Upload
vongoc
View
218
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1Meyfroidt, G. (2017). Management van pijn, agitatie en delier: deel 1 Analgesie. BaNaBa intensieve zorgen en spoedgevallenzorg. Intensieve geneeskunde UZLeuven. Leuven, België. 2Faust, A., Rajan, P., Sheperd, L., Alvarez, C., McCorstin, P., & Doebele, R. (2016). Impact of an Analgesia-Based Sedation Protocol on Mechanically Ventilated Patients in a Medical Intensive Care Unit. Society for Critical Care Anesthesiologists, Vol. 123 (N°4), 903- 909.3Gélinas, C. (2010). Nurses’ Evaluations of the Feasibility and the Clinical Utility of the Critical-Care Pain Observation Tool. Pain Management Nursing, Vol. 11 (N°2), 115-125.44Wiatrowski, R., Norton, C., & Giffen, D. (2016). Analgosedation: Improving Patient Outcomes in ICU Sedation and Pain Management. Pain Management Nursing, vol 17, (N°3), 204-217.5Barr, J., Fraser, G., Puntillo, K., Ely, W., Gélinas, C., & Dasta, J., … Jaeschke, R. (2013). Clinical Practice Guidelines for the Management of Pain, Agitation, and Delirium in Adult Patients in the Intensive Care Unit. Criticial Care Medicine, Vol. 41, (N°1), 263-306.66Liu, D., Lyu, J., Zhao, H., & Youzhong, A. (2017). The influence of analgesic-based sedation protocols on delirium and outcomes in critically ill patients: A randomized controlled trial. Department of Critical Care, Peking University People’s Hospital. Beijing, China.
Minder risico op delier
Korter verblijf op de ICU
Snellere en eenvoudigere weaning
Minder lange ventilatieduur
Gedaalde nood aan sedatie en analgetica
Voordelen
Door het onderschat probleem van pijn en te veel gebruik van analgetica en
sedativa producten werd het onderzocht in de literatuur en heeft het geleid
tot de uitwerking van een analgosedatie-protocol. Het blijkt wel degelijk po-
sitieve voordelen te bieden. In de toekomst moet er zeker nog meer onder-
zoek gedaan worden naar de implementatie van een analgosedatie-proto-
col, maar deze eerste bevindingen wijzen zeker al in de goede richting
Conclusie
We hebben zelf een analgosedatie-protocol ontworpen dat je kan raadple-
gen om het analgetica- en sedatiebeleid te beheren bij jou patiënt. Je kan
deze terug vinden onder de QR-code. De literatuur beveelt propofol en dex-
medetomidine aan boven benzodiazepines omdat deze zorgen voor minder
accumulatie en bovendien is de kans op delier minder4. Remifentanyl biedt
omwille van zijn snelle werking en korte halfwaardetijd een voordeel ten op-
zichte van andere analgetica, het zou ook de kans op delier verminderen
Hoe een analgosedatie-protocol gebruiken
Pijn is een veel voorkomend probleem bij kritiek zieke patiënten op de ICU en wordt vaak onderschat en/of onderbehan-
deld1. Uit onderzoek2 blijkt dat 77% van de patiënten matige tot ernstige pijn rapporteerde tijdens hun verblijf. Pijn leidt tot
slaapgebrek, agitatie en angst waardoor het een negatieve impact heeft op de duur van de mechanische ventilatie1. 40%
van de patiënten op de ICU blijken te diep gesedeerd te zijn3.
Probleem op de ICU
Een analgosedatie-protocol heeft als doel de verpleegkundigen op de intensieve zorgafdelingen te helpen om pijn beter te
kunnen inschatten en beheersen bij patiënten die mechanisch geventileerd worden, ook streeft het protocol naar lichtere
sedatielevels.
Doel van een analgosedatie-protocol
De implementatie van een analgosedatie-protocol op de ICU
Michelle Raddoux & Giel Claes
Academiejaar 2017-2018
Specialisatieproef De implementatie van een
analgosedatie-protocol op de ICU
Bachelor Na Bachelor in de Intensieve
Zorgen en Spoedgevallenzorg
Departement Gezondheid en Welzijn
Studenten:
Michelle Raddoux en Giel Claes
Promotor: An Kenis
Inhoudsdeskundige: Helene Weckx
1
Abstract
Probleemstelling:
Pijn is een veel voorkomend en miskend probleem bij kritiek zieke patiënten (Meyfroidt,
2017). Uit het onderzoek van Faust, et al. (2016) blijkt dat 77% van de patiënten matige
tot ernstige pijn rapporteren tijdens hun verblijf op de intensieve zorgafdeling. Pijn heeft
aanzienlijk veel nadelen die het genezingsproces van de patiënt vertragen. Pijn leidt tot
slaapgebrek, agitatie en angst waardoor de kans op een mogelijk delier vergroot
(Meyfroidt, 2017).
Pijn moet bij elke kritiek zieke patiënt behandeld worden. Analgesie en sedatie zijn
onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar het is niet nodig om elke beademende patiënt
die mechanisch geventileerd wordt te sederen. Daarenboven hebben de meest sterke
analgetica al een sederende werking, maar een sedativum heeft daarentegen geen
analgetische werking (Meyfroidt, 2017). Toch wordt er op intensieve zorgafdelingen door
de verpleegkundigen te snel en teveel sedatie gegeven bij mechanisch geventileerde
patiënten in plaats van de schalen voor pijn en agitatie eerst te beoordelen.
Doelstellingen:
Omdat pijn op de ICU een belangrijk miskend probleem vormt, is het doel van deze
literatuurstudie om te kijken of de implementatie van een analgosedatie-protocol leidt tot
een minder lange ventilatieduur bij mechanisch geventileerde patiënten op de ICU.
Methode:
Om de literatuurstudie goed te kunnen onderbouwen, werden er in verschillende
databases gezocht naar relevante artikels, namelijk in “Medline”, “Limo”, “Cochrane” en
“Tripmed”. Om de validiteit van de literatuurstudie te verzekeren werden er enkel artikels
van maximum 5 of 10 jaar geïncludeerd in de studie. Op basis van de titel en de abstract
werden 37 artikels opgenomen en na grondig doornemen van het volledig artikel werden
er 12 artikels weerhouden om aan de slag te gaan met de literatuurstudie.
Resultaten:
Het gebruik van een analgosedatie-protocol leidt tot een gedaalde nood aan sedativa en
analgetica. Doordat er minder gebruik wordt gemaakt van benzodiazepines is er ook
minder kans op delirium (Barr, et.al., 2013), ook leidt het gebruik van remifentanyl
volgens Lui, et al. (2017) tot een daling in het voorkomen van delirium. Daarnaast is er
een minder lange mechanische ventilatieduur waardoor ook de verblijfsduur op
intensieve zorgafdelingen afneemt (Bugedo, 2013).
Een analgosedatie-protocol verminderd het risico op post-traumatisch stress syndroom
niet (Bugedo, et al., 2013). Daarnaast zouden patiënten die behandeld worden met een
analgosedatie-protocol eenvoudiger en sneller geweaned kunnen worden
(Devabhakthuni, et.al., 2012). Ondanks de hogere kosten van sommige analgetica zoals
remifentanyl tegenover de kosten van sedativa die gebruikt worden in een analgosedatie-
protocol zou het gebruik van een analgosedatie-protocol niet meer of zelfs minder kosten
voor de ICU. Dit komt omdat deze patiënten een minder lange ventilatieduur hebben en
een minder lang verblijf op de ICU (Devabhakthuni, et al., 2012).
2
Een onderzoek uit de guidelines van Barr, et al. (2013) toont geen verhoogd aantal
auto-extubaties of ventilator associated pneumonia’s (VAP) na implementatie van een
analgosedatie-protocol.
De Behavioral Pain Scale (BPS) en de Critical care Pain Observation Tool (CPOT) zijn
gevalideerde en betrouwbare schalen voor de monitoring van pijn in zowel medische-, als
chirurgische ICU’s (Barr, et al., 2013).
De Richmond Agitation-Sedation Scale (RASS) en de Sedation-Agitation Scale (SAS) zijn
gevalideerde en betrouwbare instrumenten voor het meten van de kwaliteit en diepte
van sedatie bij patiënten op een ICU (Barr, et al., 2013).
Volgens het onderzoek van Devabhakthuni, et al. (2012) leidt het gebruik van
remifentanyl in vergelijking met fentanyl of morfine tot minder nood aan sedativa,
optimalere sedatie, kortere ventilatieduur en ICU verblijf.
Ook in het onderzoek van Barr, et al. (2013) wordt het gebruik van non-benzodiazepines
zoals propofol of dexmedetomidine aangeraden boven het gebruik van benzodiazepines.
Zowel de dagelijkse interruptie van sedatie als het verpleegkundig gedreven
analgosedatie-protocol leidt tot een gedaalde nood aan sedatie en een verminderde
ventilatieduur in vergelijking met geen protocol (Wiatrowski, et al., 2017).
Conclusie:
De literatuur toont aan dat patiënten die behandeld worden volgens een analgosedatie-
protocol minder nood aan sedatie hebben en hierdoor vele voordelen biedt, zoals kortere
ventilatieduur, minder lange verblijfsduur en snellere weaning. Dit protocol is een goede
methode om adequate pijn te managen (Wiatrowski, et al., 2017).
In de toekomst moet er zeker nog meer onderzoek gedaan worden naar de
implementatie van een analgosedatie-protocol, maar deze eerste bevindingen wijzen
zeker al in de goede richting (Liu, et al., 2017).
3
Voorwoord
Wij, studenten BanaBa Intensieve zorg en spoedgevallenzorg aan de University College
Leuven-Limburg, campus Gasthuisberg voeren in het kader van onze specialisatieproef
een literatuurstudie naar de implementatie van een analgosedatie-protocol op de
intensieve zorgafdelingen. Pijn is een veel voorkomend probleem bij kritiek zieke
patiënten. Wij als studenten hebben gedurende onze stages ondervonden dat pijn vaak
onder erkend wordt en dat verpleegkundigen meer neigen om sedatie te geven wanneer
de patiënt onrustig of geagiteerd is. We hebben in de praktijk niet vaak gezien dat ze bij
het vermoeden van pijn de pijnschalen afnemen om dan vervolgens pijnmedicatie te
geven. Daarom wilden wij onderzoeken of een analgosedatie-protocol zou kunnen leiden
tot betere uitkomsten voor de patiënten.
Het resultaat van onze studie heeft geleid tot het ontwikkelen van een poster en een
persoonlijke flowchart die in de praktijk een houvast kan geven voor de
verpleegkundigen op intensieve zorgen.
Graag maken wij gebruik van dit voorwoord om enkele mensen te bedanken die
gedurende het volledige academiejaar klaar stonden om ons te helpen en te steunen in
dit hele traject.
Vooreerst willen wij graag onze promotor An Kenis en onze inhoudsdeskundige Helene
Weckx bedanken.
Verder willen wij Cedric Raddoux bedanken voor de hulp bij het vormgeven van onze
poster.
Leuven, mei 2017
Michelle Raddoux en Giel Claes
4
Inhoudsopgave
1. Inleiding ......................................................................................................... 5
2. Probleemstelling – Doelstelling .......................................................................... 6
2.1 Methodologie ............................................................................................ 6
2.1.1 Zoekstrategie ..................................................................................... 6
2.1.2 Limieten en evaluatie ........................................................................... 6
3. Meetinstrumenten ........................................................................................... 7
4. Resultaten .....................................................................................................12
4.1 Het doel van een analgosedatie-protocol .....................................................12
4.2 Uitkomsten analgosedatie-protocol .............................................................12
4.2.1 Ventilatieduur van de patiënt ...............................................................13
4.2.2 Risico op delier ..................................................................................14
4.2.3 Risico op post-traumatisch stress syndroom ..........................................15
4.2.4 Financiële kosten ...............................................................................15
4.2.5 Comfort van de patiënt .......................................................................15
4.2.6 Weaning van de patiënt ......................................................................16
4.3 Schalen voor het meten van pijn, agitatie en sedatie ....................................16
4.4 Analgetica en sedativa ..............................................................................16
4.5 Dagelijkse interruptie van sedatie ...............................................................18
5. Discussie .......................................................................................................19
6. Weerspiegeling naar praktijk ............................................................................21
7. Conclusie .......................................................................................................22
8. Flowchart ......................................................................................................23
9. Literatuurlijst .................................................................................................25
Bijlage 1 ..............................................................................................................26
5
Pijn is een veel voorkomend probleem bij kritiek zieke patiënten en wordt vaak
onderschat en/of onderbehandeld (Wiatrowski, et al., 2016). Wat is pijn? Volgens de
International Association for the study of Pain (2007) is pijn een onaangename
sensorische of emotionele gewaarwording geassocieerd met actuele of potentiële
weefselschade, of beschreven in termen van dergelijke schade. Pijn leidt tot slaapgebrek,
agitatie en angst waardoor de kans op een mogelijk delier vergroot. Daarnaast gaan
patiënten met pijn onvoldoende doorademen en kunnen ze minder goed secreties
ophoesten. Hierdoor ontstaat atelectase en hypoxie met een verhoogde kans op een
pneumonie en een verlengd weaningsproces. Daarnaast triggert pijn een stress respons
met zowel een neuro-endocrine activatie als sympathische activatie met als gevolg
immuun dysfunctie, hypercoagulatie, vochtretentie, posttraumatisch stresssyndroom
enzovoort (Meyfroidt, 2017).
Analgetica en sedativa zijn noodzakelijke geneesmiddelen voor kritiek zieke patiënten die
mechanisch geventileerd moeten worden omdat enerzijds de endotracheale
tube/tracheacanule en anderzijds de mechanische ventilatie leidt tot een verhoogd
discomfort (Devabhakthuni, et al., 2012). Ook wordt mechanische ventilatie geassocieerd
met pijn, agitatie en delirium (Dale, et al., 2013). Aansluitend ondergaat de patiënt op de
ICU verschillende handelingen zoals hygiënische zorgen, wondzorgen, mondtoilet,
endotracheale suctie enzovoort, die ook pijn kunnen veroorzaken (Meyfroidt, 2017).
Uit het onderzoek van Faust, et al., (2016) blijkt dat 77% van de patiënten matige tot
ernstige pijn rapporteert tijdens hun verblijf op de ICU. Omwille van het hoge percentage
en voorgaande gevolgen van mechanische ventilatie is het daarom belangrijk om pijn bij
deze patiënten tijdig te herkennen. Door het toepassen van de erkende
meetinstrumenten en deze uitkomsten te rapporteren en ernaar te handelen.
In het voorwoord wordt het miskende probleem van pijn aangehaald, ook in onderzoek
zien we dat 40% van de patiënten op de ICU teveel sedatie krijgen. Hierdoor is de
ademhalingsprikkel verminderd, is er een verhoogd risico op infectie wat zorgt voor een
verlengde mechanische beademing, wat resulteert in een langere ziekenhuisopname
(Wiatrowski, et al., 2016). Uit meerdere studies blijkt dat het gebruik van protocollen,
het gebruik van meetinstrumenten en dagelijkse onderbreking van de sedativa zou leiden
tot een verminderde ventilatieduur en korter verblijf op de ICU (Bugedo, et al., 2013).
De laatste jaren is de strategie gewijzigd, namelijk om een patiënt op intensieve zorgen
niet meer zo diep te sederen, maar eerder tot het minimum te beperken voor zover het
comfort van de patiënt het toelaat. Dit was een van de aanleidingen om over te gaan tot
een analgosedatie-protocol, waarbij analgetica meer op de voorgrond komen te staan en
sedativa meer op de achtergrond om juist de bijwerkingen van sedatie te verminderen en
pijnbeheersing te verbeteren (Wiatrowski, et al., 2016). Uit deze problematiek en onze
ondervindingen op stage is onze onderzoeksvraag tot stand gekomen. Deze gaat als
volgt: ‘Leidt het gebruik van een analgosedatie-protocol tot een minder lange
ventilatieduur bij mechanisch geventileerde patiënten op de ICU?’.
1. Inleiding
6
2.1 Methodologie
Leidt het gebruik van een analgosedatie-protocol tot een minder lange ventilatieduur bij
mechanisch geventileerde patiënten op de ICU?
P: mechanisch geventileerde patiënten op de ICU
I: analgosedatie-protocol
C: geen protocol
O: aantal ventilatiedagen
Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden, zijn we op zoek gaan in de literatuur.
Hierbij werd dus een literatuurstudie uitgewerkt. Het werd al snel duidelijk dat er heel
veel onderzoek gedaan is naar dit onderwerp en dat het een ‘hot topic’ is.
2.1.1 Zoekstrategie
Er werd in verschillende databases gezocht naar wetenschappelijke literatuur door
ongelimiteerde toegang. De databases die gebruikt werden waren: “Medline” (via
Pubmed), “Limo”, “Cochrane” & “TripDatabase”. Bij de database “Medline” werd er ook
gezocht op basis van “MeSH-termen”, “TripDatabase” werd tweeledig gebruikt via “plain
language search” en via PICO-search.
Om het onderzoek goed te kunnen afbakenen hebben we gebruik gemaakt van volgende
zoektermen: ‘mechanically ventilated patients’, ‘critically ill patients’, ‘analgosedation
protocol’, , ‘analgo-based sedation protocol’, ‘protocol for management pain‘. De
gebruikte MeSH-termen bij deze primaire zoekopdracht waren: “Analgesia”[Mesh]
“Sedation”[Mesh], “Respiration, Artificial”[Mesh].
Om de literatuurstudie te onderbouwen met recente wetenschappelijke artikels werd er
gebruik gemaakt van een limiet: namelijk maximum 5 tot 10 jaar. Enkel artikels in het
Engels werden geïncludeerd in de literatuurstudie. Op basis van de titel en de abstract
werden 37 artikels opgenomen en na grondig doornemen van het volledig artikel werden
er 12 artikels weerhouden om aan de slag te gaan met de literatuurstudie. De resterende
12 artikels kan je terugvinden in de literatuurtabel in bijlage 1.
Ook werd gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode om dieper op zoek te gaan naar
gerelateerde artikels die passen bij de opgestelde onderzoeksvraag.
Via voorgaande zoekstrategieën werden er op basis van de titel en het gehele artikel 12
artikels weerhouden in deze literatuurstudie die voldeden aan de inclusiecriteria. De
artikels kunnen teruggevonden worden in de bijbehorende literatuurtabel bijlage 1.
2.1.2 Limieten en evaluatie
Doordat voorgaande limieten werden ingesteld, kan het zijn dat er relevante bevindingen
uit oudere artikels die ouder zijn dan 10 jaar niet werden opgenomen in de
literatuurstudie. Er werd enkel gezocht op deze vier databases, hierdoor kan het ook zijn
dat relevante artikels niet werden gevonden.
2. Probleemstelling – Doelstelling
7
Pijn is een subjectieve beleving van de patiënt, waarbij zelfrapportering de beste
maatstaf is. Op de intensieve zorgenafdeling liggen vaak patiënten die kritiek ziek zijn en
mechanische ventilatie nodig hebben, waardoor deze maatstaf dus wegvalt (Meyfroidt,
2017). Pijn wordt gescoord aan de hand van de visuele analoge schaal (VAS), waarbij de
patiënt een meetlat voorgelegd krijgt zonder numerieke gegevens. Ze moeten aanduiden
hoeveel de pijn bedraagt waarbij het begin van de meetlat geen pijn is en het einde de
meest ondragelijke pijn. Deze schaal wordt in de praktijk nog maar weinig gebruikt en
kan bij deze patiënten vaak niet gebruikt worden omdat ze een verminderd zicht hebben,
geïmmobiliseerd zijn of krachtverlies hebben. De numerieke rating schaal (NRS) is een
schaal waarbij de patiënt een getal van 0 tot 10 moet zeggen die de pijn op dat moment
weerspiegelt. Deze schaal vormt vaak geen optie op intensieve zorgen omdat de
patiënten mechanisch geventileerd worden en hierbij dus geïntubeerd, gesedeerd en
gecurariseerd zijn. (Mansouri, et al., 2013)
Daarnaast kan pijn geëvalueerd worden door te kijken naar de objectieve parameters en
tendens van deze waarden. Objectieve parameters zijn onder meer: hartslag, bloeddruk,
ademhalingsfrequentie, gelaatsuitdrukking enz., maar deze zijn niet specifiek genoeg als
parameter en worden beïnvloed door andere factoren zoals: stress, pijn, nood aan
inotropie, agitatie. Deze parameters zijn dus niet geschikt om pijn te evalueren, maar
kunnen wel gebruikt worden als aanwijzing van pijn (Meyfroidt, 2017).
Bevraging, VAS en de objectieve parameters zijn dus niet mogelijk. Hoe kunnen we pijn
dan wel evalueren? Op intensieve zorgen afdelingen worden voor het meten van de pijn
vooral de Critical care Pain Observation Tool (CPOT) en de Behavioral Pain Scale (BPS)
gebruikt. Volgens het onderzoek van Chookalayia, et al., (2017) zijn deze schalen een
betrouwbaar hulpmiddel om pijn te evalueren bij kritiek zieke mechanisch geventileerde
patiënten. Deze schalen kunnen echter niet gebruikt worden bij geagiteerde patiënten.
De CPOT is een pijnschaal die gebaseerd is op gedrag en fysiologische veranderingen.
Specifiek zijn het volgende items die beoordeeld worden: gezichtsuitdrukkingen,
lichaamsbewegingen, spierspanning en compliantie met ventilator.
Gezichtsuitdrukkingen Gerelaxeerd 0
Gespannen 1
Grimassen 2
Lichaamsbewegingen Geen bewegingen 0
Bescherming 1
Rusteloosheid 2
3. Meetinstrumenten
8
Spierspanning Gerelaxeerd 0
Gespannen 1
Rigide 2
Compliantie met ventilator Mechanische ventilatie wordt
getolereerd
0
Patiënt hoest, maar verdraagt
ventilator
1
Patiënt vecht tegen de
ventilator
2
(Gelinas, et al., 2006).
Hierboven wordt de schaal visueel voorgesteld. Een score van >2 wijst erop dat de
patiënt mogelijks onaanvaardbare pijn heeft die behandeld moet worden. Indien de
patiënt <2 heeft betekent het dat de patiënt comfortabel is met huidige therapie en kan
de pijnmedicatie eventueel worden afgebouwd (Gélinas, et al., 2006).
Een verpleegkundige aandachtspunt bij het afnemen van deze schaal is dat de schaal
niet mag afgenomen worden tijdens of net na pijnlijke procedures zoals: herkleven van
de ETT, mondtoilet en endotracheale suctie omdat deze aspecten een invloed kunnen
hebben op de score wat dus resulteert in een foutieve uitkomst. Een ander
aandachtspunt is dat deze schaal niet afgenomen mag worden bij geagiteerde patiënten
zoals eerder vermeld (Meyfroid, 2017).
Een tweede schaal voor pijn te kunnen meten bij geïntubeerde mechanisch geventileerde
patiënten is de BPS. Deze schaal gaat kijken naar drie gelijkaardige items van de CPOT
schaal.
Gezichtsuitdrukkingen Gerelaxeerd 1
Half opgespannen (vb.
fronzen)
2
Volledig opgespannen (vb.
Ogen toeknijpen)
3
Grimassen 4
9
Armbewegingen Geen bewegingen 1
Gedeeltelijke flexie 2
Volledige flexie 3
Constante flexie 4
Compliantie met de ventilator Mechanische ventilatie wordt
getolereerd
1
Patiënt hoest, maar verdraagt
ventilator
2
Patiënt vecht tegen ventilator 3
Onmogelijk tot mechanische
ventilatie
4
(Gelinas, et al., 2006).
Deze voorgaande schalen lijken sterk op elkaar omdat ze bijna dezelfde items bevatten,
Uit het onderzoek van Severgnini, et al., (2016) blijkt ook dat de BPS net zoals de CPOT
toepasbaar en betrouwbaar is om pijn te beoordelen. Er wordt in het onderzoek gezegd
dat deze beide schalen best in combinatie worden gebruikt bij het evalueren van pijn
omdat er toch een verschil blijkt te zijn in sensitiviteit tussen de schalen.
Hieronder wordt beschreven hoe de scores van de BPS schaal geïnterpreteerd kunnen
worden:
Een score van ≤3 wijst op geen pijn;
Een score tussen 4 en 5 wijst op een indicatie tot milde pijn;
Een score tussen 6 en 11 wijst op een indicatie van onacceptabele pijn;
Een score van ≥12 wijst op maximale pijn.
(Gélinas, et al., 2006)
Een derde schaal die regelmatig gebruikt wordt is de Richmond Agitation Sedation Scale
(RASS). Dit meetinstrument gebruikt men om de mate van sedatie of agitatie te meten
met de bedoeling de sedatiediepte te bepalen. De schaal is gebaseerd op observatie,
verbale- en fysieke stimulus (Yousefi, et al., 2015).
10
Observatie
Alert en kalm 0
Onrustig 1
Geagiteerd 2
Erg geagiteerd 3
Strijdlustig 4
Verbale stimulus
Slaperig -1
Lichte sedatie -2
Matige sedatie -3
Fysieke stimulus
Diepe sedatie -4
Niet wekbaar -5
(Gélinas, et al., 2006).
Bij een score van -3 of minder moet de sedatie worden verminderd want er wordt
gestreefd naar een waarde tussen -2 en 0. Patiënten met een RASS score tussen 2 en 4
zijn niet genoeg gesedeerd en hierbij moet de CPOT schaal worden afgenomen om na te
gaan of de patiënt pijn heeft. Verder moet de patiënt ook getest worden op angst en
delirium. Wanneer deze patiënt dus deze score heeft (2-4) moet de onderliggende
oorzaak van de agitatie onderzocht worden en adequaat behandeld worden om zo een
RASS te bekomen tussen -2 en 0 (Gélinas, et al., 2006).
Volgens Gélinas (2010) steunt meer dan 90% van de verpleegkundigen de richtlijnen
voor het gebruik van de CPOT schaal om pijn af te meten bij beademende patiënten. Ze
vonden de schaal duidelijk en gemakkelijk bruikbaar in de praktijk. Iets meer dan 70%
van de verpleegkundigen vond de CPOT nuttig en bevolen het aan om te gebruiken in de
praktijk. Ze vonden dat de schaal een gemeenschappelijke taal en een
gestandaardiseerde manier vormt om pijn te beoordelen bij de patiënten. Zes
verpleegkundigen vonden dat ze voor het invoeren van de schaal al gevoelig waren voor
non-verbale signalen van pijn. Vier verpleegkundigen vonden dat de schaal nog
verbeterd kon worden door de lengte en complexiteit van de schaal te verminderen.
Over het algemeen kunnen we concluderen uit deze beschrijvende studie dat de CPOT
schaal een haalbare en bruikbare schaal is die door de verpleegkundigen positief
11
geëvalueerd werd. Het is een geldige gedragsmatige pijnschaal die door experts in
recente klinische beoordelingen is gesuggereerd tot goede pijnindicator. Maar er zijn een
aantal beperkingen. De schaal houdt namelijk geen rekening met metingen van gedrag-
en fysiologische indicatoren. De uitkomst is enkel gebaseerd op het oordeel van de
verpleegkundigen en de lengte van het hulpmiddel beperkt de uitvoerbaarheid en
klinische bruikbaarheid. Verder onderzoek is nodig.
Uit onze ervaringen op stage hebben wij als studenten verpleegkunde ondervonden dat
er geen duidelijk analgosedatie-protocol bestaat. Tijdens het validatiemoment gaan
verpleegkundigen al dan niet gebruik maken van de CPOT of de RASS schaal, maar gaan
verder weinig initiatief nemen omtrent de resultaten. Wanneer de verpleegkundigen
buiten het validatiemoment opmerken dat de patiënt oncomfortabel is gaan ze sedatie of
analgetica verhogen, maar niet opnieuw de CPOT of RASS schaal erbij nemen om
eventuele veranderingen te beoordelen. In België moet er een duidelijk protocol komen
waarin wordt gezegd welke acties er moeten ondernomen worden bij een bepaalde score
van de CPOT of de RASS schaal zodat er kan worden gestreefd naar een beter
pijnmanagement en een lager sedatieniveau. Daarom vinden wij dat er een verbeterd
protocol zou moeten komen dat duidelijk aangeeft welke acties verpleegkundigen kunnen
stellen bij een bepaalde uitkomst, waarin ze zelfstandig kunnen handelen en niet continu
het advies moeten gaan vragen bij de artsen.
12
4.1 Het doel van een analgosedatie-protocol
Uit de resultaten van volgend onderzoek (Wiatrowski, et al., 2016) is gebleken dat
verpleegkundigen regelmatig mechanische ventilatie en sedativa hand in hand gaan
geven en zo dus te snel en/of te veel sedatie geven. Hiermee wordt bedoeld dat als de
patiënt de mechanische ventilatie niet goed verdraagt en oncomfortabel lijkt,
verpleegkundigen geneigd zijn om een bolus sedatie te geven of de hoeveelheid aan
sedativa te verhogen in plaats van het analgosedatie-protocol te raadplegen. Volgens
Guillermo et al., (2013) zorgt diepe sedatie ervoor dat patiënten langer mechanische
ventilatie nodig hebben en hierdoor dus langer gehospitaliseerd moeten worden. De
laatste jaren is er meer duidelijkheid gevormd over de nadelige effecten van diepe
sedatie op intensieve zorgenafdelingen, waardoor het geleid heeft tot nieuwe inzichten en
strategieën. Het is daarom ook belangrijk dat de verpleegkundigen van denkwijze gaan
veranderen om zo het analgosedatie-protocol goed te kunnen impliceren.
Door de bovenstaande redenen is het analgosedatie-protocol ontstaan met als
voornaamste reden, streven naar een lichtere sedatiediepte (Faust, et al., 2016).
Anderzijds heeft het protocol als doel om pijn op te sporen bij patiënten om zo een beter
pijnmanagement te bekomen. Een beter pijnmanagement heeft ook enkele voordelen:
verminderde duur van mechanische ventilatie, kortere verblijfsduur en lager risico op
infectie (Wiatrowski, et al., 2016).
Analgetica worden steeds op de voorgrond geplaatst en sedatie op de achtergrond om zo
juist te kunnen streven naar een beter pijnmanagement om pijn goed te kunnen
beheersen en de hoeveelheid aan sedativa te verminderen, om zo de bijwerkingen van
sedatie tot het minimum te beperken (Wiatrowski, et al., 2016).
De richtlijnen van Barr, et al. (2013) raden ook aan om eerst analgesie te geven en
nadien pas sedatie. Zoals beschreven in een analgosedatie-protocol bij mechanisch
geventileerd patiënten in de ICU voor de behandeling van pijn, agitatie en delirium om zo
de uitkomsten van de patiënten te verbeteren. Dit protocol moet door een
interdisciplinair ICU team geleid worden, maar vooraleer het protocol te implementeren
moet het eerst geëduceerd worden aan het personeel, gedigitaliseerd alsook
geïmplementeerd worden in de checklists van de ICU om zo het gebruik te
vergemakkelijken (
Barr, et al., 2013).
4.2 Uitkomsten analgosedatie-protocol
Het gebruik van een analgosedatie-protocol leidt tot een gedaalde nood aan sedativa en
analgetica. Dit biedt meerdere voordelen zoals bijvoorbeeld minder lange nood aan
ventilatie met verkort verblijf op ICU, minder risico op delier, betere kwaliteit van leven,
enzovoort (Barr, et al. 2013). In het analgosedatie-protocol wordt ook duidelijk gemaakt
dat agitatie bij patiënten vaak een teken is van pijn of discomfort waarbij de schalen
beschreven staan om een goede analyse te maken zodat je de juiste implementatie kan
maken.
4. Resultaten
13
4.2.1 Ventilatieduur van de patiënt
De primaire uitkomst van onze onderzoeksvraag is om te kijken welke invloed een
analgosedatie-protocol heeft op de mechanische ventilatieduur van de patiënt.
Verschillende studies hebben aangetoond dat het gebruik van het protocol leidt tot een
minder lange mechanische ventilatieduur waardoor het verblijf op een intensieve afdeling
ook afneemt. Recente gegevens suggereren dat door gebruik te maken van het protocol
de hoeveelheid toegediende sedativa afneemt (Bugedo, 2013).
In het onderzoek van Faust, et al. (2016) wordt er gestreefd naar een RASS score tussen
0 en -2. Bij de patiënten in de studie werd er elke twee uur deze score afgenomen.
Wanneer de afgenomen RASS score buiten deze beschreven waarde viel, werd de sedatie
afgebouwd of opgedreven. Wanneer de patiënten een RASS score hadden tussen +1 en
+4 wees dit op het feit dat patiënten geagiteerd zijn. Ondanks de propofol die continue
liep, werden er bolussen propofol toegediend. Wanneer deze patiënten geagiteerd
bleven, werd er gestart met continue analgetica (meestal morfine) en een extra
toediening van sedatie midazolam. Na het uitvoeren van het onderzoek is er een jaar
later een revisie gebeurd van het protocol. De focus werd hier gelegd op eerst
pijnmedicatie toe te dienen alvorens sedatie, waarbij ze in het eerste protocol eerst
sedatie gaven alvorens analgetica. Ook hier werd er nog steeds gestreefd naar een RASS
score van 0 en -2, het onderzoek werd op dezelfde manier uitgevoerd. Wanneer de score
buiten deze waarde viel, werd er niets gedaan aan de sedatie, maar er werd geprefereerd
om een bolus analgetica toe te dienen (fentanyl) of de analgetica af te bouwen
afhankelijk van de uitkomst van de RASS score. Bij agitatie wanneer de RASS score
tussen +1 en +4 viel, werden er bolussen gegeven van fentanyl of van de
onderhoudsdosis sedatie (midazolam). Wanneer de resultaten met elkaar vergeleken
werden, wordt bij de revisie een lichtere mate van sedatie gezien wat wijst op een goede
implementatie door de verpleegkundigen van het analgosedatie-protocol. Ook werd er
gevonden dat er na de revisie van het protocol een daling te zien is in de duur van
mechanische ventilatie. De patiënten die eerst analgetica kregen alvorens sedatie hadden
significant (p=0.01) 45 uur minder nood aan kunstmatige ventilatie (Faust, et al., 2016).
Uit het onderzoek van Wiatrowski et al. (2016) blijkt dat 40% van de patiënten op de
ICU te diep gesedeerd worden. Oversedatie leidt tot een verminderde ademhalingsprikkel
en hierdoor een langere ventilatieduur. Daarnaast leiden veel sedativa, zoals
benzodiazepines, tot een verhoogde kans op delirium wat dan weer tot een verlengde
ventilatieduur leidt. Door gebruik te maken van een analgosedatie-protocol met fentanyl
of remifentanyl is er een lagere sedatienood wat rechtstreeks leidt tot een minder lange
ventilatieduur (Wiatrowski, et al., 2016).
Volgens Devabhakthuni, et al. (2012) zouden patiënten die behandeld worden met een
analgosedatie-protocol eenvoudiger en sneller geweaned kunnen worden van de
kunstmatige ventilatie, een minder lange ventilatieduur hebben en een korter verblijf op
de ICU tegenover de patiënten die enkel sedativa kregen. Daarnaast onderzocht de
studie ook een ‘no sedation’ protocol waarbij de patiënten enkel morfine kregen ten
opzicht van een dagelijkse interruptie van de sedatie. De ‘no sedation’ groep had meer
ventilator vrije dagen en een kortere verblijfsduur in de ICU ten opzicht van de groep die
een dagelijkse interruptie van de sedatie had (Devabhakthuni, et al., 2012).
14
Patiënten die diep gesedeerd zijn aan de hand van de RASS score, hadden een langere
ventilatieduur en een langer ICU-verblijf (Stephen, et al., 2017).
In het onderzoek van Dale, et al. (2014) waar een sedatie-protocol geüpdatet werd tot
een analgosedatie-protocol en deze met elkaar vergeleken werden blijkt ook dat het
geüpdatet protocol een 12.4% kortere verblijfsduur geeft op de ICU en een 14% kortere
hospitalisatieduur (p=0.02) en een daling van 17.6% wat betreft ventilatieduur
(p=0.04).
4.2.2 Risico op delier
Delirium is een veelvoorkomend probleem dat vaak onder gediagnostiseerd is op de ICU.
Dit komt doordat patiënten mechanisch geventileerd worden en hierdoor vaak diep
gesedeerd worden; waardoor de inschatting niet gemaakt kan worden. Bijvoorbeeld
doordat de communicatie tussen de patiënt en de verpleegkundige tekort schiet vormt al
een risicofactor. (Mansouri, et al., 2013). Kritiek zieke patiënten en patiënten die
mechanisch geventileerd worden hebben daarom een grotere kans op het ontwikkelen
van delier (Dale, et al., 2014), waarbij de prevalentie van 20% op een verpleegafdeling
vermeerderd naar 80% op de ICU (Mansouri, et al., 2013). Daarnaast wordt delirium
geassocieerd met een verhoogde kans op mortaliteit, een langere verblijfsduur op de ICU
en een grotere kans op post-traumatische stress stoornis (Barr, et al., 2013).
De confusion Assessment Method for the ICU (CAM-ICU) is de best gevalideerde en
meest betrouwbare methode voor het monitoren van delirium in de ICU (Barr, et al.,
2013). Volgens Barr, et al. (2013) zou het gebruik van een analgosedatie-protocol leiden
tot een verhoogde incidentie van geagiteerde delirium, waarbij de agitatie te wijten is
aan een te licht sedatielevel, maar er moet nog meer onderzoek gebeuren om hier
betrouwbare conclusies uit te trekken.
Volgens Devabhakthuni, et al. (2012) zou het gebruik van morfine, welke veel gebruikt
wordt in een analgosedatie-protocol leiden tot een verhoogde kans op delirium. In de
richtlijnen van Barr, et al. (2013) is het nog niet duidelijk of er een verband is tussen het
gebruik van opioïden en de kans op het ontwikkelen van delirium.
Het gebruik van benzodiazepines verhoogt de kans op delirium, dexmedetomidine is een
goed alternatief dat de ventilatieduur verkort en het voorkomen van delirium vermindert
vergeleken met benzodiazepines. Ook Barr et al. (2013) beweren dat het gebruik van
dexmedetomidine voor de sedatie van mechanisch geventileerde patiënten ten opzicht
van benzodiazepines geassocieerd is met een lagere prevalentie van delirium. De
grootste nadelen van dexmedetomidine zijn hypotensie, bradycardie en een beperkte
sedatiediepte (Wiatrowski, et al., 2016).
In het onderzoek van Dale, et al. (2014) waar er een sedatie-protocol werd geüpdatet tot
een analgosedatie-protocol werden de verschillen in uitkomsten tussen de beide protcols
vergeleken en bestudeerd. Eén van de veranderingen in het nieuwe protocol was de
systematische beoordeling van pijn, sedatiediepte en delier via de CAM-ICU. Er was een
significante stijging van het aantal CAM-ICU beoordelingen op 24 uur per patiënt
(p<0.01). Deze stijging in het aantal beoordelingen leidt tot een stijging van het
voorkomen van delier. Dit kan verklaard worden doordat er meer gescreend wordt op
delier. Echter percentueel zakte het voorkomen van delier met 3.9% (p<0.01) (Dale, et
al., 2014).
15
Het gebruik van remifentanyl leidt tot een daling in het voorkomen van delirium bij
patiënten op de ICU ten opzichte van fentanyl (Lui, et al., 2017), lees hier meer
informatie onder puntje 4.4 analgetica en sedativa.
4.2.3 Risico op post-traumatisch stress syndroom
Onbehandelde pijn kan korte- en lange termijn gevolgen hebben. Naast het ontwikkelen
van agitatie en delirium wordt onbehandelde pijn ook geassocieerd met de kans op het
ontwikkelen van een acuut stress syndroom en post-traumatisch stress syndroom (Faust,
et al. 2016).
In de richtlijnen van barr, et al. (2013) werd een onderzoek gedaan waarin 313 patiënten
geïncludeerd werden. Deze 313 patiënten hadden als inclusiecriteria dat ze tijdens hun
verblijf mechanisch geventileerd werden en ze werden geïnterviewd 6 maanden na hun
verblijf op de ICU. 27% van deze patiënten vertoonde symptomen van een post-
traumatisch stress syndroom.
In het onderzoek van Bugedo, et al. (2013) waar er een analgesie-gebaseerd, uitkomst
gestuurd, verpleegkundig gedreven sedatie protocol werd geïmplementeerd was er een
jaar na de mechanische ventilatie geen verschil in post-traumatisch stress syndroom
(PTSS) symptomen met de controlegroep. Een analgosedatie-protocol verminderde het
risico op PTSS in deze studie niet.
4.2.4 Financiële kosten
Ondanks de hogere kosten van sommige analgetica zoals remifentanyl tegenover de
kosten van sedativa die gebruikt worden in een analgosedatie-protocol zou het gebruik
van een analgosedatie-protocol niet meer of zelfs minder kosten voor de ICU. Dit komt
omdat deze patiënten een minder lange ventilatieduur hebben en een minder lang
verblijf op de ICU (Devabhakthuni, et al., 2012).
In het onderzoek van Faust et al. (2016) hadden de patiënten in de postimplementatie
van het analgosedatie-protocol gemiddeld 225.07$ minder kosten aan medicatie dan de
patiënten in de pre-implementatiegroep. In dit onderzoek leidde de implementatie van
een analgosedatie-protocol wel degelijk tot minder financiële kosten.
4.2.5 Comfort van de patiënt
Aangezien patiënten bij het gebruik van analgosedatie-protocol minder sedatie krijgen en
er wordt gestreefd naar lagere sedatielevels zou dit een invloed kunnen hebben op het
comfort van de patiënt en de kans op zelfextubatie. Volgens het onderzoek van Faust et
al. (2016), waar er een analgosedatie-protocol werd geïmplementeerd
(postimplementatiegroep) in een MICU in Texas en nadien vergeleken werd met een pre-
implementatiegroep, hadden de patiënten van de postimplementatiegroep een
gemiddelde lagere RASS- en CPOT- score. Dit wijst er dus op dat de het gebruik van een
analgosedatie-protocol niet tot meer agitatie of pijn leidt en dus discomfort van de
patiënt (Faust et al. 2016).
Een onderzoek uit de richtlijnen van Barr, et al. (2013) toonde geen verhoogd aantal
auto-extubaties of ventilator associated pneumonia’s (VAP) na implementatie van een
analgosedatie-protocol. Volgens Barr, et al. (2013) moet er nog meer onderzoek
gebeuren om betrouwbare conclusies te trekken uit het verband tussen een
16
analgosedatie-protocol en de kans op auto-extubatie, VAP en mortaliteit. Ook in het
onderzoek van Dale, et al. (2013) waar er een sedatie-protocol geüpdatet werd tot een
analgosedatie-protocol was er tussen de twee groepen geen verschil in de prevalentie
van VAP met een non-significant verschil van 0.02% daling in de prevalentie van VAP
(p=0.40).
4.2.6 Weaning van de patiënt
In het onderzoek van Devabhakthuni, et al. (2012) blijkt dat het gebruik van een
analgosedatie-protocol leidt tot een kortere weaning van de ventilatie door de lagere
sedatielevels die nagestreefd worden. Zo is er ook minder accumulatie van
benzodiazepines en dit biedt een voordeel voor de patiënt omdat deze sneller ontwaken.
Remifentanyl biedt ook een voordeel omdat door de ultrakorte werking de
ademhalingsprikkel van de patiënt onmiddellijk terugkeert, hier is ook geen sprake van
accumulatie. Doordat de patiënten sneller geweaned kunnen worden verkort het verblijf
op de ICU.
4.3 Schalen voor het meten van pijn, agitatie en sedatie
De Behavioral Pain Scale (BPS) en de Critical care Pain Observation Tool (CPOT) zijn
gevalideerde en betrouwbare schalen voor de monitoring van pijn in zowel medische-, als
chirurgische ICU’s (Barr, et al., 2013).
De Richmond Agitation-Sedation Scale (RASS) en de Sedation-Agitation Scale (SAS) zijn
gevalideerde en betrouwbare instrumenten voor het meten van de kwaliteit en diepte
van sedatie bij patiënten op een ICU (Barr, et al., 2013).
Het routinematig beoordelen van pijn in de ICU werd geassocieerd met betere klinische
uitkomsten. Zeker wanneer de beoordeling gebeurt op basis van een protocol is de
uitkomst significant gecorreleerd met een verminderde nood aan analgetica,
ventilatieduur en verblijf op de ICU (Barr, et al., 2013).
4.4 Analgetica en sedativa
Uit het onderzoek van Faust, et al. (2016) blijkt dat 77% van de patiënten matige tot
ernstige pijn rapporteren tijdens hun verblijf op de ICU. Pijn is dus een veelvoorkomend
probleem op de ICU. Wanneer een pijnmanagement goed uitgevoerd wordt, leidt het tot
een verminderde ventilatieduur, een daling in het aantal verminderde infectie en daarom
dus een korter verblijf op de ICU. Analgesie is dus een noodzakelijke therapie die vaak
onderschat wordt (Wiatrowski et al., 2016).
Analgesie en sedatie zijn beiden belangrijke onderdelen van de therapie bij kritiek zieke
patiënten. Te veel sedatie heeft ook nadelige effecten, zo leidt het tot een langere
ventilatieduur en een langer verblijf op de ICU. Daarnaast zouden benzodiazepines ook
geassocieerd worden met delirium en een onvoorspelbare ontwaking van de patiënt door
accumulatie (Lui, et al., 2017). Volgens dezelfde onderzoekers (2017) kan analgesie als
een basis voor sedatie de hoeveelheid van sedatie, die nodig is om de patiënt
comfortabel te houden sterk verminderen en er kan dus gesteld worden dat een
analgosedatie-protocol de incidentie van delirium kan verminderen. In het onderzoek van
Lui, et al. (2017) worden 105 patiënten opgedeeld in drie groepen van elk 35 patiënten.
De remifentanyl groep kreeg als analgosedatie remifentanyl en midazolam, de fentanyl
17
groep kreeg als analgosedatie fentanyl en midazolam en de controlegroep kreeg als
analgosedatie enkel midazolam. De mate van delirium werd gemeten via de CAM-ICU1.
Er werden statistisch significante verschillen gevonden in het voorkomen van delirium in
de drie groepen (p=0.014). 22.9% voor de remifentanyl groep, 40% voor de fentanyl
groep en 57.1% voor de controlegroep. Als de remifentanyl groep vergeleken wordt met
de controlegroep, die enkel midazolam kregen, is er een significant lager voorkomen van
delirium (p=0.007). Naast het voorkomen van delirium werd er geen significant verschil
gevonden in de duur van de delirium (p= 0.494). Er kan gesteld worden dat het gebruik
van remifentanyl leidt tot een daling in het voorkomen van delirium bij deze patiënten
(Lui, et al., 2017).
Naast het voorkomen van delirium werd ook gekeken naar de effectiviteit van de
analgesie. Volgens het onderzoek (Lui, et al., 2017) hadden zowel de remifentanyl als de
fentanyl groep elke dag een verminderde nood aan midazolam (p=<0.001). Het verschil
tussen de remifentanyl en de fentanyl groep was niet significant. Indien de patiënt toch
een delier ontwikkelde, werd deze behandeld met dexmedetomidine. Ook hier was er een
significant verschil tussen de (remi)fentanyl groep en de controlegroep, de (remi)fentanyl
groep had veel minder dexmedetomidine nodig om terug tot een negatieve CAM-ICU te
komen in vergelijking met de controlegroep (p=0.05), (Lui, et al., 2017). Er werd geen
significant verschil gevonden in de pijnscore en de mean arterial pressure (MAP). Uit
deze resultaten kan geconcludeerd worden dat effectiviteit en veiligheid van de
analgosedatie hetzelfde is in de drie groepen (Lui, et al., 2017).
Ook volgens het onderzoek van Devabhakthuni, et al. (2012) leidt het gebruik van
remifentanyl in vergelijking met fentanyl of morfine tot minder nood aan sedativa,
optimalere sedatie, kortere ventilatieduur en ICU verblijf.
Remifentanyl is als analgeticum een heel interessant product omwille van zijn ultrasnelle
werking (1min.) en zeer korte halfwaardetijd (2-3min.), deze eigenschappen zorgen voor
een verminderde kans op accumulatie en een snelle ontwaking van de patiënt na het
stopzetten van de medicatie (Wiatrowski, et al, 2016). Volgens de systematische review
van Wiatrowski, et al. (2016) is er in meerdere studies beschreven dat het gebruik van
remifentanyl leidt tot minder nood aan sedativa, een verminderde ventilatieduur en een
kortere verblijfsduur op de ICU vergeleken met morfine.
Medisch personeel moet kijken naar de farmacologie, veiligheid, pathologie van de
patiënt en financiële kosten wanneer ze de keuze maken tussen opioïden. Kortwerkende
analgesie, zoals remifentanyl, kunnen een voordeel bieden bij neurologische patiënten
die regelmatig een neurologisch onderzoek nodig hebben (Barr, et al., 2013), maar
remifentanyl is duurder in vergelijking met fentanyl (Meyfroid, 2018).
Naast het gebruik van analgetica hebben bijna al de patiënten ook nood aan sedativa om
ongemak door de endotracheale tube en mechanische ventilatie te kunnen verdragen. De
pain agitation and delirium (PAD) guidelines raden aan om propofol of dexmedetomidine
te gebruiken boven benzodiazepines, aangezien deze eerste groep in meerdere studies
reeds voordelen heeft aangetoond (Wiatrowski, et al, 2016). Volgens Devabhakthuni, et
al. (2012) zijn benzodiazepines en propofol geassocieerd met significante bijwerkingen
1 Confusion assessment method in the ICU. Dit is een assessment tool om te bepalen of een patiënt delirant is of niet. Er wordt gekeken naar het verloop, de verminderde aandacht, veranderd niveau van bewustzijn via de RASS, het georganiseerd denken en het vermogen om een simpele opdracht uit te voeren.
18
en risico’s die de mechanische ventilatieduur kunnen verlengen, er is een trend naar
lichtere sedatie-protocollen die hebben aangetoond dat het leidt tot een kortere
ventilatieduur en een minder lang verblijf op de ICU. Benzodiazepines hebben als
grootste nadeel dat ze accumulatie veroorzaken waardoor ze onvoorspelbaar zijn.
Propofol wordt veel gebruikt omwille van zijn snelle effect en snelle eliminatie bij
discontinue infusie, waardoor de neurologische status van de patiënt snel kan worden
opgevolgd.
Aangezien propofol ook veel bijwerkingen heeft zoals hypotensie, hyperlipidemie,
ademhalingsdepressie en propofol-infusie syndroom wordt er gezocht naar een
alternatief (Devabhakthuni, et al., 2012).
Ook in het onderzoek van Barr, et al. (2013) wordt het gebruik van non-benzodiazepines
zoals propofol of dexmedetomidine aangeraden boven het gebruik van benzodiazepines
zoals midazolam of lorazepam voor de sedatie van geïntubeerde patiënten om zo de
uitkomsten van mechanisch geventileerde patiënten op de ICU te verbeteren.
Het belangrijkste alternatief is dexmedetomidine. Volgens Devabhakthuni, et al. (2012)
tonen sommige studies zelfs aan dat het preventief werkt tegen delirium.
Dexmedetomidine heeft ook nadelige effecten zoals hypotensie en bradycardie en moet
daarom voorzichtig gebruikt worden bij hemodynamisch onstabiele patiënten
(Devabhakthuni, et al., 2012). Het gebruik van dexmedetomidine is geassocieerd met
een lagere incidentie van delirium en een kortere ventilatieduur vergeleken met
benzodiazepines en propofol op een spoedgevallendienst (Stephens, et al., 2017).
4.5 Dagelijkse interruptie van sedatie
De dagelijkse onderbreking van sedatie is volgens Wiatrowski, et al. (2017) geaccepteerd
als een belangrijke interventie om zowel de sedatienood als de ventilatieduur in de ICU te
verminderen. Maar als deze dagelijkse interruptie van sedatie vergeleken wordt met een
verpleegkundig gedreven analgosedatie-protocol dat streeft naar lichte sedatielevels, is
er geen significant verschil op vlak van ventilatieduur en ICU-verblijf (Wiatrowski, et al.,
2017). Zowel de dagelijkse interruptie van sedatie als het verpleegkundig gedreven
analgosedatie-protocol leidden tot een gedaalde nood aan sedatie en een verminderde
ventilatieduur in vergelijking met geen protocol (Wiatrowski, et al., 2017).
19
5. Discussie
Er werd een literatuurstudie gedaan met als onderzoeksvraag: “Leidt het gebruik van een
analgosedatie-protocol tot een minder lange ventilatieduur bij mechanisch geventileerde
patiënten op de ICU?”.
Onze studie heeft enkele limitaties;
Initieel wilden wij in onze onderzoeksvraag een vergelijking maken tussen een
analgosedatie-protocol en een sedatie-protocol, maar uit onderzoek van Bugedo, et al.
(2013) blijkt dat de update van een sedatie-protocol naar een analgosedatie-protocol
geen significant verschil heeft op het gebied van ventilatieduur en ICU-verblijf. Uit
hetzelfde onderzoek (2013) blijkt wel dat het gebruik van een analgosedatie-protocol
leidt tot significant (p=0,001) lagere sedatie- en agitatielevels. In de praktijk wordt er
momenteel op de ICU wel gebruik gemaakt van een sedatie-protocol, maar nog niet van
een analgosedatie-protocol. Bij een uitbreiding van het protocol zou de implementatie
van een analgosedatie-protocol kunnen leiden tot een verminderde ventilatieduur, ICU-
verblijf of gedaalde mortaliteit. Uit andere onderzoeken (Wiatrowski, et al., 2016; Faust,
et al., 2016; Mansouri et al., 2013; Dale et al., 2014; Stephens e .al., 2017) blijkt wel
dat lagere sedatie- en agitatielevels die beoordeeld worden door de RASS en SAS zouden
leidden tot een verminderde ventilatieduur en daardoor een korter verblijf op de ICU wat
de primaire uitkomst bevestigd van onze onderzoeksvraag. Daarnaast gaan de
wetenschappelijke artikels hun analgosedatie-protocol vergelijken ofwel met geen
protocol ofwel vergelijken met een reeds bestaand sedatie-protocol. Hierdoor is het
moeilijk om te bepalen welk analgosedatie-protocol beter is dan een ander (Wiatrowski,
et al., 2016).
Om onze literatuur te onderbouwen zijn we op zoek gegaan naar relevante
wetenschappelijke artikels. Hierbij werd gebruik gemaakt van vier verschillende
databases (Pubmed, Tripmed, Limo en Cochrane), zoektermen en limieten. De limieten
waren maximum 5 tot 10 jaar en Engelstalige artikels. Hierdoor kan het zijn dat er
relevante artikels niet geïncludeerd werden in onze literatuurstudie omdat niet alle
databases doorlopen werden.
Via deze databases werden er 37 artikels weerhouden op basis van titel en abstract. Na
het grondig doornemen van de resultaten werden er 15 artikels geschrapt omdat deze
enkel tegen betaling verkrijgbaar waren. Hierdoor zou het kunnen dat er relevante
artikels niet weerhouden werden. De overige 22 artikels werden gelezen en op basis van
kwaliteit, inclusiecriteria en relevantie geselecteerd. Bij het lezen van de 22 artikels
hebben we elk apart 11 artikels gelezen, waardoor deze maar vanuit één standpunt
bekeken werden. Uiteindelijk werden er 12 artikels geïncludeerd in de literatuurstudie.
De resterende 12 artikels kan je terugvinden in de literatuurtabel in bijlage 1.
Figuur 1: Overzicht van de geïncludeerde onderzoeken
12 geïncludeerde onderzoeken
2 systematische reviews
1 guidline
4 multicenter research
5 single-center research
20
Zoals hierboven beschreven zijn er 5 wetenschappelijke artikels die uitgevoerd zijn in een
single center waarbij het onderzoek uitgevoerd werd in maar één instelling. Dit maakt
dat de resultaten niet veralgemeend kunnen worden.
De onderzoeken die wij gebruiken in onze literatuurstudie zijn uitgevoerd in andere
landen dan België zoals Chili, USA, China, Canada, Iran. Er zijn dus geen onderzoeken
geïmplementeerd in onze literatuurstudie uit Vlaanderen/België. Doordat er veel culturele
verschillen zijn tussen de landen en de landen op verschillende manieren werken wordt
het moeilijk om binnen de studie de kwaliteiten van de handelingen representatief te
maken omdat deze niet gemakkelijk te interpreteren zijn. Anderzijds wordt er wel
dezelfde medicatie gebruikt in deze landen.
De onderzoekspopulatie binnen de wetenschappelijke studies schommelt tussen de 64 en
de 703 patiënten. Doordat er soms relatief weinig patiënten geïncludeerd werden in de
onderzoeken kan dit de representativiteit van de uitkomsten naar beneden halen, maar
de doelgroep is natuurlijk ook specifiek.
In de meerderheid van onze studies worden de nadelige effecten van analgetica niet
beoordeeld en besproken zoals: ademhalingsdepressie bij eventuele-weaning,
paralytische ileus, nausea en braken, obstipatie, enzovoort. Het is dus niet beschreven in
de onderzoeken of een analgosedatie-protocol meer nadelen biedt dan geen protocol op
het gebied van nevenwerkingen van de opioïden. Hierbij stellen wij ons de vraag of deze
verbeterde uitkomsten van het analgosedatie-protocol opwegen tegen de eventuele
neveneffecten van de opioïden. Nog geen van onze studies heeft het psychologisch effect
van een analgosedatie-protocol bestudeerd, zowel niet op korte als lange termijn. Door
de lichtere sedatieniveau ’s die worden nagestreefd zou het kunnen zijn dat patiënten het
verblijf op de ICU intenser ervaren en hierdoor meer kans hebben op het
posttraumatische stresssyndroom.
Geen van onze studies keek naar de werkbelasting van de verpleegkundigen, in sommige
studies werd er zelfs 1:1 gewerkt, het is dus niet duidelijk of de implementatie van een
analgosedatie-protocol leidt tot een verhoogde of verlaagde werkbelasting voor de
verpleegkundige (Wiatrowski, et al., 2016). Wanneer er een analgosedatie-protocol
ingevoerd zou worden op intensieve zorgafdelingen zal het bij de invoering voor de
verpleegkundigen een aanpassing zijn omdat het over een nieuw concept gaat. Nadien
zullen de verpleegkundigen moeten aangeven of het een meerwaarde biedt voor de
praktijk. Voelen ze zich hierbij comfortabel? Zijn de patiënten minder vaak geagiteerd
dan voor de invoering?
Het is voor verpleegkundigen een nieuw concept een analgosedatie-protocol en in de
toekomst zal ook moeten uitgemaakt worden hoe verpleegkundigen het ervaren, voelen
ze zich hierbij comfortabel bij?
Zoals eerder vermeld is de CPOT schaal niet betrouwbaar bij geagiteerde patiënten.
Hierdoor kan het zijn dat verpleegkundigen het onderscheid niet hebben kunnen maken
tussen een patiënt met pijn of een geagiteerde patiënt. In de verschillende
wetenschappelijke onderzoeken worden niet steeds dezelfde schalen gebruikt,
bijvoorbeeld sommige onderzoeken gebruiken de CPOT schaal terwijl andere de BPS
schaal gebruiken. De variaties in deze pijnschalen maken het moeilijk om de uitkomsten
21
van de verschillende studies met elkaar te vergelijken omdat ze gebruik hebben gemaakt
van andere schalen (Devbhakthuni, et al., 2012)
In veel artikels wordt er verwezen naar een analgosedatie-protocol, maar er staat nooit
exact in wat het protocol juist inhoudt. Hierbij zou het dus kunnen dat de eigen
interpretatie afwijkt dan die van deze onderzoekers en er zo foute conclusies getrokken
werden.
Doordat elke studie zich focust op verschillende uitkomsten: sommige focussen zich op
ventilatieduur, andere op mortaliteit of ICU-verblijf is het moeilijk om de uitkomsten van
iedere studie met elkaar te vergelijken in onze literatuurstudie.
Onze studies heeft ook enkele sterke punten;
Enkele van de onderzoeken hebben vooraleer het onderzoek van start ging de
verpleegkundigen opgeleid in verband met de schalen om zo de sterkte van het
onderzoek te verbeteren. Anderzijds werd er in een onderzoek ook de schaal afgenomen
door zowel de verpleegkundige als iemand van het onderzoek zelf, zodat de schaal beter
en correcter geïnterpreteerd wordt.
Wij vinden het een sterkte dat er in de eigen gemaakte literatuurstudie de relevantste
informatie gehaald werd uit recente studies zoals Wiatrowski, et al., 2016; Chookalayia
et al., 2017; Faust, et al., 2016; Liu, et al., 2017.
Uit onderzoek is gebleken dat verpleegkundigen regelmatig mechanische ventilatie en
sedativa hand in hand geven en hierdoor te snel en/of te veel sedatie geven. Hiermee
wordt bedoeld dat als de patiënt de mechanische ventilatie niet goed verdraagt en
oncomfortabel lijkt te zijn, verpleegkundigen geneigd zijn om een bolus sedatie te geven
of de hoeveelheid aan sedativa te verhogen in plaats van het analgosedatie-protocol te
raadplegen. Bij de implementatie van een analgosedatie-protocol op de ICU is het
belangrijk dat deze denkwijze omgevormd wordt. In de praktijk moet een patiënt die
mechanisch geventileerd wordt in principe niet gesedeerd worden. Uit de literatuurstudie
blijkt reeds dat het analgosedatie-protocol positieve uitkomsten heeft, maar er wordt
nergens duidelijk beschreven hoe deze het best geïmplementeerd kan worden in de
praktijk om hiermee aan de slag te gaan.
Volgens de literatuurstudie steunt meer dan 90% van de verpleegkundigen de richtlijnen
voor het gebruik van de CPOT schaal om pijn te meten bij beademde patiënten. Ze
vonden de schaal duidelijk en gemakkelijk bruikbaar in de praktijk. Ze vonden dat de
schaal een gemeenschappelijke taal en een gestandaardiseerde manier vormt om pijn te
beoordelen bij de patiënten. Wanneer deze schaal gebruikt zou worden in het
analgosedatie-protocol zal het voor verpleegkundigen gebruiksvriendelijk zijn omdat ze
hierboven al beschrijven dat de schaal duidelijk en bruikbaar is in de praktijk.
6. Weerspiegeling naar praktijk
22
Er werd een literatuurstudie uitgevoerd omtrent het gebruik van een analgosedatie-
protocol. Zou een analgosedatie-protocol leiden tot een minder lange ventilatieduur bij
mechanisch geventileerde patiënten op de ICU? De studie werd uitgevoerd met als doel
te bekijken of het gebruik van een analgosedatie voordelen biedt op de ICU.
Ondanks de limitaties van deze studie blijkt het gebruik van een analgosedatie-protocol
meer voordelen te bieden dan nadelen. Zo leidt een analgosedatie-protocol onder meer
tot verminderde ventilatieduur, kortere verblijfsduur op de ICU en hierdoor ook een
kortere hospitalisatieduur, betere weaning, minder kans op delirium, minder complicaties
omwille van de verminderde ventilatieduur zoals ventilation associated pneumonie (VAP).
Verdere studies moeten nog aantonen wat de voordelen van een analgosedatie-protocol
zijn op langere termijn zoals op psychologisch vlak (PTSS).
Uit onze bevindingen blijkt dat de consequenties van over sedatie duidelijk zijn en
geassocieerd worden met een slechtere uitkomst. Het is belangrijk dat over sedatie
vermeden wordt, hierbij kan het helpen om een analgosedatie-protocol te
implementeren.
Dexmedetomidine en propofol bieden de voorkeur om patiënten licht te sederen.
Benzodiazepines geven een verhoogde kans op het voorkomen van delirium, wel bieden
ze een goede oplossing bij de nood aan diepere sedatie. Remifentanyl heeft als grote
voordeel dat het meteen wordt gemetaboliseerd in het bloed, het heeft een ultra snelle
werking en geen kans op accumulatie. Hierdoor wordt deze volgens de literatuur
aangeraden als eerste keuze bij pijn. Het gebruik van (remi)fentanyl leidt tot een
verminderde nood aan sedatie.
De literatuur toont aan dat patiënten die behandeld worden volgens een analgosedatie-
protocol minder nood aan sedatie hebben en hierdoor vele voordelen biedt. Dit protocol
is een goede methode om adequaat pijn te beheren.
In de toekomst moet er zeker nog meer onderzoek gedaan worden naar de
implementatie van een analgosedatie-protocol, maar deze eerste bevindingen wijzen
zeker al de goede richting uit.
7. Conclusie
23
8. Flowchart
24
25
Barr, J., Fraser, G., Puntillo, K., Ely, W., Gélinas, C., & Dasta, J., … Jaeschke, R. (2013).
Clinical Practice Guidelines for the Management of Pain, Agitation, and Delirium in
Adult Patients in the Intensive Care Unit. Criticial Care Medicine, Vol. 41, (N°1),
263-306.
Bugedo, G., Tobar, E., Aguirre, M., Gonzalez, H., Lira, M., & Encelada, E., … Ugarte, H.
(2013). The implementation of an analgesia-based sedation protocol reduces deep
sedation and proved to be safe and feasible in patients on mechanical ventilation.
Rev Bras Ter Intensiva, Vol. 25 (N°3), 188-196.
Chookalayia, H., Heidarzadeh, M., Hassenpour-Darghah, M., Aghamohammadi-Kakhoran,
M., & Karimollahi, M. (2017). The Critical care Pain Observation Tool is reliable in
non-agitated but not in agitated intubated patients. Intensive and Critical Care
Nursing (2017).
Dale, C., Kannas, D., Fan, V., Daniel, S., Deem, S., & Yanez, D., … Tregiari, M. (2013).
Improved Analgesia, Sedation, and Delirium Protocol Associated with Decreased
Duration and Mechanical Ventilation. Annal of the american thoracic society, vol.
11 (N°3), 367-374.
Daniel, B., Eisenberg, E., Fricton, J., Giamberardino, M., Goh, C., Jadad, A., et al.
(2007). Pain and Philosophy of the Mind. International association for the study of
Pain, Vol. XV, Issue 5.
Devabhakthuni, S., Armahizer, M., Dasta, J., & Kane-Gill, S. (2012). Analgosedation: A
paradigm Shift in Intensive Care Unit Sedation Practice. The Annals of
Pharmacotherapy, Vol. 46, 530-540.
Faust, A., Rajan, P., Sheperd, L., Alvarez, C., McCorstin, P., & Doebele, R. (2016).
Impact of an Analgesia-Based Sedation Protocol on Mechanically Ventilated
Patients in a Medical Intensive Care Unit. Society for Critical Care
Anesthesiologists, Vol. 123 (N°4), 903- 909.
Gélinas, C. (2010). Nurses’ Evaluations of the Feasibility and the Clinical Utility of the
Critical-Care Pain Observation Tool. Pain Management Nursing, Vol. 11 (N°2),
115-125.
Gelinas, C., Fillion, L, Puntillo, K., Viens, C., & Fortier, M. (2006). Validation of the
Critical-Care Pain Observation Tool in adult patients. American Journal of Critical
Care, 15 (4), 420-427.
Liu, D., Lyu, J., Zhao, H., & Youzhong, A. (2017). The influence of analgesic-based
sedation protocols on delirium and outcomes in critically ill patients: A
randomized controlled trial. Department of Critical Care, Peking University
People’s Hospital. Beijing, China.
9. Literatuurlijst
26
Mansouri,P., Javadpour, S., Zand, F., Ghodsbin, F., Sabetian, G., Majesdi, M., &
Tabatabaee R. (2013). Implementation of a protocol for integrated management
of pain, agitation, and delirium can improve clinical outcomes in the intensive care
unit: A randomized clinical trial. Journal of critical care, vol. 28, 918-922.
Meyfroidt, G. (2017). Management van pijn, agitatie en delier: deel 1 Analgesie. BaNaBa
intensieve zorgen en spoedgevallenzorg. Intensieve geneeskunde UZLeuven.
Leuven, België.
Severgnini, P., Pelosi, P., Contino, E., Serafinelli, E., Novario, R., & Chiaranda, M. (2016)
Accuracy of the Critical Pain Observation tool and Behavioral Pain Scale to assess
pain in critically ill conscious and unconscious patients: prospective observational
study. Journal of Intensive Care, Vol. 4 (N°68), 1-8.
Stephens, R., Ablordeppey, E., Drewry, A., Palmer, C., Wessman, B., & Mohr, N. (2017).
Analgosedation Practices and the Impact of Sedation Depth on Clinical Outcomes
Among Patients Requiring Mechanical Ventilation in the ED. Chestjournal, Vol.
152, (N°5), 963-971.
Wiatrowski, R., Norton, C., & Giffen, D. (2016). Analgosedation: Improving Patient
Outcomes in ICU Sedation and Pain Management. Pain Management Nursing, vol.
17, (N°3), 204-217.
Yousef, H. Toghyani, F., Yazdannik, A., & Fazel, K. (2015). Effects of using Richmond
Agitation Sedation Scale on duration of mechenical ventilation, type and dosage of
sedation on hospitalized patients in intensive care units. Iranian Journal of Nursing
and Midwifery Research, Vol. 20 (N°6), 700-704.
Bijlage 1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16