste stelling peilde naar de mening van de respondenten over het
al dan niet terugvinden van voldoende informatie over de lessen. 82,9% vindt voldoende
informatie terug, 14,3% vindt echter van niet en 2,9% vindt deze stelling niet van toepassing
op hem/haar. Met de stelling ‘Ik kan mij vlot inschrijven voor de lessen’ gaat 87,1% akkoord,
5,7% is het daar niet mee eens en 7,1% heeft er geen mening over. Een derde stelling vroeg
naar de mening van participanten over het inschrijvingsgeld. Voor 68,6% is het
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Pro
cen
tue
le v
erh
ou
din
g
Stellingen over het aanbod
Instrument- en zanglessen: tevredenheid over het aanbod
n.v.t.
Neen
Ja
48
inschrijvingsgeld gepast, 24,3% vindt van niet en 7,1% vindt de stelling niet van toepassing.
Met de vierde stelling ‘Op eventuele vragen die ik heb, ontvang ik snel een gepast antwoord’
gaf 80% van de respondenten aan ermee akkoord te gaan. 5,7% gaat er echter niet mee
akkoord en voor 14,3% is de stelling niet van toepassing. In een volgende stelling werd
gepeild naar de tevredenheid over de algemene organisatie van de lessen. Van de
participanten vindt 85,7% dat de lessen over het algemeen goed georganiseerd zijn. 10% van
de respondenten is daar niet mee akkoord en 4,3% heeft er geen mening over. Op de laatste
stelling aangaande de organisatie vindt 57,1% van de respondenten dat de mogelijkheid tot
herinschrijven tijdig werd meegedeeld. 7,1% vindt dat dit niet op tijd gebeurt en voor 35,7%
is dit niet van toepassing. Het hogere percentage aan respondenten dat ‘niet van toepassing’
selecteerde, is te verklaren door het gegeven dat zij zich misschien nog nooit opnieuw
hebben moeten inschrijven omdat het nu het eerste jaar is dat ze deelnemen aan de zang-
en instrumentlessen.
Over het algemeen kan gesteld worden dat de organisatie van de instrument- en
zanglessen goed bevonden wordt door de participanten die de online-survey hebben
ingevuld. Gemiddeld genomen is 76,9% van de deelnemers over het algemeen tevreden over
de bevraagde aspecten van de organisatie. Gemiddeld 11,2% van de respondenten is echter
niet tevreden over de organisatie. Voor gemiddeld 11,9% van de respondenten waren de
stellingen niet van toepassing. Onderstaande grafiek toont de tevredenheid van
respondenten over de verschillende stellingen met betrekking tot de organisatie van de
zang- en instrumentlessen.
49
Figuur 4: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over de
organisatie van de instrument- en zanglessen.
1.2.4. Huidige en gewenste communicatie
Ten derde werden participanten aan de instrument- en zanglessen bevraagd naar hun
mening over de communicatie of promotie van de lessen. Allereerst werden de
respondenten bevraagd over hoe ze zich informeren over de lessen. Daarbij gaf 67,1% aan
dat de belangrijkste informatiebron voor hen de website van Het Depot is. Voor 30% is dit de
tweede voornaamste bron aan informatie. De digitale Popnieuwsbrief vormt voor 27,1% het
belangrijkste informatiekanaal. Voor 34,3% komt dit op de tweede plaats. Sociale media zijn
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Pro
cen
tue
le v
erh
ou
din
g
Stellingen over de organisatie
Instrument- en zanglessen: tevredenheid over de organisatie
n.v.t.
Neen
Ja
50
voor 37,1% een derde belangrijkste informatiebron. Vervolgens komt in Het Depot zelf (aan
het onthaal of via medewerkers) op de vierde plaats voor 34,3% en vrienden of kennissen op
de vijfde plaats voor 27,1%.
Een volgende set vragen peilde naar de respondenten hun opinies over de mate
waarin er gecommuniceerd wordt. 61,4% van de respondenten gaf aan dat hij/zij voldoende
informatie terug vindt over de educatiewerking. 22,9% vindt dat eventuele vragen die hij/zij
heeft over de educatiewerking snel en correct worden beantwoord. Daarentegen vindt 10%
onvoldoende informatie terug, 4,3% weet niet waar te zoeken naar informatie en 1,4%
ontvangt te veel informatie. In het volgende hoofdstuk worden op dit vlak aanbevelingen
gegeven.
Daarnaast werd ook gevraagd naar de voorkeur van communicatiekanalen waarlangs
participanten geïnformeerd wensen te worden over de muziek- en instrumentlessen. Als
belangrijkste informatiebron kwam de website van Het Depot naar voren voor 65,7%. Voor
21,4% komt dit op de tweede plaats. De digitale Popnieuwsbrief vormt voor 22,9% het
belangrijkste informatiekanaal en voor 34,3% het tweede belangrijkste. Sociale media
komen voor 15,7% op de tweede plaats en voor 30% op de derde plaats. Vervolgens volgt in
Het Depot zelf voor 27,1% op de vierde plaats. Ook verkiest 27,1% een brochure over de
educatiewerking als vijfde informatiebron. Affiches, flyers, vrienden en kennissen, de
website van de stad Leuven, een brochure van de stad, kranten en magazines komen in deze
respectievelijke volgorde op de laatste plaatsen.
1.3. Workshops
1.3.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken
Het totaal aantal respondenten dat reeds heeft deelgenomen aan workshops komt neer op
47. Daaronder vallen 83% mannen en 17% vrouwen. Zij zijn allen geboren tussen 1954 en
1993. Van de respondenten is 10,6% geboren in de jaren 1990, 31,9% in de jaren 1980 en
46,8% gedurende de jaren 1950 tot en met de jaren 1970. De leeftijdscategorie 25-35 jaar
heeft het hoogst aantal respondenten. Van de participanten aan de workshops woont 28,2%
in Leuven en de omliggende gemeenten zoals Heverlee, Oud-Heverlee, Kessel-Lo, Wilsele,
Herent en Winksele. Daarvan woont 12,8% in Leuven zelf. Binnen een straal van 25
51
kilometer woont 55,6% van de respondenten. De overige 3,4% woont verder dan een
afstand van 25 kilometer van Het Depot. De leefsituatie van de respondenten kan
onderverdeeld worden als volgt: 19,1% van de participanten woont in het ouderlijke huis,
21,3% woont alleen, 38,3% woont samen en heeft kinderen – waarvan 21,3% kinderen
jonger dan 8 jaar en 17% kinderen tussen 13 en 20 jaar heeft –, en 21,3% woont samen en
heeft geen kinderen. Van de respondenten die reeds naar een workshop in Het Depot zijn
geweest, is 21,3% student. 72,3% heeft reeds een job, 2,1% heeft (momenteel) geen werk en
4,3% is gepensioneerd. Als opleidingsniveau heeft 19,1% een diploma hoger secundair
onderwijs behaald, 42,6% heeft verder gestudeerd aan een hogeschool, 34% heeft een
diploma universitair onderwijs en 4,3% is doctorandi.
Van de respondenten is 14,9% muzikant of producer. Daarnaast oefent 80,9% muziek
uit als hobby. Slechts 4,3% is niet actief op muzikaal vlak. De afgelopen twaalf maanden
heeft 6,7% van de respondenten meer dan één keer per maand deelgenomen aan de
workshops. 50% is reeds meer dan één keer per jaar en minder dan een aantal keren per
maand naar een workshop geweest. Daarnaast heeft 43,3% minder dan één keer per jaar
eraan deelgenomen. Het laatstgenoemde cijfer wekt het vermoeden dat deze respondenten
zich het concertseizoen 2013-2014 niet hebben ingeschreven voor workshops, maar dat ze
gedurende een ander jaar eraan hebben geparticipeerd. Daarnaast heeft 87,2% van de 47
respondenten aangegeven reeds te hebben deelgenomen aan een workshop, lezing of
seminarie voor één of meerdere van hun vrijetijdsbestedingen. 95,7%, oftewel 45
respondenten, heeft reeds een muziek gerelateerd workshop gevolgd zoals een P.A. cursus,
een Ableton cursus, een cursus mondharmonica, songwriting, stemcoaching, masterclasses
muziek of akoestische gitaar leren spelen. 12,8% stelt echter dat hij/zij nog nooit heeft
deelgenomen aan een workshop en dit terwijl ze in een voorgaande vraag van de survey
reeds hebben aangeduid dat ze hebben deelgenomen aan een workshop van Het Depot. Dit
duidt op een zeker inconsistentie in de data. Deze gegevens werden dan ook uit de verdere
analyses gehaald.
52
1.3.2. Tevredenheid over het aanbod
Een eerste set van stellingen peilde naar de respondent zijn/haar tevredenheid over het
aanbod van workshops. De stellingen over het aanbod kennen een missing rate van 36,2%,
dat wil zeggen dat 17 personen van de 47 deze niet hebben ingevuld. De stellingen werden
dus volledig beantwoord door 30 respondenten. Op de eerste stelling ‘Ik vind het aanbod
interessant’ antwoorde 93,3% met ‘ja’. Slechts 3,3% ging hier niet mee akkoord en 3,3%
vond de stelling niet van toepassing. Voor 76,7% sluit het aanbod van de workshops aan bij
zijn/haar verwachtingen over muzikale workshops. 16,7% is het daar niet mee eens en 6,7%
heeft er geen mening over. Een derde stelling vroeg naar de mening van participanten over
de diversiteit van het aanbod. Voor 73,3% is het aanbod divers en voor 16,7% is dit niet het
geval. 10% vindt de stelling niet van toepassing op hem/haar. Met de stelling ‘Ik ben
tevreden over de docenten’ gaat 66,7% akkoord, 6,7% is het er echter niet mee eens en
26,7% heeft er geen mening over. Een laatste stelling peilde naar de tevredenheid over de
omkadering van het aanbod qua infrastructuur en voorzieningen. 66,7% vindt het aanbod
goed omkaderd, 6,7% vindt van niet en voor 26,7% is de stelling niet van toepassing.
Over het algemeen kan gesteld worden dat het aanbod van de workshops goed
onthaald wordt door de participanten die de online-survey hebben ingevuld. Gemiddeld
genomen kent 75,3% van de deelnemers een globale tevredenheid over de bevraagde
aspecten van het aanbod. Gemiddeld 10% van de respondenten is globaal genomen echter
niet tevreden over het aanbod. Voor gemiddeld 14,7% van de respondenten waren de
stellingen niet van toepassing. Onderstaande grafiek toont de tevredenheid van
respondenten over de verschillende stellingen met betrekking tot het aanbod van de
workshops.
53
Figuur 5: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over het
aanbod van de workshops.
1.3.3. Tevredenheid over de organisatie
Een tweede set van stellingen peilde naar de respondent zijn/haar tevredenheid over de
organisatie van de workshops. Ook deze set kende een missing rate van 36,2% wat wil
zeggen dat 30 respondenten de stellingen volledig beantwoord hebben. De eerste stelling
vroeg naar de mening van de respondenten over het al dan niet terugvinden van voldoende
informatie over de workshops. 86,7% vindt voldoende informatie terug, maar 13,3% is het
daar niet mee eens. Met de stelling ‘Ik kan mij vlot inschrijven voor een workshop’ gaat 90%
akkoord, 3,3% is het daar niet mee eens en 6,7% heeft er geen mening over. Een derde
stelling peilde naar de mening van participanten over het inschrijvingsgeld. Voor 73,3% is het
inschrijvingsgeld gepast, 20% vindt van niet en 6,7% vindt de stelling niet van toepassing.
Met de vierde stelling ‘Op eventuele vragen die ik heb, ontvang ik snel een gepast antwoord’
gaf 63,3% van de respondenten aan ermee akkoord te gaan. 3,3% gaat er echter niet mee
akkoord en voor 33,3% is de stelling niet van toepassing. Het hoge aantal respondenten die
‘niet van toepassing’ heeft aangevinkt, kan verklaard worden door het feit dat zij
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Ik vind hetaanbod
interessant
Het aanbod sluitaan bij mijn
verwachtingen
Ik vind hetaanbod divers
Ik ben tevredenover de
docenten
Ik vind hetaanbod goed
omkaderd
Pro
cen
tue
le v
erh
ou
din
g
Stellingen over het aanbod
Workshops: tevredenheid over het aanbod
n.v.t.
Neen
Ja
54
waarschijnlijk nog niet met vragen hebben gezeten betreffende de workshops. In een
volgende stelling werd gepeild naar de tevredenheid over de globale organisatie van de
workshops. Van de participanten vindt 80% dat de workshops over het algemeen goed
georganiseerd zijn. 10% van de respondenten is daar niet mee akkoord en 10% heeft er geen
mening over. Met de laatste stelling ‘Ik zou me opnieuw inschrijven voor een workshop
georganiseerd door Het Depot’ gaat 96,7% akkoord, terwijl 3,3% het daar niet mee eens is.
Over het algemeen kan gesteld worden dat de organisatie van de workshops goed
bevonden wordt door de participanten die de online-survey hebben ingevuld. Gemiddeld
genomen is 81,6% van de deelnemers over het algemeen tevreden over de bevraagde
aspecten van de organisatie. Gemiddeld 8,4% van de respondenten is echter niet tevreden
over de organisatie. Voor gemiddeld 10% van de respondenten waren de stellingen niet van
toepassing. Onderstaande grafiek toont de tevredenheid van respondenten over de
verschillende stellingen met betrekking tot de organisatie van de workshops.
Figuur 6: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over de
organisatie van de workshops.
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Pro
cen
tuel
e ve
rho
ud
ing
Stellingen over de organisatie
Workshops: tevredenheid over de organisatie
n.v.t.
Neen
Ja
55
1.3.4. Huidige en gewenste communicatie
Vervolgens werden participanten aan de workshops bevraagd over hun mening over de
communicatie of promotie van de workshops. Allereerst werden de respondenten gevraagd
hoe ze informatie vergaren over de workshops. Daarbij gaf 53,2% aan dat de belangrijkste
informatiebron voor hen de website van Het Depot is. Voor 40,4% vormt dit de tweede
voornaamste bron aan informatie. De digitale Popnieuwsbrief is voor 42,6% het belangrijkste
informatiekanaal. Voor 38,3% komt dit op de tweede plaats. Sociale media zijn voor 34% een
derde belangrijkste informatiebron. Vervolgens komt in Het Depot zelf (aan het onthaal of
via medewerkers) op de vierde plaats voor 40,4%.
Daarnaast werd gepeild naar de opinies van respondenten over de mate waarin er
gecommuniceerd wordt door Het Depot. 66% van de respondenten duidde aan dat hij/zij
voldoende informatie terug vindt over de educatiewerking. 19,1% vindt dat eventuele
vragen die hij/zij heeft over de educatiewerking snel en correct worden beantwoord.
Daarentegen vindt 6,4% onvoldoende informatie terug, weet 6,4% niet waar te zoeken naar
informatie en ontvangt 2,1% te veel informatie.
Tot slot werd ook onderzocht welke de voorkeur van communicatiekanalen zijn
waarlangs participanten geïnformeerd willen worden over workshops. Als belangrijkste
informatiebron kwam voor 53,2% de website van Het Depot naar voren. Voor 42,6% staat dit
op de tweede plaats. De digitale Popnieuwsbrief vormt voor 38,3% het belangrijkste
informatiekanaal en ook voor 38,3% het tweede belangrijkste. Op de derde plaats wenst
38,3% zicht te informeren via sociale media. Vervolgens volgt in Het Depot zelf voor 36,2%
op de vierde plaats en een brochure over de educatiewerking komt voor 31,9% op de vijfde
plaats. Affiches, flyers, vrienden en kennissen, de website van de stad Leuven, een brochure
van de stad, kranten en magazines komen in deze volgorde op de laatste plaatsen.
1.4. Softwarecursussen
1.4.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken
Het totaal aantal respondenten dat reeds heeft deelgenomen aan softwarecursussen komt
neer op 33. Daaronder vallen 93,9% mannen en 6,1% vrouwen. Zij zijn allen geboren tussen
1950 en 1993. In tegenstelling tot de instrumentlessen en workshops is het merendeel van
56
de cursisten geboren in de jaren 1970, namelijk 42,2%. Van de overige respondenten is 3%
geboren in de jaren 1990, 12,2% in de jaren 1980 en 39,3% gedurende de jaren 1950 tot en
met de jaren 1960. Van de participanten aan de workshops woont 18,1% in Leuven en
Heverlee. De overige gemeentes die hoog scoren zijn Herent met 9,1% en Kortenberg met
6,1%. De resterende respondenten wonen in de provincies Vlaams-Brabant en Antwerpen.
Van de respondenten die reeds naar een softwarecursus in Het Depot zijn geweest, woont
9,1% in het ouderlijke huis en woont 24,2% reeds alleen. 36,4% woont samen en heeft
kinderen – waarvan 9,1% kinderen jonger dan 6 jaar heeft, 18,3% heeft kinderen tussen 10
en 17 jaar en 9,1% heeft kinderen ouder dan 20 jaar –, en 15,2% woont samen zonder
kinderen. Daarnaast is 15,2% alleenstaande met kinderen. De beroepssituatie van de
respondenten kan onderverdeeld worden als volgt: 3% is student, 78,8% is werkende, 6,1%
heeft (momenteel) geen werk en 12,1% is gepensioneerd. Vooral het lage percentage aan
studenten is opvallend voor een studentenstad zoals Leuven. Als opleidingsniveau heeft
6,1% het diploma lager secundair onderwijs behaald, 12,2% heeft het hoger secundair
onderwijs beëindigd, 39,4% heeft verder gestudeerd aan een hogeschool, 39,4% heeft een
diploma universitair onderwijs en 3% is doctorandi.
Van de respondenten is 18,2% actief bezig met muziek als muzikant of producer. 3%
is werkzaam in een muziekcentrum, in de muzieksales of in de platenindustrie. Daarnaast is
75,8% enkel als hobby met muziek bezig en is 3% niet actief op muzikaal vlak. Verder kennen
de vragen over de softwarecursussen een missing rate van 30,3%, wat wil zeggen dat 23
respondenten alle vragen volledig hebben beantwoord. Van de 23 respondenten heeft 8,7%
de afgelopen twaalf maanden meer dan één keer per maand deelgenomen aan een
softwarecursus in Het Depot. 56,5% heeft meer dan één keer dit jaar en minder dan
meerdere keren per maand eraan deelgenomen. Daarnaast heeft 34,8% de afgelopen twaalf
maanden geen cursus gevolgd in Het Depot. Dat wil zeggen dat ze een ander jaar wel in het
muziekcentrum zijn geweest voor een cursus. In totaal komt dat neer op 69,7% van het
totaal aantal respondenten dat heeft aangeduid ooit al te hebben deelgenomen aan een
softwarecursus van Het Depot.
57
1.4.2. Aanbod
Zoals de participanten aan de instrumentlessen en workshops werden participanten aan de
softwarecursussen eerst en vooral gevraagd om een aantal stellingen met betrekking tot het
aanbod van de cursussen te beoordelen met ‘ja’, ‘neen’ of ‘niet van toepassing’. Met de
eerste stelling ‘Ik vind het aanbod interessant’ gaf 69,7% van de respondenten aan ermee
akkoord te gaan. Deze stelling kende een missing rate van 30,3%. Daardoor kan gesteld
worden dat alle respondenten die de stelling beantwoordden (100%), het aanbod
interessant vinden. Een tweede stelling poogde te weten te komen of het aanbod van de
lessen voldoende aansluit bij de respondent zijn/haar verwachtingen van muziek
gerelateerde softwarecursussen. 78,3% gaf aan daarmee akkoord te zijn. Voor 21,7% stemt
het aanbod niet volledig overeen met zijn/haar verwachtingen. Als derde stelling werd
gepeild naar de respondent zijn/haar mening over de diversiteit van het aanbod. Voor 87% is
het aanbod van de softwarecursussen divers. 4,3% vindt echter van niet en 8,7% heeft er
geen mening over. In een volgende stelling werd gepeild naar de tevredenheid over de
docenten die de cursussen geven. 69,7% gaf aan tevreden te zijn. Ook deze stelling kende
een missing rate van 30,3%. Daardoor kan gesteld worden dat alle respondenten die de
stelling beantwoordden (100%) tevreden zijn over de docenten. Een laatste stelling vroeg
naar de mening van respondenten over de omkadering van het aanbod qua infrastructuur en
voorzieningen. 91,3% vindt het aanbod goed omkaderd terwijl 8,7% het daar niet mee eens
is.
Over het algemeen kan gesteld worden dat het aanbod van de softwarecursussen
goed onthaald wordt door de participanten die de online-survey hebben ingevuld.
Gemiddeld genomen kent 91,3% van de deelnemers een globale tevredenheid over de
bevraagde aspecten van het aanbod. Gemiddeld 6,9% van de respondenten is globaal
genomen echter niet tevreden over het aanbod. Voor gemiddeld 1,8% van de respondenten
waren de stellingen niet van toepassing. Onderstaande grafiek toont de tevredenheid van
respondenten over de verschillende stellingen met betrekking tot het aanbod van de
softwarecursussen.
58
Figuur 7: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over het
aanbod van de softwarecursussen.
1.4.3. Organisatie
Vervolgens werd door middel van zes stellingen gepeild naar de respondent zijn/haar
tevredenheid over de organisatie van de softwarecursussen. De eerste stelling vroeg naar de
mening van de respondenten over het al dan niet terugvinden van voldoende informatie
over de cursussen. 87% vindt voldoende informatie terug, terwijl 13% het daar niet mee
eens is. Met de stelling ‘Ik kan mij vlot inschrijven voor een softwarecursus’ gaat 87%
akkoord, 8,7% is het daar niet mee eens en 4,3% heeft er geen mening over. Een derde
stelling peilde naar de mening van participanten over het inschrijvingsgeld. Voor 82,6% is het
inschrijvingsgeld gepast, 8,7% vindt van niet en 8,7% vindt de stelling niet van toepassing.
Met de vierde stelling ‘Op eventuele vragen die ik heb, ontvang ik snel een gepast antwoord’
gaf 87% van de respondenten aan ermee akkoord te gaan. 8,7% gaat er echter niet mee
akkoord en voor 4,3% is de stelling niet van toepassing. In een volgende stelling werd gepeild
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Ik vind hetaanbod
interessant
Het aanbod sluitaan bij mijn
verwachtingen
Ik vind hetaanbod divers
Ik ben tevredenover de
docenten
Ik vind hetaanbod goed
omkaderd
Pro
cen
tue
le v
erh
ou
din
g
Stellingen over het aanbod
Softwarecursussen: tevredenheid over het aanbod
n.v.t.
Neen
Ja
59
naar de tevredenheid over de globale organisatie van de cursussen. Van de participanten
vindt 95,7% dat de lessen over het algemeen goed georganiseerd zijn. 4,3% van de
respondenten is daar echter niet mee akkoord. Op de laatste stelling ‘Ik zou me opnieuw
inschrijven voor een workshop van Het Depot’ antwoorde 100% met ‘ja’.
Over het algemeen kan er gesteld worden dat de organisatie van de
softwarecursussen goed bevonden wordt door de participanten die de online-survey hebben
ingevuld. Gemiddeld genomen is 89,9% van de deelnemers over het algemeen tevreden over
de bevraagde aspecten van de organisatie. Gemiddeld 7,2% van de respondenten is echter
niet tevreden over de organisatie. Voor gemiddeld 2,9% van de respondenten waren de
stellingen niet van toepassing. Onderstaande grafiek toont de tevredenheid van
respondenten over de verschillende stellingen met betrekking tot de organisatie van de
softwarecursussen.
Figuur 8: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over de
organisatie van de softwarecursussen.
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Pro
cen
tuel
e ve
rho
ud
ing
Stellingen over de organisatie
Softwarecursussen: tevredenheid over de organisatie
n.v.t.
Neen
Ja
60
1.4.4. Huidige en gewenste communicatie
Ten derde werden participanten aan de softwarecursussen bevraagd over hun mening over
de communicatie of promotie van de cursussen. Allereerst werden de respondenten
gevraagd hoe ze informatie inwinnen over de softwarecursussen. Daarbij gaf 54,5% aan dat
de belangrijkste informatiebron voor hen de website van Het Depot is. Voor 42,2% is dit de
tweede voornaamste bron aan informatie. De digitale Popnieuwsbrief vormt voor 39,4% het
belangrijkste informatiekanaal. Voor 38,3% komt dit op de tweede plaats. Sociale media zijn
voor 54,5% een derde belangrijkste informatiebron. Vervolgens komt in Het Depot zelf (aan
het onthaal of via medewerkers) op de vierde plaats voor 42,4%.
Een volgende set vragen trachtte de opinies van respondenten over de mate waarin
er gecommuniceerd wordt door Het Depot te weten te komen. 72,7% van de respondenten
gaf aan dat hij/zij voldoende informatie terug vindt over de educatiewerking. 18,2% vindt
dat eventuele vragen die hij/zij heeft over de educatiewerking snel en correct worden
beantwoord. Daarentegen vindt 9,1% onvoldoende informatie terug.
Daarnaast werd ook onderzocht welke de voorkeur van communicatiekanalen zijn
waarlangs participanten geïnformeerd willen worden over softwarecursussen. Als
belangrijkste informatiebron kwam voor 66,7% de website van Het Depot naar voren. Voor
30,3% komt dit op de tweede plaats. De digitale Popnieuwsbrief wordt door 27,3% verkozen
als het belangrijkste informatiekanaal en wordt voor 57,6 % het tweede belangrijkste kanaal
bevonden. Op de derde plaats verkiest 72,7% zicht te informeren via sociale media.
Vervolgens volgt in Het Depot zelf voor 54,5% op de vierde plaats en een brochure over de
educatiewerking komt voor 48,5% op de vijfde plaats. Affiches, flyers, vrienden en
kennissen, de website van de stad Leuven, een brochure van de stad, kranten en magazines
komen op de laatste plaatsen.
1.5. Concluderende bevindingen van en over participanten aan de educatiewerking
1.5.1. Vergelijking demografische en sociografische gegevens
Een vergelijking tussen de verschillende achtergrondgegevens van de respondenten, kan een
breder licht werpen op het doelpubliek dat momenteel bereikt wordt. Wel is, zoals in de
61
inleiding reeds werd aangehaald, het aantal respondenten dat de online-survey heeft
ingevuld te klein om exacte uitspraken te maken over de educatiewerking. De
representativiteit van de antwoorden van participanten is dus niet zeker. Hun opinies zijn
echter wel van belang om assumpties te kunnen maken, maar mogen niet veralgemeend
worden naar de gehele populatie van alle deelnemers aan of geïnteresseerden in de
educatiewerking.
Als eerste valt op dat deelnemers aan de educatiewerking, zowel voor workshops als
voor softwarecursussen, nagenoeg enkel mannen zijn. Bij beide pijlers van de educatie van
Het Depot zijn respectievelijk 83% en 93,9% van de deelnemers mannen. Bij de zang- en
instrumentlessen ligt het verschil iets lager met 57,1% mannen en 42,9% vrouwen. Ten
tweede kan worden vastgesteld dat de leeftijdscategorie 25 tot 35 jarigen het meeste
voorkomt bij deelnemers aan workshops en aan instrument- en zanglessen. In tegenstelling
daarvan is het merendeel van de softwarecursisten geboren in de jaren 1970. Daardoor kan
vastgesteld worden dat softwarecursussen bij een iets ouder publiek aanslaan. De
instrument- en zanglessen kennen ook een jong publiek waaronder zelfs 10 jarigen vallen.
Dit is echter opvallend omdat Leuven een studentenstad is en men zou verwachten dat toch
meer studenten zich zouden inschrijven voor de activiteiten. Vervolgens kan de woonplaats
van de respondenten tussen de verschillende educatieve activiteiten vergeleken worden.
Van de participanten aan de zang- en instrumentlessen woont 52,9% in Leuven en in de
omliggende gemeenten. Daarentegen is een gelijkaardig aantal van 28,2% van de
deelnemers aan workshops en 27,2% van softwarecursisten woonachtig in groot-Leuven. De
overige participanten wonen in een straal van 25 kilometer van Het Depot.
Ten vierde kan een vergelijking gemaakt worden tussen de leefsituatie van de
participanten. Wat opvalt is dat de muziek- en instrumentlessen het grootste aantal
deelnemers kennen dat nog in het ouderlijke huis woont. Het aantal respondenten dat
alleen woont en het aantal dat reeds samen woont en kinderen heeft is gelijkaardig bij
workshops en softwarecursussen. De leeftijd van de kinderen van participanten ligt bij
deelnemers aan workshops lager dan bij cursisten. Verder kan ook het opleidingsniveau
vergeleken worden. Wat geconstateerd kan worden is dat de instrumentlessen, in
vergelijking met de workshops en softwarecursussen, een groter aantal deelnemers kennen
dat als hoogst behaalde opleidingsniveau het diploma hoger secundair onderwijs behaalde.
62
Dat hangt samen met het gegeven dat de lessen een jong publiek kennen die nog niet
kunnen verder studeren omwille van hun jonge leeftijd. Daarnaast hebben meer dan 75%
van de deelnemers aan workshops en softwarecursussen verder gestudeerd aan een
hogeschool of universiteit. Ten zesde kan de beroepssituatie tussen de verschillende
deelnemers vergeleken worden. De instrumentlessen en workshops kennen een gelijkaardig
aantal deelnemers dat nog steeds studeert. Het aantal softwarecursisten en het aantal
deelnemers aan workshops dat actief is op de arbeidsmarkt is min of meer overeenkomend.
De softwarecursussen kennen daarnaast het hoogste aantal deelnemers dat reeds op
pensioen is.
Tot slot kan een vergelijking gemaakt worden tussen het al dan niet actief zijn van de
respondenten in de muzieksector. Participanten aan de zang- en instrumentlessen kunnen
als volgt ingedeeld worden: 88,6% ervan is enkel als hobby met muziek bezig, 10% is
muzikant of producer en 1,4% is niet actief op muzikaal vlak. Deelnemers aan workshops
kennen een min of meer gelijkaardige indeling. 80,9% van deze deelnemers beoefent muziek
enkel als hobby, 14,9% is muzikant of producer en 4,3% is niet actief op muzikaal vlak. Van
de softwarecursisten is 75,8% enkel als hobby met muziek bezig, is 18,2% actief bezig met
muziek als muzikant of producer en is 3% niet actief op muzikaal vlak. Ook is 3% van de
cursisten werkzaam in een muziekcentrum, in de muzieksales of in de platenindustrie. Deze
cijfers maken duidelijk dat deelnemers aan softwarecursussen het meest actief zijn op
muzikaal vlak. Daarentegen zijn het meeste participanten aan de instrumentlessen enkel als
hobby met muziek bezig. Wanneer gepeild werd naar de vrijetijdsbestedingen van
participanten, valt allereerst op dat voor 71% van de participanten muziek beluisteren één
van de favoriete tijdsbestedingen is. Op de tweede plaats volgt voor 40,6% het naar
concerten, theater en andere vormen van podiumkunsten gaan. Daarnaast kijkt 39,8% graag
televisie, films en series in zijn vrije tijd, en doet hetzelfde percentage aan sportbeoefening.
Voor 39,1% is actief kunst beoefenen zoals musiceren, acteren en dansen het ideale
tijdverdrijf. Op de vraag of de respondenten al ooit in Het Depot zijn geweest, antwoordde
78,9% er al ooit naar een concert te zijn gaan kijken. Uit dit cijfer valt op dat er een zekere
samenhang is tussen het participeren aan een activiteit van de educatiewerking en het
bezoeken van Het Depot voor een concert bij te wonen. Daarnaast heeft 11,3% reeds zang-
en instrumentlessen gevolgd in het muziekcentrum, 12,9% een workshop, lezing of
63
softwarecursus en 5% een infosessie. Verder is 20,2% van de respondenten naar Depot
Open, de tweejaarlijkse opendeurdag van Het Depot, geweest.
1.5.2. Algemene tevredenheid over het educatieve aanbod van Het Depot
Als de algemene tevredenheid over het aanbod van de instrumentlessen, de workshops en
de softwarecursussen vergeleken wordt, kan gesteld worden dat gemiddeld 75% van de
participanten tevreden is over de bevraagde aspecten. De aspecten van het aanbod die het
best scoren, zijn de kwaliteiten van de docenten en het interessante aanbod an sich. De
deelnemers aan softwarecursussen zijn het meest tevreden, want globaal genomen kennen
zij over alle stellingen heen een tevredenheid van gemiddeld 91,3%. De instrumentlessen en
workshops daarentegen kennen een gelijkaardig ontevredenheidspercentage van zo’n 10%.
De aspecten die iets minder goed scoren bij deze respondenten, hebben onder meer
betrekking op het gegeven dat het aanbod niet zo goed aansluit bij hun verwachtingen
ervan, over de diversiteit van het aanbod en de omkadering ervan qua infrastructuur en
voorzieningen. Het depot kan hier op inspelen door onder meer het aanbod meer
afwisselend en variërend te maken, en door te zorgen dat voor elke cursus of workshop alle
benodigdheden ervoor in orde zijn.
1.5.3. Algemene tevredenheid over de organisatie van de educatiewerking
Naast de tevredenheid over het aanbod van de educatiewerking, kan ook de organisatie
ervan vergeleken worden tussen de drie pijlers van de educatiewerking. Ook op het vlak van
de organisatie van de educatie is gemiddeld meer dan 75% algemeen tevreden. Ook over de
organisatie zijn deelnemers aan softwarecursussen het meest tevreden, met een
gemiddelde van 89,9%. Alle cursisten die aan de online-survey hebben deelgenomen,
zouden zich in de toekomst opnieuw willen inschrijven. Ook de algemene tevredenheid over
de cursussen scoort zeer hoog met 95,7%. Gemiddeld genomen kennen de workshops en
softwarecursussen een gelijkaardig ontevredenheidspercentage dat tussen 7% en 8%
gesitueerd kan worden. Bij de twee pijlers van de educatiewerking zijn respondenten het
minst tevreden over het inschrijvingsgeld. Meer dan 20% van de respondenten is daar zowel
bij de instrumentlessen als bij de workshops ontevreden over. Wel zou 96,7% van de
64
deelnemers aan workshops zich opnieuw willen inschrijven. Deelnemers aan de zang- en
instrumentlessen zijn het meest tevreden (85,7%) over de algemene organisatie van de
lessen. Over de drie aspecten van de educatiewerking heen, is het percentage aan
respondenten dat voldoende en onvoldoende informatie terug vindt gelijkaardig.
1.5.4. Algemene tevredenheid over de communicatie en promotie van de educatiewerking
Inzake de communicatie en promotie van de educatiewerking werd in de enquête gevraagd
naar de huidige informatiekanalen waarlangs respondenten zich informeren, wat hun
mening is over de mate waarin er gecommuniceerd wordt en wat hun voorkeuren zijn voor
communicatiekanalen.
Wanneer de kanalen waarlangs participanten zich informeren over de verschillende
aspecten van de educatiewerking worden vergeleken, valt op dat deze gelijkaardig zijn. Op
de eerste plaats informeren participanten zich via de website van Het Depot. Op de tweede
plaats komt de digitale Popnieuwsbrief, gevolgd door sociale media. Het Depot zelf volgt op
de vijfde plaats als informatiebron over de educatie. De verhoudingen zijn voor deelnemers
aan workshops en voor cursisten bijna volledig conform. Een hoger percentage van
deelnemers aan de muzieklessen informeert zich daarentegen meer via de website van Het
Depot dan via de nieuwsbrief. Verder komt de voorkeur voor communicatiekanalen
waarlangs participanten geïnformeerd willen worden overeen met de informatiebronnen
waarlangs ze zich reeds informeren over de educatiewerking. De volgorde van de
belangrijkste communicatiekanalen is de website van Het Depot, de Popnieuwsbrief, sociale
media, in Het Depot zelf en een brochure. Affiches, flyers, vrienden en kennissen, de website
van de stad Leuven, een brochure van de stad, kranten en magazines komen op de laatste
plaatsen.
Ook de mate waarin er door Het Depot gecommuniceerd wordt, kent min of meer
evenredige verhoudingen tussen de verschillende pijlers van de educatiewerking. De grote
meerderheid (tussen 61% en 73%) van respondenten vindt voldoende informatie terug over
de educatiewerking. Zo’n 20% is daarnaast van mening dat eventuele vragen die hij/zij heeft
over de educatiewerking snel en correct worden beantwoord. Tussen de 5% en 10% vindt
echter onvoldoende informatie terug. Van de respondenten over de instrumentlessen en
65
workshops weet zo’n 5% niet waar te zoeken naar informatie en vindt 1% à 2% dat hij/zij te
veel informatie ontvangt. Uit deze gegevens blijkt dat zo’n 30% tot 40% niet de optie ‘Ik vind
voldoende informatie terug’ heeft aangeduid. Dat kan erop wijzen dat ze daar niet mee
akkoord waren of gewoon van mening waren dat een andere stelling beter bij hun
ervaringen aansloot. Toch mag niet uitgesloten worden dat meer, duidelijke en beter
zichtbare communicatie en promotie wenselijk is.
Wanneer gevraagd werd naar het sociale media gebruik van de participanten, gaf
62% toe dagelijks Facebook te gebruiken. 16,1% is er af en toe actief op, 4,4% zelden en
17,5% gebruikt Facebook nooit. Daarnaast is 8,8% dagelijks actief op Twitter. 11% gebruikt
het kanaal af en toe, 19,1% zelden en 61% is er helemaal niet actief op. Deze gegevens
duiden aan dat via Facebook als sociaal medium een groot deel van de participanten (zo’n
78%) bereikt kan worden. Daardoor zou het nuttig zijn als Het Depot hier ook met de
educatiewerking op inspeelt. Via de huidige Facebook-pagina van Het Depot kan er zo meer
informatie verspreid worden over opkomende activiteiten. Er kan daarnaast ook gekozen
worden om via een aparte pagina, bijvoorbeeld ‘Popatelier Het Depot’, enkel informatie te
verspreiden over de educatie. De informatie die daarop verschijnt, kan gekoppeld worden
aan de website. Om de communicatie errond wat aantrekkelijker en interactiever te maken
kan ook het posten van foto’s of filmpjes van workshops en allerhande bijdragen tot meer
interactie en bekendheid. Concrete voorbeelden zijn in het volgende hoofdstuk opgenomen.
Het gebruik van Twitter als communicatiekanaal kan daarnaast minder aangewezen zijn,
aangezien slechts zo’n 20% van de participanten er actief op is. Wel moet er rekening
worden gehouden met het feit dat de enquête enkel online werd afgenomen, waardoor
respondenten al meer voeling kunnen hebben met het internet en sociale media. Deze
gegevens mogen dus niet veralgemeend worden naar het totale bereik van de
educatiewerking.
1.5.5. Mogelijke drempels die participanten kunnen ervaren
De participanten werden ook bevraagd naar mogelijke drempels die ze zouden kunnen
ervaren waardoor ze misschien niet zouden deelnemen aan de educatiewerking. De stelling
‘Het aanbod interesseert me niet’ vormt voor 27,7% de voornaamste potentiële drempel. Op
66
de tweede plaats komt voor 24,8% te hoog inschrijvingsgeld. Dit is volgens Lievens en Waege
een praktische drempel waarbij het gaat om een financiële kost. Voor 24,3% is het moment
waarop de activiteiten plaatsvinden of de momenten waarop de respondenten niet kunnen,
de grootste drempel. Deze drempel heeft dus ook te maken met tijdsgebrek. Voor 4,4%
komt zowel het beschikken over te weinig informatie over de educatie als geen tijd of
interesse hebben om zich ervoor te engageren op de eerste plaats. Deze potentiële
drempels hebben respectievelijk te maken met een gebrek aan informatie en motivatie. ‘Het
is moeilijk om deel te nemen aan de educatiewerking vanwege kinderopvang‘ vormt voor
3,7% de grootste potentiële drempel. Ook deze drempel heeft te maken met tijdsgebrek.
Dat Het Depot niet over de nodige faciliteiten en voorzieningen bezit, vormt voor 1,5% de
grootst mogelijke drempel. Het gaat daarbij volgens De Laeter en Slangen om een praktische
drempel. Ook kan voor 1,5% van de respondenten de grootst mogelijke barrière zijn dat ze
liever deelnemen aan activiteiten van andere organisaties of instellingen. Dat kan een gevolg
zijn van keuzestress. Daarnaast vormt voor 1,5% het lijden aan een gezondheidsklacht of
fysieke beperking de voornaamste drempel. Tot slot vormen zowel de moeilijke
bereikbaarheid van Het Depot met het openbaar vervoer als niemand hebben om mee te
gaan voor 0,7% de grootste potentiële drempel. Deze barrières hebben respectievelijk te
maken met geografische factoren en sociale redenen.
1.5.6. Toekomstige deelname?
Van de respondenten die reeds hebben deelgenomen aan de educatiewerking, gaf 59,1%
aan zeker opnieuw te willen deelnemen. 40,1% twijfelt nog, maar duidde aan misschien
opnieuw te willen participeren. Daarentegen heeft 0,7% niet meer de behoefte om opnieuw
aan een activiteit van de educatiewerking te willen deelnemen. Deze cijfers kunnen als
gunstig beschouwd worden. Het toont namelijk dat de grote meerderheid van participanten
tevreden is over de educatiewerking. De luttele 0,7% mag daarom wat verwaarloosd
worden. Voor Het Depot vormt het wel een uitdaging om de 40,1% die misschien opnieuw
wil deelnemen, weer warm te maken en te overtuigen van haar activiteiten.
67
1.5.7. Tips of aanbevelingen van participanten
De voornaamste tips of aanbevelingen van participanten die in de online-survey naar voren
kwamen, hebben betrekking op het aanbod aan activiteiten, de organisatie, de
communicatie, de prijs en het tijdstip van de educatiewerking. Over het aanbod aan
activiteiten, hadden respondenten ideeën over mogelijke workshops of cursussen. Waar het
meest vraag naar is, zijn onder meer cursussen Cubase, Ableton en Pioneer dj-sessies,
workshops gitaarspel in groep, stemcoaching, concertfotografie, muziektherapie,
mondharmonica, en singer-songwriting. Een algemene opmerking bij softwarecursussen was
om een handboek te voorzien of om een forum of helpdesk op te zetten waar cursisten
gemakkelijk vragen aan elkaar en aan de docent kunnen stellen (ook als de lessen zijn
afgelopen). Op het vlak van organisatie zijn ook een aantal aanbevelingen gekomen. Vooral
voor de instrument- en zanglessen die voor concerten plaatsvinden, en dan meer bepaald
voor de lessen tussen 19u00 en 20u00, vragen een aantal respondenten een betere
communicatie om binnen te geraken als de deuren gesloten zijn. Ook moeten de docenten
beter op de tijdsduur van de lessen waken. Zo vinden een aantal leerlingen dat een half uur
les hebben te kort is, net omdat je tijd verliest met het wisselen van leerlingen en met het in-
en uitpakken van je materiaal.
Voor de communicatie van de educatiewerking zijn ook een aantal tips uit de bus
gekomen. Een aantal respondenten raadde aan om de website meer up-to-date te houden
en dat er meer informatie over de workshops of muzieklessen verschijnt op de website of via
e-mail. Ook meer reclame over het aanbod en betere promotie over de educatiewerking is
volgens sommigen een must. Een respondent pleitte daarnaast voor een duidelijker
overzicht met wanneer en hoeveel inhaallessen worden georganiseerd indien er
muzieklessen zouden weggevallen zijn. Dit zou op een online platform of op het
educatiebord op de tweede verdieping meer duidelijk gemaakt kunnen worden. Verder
moeten volgens enkelen de workshops of cursussen sneller aangekondigd worden, zodat
deelnemers zich zeker kunnen vrijmaken. Ook voordat een cursus of workshop bijna van
start gaat, kan een reminder via e-mail gestuurd worden zodat degenen die zijn
ingeschreven er terug aan herinnerd worden. Over de prijs van instrumentlessen en
workshops zijn ook een aantal opmerkingen gekomen. Vooral studenten en jonge mensen
vinden de prijs aan de hoge kant waardoor ze soms niet kunnen deelnemen omdat ze het
68
inschrijvingsgeld niet kunnen betalen. Zo zou men kunnen nadenken over een systeem van
prijsdifferentiatie voor kinderen of studenten.
2. Niet-participanten
2.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken
Van de 577 respondenten die de enquête hebben ingevuld, hebben 440 personen nog nooit
deelgenomen aan de educatiewerking van Het Depot. Dat komt neer op 76,3%. Het grote
aantal ‘niet-participanten’ is te verklaren vanuit het feit dat de survey ook naar de abonnees
van de algemene concertnieuwsbrief van Het Depot is verzonden geweest. Daarvan waren
veel personen nog niet vertrouwd met het educatieve luik van het muziekcentrum.
De niet-participanten bestaan uit 227 mannen (51,6%) en 213 vrouwen (48,4%). Allen
zijn geboren tussen 1945 en 1996. Het merendeel van de respondenten (27,3%) is geboren
in de jaren 1970 gevolgd door de jaren 1980 met 25,9%. In de jaren 1960 is 20,5% van de
respondenten geboren, in de jaren 1990 15,9% en in de jaren 1940 en 1950 10,4%. Het
grootste aantal respondenten is woonachtig in Leuven, namelijk 36,8%. De gemeenten waar
vervolgens de meeste respondenten wonen zijn Herent (3,9%), Haacht (3%), Tienen (2,5%)
en Aarschot (2%). De overige niet-participanten wonen verspreid over de rest van Vlaams-
Brabant en Vlaanderen. Betreffende de leefsituatie van de respondenten valt op dat 17% bij
zijn/haar ouders inwoont. 16,6% woont reeds alleen. Daarnaast woont 34,9% samen met
kinderen – 19,8% heeft kinderen tussen 1 en 14 jaar en 15,1% heeft kinderen tussen 15 en
30 jaar –, en 31,5% woont samen en heeft nog geen kinderen. Het relatief grote aantal
respondenten dat kinderen heeft die jonger dan 14 jaar zijn, kan te maken hebben met het
gegeven dat ze geen tijd hebben om te participeren aan activiteiten van de educatiewerking
omdat ze voor hun kinderen moeten zorgen. Als hoogst behaalde opleidingsniveau heeft
2,1% het lager secundair onderwijs beëindigd. 23% heeft het diploma hoger secundair
onderwijs behaald. Daarnaast heeft 37,6% verder gestudeerd aan een hogeschool, 34,9%
aan een universiteit en 2,5% heeft gedoctoreerd. De beroepssituatie van de respondenten
kan als volgt verdeeld worden: 15,7% is student, 79,4% werkt, 2,6% heeft (momenteel) geen
werk en 2,3% is reeds op pensioen.
69
De respondenten werden daarnaast bevraagd of ze actief zijn in de muzieksector.
Van de niet-participanten is slechts 5% actief in de muziekwereld. Daaronder is 2,7%
muzikant of producer, 0,9% is muziektechnicus (licht en geluid) en 2,3% is werkzaam in een
muziekcentrum, in de muzieksales of in de platenindustrie. Daarnaast beoefent 42,8%
muziek enkel als hobby en is 51,3% niet actief op muzikaal vlak. Wanneer de
vrijetijdsbestedingen van niet-participanten onderzocht worden, valt allereerst op dat
muziek beluisteren één van de favoriete tijdsbestedingen van 69% van de respondenten is.
Op de tweede plaats volgt voor 59,9% het naar concerten, theater en andere vormen van
podiumkunsten gaan. Daarnaast kijkt 51,9% graag televisie, films en series als tijdverdrijf.
41,9% kiest daarentegen een sportieve invulling van zijn vrije tijd en 35,3% leest graag. Uit
dit cijfermateriaal blijkt dat niet-participanten meer naar concerten gaan dan participanten,
maar dat ze daarnaast in hun vrije tijd niet zo actief bezig zijn met kunsten zoals musiceren
of zang (slechts 13,4% van de niet-participanten is actief met kunst bezig). Op de vraag of de
respondenten al ooit in Het Depot zijn geweest, antwoordde 92,7% er al eens te zijn geweest
voor een concert en 4,3% tijdens Depot Open. Daarentegen is 6,4% nog nooit in Het Depot
geweest. Uit deze cijfers komt naar voren dat zo’n 15% meer niet-participanten dan
participanten naar concerten gaat in Het Depot. Wel zijn er zo’n 15% minder niet-
participanten naar de tweejaarlijkse opendeurdag geweest, waardoor ze reeds minder in
contact zijn gekomen met de educatiewerking van het muziekcentrum.
2.3. Communicatie en promotie
Op het vlak van communicatie en promotie werden de respondenten die nog niet aan de
educatiewerking hebben deelgenomen, bevraagd naar hun voorkeur voor communicatie- en
promotiekanalen. Op de eerste plaats zou 50% van de respondenten via de website van Het
Depot geïnformeerd willen worden. 35,2% verkiest de Popnieuwsbrief van het
muziekcentrum, 7,7% zou via sociale media bereikt willen worden, 2% via een brochure,
1,1% via vrienden of kennissen, 0,5% in Het Depot zelf aan het onthaal of bij medewerkers,
0,5% verkiest flyers en 0,2% wil via affiches geïnformeerd worden. Op de tweede plaats
verkiest 28,4% de website en de Popnieuwsbrief. Voor 31,4% komen sociale media als
informatiebron op de derde plaats. Het Depot zelf komt voor 28,4% op de vierde plaats. Ten
vijfde wenst 23% zich te informeren via een brochure.
70
Wanneer gevraagd werd naar het sociale media gebruik van de niet-participanten,
gaf 59,1% toe dagelijks Facebook te gebruiken. 13% is er af en toe actief op, 7,3% zelden en
20,7% gebruikt Facebook nooit. Daarnaast is 12,5% dagelijks actief op Twitter. 9,1% gebruikt
het kanaal af en toe, 8,4% zelden en 70% is er helemaal niet actief op.
2.2. Drempels die niet-participanten ervaren
Aan de respondenten die (nog) niet hebben deelgenomen aan de educatiewerking van Het
Depot, werden stellingen voorgelegd voor de redenen of drempels die zij ervoeren waardoor
ze nog niet hebben deelgenomen. Op de eerste stelling ‘Het aanbod interesseert mij niet’
antwoordde 19,5% instemmend. Daarentegen vond 34,8% dat dat zeker niet het geval was
en voor 45,7% was het niet van toepassing. Een volgende stelling peilde naar het gegeven of
het aanbod niet voldoende aansluit bij de respondenten hun verwachtingen van een
muziekeducatieve werking. 5,2% stelde dat dat effectief zo het geval is. 40,5% is het daar
echter niet mee eens en 54,3% heeft er geen mening over. Met de derde stelling ‘Het
aanbod is niet divers genoeg’ ging 9,8% akkoord. Daartegenover vond 41,8% dat dat niet zo
is. Voor 48,4% van de respondenten was de stelling niet van toepassing. Vervolgens werden
respondenten gevraagd of ze liever deelnemen aan activiteiten van andere muziekcentra of
organisaties. 5,2% antwoordde er met ‘ja’ op, terwijl 50,5% ‘neen’ heeft aangeduid. 44,3%
heeft geen mening over de stelling. De vijfde stelling peilde naar de mening van de
respondenten over de docenten van de educatiewerking. 0,7% van de niet-participanten
vindt de docenten niet boeiend, terwijl 38,6% ze wel boeiend vindt. Op deze stelling
antwoordde 60,7% met ‘niet van toepassing’. Over de omkadering van het aanbod qua
infrastructuur en voorzieningen antwoordde slechts 0,7% dat het aanbod niet goed
omkaderd is. 45,7% is het daar echter niet mee eens en 53,6% heeft er geen mening over.
Een andere stelling peilde naar de vriendelijkheid van het personeel van Het Depot. Ook
slechts 0,7% vindt dat de medewerkers onvriendelijk zijn. 65,7% vindt daarentegen dat het
personeel wel vriendelijk is en 33,6% heeft er geen mening over. Op de stelling dat de
activiteiten plaatsvinden op momenten dat de respondenten niet kunnen, antwoordde 23%
met ‘ja’, terwijl 32,5% ‘neen’ aanduidde en 44,5% de stelling niet van toepassing vond.
71
Met een negende stelling werden respondenten gevraagd of ze onvoldoende
informatie terugvonden over de educatiewerking. 28% vindt dat dit effectief het geval is,
terwijl 37,3% het daar niet mee eens is. Op 34,8% van de niet-participanten is de stelling niet
van toepassing. De volgende stelling ‘Op vragen die ik heb, ontvang ik geen gepast of snel
antwoord’ werd door 1,4% positief beantwoord. Daarentegen vindt 40% dat dat niet het
geval is en 58,6% heeft er geen mening over. Of het inschrijvingsgeld soms te hoog kan zijn,
werd door 8,4% beaamd. Van de overige respondenten ontkende 40,5% de stelling en vond
51,1% het niet van toepassing op hem/haar. Een volgende stelling vroeg respondenten of
het niemand hebben om mee te gaan naar activiteiten, een reden is om niet deel te nemen.
16,1% vindt dat effectief een reden, terwijl 38% het daar niet mee eens. Over deze stelling
heeft 45,9% geen mening. De stelling ‘Ik geraak er moeilijk vanwege kinderen’ beaamde
7,7%. 38,4% ging daar niet mee akkoord en stelde dat het al dan niet hebben van kinderen
geen invloed heeft op het niet participeren aan educatie. Voor 53,9% van de respondenten is
de stelling niet van toepassing. Een veertiende stelling peilde naar de bereikbaarheid van Het
Depot, onder ander via het openbaar vervoer. 5,7% vindt het muziekcentrum moeilijk
bereikbaar met het openbaar vervoer. 58,4% is het daar niet mee eens en 35,9% heeft geen
mening over de stelling. Vervolgens werd gevraagd of gezondheidsklachten of fysieke
problemen een invloed hebben op het niet deelnemen aan de educatie. 1,6% van de
respondenten bevestigde dat hij/zij vanwege fysieke problemen en gezondheidsklachten er
niet geraakt. Voor 51,6% heeft dat geen invloed en voor 46,8% is de stelling niet van
toepassing. Vervolgens werd gesteld of de respondent zich niet voor de educatieve
activiteiten wil engageren. 20% beaamde deze stelling, 41,1% ging er niet mee akkoord en
voor 38,9% was de stelling niet van toepassing. De laatste stelling ‘Ik blijf liever thuis’ werd
door 11,8% positief beantwoord. Daarentegen ging 52,7% er niet mee akkoord en had 35,5%
er geen mening over.
Het grote aantal respondenten dat ‘niet van toepassing’ heeft aangeduid op de
stellingen, duidt waarschijnlijk op het gegeven dat ze ofwel niet op de hoogte zijn van de
educatiewerking van Het Depot en zich ook niet over de diverse aspecten kunnen
uitspreken. Ofwel kan het een gemakkelijke optie zijn om aan te vinken, omdat men zo zelf
niet moet reflecteren over de stellingen. De stellingen waarmee de respondenten het
meeste mee akkoord gingen, hebben te maken met het gegeven dat ze te weinig op de
72
hoogte zijn over de educatiewerking, dat ze het aanbod niet interessant vinden en dat ze
zich er niet voor willen engageren. Een oplossing daarvoor kan zijn om potentieel
geïnteresseerden meer warm te maken voor de educatieve activiteiten van Het Depot. Dat
kan gedaan worden door meer publiciteit in en rond Het Depot te voeren, zodat ook
bijvoorbeeld concertgangers of toevallige passanten meer op de hoogte worden gebracht
van wat zich verder nog afspeelt in het muziekcentrum.
2.3. Toekomstige deelname?
Op de vraag of respondenten in de toekomst de intentie hebben om deel te nemen aan de
educatiewerking antwoordde 15,5% met ‘ja, zeker’. Daarnaast liet 76,1% de kerk in het
midden want zij duidden ‘misschien’ aan. 8,4% heeft echter niet de behoefte om in de
toekomst deel te nemen aan de educatie. Doordat er momenteel te weinig promotie
gevoerd wordt via diverse kanalen, zijn te weinig mensen op de hoogte dat Het Depot naast
een concertzaal ook een educatiecentrum is. Indien dit meer en beter gecommuniceerd
wordt en als het aanbod duidelijk in beeld wordt gebracht in het muzieklandschap – maar
ook daar buiten – dan bestaat er een grote kans dat 76,1% van de respondenten die op de
vraag ‘misschien’ heeft aangeduid, vlugger overtuigd zal geraken en ook eens deelneemt aan
een activiteit van de educatiewerking.
2.4. Tips of aanbevelingen van niet-participanten
De voornaamste tips of aanbevelingen van niet-participanten die in de online-survey naar
voren kwamen, hebben betrekking op het aanbod aan activiteiten, de communicatie, de
bekendheid, de prijs en het tijdstip van de educatiewerking. Hetgeen het meest werd
aangehaald door de respondenten over de activiteiten van de educatiewerking is dat het
aanbod gediversifieerd, uitgebreid en afwisselend moet zijn. Volgens hen zorgt een
verbreding van het aanbod er voor dat ook een ander publiek wordt aangesproken.
Workshops die niet-participanten graag zouden zien terugkomen in het aanbod van Het
Depot zijn onder meer Ableton, stem-en presentatietechnieken, basiscursus
muziekmanagement, jamsessies, kennismakingsworkshops, muziekgeschiedenis en een
‘meet and greet’ met artiesten die in Het Depot optreden. Ook pleiten een aantal
73
respondenten voor workshops en cursussen op maat, dus niet enkel voor personen met een
muzikale achtergrond. Ook de vraag naar een aanbod voor jonge kinderen kwam een aantal
keren aan bod. De grootste tip of aanbeveling die naar voren kwam uit de ingevulde
enquêtes van niet-participanten is om het aanbod van de educatiewerking van Het Depot
meer bekend en meer zichtbaar te maken. Een dertigtal respondenten gaf namelijk aan dat
ze totaal niet wisten dat het muziekcentrum een educatiewerking heeft en dat ze enkel
dachten dat Het Depot een concertzaal is. Een betere bekendheid ervan is dus absoluut een
must. Dat moet gepaard gaan met meer publiciteit door een goed uitgedacht
communicatieplan.
Daarnaast kwam van enkele respondenten de vraag om dezelfde (of gelijkaardige)
cursussen meerdere keren per jaar te organiseren. Ook workshops op lesavonden in de
week door te laten gaan, was een tip van respondenten. Zeker voor studenten die in Leuven
op kot zijn en in het weekend naar huis gaan, kan dit aangeraden worden. Aangezien al de
lokalen tijdens de werkweek bezet zijn door de instrumentlessen, kan het vergaderlokaal of
de VIP ruimte een oplossing bieden. Eventueel kan er ook een lokaal in het aanpalende café
Sport gebruikt worden om een workshop te organiseren. Tot slot hadden een aantal
respondenten de opmerking dat het inschrijvingsgeld soms te hoog ligt voor studenten.
Prijsdifferentiatie kan daarbij een oplossing zijn. Zo kunnen bijvoorbeeld studenten aan een
goedkoper tarief workshops of muzieklessen volgen.
3. Concluderende bevindingen participanten vs. niet-participanten
Als conclusie van dit hoofdstuk volgt een beknopte vergelijking van de bevindingen van
participanten versus niet-participanten aan de educatiewerking van Het Depot. De meningen
van de respondenten over het aanbod en de organisatie van de educatiewerking zullen niet
meer vergeleken worden, aangezien daar al uitgebreid op in is gegaan in de eerste delen van
dit hoofdstuk. Vooreerst volgt nu een vergelijking tussen de demografische en sociografische
gegevens. De niet-participanten bestaan uit 51,6% mannen en 48,4% vrouwen. Deze
verhouding ligt veel dichter bij elkaar dan bij participanten die 73,9% mannen en 26,1%
vrouwen omvatten. Daardoor kan veronderstelt worden dat deelnemen aan de
educatiewerking gender gebonden kan zijn, en dus voornamelijk een mannelijke
74
aangelegenheid is. Zowel het merendeel van participanten als niet-participanten zijn
geboren in de jaren 1970 en 1980, en is woonachtig in en rond Leuven. Betreffende de
leefsituatie van de respondenten valt op dat de verhouding tussen deelnemers en niet-
deelnemers in grote lijnen overeenkomt. Niet-participanten kennen wel een groter aantal
samenwonende respondenten met en zonder kinderen dan participanten. Daarnaast is ook
het verschil in opleidingsniveau tussen niet-participanten en participanten niet
noemenswaardig. De beroepssituatie van de respondenten kent wel enkele verschillen.
Onder de participanten kunnen meer studenten, werklozen en gepensioneerden gerekend
worden, dat terwijl het hoogste percentage aan degene die actief zijn op de arbeidsmarkt te
vinden is onder de niet-participanten.
De respondenten werden daarnaast bevraagd of ze actief zijn in de muzieksector. In
de antwoorden van niet-participanten versus participanten kan een verschil worden
opgemerkt. Van de niet-deelnemers is 51,3% niet actief op muzikaal vlak, terwijl dat bij
participanten maar 2,9% is. Ook is meer dan twee op drie participanten met muziek als
hobby bezig en is 19,5% actief in de muzieksector. Van de niet-participanten geldt dat laatste
maar voor 5,9%. Wanneer de vrijetijdsbestedingen vergeleken worden, valt op dat er een
aantal gelijkenissen zijn tussen de twee groepen, zoals sportbeoefening, muziek beluisteren
en actief zijn in een vereniging. De grote verschillen vallen op qua actief bezig zijn met kunst,
waarop participanten drie keer hoger scoren, en het naar concerten en theaters gaan
waarvan het aandeel niet-participanten zo’n 20% hoger ligt. Tot slot blijkt uit de cijfers dat
niet-participanten meer naar concerten gaan in Het Depot dan participanten. Wel zijn er
zo’n 20% meer participanten (dan niet-participanten) naar de tweejaarlijkse opendeurdag
geweest waardoor ze daar al in contact zijn kunnen komen met de educatiewerking van het
muziekcentrum.
Tot slot zijn de communicatiekanalen waarlangs zowel participanten als niet-
participanten willen bereikt worden, volledig gelijkaardig. Op de eerste plaats willen de
respondenten via de website van Het Depot geïnformeerd worden, gevolgd door
respectievelijk de Popnieuwsbrief van het muziekcentrum, sociale media, brochures,
vrienden of kennissen, in Het Depot zelf aan het onthaal of bij medewerkers, flyers en
affiches. Het sociale media gebruik, en met name Facebook en Twitter, is ook vergelijkbaar
tussen beide groepen.
75
Hoofdstuk 4 – Aanbevelingen
1. Het educatie-aanbod
Op basis van de gegevens afkomstig uit de online-survey, de informatie uit het interview met
Kwanten en Delrue en uit observaties tijdens het praktijkproject, kunnen een aantal
aanbevelingen naar Het Depot toe gemaakt worden. Allereerst moet Het Depot voor zichzelf
uitmaken wat hetgene is dat het als muziekcentrum wil betekenen of waar het als
muziekcentrum voor wil staan. Daarbij zal het de keuze moeten maken of het volgende
concertseizoenen nog instrument- en zanglessen wil aanbieden, maar daardoor weinig
ruimte ter beschikking heeft voor andere initiatieven zoals extra workshops of meer
repetitieruimtes. Ofwel wordt er gekozen voor geen of minder instrumentlessen, waardoor
er meer ruimte vrijkomt om aan talentontwikkeling te doen. Als Het Depot beslist haar focus
te leggen op talentontwikkeling, kan aangeraden worden om te schrappen in het aanbod
van instrumentlessen.
Een derde beslissing die gemaakt dient te worden, hangt samen met de vraag ‘op
welke doelgroep wil Het Depot mikken met haar educatie-aanbod?’. Indien de instrument-
en zanglessen behouden blijven, zal voornamelijk een publiek van hobbyisten bereikt
worden. Dat terwijl als de keuze gemaakt wordt om meer op talentontwikkeling in te zetten,
er meer muzikanten die meer dan alleen maar als hobby met muziek bezig zijn,
aangetrokken kunnen worden. Daarmee hangt samen dat het muziekcentrum moet
uitmaken of ze in de toekomst aanbod-gestuurd wil blijven werken of eerder wil inspelen op
vragen vanuit het muzieklandschap. Een vraag-gestuurd aanbod zou ervoor kunnen zorgen
dat er meer op de behoeften van muzikanten (met talent) kan ingespeeld worden.
Wat daarnaast nog aan te raden valt, is dat Het Depot blijft investeren in
samenwerkingen met andere instellingen zoals PXL hogeschool, TRIX en Popoverleg om zo
de educatiewerking verder te kunnen uitbreiden en optimaliseren. Een uitwisseling van
ideeën, kennis, ervaringen en talentontwikkeling kan een groei van de educatie alleen maar
stimuleren. Verder moet Het Depot voor zichzelf uitmaken welke plaats het binnen het
muzieklandschap wil innemen. Het zal dus haar positionering als muziekcentrum beter
76
moeten uitwerken. Daarbij kan het helpen om een marketingstrategie en marketingtactiek
uit te denken.
2. Marketingstrategie
Als marketingstrategie dient Het Depot de potentiële markt van muziek educatief aanbod op
basis van relevante criteria te segmenteren in kleinere subgroepen, segmenten genaamd.
Vervolgens moet de aantrekkelijkheid van de doelgroepen bepaald en afgebakend worden
zodat het muziekcentrum weet op welke doelgroep het haar aanbod wil richten. Ten slotte
moet Het Depot beslissen wat haar troeven kunnen zijn of op welk vlak ze uniek kan zijn met
haar educatiewerking in vergelijking tot andere organisaties. Het is de bedoeling dat het
muziekcentrum zich gaat baseren op een unieke en onderscheidende eigenschap waarmee
men zich kan onderscheiden van de concurrenten, met andere woorden een Unique Selling
Proposition (USP). De groeistrategieën die op basis van bovengenoemde gegevens kunnen
uitgedacht worden, worden door Igor Ansoff aangereikt (De Pelsmacker, 2013, p. 312).
Ansoff heeft een model van groeistrategieën opgesteld waarbij enerzijds de markt
wordt bekeken en anderzijds naar de markt. Er wordt eveneens een onderscheid gemaakt
tussen bestaande en nieuwe producten en markten. Zo komt Ansoff tot vier strategieën:
‘marktpenetratie’, ‘marktontwikkeling’, ‘productontwikkeling’ en ‘diversificatie’. Bij
marktpenetratie kan ervoor gekozen worden om de participatie van huidige klanten te
verhogen, om klanten van concurrentie organisaties te lokken of om niet-klanten in dezelfde
doelgroep te overtuigen. Marktontwikkeling daarnaast doelt op het opzoeken van nieuwe
geografische markten of op het vinden van andere marktinvalshoeken. Bij
productontwikkeling gaat het om nieuwe productkenmerken of versies ontwikkelen, om
verschillende kwaliteitsniveaus te introduceren of om nieuwe modellen of formats te
vinden. Tot slot kan er ook gekozen worden voor diversificatie. Dat wil zeggen dat men
nieuwe producten voor nieuwe markten ontwikkelt (De Pelsmacker, 2013, p. 310-311).
Afhankelijk van welke weg Het Depot wil uitgaan met haar educatiewerking kan het kiezen
voor een bepaalde strategie. Als de instrumentlessen bijvoorbeeld behouden worden, kan er
ingezet worden op marktpenetratie of op marktontwikkeling. Als er echter voor een focus op
77
talentontwikkeling wordt gekozen, kan het muziekcentrum aan productontwikkeling of aan
diversificatie doen.
3. Marketingtactiek: de vijf P’s toegepast
De marketingtactiek die Het Depot kan volgen, wordt bepaald door de kwaliteit van haar
aanbod, de prijs, de plaats waar het product wordt verspreid, de promotie die er rond
gevoerd wordt en het personeel. Deze ‘vijf P’s’ moeten tot doel hebben om de behoeften en
wensen van klanten te vervullen (De Pelsmacker, Geuens en Van den Bergh, 2011 p. 5-6).
Inzake het aanbod van de educatie zullen keuzes gemaakt moeten worden met betrekking
tot de programmatie ervan. Daaraan gekoppeld moet er, zoals eerder vermeld, beslist
worden op welke doelgroep de focus zal liggen. Met betrekking tot de inschrijvingsprijs kan
ervoor gekozen worden om aan prijsdifferentiatie te doen. Een initiatief zoals de K.U.L.-
cultuurkaartprijs tijdens concerten, kan ook voor studenten toegepast worden op
activiteiten van de educatiewerking. Deelnemers die al aan instrumentlessen hebben
deelgenomen, kunnen vandaag reeds genieten van vervroegd inschrijven. Dit initiatief valt
zeker aan te raden om in de toekomst te behouden. De derde ‘P’ is deze van ‘plaats’. Dat
houdt onder meer in dat Het Depot haar werkveld waar ze wenst te opereren om haar
diensten aan te bieden dient uit te werken of te verbreden. Tijdens momenten dat er
lesgegeven wordt, kan ook de VIP ruimte, het vergaderlokaal of de foyer (als er geen concert
is) gebruikt worden om een workshop door te laten gaan. Daarnaast kan op het vlak van
personeel enkel aangeraden worden dat het muziekcentrum verder doet zoals het nu bezig
is. De vriendelijkheid van de medewerkers is een troef voor de organisatie, alsook de
bekwaamheid van de docenten.
Tot slot wordt de marketingtactiek bepaald door de promotie die gevoerd wordt.
Daaromtrent zijn een aantal aanbevelingen voor het muziekcentrum op zijn plaats. Het
grootste aandachtspunt is de zichtbaarheid of aanwezigheid van de educatiewerking in en
rond Het Depot te vergroten. Dat dient zowel online als ‘offline’ te gebeuren. Belangrijk
daarbij is dat er aan geïntegreerde communicatie gedaan wordt. Dat wil zeggen dat er een
synergie is tussen de verschillende communicatiemiddelen (De Pelsmacker, 2013, p. 360). De
inzet op online-aanwezigheid dient volgens De Pelsmacker een integraal onderdeel uit te
78
maken van de globale communicatie- en marketingstrategie van een organisatie (De
Pelsmacker, Geuens en Van den Bergh, 2011, p. 13). Elektronische communicatie biedt
volgens De Pelsmacker nieuwe manieren om op interactieve wijze met stakeholders te
communiceren. Dat kan gedaan worden door het voorzien van een aantrekkelijke website
die interactie mogelijk maakt, door het plaatsen van reclameboodschappen op andere
websites, het e-mailen van nieuwsbrieven, mobiele marketing, en door actief gebruik te
maken van sociale media, blogs en fora (De Pelsmacker, 2013, p. 345).
Het Depot kan aangeraden worden om de informatie over de educatiewerking die op
de website staat meer gebruiksvriendelijk en toegankelijker te maken. Via de website moet
het muziekcentrum duidelijke en transparante communicatie naar de doelgroep voeren. Ook
om nieuwe doelgroepen te kunnen aanspreken, is dit van belang. Uit de responsie van niet-
participanten valt op te merken dat velen niet weten waar ze informatie kunnen terugvinden
over de educatie. Een duidelijker overzicht van de verschillende activiteiten met voldoende
informatie die de lading dekt (waaronder aanbod, inschrijvingsmogelijkheden, data,
contactgegevens, etc.), is dan ook aangewezen. Daarnaast zou de Popnieuwsbrief op de
website duidelijker in het oog moeten springen zodat meer mensen informatie kunnen
ontvangen over de educatie. Momenteel zien personen die zich op de concertnieuwsbrief
hebben ingeschreven in het klein de mogelijkheid verschijnen om zich ook op de
Popnieuwsbrief in te schrijven. Deze optie mag meer in het oog springen en mag zelfs op
zichzelf staan op de website, bijvoorbeeld onder de rubriek ‘Educatie’. Daarnaast is volgens
Kwanten en Delrue het abonneebestand van de Popnieuwsbrief verouderd waardoor deze
gegevens opgefrist dienen te worden. Dat kan gedaan worden door een e-mail te sturen
naar de geabonneerden waarin geïnteresseerden gevraagd worden om hun abonnement te
verlengen. Indien een persoon geen interesse meer heeft, moet in dezelfde e-mail de
mogelijkheid om zich uit te schrijven aangeboden worden.
Verder is uit de online-survey gebleken dat gemiddeld zo’n 75% van de respondenten
het sociale medium Facebook dagelijks of af en toe gebruikt. Momenteel heeft de
educatiewerking van Het Depot nog geen eigen Facebook-pagina waarop geïnteresseerden
kunnen worden ingelicht over activiteiten. Aangezien een zeer groot deel van haar
doelpubliek op dit sociale medium actief is, kan aangeraden worden om een Facebook-
pagina aan te maken. Deze pagina dient om opkomende activiteiten aan te kondigen, om
79
interactieve promotie te voeren via foto’s en filmpjes, en om vlug nieuwe weetjes en
dergelijke aan te kondigen. De informatie die daarop verschijnt, kan gekoppeld worden aan
de website van Het Depot, alsook aan de algemene Facebook-pagina van Het Depot. Daarbij
kan men voor elke workshop, softwarecursus of infosessie een event aanmaken waarop
Facebook-gebruikers kunnen aangeven dat ze al dan niet aanwezig zullen zijn. Onder de
rubriek ‘Educatie’ op de website kan ook een link worden opgenomen naar de Facebook-
pagina. Via sociale media worden consumenten ook meer bij de marketing en bij het
product van een organisatie betrokken. Daarnaast wordt er meer interactie gecreëerd en is
er de mogelijkheid om allerlei media te combineren. Als promotiemiddel zouden filmpjes op
de Facebook-pagina geplaatst kunnen worden die een korte sneak peek zijn van een
bepaalde workshop of die op een creatieve manier tonen hoe bijvoorbeeld in Het Depot de
instrumentlessen worden ingevuld. Op YouTube zijn tal van promofilmpjes van andere
organisaties zoals Atomika Studios, WiSPER of Sonnic Connections te vinden die als
voorbeeld kunnen dienen. Voor de instrumentlessen zou een Facebook-groep opgericht
kunnen worden waar docenten en leerlingen informatie kunnen uitwisselen. Ook
inhaallessen kunnen daarop aangekondigd worden en kunnen leerlingen onderling zelf op
zoek gaan naar muzikanten met wie ze eens een samenspel zouden willen doen. Zo zijn ze
niet enkel met hun eigen instrument of zang bezig, maar kunnen ze ook leren samenspelen
met andere instrumenten. Naast de eigen website en sociale media, kan ook de website van
Poppunt meer ingezet worden als promotiekanaal. Op deze website kunnen organisaties zelf
educatieactiviteiten aankondigen.
Naast online aanwezigheid, is de zichtbaarheid van de educatiewerking in Het Depot
zelf en in het straatbeeld een must. Onder de respondenten van de online-survey bevonden
zich veel niet-participanten die reeds naar een concert in Het Depot zijn geweest, maar die
niet wisten dat er ook een educatiewerking is. Wat de zichtbaarheid van de educatie in het
muziekcentrum kan vergroten, is het ophangen van affiches met informatie op over
opkomende activiteiten in het onthaal en buiten aan de inkom, het uitbrengen van een
brochure twee keer per seizoen, en flyers met basic informatie over de educatiewerking op
die aan het onthaal gelegd kunnen worden. Buiten de deuren van Het Depot is het voor de
educatiewerking aangewezen om zichtbaar te zijn op plaatsen waar muziekliefhebbers
komen zoals platenzaken (Bilbo, Sax – World Music, Fnac, etc.) het Lemmensinstituut, de
80
muziekschool, ander concertzalen en muziekcentra zoals Ancienne Belgique, TRIX en
Muziekodroom, cafés in en rond Leuven, aan bibliotheken, 30 CC, het Stuk en het OPEK.
Maar ook kunnen posters en flyers aan middelbare scholen en faculteiten van de K.U.
Leuven en K.H. Leuven verspreid worden om zo meer muzikale studenten te bereiken. Als
één van de voornaamste vrijetijdsbestedingen, beoefenen respondenten sport. Dat maakt
dat het nuttig kan zijn om ook aan het Sportkot in Leuven of in sport- en fitnessclubs
promotie te voeren. Daarnaast kan Het Depot overwegen om in geprinte magazines zoals
RifRaf, Uit in Leuven en het magazine van Poppunt te adverteren.
Enkele andere tips die aan Het Depot kunnen meegegeven worden, en dan
voornamelijk op promotievlak, zijn om te investeren in klantenretentie en klantentrouw
(Houthoofd, 2005, p. 428-429). Bij klantentrouw gaat het om emoties en attitudes die
klanten aan hun bezoek overhouden. De bedoeling is dat deze zo positief mogelijk zijn.
Klantenretentie meet daarentegen hoe vaak iemand terugkomt door de gegevens (wie, wat,
hoeveel en wanneer) van klanten bij te houden. Klantenretentie hangt sterk samen met
deflatiemarketing, hetgeen gebaseerd is op sales en klantenbeheer. Deflatiemarketing heeft
tot doel om klantenretentie te bevorderen. Dat kan Het Depot doen door deelnemers aan de
educatiewerking ook bewust te maken van activiteiten of hen uit te nodigen voor
gelijkaardige workshops. Daarvoor zal het klantengegevens in bijvoorbeeld een databank
moeten verzamelen zodat geweten is welke klant in welk soort activiteit geïnteresseerd is.
Bij de instrumentlessen wordt dit al toegepast door hen op het einde van het schooljaar een
uitnodiging tot herinschrijven voor het volgende schooljaar te e-mailen. Op de workshops
kan hetzelfde principe worden toegepast.
4. Het merk ‘Educatiewerking Het Depot’
Op vlak van concertwerking, heeft het merk ‘Het Depot’ reeds een goede uitstraling binnen
de muziekwereld. Hetzelfde kan echter nog niet gezegd worden van de educatiewerking. Een
oorzaak daarvan ligt gedeeltelijk in de naam ‘Educatie’. Daarom kan het aangewezen zijn om
te kiezen voor een aantrekkelijkere naam zoals ‘Popatelier Het Depot’ of ‘Depot classes’
zodat ook een associatie wordt gemaakt met de concertwerking van het muziekcentrum. Als
van de educatiewerking een succesvol merk gemaakt wil worden, zal er ingezet moeten
81
worden op innovatie, differentiatie, goede kwaliteit, toegevoegde waarde, langlopende
geïntegreerde communicatie en ondersteuning door het personeel en directie. Een sterk
merk is van belang omdat het de positionering van een organisatie draagt en omdat het een
web van associaties bij klanten creëert. Daarnaast vormt een succesvol merk een
kwaliteitslabel en is het een anker voor geïntegreerde communicatie en franchising (De
Pelsmacker, 2013, p. 330-333). Hoe meer het merk van Het Depot als muziekcentrum wordt
uitgedragen, en niet enkel als concertzaal, hoe meer bekendheid ook de educatiewerking zal
verwerven. Het Depot zou van de educatie een merk moeten maken dat ze actief naar de
buitenwereld uitdraagt. Een goed merk zal ook het imago en de reputatie van Het Depot als
muziekcentrum vergroten, en vice versa zal het imago het merk versterken.
5. Knopen doorhakken: nood aan operationeel leiderschap
Het Depot oriënteert zich op een vlakke structuur, dat wil zeggen dat er amper spraken is
van hiërarchie en dat er geen duidelijke gezagslijn is. De praktijkervaring bij het
muziekcentrum maakte ook duidelijk dat wanneer problemen of onduidelijkheden door
medewerkers aangekaart worden, het vaak enkel bij woorden blijft en dat dit zich niet snel
vertaalt in daden. Omtrent de educatiewerking werden reeds oplossingen voor problemen
aangehaald door de werknemers, maar een echte leidersfiguur die knopen doorhakt en die
overgaat tot actie ontbreekt vaak.
De beslissingen die het muziekcentrum zal moeten maken om haar educatiewerking
verder te kunnen uitbouwen, zullen getrokken moeten worden door een sterke
leidersfiguur. De artistiek leider/directeur zou in dat geval als operationeel leider kunnen
optreden. Dat wil zeggen dat er vooral opgetreden moet worden bij situaties waar het
noodzakelijk is, zoals het bepalen van de toekomst van de educatiewerking. Daarbij kan hij
zich ofwel als een situationele leidersfiguur opstellen, waarbij de leider en de werknemers
een even groot aandeel hebben in de besluitvorming. De leider neemt daarbij vooral de rol
van communicatie en ondersteuning onder de werknemers op (Coulter & Robbins, 2012, p.
428). Ofwel kan de leider zich als een transformationele leidersfiguur gedragen, die veel
aandacht besteedt aan de zelfontwikkeling van de individuele werknemer en daarnaast de
werknemers enthousiast probeert te houden en te inspireren om de doelstellingen voor de
82
groep te behalen (Coulter & Robbins, p. 433). Daarbij zal de structuur van de organisatie nog
steeds grotendeels decentraal zijn, waardoor er ruimte is voor vrijheid (Verbergt, 2013, p.
170).
83
Conclusie
Als muziekcentrum biedt Het Depot een educatiewerking aan in Leuven die bestaat uit
workshops, softwarecursussen, instrument- en zanglessen, infosessies en trajectbegeleiding.
In de online-survey die voor dit onderzoek werd afgenomen, werd enerzijds gepeild naar de
meningen van respondenten over hun deelname aan instrumentlessen, workshops en
softwarecursussen. Anderzijds werden respondenten bevraagd over hun ‘niet-deelname’. Zo
konden de opinies van participanten geplaatst worden tegenover die van niet-participanten.
Daarnaast werden de verantwoordelijken voor de educatiewerking, Klaas Delrue en Lieve
Kwanten, bevraagd naar hun visie op de educatie. Op die manier kon een interne visie –
vanuit Het Depot zelf – vergeleken worden met externe meningen – uit de enquête.
Deze meesterproef heeft gepoogd een antwoord te formuleren op de vraag: ‘Op
welke manier kan muziekcentrum Het Depot een gepast aanbod van haar educatiewerking
aan het gewenste doelpubliek op een efficiënte en effectieve manier communiceren?’. Het
eerste luik van de onderzoeksvraag heeft tot doel gehad de tevredenheid over het huidige
aanbod van de educatiewerking na te gaan. Vanuit Het Depot zelf is er de wens om meer in
te zetten op talentontwikkeling en trajectbegeleiding, en om het hobbyisme in het
muziekcentrum wat af te zwakken. Een vraag-gestuurd aanbod creëren met een sterke focus
op workshops en ruimtes voor talentontwikkeling, beschouwen Kwanten en Delrue dan ook
als een ideaal toekomstbeeld van de educatie. De online-survey die volledig werd ingevuld
door 577 respondenten bracht de mening van participanten versus niet-participanten aan
het licht. Participanten kenden een algemene tevredenheid over het aanbod van de
activiteiten, over hun verwachtingen en over de omkadering ervan qua infrastructuur en
andere noodzakelijke voorzieningen. De niet-participanten daarentegen waren niet
noodzakelijk ontevredenheid over het aanbod, maar velen waren zich niet bewust van het
feit dat Het Depot een muziekcentrum is en dus naast een concertwerking ook educatie
aanbiedt. Op de stellingen die in de survey aan hen werden voorgelegd, werd dan ook vaak
de keuze ‘niet van toepassing’ aangeduid omdat deze respondenten niet vertrouwd zijn met
de educatie. Het Depot heeft echter de wens om meer te investeren in talentontwikkeling
en trajectbegeleiding. Daarom wil het ook meer de focus leggen op muzikanten die (het
84
potentieel hebben om te) willen doorbreken. Kwanten zou dan ook van Het Depot een echt
centrum willen maken waar muzikanten kunnen samenkomen, repeteren, brainstormen en
werken. Volgens haar kan dit een ‘gat in de markt’ zijn aangezien zo’n centrum momenteel
nog ontbreekt binnen de Leuvens scene en daarbuiten. Het muziekcentrum zal dus voor
zichzelf duidelijk moeten maken welk aanbod aan activiteiten ze in de toekomst nog wil
organiseren: ofwel geen instrumentlessen meer, maar meer ruimte voor trajectbegeleiding,
ofwel een behoud van de instrumentlessen, maar amper ruimte voor trajectbegeleiding.
Het tweede luik van de onderzoeksvraag peilde naar het doelpubliek dat met de
educatiewerking bereikt wordt. Uit de online-survey bleek dat van de participanten slechts
19,5% actief is in de muzieksector, terwijl 80,5% enkel als hobby met muziek bezig is of
helemaal niet actief is op muzikaal vlak. Bij de niet-participanten is de verhouding nog
scherper aangezien 94,1% niet actief bezig is met muziek, hetgeen een verklaring kan zijn
waarom ze nog niet hebben deelgenomen aan de educatiewerking van Het Depot. Wat voor
beide categorieën opviel, is dat de vrijetijdsbesteding ‘muziek beluisteren’ het meest werd
aangeduid, gevolgd door ‘naar concerten, theater en andere vormen van podiumkunsten
gaan’. Uit de demografische gegevens van de respondenten kan er eerst en vooral
geconcludeerd worden dat de participatiegraad het hoogst is bij mannen. Daaruit kan
opgemaakt worden dat het aanbod misschien meer aansluit bij mannen dan bij vrouwen. De
muziekwereld zelf kent voornamelijk een mannelijke dominantie, hetgeen ook een
verklaring kan zijn. Ten tweede nemen aan de activiteiten hoofdzakelijk hogeropgeleiden
deel. Dit sluit aan bij algemene bevindingen over onderzoek naar cultuurparticipatie (IJdens,
2012, p. 24). De leeftijdscategorie die het meeste voorkomt onder deelnemers aan de
educatie zijn 25 tot 35 jarigen. Daarnaast kennen de instrumentlessen een hoger aantal
studenten, terwijl de softwarecursussen meer deelnemers geboren in de jaren 1970 kent.
Ten vierde is het merendeel van de respondenten woonachtig in en rond Leuven, tot een
straal van 25 kilometer. Tot slot valt op dat zowel personen met als zonder kinderen
deelnemen aan activiteiten van de educatiewerking. Alleenstaanden met kinderen zijn wel
minder vlug geneigd om deel te nemen.
Het derde en laatste luik van de centrale vraagstelling had betrekking op de
communicatie en promotie die door Het Depot gevoerd wordt om het doelpubliek te
bereiken. De participanten die de online-survey invulden, kennen een algemene
85
tevredenheid over de mate waarin er gecommuniceerd wordt en over de inhoud van de
gevoerde communicatie en promotie. De website van Het Depot en de Popnieuwsbrief zijn
de twee belangrijkste informatiekanalen waarlangs respondenten zich informeren en in de
toekomst willen geïnformeerd worden. Daarnaast blijkt dat het grootste aandeel van de
respondenten actief is op het sociale medium Facebook. Momenteel gebruikt Het Depot
amper sociale media om activiteiten van de educatiewerking bekend te maken. Naar de
toekomst toe zou er via dit medium een groot aandeel van haar doelpubliek bereikt kunnen
worden. Dat zou ook haar communicatie meer interactief maken. Uit de enquête blijkt dat
veel niet-participanten onder de respondenten niet op de hoogte zijn van de
educatiewerking van Het Depot of dat ze niet weten dat Het Depot een muziekcentrum is en
niet enkel een concertzaal. Dat gegeven maakt dat meer promotie toch op zijn plaats is. De
zichtbaarheid van de educatiewerking moet in Het Depot zelf verhoogd worden zodat
bezoekers weten dat er ook nog iets boven de concertzaal plaatsvindt. In Leuven zelf moet
haar visibiliteit ook vergroot worden, onder meer door het verspreiden van affiches,
brochures en flyers in scholen, campussen, (muziek)winkels, cafés en sportclubs.
Teruggrijpend naar de hypotheses die in de inleiding geformuleerd werden, kan eerst en
vooral gesteld worden dat de workshops en softwarecursussen die Het Depot aanbiedt zich
gedeeltelijk in een dal bevinden doordat er te weinig of verkeerde communicatie en
promotie rond gevoerd wordt. Respondenten die reeds aan een workshop of cursus
deelnamen, zijn in het algemeen tevreden over de mate waarin er door het muziekcentrum
gecommuniceerd wordt. Daarentegen blijkt van respondenten die nog nooit hebben
deelgenomen, dat zij vaak niet weten dat Het Depot ook een educatiewerking aanbiedt. Dat
is een gevolg van het voeren van te weinig promotie en van te weinig zichtbaarheid in en
rond Het Depot. Niet alleen de website – die regelmatig dient geüpdatet te worden – en de
Popnieuwsbrief moeten als promotiekanalen dienen, maar ook sociale media en geprinte
pers zoals advertenties in muziektijdschriften, brochures, posters en flyers moeten ingezet
worden om de educatiewerking meer bekendheid te bezorgen. Het opkuisen van het
abonneebestand van de Popnieuwsbrief kan een mogelijkheid zijn om het doelpubliek dat
echt interesse heeft in de educatiewerking te kunnen bereiken. Momenteel worden ook nog
86
te veel hobbyisten bereikt met de activiteiten, waardoor de wens van Kwanten en Delrue om
meer op talentontwikkeling in te zetten nog niet vervuld wordt.
De tweede hypothese stelde dat er voor de educatiewerking een gebrek aan
publieksinteresse is, waardoor er een lage participatiegraad is. Uit de online-survey blijkt dit
grotendeels niet te kloppen. Respondenten van de online-survey die reeds hebben
deelgenomen, zijn tevreden over het aanbod en hebben wel degelijk interesse voor de
activiteiten aangezien ze er reeds aan participeerden. Voor de niet-participanten onder de
respondenten gaf slechts één op vijf aan dat het aanbod hem/haar niet interesseert. Het
merendeel van de respondenten antwoordde op de stellingen over het aanbod en de
organisatie van de educatiewerking ‘niet van toepassing’. Dit gegeven kan te maken hebben
met het feit dat deze respondenten niet op de hoogte zijn van de educatie van Het Depot en
dus ook geen mening hebben over de verschillende aspecten ervan. Een oplossing om meer
publieksinteresse te krijgen, is om interactievere en aantrekkelijkere promotie te voeren.
Dat kan onder meer gedaan worden door het gebruik van sociale media, promofilmpjes voor
workshops en beeldmateriaal van participanten tijdens een cursus, workshop of
instrumentles. Zo krijgen potentiele participanten een duidelijker beeld over wat ze kunnen
verwachten en geraken ze vlugger geïnteresseerd om ook effectief deel te nemen. Door
meer te focussen op specifieke doelgroepen, zoals muzikanten of personen werkzaam in de
muzieksector, die een grote interesse bezitten om zich te verdiepen in muziek gerelateerde
onderwerpen, kan de opkomst bij de activiteiten ook vergroot worden.
Een laatste hypothese poneerde dat de invulling van de workshops (inhoud, docent,
tijdstip, bereikbaarheid, infrastructuur, etc.) niet (meer) aanslaat bij potentieel
geïnteresseerden. Deze hypothese is zowel door participanten als door niet-participanten
nagenoeg geheel ontkend geweest. Niet-participanten van de online-survey hebben in het
algemeen op de stellingen met betrekking tot deze hypothese ‘niet van toepassing’
geantwoord omdat ze, zoals eerder vermeld, waarschijnlijk te weinig kennis hebben over de
educatiewerking om zich erover uit te kunnen spreken. Daarnaast beoordeelden
participanten de invulling van de workshops in het algemeen positief.
Bij de gegevens voor deze meesterproef is toch een kanttekening op zijn plaats. Een
beperking van het onderzoek is het kleine aantal respondenten van de online-survey die
87
reeds hebben deelgenomen aan een activiteit van de educatiewerking (slechts 137
respondenten van de 577). Daarvan is het voor gemiddeld 35% al langer geleden dan de
afgelopen twaalf maanden dat hij/zij heeft deelgenomen aan een activiteit van de educatie.
Voor verder onderzoek over de educatiewerking van Het Depot kan het aangewezen zijn om
een groter aantal participanten te bevragen over elk hun eigen ervaringen. Ook zou het
afnemen van diepte-interviews of het organiseren van focusgroepen met respondenten van
de online-survey een diepgaandere kijk kunnen geven op hun percepties en meningen.
88
Bibliografie
1. Bronnen
DELRUE, K. en KWANTEN, L. (Leuven, 8 mei 2014). Interview met betrekking tot de
educatiewerking van Het Depot. [Interview met Mahieu, I.]
Docentenevaluatie in Het Depot (Leuven, 13 mei 2014).
Kunstendecreet, 12 januari 2004.
Muziekdecreet, 31 maart 1998.
2. Literatuur
BAMFORD, A. (2007). Kwaliteit en consistentie. Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen.
Brussel.
COLBERT, F. (2007). Marketing culture and the arts, HEC Montreal.
COULTER, M. & ROBBINS, S.P. (2012). Management. Amsterdam, Pearson Benelux.
Cultuurnetwerk Nederland (2008). Kunsteducatie. Rapport gedeeld/verdeeld door de
Commissie Onderwijs-cultuur.
DE LAETER, D. et al (2008). Sociaal-cultureel en educatief werk. Het beleid in Vlaanderen. Een
wegwijzer. Mechelen, Kluwer.
De LAETER, D. en SLANGEN, N. (2012). Doeboek. Goesting geven op maat van het profiel van
je publiek. Brussel, Politeia.
DE PELSMACKER, P. (2013). ‘Marketing management’. In: SCHRAMME, A., VERBERGT, B., DE
CORTE, D., DE PELSMACKER, P. e.a. (2013). Cultuurmanagement. De regels van de kunst.
Leuven, Lannoo Campus, pp. 323-361.
DE PELSMACKER, P. GEUENS, M. en VAN DEN BERGH, J. (2011). Marketing communicatie.
Benelux, Pearson Education.
DILLEMANS, R. en SCHRAMME, A. (2005). Wegwijs Cultuur. Leuven, Davidsfonds.
EUROPESE COMMISSIE (2013). Special Eurobarometer 399. Cultural Access and Participation.
89
HAROUTOUNIAN, J. (2000). MusicLink: Nurturing talent and recognizing achievement. Arts
education policy review, 101 (6), pp. 12-20.
HOUTHOOFD, N. (2005). Strategisch management. Strijd om voorsprong. Gent, Academia
Press.
IJDENS, T. et al (2012). Jaarboek actieve cultuurparticipatie 2012. Doelen, middelen, effecten.
Utrecht.
INDEPENDENT RESEARCH SOLUTIONS (2013). Barriers to Participation in Culture, Arts and
Leisure. Final Report, Colerain.
JUVONEN, A., RUISMAKI, H. en LEHTONEN, K. (2012). Music education facing new
challenges. Procedia – Social and Behavioral Sciences, 45, pp. 197-205.
LIEVENS, J. en WAEGE, H. (2011). Participatie in Vlaanderen. Basisgegevens van de
Participatiesurvey 2009. Leuven, Acco.
LIEVENS, J. en WAEGE, H. (2011). Participatie in Vlaanderen 2. Eerste analyses van de
participatiesurvey 2009, Leuven, Acco.
LIEVENS, J. en WAEGE, H. (2011). Participatie in Vlaanderen: Highlights. Leuven, Acco.
VERBERGT, B. (2013). Algemeen en strategisch management. In: Schramme, A, Verbergt, B.,
De Corte, D., De Pelsmacker, P. et al. (2013). Cultuurmanagement. De regels van de kunst.
Leuven, Lannoo Campus, pp. 95-192.
VERMEERSCH, L. en VANDENBROUCKE, A. (2011). Veldtekening cultuureducatie.
Beschrijvende studie met evaluatieve SWOT-analyse. Leuven, HIVA-K.U. Leuven.
VERMEERSCH, L. en VANDENBROUCKE, A. (2013). Schools and cultural organisations. Natural
partners in art and cultural education (ACE)?. Procedia – Social and behavioral sciences, 116,
pp. 1032-1039.
VERSCHEURE, F. (2012). Muziekeducatie in beweging. Groepsgerichte muziekeducatie onder
de loep, onuitgegeven eindverhandeling, Leuven.
VOS, I. (2003). Cultuurparticipatie en maatschappelijk kwetsbare groepen. Brussel, Lannoo.
90
3. Digitale bronnen
Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, Cultureel leren en cultuureducatie – Cultuur.
Geraadpleegd op 15 april 2014, http://www.cjsm.be/cultuur/themas/cultureel-leren-en-
cultuureducatie.
Frontview Magazine (2013), Talentontwikkeling in Het Depot: nieuwe artists in residence.
Geraadpleegd op 15 april 2014, http://www.frontview-magazine.be/nl/nieuws/
talentontwikkeling-in-het-depot-nieuwe-artists-in-residence#.U00fMFfPssM.
102
Bijlage 2: Interview met Lieve Kwanten en Klaas Delrue
I: Kunnen jullie wat meer vertellen over jezelf en over jullie functie bij Het Depot?
K: Ja. Ik ben Klaas Delrue, muzikant, zanger, componist en songwriter. Maar ik ben ook
halftijds verantwoordelijk voor de educatiewerking van Het Depot sinds juli. Ik doe dit werk
heel graag en we hebben ons zeer goed geamuseerd. We gaan volgend jaar alles doen wat
we nog niet gedaan hebben.
L: Ik ben Lieve Kwanten en ik werk sinds dit concertseizoen voltijds in Het Depot. Daarnaast
geef ik ook nog les in de middelbare school het Heilig Hartinstituut Heverlee. Ik ben vooral
verantwoordelijk voor de combinatie educatie, tal van projecten die binnen komen en die
vaak te maken hebben met talentontwikkeling, en ook nog voor het invullen van alle
vrijwilligersposten. Het is ook voor mij mijn eerste jaar. Ik ben wel vanuit vrijwilliger gestart.
Ik ken de werking al iets langer maar educatie is ook nieuw voor mij en is van seizoen tot
seizoen nu een beetje aanpassen, bijsturen en leren.
I: Kunnen jullie wat meer uitleg geven over de verschillende activiteiten van de
educatiewerking?
K: De educatiewerking bestaat grosso modo uit drie luiken. Zo zijn er de individuele
instrumentlessen waar ook zang onder valt. Dat zit eigenlijk heel goed en dat zat altijd heel
goed en dat zal altijd zo blijven denk ik. Dat is logistiek wel een grote job voor ons, maar dat
loopt eigenlijk heel goed en we merken duidelijk dat we nog een doelgroep hebben die niet
aan het slinken of aan het verdwijnen is. Integendeel, we vormen eigenlijk een gat in de
markt naast het reguliere muziekonderwijs. Naast de instrumentlessen heb je de workshops.
Dat is meer ad hoc, dat is elk seizoen anders. Een aantal workshops die goed lopen, komen
wel terug. Daarnaast is het de bedoeling dat we vernieuwend zijn en dat we op maat
workshops zelf bedenken en programmeren. Dat is een beetje het stuk waar het nu het
eerste jaar het moeilijkst mee loopt omdat we toch een aantal serieuze fouten gemaakt
hebben qua promo en aankondiging. Tot slot hebben we een derde luik: projecten.
Daaronder vallen debatten, infoavonden, enzovoort. Zo hebben we er één per half seizoen.
De tweede moet nog komen. Dat zijn momenten dat we als muziekcentrum een bepaald
thema dat de ruime muziekwereld aangaat, proberen aan te kaarten. Dat is zeer goed gelukt
met geluidsnormen voor nieuwjaar en volgende week gaat het iets kleinschaliger rond
rechten en het digitale.
L: Trajectbegeleiding valt ook nog onder de educatiewerking, zoals Open Mic, de artists in
residence, Rockvonk, 45 Toeren, Popstoot. Daarbij gaat het om talent dat er massaal is in
Vlaams-Brabant en verder daarbuiten podiumkansen en ondersteuning aan te bieden. Dat
zit zeker ook nog onder ons groot luik.
K: En dat loopt eigenlijk goed.
103
L: Ja, beter en beter. Dat is echt zelfs vorm aan het krijgen.
K: Voor ons, als muziekcentrum, is het eigenlijk de natte droom om kruisbestuivingen te
zoeken tussen de artists in residence die toch vaak in huis zijn en de andere educatie-
aspecten. Maar wat we nog niet zo goed weten is doen we de workshops voor de amateurs
die dikwijls thuis in hun kamertje zitten en er niet van wakker liggen om een carrière te
maken in de muziek of willen we met de workshops mikken op ambitieuze muzikanten die
ergens een gat in hun repertoire willen vullen. Dat is naar volgend jaar toe een uitdaging om
de twee proberen aan te bieden.
I: Heeft Het Depot samenwerkingen of partnerschips met scholen, docenten, personen of
andere culturele instellingen die workshops organiseren?
K: We hebben met de PXL Hogeschool in Hasselt een samenwerking omdat zij een podium
zochten om de bandprojecten van haar studenten te tonen. Dat is het eindproduct van een
semester of een jaar waar studenten van de PXL aan bezig zijn geweest. Zij komen dat dan
voorstellen als examenmoment. We gaan dit voor de eerste keer hier laten doorgaan. Zij
deden dat vroeger in de MOD [Muziekodroom]. Maar door omstandigheden zijn ze op zoek
moeten gaan naar een ander podium. Dit samenwerkingsverband kan wel structureel
worden.
L: Daar zijn zeker nog plannen rond, omdat ik met Gert – diegene die de bandprojects hier
komt doen – heb afgesproken dat we naar volgend jaar toe met hun leerlingen, die vaak een
workshop of PowerPoint moeten voorbereiden, gaan zien of daar nog mogelijkheden rond
zijn dat zij dan hier ook die workshop eens komen geven of hun presentatie komen
voorstellen. Zij hebben hier meer plaats om dat te kunnen geven en voor ons is het een
aangename toevoeging. Daarnaast zijn we nu ook bezig geweest met een samenwerking met
TRIX op te richten. Zodat we naar een uitwisseling kunnen gaan van workshops, bijvoorbeeld
een workshop die bij hun werkt hier ook eens aanbieden en terug. Zodat we eigenlijk ook
samen een beetje gaan brainstormen over wat werkt er en wat werkt er niet, wat gaan we
aanbieden. Zo willen we meer input van verschillende mensen weten te krijgen. Aan de
andere kant zijn er ook nog andere samenwerkingen. Omdat we de eerste keer
vakantiekampen gaan organiseren, zijn er ook docenten die hier les hebben gegeven en
mensen vanuit Poppunt waar we soms ook advies aan gaan vragen die ons bij de kampen
gaan adviseren en helpen. We proberen die dingen wel te laten kruisbestuiven. Geert Maris,
een van onze docenten gitaar, is ook degene die we als bandcoach gebruikt hebben bij de
Faculty Stars. Faculty Stars is een project van de K.U. Leuven waar ze talent selecteren en
hen eigenlijk ondersteuning geven om naar een podium toe te groeien. Geert Maris, een van
onze docenten, is dan de bandcoach van een van de Faculty Stars. Dus ook met de K.U.L.
werken we eigenlijk samen naar een trajectbegeleiding in talent, groot of klein.
K: Er is ook structureel een overleg rond trajectbegeleiding tussen Poppunt, TRIX, MOD en
Het Depot. Dat noemt Popoverleg. Daar wisselen alle muziekcentra hun ervaringen uit over
104
hun educatieve aanbod. Zo wisselen we artists in residence uit om hen podiumkansen te
geven buiten de eigen provincie bijvoorbeeld. Onder trajectbegeleiding zit daar een
gemeenschappelijk scenario in omdat Poppunt daar al jaren mee bezig is. Wij vinden dat
maatwerk omdat je soms een band binnenkrijgt die muzikaal al klaar is om de studio in te
trekken maar die zakelijk nog niets voor elkaar heeft. Soms heb je een band die drie liedjes
hebben en zakelijk al alles voor elkaar hebben, terwijl dat dat misschien niet het beste plan is
op dat moment. Mike neemt dat grotendeels voor zijn rekening, in overleg met ons. Als het
er op aan komt, gaat hij wel babbelen met de groep. Dat doen we ook met onze eigen
residents, maar ook meer en meer bij uitbreiding met groepen waarvan wij voelen dat er
echt iets in zit of die op het punt staan om iets stoms te doen of juist niet. Daar krijgen we
vanuit de provincie ook meer fondsen voor. Dat is voor ons eigenlijk ook het leukste aspect
aan onze job.
I: Welk publiek wordt momenteel reeds bereikt met de educatiewerking?
K: Ik denk dat we nu toch 80% hobbyisten en amateurs bereiken en soms al eens een betere
amateur met een softwarecursus. Voor de Ableton cursus zijn we wel redelijk zeker omdat
we daar een heel goeie docent voor hebben met een goeie reputatie.
L: Voorlopig zijn het hobbyisten want degene die meestal komen met al iets meer talent is
op vraag. Als dat in ons aanbod past, proberen we dat te regelen. Het is eigenlijk nog heel
veel gestuurd door ons waardoor het niet altijd een antwoord bied op waar dat jonge
talenten vraag naar hebben. Dat is wel iets dat we nu willen bijsturen naar volgend jaar toe.
Als we een vraag horen, dat we daar iemand voor gaan zoeken zodat we eigenlijk die 80%
kunnen terugdrijven naar 60% amateur en 40% talentontwikkeling. Door Popoverleg en de
samenwerkingen willen we echt ons meer richten op talentontwikkeling en niet gewoon
meedraaien in het circuit van muziekscholen en muzieklessen. We zijn eigenlijk ook als je
onze visietekst naleest voor degene die echt bezig zijn met muziek. Met ‘echt’ bedoelen we
degene die er meer dan een hobby van willen maken of die het talent hebben om er meer
als hobby mee bezig te zijn. Dat wil niet zeggen dat we dat niet belangrijk vinden dat mensen
dat ook als hobby doen.
K: Er zijn ook ambities op het Popoverleg om één van de grote bedreigingen, zowel voor
software als voor gitaarworkshops, de online-tutorials creatief aan te pakken. Door de
online-tutorials, die soms heel sterk zijn qua geluid, beeldkwaliteit en didactische waarde, is
het moeilijk geworden om dat beter te gaan doen in groep. Ik bedoel mensen vinden online
perfect wat ze zoeken. Maar wij hebben ook wel heel straffe muzikanten in Vlaanderen die
misschien niet de vaardigheden bezitten om zo’n tutorials te maken, maar die wel de
capaciteiten hebben. Ik reken daar zeker een jaar tussen om zelf met het Popoverleg zo’n
tutorials te gaan aanbieden via een gemeenschappelijk platform.
I: Wat is jullie visie op de educatiewerking of wat zou het voor jullie idealiter moeten
inhouden?
105
L: Idealiter, lijk Klaas zojuist zei, hoop ik dat we meer en meer gaan kunnen inzetten op
talentontwikkeling en dan ook iets meer vraag-gestuurd gaan kunnen werken, dat we voelen
dat is een vraag en dat we iemand zoeken en binnenhalen om een workshop te geven. Zeker
de jonge bands want er zijn nu tal van wedstrijden om aan mee te doen en die denken
allemaal van ‘ik heb dat gewonnen en nu ben ik gelanceerd’. Maar eigenlijk voordat ze
ergens contracten aangeboden krijgen, kunnen ze veel meer knowhow en kennis gegeven
worden om hun eigen identiteit te vinden en dingen af te houden. Ze zouden eerst meer
moeten groeien, voordat ze ergens vastzitten en doodbloeden. Ik hoop dat we daar meer en
meer ons op kunnen richten.
K: Als we moeten kiezen, want het liefst doe je dat er gewoon bij, moet je er ook personeel
bijhebben. De overheid ondersteunt bijvoorbeeld ook niet de instrumentlessen, terwijl dat
qua personeel een serieuze kluif vangt. Dus eigenlijk zouden we dat, als we egoïstisch mogen
zijn, willen afstoten zodat we ruimte kunnen vrijmaken voor andere dingen.
L: En dat we dan op vraag kunnen inspelen en op het moment zelf een workshop in elkaar
steken. Zo hoeven we niet standaard tien lessen op eender welk niveau te organiseren. Voor
mij is vooral het vraag-gestuurde belangrijk van ‘dit en dat komt niet aan bod en daar zit
men met vragen’ en dat we gewoon op de vraag kunnen inspelen.
K: Ik vind het absoluut interessant als we dat zouden kunnen blijven doen. In het hoofd van
de mensen wordt het terecht ook geassocieerd met een popcentrum, zeker als je een
educatieve afdeling hebt. Maar ik vind het eigenlijk idealiter dat we met onze logistiek al
grotendeels ons deel doen.
L: Voor mij is het idealiter, dat wil zeggen een droomscenario, dat er geen lessen zijn, maar
dat we de lokalen ook als repetitiekoten kunnen gebruiken, bijvoorbeeld voor een workshop
of voor een repetitie of voor een samenspel. En dat we dus niet meer vastzitten omdat
iemand komt zingen. Dat is mijn ideaalbeeld. Omdat we daar heel veel vraag naar krijgen en
we merken dat er veel honger naar is, maar we hebben de ruimte eigenlijk niet. Terwijl dat
als we de ruimte hadden, we dat wel goed onderbouwd zouden kunnen aanbieden. Ik denk
dat als ik vergelijk binnen het landschap van muziekeducatie waar dat de lessen onder
vallen, er veel meer aanbod is naar waar je ergens muziekles kan gaan volgen dan dat er een
centrum is waar dat je kan gaan werken, groeien, schrijven en repeteren. Daar zou ik het
liefst Het Depot naartoe zien groeien.
K: Voor ons is dat zeker, vanuit het beleid ook, de voorkeur.
L: Ook moeten we eerlijk toegeven dat omwille van het feit dat we een VZW zijn, we een
Raad van Bestuur hebben waaruit ze voorlopig het educatieluik heel belangrijk blijven
vinden binnen het Leuvense beeld. Binnen de Raad van Bestuur deelt niet iedereen die
mening. Daar is wat verdeeldheid over en zolang dat is, blijven de educatielessen er ook
staan. De Raad van Bestuur heeft daar nog geen eenzijdige visie rond. Het is ook pas de
laatste jaren dat dat zowat aan het groeien is dat trajectbegeleiding en talentontwikkeling.
106
K: Ik denk dat dat ook een noodzaak is omdat de eerste stappen voor een groep, onder
andere door digitalisering en heel veel concours, veel gemakkelijker zijn geworden. Daardoor
komen ze veel rapper in een zone waar de al te belangrijke beslissingen genomen worden
zonder dat ze uitgeklaard worden. We moeten heel hard zien dat we geen nood creëren
waar dat er geen is. Er is absoluut een noodzaak aan trajectbegeleiding en
talentontwikkeling.
L: Ook vanuit het feit dat het muzieklandschap aan het veranderen is, bijvoorbeeld
platenmaatschappijen en labels gaan de laatste jaren heel anders om met jonge bands en
jonge groepen dan dat ze vijf of tien jaar geleden deden. Tien jaar geleden konden ze nog
veel meer leven van muziek en platen, denk ik, waardoor ze iets selectiever waren. Terwijl
nu heb ik het gevoel dat sommige labels op alles en nog wat springen om in huis te halen en
dan maar te zien waar dat ze eindigen.
K: Ze vinden tegenwoordig zelfs nieuwe contracten en besprekingen uit om het kaf en het
koren allemaal binnen te halen en dan pas te scheiden.
L: Vroeger moest je eerst groeien en werken voordat … Terwijl nu wordt er niet gewerkt en
krijg je iets. Werkt het niet, dan laten we je vallen en krijg je niets.
K: Dat is eigenlijk wel een teken dat er iets te veel ongezonde economische druk zit op de
muzieksector.
L: Plus jonge bands, als we het verhaal dan omdraaien, hebben ook het idee dat bij het
minste als ze drie nummers hebben dat ze dan aan eender welke rally moeten meedoen en
als ze opgepikt worden dat ze kunnen beginnen en dat ze eigenlijk er bij wijze van spreken
zijn. Ze denken heel rap dat hun plaatje gemaakt is als ze een ding gewonnen hebben. Het
echte werken aan goede nummers enzovoort, dat beeld krijgen ze ook niet meer goed
opgehangen omdat iedereen meteen opgepikt wordt. Ik vind het wel belangrijk dat talenten
daarin begeleid worden zodat ze gemotiveerd blijven en niet dat ze de mismoed krijgen. Het
zou een hele mooie droom zijn als je dat een klein beetje af en toe kunt wapenen zodat ze
wel twee muren rond zich krijgen om te groeien, te wapenen en dan te knallen. Maar dat is
dus idealiter, maar niet utopisch. Het is ook het eerste jaar dat het zo aan het groeien is.
K: Maar dat vind ik absoluut het leukste van het jaar. Ik zit absoluut ook met een aantal
minder leuke dingen en frustraties met betrekking tot de workshops. Maar de
trajectbegeleiding vind ik echt iets dat ik niet verwacht had aan mijn job en zeker de
coaching van de Rockvonk-finalisten.
I: Wat vinden jullie dat er nog verbeterd kan worden naar de toekomst toe?
L: Ik denk dat onze positionering in Het Depot als educatiecentrum eigenlijk niet aanwezig is
in het grote muzieklandschap. Ik denk niet dat veel mensen weten dat wij daar ook mee
bezig zijn. Dat blijft redelijk gebonden aan de mensen die ons al kennen en ik denk dat we
107
daartoe ook veel meer promo gaan moeten voeren. Voordat we dat kunnen doen, moeten
we eigenlijk exact weten waar dat we staan in het landschap van educatie. Wat is hetgene
dat we willen uitdragen? Wat is hetgene waar we voor willen staan? Willen we nog altijd
aanbod-gestuurd of vraag-gestuurd werken? Wie zijn wij eigenlijk als educatie binnen de
muziekwereld? Welke plaats nemen wij in? En niet zomaar ‘je kan bij ons voor van alles
terecht’. Ik zou daar heel graag wat selectiever in zijn.
K: Ik denk wel dat we de tussenstap gaan moeten maken van volgend jaar de frequentie op
te drijven van het workshopgedeelte en toch nog één jaar alles doen om dan te kunnen
zeggen van ‘dat is ons ding en dat is ondanks dat we het nu wel goed gedaan hebben toch
niet ons ding’. We moeten eerst een jaar nog alles geven, om dan alles goed te kunnen
beoordelen. Qua verbetering, wat Lieve zei, gaat het niet enkel om een nationale uitstraling
maar ook hier [in Het Depot]. Hier komen duizenden mensen binnen waarvan dat er
misschien maar 1% door ons toedoen ook meekrijgt dat er boven [op de educatieverdieping]
ook van alles leeft.
L: Ik denk dat het daarom ook niet slecht is dat we een namiddag uittrekken om samen te
zitten en voor educatie een actieplan uitschrijven. Daarna kunnen we zien hoe we het
kunnen inpassen in de werking hier. Zo krijgen wij binnen educatie ook een eigen
zelfstandige werking. Dan kunnen we zeggen van P.A. gaat door, licht gaat door, en dat
plannen we in die maand, en dat willen we daar, en we willen er zoveel uithalen. Zo kunnen
wij eigenlijk een mini-bedrijfje in het geheel zijn met ook een visie. Dan denk ik dat we ook
veel meer dingen kunnen aanbieden en soms doorduwen. Concertwerking blijft het
hoofdblok, want dat is sowieso. Maar dat we daarnaast stevig op pijlers staan en niet zoals
nu een aanhangsel zijn. Naar mijn persoonlijk gevoel is dat je hebt de concertwerking en de
externe, en daarnaast valt ook nog de educatie. Als we daar af en toe goed mee goed in de
media komen is dat belangrijk, maar voor de rest ‘laat dat maar lichtjes sudderen’. Ik vind
dat heel frustrerend om te werken want we zijn daar heel veel mee bezig en als het soms
niet loopt, dan krijgen we het wel. Maar zo gaan we het ook nooit in het landschap krijgen
als het op zijn minst niet een beetje meer body krijgt.
K: Het is ook een kwestie van dat er eigenlijk een tweede kader moet komen aan het onthaal
waarop we aankondigen kunnen doen over de educatie. Dat hoeft dan nog niet noodzakelijk
met uur en dag op, gewoon kort en krachtig.
L: Ook zou er een kader buiten moeten komen waarop staat ‘Het Depot biedt aan…’.
K: Daar moet dan, of op een betere plaats, standaard informatie aanwezig zijn over de
educatie. Een brochure van vier tot acht bladzijden waarop de workshops met uur en dag
instaan, zou ook een verbetering zijn.
L: Dat vind ik ook. En ook op plaatsen waar mensen komen, lijk een jeugdhuis enzovoort, een
affiche ophangen zodat ze zien wat wij aanbieden. Ook Poppunt moeten we meer
gebruiken.
108
K: Maar ik denk dat we misschien wel nog als onderdeel van de brainstorm een soort van
label moeten bedenken.
L: ‘Popatelier’ bijvoorbeeld.
K: ‘Educatie’ klinkt niet aantrekkelijk. ‘Pop en rockschool’ is ook zo belachelijk. ‘Popatelier’ is
al beter dan ‘Educatie’, want dat is misschien iets waar mensen meer van weglopen.
L: Dat is ook hetgeen dat ik wil zeggen met dat we eens moeten gaan samen zitten en dat we
een actieplan voor volgend jaar moeten opstellen. Zodat we echt de aandachtspunten eens
moeten opsommen die we aan Mike kunnen voorleggen.
I: Kan volgens jullie een goed uitgedachte en goed lopende educatiewerking voor groei
zorgen voor Het Depot?
L: Ik geloof daar wel in, maar dan gaat dat vooral over het feit van dat er heel veel mensen
zijn die naar onze educatieafdeling komen die via die weg ook Het Depot hebben leren
kennen naar de concertwerking toe. Dus iemand die gitaar komt spelen en hier nog nooit
naar een concert is geweest en hier na zijn les iets oppikt en zegt van ‘oh daar wil ik wel eens
naartoe gaan’. Plus, ik kijk ook naar onze positionering als popcentrum binnen het
muzieklandschap dat dat eigenlijk wel belangrijk is. Want als wij een sterke educatiewerking
hebben of goeie workshops en een goeie trajectbegeleiding enzovoort, dan kan Het Depot
ook een groter aanzien krijgen en wordt het sterker aanzien dan alleen maar een
concertzaal. Want wij zijn een muziekcentrum, wat meer is als een concertzaal. Nu zijn wij
vooral bekend als concertzaal, terwijl als we bijvoorbeeld denken aan TRIX en AB is dat naar
mijn gevoel al een beetje dubbel. Ik denk dat we dat nog iets te weinig uitspelen.
K: Qua imago en naambekendheid: absoluut ja. Maar qua opkomst voor de concerten gaat
dat eerder omgekeerd zijn. Er gaat niet meer volk naar concerten komen. Qua reputatie en
naambekendheid zeker wel.
L: Naar mijn gevoel zien ze ons nu vooral als concertzaal en nog niet als muziekcentrum.
Daardoor krijgt natuurlijk de concerttempel wel wat meer body om wat meer mensen aan te
spreken.
109
Bijlage 3: Verklaring op woord van eer
Verklaring op woord van eer
Ik verklaar dat ik deze aan de Faculteit TEW ingediende masterproef zelfstandig en zonder
hulp van andere dan de vermelde bronnen heb gemaakt.
Ik bevestig dat de direct en indirect overgenomen informatie, instellingen en figuren uit
andere bronnen als zodanig aangegeven zijn in overeenstemming met de richtlijnen over
plagiaat in de masterproefbrochure.
Ik bevestig dat dit werk origineel is, aan geen andere onderwijsinstelling werd aangeboden
en nog niet werd gepubliceerd.
Ik ben mij bewust van de implicaties van fraude zoals beschreven in artikel 18 van het
onderwijs- en examenreglement van de Universiteit Antwerpen (ww.ua.ac.be/oer).
Datum ………………………………………………………………………………………….
Naam …………………………………………………………………………………………..
Handtekening……………………………………………………………………………….