11

Bronnenboek Eigentijds

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Eigentijds

Citation preview

Zou jij het leuk vinden om in een kasteel te wonen? Denk daar nog maar even goed over na voor je heel hard ‘ja’ roept. Het was namelijk koud achter die dikke muren. En vochtig, tochtig en donker. Een kasteel werd namelijk niet gebouwd om lekker in te wonen. Het moest vooral goed te verdedigen zijn.

MartelkelderAls iemand werd

verdacht van een misdaad, werd hij opgesloten in de kerker onder een toren van het Muiderslot. Daar werd hij ‘verhoord’. In de

tijd van Floris de Vijfde betekende

dat dat de verdachte werd gemarteld tot hij

zijn misdaad toegaf. Daarna kreeg hij straf. Zo werd zijn hand

eraf gehakt als hij had gestolen, of zijn oog eruit geprikt als hij een spion was.

Over de brug, Of… zweMMen!Je ging het Muiderslot binnen over de ophaalbrug. Als de vijand eraan kwam, trok je de poort met dikke kettingen omhoog. Knappe jongen die dan nog binnen wist te komen! Om het kasteel is namelijk een gracht met water. Kon je niet over de brug, dan moest je zwemmen.

vuren Op de MurenDe muren van het Muiderslot zijn zo dik dat je erop kunt lopen. Soldaten konden daar boven de omgeving goed in de gaten houden. Achter de kantelen konden ze zich verschuilen als er pijlen of kogels op het kasteel werden geschoten.

flOris in de tOrenToen Floris de Vijfde in zijn eigen kasteel gevangen werd gezet, kwam hij waarschijnlijk terecht in de zuidertoren. Ze zeggen dat het bloed van Floris nog altijd in de vloer zit. Hoe hard je ook boent, het gaat niet weg. Maar eigenlijk weten ze niet eens zeker of de torenkamer er al was in de tijd van Floris.

wOnen in het MuiderslOtDe fijnste plek in het kasteel was waarschijnlijk de kemenade. Hier was een grote open haard en brede vensterbanken waarop de dames lekker konden handwerken. Er was ook een ridderzaal en een wapenkamer. Dat is een grote zaal waar Floris zijn zwaarden, harnassen en schilden konden uitstallen.

De treden van de wenteltrap in de zuidertorendraaien rechtsom. Dat was handig voor de verdedigersvan het kasteel, want zi j konden beter met hun zwaard in hun rechterhand zwaaien.

plassen in de grachtDit is het gemak, de wc dus. Het is een gat in een plank. Daar ging je op zitten om te poepen of te plassen. Je kreeg er wel koude billen van. Het gat hangt namelijk boven de slotgracht. Ploep, daar gaat je poep!

Veel strijdFloris de Vijfde was een machtig man rond het jaar 1250. Hij was de baas van Holland en Zeeland. Nederland bestond in de tijd van Floris niet als land. Het gebied dat nu Nederland is, werd de Nederlanden genoemd. Het bestond uit kleine staten waar een edelman de baas was. Dat kon een graaf zijn, maar ook een hertog of een koning. De edelmannen wilden vaak meer macht wilden. Ze probeerden het land van een andere edelman te veroveren. Er was dus veel strijd. Een machtig man als Floris had veel vijanden. Hij bouwde daarom kastelen om zichzelf en zijn mensen te beschermen. Een slotgracht en dikke muren zorgden ervoor dat vijanden niet makkelijk konden binnenkomen.

weetjes:• Het Muiderslot is 34 bij 32 meter. Dat is

bijna zo groot als een half voetbalveld.

• Het duurde tien jaar om het Muiderslot

te bouwen. Dat ging natuurlijk zonder

hijskranen en cementmolens. Alles is

handwerk.• Floris de Vijfde liet nog meer kastelen

bouwen en ook de

Ridderzaal op het

Binnenhof in Den

Haag. Dat ken je

als de plek waar de

Nederlandse regering

zit.

Dit zi jn kantelen. H ierachter kon een soldaat zich verschuilen en toch nog de v i jand in de gaten houden.

In het Muiderslot zitten 48 van deze schietgaten. Daar door konden de soldaten vuren op de v i jand. Ki jk dus maar uit als je in de buurt bent!

Dikke muren, schietgaten en poepen boven De gracht

24 25

Thema 5.4 • les 1Floris de Vijfde ontvoerd

Zou jij het leuk vinden om in een kasteel te wonen? Denk daar nog maar even goed over na voor je heel hard ‘ja’ roept. Het was namelijk koud achter die dikke muren. En vochtig, tochtig en donker. Een kasteel werd namelijk niet gebouwd om lekker in te wonen. Het moest vooral goed te verdedigen zijn.

MartelkelderAls iemand werd

verdacht van een misdaad, werd hij opgesloten in de kerker onder een toren van het Muiderslot. Daar werd hij ‘verhoord’. In de

tijd van Floris de Vijfde betekende

dat dat de verdachte werd gemarteld tot hij

zijn misdaad toegaf. Daarna kreeg hij straf. Zo werd zijn hand

eraf gehakt als hij had gestolen, of zijn oog eruit geprikt als hij een spion was.

Over de brug, Of… zweMMen!Je ging het Muiderslot binnen over de ophaalbrug. Als de vijand eraan kwam, trok je de poort met dikke kettingen omhoog. Knappe jongen die dan nog binnen wist te komen! Om het kasteel is namelijk een gracht met water. Kon je niet over de brug, dan moest je zwemmen.

vuren Op de MurenDe muren van het Muiderslot zijn zo dik dat je erop kunt lopen. Soldaten konden daar boven de omgeving goed in de gaten houden. Achter de kantelen konden ze zich verschuilen als er pijlen of kogels op het kasteel werden geschoten.

flOris in de tOrenToen Floris de Vijfde in zijn eigen kasteel gevangen werd gezet, kwam hij waarschijnlijk terecht in de zuidertoren. Ze zeggen dat het bloed van Floris nog altijd in de vloer zit. Hoe hard je ook boent, het gaat niet weg. Maar eigenlijk weten ze niet eens zeker of de torenkamer er al was in de tijd van Floris.

wOnen in het MuiderslOtDe fijnste plek in het kasteel was waarschijnlijk de kemenade. Hier was een grote open haard en brede vensterbanken waarop de dames lekker konden handwerken. Er was ook een ridderzaal en een wapenkamer. Dat is een grote zaal waar Floris zijn zwaarden, harnassen en schilden konden uitstallen.

De treden van de wenteltrap in de zuidertorendraaien rechtsom. Dat was handig voor de verdedigersvan het kasteel, want zi j konden beter met hun zwaard in hun rechterhand zwaaien.

plassen in de grachtDit is het gemak, de wc dus. Het is een gat in een plank. Daar ging je op zitten om te poepen of te plassen. Je kreeg er wel koude billen van. Het gat hangt namelijk boven de slotgracht. Ploep, daar gaat je poep!

Veel strijdFloris de Vijfde was een machtig man rond het jaar 1250. Hij was de baas van Holland en Zeeland. Nederland bestond in de tijd van Floris niet als land. Het gebied dat nu Nederland is, werd de Nederlanden genoemd. Het bestond uit kleine staten waar een edelman de baas was. Dat kon een graaf zijn, maar ook een hertog of een koning. De edelmannen wilden vaak meer macht wilden. Ze probeerden het land van een andere edelman te veroveren. Er was dus veel strijd. Een machtig man als Floris had veel vijanden. Hij bouwde daarom kastelen om zichzelf en zijn mensen te beschermen. Een slotgracht en dikke muren zorgden ervoor dat vijanden niet makkelijk konden binnenkomen.

weetjes:• Het Muiderslot is 34 bij 32 meter. Dat is

bijna zo groot als een half voetbalveld.

• Het duurde tien jaar om het Muiderslot

te bouwen. Dat ging natuurlijk zonder

hijskranen en cementmolens. Alles is

handwerk.• Floris de Vijfde liet nog meer kastelen

bouwen en ook de

Ridderzaal op het

Binnenhof in Den

Haag. Dat ken je

als de plek waar de

Nederlandse regering

zit.

Dit zi jn kantelen. H ierachter kon een soldaat zich verschuilen en toch nog de v i jand in de gaten houden.

In het Muiderslot zitten 48 van deze schietgaten. Daar door konden de soldaten vuren op de v i jand. Ki jk dus maar uit als je in de buurt bent!

Dikke muren, schietgaten en poepen boven De gracht

24 25

Thema 5.4 • les 1Floris de Vijfde ontvoerd

Bergen

Stockholm

Veliki Novgorod

Riga

Visby

KöningsbergDanzig

Stalhof, Londen Kampen

Kopenhagen

Krakau

BreslauKeulen

DortmundVenlo

Gent Magdeburg

Lübeck

HamburgZwolle

Deventer en Zutphen

Lüneburg

BraunschweigTielBrugge

Thorn

Reval(Tallinn)

Dorpat(Tartu)

SteedS meer StedenIn de tijd van steden en staten ontstonden er veel steden. Dat kwam door handel. Handelaren zochten een veilige plek waar veel mensen konden komen. Daar werden markten gehouden. Op die plek gingen steeds meer mensen wonen. Zo groeide langzaam maar zeker een stad.

Zutphen, Deventer, Tiel, Kampen, Zwolle en nog een paar steden waren in de tijd van steden en staten erg belangrijk. Ze waren lid van het Hanzeverbond: de steden werkten samen om dezelfde producten te verhandelen. We noemen deze steden de Hanzesteden. Er waren ook Hanzesteden in andere landen,

zoals Duitsland en België. Omdat de steden zo goed samenwerkten waren ze rijk en was het er druk. De meeste handel ging over zee en rivieren, daarom hadden alle Hanzesteden een mooie haven. In de Hanzesteden kun je nu nog veel terugvinden uit die tijd zoals grote pakhuizen en havens.

Drukte in De staD

De Hanze

De ramen van een kerk waren soms net str ipverhalen. Er stonden Bi jbelverhalen op. Zo kon iedereen ze begr i jpen. H ier zie je het verhaal ‘Jezus deelt brood en v is’ (Marcus 6).

Op het grote ple in in de stad gebeurde van alles. Er was markt, de kwakzalver kwam langs, er werden misdadigers gestra ft en er waren kunstenaars te zien.

De kerk was het belangr i jkstegebouw. Die stond dus midden in de stad en was het allerhoogst.

De grachten zorgden voor bescherming van de stad, maar waren ook een handige vuilnisbak.

Om de stad stond een stevige muur.Dat was een goede bescherming alsde stad werd aangevallen. De poorten gingen dan stevig op slot.

26 27

les xxxxxxxxThema 5.4 • les 2Steeds meer steden

Bergen

Stockholm

Veliki Novgorod

Riga

Visby

KöningsbergDanzig

Stalhof, Londen Kampen

Kopenhagen

Krakau

BreslauKeulen

DortmundVenlo

Gent Magdeburg

Lübeck

HamburgZwolle

Deventer en Zutphen

Lüneburg

BraunschweigTielBrugge

Thorn

Reval(Tallinn)

Dorpat(Tartu)

SteedS meer StedenIn de tijd van steden en staten ontstonden er veel steden. Dat kwam door handel. Handelaren zochten een veilige plek waar veel mensen konden komen. Daar werden markten gehouden. Op die plek gingen steeds meer mensen wonen. Zo groeide langzaam maar zeker een stad.

Zutphen, Deventer, Tiel, Kampen, Zwolle en nog een paar steden waren in de tijd van steden en staten erg belangrijk. Ze waren lid van het Hanzeverbond: de steden werkten samen om dezelfde producten te verhandelen. We noemen deze steden de Hanzesteden. Er waren ook Hanzesteden in andere landen,

zoals Duitsland en België. Omdat de steden zo goed samenwerkten waren ze rijk en was het er druk. De meeste handel ging over zee en rivieren, daarom hadden alle Hanzesteden een mooie haven. In de Hanzesteden kun je nu nog veel terugvinden uit die tijd zoals grote pakhuizen en havens.

Drukte in De staD

De Hanze

De ramen van een kerk waren soms net str ipverhalen. Er stonden Bi jbelverhalen op. Zo kon iedereen ze begr i jpen. H ier zie je het verhaal ‘Jezus deelt brood en v is’ (Marcus 6).

Op het grote ple in in de stad gebeurde van alles. Er was markt, de kwakzalver kwam langs, er werden misdadigers gestra ft en er waren kunstenaars te zien.

De kerk was het belangr i jkstegebouw. Die stond dus midden in de stad en was het allerhoogst.

De grachten zorgden voor bescherming van de stad, maar waren ook een handige vuilnisbak.

Om de stad stond een stevige muur.Dat was een goede bescherming alsde stad werd aangevallen. De poorten gingen dan stevig op slot.

26 27

les xxxxxxxxThema 5.4 • les 2Steeds meer steden

De machtige kerkIn de tijd van steden en staten was de kerk erg machtig. Mensen waren zeer gelovig. Bijna iedereen was christen. Mensen waren bang om in de hel terecht te komen en ze wilden graag naar de hemel. De kerk bepaalde hoe mensen moesten leven. Er waren veel regels en je kon je er maar beter aan houden! De straffen in de middeleeuwen waren namelijk erg streng.

Als je in de middeleeuwen iets fout had gedaan, werd je streng gestraft. En iedereen mocht het weten. Of eigenlijk: iedereen MOEST het weten. Want als je zag wat voor straf misdadigers kregen, haalde je het niet in je hoofd om hetzelfde te doen! Toch?

Voor paal staanHad je iets gepikt, of had je bijvoorbeeld geroddeld en je werd betrapt, dan moest je met je hoofd en handen in de schandpaal. Je kreeg een bord om je nek waarop stond wat je had gedaan. De

schandpaal stond midden op het plein, het liefst op een dag dat het erg druk

was in de stad. De mensen konden je uitschelden,

op je spugen of je bekogelen

met rot fruit.

pijn lijdenHad je iets ergs gedaan, bijvoorbeeld iemand bedrogen, ingebroken of God beledigd, dan kreeg je een lijfstraf. Voor stelen kon bijvoorbeeld je hand eraf worden gehakt. Dan kon je dat tenminste niet meer doen. Veel straffen van toen vinden wij nu maar akelig. Zo staken ze ook wel je oog uit, verbrijzelden ze je duimen of kreeg je een brandmerk met een gloeiend heet ijzer.

doodstrafOog om oog, tand om tand zeiden ze in de middeleeuwen. Dat betekent dat als je iemand had vermoord, je de doodstraf kreeg: wat je bij een ander deed kreeg je zelf ook. Je werd dan opgehangen, moest op de brandstapel of je hoofd werd afgehakt. Had je iets heel ergs gedaan, dan brak de beul al je botten voor je dood ging. Of ze bonden je benen en armen vast aan vier paarden. Die werden dan ieder een andere kant op gejaagd. Zo werd je in stukken getrokken. Vierendelen noemen ze dat.

Soms werd een misdadiger niet gedood, maar verbannen. Hij moest de stad uit en mocht niet terugkomen. Dat lijkt niet zo erg, maar het leven buiten de stad was eenzaam en gevaarlijk. Verbanning was een zware straf.

Nog veel belangrijker was wat er na je dood gebeurde. Ging je naar de hemel of de hel? Je kon maar beter de regels van de kerk goed gehoorzamen. De geestelijken (de bisschoppen, priesters en pastoors) wisten precies hoe je je tijdens je leven moest gedragen. Zij waren de enigen die de Bijbel konden lezen, die in het Latijn was geschreven. In ieder geval moest je je houden aan de Tien Geboden. Dat zijn regels die in de Bijbel staan en zeggen dat je bijvoorbeeld niet mag stelen en doden. Maar er waren nog veel meer regels en geboden. Als je je daar niet aan hield, beging je een zonde. En daarvoor waren allerlei straffen. Bijvoorbeeld: biechten, aflaat en bedevaart.

BiechtenHad je iets gedaan dat niet mocht, dan kon je maar beter naar de kerk gaan en dit opbiechten. In een biechtstoel, een soort donkere kast, vertelde je aan de pastoor welke slechte gedachten je had. Die gaf dan een straf. Je moest bijvoorbeeld heel veel bidden.

aflaatJe kon een straf ook goed maken door een aflaat te kopen. Dit was een papier waarop stond dat je geen straf meer hoefde te hebben. Je moest daarvoor geld betalen aan de kerk, een soort boete dus. Zou jij je zonde gewoon geheim houden? Slim bedacht, maar God weet alles! Tenminste, dat dachten ze in de tijd van steden en staten.

BedeVaartHad je echt iets goed te maken, of wilde je er heel zeker van zijn dat je in de hemel terecht zou komen, dan kon je een bedevaart maken. Dat is een reis naar een heilige plek. Tijdens de lange tocht kon je nadenken over je zonden. De kerk kon je voor straf op bedevaart sturen.

De straffen van de kerk

Rotte tomaten voor strafMonniken en nonnenleefden in een klooster. Zi j kozen voor een leven dichtb i j God. Zi j konden de hele dag b idden, b iechten en de Bi jbel lezen.

3130

Thema 5.4 • les 3De macht van de kerk

De machtige kerkIn de tijd van steden en staten was de kerk erg machtig. Mensen waren zeer gelovig. Bijna iedereen was christen. Mensen waren bang om in de hel terecht te komen en ze wilden graag naar de hemel. De kerk bepaalde hoe mensen moesten leven. Er waren veel regels en je kon je er maar beter aan houden! De straffen in de middeleeuwen waren namelijk erg streng.

Als je in de middeleeuwen iets fout had gedaan, werd je streng gestraft. En iedereen mocht het weten. Of eigenlijk: iedereen MOEST het weten. Want als je zag wat voor straf misdadigers kregen, haalde je het niet in je hoofd om hetzelfde te doen! Toch?

Voor paal staanHad je iets gepikt, of had je bijvoorbeeld geroddeld en je werd betrapt, dan moest je met je hoofd en handen in de schandpaal. Je kreeg een bord om je nek waarop stond wat je had gedaan. De

schandpaal stond midden op het plein, het liefst op een dag dat het erg druk

was in de stad. De mensen konden je uitschelden,

op je spugen of je bekogelen

met rot fruit.

pijn lijdenHad je iets ergs gedaan, bijvoorbeeld iemand bedrogen, ingebroken of God beledigd, dan kreeg je een lijfstraf. Voor stelen kon bijvoorbeeld je hand eraf worden gehakt. Dan kon je dat tenminste niet meer doen. Veel straffen van toen vinden wij nu maar akelig. Zo staken ze ook wel je oog uit, verbrijzelden ze je duimen of kreeg je een brandmerk met een gloeiend heet ijzer.

doodstrafOog om oog, tand om tand zeiden ze in de middeleeuwen. Dat betekent dat als je iemand had vermoord, je de doodstraf kreeg: wat je bij een ander deed kreeg je zelf ook. Je werd dan opgehangen, moest op de brandstapel of je hoofd werd afgehakt. Had je iets heel ergs gedaan, dan brak de beul al je botten voor je dood ging. Of ze bonden je benen en armen vast aan vier paarden. Die werden dan ieder een andere kant op gejaagd. Zo werd je in stukken getrokken. Vierendelen noemen ze dat.

Soms werd een misdadiger niet gedood, maar verbannen. Hij moest de stad uit en mocht niet terugkomen. Dat lijkt niet zo erg, maar het leven buiten de stad was eenzaam en gevaarlijk. Verbanning was een zware straf.

Nog veel belangrijker was wat er na je dood gebeurde. Ging je naar de hemel of de hel? Je kon maar beter de regels van de kerk goed gehoorzamen. De geestelijken (de bisschoppen, priesters en pastoors) wisten precies hoe je je tijdens je leven moest gedragen. Zij waren de enigen die de Bijbel konden lezen, die in het Latijn was geschreven. In ieder geval moest je je houden aan de Tien Geboden. Dat zijn regels die in de Bijbel staan en zeggen dat je bijvoorbeeld niet mag stelen en doden. Maar er waren nog veel meer regels en geboden. Als je je daar niet aan hield, beging je een zonde. En daarvoor waren allerlei straffen. Bijvoorbeeld: biechten, aflaat en bedevaart.

BiechtenHad je iets gedaan dat niet mocht, dan kon je maar beter naar de kerk gaan en dit opbiechten. In een biechtstoel, een soort donkere kast, vertelde je aan de pastoor welke slechte gedachten je had. Die gaf dan een straf. Je moest bijvoorbeeld heel veel bidden.

aflaatJe kon een straf ook goed maken door een aflaat te kopen. Dit was een papier waarop stond dat je geen straf meer hoefde te hebben. Je moest daarvoor geld betalen aan de kerk, een soort boete dus. Zou jij je zonde gewoon geheim houden? Slim bedacht, maar God weet alles! Tenminste, dat dachten ze in de tijd van steden en staten.

BedeVaartHad je echt iets goed te maken, of wilde je er heel zeker van zijn dat je in de hemel terecht zou komen, dan kon je een bedevaart maken. Dat is een reis naar een heilige plek. Tijdens de lange tocht kon je nadenken over je zonden. De kerk kon je voor straf op bedevaart sturen.

De straffen van de kerk

Rotte tomaten voor strafMonniken en nonnenleefden in een klooster. Zi j kozen voor een leven dichtb i j God. Zi j konden de hele dag b idden, b iechten en de Bi jbel lezen.

3130

Thema 5.4 • les 3De macht van de kerk

Gevaar en vieziGheid in de stadIn de tijd van steden en staten gingen veel mensen in de stad wonen. Mensen wasten zich niet vaak en gooiden afval, poep en plas op straat. Er waren veel besmettelijke ziektes zoals de pest. Daar gingen veel mensen aan dood. Er kon gemakkelijk brand ontstaan en in de nacht was het donker en gevaarlijk. In de middeleeuwse stad was het in onze ogen vies en gevaarlijk.

Als wij nu in de middeleeuwse stad zouden staan zouden we het vies en gevaarlijk vinden. Hoe dat kwam? Dat lees je hier.

BedelaarsDe meeste mensen die in de middeleeuwen leefden waren arm. De allerarmsten hadden geen werk en soms zelfs geen huis. Zij gingen de straat op om te bedelen. De andere inwoners van de stad gaven bedelaars eten of geld. Dat was heel normaal om te doen. Kinderen die geen ouders meer hadden, kwamen terecht in een weeshuis.Je hebt een bedelaar wat te eten gegeven. De bedelaar brengt je naar 12.

drijvend afvalHet vuilnis werd niet opgehaald in middeleeuwse steden. De mensen gooiden hun afval gewoon op straat of in het water. Als dat in een rivier was, dreef het vanzelf weg. Maar er waren ook veel steden met grachten waarin het water nauwelijks wegstroomt. Ook slachterijen en andere bedrijfjes gooiden hun afval in het water. Dat was niet zo fris.Je hebt vuilnis op straat gegooid. Terug naar 39.

PoeP oP straatEen wc hadden de mensen in de middeleeuwen niet in hun kleine stadshuisjes. Ze gebruikten een po. Dat is een pot waarop je kunt poepen en plassen. Doorspoelen was er niet bij: de po werd elke dag keurig geleegd… op straat of in de gracht. Je moet naar de wc. Sla een beurt over.

Brand!De meeste huizen in de stad waren gebouwd van hout. Het dak van stro. Er was geen verwarming. Mensen branden gewoon een vuurtje in de kamer. Heel gevaarlijk! Een vonkje kon zo een grote brand veroorzaken. Blussen ging met emmers water uit de gracht. Je moest dan op en neer rennen door de smalle, kronkelige straatjes naar de brand. Je kunt je wel voorstellen wat een drama dit was. Er is brand in jouw huis. Wacht op hulp. Je mag pas weer verder als een andere speler voorbij is gekomen. Is er na twee beurten niemand langs geweest? Dan mag je weer verder spelen.

avondklokOm brand te voorkomen moest het vuur in veel steden ’s avonds gedoofd worden. Als de klok van de kerk had geluid, wisten de mensen dat het tijd was om dit te doen. Na het luiden van de avondklok was de stad aardedonker. Dan kon je maar beter gaan slapen. Bovendien was het ’s nachts veel te gevaarlijk op straat.Het wordt donker. Je hoort de avondklok. Ga snel naar binnen en sla een beurt over.

de zwarte doodMensen die dicht bij elkaar wonen en zich niet wassen, worden snel besmet met ziektes. Gezinnen in de middeleeuwen sliepen met zijn allen in één ruimte. Ook liepen er vaak ratten rond die ziektes hadden. Een dodelijke ziekte als lepra, mazelen of pokken kon je zo gemakkelijk krijgen. Het akeligste was de pest. Als je de pest had moest je de stad uit naar een pesthuis. Dan kon je andere mensen in de stad niet meer besmetten. In de veertiende eeuw is 1/3 van alle mensen in heel Europa gestorven aan deze besmettelijke ziekte. Daarom wordt de pest de zwarte dood genoemd.De pest is uitgebroken. Je vlucht weg. Ga terug naar start en begin opnieuw.

kwakzalversWerd je ziek in de middeleeuwen, dan was daar niet zoveel aan te doen. Ze wisten nog niet hoe ziektes ontstaan en vaak werd het gezien als een straf van God. Je kon wel terecht bij een kwakzalver. Dat waren mensen die rondtrokken van stad naar stad en zelfgemaakte smeerseltjes en brouwsels verkochten. Bijvoorbeeld zalf van paddenbloed of poeder van addergif. Soms geloofden de kwakzalvers echt dat die hielpen, maar vaak probeerden ze gewoon met mooie praatjes geld te verdienen. Hun medicijnen hielpen helemaal niet. Kwakzalvers waren leugenaars!

Gevaarlijk en vies

vieze steden en staten weetjes De vieze middeleeuwse steden waren een paradijs voor muizen en ratten. Die zag je dan ook overal.

De pest werd verspreid door vlooien die op ratten zaten. Maar dat wisten ze toen nog niet.

Bijna alle mensen hadden in de middeleeuwen last van luizen, vlooien en wormen in hun buik.

Door ziektes werden de mensen in deze tijd niet ouder dan gemiddeld veertig jaar.

Als je kiespijn had, kon je op de markt terecht bij een tandentrekker. Die had een grote tang…

Dode mensen werden meestal begraven rondom de kerk. Vaak waren de graven niet zo diep en stonk het verschrikkelijk.

3534

Thema 5.4 • les 4Het leven in de stad

Gevaar en vieziGheid in de stadIn de tijd van steden en staten gingen veel mensen in de stad wonen. Mensen wasten zich niet vaak en gooiden afval, poep en plas op straat. Er waren veel besmettelijke ziektes zoals de pest. Daar gingen veel mensen aan dood. Er kon gemakkelijk brand ontstaan en in de nacht was het donker en gevaarlijk. In de middeleeuwse stad was het in onze ogen vies en gevaarlijk.

Als wij nu in de middeleeuwse stad zouden staan zouden we het vies en gevaarlijk vinden. Hoe dat kwam? Dat lees je hier.

BedelaarsDe meeste mensen die in de middeleeuwen leefden waren arm. De allerarmsten hadden geen werk en soms zelfs geen huis. Zij gingen de straat op om te bedelen. De andere inwoners van de stad gaven bedelaars eten of geld. Dat was heel normaal om te doen. Kinderen die geen ouders meer hadden, kwamen terecht in een weeshuis.Je hebt een bedelaar wat te eten gegeven. De bedelaar brengt je naar 12.

drijvend afvalHet vuilnis werd niet opgehaald in middeleeuwse steden. De mensen gooiden hun afval gewoon op straat of in het water. Als dat in een rivier was, dreef het vanzelf weg. Maar er waren ook veel steden met grachten waarin het water nauwelijks wegstroomt. Ook slachterijen en andere bedrijfjes gooiden hun afval in het water. Dat was niet zo fris.Je hebt vuilnis op straat gegooid. Terug naar 39.

PoeP oP straatEen wc hadden de mensen in de middeleeuwen niet in hun kleine stadshuisjes. Ze gebruikten een po. Dat is een pot waarop je kunt poepen en plassen. Doorspoelen was er niet bij: de po werd elke dag keurig geleegd… op straat of in de gracht. Je moet naar de wc. Sla een beurt over.

Brand!De meeste huizen in de stad waren gebouwd van hout. Het dak van stro. Er was geen verwarming. Mensen branden gewoon een vuurtje in de kamer. Heel gevaarlijk! Een vonkje kon zo een grote brand veroorzaken. Blussen ging met emmers water uit de gracht. Je moest dan op en neer rennen door de smalle, kronkelige straatjes naar de brand. Je kunt je wel voorstellen wat een drama dit was. Er is brand in jouw huis. Wacht op hulp. Je mag pas weer verder als een andere speler voorbij is gekomen. Is er na twee beurten niemand langs geweest? Dan mag je weer verder spelen.

avondklokOm brand te voorkomen moest het vuur in veel steden ’s avonds gedoofd worden. Als de klok van de kerk had geluid, wisten de mensen dat het tijd was om dit te doen. Na het luiden van de avondklok was de stad aardedonker. Dan kon je maar beter gaan slapen. Bovendien was het ’s nachts veel te gevaarlijk op straat.Het wordt donker. Je hoort de avondklok. Ga snel naar binnen en sla een beurt over.

de zwarte doodMensen die dicht bij elkaar wonen en zich niet wassen, worden snel besmet met ziektes. Gezinnen in de middeleeuwen sliepen met zijn allen in één ruimte. Ook liepen er vaak ratten rond die ziektes hadden. Een dodelijke ziekte als lepra, mazelen of pokken kon je zo gemakkelijk krijgen. Het akeligste was de pest. Als je de pest had moest je de stad uit naar een pesthuis. Dan kon je andere mensen in de stad niet meer besmetten. In de veertiende eeuw is 1/3 van alle mensen in heel Europa gestorven aan deze besmettelijke ziekte. Daarom wordt de pest de zwarte dood genoemd.De pest is uitgebroken. Je vlucht weg. Ga terug naar start en begin opnieuw.

kwakzalversWerd je ziek in de middeleeuwen, dan was daar niet zoveel aan te doen. Ze wisten nog niet hoe ziektes ontstaan en vaak werd het gezien als een straf van God. Je kon wel terecht bij een kwakzalver. Dat waren mensen die rondtrokken van stad naar stad en zelfgemaakte smeerseltjes en brouwsels verkochten. Bijvoorbeeld zalf van paddenbloed of poeder van addergif. Soms geloofden de kwakzalvers echt dat die hielpen, maar vaak probeerden ze gewoon met mooie praatjes geld te verdienen. Hun medicijnen hielpen helemaal niet. Kwakzalvers waren leugenaars!

Gevaarlijk en vies

vieze steden en staten weetjes De vieze middeleeuwse steden waren een paradijs voor muizen en ratten. Die zag je dan ook overal.

De pest werd verspreid door vlooien die op ratten zaten. Maar dat wisten ze toen nog niet.

Bijna alle mensen hadden in de middeleeuwen last van luizen, vlooien en wormen in hun buik.

Door ziektes werden de mensen in deze tijd niet ouder dan gemiddeld veertig jaar.

Als je kiespijn had, kon je op de markt terecht bij een tandentrekker. Die had een grote tang…

Dode mensen werden meestal begraven rondom de kerk. Vaak waren de graven niet zo diep en stonk het verschrikkelijk.

3534

Thema 5.4 • les 4Het leven in de stad

AmbAchten en gildenIn de tijd van steden en staten werden veel mensen in de stad ambachtslieden. Ze gingen spullen maken. Om samen sterk te staan kwamen mensen met hetzelfde ambacht samen in een gilde. Zo konden ze van elkaar leren en elkaar beschermen.

brouwerBijna elk dorp en elke stad had een brouwerij. Vaak zat de brouwerij in een abdij of een klooster. In de middeleeuwen was het drinken van bier erg normaal, zelfs voor kinderen. Mensen dronken meer bier dan water. Dat kwam omdat drinkwater niet schoon was. Het water dat voor bier gebruikt werd moest eerst worden gekookt zodat alle bacteriën gedood werden. Bier was gezonder dan water dus. De brouwers brouwden het bier. Ze gebruikten hiervoor water, kruiden en hop. In grote tonnen werd het klaargemaakt. Genoeg voor iedereen.

kuiperKuipen zijn houten tonnen of vaten. In de middeleeuwen waren ze onmisbaar: hier werd veel in bewaard zoals bier, vis of olie. De makers van deze kuipen waren de kuipers. Ze werkten in hun werkplaats, de kuiperij, met zagen, messen en hamers. Ook hadden ze vuur nodig. Met de warmte van het vuur werd het hout gebogen. Daarna werd er een ijzeren hoepel om gedaan. Kuipers zochten daarvoor speciaal hout: duighout.Ken je het liedje Jan Huygen in de ton? Met een hoepeltje erom. En de ton die viel in…? Juist! In duigen!

visserIn de middeleeuwen werd vaak vis gegeten. Haring was erg populair, maar bijvoorbeeld ook kabeljauw en paling werden gegeten. Vissers zorgden voor de aanvoer van vis. Veel vissers hadden een boot en voeren vaak uit om vis te gaan vangen. Ze gebruikten daarbij grote netten. Soms bleven ze meerdere dagen weg. Ook waren er palingvissers. Zij gebruikten fuiken, lange ronde netten die ze aan stokken onder water zetten. Als ze met hun vangst terug aan land waren werd de vis meteen verkocht. Lekker vers.

chirurgijnEen chirurgijn was in de middeleeuwen iemand die medische behandelingen deed. Maar het was geen dokter. De chirurgijn deed vooral de behandelingen waar bloed bij kwam kijken zoals het verzorgen van

wonden maar ook het trekken van kiezen. Een chirurgijn kon ook

goed knippen en scheren. Dat komt omdat de

barbiers (de kappers) vaak ook chirurgijn werden. Het waren chirurgijn-barbieren. Ze gebruikten vaak messen

en tangen bij hun werk. Sommige chirurgijns

gebruikten zelfs bloedzuigers om bloed van patiënten af te

tappen. En met al dat bloed hadden ze ook veel verband nodig.

smidAlle voorwerpen van ijzer die in de middeleeuwen nodig waren, werden door de smid gemaakt. Wapens, hoefijzers en ook gereedschap voor de kuiper of de chirurgijn. De smid had een werkplaats om de voorwerpen te maken. Eerst zorgde hij dat het ijzer in het vuur erg warm werd. Hij gebruikte daarbij een blaasbalg om het vuur aan te blazen. Dan sloeg de smid het ijzer op een aambeeld in een vorm. Daarna kon hij het de nodige behandeling geven. Bijvoorbeeld: uitrekken, splijten, buigen of gieten. Het was zwaar handwerk en je moest ook een pietje precies zijn.

TouwslagerNog een belangrijk product in de middeleeuwen was touw. Het werd, net als nu, voor van alles gebruikt. Nu worden touwen in een fabriek gemaakt. Maar in de middeleeuwen maakten touwslagers van garen touw. Dat was nog best een karwei. Met een houten wiel of slinger en een klos werden garens in elkaar gedraaid tot een touw. Meestal werd het wiel of de slinger rondgedraaid door kinderen, die hadden kleinere handjes. Echt slaan deden touwslagers niet. Het slaan komt van de haken waaraan de garens zaten: die haken sloegen in het rond. Ze draaiden in het rond zouden wij nu zeggen.

Mensen die hetzelfde werk deden gingen in de middeleeuwen op een slimme manier samenwerken. Ze sloten zich aan bij een gilde. Daar leerden ze elkaar handigheidjes over het vak. Ze zorgden ervoor dat niet iedereen zomaar hun werk kon inpikken. Ze bespraken wat de prijzen van hun spullen waren en hielpen elkaar als er iemand ziek werd. Samen stonden ze sterker dan in hun eentje.

Samen zijn

we sterk!

Werk in de stadWeet jij wat een ambacht is? Ambacht is eigenlijk een ander woord voor beroep. Maar dan wel een beroep dat je met je handen doet. In de middeleeuwen kwamen er steeds meer ambachtslieden. Ze waren hun eigen baas, het geld dat ze verdienden mochten ze zelf houden. Ze hadden het goed. Ambachtslieden maakten één soort product. Daar waren ze goed in. Ambachtslieden die hetzelfde deden vormden een gilde. Ze konden dan gemakkelijker hun werk beschermen en ze vertelden elkaar de geheimen van het vak. Samen sta je sterk!

Ik wil erbij!Je kon natuurlijk niet zomaar bij een gilde komen. Je moest ervoor betalen. En als je werk wilde doen, moest je dat eerst goed leren. Zo rond zijn veertiende ging een jongen aan de slag als leerling: hij ging in de leer. Meisjes en vrouwen mochten niet bij een gilde. Zij leerden thuis al het werk in en om het huis te doen.Na een jaar of vier werd de leerling knecht of gezel. Dan werkte hij nog vijf tot negen jaar voor een meester om het vak te leren. Om te bewijzen dat je alles had geleerd, moest je een proef doen. Metselaars moesten bijvoorbeeld een stuk muur metselen. Als dat goed ging, werd je meester en kon je een eigen bedrijf beginnen.

Er waren veel ambachten in de tijd van steden en staten. Kijk maar eens naar deze lijst:handwever beenbewerker borduurster brouwer chirurgijnhoutdraaier kleermaker kok kruidenier

kuiperleerbewerker mandenmaker pijlenmaker schrijnwerker of meubelmaker schrijver smid spellenmaker

teenvlechter tingieter touwslager verver visservisrokerzakkendrager

3736

Thema 5.4 • les 5 Gilden en ambachten

AmbAchten en gildenIn de tijd van steden en staten werden veel mensen in de stad ambachtslieden. Ze gingen spullen maken. Om samen sterk te staan kwamen mensen met hetzelfde ambacht samen in een gilde. Zo konden ze van elkaar leren en elkaar beschermen.

brouwerBijna elk dorp en elke stad had een brouwerij. Vaak zat de brouwerij in een abdij of een klooster. In de middeleeuwen was het drinken van bier erg normaal, zelfs voor kinderen. Mensen dronken meer bier dan water. Dat kwam omdat drinkwater niet schoon was. Het water dat voor bier gebruikt werd moest eerst worden gekookt zodat alle bacteriën gedood werden. Bier was gezonder dan water dus. De brouwers brouwden het bier. Ze gebruikten hiervoor water, kruiden en hop. In grote tonnen werd het klaargemaakt. Genoeg voor iedereen.

kuiperKuipen zijn houten tonnen of vaten. In de middeleeuwen waren ze onmisbaar: hier werd veel in bewaard zoals bier, vis of olie. De makers van deze kuipen waren de kuipers. Ze werkten in hun werkplaats, de kuiperij, met zagen, messen en hamers. Ook hadden ze vuur nodig. Met de warmte van het vuur werd het hout gebogen. Daarna werd er een ijzeren hoepel om gedaan. Kuipers zochten daarvoor speciaal hout: duighout.Ken je het liedje Jan Huygen in de ton? Met een hoepeltje erom. En de ton die viel in…? Juist! In duigen!

visserIn de middeleeuwen werd vaak vis gegeten. Haring was erg populair, maar bijvoorbeeld ook kabeljauw en paling werden gegeten. Vissers zorgden voor de aanvoer van vis. Veel vissers hadden een boot en voeren vaak uit om vis te gaan vangen. Ze gebruikten daarbij grote netten. Soms bleven ze meerdere dagen weg. Ook waren er palingvissers. Zij gebruikten fuiken, lange ronde netten die ze aan stokken onder water zetten. Als ze met hun vangst terug aan land waren werd de vis meteen verkocht. Lekker vers.

chirurgijnEen chirurgijn was in de middeleeuwen iemand die medische behandelingen deed. Maar het was geen dokter. De chirurgijn deed vooral de behandelingen waar bloed bij kwam kijken zoals het verzorgen van

wonden maar ook het trekken van kiezen. Een chirurgijn kon ook

goed knippen en scheren. Dat komt omdat de

barbiers (de kappers) vaak ook chirurgijn werden. Het waren chirurgijn-barbieren. Ze gebruikten vaak messen

en tangen bij hun werk. Sommige chirurgijns

gebruikten zelfs bloedzuigers om bloed van patiënten af te

tappen. En met al dat bloed hadden ze ook veel verband nodig.

smidAlle voorwerpen van ijzer die in de middeleeuwen nodig waren, werden door de smid gemaakt. Wapens, hoefijzers en ook gereedschap voor de kuiper of de chirurgijn. De smid had een werkplaats om de voorwerpen te maken. Eerst zorgde hij dat het ijzer in het vuur erg warm werd. Hij gebruikte daarbij een blaasbalg om het vuur aan te blazen. Dan sloeg de smid het ijzer op een aambeeld in een vorm. Daarna kon hij het de nodige behandeling geven. Bijvoorbeeld: uitrekken, splijten, buigen of gieten. Het was zwaar handwerk en je moest ook een pietje precies zijn.

TouwslagerNog een belangrijk product in de middeleeuwen was touw. Het werd, net als nu, voor van alles gebruikt. Nu worden touwen in een fabriek gemaakt. Maar in de middeleeuwen maakten touwslagers van garen touw. Dat was nog best een karwei. Met een houten wiel of slinger en een klos werden garens in elkaar gedraaid tot een touw. Meestal werd het wiel of de slinger rondgedraaid door kinderen, die hadden kleinere handjes. Echt slaan deden touwslagers niet. Het slaan komt van de haken waaraan de garens zaten: die haken sloegen in het rond. Ze draaiden in het rond zouden wij nu zeggen.

Mensen die hetzelfde werk deden gingen in de middeleeuwen op een slimme manier samenwerken. Ze sloten zich aan bij een gilde. Daar leerden ze elkaar handigheidjes over het vak. Ze zorgden ervoor dat niet iedereen zomaar hun werk kon inpikken. Ze bespraken wat de prijzen van hun spullen waren en hielpen elkaar als er iemand ziek werd. Samen stonden ze sterker dan in hun eentje.

Samen zijn

we sterk!

Werk in de stadWeet jij wat een ambacht is? Ambacht is eigenlijk een ander woord voor beroep. Maar dan wel een beroep dat je met je handen doet. In de middeleeuwen kwamen er steeds meer ambachtslieden. Ze waren hun eigen baas, het geld dat ze verdienden mochten ze zelf houden. Ze hadden het goed. Ambachtslieden maakten één soort product. Daar waren ze goed in. Ambachtslieden die hetzelfde deden vormden een gilde. Ze konden dan gemakkelijker hun werk beschermen en ze vertelden elkaar de geheimen van het vak. Samen sta je sterk!

Ik wil erbij!Je kon natuurlijk niet zomaar bij een gilde komen. Je moest ervoor betalen. En als je werk wilde doen, moest je dat eerst goed leren. Zo rond zijn veertiende ging een jongen aan de slag als leerling: hij ging in de leer. Meisjes en vrouwen mochten niet bij een gilde. Zij leerden thuis al het werk in en om het huis te doen.Na een jaar of vier werd de leerling knecht of gezel. Dan werkte hij nog vijf tot negen jaar voor een meester om het vak te leren. Om te bewijzen dat je alles had geleerd, moest je een proef doen. Metselaars moesten bijvoorbeeld een stuk muur metselen. Als dat goed ging, werd je meester en kon je een eigen bedrijf beginnen.

Er waren veel ambachten in de tijd van steden en staten. Kijk maar eens naar deze lijst:handwever beenbewerker borduurster brouwer chirurgijnhoutdraaier kleermaker kok kruidenier

kuiperleerbewerker mandenmaker pijlenmaker schrijnwerker of meubelmaker schrijver smid spellenmaker

teenvlechter tingieter touwslager verver visservisrokerzakkendrager

3736

Thema 5.4 • les 5 Gilden en ambachten