Upload
others
View
9
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Academiejaar 2011-2012
De fonetiek van parentese: gender-effecten
Lynn Desmet en Stephanie Tarras
Promotor: Prof. Dr. Paul Corthals
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Logopedische
en Audiologische wetenschappen
2
ABSTRACT
Parentese is een spreekstijl die volwassenen hanteren in de communicatie met
kinderen. Het wordt gekenmerkt door een eenvoudige en weinig uitgebreide
woordenschat, toegenomen herhalingen, korte uitingen en prosodische
veranderingen (een tragere spreek- en articulatiesnelheid en een hogere
fundamentele frequentie en intensiteit). De opzet van dit onderzoek is nagaan of
mannen en vrouwen verschillen in het aanpassen van deze prosodische kenmerken
wanneer zij overschakelen op parentese. Van 38 Nederlandstalige volwassenen
(leeftijdsrange: 25-43 jaar) waarvan 23 vrouwen en 15 mannen werden telkens 2
audio-opnames gemaakt: 1 tijdens spontane spraak met een onderzoeker en 1
tijdens de communicatie met hun kind. Alle kinderen waren normaal ontwikkeld en
hadden een leeftijd van 1 tot 59 maanden. 75 audio-opnames werden gebruikt voor
verdere analyse in Praat software. De verkregen prosodische waarden werden
samengebracht in een Excel-dataset zodat ze samen met 17 spraakstalen uit een
vorig onderzoek gebruikt konden worden voor verdere statistische analyse. Uit de
statistische analyse blijkt dat de wijziging van de modulatiediepte van de
fundamentele frequentie significant groter is bij vrouwen. Vrouwen zijn wellicht sneller
geneigd emoties te tonen en sterker de aandacht van het kind te trekken.
Parentese is a speech style adults use when communicating with children. The
features are a simplified and restricted vocabulary, increased repetitions, short
utterances and prosodic alterations (a slower speech and articulation rate and a
raised voice pitch and intensity). The purpose of this study is to examine if women
and men are different in changing these prosodic features when they switch to
parentese. Out of 38 Dutch adults (age range: 25-43 years) of which 23 women and
15 men, each time 2 audio- recordings were made: 1 while communicating with an
investigator and 1 while communicating with their child. All children were normally
developed and were aged from 1 to 59 months. 75 audio- recordings were used for
further analysis with Praat software. The prosodic results were gathered in an excel-
dataset, so that they could be used for further statistical analysis together with 17
speech samples of a previous study. The statistical analysis shows that the pitch
3
modulation depth change is significantly higher by female parentese. Women are
probably more likely to show affectivity and strongly willing to attract the attention of
the child.
4
INLEIDING
Wanneer volwassenen zich tot kinderen richten, treden er veranderingen op in hun
manier van praten vergeleken bij de spreekstijl die ze normaal hanteren in de
communicatie met volwassenen. Dit aangepast spraak-taalregister heet parentese of
child-directed speech. Parentese wordt gekenmerkt door een eenvoudige en weinig
uitgebreide woordenschat, toegenomen herhalingen, tragere spreek- en
articulatiesnelheid en kortere zinnen. Het taalregister bevat voornamelijk concreet
voorstelbare woorden uit het hier en nu. Belangrijke woorden worden vaak
overgearticuleerd en geplaatst op opvallende posities in het verloop van de uiting
(Weppelman, Bostow, Schiffer, Elbert-Perez, Newman, 2003; Fernald, 1989). Verder
is het gebruik van langere pauzes en hypergearticuleerde vocalen typisch (Fernald,
Mazzie, 1991; Uther, Knoll, Burnham, 2007). Ook worden vocalen verlengd, wellicht
in een poging om de grens van een frase of een zin duidelijk te maken (Fernald et
al., 1991). De intonatie wordt vaak overdreven (Sheng, McGregor, Xu, 2003). Andere
prosodische veranderingen in child-directed speech zijn een hogere fundamentele
frequentie en intensiteit (Weppelman et al., 2003).
Uit literatuur blijkt dat parentese drie grote rollen heeft, namelijk: aandacht trekken en
de alertheid op peil houden, affectie uiten en taalspecifieke informatie geven (Uther
et al., 2007). Het vergroten van de verschillen tussen de fonetische eenheden zou
het de kinderen gemakkelijker maken om contrasten te leren en dit zou hen helpen in
hun taalontwikkeling. Het zou vooral van nut kunnen zijn bij kinderen met auditieve
perceptieproblemen (Kuhl et al., 2008). Thiessen & Saffran, (2003) menen dat ook de
prosodische aanpassingen in parentese taalspecifieke informatie geven over de
woordgrenzen. Syllaben die frequent samen voorkomen, hebben een grotere kans
om deel uit te maken van hetzelfde woord dan syllaben die zelden of nooit samen
voorkomen. Aanpassingen van de toonhoogte, het ritme, de luidheid, timing en
intonatie worden ook gezien als akoestische cues voor het identificeren van woorden
en de grammaticale structuur van de zin en het segmenteren van de uiting.
In het gebruik van parentese zou het geslacht van de spreker een rol spelen. De
meeste kenmerken van child-directed speech komen zowel bij vrouwen als bij
mannen voor (Jacobson, Boersma, Fields, Olson, 1983; Lipscomb, Coon, 1983;
5
Warren-Leubecker, Bohannon, 1984; Weppelman et al., 2003). Shute & Wheldall,
(1999) suggereren echter dat vrouwen extremere veranderingen in F0 variabiliteit
hebben. Andere studies vermelden dan weer dat vaders dezelfde akoestische
veranderingen maken als moeders (Jacobson et al., 1983), terwijl nog anderen
zeggen dat vaders geen veranderingen vertonen in de F0 variabiliteit, en dit enkel
één van de meest opvallende karakteristieken is van parentese bij vrouwen
(Weppelman et al., 2003). Volgens sommige studies zijn er evenveel mannen die
hun F0 verlagen als verhogen (Shute et al., 1999). Er zijn ook auteurs die
suggereren dat vrouwen in het algemeen meer expressief zijn in het spreken tegen
kinderen dan mannen (Weppelman et al., 2003). Fernald et al., (1989) vonden
verschillen tussen mannen en vrouwen in de range van de fundamentele frequentie
van hun child-directed speech. Mannen en vrouwen verschillen ook in de leeftijd
waarop men stopt met het overschakelen op child-directed speech (Warren-
Leubecker et al., 1984). Hoewel beide ouders de neiging hebben om met
toegenomen toonhoogte en een toegenomen toonhoogterange te spreken tegen 2
jaar oude kinderen, laten vaders deze spraakpatronen vallen bij 5 jaar oude kinderen
(Weppelman et al., 2003). Warren-Leubecker et al., (1984) veronderstellen dat
mannen terugkeren naar de meer monotone spreekpatronen van adult-directed
speech in een poging om de stereotypische vrouwelijke spreekstijl te vermijden. Zij
vonden ook dat zowel moeders als vaders een overdreven intonatie gebruiken
wanneer ze spreken tegen een 2 jaar oud kind. Hieruit blijkt dat de geslacht
gerelateerde verschillen in de spreekregisters niet van toepassing zijn wanneer men
spreekt tegen zeer jonge kinderen. De opzet van dit onderzoek is nagaan of er
verschillen zijn in de prosodie van parentese bij Nederlandstalige mannen en
vrouwen en wat deze verschillen precies zijn.
6
WERKWIJZE
Proefpersonen
Aan dit onderzoek namen in totaal 38 volwassenen en 28 kinderen deel. De
volwassen proefgroep bestond uit 23 vrouwen (gemiddelde leeftijd: 30 jaar, range:
25-37 jaar) en 15 mannen (gemiddelde leeftijd: 33 jaar, range: 28-43 jaar). Van alle
kinderen in het onderzoek, waren er 16 meisjes (gemiddelde leeftijd: 31,9 maanden,
range: 3-59 maanden) en 12 jongens (gemiddelde leeftijd: 21,8 maanden, range: 1-
58 maanden). Alle proefpersonen waren kennissen, familie en streekgenoten van de
onderzoekers of werden gerekruteerd door het uitdelen van flyers bij
onthaalmoeders. (appendix 1) Enkel kinderen tot en met 5 jaar en met een normale
ontwikkeling werden toegelaten. Alle proefpersonen waren afkomstig uit West-
Vlaanderen, Oost-Vlaanderen of Limburg en spraken een Vlaams dialect of
Algemeen Nederlands. De relatie van de onderzochte volwassenen tot de kinderen
was telkens een ouder-kind relatie. Bij de statistische analyse werd ook gebruik
gemaakt van spraakstalen uit een vorig onderzoek (Depester & De Vis, 2010). 17
Nederlandstalige volwassenen (10 vrouwen en 7 mannen, gemiddelde leeftijd: ± 38
jaar, range: 23-61 jaar), waarvan 11 ouders (gemiddelde leeftijd: 31,4 jaar) en 6 niet-
ouders (gemiddelde leeftijd: 51,2 jaar) en 9 Nederlandstalige kinderen (gemiddelde
leeftijd: 18,9 maanden), waarvan 5 jongens en 4 meisjes vormden de proefgroep.
(tabel 1) Deze proefpersonen werden verzameld aan de hand van flyers en
advertenties en waren afkomstig uit Oost-Vlaanderen of Vlaams-Brabant.
Tabel 1: geslacht van de proefpersonen.
Vrouwen Mannen
34 23
Ouders Niet-ouders Ouders Niet-ouders
31 3 20 3
7
Akoestische analyse
Een groep van 7 masterstudenten van de opleiding logopedische en audiologische
wetenschappen (afstudeerrichting: logopedie) aan de Universteit Gent (Desmet L.,
Maene J., Noreille M., Ongenaert F., Tarras S., Van Wambeke M., Vandenberghe S.)
maakten elk 6 à 7 spraakopnames in het kader van hun thesis. Daaraan werden ook
17 in gelijkaardige condities verzamelde spraakstalen uit een vorig onderzoek
toegevoegd (Depester & De Vis, 2010). Deze opnames vormen de basis voor 3
thesisonderwerpen: verschillen in prosodie van parentese naargelang de leeftijd van
het kind, prosodie in relatie tot syntaxis bij parentese en gender-effecten in de
prosodie van parentese. Het opnemen van de spraakstalen door de verschillende
onderzoekers verliep analoog. De opnameruimte was telkens bij de proefpersonen
thuis. Elke volwassene ondertekende een informed consent en vulde een
anamneseformulier in. (appendix 2) Het anamneseformulier gaf meer informatie over
het kind, de zwangerschap, de geboorte, de medische toestand en het verloop van
de taalontwikkeling. Elke deelnemer werd kort op de hoogte gebracht van wat van
hen verwacht werd, zonder het uiteindelijke doel van het onderzoek mee te delen.
Concreet werd hen gevraagd zo spontaan mogelijk te communiceren met de
volwassen onderzoeker en het kind. Voor het starten van elke opname werd er
gezorgd dat er geen radio, televisie, spelende broers of zussen of andere storende
geluiden hoorbaar waren, zodat de opname optimaal kon verlopen. Een
condensatormicrofoon (C01U SAMSON) werd verbonden met een laptop om de
audio-opnames te maken, zodat mono-opnames in digitaal formaat naar Praat
software (Boersma & Weeninck, 2009) konden worden getransfereerd aan een
samplingfrequentie van 22,5 kHz. Deze samples werden als WAV-files opgeslagen.
Per volwassen proefpersoon werden twee spraakopnames gemaakt, 1 waarbij hij/zij
zich enkel richt tot de onderzoeker (= adult-directed, AD) en 1 waarbij hij/zij
uitsluitend in interactie is met het kind (= child-directed, CD). Bij de AD-opnames
werd spraak uitgelokt door middel van open vragen. De gespreksonderwerpen waren
voornamelijk reizen, kinderen, jobs en hobby’s. Voor de CD-opnames werd de
volwassenen gevraagd verbaal te communiceren met hun kinderen tijdens een
activiteit naar keuze, zoals knutselen, spontaan vertellen bij situatieprenten uit
boeken, een spelletje spelen,... op voorwaarde dat de activiteit zelf de spraakopname
8
niet zou hinderen door te sterk wisselende mond-micro-afstand of bijkomende
irrelevante geluiden.
Een aantal opnames werd uitgesloten wegens te veel achtergrondlawaai. Uiteindelijk
werden er 75 opnames gebruikt voor verdere analyse in Praat software. De opnames
duurden gemiddeld 305,84 seconden (range: 59-453 seconden) en bevatten
gemiddeld 440 woorden (range: 130-1330 woorden). Eerst en vooral werden uit elke
opname de ongewenste passages (plotse luide geluiden, afkomstig van een andere
bron dan de bestudeerde volwassene) weggesneden. Dit werd gedaan opdat de
oscillografische weergave van de relevante fragmenten beter in proportie op het
scherm zou komen. Daarna werden alle opnames geannoteerd en onderverdeeld in
fragmenten op een zogenaamd textgrid. Aan elk fragment werd een code toegekend.
De fragmenten waarbij de proefpersoon een adempauze neemt, kregen de code ‘0’.
De fragmenten waarbij de proefpersoon spreekt, kregen als code het aantal woorden
dat de proefpersoon uitspreekt. Alle andere fragmenten waarbij de onderzoeker
spreekt, het kind aan het woord is of die nog onbruikbaar bleken door
achtergrondlawaai ondanks de eerste selectie, kregen de code ‘?’. Vervolgens werd
aan alle bruikbare fragmenten (waarbij de volwassen proefpersoon en alleen hij/zij
verbaal communiceert zonder storende bijgeluiden) een tweede code toegekend
namelijk het aantal syllaben die hij/zij produceert.
De verdere analyse van de prosodische elementen gebeurde op een semi-
automatische wijze aan de hand van scripts die ter beschikking werden gesteld door
de promotor (Prof. Dr. P. Corthals). Uit het eerste script ‘spreeksnelheid’ konden
spreeksnelheidsparameters bekomen worden. Zo werd de totale spreektijd (inclusief
pauzes), het totale aantal woorden, het aantal woorden per minuut (WPM), de
spreeksnelheid (het aantal syllaben per seconde (syll/sec), inclusief pauzes) en de
articulatiesnelheid (het aantal syllaben per seconde, exclusief pauzes) van elke
audio-opname gevonden. Vervolgens kon het verschil van deze parameters tussen
de AD-opnames en CD-opnames berekend worden. De mediaan (pc. 50), de
modulatiediepte (interkwartielrange pc. 25-75), het modulatietempo van de
fundamentele frequentie en de modulatiediepte en -snelheid van de intensiteit
werden uit het tweede script ‘klemtoon’ afgeleid. Met modulatietempo wordt hier
bedoeld: aantal en uitgebreidheid van de toonhoogte- en stemsterktewijzigingen in
9
verhouding tot de duur van het spraakfragment. Ook van deze
beklemtoningsparameters werd het verschil tussen de AD-opnames en CD-opnames
berekend.
De verkregen waarden werden samengebracht in een Excel-dataset zodat ze
gebruikt konden worden voor verdere statistische analyse.
Statistische analyse
Voor de statistische analyse werd gebruik gemaakt van SPSS versie 20.
Vooreerst werd de Kolmogorov-Smirnov test gebruikt om na te gaan of de
parameters normaal verdeeld zijn.
Als de prosodie van mannen en vrouwen vergeleken wordt, moet gecontroleerd
worden of de kinderen tegen wie ze spreken wel een vergelijkbare leeftijd hebben.
Zoniet zouden verschillen in hun manier van spreken aan de leeftijd van het kind
kunnen liggen en niet aan het geslacht van de spreker. Daarom werden de leeftijden
van de betrokken kinderen vergeleken aan de hand van een ongepaarde Student’s t-
test.
Vervolgens werd one-way ANOVA toegepast om na te gaan of de veranderingen van
de verschillende parameters significant verschillen tussen mannen en vrouwen.
Voor de parameters waarvan bleek dat de varianties niet vergelijkbaar waren tussen
mannen en vrouwen werd een alternatieve significantietest uitgevoerd, nl. de Brown-
Forsythe test.
Ten slotte werd voor de parameters die significant bleken bij one-way ANOVA nog
een andere analyse, nl. ANCOVA uitgevoerd. Deze aanpak laat toe om de eventuele
impact van de leeftijd van het individuele kind waartegen men spreekt apart te
evalueren en zo het effect van het geslacht op de spraakkenmerken zuiver in kaart te
brengen.
10
RESULTATEN
Uit de Kolmogorov-Smirnov test blijkt dat de verdeling van alle parameters normaal
is.
De t-test toont aan dat de groep kinderen met wie mannen gesproken hebben en de
groep kinderen met wie vrouwen gesproken hebben geen significant verschil (sig. P
(tweezijdig) = 0,861, α < 0,05) in leeftijd hebben.
Om de significantie van de hieropvolgende parameters na te gaan werd telkens one-
way ANOVA gebruikt. Een voorwaarde bij deze test is een vergelijkbare variantie in
de vergeleken groepen; dit werd nagegaan via Levene’s test. Uit Levene’s test blijkt
dat enkel bij de parameter ‘wijziging van het modulatietempo van de fundamentele
frequentie’ de varianties van mannen en vrouwen niet vergelijkbaar zijn, waardoor
het resultaat van ANOVA voor deze parameter onbetrouwbaar is. (tabel 2)
Tabel 2: beschrijvende parameters.
Gemiddelde Standaard
deviatie
Minimum Maximum
Wijziging in
spreeksnelheid (woorden
per minuut)
Man
-39,630 32,9716 -81,0 23,0
Vrouw -61,535 49,8580 -191,7 80,7
Wijziging in
articulatiesnelheid(syllaben
per seconde)
Man -0,443 1,1249 -4,6 1,1
Vrouw -0,638 0,9391 -3,5 1,2
Wijziging in
modulatiediepte van de
fundamentele frequentie
(Hertz)
Man 29,39 21,639 -7 87
Vrouw 45,71 29,529 -15 117
Wijziging in fundamentele
frequentie (Hertz)
Man
26,70 15,281 3 68
11
Vrouw 19,44 25,882 -23 83
Wijziging in
modulatietempo van de
fundamentele frequentie
(Hertz per seconde)
Man 7,61 21,775 -21 59
Vrouw 8,31 36,941 -64 87
Wijziging in de
modulatiediepte van de
intensiteit (decibel)
Man 0,22 1,882 -4 3
Vrouw 0,15 2,536 -3 11
Wijziging in het
modulatietempo van de
intensiteit (decibel per
seconde)
Man -4,30 12,085 -23 20
Vrouw -7,28 11,126 -40 14
De gemiddelde wijziging in spreeksnelheid bij mannen is -39,63 WPM met een
standaarddeviatie (SD) van 32,972 WPM. De wijziging bedraagt minimaal -81,0
WPM en maximaal 23,0 WPM. Bij de vrouwen is de gemiddelde wijziging -61,54
WPM met SD = 49,858 WPM. De wijziging bedraagt minimaal -191,7 WPM en
maximaal 80,7 WPM. Dit resulteert in een niet-significant verschil (p = 0,070) tussen
mannen en vrouwen, maar het benadert wel de significantiegrens. (Figuur 1)
12
Figuur 1: de wijziging in spreeksnelheid (woorden per minuut).
De wijziging in articulatiesnelheid bij de mannen is gemiddeld -0,44 syll/sec met SD =
1,125 syll/sec. De wijziging bedraagt minimaal -4,6 syll/sec en maximaal 1,1 syll/sec.
Bij de vrouwen is dit gemiddeld -0,64 syll/sec met SD = 0,939 syll/sec. De wijziging
bedraagt minimaal -3,5 syll/sec en maximaal 1,2 syll/sec. Dit geslachtsverschil blijkt
niet-significant te zijn (p = 0,481). (Figuur 2)
13
Figuur 2: de wijziging in articulatiesnelheid (syllaben per seconde).
De gemiddelde wijziging in modulatiediepte van de fundamentele frequentie bij de
mannen is 29,39 Hz met SD = 21,639 Hz. De wijziging bedraagt minimaal -7 Hz en
maximaal 87 Hz. De vrouwen hebben een gemiddelde wijziging van 45,71 Hz met
SD = 29,529 Hz. De wijziging bedraagt minimaal -15 Hz en maximaal 117 Hz. Dit
verschil blijkt significant (p = 0,027) te zijn. (Figuur 3)
14
Figuur 3: de wijziging in modulatiediepte van de fundamentele frequentie (Hertz).
De mannen hebben een gemiddelde wijziging in fundamentele frequentie van 26,70
Hz met SD = 15,281 Hz. De wijziging bedraagt minimaal 3 Hz en maximaal 68 Hz. Bij
de vrouwen is de gemiddelde wijziging 19,44 Hz met SD = 25,882 Hz. De wijziging
bedraagt minimaal -23 Hz en maximaal 83 Hz. Het verschil blijkt niet significant (p =
0,232) te zijn. (Figuur 4)
15
Figuur 4: de wijziging in de fundamentele frequentie (Hertz).
De gemiddelde wijziging in modulatietempo van de fundamentele frequentie bij de
mannen is 7,61 Hz/sec met SD = 21,775 Hz/sec. De wijziging bedraagt minimaal -21
Hz/sec en maximaal 59 Hz/sec. Bij de vrouwen is de gemiddelde wijziging 8,31
Hz/sec met SD = 36,941 Hz/sec. De wijziging bedraagt minimaal -64 Hz/sec en
maximaal 87 Hz/sec. Dit verschil tussen mannen en vrouwen blijkt niet-significant (p
= 0,935) te zijn. Dit resultaat is echter onbetrouwbaar, aangezien uit de Levene’s test
af te leiden valt dat de varianties voor mannen en vrouwen in de wijziging van het
modulatietempo van de fundamentele frequentie niet vergelijkbaar zijn (p = 0,006).
Daarom werd een alternatieve significantieberekening uitgevoerd die minder
beïnvloed is door ongelijke varianties, namelijk de Browne-Forsythe test. Ook uit
deze test blijkt dat het geslachtsverschil in de wijziging van het modulatietempo van
de fundamentele frequentie niet-significant (p = 0,928) is. (Figuur 5)
16
Figuur 5: de wijziging in modulatietempo van de fundamentele frequentie (Hertz per
seconde).
De wijziging van de modulatiediepte van de intensiteit heeft bij de mannen een
gemiddelde van 0,22 dB met SD = 1,882 dB. De wijziging bedraagt minimaal -4 dB
en maximale 3 dB. Bij de vrouwen is de wijziging gemiddeld 0,15 dB met SD = 2,536
dB. De wijziging bedraagt minimaal -3 dB en maximaal 11 dB. Dit geslachtsverschil
blijkt niet-significant (p = 0,910) te zijn. (Figuur 6)
17
Figuur 6: de wijziging in modulatiediepte van de intensiteit (Decibel).
Bij de mannen bedraagt de gemiddelde wijziging van het modulatietempo van de
intensiteit -4,30 dB/sec met SD = 12,085 dB/sec. De wijziging bedraagt minimaal -23
dB/sec en maximaal 20 dB/sec. De gemiddelde wijziging van het modulatietempo is
bij de vrouwen gemiddeld -7,28 dB/sec met SD = 11,126 dB/sec. De wijziging is
minimaal -40 dB/sec en maximaal 14 dB/sec. Dit geslachtsverschil is niet-significant
(p = 0,343). (Figuur 7)
18
Figuur 7: de wijziging in modulatietempo van de intensiteit (dB/sec).
De ANCOVA bevestigt het significante verschil tussen mannen en vrouwen in de
wijziging van de modulatiediepte van de fundamentele frequentie. Het covariaat (=
kinderleeftijd) oefent wel degelijk een effect uit (significantieniveau p < 0,001).
Wanneer de invloed van de kinderleeftijd apart wordt gehouden dan is het
significantieniveau p= 0,018 en is er dus nog altijd een significant geslachtsverschil
voor deze parameter.
Uit de ANCOVA blijkt ook dat wanneer enkel rekening gehouden wordt met het
geslacht van de ouders en niet met de kinderleeftijd (=het covariaat) dat de
spreeksnelheid dan wel significant is (p= 0,036).
19
DISCUSSIE
Uit dit onderzoek blijkt dat de prosodie van de CD-spraak van vrouwen enkel
significant verschilt ten opzichte van mannen op vlak van wijziging van de
modulatiediepte van de fundamentele frequentie. Dit wil zeggen dat vrouwen hun
toonhoogtebereik beduidend meer uitbreiden wanneer ze zich tot kinderen richten
dan dat mannen dat doen. Ze maken namelijk het toonhoogtebereik dat ze normaal
gebruiken in de omgang met volwassenen gemiddeld 45,71 Hz groter, terwijl mannen
het gemiddeld met slechts 29,39 Hz uitbreiden. Voor dit prosodisch geslachtsverschil
kunnen verscheidene verklaringen gegeven worden. Ten eerste uiten vrouwen in hun
omgang met kinderen wellicht meer affectie dan mannen. Door hun aard zijn zij
sneller geneigd emoties te tonen. Het uiten van een bepaalde emotie heeft een
weerslag op de prosodie van de spraak. Kortom, aangezien vrouwen meer emoties
uiten, vertoont hun prosodie meer variatie. Ten tweede gebruiken ze wellicht een
groter toonhoogtebereik om de aandacht van het kind te kunnen trekken, misschien
omdat ze vaker en intenser interageren met het kind dan dat mannen dat gewoon
zijn. Ten derde gaan mannen monotoner spreken om te vermijden dat hun spreekstijl
met die van vrouwen geassocieerd wordt.
Echter wanneer de kinderleeftijd apart gehouden wordt, blijkt ook de parameter
spreeksnelheid significant te verschillen tussen mannen en vrouwen. Vrouwen
vertragen hun spreeksnelheid veel meer dan mannen wanneer ze zich tot kinderen
richten. Vermoedelijk proberen ze op deze manier hun communicatieve boodschap
duidelijker over te brengen.
In de overige onderzochte parameters (wijziging in spreeksnelheid, wijziging in
articulatiesnelheid, wijziging in fundamentele frequentie, wijziging in modulatietempo
van de fundamentele frequentie, wijziging in modulatiediepte van de intensiteit,
wijziging in modulatietempo van de intensiteit) , waar enkel rekening gehouden wordt
met de variabele ‘geslacht van de volwassenen’, werd er geen significant
geslachtsverschil gevonden. Toch kan er bij de meeste van deze parameters een
trend vastgesteld worden, namelijk dat er bij de vrouwen een grotere wijziging
optreedt dan bij de mannen. Op vlak van spreeksnelheid gaan vrouwen gemiddeld
een grotere wijziging ondergaan (-61,54 WPM bij vrouwen ten opzichte van -39,63
20
WPM bij mannen) en produceren zo minder woorden per minuut in hun CD-spraak
dan mannen. Ook de gemiddelde wijziging in articulatiesnelheid is groter bij vrouwen
(-0,64 syll/sec) dan bij mannen (-0,44 syll/sec). Ze uiten dus minder syllaben per
seconde dan mannen in CD-spraak. Mannen en vrouwen gebruiken een tragere
spreek- en articulatiesnelheid wanneer ze zich richten tot kinderen wellicht met als
doel de verstaanbaarheid van hun spraak te vergroten zodat kinderen hen beter
zouden begrijpen. Immers: op deze manier vergroten ze de verschillen tussen de
fonetische eenheden en dit zou het de kinderen gemakkelijker maken om contrasten
te leren, wat de taalontwikkeling bevordert.
Bij de parameter modulatietempo van de fundamentele frequentie kan opnieuw de
trend van een grotere wijziging bij de vrouwen vastgesteld worden. De wijziging bij de
vrouwen bedraagt gemiddeld 8,31 Hz/sec en bij de mannen 7,61 Hz/sec. Per
tijdseenheid maken vrouwen meer toonhoogtesprongen dan mannen in CD-spraak.
Een laatste parameter waarin deze trend aanwezig is, is de wijziging van het
modulatietempo van de intensiteit. De gemiddelde wijziging bij de vrouwen bedraagt -
7,28 dB/sec en is groter dan bij de mannen, waarvan de wijziging -4,30 dB/sec
bedraagt. Vrouwen maken dus per tijdseenheid minder luidheidssprongen dan
mannen in CD-spraak. Dit is een vreemd resultaat, want bij een toename van
toonhoogte wordt er normaal ook een toename van luidheid verwacht. Aangezien
vrouwen meer toonhoogtesprongen per tijdseenheid maken dan mannen, werd dit
resultaat ook verwacht op vlak van intensiteitssprongen. Mogelijk is men in CD-
spraak voorzichtiger met intensiteitssprongen, misschien om niet intimiderend over te
komen en de sfeer van rust en vertrouwen niet te schenden.
Bij de parameters wijziging in fundamentele frequentie en wijziging in
modulatietempo van de intensiteit wordt net het omgekeerde vastgesteld, namelijk
dat er bij de mannen een grotere wijziging optreedt wanneer ze overschakelen op
parentese. Voor de fundamentele frequentie bedraagt de wijziging bij de mannen
gemiddeld 26,70 Hz, terwijl dit bij de vrouwen slechts 19,44 Hz is. Het zou kunnen
dat er een zeker toonhoogteniveau is dat in parentese nagestreefd wordt en dat
vrouwen, die van nature al een hogere grondtoon hebben, hun stem minder drastisch
moeten verhogen dan mannen. De wijziging van de modulatiediepte van de
intensiteit bedraagt gemiddeld bij de mannen 0,22 dB en bij de vrouwen 0,15 dB.
21
Mannen passen dus vaker intensiteitssprongen toe in CD-spraak dan vrouwen.
Misschien is dat een compensatie voor het feit dat ze minder variëren in de dimensie
toonhoogte.
De prosodische aanpassingen hebben nog andere voordelen voor de
taalontwikkeling van kinderen. Ten eerste halen kinderen uit deze aanpassingen
informatie over fonemen en syllaben. Syllaben die frequent samen voorkomen
hebben meer kans om deel uit te maken van hetzelfde woord. Terwijl syllaben die
zelden of nooit samen voorkomen geassocieerd worden met een woordgrens. Ten
tweede faciliteert prosodie ook het ontleden van taalinhoud. Uit de aanpassingen in
toonhoogte (zoals afbuiging aan het einde van een zin) en intensiteit, ritmepatronen
(zoals spreekpauzes en klinkerverlengingen), timing en intonatie halen kinderen
informatie over de identificatie van de woorden, de segmenten van de uiting en de
grammaticale structuur van de zin.
CONCLUSIE
Tijdens het spreken tegen kinderen passen volwassenen hun prosodie aan. Zoals
Jacobson et al., (1983); Lipscomb and Coon, (1983); Warren-Leubecker et al.,
(1984); Papousek et al., (1985) reeds vermeldden, komen de meeste kenmerken van
CD-spraak zowel bij vrouwen als bij mannen voor.
Toch vertonen mannen en vrouwen voor 1 prosodische parameter een significant
verschil, nl. op vlak van de wijziging van de modulatiediepte van de fundamentele
frequentie. Fernald et al., (1989) en Shute and Wheldall, (1999) kwamen eerder ook
tot deze bevinding. De veronderstelling van Warren-Leubecker et al., (1984), nl. dat
mannen terugkeren naar de meer monotone spreekpatronen van adult-directed
speech in een poging om de stereotypische vrouwelijke spreekstijl te vermijden, kan
hier ook verklaard worden.
In tegenstelling tot de bevindingen van Weppelman et al., (2003) kan er uit dit
onderzoek geconcludeerd worden dat vaders wel degelijk een verandering in F0
variabiliteit vertonen en dat dit niet enkel typisch is bij de parentese van vrouwen.
22
Hoewel er in de literatuur niets geschreven werd over het verschil in spreeksnelheid
tussen mannen en vrouwen wordt er in dit onderzoek wel degelijk een significant
geslachtsverschil gevonden wanneer de leeftijd van het individuele kind, waarmee de
volwassene spreekt, apart wordt gehouden.
Aangezien de prosodische aanpassingen invloed hebben op de taalontwikkeling van
kinderen kan hiermee rekening gehouden worden in tal van communicatieve
situaties. Zo kan er bij de productie van kinderprogramma’s en -liedjes meer
aandacht geschonken worden aan deze typische prosodische kenmerken. Ook
personen die frequent in contact komen met kinderen (zoals kleuteronderwijzers,
kinderverzorgers,…) kunnen deze veranderingen hanteren ter bevordering van de
taalontwikkeling van de kinderen.
In tegenstelling tot bepaalde oudere studies werd in dit onderzoek gewerkt met
objectieve metingen (akoestische analyse via Praat software) in de plaats van met
subjectieve metingen (perceptuele evaluatie).
De spraakstalen bevatten spontane spraak en zijn dus een goeie weergave van de
natuurlijke communicatie.
Nader onderzoek is aangewezen om de functies van de prosodische veranderingen
na te gaan en het effect op de taalontwikkeling van de kinderen verder te analyseren.
Een interessant onderzoeksonderwerp is prosodie van parentese bij homo- en
transseksuelen. Aangezien we hier kunnen constateren dat er wel degelijk
gendereffecten optreden in parentese bij heteroseksuelen kan dit effect ook
nagegaan worden bij volwassenen met een homoseksuele geaardheid of bij
transseksuelen. Er kan verondersteld worden dat mannelijke homoseksuelen meer
dan mannelijke heteroseksuelen een feministisch spraakpatroon hanteren in de
communicatie met kinderen.
Verder kan er ook onderzocht worden of het gendereffect blijft bestaan bij senioren
en of niet-ouders dezelfde prosodische aanpassingen doorvoeren wanneer ze
spreken tegen kinderen.
23
DANKWOORD
Graag wensen wij Prof. Dr. Paul Corthals te bedanken voor alle hulp, nuttige
opmerkingen en suggesties gedurende het verloop van deze masterproef.
24
REFERENTIES
Fernald, A. (1989). Intonation and communicative intent in mothers' speech to
infants: is the melody the message? Child Development, 60, 1497-1510.
Fernald, A., Mazzie, C. (1991). Prosody and focus in speech to infants and adults.
Developmental Psychology, vol. 27, nr. 2, 209-221.
Fernald, A., Taeschner, T., Dunn, J., Papousek, M., de Boysson-Bardies, B. & Fukui,
I. (1989). A cross-language study of prosodic modifications in mothers' and
fathers' speech to preverbal infants. Journal of Child Language, 16, 477-501.
Jacobson, J.L., Boersma, D.C., Fields, R.B., Olson, K.L., (1983). Paralinguistic
features of adult speech to infants and small children. Child Development, 54,
436–442.
Kuhl, P. K., Conboy, B. T., Coffey-Corina, S., Padden, D., Rivera-Gaxiola, M.,
Nelson, T. (2008). Phonetic learning as a pathway to language: new data and
native language magnet theory expanded (NLM-e). Philosophical transactions
of the royal society B, 363, 979-1000.
Lipscomb, T.J., Coon, R.C., (1983). Parental speech modification to young children.
The Journal of Genetic Psychology, 143, 181–187.
Sheng, L., McGregor, K.K., Xu, Y. (2003). Prosodic and lexical-syntactic aspects of
the therapeutic register. Clinical linguistics and phonetics, vol. 17, nr. 4-5, 355-
363.
Shute, B., Wheldall, K., (1999). Fundamental frequency and temporal modifications in
the speech of British fathers to their children. Educational Psychology 19 (2),
221–233.
Thiessen, E.D. & Saffran, J.R. (2003). When Cues Collide: Use of Stress and
Statistical Cues to Word Boundaries by 7- to 9-Month-Old Infants.
Developmental Psychology, 39, 706–716.
Uther, M., Knoll, M.A., Burnham, D.(2007). Do you speak English? A comparison of
foreigner and infant-directed speech. Speech communication, 49, 2-7.
25
Warren-Leubecker, A., Bohannon, III J. N. (1984). Intonation Patterns in Child-
directed Speech: Mother-Father Differences. Child Development, 55, 1379-
1385
Weppelman, T.L., Bostow, A., Schiffer, R., Elbert-Perez, E., Newman, R.S. (2003).
Children’s use of the prosodic characteristics of infant-directed speech.
Language & Communication, 23, 63-80.
26
APPENDIX 1: flyer onthaalmoeder
Hallo,
Mijn naam is Lynn Desmet. Ik ben een studente Logopedie en zit momenteel in mijn
Masterjaar. In het kader van mijn thesis, onderzoek ik het een en het ander rond
communicatie tussen ouders en hun kinderen. Hiervoor heb ik nog wat
proefpersonen nodig. Het onderzoek houdt niet veel in. Enkel een opname van een
kort interview met de ouder (5-tal minuutjes) en een opname van een spontaan
gesprek tussen ouder en kind (5-tal minuutjes). Indien uw kind tussen de 0 en 5 jaar
is en u even tijd kan vrijmaken om mee te werken aan mijn onderzoek, vul dan
hieronder uw gsmnr./telnr./e-mailadres in, dan neem ik contact met u op.
U zou mij hier alvast een groot plezier mee doen!
Vriendelijke groeten!
Lynn Desmet
Gsmnr.:………………………………………………………………………………………
Telnr.:………………………………………………………………………………………..
e-mailadres:…………………………………………………………………………………
27
APPENDIX 2: informed consent + anamneseformulier
Geachte,
Wij vormen een groep van 7 masterstudenten van de opleiding logopedische en
audiologische wetenschappen aan de Universiteit Gent (afstudeerrichting:
logopedie). In het kader van onze masterproef gaan wij de communicatie en
interactie na tussen ouder of verzorger en kind. Voor dit onderzoek hebben we twee
geluidsopnames nodig van u als spreker :
• Een opname van uzelf sprekend tot het kind
• Een opname van uzelf sprekend tot iemand uit onze groep
Het spreekt voor zich dat de geluidsopnames enkel en alleen voor
onderzoeksdoeleinden gebruikt worden. We garanderen complete anonimiteit, dus
uw naam wordt nergens bewaard en waarover u spreekt is voor dit onderzoek ook
niet van belang. Bovendien kunt u op elk moment beslissen om uw deelname aan dit
onderzoek op te zeggen. Verder delen wij u graag, indien u dit wenst, de resultaten
van dit onderzoek mee.
Bij voorbaat hartelijk dank voor uw deelname,
Lynn Desmet, Jana Maene, Marieke Noreille, Fauve Ongenaert, Stephanie Tarras,
Magali Van Wambeke, Sandrine Vandenberghe
28
Informed consent
Ondergetekende ________________________________________(naam),
• Ouder
• Voogd
• Andere:__________________
van___________________________________________________(naam), bevestigt
hierbij voldoende informatie te hebben gekregen over het onderzoek in functie van
de masterproef uitgewerkt door masterstudente
logopedie_______________________ .
Ik weet dat de geluidsopnames enkel voor onderzoeksdoeleinden gebruikt worden
en dat ik mijn deelname aan dit onderzoek elk moment kan opzeggen indien ik dit
nodig acht.
Bij deze bevestig ik akkoord te zijn met mijn deelname aan het onderzoek.
Datum: __/__/____
Handtekening:
29
Vragenlijst CODE:…………………………………..
Opnamedatum : …………………..
Gelieve onderstaande vragen over uzelf en het kind in te vullen.
U bent:
o Man
o Vrouw
Wat is uw relatie tot het kind?
o Ouder
o Voogd
o Andere:……………………………………………………………………………
Wat is uw beroep?
.................................................................................................................................
Wat is uw leeftijd?
..................................................................................................................................
Hoeveel kinderen telt uw gezin?
………………………………………………………………………………………………
Indien u meer dan 1 kind heeft, als hoeveelste in de rij is dit kind geboren?
……………………………………….
Wat is het geslacht van het kind?
o Jongen
o Meisje
Wat is de geboortedatum van het kind?
……………………………………………………………………………………………
30
Waren er problemen tijdens de zwangerschap of bij de geboorte van het kind? Indien
ja, welke?
…………………………………………………………………………………………………
Heeft het kind medische problemen, zoals bijvoorbeeld het syndroom van Down,
gehoorproblemen, gezichtsproblemen,… ? Indien ja, welke?
…………………………………………………………………………………………………
Hoe verliep de spraakontwikkeling van het kind tot nu toe? Op welke leeftijd begon
het kind te brabbelen? Op welke leeftijd sprak het kind de eerste woordjes? Was uw
kind vlugger, trager of even snel in vergelijking met broertjes, zusjes of
leeftijdsgenootjes? Zijn er merkwaardigheden?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
Welke taal spreekt u wanneer u met het kind spreekt?
o Algemeen Nederlands
o Dialect uit provincie
…………………………………………………………………………………………………
o Andere:
…………………………………………………………………………………………………
Wat is de frequentie van uw contact met het kind?
o Dagelijks
o Wekelijks
o Andere:…………………………………………………………………………………
Wenst u de groepsresultaten van het onderzoek te ontvangen?
o Ja
o Neen