Upload
jonas-de-ruytter
View
218
Download
0
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Preview
Citation preview
MAG IK DAT EVEN ZIEN?Over deze strip- en andere beeldverhalen
“Naarmate een strip realistischer wordt neemt ook het aantal speciale tekens af, en de dialoog toe (…) Hier geldt dus de vuistregel: meer realisme betekent minder strip.” Zo beklaagde Ron Kaal zich de teloorgang van heerlijk naïeve en hyperbolische strips als Tom Poes, Donald Duck maar evengoed Hergé’s Kuifje. Steeds meer praatjes in de plaats van plaatjes, het was al een kenmerk van ‘realistische’ strips zoals Prince Vaillant van Val Foster of Blake & Mortimer van E.P. Jacobs.Daar verschijnen inderdaad serieuze lappen tekst, terwijl de personages het eerder houden op stroeve toneelgestiek. Echte stripfiguren, merkte Kaal op, acteren dramatisch en expressionistisch, grotesk zelfs, zoals dat hoort in stomme films met acteurs als Oliver Hardy of Buster Keaton. In strips komt daar nog een uitgebreide tekentaal bij, een ‘vulgair steno’ van typische symbolen; pijltjes, sterretjes, krullen en snelheidslijnen…
De strip van vandaag heeft veel van dat soort pluimen verloren. Wanneer comics een beetje kunstzinnig zijn of literaire ambitie aan de dag leggen — het maakt niet zoveel uit of ze daarbij nog grappig wensen te zijn of niet — heten ze snel graphic novels of beeldromans. Voor Joost Pollmann ligt het verschil tussen strip en beeldroman bij dat artistieke zelfbewustzijn: “Beslissend is de ambitie van de auteur om baanbrekend te willen zijn in vertelwijze, thematiek en beeldbehandeling.” De stripromancier schakelt dan over van automatische piloot naar een handbestuurde flight of fancy, zegt Pollmann. Maar graphic novels bouwen ook verder op het realisme dat zijn opgang maakte in dit medium, net zoals dat bij auteurfilms en sociale romans gebeurde. Het ‘realisme’ betreft dan niet zozeer een perspectivistische tekenstijl die de anatomische verhoudingen respecteert, dan wel een getrouwheid aan ‘het waarachtige’, zoals dat bij Roland Barthes heet, een constante verwijzing naar
“wat doorgaans de ‘concrete werkelijkheid’ wordt genoemd (kleine gebaartjes, vluchtige houdingen, onbeduidende voorwerpen, redundante uitspraken.)” Deze premisse van waarschijnlijkheid heeft het stripverhaal evenzeer een pak volwassenheid bijgebracht als dat ze tegenwoordig dit medium blijft afgrenzen in precies die literaire en artistieke ambities…
Buiten Kleine Christiaan van Blutch, bijvoorbeeld, zijn er relatief weinig stripromans die nog hysterisch en uitbundig als een wolf van Tex
Avery naar de lezer springen, lachen, vloeken, huilen. Hedendaagse beeldverhalen zijn speels maar ingetogen, verstandig, ironisch en goedgemanieerd. Ze blinken uit in mooie kleuren, uitgekiende composities, fijne bladspiegels, innemende personages, hartelijke maar dus ook vooral ‘waarachtige’ situaties en dialogen. Binnen het bestek van een ‘realistisch’ programma voltrekken ze wat Thierry Groensteen de ‘visuele autonomisering’ van het stripmedium noemde en Pierre Sterckx: « Après des décennies d’esthétique réductrice, la bande dessinée a fort heureusement renoué avec un picturalisme généreux, proche des flux du grand art. » Strips zijn geen strips meer maar beeldverhalen en daarmee zijn ze in het oog van nostalgici vaak ook wat braaf geworden, of zelfs saai en intellectualistisch. Tijdens zijn puberale punkdagen heette de opgroeiende graphic novel soms zelfbeklagend en narcistisch te zijn, vol autobiografische feitjes over masturbatie en jeugdwerkloosheid. Nu prijken in stripboeken vooral zelfbewuste plaatjes naast losse praatjes. ‘t Is met die prentenboeken ook altijd iets.
Maar hoe zit dat in deze bloemlezing, een bundeling frisse, deels onvolwassen en ongewassen kortverhalen in woord en beeld? Zijn deze grafisch-narratieve experimenten dan ook braaf, snugger, nuchter, bedachtzaam… zoals men vaak twintigers van vandaag verwijt? Volwassenen die zelf amper op straat kwamen, laat staan een satirisch pamflet signeerden, beklagen zich over die sufferds achter hun laptops, die pas na de val van de Muur het daglicht zagen. Ze doen niets en dromen wat lui in hun wereldje. Wel, ja, deze jonge auteurs-in-spe brengen u niets al te extatisch. Hun stijl is vaak beheerst, de verteltrant ingetogen, mijmerend zelfs. Als er wordt gelachen is het niet keihard en snedig maar eerder voorzichtig, subtiel en toch gul. Zijn ze dan wereldvreemd, die idiote droomhoofden!? Dat zijn ze, zoals elke jonge garde. En dit vijftiental brengt u vertelsels die hen aanbelangen, daarom niet navelstaarderig, maar in verhouding tot hun directe ervaring. Het gaat hier over lokale gemeenschappen en de grote buitenwereld, over verveling op ( je eigen) feestjes en vervreemding op vernissages, over de rare voorwerpen van onze consumptiemaatschappij en over verzuurde bejaarden, over een planeet die naar de knoppen gaat, over opgroeien en iemand (anders) willen zijn, over levensbedreigende ziektes en slepende familietrauma’s, over liefdesverdriet, ouderdom en dementie…
En over de dood? Ja, zelfs, over de dood! “De krokodil trapte op zijn hond. Nou…die was dood,” vertelt Leen ons in een soort abstract comic, die geinig een weergave van slechtziendheid uitprobeert. Dat humor er
( 2 )
( 3 )
(4 )
(1 )
vaak, zeg maar onderkoeld in steekt, toont aan dat beeldverhaal vaak iets ‘lichtzinnigs’ en ‘geinigs’ blijft hebben, om nog eens met Joost Pollmann te spreken (hij heeft het zelfs over de ‘geinlijn’.) Dat is maar al te duidelijk in de recensies van kroonkurken en ander spul die Korneel ons biedt en de tragikomische gags van Lieselot: eenvoudige kortstrips in zwartwit. Laat u niet verwarren door Lora’s felle popkleuren en flashy-foute typografie: de toon is hier zowel ironisch en afstandelijk als betrokken en bedroefd. Zo ook in het ‘verslag’ rond de non-plaats Sleidinge, die Goedele opstelde; in verhouding tot de fotofragmenten klinken de citaten nu eens bijtend, dan weer weemoedig of eenvoudig neutraal, opmerkzaam. “Dat waren nog eens tijden,” besluit Eline over Ruysselede, en daar doorklinkt zowel een lach in als een traan. Haar fotocollages tonen ons alvast iets heel anders dan de misplaatste nostalgie van toeristische folders.
Wat opvalt is dat de ‘praatjes’ hier vaak de vorm krijgen van vrije tekstpartijen. Het ‘realisme’ van aanwijsbare voice-overs en dialogen is gauw zoek, eerder weerklinken diverse stemmen of haperen verbale brokstukken in en rond ‘het beeld’. Bij Katja staan ze los geparkeerd in het ijle, terwijl ook de prenten ernaast altijd een groot fragment wit herbergen. Ze vertelt ons dan ook over een steeds moeizamer te herinneren verleden, over een heden dat stilaan wegdeemstert en enkel nog bestaat uit herhalingen. En ook Jannah onderneemt een soort ‘mnemografie’. Dit kortverhaal steunt op foto’s van een recente reis naar haar Zuid-Afrikaanse roots en speelt met het soort zinnen die haast fonetisch blijven hangen: hostvotepoepnes, tisol mien schuld etc. Tekst en beeld lijken regelmatig losgekoppeld, maar dat ‘tweesporenbeleid’ staat de persoonlijke vertelling niet in de weg. Pieter monteert op zijn beurt verwrongen stripbeelden met tekstflarden van William Burroughs en schept een eigenaardige, dystopische en science-fiction-achtige sfeer. Suzanne ensceneert een eigen gedicht via heldere zwartwitfoto’s van ruimtelijke maquettes. Zodoende ondersteunt haar visueel ontwerp het absurde, verbale betoog en krijgt het echo’s in diverse motieven: de dunne muren, het glazen hoofd, de receptie… De nepruimtes maken plaats voor uw verbeeldende zoektocht. Ook bij Aaike valt heel wat zelf in te vullen, terwijl ze intiem aandoend en eerder dagboekachtig vertelt over het alledaagse in contrast met iets dat op haar schouders zit, haar bekijkt, besluipt en een schaduw werpt
op de pagina’s. Wie tussen die pagina’s leest, ziet wat schrikbarend aangroeit. We houden, ditmaal zonder greintje ironie, ons hart vast.
Anderen verkiezen tenslotte een rechtlijniger relaas. Zo vertelt Babette ons over de goudvis Gerd die Griet werd terwijl hij en passant een simpele duif of een dolle hond probeert te zijn. Hij verlaat alleszins zijn besloten bokaal, zoals ook Astrids zeemeermin haar stille zeewereld verlaat voor de sterke armen van de matroos. Daarmee lijkt zij tevreden en wij, als lezers, content dat dit geheel lukte zonder woorden! Dat kon dankzij de golfslag van een expressieve, illustratieve beeldtaal, zoals ook Ruth aan de dag legt. Zij laat echter doorheen haar verhaal een veelvoud aan woorden en zinnen flapperen: baltsende vogels. Niettemin laat haar protagoniste uiteindelijk een subliem-groteske, overvloedige traan… Geen tranen bij Siska maar zeer veel water en in fine een lach en een ‘hoopje’ aarde: de planeet gaat niet meteen om zeep. Blijft een nieuwe wereld dan mogelijk? Terwijl u zich dromerig verdiept in deze moeilijke vraag wensen wij u van harte veel leesplezier toe, voordat een bom valt. We hopen dat deze bundel — noem het maar strips, graphic novels of beeldverhalen — u even verblijdt en vertedert, want de wereld lijkt ons zo al hard genoeg.
Met een kus van het atelier,Sébastien Conard en Nicolas Marichal
Ron Kaal, Hiëroglyfen, De Harmonie, 1970Joost Pollmann, Letterlijk & figuurlijk. Strips kun je beter lezen., De Buitenkant, 2011Roland Barthes, Rokus Hofstede en Jurgen Pieters (ed.), Het werkelijkheidseffect., Historische Uitgeverij, 2004Beaux Arts Magazine, Qu’est-ce que la bande dessinée aujourd’hui?, 2003
(1 )( 2 )
( 3 )
(4 )
Suzanne
Suzanne
Pieter
Suzanne
Pieter
Korneel
Eline
Suzanne
Pieter
Korneel
We gingen eerst boterhammen gaan eten bij de deken, en dan
naar de mis. De paarden werden gezegend, en dan was het feest.Er waren er altijd die teveel gedronken hadden, Germain moesten ze zo een keermet zijn paard en al naar huis voeren. En ‘s avonds mocht hij niet naar het bal komen van Rita. Dat was nog eens een vieze, Rita.
Eline
Suzanne
Pieter
Babette
Korneel
Eline
Suzanne
Pieter
AstridBabette
Korneel
Eline
Suzanne
Pieter
Leen
AstridBabette
KorneelHij was blindEen grote krokodilEr was een krokodil
Hij was blindEen grote krokodilEr was een krokodil
Hij hield wel van honden dacht hij
Naar het schijnt zijn ze zacht
En daar stond hij dan.Eindelijk wist hij hoe een
hond echt aanvoelde
Hij kreeg overalbollen over zijnruwe lichaam
Een hond bleef een hond en was blij
met zijn nieuwe baasje. Dus likte hij maar door
Hij kreeg overalbollen over zijnruwe lichaam
Een hond bleef een hond en was blij
met zijn nieuwe baasje. Dus likte hij maar door
De krokodil trapte op zijn hond
Nou ... die was dood
De krokodil trapte op zijn hond
Nou ... die was dood
Goedele
Eline
Suzanne
Pieter
Leen
AstridBabette
Korneel
Goedele
Eline
Suzanne
Pieter
Leen
Astrid
Lora
Babette
Korneel
Siska
Goedele
Eline
Suzanne
Pieter
Leen
Astrid
Lora
Babette
Korneel
Siska
Goedele
Eline
Suzanne
Pieter
Leen
Astrid
Lora
Aaike
Babette
Korneel
Siska
Jannah
Goedele
Eline
Suzanne
Pieter
Leen
Astrid
Lora
Aaike
Babette
Korneel
Siska
Jannah
Goedele
Eline
Suzanne
Pieter
Leen
Lieselot
Astrid
Lora
Aaike
Babette
Korneel
Siska
Jannah
Goedele
Eline
Suzanne
Pieter
Leen
Lieselot
Katja
Astrid
Lora
Aaike
Babette
Korneel
Siska
Jannah
Goedele
Eline
Suzanne
Pieter
Leen
Lieselot
Katja
Ruth
Astrid
Lora
Aaike
Babette
Korneel
Auteurs
Suzanne De JaegherPieter RosseelEline HougardyBabette VerheeckeAstrid VerplanckeLeen DejongheGoedele DewildeLora Van den EyndenSiska MingneauAaike CamerlynckJannah FieldLieselot DerveauxKatja de VriesRuth De Jaeger
Atelier Beeldverhaal 2013 — 2014
Geprint op Circle 120gr/m2, Biotop 300gr/m2 en Biotop 100gr/m2
Lettertypes: Stanley & Gt Pressura
Vormgeving: Siska Mingneau.tumblr.com & Jonas De Ruytter .be
Editie: 100 exemplaren
Met dank aan School Of Arts, Patricia, Thomas Desmet, Sébastien Conard & Nicolas Marichal
Siska
Jannah
Goedele
Eline
Suzanne
Pieter
Leen
Lieselot
Katja
Ruth
Astrid
Lora
Aaike
Babette
Korneel