Upload
ngophuc
View
222
Download
2
Embed Size (px)
Citation preview
| 1 |
DE KRACHT VAN SCHAKELS
Brede basisschool & cultuureducatie in Gelderland
Brede basisschool & cultuureducatie in Gelderland
De kracht van schakels
| 5 |
Op vakantie in Frankrijk valt me altijd op dat ik groepen jonge kinderen onder begeleiding van een
volwassene aantref in bijvoorbeeld een museum. De kleintjes van amper twee turven hoog maken, op
hun eigen niveau, al kennis met de schatten die de culturele wereld te bieden heeft. Op jonge leeftijd
zelf een muziekinstrument leren bespelen, boeken lezen, een museum van binnen zien, zijn een schat
voor een rugzakje vol ervaringen waar ze in hun latere leven naar believen uit kunnen putten. Zo’n
kennismaking op jonge leeftijd legt een basis voor hun latere belangstelling voor kunst en cultuur
en het doet ook een beroep op de ontwikkeling van de creativiteit van kinderen. Datzelfde willen we
ook onze kinderen meegeven en het onderwijs en andere bredeschoolpartners bieden daarvoor vele
mogelijkheden. Dat gaat niet vanzelf en de pilots die afgelopen jaar op een aantal brede scholen zijn
uitgevoerd bieden daarvoor perspectief. De wereld van basisschoolleerlingen is vooral gericht op de
eigen omgeving en daarin liggen vele verbindingen. Buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, buurt-
huizen, culturerele instellingen zoals muziekscholen, verzorgingshuizen, centra voor de kunst, biblio-
theken; vanuit al deze plekken kan kinderen een samenhangend cultureel programma tijdens en na
schooltijd worden geboden. Hierdoor ontstaat ruimte om, naast een eerste kennismaking, wat meer
diepgang te bieden, aansluitend op de interesse en ontwikkeling van de kinderen.
De resultaten van de pilots zijn nu beschikbaar en voor iedereen toegankelijk. Gemeenten kunnen deze
handschoen oppakken en zorgen voor een culturele infrastructuur waar scholen gebruik van kunnen
maken. Het onderwijs roep ik op om cultuureducatie een vaste plek te geven in het onderwijsprogramma
en een blijvende verbinding te leggen met het hele culturele scala in hun omgeving. Dan geven wij onze
kinderen een cultuurrugzakje mee waar ze voor de rest van hun leven uit kunnen putten.
Annemieke Traag
gedeputeerde Cultuur en Cultuurhistorie
Voor
woo
rd
Inho
ud
Wijchen Brede scholen Achterlo en Zuiderpoort
Neede Brede school Neede
Rhenoy Brede school Allesbijeen
Arnhem Brede school Het Kwintet in Arnhem-Zuid
Brummen Brede school ‘t Speelveld
Inleiding - Cultuur in de brede school
Overdraagbare opbrengsten - Diensten en producten
Scenario’s voor binnen- en buitenschools leren in brede scholen
Handige websites en publicaties
De opgedane lessen
Colofon
6
27
32
48
62
80
96
110
113
114
120
| 9 |
Halverwege de jaren negentig worden in Nederland de eerste brede scholen opgericht. Er zijn di-
verse namen in omloop – zoals vensterschool, openwijkschool, forumschool, horizonschool, kantoor-
urenschool, sterrenschool of multifunctioneel centrum – maar brede scholen hebben gemeen dat er
samenwerkingsverbanden ontstaan tussen (met name) basisscholen en andere instellingen voor op-
groeiende kinderen, zoals kinderopvang, GGD, consultatiebureau en sport- en vrijetijdsverenigingen.
In de beginjaren ligt het accent op (onderwijs)achterstandenbeleid en het bieden van ontwikkelings-
kansen. Later gaat het ook om het bieden van brede dagarrangementen, van kinderopvang tot en met
hobbyclub. Dit wordt versterkt door de in 2007 aangenomen motie van de Tweede-Kamerleden Van
Aartsen en Bos: elke basisschool is sindsdien verplicht om tussen 07.30 en 18.30 uur en in school-
vakanties al naar gelang de behoeften van ouders voor- en naschoolse opvang aan te bieden.
Soms delen school en andere voorzieningen eenzelfde gebouw, soms werken ze meer op afstand
samen. Vooral op basisscholen is de brede school in opmars. Eind 2011 waren er al 1600 en dat aantal
zal naar verwachting alleen maar groeien. Er zijn al gemeenten die alleen nog maar brede basisscholen
willen. Zijn de brede scholen aanvankelijk vooral in de grote steden te vinden, inmiddels veroveren ze
ook het platteland. Juist daar is het voor ouders zeer praktisch als de brede school de spil is voor alle
voorzieningen voor hun kinderen.
I Achtergronden ‘Juist in een cultuurarme omgeving moet je cultuur de school binnen-halen, zodat alle leerlingen de kans krijgen er kennis mee te maken en je hen culturele bagage mee kunt geven.’
Inle
idin
g Cu
ltuur
in d
e br
ede
scho
ol D
e ho
bbel
s, d
e ka
nsen
en
de s
ucce
ssen
| 11 |
Subsidieregelingen voor cultuurWelke vorm en reikwijdte een brede school ook kiest, cultuureducatie kan bijdragen aan het verwezen-
lijken van gestelde doelen. Of het nu gaat om het laten opbloeien van leerlingen op andere terreinen
dan het puur cognitieve, om profilering van de school of om het bieden van aantrekkelijke dagarran-
gementen. Cultuureducatie biedt kansen voor de brede school en de brede school biedt kansen voor
cultuureducatie.
Om scholen te stimuleren die kansen te benutten start het Ministerie van OCW de subsidieregeling
Brede school en cultuur. Cultuurnetwerk Nederland voert deze regeling van 2007-2012 uit, waarbij
basisscholen jaarlijks maximaal €15.000,- krijgen om cultuureducatie een vaste plaats te geven binnen
hun brede school.
Daarnaast loopt van 2008-2012 de regeling Impuls brede scholen, sport en cultuur, vanaf 2012
gecontinueerd als Brede impuls combinatiefuncties. Ook Gelderse gemeenten maken gebruik van de
mogelijkheid om combinatiefunctionarissen aan te stellen, mensen die een brug slaan tussen brede
basisscholen en culturele instellingen en tussen binnen- en buitenschoolse activiteiten. EDU-ART staat
Gelderse scholen, instellingen en gemeenten met raad en daad bij om deze landelijke regelingen ten
volle te benutten.
In 2011 besluit de provincie Gelderland geld vrij te maken voor een vervolg op de landelijke regeling
Brede school en cultuur. Deze tijdelijke impuls brede school en cultuureducatie (2011-2012) is bedoeld
om in Gelderland praktische ervaring op te doen met het verankeren van cultuureducatie in de brede
basisschool. Voorwaarde voor subsidie is dat er een inhoudelijke samenwerking is tussen minimaal
één basisschool, één cultuurmaker en één derde partner. De bredeschoolpartners moeten bovendien
een gezamenlijke pedagogische visie hebben dan wel deze willen ontwikkelen en er moet vanuit de
gemeente een combinatiefunctionaris ingezet worden. Het accent ligt op samenwerking, op verbinding
tussen binnen- en buitenschoolse activiteiten, op duurzaamheid van samenwerking en op een naar
andere scholen overdraagbaar concept. EDU-ART adviseert en begeleidt de deelnemende scholen,
organiseert voor alle deelnemers drie netwerkbijeenkomsten voor uitwisseling van kennis en ervaring
en richt een digitaal platform in om kennis te delen en te bouwen.
LeeswijzerVijf pilotprojecten – in Arnhem, Brummen, Neede, Rhenoy en Wijchen - gaan in 2011 met subsidie van
de Provincie van start. In deze publicatie berichten we over ieders reis: de plannen, de route, de hobbels
en valkuilen die ze onderweg tegenkomen en de lessen en inspiratie die ze opdoen.
Op basis van de uitwisseling tijdens de netwerkbijeenkomsten en van interviews met de projectleider
portretteren we de vijf projecten. We hebben nadrukkelijk ook gevraagd naar dat wat moeizaam was
en wat anders liep dan gepland. Juist dat immers is leerzaam voor anderen: weten hoe je in de altijd
weerbarstige praktijk toch iets kunt bereiken. We zijn deze vijf pioniers erkentelijk voor hun openhartige
kijkje in de keuken.
In de portretten ligt de focus op het karakteristieke en bijzondere van dit ene project. Ieder portret
heeft zogezegd een eigen kleur. Daarnaast zijn er rode draden te trekken door de vijf projecten. Rode
draden die corresponderen met de in de landelijke projecten opgedane ervaringen, zoals geboekstaafd
in de online publicatie Cultuureducatie op brede scholen. In het vervolg van dit hoofdstuk gaan we daar
uitgebreid op in.
Tot slot vatten we alle opgedane lessen en inzichten samen in handzame tips. Achter in dit boekje vindt
u bovendien een lijstje met nuttige websites en publicaties.
We hopen dat u geïnspireerd raakt om zelf samenwerkingsverbanden aan te gaan om kinderen rijkere
ontwikkelingskansen te bieden.
| 13 |
II Rode draden
Doelen‘Een kind moet in deze tijd meer kunnen dan alleen cognitieve vaardigheden, cultuur kan bijdragen aan creatieve oplossingen.’
Bij de brede school en in de provinciale impulsregeling staan ontwikkelingskansen van kinderen
centraal. Een van de manieren om dit te realiseren is om onderwijs meer in de samenleving te plaatsen,
samen met ouders, de buurt en de omgeving van de school. Zo geef je kinderen een bredere basis,
conform het welbekende motto ‘It takes a whole village to raise a child’.
De vijf Gelderse pilotscholen hebben specifiek gekozen voor cultuureducatie als manier om kinderen te
verrijken. Cultuureducatie helpt kinderen om een onderzoekende houding, creativiteit, verbeeldings-
kracht en verwondering voor de wereld om hen heen te ontwikkelen. Daarnaast staan sociale vaardig-
heden als samenwerken en leren luisteren naar elkaar centraal.
De pilotscholen noemen in hun plannen nog andere doelen. Zoals betere onderlinge samenwerking van
de partners, talent in de wijk ontdekken, meer ouderbetrokkenheid, meer betrokkenheid van buurt- en
dorpsbewoners, vakoverstijgend werken, profilering van de school, de school als baken in een cultuur-
arm plattelandsgebied, meer bekendheid voor de fanfare. Deze doelen zijn vaak verschillende kanten
van een en dezelfde medaille. Meer betrokkenheid van ouders is goed voor de school, voor de culturele
aanbieder, maar ook voor het kind. Al zingend en dansend kun je zowel met taal als met cultuuronder-
wijs bezig zijn, zien we in Brummen. En kinderen meer cultuur in de vrije tijd bieden kan hand in hand
gaan met meer leden voor de fanfare, zoals Rhenoy laat zien.
| 15 |
Het gaat kortom vaak om een integrale benadering. Daarbij helpen gerichte doelen om cultuureducatie
van de grond te krijgen. Een focus op bijvoorbeeld muziek voor ieder kind, binnen schooltijd, in de bso
en in de vrije tijd, kan leiden tot een structureel muziekonderwijs dat kinderen inspireert en stimuleert
tot zelf muziek maken. En door cultuureducatie juist als apart domein te benaderen wordt het voor de
bredeschoolpartners een ‘veilig’ en afgebakend project waar ze de samenwerking kunnen verkennen.
Samenwerking en communicatie‘Zo’n project moet geen speeltje blijven van de managers, alle medewerkers moeten erachter staan en de meerwaarde voor zichzelf en de kinderen zien.’
In de Gelderse bredeschoolprojecten zien we samenwerking tussen basisscholen en kinderopvang-
organisaties met onder meer welzijnsorganisaties, gemeenten, culturele instellingen, individuele kunste-
naars en vakdocenten, amateurkunstverenigingen, bedrijven en zorginstellingen. Wie de drijvende
kracht is, verschilt van project tot project. Duidelijk is wel dat zo’n drijvende kracht, een coördinator of
projectleider die de partijen telkens weer bij elkaar brengt, onontbeerlijk is.
Een van de lastigste zaken in de samenwerking blijkt telkens weer communicatie en draagvlak. Bij een
kleine dorpsschool met een buitenschoolse opvang (bso) in huis en een en dezelfde leidster voor alle
groepen gaat dat vanzelfsprekend gemakkelijker dan bij een project met verschillende basisscholen en
een grote kinderopvangorganisatie als partner. Maar overal is regelmatig overleg het sleutelwoord.
‘Een plan, maak vooraf een plan voor je communicatie en bepaal met de directies wie allemaal overal
van moet weten. Liefst iedereen vanaf het begin, dan krijg je draagvlak’, luidt ook de les van een
communicatiedeskundige in de eerste netwerkbijeenkomst. Bij bijna ieder project ervaren de brede-
schoolpartners dat de intentie om samen te werken nog geen garantie is dat ieder dezelfde taal
spreekt. Blijven communiceren op alle lagen, van directiekamer tot op de werkvloer, is belangrijk. Een
goede zet blijkt om te beginnen met een gezamenlijke startdag voor alle leerkrachten en pedagogisch
medewerkers. Elkaars gezicht leren kennen is de opmaat voor samenwerking. Wat voor kinderen geldt,
geldt ook voor partners in de brede school: leren met en van elkaar doe je het beste in een veilige
omgeving. ‘Hadden we maar meer tijd gepland voor informele ontmoetingen’, hebben we veel gehoord.
’s Avonds, tussen de middag of op een ingeroosterde gezamenlijke studiedag. Dat vergt enige flexibiliteit
van mensen en organisaties. Maar wie elkaar eenmaal kent, houdt elkaar daarna eenvoudiger via mail
en twitter op de hoogte.
Soms kan onderlinge concurrentie tussen scholen of kinderopvangorganisaties een struikelblok voor
goede samenwerking zijn. In een van de pilots krijgt de brede school van andere basisscholen te horen:
‘Leuk dat onze kinderen na schooltijd welkom zijn op jullie school, maar dat is voor onze concurren-
tiepositie niet zo best.’ Ook hier geldt weer dat tijdige communicatie de gemoederen kan sussen. En
verder vraagt het om durf van professionals die niet bang zijn een kind te zien groeien zonder dat zij
de credits daarvoor krijgen. Natuurlijk overbrug je cultuur- en belangenverschillen niet vanzelf. Vaak is
het twee stappen vooruit, één stap achteruit. Maar uiteindelijk levert het voor alle betrokkenen veel op.
Pedagogische visie‘Vaak kiest de bso voor leuk en gezellig, terwijl de school kinderen iets wil leren. Daar moet je goed samen over praten, dan kun je de kwaliteit vergroten.’
Samenwerking is niet alleen een kwestie van praktisch zaken regelen. Het vraagt ook om een gedeelde
visie op de ontwikkeling van kinderen en op cultuureducatie. Dat was ook een van de voorwaarden van
de provinciale impulsregeling.
| 17 |
Samen praten over doelen van cultuureducatie kan handen en voeten geven aan die gezamenlijke
pedagogische visie. Dat kan, zoals in een van de vijf pilots is gedaan, door samen het Cultuureducatie
Kapstokkenspel (Cueka) te spelen. Dat mondt uit in doelen en een actieplan voor cultuureducatie.
Samen een culturele activiteit doen, zoals de zangworkshop in Wijchen, is ook een goed startpunt om
te praten over ieders opvatting over leren en ontwikkeling van kinderen.
De gezamenlijke visie kan het centrale kader zijn van waaruit iedereen vervolgens aan de slag gaat.
Soms echter blijkt die visie vanwege politieke of strategische hobbels lastig vooraf te formuleren en
groeit ze langzaam door gewoon samen te beginnen. Een derde variant is dat de visie zich op papier
gemakkelijk laat formuleren, maar in praktijk moeilijk uit te dragen blijkt.
Een struikelblok dat zich in de praktijk regelmatig openbaart, is het verschil in visie op leren en vrije tijd
tussen leerkrachten en pedagogisch medewerkers. De eersten willen kinderen iets leren, de laatsten
zijn daar niet altijd happig op: de kinderen hebben immers vrij en willen juist lekker spelen of niks doen.
In de opvang staat niet leren, maar veiligheid en welbevinden van kinderen centraal. Een derde stem
is die van de culturele partner en die vertolkt vaak weer een ander perspectief. Waar leerkrachten en
pedagogisch medewerkers de nadruk leggen op het eindresultaat, vindt een kunstenaar doorgaans de
focus op het creatieve proces en de vormgeving belangrijker. Voor de laatste draait het om expressie
en mogen alle ‘werkjes’ van kinderen verschillend worden (graag zelfs!). De andere partners vinden
dat echter te vaag, ze missen handvatten, zoals blijkt in het Arnhemse project. Van belang is om in alle
lagen van de verschillende deelnemende organisaties in een goed gesprek tot consensus te komen.
Het kan niet zo zijn dat de deelnemende kunstenaar de kinderen wil leren wat (geleide) chaos is, terwijl
de school zaken voortdurend graag strak aanstuurt. Dat kinderen tijdens de bso te horen krijgen dat
het gras echt groen gekleurd moet, terwijl ze in de klas leren dat ze zelf mogen weten welke kleur ze
het gras geven. Of dat een kind zich op school kwetsbaar mag tonen, maar dat dat in de pauze en na
schooltijd genadeloos afgestraft wordt.
Dat het goed vormgeven van zo’n gezamenlijke visie tijd en groei van de medewerkers kost, laat zich
raden. Maar ook waar visies aanvankelijk botsen, kunnen grote resultaten worden geboekt. Zo lang alle
partners maar van gedachten blijven wisselen en elkaar met respect bejegenen.
De combinatiefunctionaris‘Combinatiefunctionarissen doen zulk goed werk dat we ze inzetten onder schooltijd. Zo kunnen alle kinderen profiteren.’
In de pilotprojecten is zoals gezegd inzet van combinatiefuncties door de gemeente een voorwaarde.
De combinatiefunctionaris of cultuurcoach vormt een onmisbare schakel in de bredeschoolprojecten.
Hij levert het cement tussen de stenen.
Gulden regels kunnen we nog niet geven, maar deze mensen maken zonder meer het verschil. De
combinatiefunctionaris brengt tijd en deskundigheid de brede school binnen. Hij tekent bijvoorbeeld
voor de coördinatie en kan dat, gezien zijn relatief onafhankelijke positie tussen de bredeschoolpartijen
in, op een voor ieder bevredigende manier doen. En last but not least kunnen zij kinderen iets leren
wat de leerkracht of pedagogisch medewerker zelf niet kan of niet toe komt: ‘Laat een cultuurcoach
iets voordoen en de kinderen vergeten het nooit weer. Daar kan ik als juf niet tegen op, ook al doe ik
drie keer hetzelfde.’
De combinatiefunctionarissen lopen wel tegen knelpunten op, zoals ook blijkt op het in 2012 door de
Gelderse Sport Federatie en EDU-ART georganiseerde congres. Zo is niet altijd duidelijk wie er verant-
woordelijk is voor hun nascholing. Een combinatiefunctionaris moet gewapend zijn met een flinke por-
tie doorzettingsvermogen, pioniersgeest, flexibiliteit en een paraplu als hij in de regen voor een dichte
gymzaaldeur staat, omdat niemand wist dat hij zou komen. Soms worden ze de hemel in geprezen.
Maar soms ook is hun werk onzichtbaar, juist omdat zij de klappen opvangen en de ongeziene gaten
dichten. Desalniettemin zeggen diverse deelnemers aan de Gelderse pilot: ‘Zonder combinatiefunctio-
naris zouden we dit niet kunnen doen.’
| 19 |
Binnen- en buitenschools leren‘Eenmaal bezig constateerden we dat het weinig zinvol zou zijn om buiten schooltijd dezelfde workshops te geven als in de klas. Er moest een toegevoegde waarde zijn.’
Volgens de kerndoelen 54, 55 en 56 moet elke basisschool aandacht besteden aan kunstzinnige vor-
ming en cultureel erfgoed. Wat binnenschools begonnen wordt, zou buitenschools, in de vrije tijd,
voortgezet en verdiept kunnen worden. Zo kun je kinderen opvoeden tot actieve, culturele burgers.
Dat ideaal van een verbinding tussen binnen- en buitenschoolse activiteiten - of tussen formeel en
informeel leren - koesteren veel brede scholen.
Maar wat is verdieping? En kun je die verdieping zomaar aanbieden voor slechts een deel van de
kinderen? Krijgen deze kinderen dan niet een te grote voorsprong op hun klasgenoten? Een mogelijke
oplossing voor dit dilemma ligt in een andere aanpak of invalshoek binnen en buiten de klas. Een voor-
beeld. Rondom een verzameling erfgoedvoorwerpen van het lokale museum kun je een lessenserie
opzetten over het verhaal, de geschiedenis en betekenis achter deze voorwerpen. Na schooltijd kun je
kinderen rondom dezelfde voorwerpen laten stoeien met het beheer van een verzameling, zelf verza-
melen of zelf een verhaal vertellen. In de klas blijven de kinderen dezelfde kennis delen en in hun vrije
tijd worden kinderen die kiezen voor verdieping niet afgestraft met herhaling.
Een ander probleem is dat kinderen in de klas doorgaans dezelfde leeftijd hebben, maar op de bso
zitten verschillende leeftijden door elkaar. Dat vraagt om differentiatie. Hoe pak je dat aan als culturele
aanbieder? We hebben gezien hoe aanbod dat prikkelt om zelf aan de slag te gaan en dat vragen
stelt in plaats van antwoorden biedt, geschikt is voor differentiatie. Die differentiatie kan ook liggen in
verschillende rollen die je kinderen toebedeelt. Pleinkunst in Neede is daarvan een mooi voorbeeld:
hier helpen kinderen uit groep 8 als juniorcoaches jongere kinderen bij het aanleren van een culturele
activiteit.
Een derde probleem is hiervoor ook al genoemd, namelijk dat leerkrachten en pedagogische mede-
werkers bij activiteiten verschillende doelen voor ogen hebben. Leerkrachten willen kinderen iets leren,
pedagogische medewerkers zijn vooral gericht op spel en ontspanning. Cultuureducatie kan een leuke
activiteit zijn, maar kinderen hoeven daar niet aan deel te nemen als ze te moe zijn of liever iets anders
doen. Het blijkt verhelderend om die impliciete doelen met elkaar te bespreken. Waar leerkrachten en
pedagogisch medewerkers elkaar beter leren kennen, groeit het besef dat beiden elkaar goed aanvul-
len en dat beiden van elkaar kunnen leren. Zo weet de basisschool in Brummen inmiddels dat niet alle
kinderen in hun vrije tijd warm lopen voor een cursus Taal en hiphop. Maar als je dezelfde activiteit
aankondigt als een ‘coole hiphopmiddag’ komen ze er juist wel op af. Meer kinderen = meer plezier =
meer geleerd.
In een folder van het lectoraat Integraal jeugdbeleid van de Hanzehogeschool Groningen staat een
handzame figuur over scenario’s voor binnen- en buitenschools leren in brede scholen (zie figuur 1).
Centrale regie versus een samenwerkingsmodel en verplicht versus vrijwillig zijn de twee polen waar-
langs vier verschillende scenario’s worden onderscheiden.
Integraal aanbod voor
alle kinderen (I)
Centrale regie
Samenwerkingsmodel
Verp
licht
bui
tens
choo
ls
Vrijw
illig
bui
tens
choo
ls
Afgestemd aanbod voor
alle kinderen (III)
Integraal aanbod voor
kinderen die dat willen (II)
Afgestemd aanbod voor
kinderen die dat willen (IV)
| 21 |
Brede scholen kunnen deze figuur benutten om hun eigen positie en wensen te bepalen. Een toelich-
ting op de vier scenario’s is te vinden op pagina 110.
Vrijwillig meedoen kent overigens verschillende gradaties. Mogen kinderen halverwege een activiteit
stoppen als ze het niet meer leuk vinden of is het ‘eens begonnen, ook afmaken’? Zijn kinderen die
eenmaal gekozen hebben voor deelname aan een cursus ook verplicht om alle bijeenkomsten bij te
wonen? Vrijwilligheid kan ook de invulling van een activiteit betreffen: mogen kinderen hun eigen liedjes
verzinnen of moeten ze zich aan een vast programma houden?
Vrije keuze en motivatie is uiteraard een voorwaarde voor creativiteitsontwikkeling. Maar iedereen die
ooit muziekles heeft gehad, weet dat je soms ook een drempel over moet om te oefenen of een duwtje
in je rug nodig hebt om iets nieuws te leren. Daarom zijn aansporingen als ‘We doen allemaal mee, dit
ga je echt leuk vinden’ of ‘Wie meedoet, doet voor het volle pond mee, geen excuses halverwege de
rit’ nodig. Omdat inspanning kan leiden tot ontspanning. ‘Vrije tijd is niet vrijblijvend, het bieden van
structuur biedt kinderen ook vrijheid. Zo doen we nu af en toe iets in de bso waaraan alle kinderen
meedoen, het hoort erbij’, is een uitspraak in een van de pilotprojecten. Verplichte deelname kan dus
een keuze zijn. Niet (alleen) omdat de culturele aanbieder anders niet weet waar hij aan toe is, maar
omdat het kinderen uiteindelijk verrijkt.
Een andere brede school stelt juist de keuzes en motivatie van kinderen centraal: ‘De kinderen vertellen
wat zij willen leren en waarom zij dat willen. Daar gaat het volgens ons om bij cultuureducatie. En als
een vraag vanuit de kinderen komt, zijn leerkrachten en begeleiders ook gemakkelijker enthousiast te
maken om daar wat mee te doen.’
Welke keuze een brede school ook maakt, waar het op aan komt is dat deze gebaseerd is op een
gedeelde visie van alle betrokken partners.
Kwaliteit van cultuureducatie‘Kunstenaars durven meer en denken buiten kaders. Dat is inspirerend. Hun materiaalkeuze is ook spannender dan wij ooit zouden kunnen bedenken.’
Wat kwaliteit van cultuureducatie is, is niet eenduidig te beschrijven. Toch zien we wel aanknopings-
punten. Samen doen is zo’n aanknopingspunt: kwaliteit is dat alle betrokkenen, niet alleen de kinderen,
van elkaar willen en kunnen leren. Benut de deskundigheid van een cultuurmaker of vakdocent niet
alleen om kinderen te verrijken, maar ook jezelf als brede school. Doe het samen, versterk elkaar, groei
naar elkaar toe.
Kwaliteit houdt ook in dat de interne cultuurcoördinator (icc’er) een rol krijgt en betrokken is bij de
buitenschoolse culturele activiteiten. Dat vergt uiteraard wel (extra) uren voor de icc’er en dus betrok-
kenheid en engagement van de schooldirecteur en het schoolbestuur.
Een goede verbinding tussen binnen- en buitenschools is ook een aspect van kwaliteit. Zo ontstaat
een drietrapsraket van binnenschoolse kennismaking, buitenschoolse verdieping en specialisatie in
de vrije tijd. Op het Gelderse platteland is (cultureel) vrijetijdsaanbod door krimp en bezuinigingen
niet altijd (meer) voorhanden. Gelukkig zijn er wel amateurverenigingen die doorgaans graag willen
samenwerken met een brede school. De school kan samen met vakleerkrachten, kunstenaars en de
gepassioneerde amateurkunstbeoefenaars zorgen voor cultuureducatie met kwaliteit. Want uiteindelijk
betekent kwaliteit ook het optimale uit de gegeven omstandigheden weten te halen.
Juist op het Gelderse platteland met zijn vaak schrale culturele infrastructuur kan de brede school fun-
geren als structurele samenwerkingspartner in de culturele vrijetijdsontwikkeling. Het Sociaal Cultureel
Planbureau (2010) voorspelt dat de toekomst van cultuureducatieve instellingen sterk met de school
lijkt te zijn verbonden. Dat kan langdurige samenwerking met een aanbieder van misschien maar één
kunstdiscipline betekenen, maar wel de kans voor kinderen om zich daarin echt verder te ontwikkelen
| 23 |
en niet, zoals soms gebeurt, na de eerste kennismaking met lege handen te staan. We zien leer-
orkesten ontstaan die op school oefenen of muziekdocenten die gratis de bso-locatie mogen gebruiken
omdat die op zaterdag toch leeg staat. Natuurlijk geven de cursisten van de muziekles af en toe een
concert tijdens school- en bso-uren. Speellokalen en speelpleinen worden steeds vaker gebruikt buiten
schooluren. En dat levert iets op voor alle partijen.
Opbrengst voor kinderen‘We zijn erin geslaagd leerlingen te enthousiasmeren, vooral voor muziek. Ze maken nu veel actiever kennis met wat er hier in de buurt allemaal te beleven valt.’
In de brede school staat idealiter het kind centraal. Toch is dat gemakkelijker gezegd dan gedaan als je
kampt met werkdruk, CAO’s, geldstromen of draagvlak. We merken dat brede scholen die voortdurend
focussen op de leeropbrengst voor de kinderen, een anker hebben. Om verschillende redenen is het
raadzaam om te blijven reflecteren op wat kinderen ervaren, wat ze leren of hoe ze zich ontwikkelen
door jouw interventies.
Allereerst leren mensen en dus ook kinderen goed als ze nog even herkauwen. Reflectie is niet voor
niets een belangrijk onderdeel van de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie. Het is inherent aan cultuur-
onderwijs waarin vragen als ‘wat vind je ervan? wat zou het betekenen? en wat bedoel je ermee?’
centraal staan.
Binnen de brede school is de ontwikkeling van kinderen bovendien een gemeenschappelijk streven, het
scharnierpunt waarin je elkaar gemakkelijker leert vinden. Het zorgt voor draagvlak binnen de eigen
organisatie en niet te vergeten de gemeente als je kunt laten zien wat je extra inspanningen opleveren
voor kinderen. Maak je successen vooral zichtbaar en kenbaar bij de lokale politiek: die beslist immers
over de voortzetting van de regeling combinatiefuncties. Maak foto’s en filmpjes, of nog beter, schakel
de kinderen in om die te maken. Vraag kinderen naar hun dag, naar hun beleving, telkens weer. Zoals
een van de pilotdeelnemers zegt: ‘Deel met elkaar wat je merkt aan de ontwikkeling van kinderen, ook
naar ouders. Dat moet de motor worden.’
Het is belangrijk om vooraf al te bedenken hoe je leerresultaten of ervaringsgroei van kinderen zicht-
baar wilt maken. Formuleer heldere doelen die je later kunt evalueren. Al is het lastig om leeropbreng-
sten van cultuureducatie te meten, je kunt wel de deelname aan activiteiten in kaart brengen en hoe-
veel kinderen lid worden van de fanfare na het project op school. Maar hoe meet je de kwaliteit van een
creatief proces of maatschappelijke betrokkenheid van kinderen? Empathie, eigenwijsheid, creativiteit?
Om scholen hierbij te helpen ontwikkelde EDU-ART het instrument C-zicht waarin de diverse culturele
competenties worden onderscheiden die bij cultuuronderwijs aan bod (kunnen) komen.
Misschien kun je opbrengsten niet hard meten, maar je kunt aan kinderen wel veel merken. Worden ze
minder verlegen? Krijgen ze meer zelfvertrouwen? Zijn ze eigenwijzer aan het worden? Onderzoeken-
der? Kritischer? Luisteren ze beter naar elkaar? Leren ze fantaseren? Zijn ze vrijer in hun bewegingen?
Leren ze makkelijker met elkaar spelen? Belangrijk is dat de bredeschoolpartners van tevoren duidelijk
bepalen welke verandering ze eigenlijk voor ogen hebben. Door te benoemen wat je aan kinderen
merkt en jezelf de tijd te gunnen hierop te reflecteren wordt elk project beter. Praat met elkaar over wat
het project heeft opgeleverd, maar ook over wat je echt niet meer wil. ‘Zo doen we het nooit weer’ kun
je interpreteren als eindpunt, maar ook als een begin van betere, structurele samenwerking. EDU-ART
heeft in de Arnhemse pilot de gespreksmethode Critical Friends gebruikt om als onafhankelijke partner
de leeropbrengsten van de samenwerkingspartners naar boven te halen en vervolgens samen nieuwe
afspraken te maken en verder te gaan.
| 25 |
Verankering‘We willen per se niet dat de gastlessen bovenop de reguliere kunsturen komen, maar deze juist vervangen. Alleen zo kun je cultuureducatie goed borgen.’
Een eenjarige impuls is prettig om iets te initiëren. Maar dan? Hoe gaan de scholen door zonder de
extra fondsen? Een van de deelnemers stelt die vraag op scherp: ‘Heb je geen geld of heb je geen visie?
Niemand heeft geld, maar het belangrijkste is dat je een visie hebt.’
Voor verankering is een heldere visie, vastgelegd in een beleidsplan inderdaad belangrijk. Zo voorkom je
dat alles afhangt van die ene enthousiaste medewerker. Plan dat beleid door de hele organisatie heen,
niet alleen op beleidsniveau of op de werkvloer en maak duidelijk wat ieders verantwoordelijkheid is.
Zorg dat het beleid is afgestemd op de eigen mogelijkheden, capaciteiten en financiën.
Het is belangrijk om dit beleid niet alleen binnen de eigen organisatie, maar ook daarbuiten te
verankeren. Strategische allianties, niet alleen met externe partners, maar ook met de lokale politiek
zijn daarbij onontbeerlijk. Verwoord helder wat je nodig hebt en vooral waarom en regel vervolgens
een benen-op-tafel-gesprek met de ambtenaar van cultuur, onderwijs, jeugd, WMO of welzijn, om te
vertellen waar je tegenaan loopt. EDU-ART heeft een checklist ontwikkeld om de mate van borging in
kaart te brengen. Die maakt meteen zichtbaar wat er nog moet gebeuren (de checklist is te downloa-
den van www.edu-art.eu/activiteiten/cultuureducatie-in-de-brede-school-4).
Een financiële impuls blijkt een belangrijke prikkel om een en ander in beweging te zetten. Alle pilot-
scholen hebben cultuureducatief materiaal ontwikkeld. Bijna overal zijn bovendien structurele ver-
anderingen, van betere onderlinge samenwerking tot blijvend binnen- en buitenschools aanbod en
nieuwe didactiek.
In de pilotprojecten is zonder uitzondering veel bereikt, ondanks of juist dankzij de knelpunten die de
partners hebben ontmoet en getackeld. Visie op cultuureducatie zal misschien gemakkelijker op directie-
niveau tot stand komen, op de werkvloer zal deze visie handen en voeten moeten krijgen.
Wij hopen nogmaals dat u geïnspireerd raakt door de expertise die we samen hebben opgedaan over
hoe u kinderen kunt helpen op een waardevolle manier een culturele loopbaan te starten.
| 27 |
| 29 |
Over
draa
gbar
e op
bren
gste
n D
iens
ten
en p
rodu
cten
De Gelderse pilotregeling heeft producten, voorbeelden en diensten voortgebracht die andere brede scholen kunnen gebruiken:
1| In Wijchen hebben het Cultuurknooppunt en twee brede
scholen van samenwerkingsstichting Kans en Kleur een raamplan voor een
wijkfestival als overdraagbaar concept. Daarnaast hebben studenten van de
Hogeschool Arnhem en Nijmegen onderzocht hoe je wijkbewoners bij zo’n festival
kunt betrekken; hun onderzoeksverslag bevat waardevolle tips. Meer informatie
hierover kunt u krijgen bij het Cultuurknooppunt in Wijchen of bij EDU-ART.
Het Wijchense project Buurtklinkers staat ook vermeld in Verbinding door
Verbeelding, een publicatie van CAL-XL, KCG en EDU-ART over inspirerende
praktijkvoorbeelden van community art en cultuureducatie. Meer informatie
over dit boek is te vinden op www.kcg.nl; het is te bestellen via de webshop van
CAL-XL op www.cal-xl.nl
2| In Neede heeft Beweeg Wijs samen met KunstWijs en obs
De Marke leskaarten voor muziek, dans en theater gemaakt. Hiermee kun-
nen scholen volgens de methode Beweeg Wijs / Pleinkunst kinderen in de
klas en op het schoolplein veilig en laagdrempelig met cultuur in aanraking
laten komen. Voor meer informatie en gratis downloaden van de kaarten:
www.beweegwijs.nl/pleinkunst
3| In Rhenoy heeft brede school Allesbijeen het spel Cueka doorontwikkeld om in
de brede school te komen tot een gezamenlijke visie op cultuureducatie en een actieplan. Voor meer
informatie hierover kunt u terecht bij EDU-ART. Verder heeft de school ervaring opgedaan met digitale
leerling-portfolio’s in de bovenbouw. Wilt u net als deze school samen met amateurkunstverenigingen
inhoud geven aan cultuureducatie, dan kunt u zich wenden tot een ServicePunt Amateurkunst in uw
regio of tot EDU-ART.
4| In Arnhem heeft brede school Het Kwintet ervaring opgedaan met de didactiek
van ontwerpend leren in een project over duurzame ontwikkeling en cultuureducatie. Hier is samen
met EDU-ART de methode Critical Friends - bedoeld om samen een project te evalueren en leerpun-
ten voor de toekomst te distilleren - verder ontwikkeld voor gebruik in de brede school. Voor meer
informatie over duurzaamheid & cultuureducatie en over Critical Friends kunt u terecht bij EDU-ART.
5| In Brummen heeft brede school Het Speelveld een digitale Talentengids Ouders
ontwikkeld die alle beroepen, hobby’s of talenten van ouders en medewerkers in kaart brengt. Het is
voor kinderen prettig als thuis en school in elkaar overlopen en uit onderzoek blijkt bovendien dat meer
ouderbetrokkenheid zorgt voor betere leerprestaties. Andere scholen kunnen het digitale format van
de gids gratis overnemen; voor licentie en hosting moeten ze rekening houden met ongeveer honderd
euro per jaar. Voor meer informatie kunt u terecht bij Het Speelveld of bij Stichting Archipel in Zutphen.
EDU-ART heeft voor het Brummense project een gezamenlijke startstudiedag ontworpen. Geïnteres-
seerde brede scholen kunnen voor meer informatie terecht bij EDU-ART.
| 31 |
De brede school mag zich verheugen in een toenemende populariteit. Zeker ook in de sectoren rondom onderwijs en kinderopvang, zoals sport en kunst en cultuur. Maar ook veel maatschappelijke vraag-stukken als overgewicht, burgerschap en pesten komen op het bordje van de brede school terecht. In een brede school werken verschillende organisaties samen: het is the place to be en geeft antwoord op alle maatschappelijke ontwikkelingen. Lijkt het.
Zoals u ook in deze publicatie kunt lezen, is het zomaar bij elkaar brengen van een aantal organisaties,
vanuit het principe it takes a village to raise a child, niet bij voorbaat een garantie voor succes. Dat weet
ik uit ervaring als voormalig directeur van een brede school, en dat zien wij als Landelijk Steunpunt
Brede Scholen ook in de praktijk. Ik zou er voor willen pleiten om vooraf als samenwerkende part-
ners een discussie aan te gaan over het waarom. Waarom werken wij samen en wat heeft dat voor
meerwaarde voor kinderen en ouders, gelet op hun vragen en wensen? Organisaties moeten alles in
het werk stellen om bij te dragen aan het verder helpen van kinderen. Zij moeten zich daaraan onder-
geschikt maken. En hoe kan de civil society, de omgeving, waar Micha de Winter voor pleit in o.a. zijn
boek ‘Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding’ (SWP, 2011) vervolgens benut worden?
De volgende vraag is dan: hoe je elkaar echt kunt versterken. Hoe word je meer dan de som der delen?
Hoe slagen we erin een programma afgestemd op de behoeftes van kinderen te realiseren? Dat lukt
door te geven en te nemen, door je nek uit te steken en vanuit visie en inhoud met elkaar samen aan
de slag te gaan. Met maar één doel: de ontwikkeling van kinderen te stimuleren te verbreden en te
verdiepen.
En dan kom ik bij de vraag die ook in deze brochure meerdere malen gesteld wordt. Van wie is de brede
school? Dé brede school bestaat niet, iedere brede school is uniek. Maar in de discussie rond definities
over het woord school, brede school, kindcentrum zou ik willen stellen: er is geen brede school, er is een De
bred
e sc
hool
is v
an u
| 33 |
brede schoolgedachte! Die gedachte brengt de wereld, de markt, maatschappij,
kinderen en volwassenen als relaties bij elkaar. Onder professionele begeleiding
werken we samen aan de toekomst. Ongeacht tijd of plaats. En die wereld, dat
fantastische en uitdagende speelbord waarop we leren en leven, bestaat uit
meer dan rekenen en taal. Juist creatieve vakken zijn naast bijvoorbeeld sport
en spel, van onschatbare waarde voor kinderen en maken hen flexibel, creatief
en nieuwsgierig. Dit soort vakken leert kinderen om te gaan met verschillen.
Die verrijking geeft hen bagage om later succesvol te zijn in de maatschappij en
leert kinderen hun kennis toe te passen.
Over de waarde van kunst en cultuur is genoeg gepubliceerd. Het mooie van
die brede schoolgedachte is ook dat, per locatie, verschillende instellingen hun
specifieke kennis en ervaring beschikbaar stellen aan de kinderen. Zo levert
bijvoorbeeld EDU-ART een zinvolle bijdrage door kinderen en professionals te
inspireren of te ondersteunen, in de vorm van noodzakelijke trainingen of bete-
kenisvolle en uitdagende lespakketten en programma’s.
Verbreding alleen leidt niet tot succes. Sterker nog: “Verbreding zonder verbin-
ding wordt een rommeltje!” stelde Jeanette Doornenbal, lector Jeugd aan de
Hanzehogeschool in Groningen onlangs in het Friesch Dagblad. Een waardevolle
uitspraak en maar al te waar, zo blijkt uit de praktijk. Zomaar als kunstenaar of
activiteitenbegeleider je ding doen onder of na schooltijd gaat op termijn niet
werken en beklijft niet. We werken als relaties samen, vanuit een gezamenlijke
visie en organisatie.
Van wie die brede school is en wie betaalt, zijn onbelangrijke vragen. De brede
school bent u. Met úw liefde en kennis van rekenen, taal, kunst, koken, of cul-
tuur. U draagt daarmee bij aan de toekomst. En de wereld van de toekomst is
wat kinderen er van maken.
Job van Velsen
Job van Velsen is projectleider van het Landelijk Steunpunt Brede Scholen. Om de ontwikkeling van brede scholen in het primair- en voortgezet onderwijs te stimuleren, richtte het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in 2009 het Landelijk Steunpunt Brede Scholen op. In 2011 werd ook het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opdrachtgever van het Landelijk Steunpunt om zo te zorgen voor een structurele koppeling met de kinderopvang. Ook de PO-Raad, VO-Raad en de Branchevereniging Kinderopvang zijn, samen met de ouderorganisaties uit de kinderopvang en het primair onderwijs opdrachtgever van het Landelijk Steunpunt. Het Landelijk Steunpunt Brede Scholen zal in zijn huidige vorm blijven bestaan tot 2015. Naast zijn werk voor het Landelijk Steunpunt is Job van Velsen directeur van Etuconsult, een adviesbureau op het gebied van vernieuwende onderwijsconcepten.
| 35 |
Behalve een buitenschoolse opvang (bso) en peuterspeelzaal is hier het Junior Technovium Wijchen
te vinden. Leerlingen uit groep 7/8 van alle Wijchense basisscholen komen hier maandag en dinsdag
op bezoek om te proeven aan techniek, op de overige weekdagen fungeert het als praktijklokaal voor
leerlingen van het vmbo Maas-Waal. Ook het Cultuurpunt Wijchen heeft hier onderdak gevonden. Op
de deur hangt een Loesje-poster: ‘Zingen, en als je echt niet durft, neem je gewoon de douche mee
de klas in.’
Of de medewerkers van Zuiderpoort die douchekop nodig hebben gehad, vertelt het verhaal niet.
Maar gezongen hebben ze, evenals hun collega’s van brede school Achterlo uit Wijchen Noord. Samen
participeerden ze in het project Buurtklinkers.
Het initiatief kwam vanuit het Cultuurpunt. Dit wordt gerund door drie combinatiefunctionarissen en
vormt sinds 2005 de verbinding tussen scholen en culturele instellingen. Vanuit de Stichting Kans &
Kleur, waaronder alle Wijchense basisscholen vallen, kreeg het Cultuurpunt de opdracht cultuuredu-
catie met kwaliteit te realiseren. ‘Dat was de start’, vertelt combinatiefunctionaris Henk van Haeften.
‘De provinciale subsidieregeling sloot daar mooi bij aan, te meer daar brede scholen voor ons ook een
ontwikkelpunt is.’ Van Haeften polste bij de negen brede scholen in Wijchen wie mee wilde doen en
vond twee enthousiaste schooldirecteuren. Samen met de kinderopvang en Welzijn Wijchen werd een
plan bedacht rondom twee steekwoorden: muziek en wijkbetrokkenheid.
Maar liefst vijf ingangen telt brede school Zuiderpoort in Wijchen Zuid.Met recht mag dat een gastvrije entree heten. Al is het voor nieuwelingen binnen wel even zoeken. Diverse gangen kronkelen langs eindeloos veel lokalen. Anders dan de meeste scholen zit deze school zeer ruim in haar jasje. Diverse lokalen hebben een nieuwe bestemming gekregen.
Wijc
hen
Bred
e sc
hole
n Ac
hter
lo e
n Zu
ider
poor
t Sa
men
klan
k va
n bu
urt e
n sc
hool
| 37 |
MuziekonderwijsBeide brede scholen zijn volop in ontwikkeling en hebben het project Buurtklin-
kers aangegrepen om de inhoudelijke samenwerking met de partners te verste-
vigen. Bovendien wilden de scholen een impuls geven aan hun muziekonder-
wijs. ‘Leerkrachten worstelen met muziekonderwijs, ze voelen zich daar onzeker
over’, vertelt Van Haeften. ‘En in de opvang is het aanbod vooral sportgericht.’
Opvallende partner in dit project is Meer Welzijn Wijchen. Voor beide scholen
geen vreemde partij, want in hun programmaraden zitten al wijkwerkers. Het
ideaal is dat school en wijk meer op elkaar gericht zijn en dat buurtbewoners
deelnemen aan activiteiten op en rond school. In praktijk valt die deelname
echter nogal tegen. Ook daar zou dit project iets aan moeten verbeteren.
Alle leerkrachten en medewerkers van de kinderopvang van beide brede scholen
kregen een zangworkshop van een muziekdocent van lokaal kunstencentrum De
Stroming. Doel was hen te enthousiasmeren voor muziek en de drempel om
daarmee bezig te zijn te verlagen (zie ook kader). Daarna kregen alle kinderen
ook lessen en workshops. De leerkrachten bouwden hierop voort in hun lessen
en werkten toe naar (vrijwillige) optredens van kinderen tijdens een afsluitend
festival, waarbij ook wijkbewoners hun talenten mochten tonen.
Onderlinge samenwerking binnen de brede school was er al, vertelt Van Haef-
ten. ‘Maar gemeenschappelijk onderwijs aanpakken gebeurde nu voor het eerst.
Daarvoor was het meer ad hoc, dan zei de school bijvoorbeeld ‘wij doen dans’ en
haakte de bso daar al dan niet op aan. Nu is voor het eerst samen iets opgezet
en uitgevoerd.’
Veel mailen Per brede school was een werkgroep bestaande uit de interne cultuurcoördinator, een pedagogisch
medewerker, een wijkwerker, een medewerker van het kunstencentrum en het Cultuurpunt verant-
woordelijk voor het reilen en zeilen. ‘Dat waren heel voortvarende teams’, zegt Van Haeften. ‘Het ging
allemaal heel vanzelfsprekend. Het enige knelpunt in de samenwerking was om een goed moment voor
overleg te vinden. Iedereen had heel andere werktijden, heel praktisch probleem. Uiteindelijk bleek van
13.00-14.30 uur de beste tijd.’
Tussendoor werd enorm veel heen en weer gemaild. ‘En dan met de optie ‘allen beantwoorden’. Dat
levert gigantisch veel mail op, maar zo blijft wel iedereen goed op de hoogte.’
Ook het plannen van de workshops vergde logistiek van de bovenste plank. Iedereen nam deel aan de
workshops en de teams van beide brede scholen werden bovendien gehusseld. ‘Dat vraagt om ieders
goodwill om flexibel te zijn.’
Een ander knelpunt was de afstemming tussen binnen- en buitenschoolse activiteiten. Dat was van
tevoren niet goed gepland. Eenmaal bezig constateerde de werkgroep dat het weinig zinvol zou zijn om
buiten schooltijd dezelfde workshops te geven als in de klas. Er moest een toegevoegde waarde zijn.
Gekozen is toen om de kinderen bij de bso decors en zelf instrumenten te laten maken en flyers en
posters voor de wijk te laten kleuren.
Die flyers en posters zijn ontworpen door drie studentes van de opleiding Cultuurmaatschappelijke
vorming van de Hogeschool Arnhem Nijmegen. Ze volgden het project en deden een stageonderzoek
naar hoe je de wijk bij een festival kunt betrekken. Uit hun enquête onder wijkbewoners blijkt dat
slechts weinig bewoners (3%) hun talent tijdens het festival willen tonen.
Dat bleek ook tijdens de festivals. Ondanks de verspreide flyers en posters en aandacht in de lokale
media viel de deelname vanuit de wijk tegen. ‘Bij Samsam waren uiteindelijk meer bewoners en ouders
die wat deden dan bij ‘t Palet. Misschien omdat Samsam het festival had gekoppeld aan een taart-
bakwedstrijd in samenwerking met buurtbakkers.’ In hun stageverslag adviseren de studentes om
| 39 |
wijkbewoners nog meer te stimuleren en nog meer ruchtbaarheid te geven. Een
greep uit hun tips voor een volgende keer: zorg voor aantrekkelijke websites met
veel foto’s en stimulerende citaten van bezoekers, geef alvast een voorproefje in
een winkelcentrum, onderhoudt de bestaande contacten met buurtbewoners,
loof een prijs uit. Van Haeften deed bovendien bij een van de andere Gelderse
projecten een idee op: maak een talentengids. ‘We moeten te weten komen
wat er in de wijk leeft en welke talenten er zijn. Dat moet je niet vlak voor een
festival doen, maar al veel eerder. Dan kun je bewoners eerder inschakelen en
betrekken bij je project.’
KiemenErop terugkijkend ziet Van Haeften dit project vooral als een mooie opstap.
Er zijn kiemen gelegd die gekoesterd moeten worden. Zo is de samenwerking
binnen de brede school hechter geworden. Dat uit zich nog niet in structurele
inhoudelijke samenwerking, maar wel in het vaste voornemen jaarlijks geza-
menlijk in juni een festival te houden.
Ook zijn leerkrachten, medewerkers en leerlingen enthousiaster voor muziek
geworden. Wel is het effect op het eigen muziekonderwijs weer weggeëbd.
‘Leerkrachten gebruiken de lessen uit de workshops niet meer. In die zin is het
incidenteel geweest. De vraag hoe je dat structureel maakt, is de vraag voor een
vervolgproject waar we binnen het programma Cultuureducatie met kwaliteit
mee bezig gaan. Dat moet uitmonden in een doorlopende leerlijn muziek.’
Een opbrengst is ook dat andere brede scholen aankloppen met vragen bij het
Cultuurpunt. Zo wil een school een internationaal festival organiseren. Voor Van
Haeften is dat geen kwestie van een draaiboek inpluggen, maar hij kan de
school wel laten profiteren van hier opgedane ervaringen. Bijvoorbeeld dat je
ervoor moet waken dat de basisschool alles doet: ‘Zorg voor gelijkwaardigheid van de bredeschoolpart-
ners, anders gaat de ene partij achterover leunen. Vaak wil de bso het leuk houden, terwijl de school
kinderen iets wil leren. Daar moet je goed samen over praten, dan kun je de kwaliteit vergroten.’
Waarbij hij benadrukt dat het streven naar kwaliteit nooit absoluut is, maar altijd moet passen binnen
de mogelijkheden van de school. Al koestert hij stiekem wel een ideaal voor cultuureducatie binnen de
brede school: ‘Een structurele doorgaande lijn van binnen- naar en buitenschoolse activiteiten, dat is
voor mij echt top.’
Kun
je n
og z
inge
n?
Zing
dan
mee
!
Voor de meeste leerkrachten en opvangmedewerkers is muziek een ver-van-hun-bedshow. Moeilijk en iets voor gevorderden, is hun associatie. Dat muziek ook leuk en laagdrempelig kan zijn, was de inzet van twee workshops die alle leerkrachten en me-dewerkers voorgeschoteld kregen. Zangdocente Sara di Marco wist met haar enthou-siasmerende aanpak iedereen daadwerkelijk aan het zingen te krijgen. In het Afrikaans nog wel. Eerst nog schoorvoetend, maar uiteindelijk zong iedereen uit volle borst mee. Hoezo moeilijk? Gewoon een kwestie van doen, leerde Di Marco hen.
Vervolgens kregen ze een workshop over wat ze met zo’n Afrikaans liedje in de klas konden doen. Om zo van zelf doen te komen tot anderen leren mee te doen. Behalve van hun eigen juf of meester kregen de kinderen ook muziekles van muziekdocenten van kunstencentrum De Stroming. Niet alleen zang, maar ook percussie en vioolspe-len. Ze leerden dat je al heel snel samen muziek kunt maken. Ook als je nog maar een toon of greep beheerst, kan het samen heel mooi klinken. De leerkrachten bleven erbij als hun leerlingen les kregen. De ontdekking voor iedereen: niet de techniek, maar het plezier in samen muziek maken blijkt de sleutel tot laagdrempelig muziekonderwijs.
| 41 |
Wijc
hen
‘t Pa
let
| 43 |
| 45 |
| 47 |
| 49 |
Wijc
hen
Partners in brede school Achterlo (Wijchen Noord)basisschool Samsam
peuterspeelzaal De Rakkertjes
bso De Eerste Stap
MEER Welzijn Wijchen
Partners in brede school Zuiderpoort (Wijchen Zuid)basisschool ‘t Palet
peuterspeelzaal De Rakkertjes
bso De Eerste Stap
MEER Welzijn Wijchen
Samsam1 directeur
13 leerkrachten
1 intern begeleider
1 RT-medewerker
1 administratief medewerker
200 leerlingen
‘t Palet1 directeur
20 leerkrachten
1 RT-medewerker
1 administratief medewerker
300 leerlingen
Bso10 medewerkers
5 groepen
Peuterspeelzaal6 medewerkers
3 groepen
Culturele partnerkunstencentrum De Stroming
Rol combinatiefunctionarisprojectleider
Duurzame veranderingjaarlijks festival
Overdraagbaar producteen raamplan voor festivals
Belangrijkste lesOm regelmatig te kunnen
overleggen moet iedereen
flexibel willen zijn.
Fact
s &
Figu
res
| 51 |
Het schoolplein is het hart van het bredeschoolproject in Neede. Daartoe is de basisschool een
samenwerking aangegaan met Ron ten Broeke, vanouds gymleraar en nu zelfstandig ondernemer en
bedenker van Beweeg Wijs: een methode om op het schoolplein te werken aan zowel beweging als
de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Directeur Co van Schaik vroeg Ten Broeke of dat
concept ook naar culturele activiteiten vertaald kon worden. ‘Deze directeur heeft een duidelijke visie
op cultuuronderwijs’, vertelt Ten Broeke. ‘Hij zegt: we worden weliswaar afgerekend op rekenen en
taal, maar andere aspecten van mens-zijn zijn ook belangrijk. Hij wil cultuur tot kloppend hart van de
school maken en kinderen laten groeien in samenzijn. Dat sluit aan op onze methode.’ En zo ontstond
Pleinkunst. Ook de buitenschoolse opvang (bso), waarmee De Marke samen een brede school vormt,
maar die in een ander gebouw zit, doet mee aan het project.
KleurrijkHet idee achter Beweeg Wijs en Pleinkunst is simpel: beschouw het schoolplein als een verlengde
van het klaslokaal en geef structuur aan de vrije tijd. ‘Het schoolplein is voor sommige kinderen een
jungle’, licht Ten Broeke toe. ‘Als je leerlingen vooraf leert spelen en heldere afspraken maakt, wordt
het er voor iedereen prettiger.’ Het gaat om ‘kleurrijk spelen’, waarbij pauzeactiviteiten, naar een idee
van gedragsdeskundige Erik Boot, aansluiten bij vijf kleuren ofwel vijf facetten van respectvol samen-
Het is koud en guur. Maar op het schoolplein van obs De Marke krijgen we een warme ontvangst. Onder een kraam staan enkele ouders oliebollen te bakken, als welkom in het nieuwe jaar voor alle leerlingen en teamleden. En ook bezoekers mogen een oliebol meepakken.
Nee
de
Bred
e sc
hool
Nee
de Sp
elen
d le
ren
op h
et s
choo
lple
in
| 53 |
spelen: zelfstandig spelen (blauw), om de beurt spelen (geel), samen delen van
materialen (oranje), samenwerken & rekening houden met elkaar (oranje) en
sportieve competitie (rood). Kinderen leren welke omgangsregels gelden bij elke
kleur. Bijvoorbeeld anderen ook eens de skelter gunnen (geel) of geen beentje
lichten bij het voetbal (rood).
‘Met dit concept kun je kinderen in de vrije tijd begeleiden’, legt Ten Broeke uit.
‘Het werkt preventief, blijkt uit onderzoek dat we hebben laten doen: er zijn
minder conflicten op het schoolplein.’
Ten Broeke heeft al zeven jaar ervaring met sportieve pleinactiviteiten. Voor het
bredeschoolproject ontwikkelde hij culturele activiteiten. Daarvoor huurde hij
muziekdocente Rita Rikhof als deskundige in. Bovendien dacht de plaatselijke
theatergroep Cluster mee over geschikte activiteiten. Rikhof bedacht activiteiten
rondom muziek, dans en muziek voor diverse leeftijden en met variaties binnen
de diverse kleurzones. ‘Haalbaarheid stond daarbij voorop. Een activiteit moet in
vijf minuten aan te leren zijn en door iedereen uit te voeren zijn.’
Ze putte veel uit vergeten liedjes en spelletjes als ‘Cowboy Billy Boem’, ‘Ik stond
laatst voor een poppenkraam’, linedance en emoties uitbeelden. ‘Ik heb gekozen
voor overdracht van erfgoed en duurzame activiteiten. Een pophit of iets van
YouTube is even leuk, maar veroudert snel.’ Gekozen is voor laagdrempelige
culturele activiteiten, aldus Rikhof. ‘Cultuur is dat wat van ons is, maar waar-
van we veel vergeten zijn. De saamhorigheid van samen zingen, dat heerlijke
schoolreisjesgevoel. Dat is simpel, maar o zo belangrijk. Het doel is meedoen en
beleving, samen plezier ervaren.’
JuniorcoachesBij Pleinkunst krijgen kinderen onder schooltijd een activiteit – een liedje, dansje
of toneelspel – aangeleerd. Daarvoor kunnen school en bso gebruikmaken van
een combinatiefunctionaris. Deze wordt deels vanuit de gemeente en deels vanuit de basisschool be-
taald om vijf uur per week pauzeactiviteiten te begeleiden. Helaas kreeg de eerste functionaris na drie
maanden een nieuwe baan en moest op stel en sprong een ander gezocht worden. Dat werd Jasmin
Oomen, eigenlijk tennisleraar, maar door Rikhof bijgespijkerd in muziek, dans en drama.
Oomen leert een nieuwe activiteit eerst aan leerlingen uit groep 8 aan. Deze leerlingen fungeren
vervolgens als juniorcoaches. Samen met de combinatiefunctionaris nemen ze uit de andere klassen
telkens groepjes van twaalf leerlingen mee naar het plein aan wie ze de activiteit overdragen. Op school
doen alle kinderen standaard mee, op de bso is deelname vrijwillig. De leerkracht van groep 8 maakt
een rooster wanneer welke leerlingen de klas uit gaan en wie hen begeleidt. ‘In het begin was het voor
leerkrachten even wennen, een groep leerlingen de klas uit’, vertelt Oomen. ‘Ik heb mezelf ook geleerd
om flexibeler te zijn. Als de rekenles even iets langer duurt, wacht ik tien minuutjes.’ Ook de junior-
coaches moeten soms even wennen. Staan alle achtstegroepers toch even besmuikt ‘Hoofd, schouders,
knie en teen’ te doen. De leerkracht spreekt met hen goed door wat hun rol is - coach en voorbeeld
voor de jongere kinderen – en dan vinden de meesten het heel leuk. Sommige achtstegroepers blijven
zich te stoer voelen om samen met kleuters ‘een suf liedje’ te zingen. Dan splitst Oomen de groep op
en laat ze de juniorcoaches afwisselend een sportieve en culturele activiteit begeleiden. ‘De coaches
moeten wel uitstralen dat ze het leuk vinden, anders werkt het niet.’
Als iedereen de activiteiten kent, kan Oomen ze op het schoolplein aanbieden. Twee keer per week staat
een pauze in het teken van Beweeg Wijs of Pleinkunst (zie kader). Leerlingen bepalen zelf of ze mee
willen doen of liever hun eigen spel spelen op de andere helft van het schoolplein.
DraagkrachtTen Broeke is enorm te spreken over de inzet en motivatie van de school. Wel heeft hij op sommige
momenten even gas terug moeten nemen. ‘Het Pleinkunstteam, met onder meer Jasmin en de leer-
kracht uit groep 8, liep soms vooruit op rest van het team. Toen hebben we even pas op de plaats
gemaakt en teamtrainingen gegeven om uit te leggen waar we precies mee bezig zijn.’
Oorspronkelijk was het plan om elk kwartaal met een andere kunstdiscipline aan de slag te gaan.
| 55 |
Dat bleek te hoog gegrepen. ‘We zijn teruggegaan naar drie, muziek, dans en
theater, in het vierde kwartaal hebben we herhaald.’ Je moet, zo stellen Ten
Broeke en Rikhof, een project als dit voortdurend afstemmen op de draagkracht
van een team. ‘Het is belangrijk dat de school zichzelf blijft. Als school moet je
nadenken over de vraag hoe druk zijn mijn mensen en hoeveel tijd kan ik in dit
nieuwe project steken? Wil ik onderwijstijd steken in kinderen beter leren spe-
len?’, vertelt Ten Broeke. Gekeken is naar wat haalbaar is voor alle partijen, voor
de leerkrachten en bso-medewerkers, de juniorcoaches, de combinatiefunctio-
naris en de leerlingen. ‘Dit project is niet pretentieus, maar bewust laagdrem-
pelig: dit kunnen we met zijn allen aan, nu en ook nog over tien of twintig jaar.
Je moet er gewoon rekening mee houden dat schoolteams, hoe gemotiveerd
ook, het superdruk hebben.’
Voorlopig is de combinatiefunctionaris dan ook nog onmisbaar om de pauze-
activiteiten te continueren. ‘Natuurlijk, als je een leerkracht faciliteert, kan het
ook. Maar je moet het wel inroosteren, want vanzelf gebeurt het niet.’ Op dit
moment zijn Ten Broeke en Rikhof samen met de schooldirecteur bezig subsidie
aan te vragen uit het programma Cultuureducatie met kwaliteit. Rikhof is bij de
gemeente Berkelland tevens in beeld om de organisatie van Algemene Muzi-
kale Vorming (AMV) voor het primair onderwijs te coördineren. Dat biedt weer
nieuwe mogelijkheden.
Een van de opbrengsten van het bredeschoolproject is dat de school straks een
geheel nieuwe speelplaats met kleurzones krijgt. Alle teamleden hebben samen
buiten rondgelopen en bepaald hoe ze het willen hebben: duidelijke speelplek-
ken en minder ‘toevallige’ begroeiing. Zo ligt er nu tegen het gebouw een brede
strook struiken. Dat worden straks de blauwe zelfspeelplekken. Verder wil de
school met het plein graag meer openheid naar de wijk uitstralen. ‘Deze school wil meer zijn dan een
gebouw. Een cultuurplek waar gespeeld wordt en ontmoetingsplaats in de wijk.’ Zover is het nog niet,
maar dat is wel waar Ten Broeke met zijn concept op wil koersen: ‘In onze visie begin je in de school,
dan het plein erbij en straks de hele wijk, de gemeenschap erbij. Samen spelen wordt dan samen leven.
Doe
mee
met
de
Ko
nijn
enpo
lka Op het schoolplein van obs De Marke zijn gekleurde lijnen getekend. De blauwe lijnen
geven de plekken aan waar kinderen lekker even alleen kunnen spelen. Bijvoorbeeld ‘Ik stond laatst voor een poppenkraam’ oefenen tegen de muur. In het oranje gebied laat combinatiefunctionaris Jasmin Oomen een stel kinderen woorden uitbeelden. Ze heeft kaartjes met woorden uitgedeeld, de kinderen beelden om de beurt dat woord uit en de anderen raden. Dit spel kan ook in het rode vlak gespeeld worden: dan wordt het een wedstrijdje tussen twee of meer teams. In het oranje gebied zijn leerlingen in duo’s aan het spiegelen: de een volgt de ander precies in zijn beweging en houdingen. Tijdens het aparte speelkwartier voor de onderbouw kunnen de kleuters ook lekker los in de diverse kleuren. Ze dansen bijvoorbeeld alleen of samen de Konijnenpolka en zingen ‘In holland staat een huis’.
| 57 |
Nee
de D
e M
arke
| 59 |
| 61 |
| 63 |
Nee
de
Partners in brede schoolobs De Marke
bso SKE Kinderopvang
School1 directeur
17 leerkrachten
2 onderwijsassistenten
2 intern begeleiders
1 administratieve kracht
1 vakleerkracht gymnastiek
240 leerlingen
Bso4 medewerkers
26 kinderen
(Culturele) partnersBeweeg Wijs; muziekdocent
en cultuurmakelaar Rita Rikhof
Cluster theatergroep
Rol combinatiefunctionaris plannen & begeleiden
van pauzeactiviteiten
Duurzame veranderingculturele en sportieve
pauzeactiviteiten
ontwerp voor een
nieuw schoolplein
Overdraagbaar productinstructiekaarten voor
culturele pauzeactiviteiten
Belangrijkste lesZorg dat de activiteiten
haalbaar zijn en blijven
voor het hele team.
www.obsdemarke.nl
www.beweegwijs.nl
Fact
s &
Figu
res
| 65 |
Het schoolgebouw dateert uit de jaren vijftig, met latere aanbouw voor een peuterspeelzaal. En sinds
augustus 2011 heeft ook een buitenschoolse opvang (bso) er zijn intrek genomen en vormt het drietal
de brede school Allesbijeen. Het initiatief daarvoor ging uit van de basisschool, vertelt directeur Frank
Koelen. In de slag om meer leerlingen wordt alles gedaan om de school aantrekkelijk te maken voor
ouders. ‘Vroeger moesten ouders voor opvang naar een ander dorp, nu krijgen ze bij ons een totaal-
arrangement van 2 tot en met 12 jaar voor de hele dag.’
Bovendien koos de brede school ervoor zich met cultuur te profileren. Dat lijkt een opvallende keuze
voor een plattelandsschool. Rhenoy, onderdeel van de gemeente Geldermalsen, telt enkele woon-
kernen. Naar een winkel, muziekschool of groot museum is het ver zoeken. Het is juist een logische
keuze, pareert Koelen. ‘Juist in een cultuurarme omgeving moet je cultuur de school binnenhalen,
zodat alle leerlingen kans krijgen er kennis mee te maken en je hen culturele bagage mee kunt geven.
Taal en rekenen bieden een goede basis, maar met cultuuronderwijs ontwikkel je nieuwsgierigheid en
betrokkenheid en dat is minstens zo belangrijk.’
Het is even zoeken in Rhenoy naar basisschool De Bloeiende Betuwe. De TomTom voert de nietsvermoedende reiziger naar snackbar De Smulmuis. ‘Dat komt vaker voor’, weet concierge Kees en hij navigeert met telefoon en zwaaiend op de ventweg het bezoek enkele honderden meters verder. Daar, langs de provinciale weg van Geldermalsen naar Leerdam ligt de school, in de knusse omhelzing van een appelboomgaard.
Rhen
oyBr
ede
scho
ol A
llesb
ijeen
Cultu
reel
bak
en in
de
boom
gaar
d
| 67 |
BehapbaarDe provinciale subsidieregeling betekende voor Allesbijeen een kans om werk te
maken van haar culturele ambities. Door samen het project aan te gaan konden
de bredeschoolpartners elkaar bovendien beter leren kennen. ‘De start van de
brede school en het cultuurproject lagen dicht bij elkaar en dat versterkte elkaar
op een positieve manier’, vertelt Koelen.
Hij en zijn collega-managers van bso en peuterspeelzaal zagen vooral de kan-
sen van het project, de mensen op de werkvloer waren behoudend en bang
voor weer extra taken erbij. Dat moet je serieus nemen, stelt Koelen. ‘Zo’n
project moet geen speeltje blijven van de managers, alle medewerkers moeten
erachter staan en de meerwaarde voor zichzelf en de kinderen zien.’
De aftrap vond plaats met het Cueka-spel: onder leiding van EDU-ART bogen
alle medewerkers van de brede school, de betrokken combinatiefunctionaris en
twee medewerkers van de culturele partner in het project, Kunstfort Asperen,
zich over vragen als wat willen we met cultuureducatie, hoe willen we het en
hoe zorgen we dat het behapbaar blijft? ‘Bijzonder was dat we het verrassend
snel eens waren met elkaar over wat er binnen- en buitenschools zou moeten
gebeuren en wat voor iedereen haalbaar is’, vertelt Koelen. ‘Het scheelt ook dat
we hier korte lijntjes hebben en dat school, peuterspeelzaal en bso elkaar goed
kennen.’
De brede school wil kinderen kennis laten maken met alle kunstdisciplines en
met erfgoed. Daarbij is gekozen voor een geleidelijke uitbouw, te beginnen met
muziek en erfgoed en als dat goed op de rails staat, telkens nieuwe disciplines
erbij halen. ‘Zo blijft het te overzien.’
De partners streven doorgaande lijnen na: van peuters tot en met groep 8
en van binnen- naar buitenschools. Concreet betekent dit dat ze de jaarplan-
ning op elkaar afstemmen. De peuterspeelzaal werkt bijvoorbeeld met dezelfde
thema’s als de kleuterklas. Twee keer per jaar is er een zogeheten clusterperiode van zes weken waarin
alle reguliere lesuren voor kunst besteed worden aan een speciaal muziek- of erfgoedproject. Na de
kennismaking in de klas is er voor wie meer wil een naschools aanbod in de bso of in workshops met
de combinatiefunctionarissen. De echte fans kunnen zich, laatste stap in dit drietrapsmodel, aansluiten
bij een vereniging.
Om leerkrachten en bso-medewerkers niet op te zadelen met extra taken is gezocht naar externe
deskundigen die gastlessen komen geven. Zo krijgt het cultuuronderwijs diepgang en kwaliteit. ‘Dat
vergde wel een omschakeling bij de leerkrachten’, vertelt Koelen. ‘Ze moesten de gastlessen inroosteren
en hun eigen programma aan de kant zetten. Want we willen per se niet dat de gastlessen bovenop de
reguliere kunsturen komen, maar deze juist vervangen. Alleen zo kun je het goed borgen. En uitein-
delijk levert dat de leerkracht tijd en ruimte op.’
GastlessenNet als elke brede school in de gemeente Geldermalsen kan de school vier keer per jaar drie weken
lang beschikken over een combinatiefunctionaris. De school heeft dat geclusterd tot twee keer zes
weken, waarin de combinatiefunctionaris gastlessen kunst, muziek en erfgoed verzorgt.
Daarnaast is de brede school op zoek gegaan naar culturele partners om structurele samenwerking
mee aan te gaan. Kunstfort Asperen is vanaf de start bij het project betrokken. Al snel bleek dat de
wederzijdse verwachtingen niet helemaal spoorden, vertelt schooldirecteur Koelen. ‘Het fort hoopte op
een deel van de projectgelden, maar die financiële verwachtingen konden wij niet waarmaken. Dat was
voor hen een domper. Wij hadden er juist op gerekend dat medewerkers van het fort gratis gastlessen
zouden verzorgen. Bij hen stond niet voorop dat de gelden zo dicht mogelijk bij de kinderen besteed
moesten worden en ze moesten even nadenken: wat hebben wij hier nou aan?’
Uiteindelijk bestaat de bijdrage van het fort uit het geven van een rondleiding van leerlingen tijdens
hun bezoek (tegen normale entree) aan het fort. Verder stelde het fort de leskist De Hollandse Water-
linie beschikbaar. De brede school vroeg de combinatiefunctionaris zich hierin te verdiepen en lessen
erfgoed te verzorgen voor de groepen 5/6 en 7/8. Op de vraag waarom dit is uitbesteed aan een
| 69 |
combinatiefunctionaris, antwoordt Koelen: ‘Leerkrachten zitten al zo vol. Boven-
dien gaat het om lessen in verschillende groepen, voor ons is het efficiënt als
een persoon die kan geven.’
Dankzij de gemeentelijke bredeschoolregisseur Patricia Kraan vond Allesbijeen
nog een samenwerkingspartner, muziekvereniging Voorwaarts. Deze vereniging
telt zo’n dertig leden, maar heeft een kwijnende jeugdafdeling. ‘Dat laatste was
de reden waarom ze graag met ons willen samenwerken’, vertelt Koelen.
Enkele orkestleden verzorgen gastlessen op school. Zo maakte groep 5/6 een
reis door de muziek, afgesloten met een schooloptreden samen met het orkest.
Daarna meldden 27 leerlingen uit de bovenbouw zich aan voor extra verdieping
tijdens de bso. Acht leerlingen volgden bovendien een tweede verdiepingsronde,
uitmondend in een kerstoptreden. Daarvan hebben zes zich inmiddels opgege-
ven voor de jeugdafdeling van Voorwaarts. ‘Dat betekent dat ze het echt leuk
vinden, want ze moeten daarvoor wel naar een ander dorp’, aldus Koelen. ‘Iets
wat ze anders niet gedaan hadden. Doordat ze het zelf meegemaakt hebben, is
de muziek dichterbij gekomen en zetten ze die stap wel.’
Een vrij nieuwe partner is een amateurfotograaf die in Rhenoy cursussen voor
volwassenen geeft. Hij heeft in de klas een kennismakingsles verzorgd en daar-
na hebben tien leerlingen zich opgegeven voor een naschoolse cursus. Binnen-
kort komt er een expositie van hun werk in de aula van de school.
Brom-mobielOver ruimte heeft deze school niet te klagen: er is een gym- annex muziek-
lokaal, een handvaardigheidslokaal en een buitensportveld. Deze ruimtes wor-
den ook gebruikt door bso en peuterspeelzaal. ‘Alles loopt hier in elkaar over’,
vertelt Koelen. ‘De ruimtes zijn van iedereen.’
De brom-mobiel, een elektrische bromfiets met plaats voor tien kinderen is aangeschaft met het pro-
jectgeld en geld van de bso. De bso gebruikt deze bijna dagelijks om er kinderen uit de naburige kernen
mee op te halen en de school gebruikt de brom-mobiel voor excursies, bijvoorbeeld naar het Kunstfort.
Aan de voorkant ligt in de tuin een omgeploegd stuk land te wachten om moestuin te worden. Dat idee
ontstond toen er in Kunstfort Asperen een tentoonstelling over voeding kwam. Voor de realisatie van
de moestuintjes – voor elke groep eentje - heeft Patricia Kraan voor de school samenwerking gezocht
met de Groen-opleiding van Helicon. Studenten kwamen op school lessen geven over gezonde voeding
en over wat er allemaal nodig is om een moestuin aan te leggen. Het is de bedoeling dat tweedejaars-
studenten als stageopdracht straks komen helpen bij de aanleg en het inzaaien van de moestuintjes en
dat vierdejaarsstudenten helpen bij het onderhoud. De kinderen van de bso zorgen voor het dagelijks
onderhoud. Een mooi plan, maar in de praktijk wat weerbarstig, heeft Koelen inmiddels ondervonden.
‘Het ligt even stil. Het blijkt erg lastig om ons rooster, de stageperiodes van de studenten en het beste
seizoen voor inzaaien samen te laten komen. Mocht het met de studenten toch niet lukken, dan probe-
ren we het met ouders en andere vrijwilligers te regelen. Die dan ooit beloond gaan worden met een
gezonde maaltijd met groenten uit de schooltuin.
OpbrengstenDankzij het projectgeld heeft Allesbijeen materialen aan kunnen schaffen voor de muzieklessen en de
moestuin. Maar de opbrengsten van het project zijn veel ruimer. ‘Het mooie is dat er voor een kleine
dorpsschool in een cultuurarm gebied toch in de omgeving nog veel te halen blijkt. Zonder de gastles-
sen waren kinderen nooit zo bezig gegaan met muziek, fotografie en erfgoed. Dat is de grote winst van
dit project. Je kunt van leerkrachten niet verwachten dat ze perfecte kunstenaars of muzikanten zijn.
Dankzij onze partners kunnen we nu meer bieden dan andere scholen.’
Van een eenmalig experiment is in Rhenoy geen sprake, de school gaat door op de ingeslagen weg.
Daarbij wordt, vooral met hulp van de combinatiefunctionarissen, ook nieuwe didactiek beproefd. Zo is
in groep 7/8 geëxperimenteerd met diverse vormen van leerlingportfolio’s. Op basis daarvan is gekozen
| 71 |
voor een digitaal leerlingportfolio: alle leerlingen uit groep 7/8 maken voortaan
een foto van elk kunstwerkstuk en schrijven daarbij een reflectie: Wat was ook
alweer de opdracht? Hoe heb ik die uitgevoerd? En wat heb ik daarbij geleerd?
De schoolwebsite is vernieuwd, zodat leerlingen zelf eigen pagina’s kunnen ma-
ken voor hun portfolio. ‘Het is nog even wennen en we zijn nog aan het zoeken
of leerlingen dat onder de les of als huiswerk moeten doen’, vertelt Koelen.
‘Maar we vinden het een waardevol instrument. Zo geef je leerlingen mee dat
het belangrijk is stil te staan bij wat je gedaan hebt.’ De eigen reflectie wordt
straks onderdeel van de beoordelingen van de kunstwerkstukken.’
In het oorspronkelijke projectplan was sprake van een nulmeting en na-
meting, om de opbrengst voor leerlingen in beeld te brengen. Dat is er niet
van gekomen. ‘We hebben er wel over nagedacht, maar het culturele niveau
van kinderen is moeilijk in harde cijfers uit te drukken.’ Koelen is er echter van
overtuigd dat het project meerwaarde heeft gehad voor school en leerlingen. ‘Er
is meer diepgang gekomen in de kunstlessen. We zijn erin geslaagd leerlingen te
enthousiasmeren, vooral voor muziek. Maar ook over het fort zeiden kinderen:
ik wist niet dat het er was! Ze kenden eerst hun eigen omgeving niet, nu wel.
Ze maken nu veel actiever kennis met de kunstdisciplines en wat er hier in de
buurt allemaal te beleven valt.’
Erfg
oed
om d
e ho
ek
Wie ben ik? Houd een peuter een spiegel voor en hij kijkt gefascineerd naar zich-zelf. Oudere kinderen kijken wat verder om zich heen bij het zoeken naar een ant-woord. Bijvoorbeeld naar hun familie of naar de plek waar ze wonen. Op brede school Allesbijeen vormde de vraag ‘wie ben ik?’ de opmaat voor een erfgoedproject. De combinatiefunctionaris verzorgde activiteiten en lessen in de peuterspeelzaal en de klas. Peuters maakten een eigen paspoort. Kleuters knutselden een stamboom waarin ze foto’s van hun ouders en opa’s en oma’s hingen. De bovenbouw trok het eigen dorp in. Ze interviewden dorpsbewoners die hen verhalen over hun woonplaats vertelden. Ze filmden de gesprekken en de gemonteerde films werden vertoond in het dorpshuis van Rhenoy. Leerzaam voor hen, leuk voor de hele dorpsgemeenschap. Of zoals directeur Frank Koelen het formuleert: ‘Als brede school willen we ook een maatschappelijke spil in de omgeving zijn.’
youtube.com/watch?v=KKrIDhD1GHsyoutube.com/watch?v=4Atm2lCR1ik
| 73 |
Rhen
oy
| 75 |
| 77 |
| 79 |
| 81 |
Rhen
oy
Partners in brede schoolobs De Bloeiende Betuwe
peuterspeelzaal ’t Hummeltje
bso Villa Spetter
School1 directeur
5 leerkrachten
1 onderwijsassistent
91 leerlingen
Peuterspeelzaal2 medewerkers
16 peuters
Bso3 medewerkers
15 kinderen
Culturele partnersKunstfort Asperen
muziekvereniging Voorwaarts
Rol combinatiefunctionarissenverzorgen in clusterperiodes
gastlessen erfgoed en kunst
(2 keer zes weken per schooljaar)
Duurzame veranderingstructurele afspraken met
culturele partners;
leerlingportfolio in groep 7/8;
halfjaarlijkse clusterperiode met
gastlessen muziek en/of
erfgoed; cultuurbeleidsplan
Overdraagbaar productleerlingportfolio
Belangrijkste lesSpreek de wederzijdse
verwachtingen tijdig en goed
door met je (culturele) partners.
www.debloeiendebetuwe.nlFact
s &
Figu
res
| 83 |
Sinds augustus 2008 zetelen hier drie basisscholen – een openbare, een katholieke en een christelijk-
confessionele – die allen een voet aan de grond in de nieuwe wijk wilden hebben. En omdat de
gemeente bij nieuwe scholen verordonneert dat het brede scholen moeten zijn, vormen de drie een
brede basisschool. Maar het blijven drie afzonderlijke scholen met ieder een eigen concept, vertelt Ied
Nova, projectleider en directeur van obs Het JongLeren. En doordat elke school leerlingen wil binnen-
halen, is samenwerking soms best lastig. ‘Een brede school is gemakkelijker als er slechts een basis-
school bij betrokken is. Ik zie basisscholen meer samenwerken met buitenschoolse opvang dan met
elkaar. En dan heb je ook nog eens drie schoolbesturen waarmee je moet dealen.’
Elke basisschool heeft dan ook een duidelijke eigen ingang en binnen in het gebouw heeft elk letterlijk
en figuurlijk zijn eigen kleur. De provinciale pilot is aangegrepen om de onderlinge samenwerking te
verstevigen en meer inhoud te geven. ‘In 2008 hadden we afgesproken om eens per twee jaar iets
samen te doen en ons gezamenlijk in de wijk te profileren. Maar dat hoeft je onderwijs niet te raken.
Door dit project konden we het grootser aanpakken.’
DuurzaamheidDe drie basisscholen plus de peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang (bso) hebben afgesproken een
gezamenlijk project te doen rondom cultuureducatie en duurzaamheid. ‘Je kunt in principe elk thema ver-
Aan de ene kant een brede, drukke straat, aan de andere kant nog, voor zolang het duurt, weilanden. En naast het schoolplein een Hema-filiaal. De noodbouw van brede school Het Kwintet maakt deel uit van een klein winkelcentrum in de Zuid-Arnhemse nieuwbouwwijk Schuytgraaf.
Arnh
emBr
ede
scho
ol H
et K
win
tet i
n Ar
nhem
-Zui
d Sa
men
de
toek
omst
ont
wer
pen
| 85 |
binden aan cultuureducatie’, licht Nova toe. ‘Voor ons is cultuur meer dan kunst,
het staat voor een levenswijze en voor creativiteit, voor reflectie en voor uiting
geven aan je gedachten en emoties. Binnen onze school is cultuur in die brede
zin net zo belangrijk als taal en rekenen. Een kind moet in deze tijd meer kunnen
dan alleen cognitieve vaardigheden, cultuur kan bijdragen aan creatieve oplossin-
gen.’ Cultuureducatie leert kinderen op een nieuwe manier naar hun omgeving
kijken en deze te verbeelden en (opnieuw) vorm te geven. Dit werd in het project
‘Ontwerpen voor de toekomst’ gecombineerd met de didactiek van ontwerpend
leren: kinderen zouden hun wijk Schuytgraaf onderzoeken en onder begeleiding
van beeldend kunstenaars ontwerpen maken voor de toekomst van deze wijk
(zie ook kader).
Alle medewerkers van de school, peuterspeelzaal en bso en de kunstenaars
bespraken de plannen tijdens een opstartavond. Daar bleek dat kunstenaars
en brede school medewerkers niet dezelfde taal spraken. ‘Leerkrachten willen
houvast, terwijl kunstenaars zeiden: al doende ontstaat het’, vertelt Nova. ‘Dat
vonden de medewerkers te vaag. Ze wilden weten: wat moet het worden en
wat moeten we doen om dat en dat eindresultaat te krijgen? Ze redeneren: oké,
er moet een billboard gemaakt worden en leerlingen mogen zelf bedenken in
welke vorm. De kunstenaars zeggen daarentegen: we weten helemaal niet of
het wel een billboard zal worden. Het duurde lang voordat het helder was dat
we langs elkaar heen praatten. Dat is een proces op zich.’ Uiteindelijk is gekozen
voor meer geleide opdrachten. ‘De verwachtingen van de kunstenaars waren
voor ons nog te hoog gegrepen.’ Overigens ziet Nova juist in die vrijere aanpak
van kunstenaars hun toegevoegde waarde: ‘Ze durven meer en denken buiten
kaders. Dat is inspirerend. Hun materiaalkeuze is ook spannender dan wij zou-
den hebben kunnen bedenken.’
Behalve de twee kunstenaars die Nova via EDU-ART had gevonden, werd contact gelegd met een kunste-
naarswerkplaats in de wijk. Hier mochten alle bovenbouwleerlingen een middag in de ateliers aan de
slag gaan. Daarnaast is samengewerkt met het Natuurcentrum Arnhem. Die leverde input voor en
dacht mee over lessen over duurzaamheid. Zo brachten kinderen een bezoek aan het Watermuseum.
Naïef Achteraf op het project terugkijkend ziet Nova diverse dingen die ze nu anders zou aanpakken.
Allereerst zou ze nooit meer zelf de rol van projectleider op zich nemen. ‘Het heeft me enorm veel tijd
gekost, tijd die ik onttrek aan de school waarvan ik directeur ben. Bij alles wat mis loopt, kloppen ze
bij jou aan. Dat heb ik me van tevoren onvoldoende gerealiseerd. Bij de andere projecten zag ik dat
er aparte projectleiders waren, bijvoorbeeld een combinatiefunctionaris. Dat is echt beter.’ En hoewel
Nova gesecondeerd werd door de bredeschoolcoördinator voor Arnhem-Zuid, had ze ook graag onder-
steuning gehad van een combinatiefunctionaris. Die was er helaas niet.
Ook zijn de bredeschoolpartners mogelijk wat naïef in het project gestapt, denkt Nova. ‘We hebben van
tevoren niet samen gepraat over onze onderwijskundige visie. Dat is wel wat achteloos. Iedereen zei
spontaan ‘ja’ tegen het project, maar we hebben ons pas later gerealiseerd wat er allemaal bij kwam
kijken.’ Bijvoorbeeld dat het nog niet zo eenvoudig is om gezamenlijke overlegmomenten te vinden, om
nog maar te zwijgen van het afstemmen van de verschillende visies. ‘Voor de bso en de opvang bleek
het lastig om een leidster vrij te maken voor vergaderingen, ze moeten dan een vervanger betalen. De
les voor de volgende keer is dan ook: plan vergadertijd al ruim van tevoren in en zorg dat het er niet
steeds bovenop komt.’
Nova benadrukt dat regelmatig overleg belangrijk is om het project goed te laten landen op de werk-
vloer. Bovendien was in hun geval versterking van onderlinge samenwerking een van de beoogde doelen.
‘Dat is deels gelukt, maar je moet kritisch zijn: er is meer samenwerking en we hebben gezamenlijk iets
gepresenteerd, maar het is moeizaam verlopen. Dat komt vooral door de verschillende culturen en de
logge structuur. Elke directeur moet het bij het eigen team inbrengen. De teamleden moeten bereid
zijn buiten de eigen toko te kijken.’
| 87 |
Minder concurrentieTot zover de kritische noten. Want het proces mag dan soms moeizaam zijn
verlopen en Nova mag dan soms vertwijfeld zijn geweest door de enorme berg
werk, er is ook iets moois tot stand gebracht. Hoewel er (nog) geen gezamen-
lijke pedagogische visie is geformuleerd, zijn er wel onderlinge afspraken over
gebruik van het gebouw en de omgang met elkaar. ‘Leerlingen weten dat in het
hele gebouw dezelfde regels gelden. Zo ontstaat er wederzijds respect.’
Waar in eerdere projecten iedere partner het apart op zijn eigen manier deed,
was er nu voor het eerst sprake van een echt Kwintet-project. Bij de eindpre-
sentatie voor ouders en wijkbewoners zijn alle kunstwerken van de kinderen
door het hele gebouw tentoongesteld, waarbij alle ‘bloedgroepen’ door elkaar
liepen. ‘Het is ons gelukt om de sfeer van onderlinge concurrentie te verminde-
ren en echt samen met hetzelfde bezig te zijn. De inhoud is daarbij een beetje
ondergesneeuwd, althans we hebben daar onze ambities iets moeten bijstellen.
Er is geen duurzaam kunstwerk van leerlingen in de wijk gekomen, zoals ons
aanvankelijk voor ogen stond. Maar dat is niet erg: je moet je project aanpassen
aan de mogelijkheden in de praktijk. Daarbij hebben de kinderen echt mooie
dingen gemaakt en hebben ze er enorm van genoten.’
Dankzij het project is de bredeschoolgedachte dichterbij gekomen. De partners
gaan zeker weer een gezamenlijk project doen, zij het, mede afhankelijk van
het budget, kleinschaliger. Bovendien werkt de prille samenwerking door in de
plannen voor de nieuwbouw. ‘Bij ons zul je straks geen drie wipwappen en
drie zandbakken zien, we hebben afgesproken dat er een gezamenlijke speel-
plaats komt. Die dingen neem je wel mee. We krijgen straks ook binnen diverse
gezamenlijke ruimtes.’ Natuurlijk zal elke basisschool de eigen signatuur
behouden en kunnen ouders blijven kiezen voor atelieronderwijs, dalton of jenaplan. ‘Maar om de
brede school gedachte verder uit te bouwen moeten we minder concurrentie voelen en partners heb-
ben die alles wat samen kan, ook daadwerkelijk samen doen. We hebben laten zien dat dat kan.’
Putd
ekse
ls e
n ee
n lim
onad
emon
ster
Drie weken lang stond brede school Het Kwintet in het teken van cultuur en duur-zaamheid. Twee beeldend kunstenaars lieten alle kinderen van 2 tot en met 12 jaar opnieuw kijken naar hun eigen omgeving. Welke sporen van anderen vinden we daar en welke sporen zouden we zelf achter kunnen laten? En hoe kunnen we onze omge-ving mooier maken door afval op een creatieve manier te hergebruiken?
De peuters maakten takken waaraan ze gevonden voorwerpen hingen. De kleuters maakten een kijkdoos. Daarin plakten ze een foto van zichzelf: ik & mijn omgeving. De kinderen uit de middenbouw gingen op onderzoek in de wijk. Hun thema was de Onderwereld: wat zou er allemaal te beleven zijn onder het asfalt en de klinkers? Ze lieten hun fantasie los op putdeksels. De bovenbouwleerlingen ontwierpen grote etalages waarin ze hun wijk te tentoonstel-den. Ze brachten bovendien een bezoek aan een atelier in de kunstenaarswerkplaats in de wijk. Daar ontstond een groot kunstwerk gemaakt van afval. Elke klas bouwde verder waar de vorige was opgehouden. Letterlijk een Gesamtkunstwerk dus. De bso ten slotte verzamelde weken lang de lege pakjes drinken van de kinderen. Daarvan maakten ze samen met de kinderen een enorm limonademonster, Sappie.
| 89 |
Arnh
em H
et K
win
tet
| 91 |
| 93 |
| 95 |
| 97 |
Arnh
em
Partners in brede school obs het JongLeren
katholieke basisschool De Gazelle
interconfessionele basisschool Confetti
bso De Parade
peuterspeelzaal De Stampertjes
dagopvang De Kleine Wereld
JongLeren1 directeur
13 leerkrachten
1 intern begeleider
1 administratieve kracht
1 vakleerkracht gymnastiek
193 leerlingen
De Gazelle1 directeur
7 leerkrachten
1 intern begeleider
1 administratieve kracht
1 bewegingsspecialist
1 special teacher
1 ICT-onderwijsbegeleider
180 leerlingen
Confetti1 directeur
8 leerkrachten
1 intern begeleider
1 administratieve kracht
140 leerlingen
Peuterspeelzaal34 peuters
Bso8 medewerkers
gemiddeld 110 kinderen
Dagopvang126 kinderen (0-4 jaar)
(Culturele) partnersbrede school coördinator
2 beeldend kunstenaars
kunstwerkplaats in de wijk
Natuurcentrum Arnhem
Rol combinatiefunctionarisgeen
Duurzame veranderingbetere onderlinge
samenwerking
tweejaarlijks een
bredeschoolbreed project
Belangrijkste lesZorg dat de projectleider
gefaciliteerd is, het is geen
taak die je er als schooldirec-
teur ‘eventjes’ bij kunt doen.
www.hetjongleren.net
www.de-gazelle.nl
www.basisschool-confetti.nl
Fact
s &
Figu
res
| 99 |
Het multifunctioneel centrum voor onderwijs en opvang, zoals de brede school hier heet, is eind 2008
in gebruik genomen en begin 2010 officieel geopend. Door een groeiend leerlingaantal kwam toen-
malige basisschool Koningin Juliana (sinds 2010 omgedoopt tot De Dobbelsteen) te krap in haar jasje
te zitten. Nieuwbouw werd aangegrepen om een brede school te worden, samen met peuterspeelzaal,
buitenschoolse opvang (bso) en GGD. De partners hebben ieder hun eigen afdeling in het gebouw.
Het initiatief om deel te nemen aan de provinciale pilot voor cultuureducatie in de brede school kwam
van de schooldirecteur. ‘De Dobbelsteen voert als motto veelzijdig onderwijs en daar hoort talent-
ontwikkeling bij, ook op cultureel gebied’, vertelt leerkracht en icc’er Andrea Schaap. Op uitnodiging
van de directeur werd ze gedurende het project benoemd als combinatiefunctionaris. Haar taak: het
organiseren van dagarrangementen.
Brede school ‘t Speelveld in Brummen mag zich gelukkig prijzen met prachtige nieuwbouw. De bezoeker komt binnen in een ruimtelijke hal met veel licht en kleur. De glazen wand langs de trap en de balustrade is samen met kunstenaar Bart Drost versierd met in het melkglas aangebrachte kindertekeningen. Waar veel basisscholen moeten woekeren met ruimte kan De Dobbelsteen beschikken over voldoende opbergruimte, een aparte kamer voor RT, een muzieklokaal, een handvaardigheidslokaal en een ruime koffiehoek voor de leerkrachten. Er is een grote gymzaal met een wegvouwbare wand, zodat een grote zaal voor muziek- en theateroptredens ontstaat.
Brum
men
Bred
e sc
hool
‘t S
peel
veld
Ook
oude
rs h
ebbe
n ku
nstz
inni
ge ta
lent
en
| 101 |
Muzikale taalSchaap besloot in te zetten op muziek en dans. ‘Ooit hadden we een vakdocent
voor Algemene Muzikale Vorming (AMV), maar die is wegbezuinigd. Dit project
bood een mooie kans om kinderen toch kennis te laten maken met muziek.’
Samen met partners Muzibas, een lokale organisatie voor muziekprojecten in
het primair onderwijs, en gymnastiekvereniging Sparta boog Schaap zich over
een aantrekkelijk programma voor binnen- en buitenschoolse muzieklessen.
Ze begonnen met groep 5/6. Schaap wilde hier graag muziek en dans com-
bineren met taal. ‘In deze groepen scoren onze leerlingen slecht op de Cito-
taaltoetsen. Door taallessen te verpakken in muziek- en danslessen hopen we
hun prestaties en plezier in taal te vergroten’, licht Schaap toe. Ze vroeg de
partners om een lessenserie muziek & taal en dans & taal te bedenken rondom
het thema Vervoer uit de taalmethode van de school. Zo ontstond ‘Stap maar
in’: een binnenschoolse kennismakingsles en drie (muziek) of vier (dans) aan-
sluitende buitenschoolse lessen.
Erop terugkijkend vond Schaap dat vooral muziek & taal goed opgezet was, dans
& taal kwam iets minder uit de verf. ‘Achteraf bezien hebben we dingen onvol-
doende goed doorgesproken en van elkaar gedacht dat we het wel begrepen.
Een goede les voor de volgende keer: communicatie is zo belangrijk!’
Een goede les was ook om de lessen niet aan te kondigen als taallessen, maar
als lekker dansen of muziek maken. ‘Als je het taal noemt, is het voor kinderen
meteen schools en hoogdrempelig, daar hebben ze op de bso geen zin in. De
tweede keer hebben we het aangeboden als een coole hiphopmiddag in plaats
van als taal & hiphop. De kinderen gingen lekker dansen en muziek maken en
hadden niet door dat ze ook met taal bezig waren.’
Harde cijfers over verbeterde taalprestaties heeft Schaap (nog) niet. ’Maar ze
hebben echt op een andere manier geleerd. Begrippen als ‘tegenstelling’ en ‘verkeersituatie’ hebben
ze al doende geleerd. Bovendien zijn ze veel meer dan voorheen in aanraking gekomen met kunst-
disciplines. Ze konden lekker bezig zijn, ook na school.’
Gezien het succes zijn ook voor de andere leeftijden activiteiten opgezet. Zo ging groep 7/8 aan de slag
met taal en hiphop en deden de onderbouw en de peuters Muziek op Reis, gekoppeld aan het thema
‘Hallo wereld’ van de Kinderboekenweek 2012 (zie ook kader).
Een groot succes bleken ook de damlessen. Dat bleek wel uit de deelname aan het gemeentelijke
schooldamtoernooi. Was daar voorgaande jaren weinig animo voor vanuit hun school, de laatste keer
hebben vijftien leerlingen van De Dobbelsteen meegedaan.
TopdownBasisschool De Dobbelsteen maakt deel uit van schoolbestuur Archipel die nog zes basisscholen in de
gemeente Brummen telt. Er is onderling de nodige concurrentie. Toen Schaap combinatiefunctionaris
werd, gaf dat scheve ogen. Wij willen ook wel zo’n extra kracht, zeiden de andere basisscholen.
Vervelend en vreemd, vond Schaap, want die andere scholen hadden ook hun nek kunnen uitsteken:
‘Toen de gemeente de mogelijkheid van een combinatiefunctionaris aanbood, was binnen schoolbestuur
Archipel onze school de enige die zei wel een combinatiefunctionaris te willen.’ Bovendien stonden de
naschoolse activiteiten die Schaap organiseerde, open voor alle kinderen uit de gemeente. ‘Er hebben
inderdaad ook kinderen van andere scholen meegedaan. Toch hoorde ik van collega’s van andere scho-
len: wij hebben er niks van gemerkt. Ook hier geldt weer: we hadden de andere scholen van tevoren
beter moeten informeren.’
Maar ook de grote afstand tussen schoolbestuur plus directie en de werkvloer speelde mee. Dat de
deelname aan het project topdown tot stand is gekomen, heeft haar in eigen huis ook wel eens parten
gespeeld. ‘Onder het team leeft het nog niet erg. Collega’s vroegen me wat ik nou eigenlijk deed. Dat
komt ook omdat de directeur de aanvraag al de deur uit had gedaan en toen pas het team op de hoogte
stelde. De omgekeerde volgorde was beter geweest: eerst peilen bij het team en daar draagvlak creëren
en dan samen in het project stappen.’
| 103 |
Hoe belangrijk draagvlak is, heeft Schaap ook ervaren in de samenwerking met
de partners uit het gebouw, de bso en de peuterspeelzaal. Hoewel ze hetzelfde
gebouw deelden, kenden de medewerkers van de opvang en de school elkaar
nauwelijks. Om kennis met elkaar te maken was er twee keer een gezamenlijke
lunch voor alle medewerkers, waarbij ze een visiespel deden en zelf de muziek-
en dansles kregen die de kinderen later ook zouden krijgen.
Belangrijk, maar nog niet voldoende, weet Schaap. Zo ontdekte ze gaandeweg
dat de bso helemaal niet zo blij was met de door haar bedachte naschoolse
activiteiten. ‘Normaal bedacht de bso die activiteiten en nu deed ik dat opeens.
Dat de bso geen inspraak had gehad, gaf frictie. Het had onder meer tot gevolg
dat een naschoolse activiteit door gebrek aan aanmeldingen niet door kon gaan.
Dat was een belangrijk keerpunt: we moeten het samen doen, anders voelen zij
zich gepasseerd en wordt het geen succes. Als de bso-medewerkers enthousiast
zijn, stimuleren ze ook de kinderen om mee te doen.’
Samen doen betekent ook af en toe water bij de wijn doen. School en bso heb-
ben nu eenmaal een andere insteek, vertelt Schaap. ‘Voor ons is de verbinding
met school en leren heel belangrijk, de bso gaat het vooral om speelse en ont-
spannen activiteiten. Lekker kleien of een nagelcursus vinden ze prima, maar
dat vinden wij te weinig met leren te maken hebben. Dat soort dingen ontdek je
pas als je met elkaar in gesprek gaat.’
Van geen contact naar bijna wekelijks even bij elkaar binnen lopen, dat is de
winst van dit project. En er is op dit punt nog veel meer winst te behalen,
denkt Schaap. ‘Het overleg op de werkvloer kan nog beter. We zijn druk bezig
met het schrijven van een gezamenlijke pedagogische visie en we hebben een
samenwerkingsdocument. Maar het is belangrijk dat het gedragen wordt door
iedereen.’ Een klein voorbeeldje. Voor Serious Request had de school de succes-
volle actie Serious Dobbelsteen georganiseerd. Een week later had de bso voor
hetzelfde doel een sponsorloop willen houden. De animo daarvoor viel tegen. ‘Als we onze krachten
gebundeld hadden, was het beter geweest.’
TalentengidsUit de projectsubsidie zijn de lessen door vakdocenten van Muzibas betaald. Omdat de brede school
ook na afloop van het project door wil gaan met het bieden van dagarrangementen is Schaap samen
met een communicatieadviseur vanuit het schoolbestuur aan de slag gegaan met het ontwikkelen van
een online talentengids. Ouders vullen op een digitaal formulier in wat hun beroep is, welke hobby ze
hebben en wat ze zouden willen doen voor school, bijvoorbeeld meehelpen of zelf een gastles verzor-
gen. ‘Zo kun je ouders heel gericht benaderen met een verzoek om mee te helpen. Een leerkracht wil
bijvoorbeeld een les geven over gebouwen, via de talentengids kan hij ouders vinden die bijvoorbeeld
aannemer of architect zijn.’
Schaap merkte wel dat ouders niet zomaar het formulier invullen. ‘Op de mooie flyer die ik had ge-
maakt, kreeg ik nauwelijks respons. Wat wel werkte, was ouders persoonlijk aanspreken. Bijvoorbeeld
vragen: jij geeft toch les op een dansschool? Ik merkte ook dat het woord ‘talent’ sommigen afschrikt.
Ik zei een keer tegen een moeder: “jij kunt zulke lekkere taarten bakken”. Zij reageerde: o, is dat ook
een talent?!’
Privacy bleek voor sommige ouders ook een hobbel. Ze wilden niet dat hun gegevens buiten de school,
dus bij de bso, verspreid zouden worden. Ongeveer de helft van de vijftig gezinnen staat nu in de gids.
‘Onlangs hadden we een techniekweek die bijna helemaal met hulp van ouders is opgezet. Twee keer
een uurtje lesgeven, dat willen de meeste ouders best wel. Ook amateurverenigingen willen wel les
geven, voor hen betekent dat potentieel nieuwe jeugdleden.’
Ook de docenten en medewerkers zelf staan in de gids. ‘Dat vonden ze eerst gek. “Ik werk hier toch al?”
kreeg ik te horen. Het kwartje moet nog even vallen dat het geen extra werk betekent, maar het beter
benutten van elkaars talenten.’ Punt van zorg is het bewaken van de kwaliteit. ‘De gastdocenten waren
allemaal professionals, dat is een waarborg voor kwaliteit. Met ouders en amateurs is dat lastiger. Maar
het alternatief is dat je helemaal geen activiteiten meer hebt.’
| 105 |
Schaap heeft inmiddels de school moeten verlaten. Ze was in tijdelijke dienst;
inmiddels vervult iemand anders op school de functie als combinatiefunctio-
naris. Schaap ziet de talentengids echt als het succes van dit project. ‘Vanuit
andere scholen en instellingen is daar al belangstelling voor getoond. Voor een
doorstart van het project is belangrijk de talentengids goed in te zetten en tot
een succes te maken. En om het overleg op de werkvloer te verstevigen. Over
twee jaar heeft deze school een continurooster, dan zijn kinderen om twee uur
uit. Ik denk dat het naschoolse aanbod dan beter vorm zal krijgen.’
Rrra
telss
slan
g in
de
kleu
terk
las
Een enorme kist zeult Marijke van den Nieuwenhuizen het klaslokaal binnen. De kleuters kijken er met grote ogen naar; wat zou daar nou in zitten?! Van den Nieuwenhuizen, gastdocent van MuziBas, tovert onder meer een schatkaart en een houten slang uit de kist. Welk geluid maakt de slang? vraagt ze en de kinderen beginnen spontaan te sissen. Ze leert hen het liedje van de rrrratelssslang en al doende leren de kleuters ook over ritme en over snel en langzaam bewegen. En als de aaipoes uit de kist komt, denken ze samen na over welk instrument nou bij zo’n zacht knuffelbeest zou horen. Ze beelden samen liedjes uit en doen een woestijndans en enkele kleuters mogen op de gitaar spelen die Van den Nieuwenhuizen ook heeft meegebracht. Vol overgave doen ze mee. En later vragen ze ‘Wanneer komt de muziekjuf weer?’
| 107 |
Brum
men
D
e D
obbe
lste
en
| 109 |
| 111 |
Brum
men
Partners in brede schoolobs De Dobbelsteen
peuterspeelzaal ‘t Brummeltje
bso
School1 directeur
14 leerkrachten
1 onderwijsassistent
een intern begeleidster
1 administratieve kracht
1 vakleerkracht voor gymnastiek
208 leerlingen
Peuterspeelgroep4 medewerkers
32 peuters
Bso6 medewerkers
72 kinderen
(Culturele) partnersMuzibas
gymnastiekvereniging Sparta
Rol combinatiefunctionaris
projectleider
coördinator en initiator
Duurzame veranderingdigitale talentengids
Overdraagbaar productdigitale tool voor talentengids
Belangrijkste lesGeef alle partners inspraak in
de plannen, dat vergroot het
draagvlak.
www.basisschooldedobbelsteen.nl
www.basisschooldedobbelsteen.nl
Fact
s &
Figu
res
| 113 |
Scenario I Integraal aanbod voor alle kinderenWe formuleren met elkaar een gemeenschappelijke visie op integraal werken aan de ontwikkeling van
kinderen. Ons uitgangspunt is dat het belangrijk is dat alle kinderen samen leven en samen leren, en
met elkaar de dag doorbrengen in de brede school.
Daarvoor ontwikkelen we een integraal ontwikkelingsprogramma van onderwijs, opvang, opvoeding
en ontspanning dat verplicht is voor alle groepen kinderen. Ouders worden hierover geïnformeerd en
bevraagd. We volgen de groepen kinderen met een integraal kindvolgsysteem; waar nodig zorgen we
voor individuele verbreding of verdieping.
Hiervoor werken we samen in interdisciplinaire teams van (vak)leerkrachten, pedagogisch medewer-
kers, combinatiefunctionarissen, die integraal verantwoordelijk zijn voor groepen kinderen. Onze brede
school heeft een kapitein die leiding geeft aan brede schoolontwikkeling; we hebben een personeels-
beleid en een pot met geld.
Scenario II Integraal aanbod voor kinderen die dat willenWe formuleren met elkaar een gemeenschappelijke visie op integraal werken aan de ontwikkeling van
kinderen. Ons uitgangspunt is dat het belangrijk is dat elk kind naast het verplichte onderwijs haar/zijn
eigen ontwikkelingspad volgt en dat we hier met elkaar verantwoordelijk voor zijn. Daarom ontwikkelen
we in nauwe samenwerking met de ouders een integraal ontwikkelingsprogramma van onderwijs,
opvang, opvoeding en ontspanning voor individuele kinderen. We volgen de kinderen met portfolio’s en
een integraal kindvolgsysteem.
Hiervoor werken we samen in interdisciplinaire teams van (vak)leerkrachten, pedagogisch medewer-
kers, combinatiefunctionarissen, die integraal verantwoordelijk zijn voor de kinderen.
Onze brede school heeft een kapitein die leiding geeft aan brede schoolontwikkeling; we hebben een
personeelsbeleid en een pot met geld.Scen
ario
’s vo
or
binn
en-
en
buite
nsch
ools
le
ren
in b
rede
sc
hole
n
| 115 |
Han
dige
web
site
s en
pub
licat
ies
Scenario III Afgestemd aanbod voor alle kinderenDe partners hebben elk een eigen visie op de ontwikkeling van kinderen. Ons uitgangspunt is dat
kinderen zich het best ontwikkelen als ze in groepen samen leven en samen leren en als professionals
ieder vanuit de eigen expertise hieraan hun bijdrage leveren. Daarom ontwikkelen we een op elkaar
afgestemd dagprogramma van onderwijs, opvang, opvoeding en ontspanning dat verplicht is voor alle
kinderen. Elke partner volgt de kinderen met de eigen kindvolgsystemen. Over de bevindingen voeren
we overleg in multidisciplinair samengestelde groepen van (vak)leerkrachten, pedagogisch medewer-
kers, combinatiefunctionarissen e.d. We kijken of (groepen) kinderen verbreding of verdieping nodig
hebben en we kijken wie van ons dit het beste kan doen.
In onze brede school heeft elke partner zijn eigen directeur, personeelsbeleid en financieel budget.
Scenario IV Afgestemd aanbod voor kinderen die dat willenDe partners hebben elk een eigen visie op de ontwikkeling van kinderen. Ons uitgangspunt is dat kin-
deren zich het beste ontwikkelen als elk kind naast het verplichte onderwijs haar/zijn eigen ontwikke-
lingspad volgt. En elke professional daar vanuit zijn eigen expertise aan bijdraagt. Daarom ontwikkelen
we een afgestemd dagprogramma van onderwijs, opvoeding, opvang en ontspanning voor individuele
kinderen. Ouders kiezen wat zij voor hun kind wenselijk vinden. We volgende kinderen met de eigen
kindvolgsystemen. We overleggen over de bevindingen in multidisciplinair samengestelde groepen van
(vak)leerkrachten, pedagogisch medewerkers, combinatiefunctionarissen e.d. We gaan na of (groepen)
kinderen verbreding of verdieping nodig hebben en kijken wie van ons dit het beste kan doen.
In onze brede school heeft elke partner zijn eigen directeur, personeelsbeleid en financieel budget
www.bredeschool.nl
www.combinatiefuncties.nl
www.cultuurplein.nl > primair onderwijs
(hier is onder meer informatie te vinden over de landelijke subsidieregelingen)
www.edu-art.eu
(hier is onder meer informatie te vinden over de Gelderse subsidieregeling en
over instrumenten als Cueka, C-zicht en het Gelders format cultuureducatie)
Cultuurnetwerk Nederland (2013), Cultuureducatie op brede scholen.
Te downloaden van www.cultuurplein.nl
Doornenbal, Jeanette, Oenen, Saskia van & Pols, Wouter (red.) (2012),
Werken in de brede school: een pedagogische benadering. Coutinho.
Landelijk Steunpunt Brede Scholen (2011), Verschijningsvormen Brede Scholen 2011.
Te downloaden van www.bredeschool.nl
Lefers, Titia (2012), Borging van cultuureducatie in de brede school. EDU-ART.
Te downloaden van www.edu-art.eu/activiteiten/cultuureducatie-in-de-brede-school-4
Sociaal Cultureel Planbureau (2010), Toekomstverkenning kunstbeoefening.
Te downloaden van www.scp.nl
Maarten Reith, (2012), Verbinding door verbeelding:
hoe kunst en samenleving elkaar versterken in Gelderland. CAL-XL, KCG en EDU-ART.
| 117 |
Belangrijke succesfactoren voor het welslagen van cultuureducatie in de brede school zijn –
in deze Gelderse pilot, maar ook in het driejarige landelijke programma:
* Een gemeente die actief beleid heeft voor brede scholen, met liefst aandacht voor cultuureducatie.
* Een doorgaande ontwikkelingslijn in de brede school.
* Een schoolbestuur en schooldirectie die het belang van cultuureducatie onderschrijven.
* De inzet van een combinatiefunctionaris (cultuurcoach).
* Niet alleen organisatorische, maar ook pedagogisch-inhoudelijke samenwerking
tussen bredeschoolpartners.
* Goede afstemming tussen binnen- en buitenschoolse cultuureducatie.
* Ambitie en betrokkenheid van alle bredeschoolpartners.
* Betrokkenheid van de wijk en amateurkunstverenigingen.
* Slechting van financiële schotten: samenvoeging van verschillende potjes
(ouderbijdrage, CEPO-gelden, bso-vervoer, combinatiefuncties…) maakt veel mogelijk.
De deelnemers aan de vijf Gelders pilotprojecten hebben veel opgestoken over wat er komt kijken bij samenwerking in de brede school en over hoe je cultuureducatie samen kunt vormgeven. Uit de hobbels die ze namen, de bijstellingen die ze onderweg maakten en de successen die ze boekten, komen lessen en tips naar voren waar andere scholen hun voordeel mee kunnen doen.
De
opge
dane
le
ssen
| 119 |
Belangrijke vragen voor bredeschoolpartners zijn:
* Welke doelen stellen we en zijn die doelen haalbaar en realistisch voor onze organisatie?
* Hoeveel tijd en energie kunnen en willen we investeren?
* Wie wordt hoofdverantwoordelijke / projectleider en hoeveel uren krijgt
deze medewerker daarvoor?
* Welke mogelijkheden biedt de omgeving van onze school?
(denk aan culturele instellingen, maar ook aan ouders en buurtbewoners)
* Met welke instellingen kunnen en willen we samenwerken?
(denk daarbij niet alleen aan culturele instellingen, maar bijvoorbeeld ook aan welzijnsinstellingen)
* Hoe zorgen we voor een drietrapsraket: kennismaken in de klas,
verdieping bij de bso en talentontwikkeling bij een vereniging of club in de vrije tijd?
* Willen we alleen aandacht voor het product of juist ook voor het proces?
En hoe kunnen we ons project en de wijze van beoordelen daarop inrichten?
* Doen kinderen vrijwillig of verplicht mee aan activiteiten?
* Is deelname betaalbaar voor alle kinderen (ouders)? Is er in de gemeente een
Jeugdcultuurfonds of een andere participatieregeling waar we een beroep op kunnen doen?
* Wat is de meerwaarde en opbrengst voor kinderen?
* Hoe passen we de activiteiten in binnen de reguliere werkzaamheden?
* Hoe zorgen we voor borging van de activiteiten?
Belangrijke lessen & tips van deelnemers aan de Gelderse pilot:
Draagvlak & betrokkenheid* Een goede start is het halve werk: een gezamenlijke startbijeenkomst met
álle bredeschoolmedewerkers zorgt voor enthousiasme en draagvlak.
* Het project moet geen speeltje blijven van de manager of de cultuurcoördinator:
deel het met elkaar.
* Het hele team moet erachter gaan staan: de werkvloer moet de meerwaarde zien
voor zichzelf en voor de kinderen. Ruim daar tijd voor in.
* Draagvlak ontstaat door te blijven focussen op wat de kinderen hebben geleerd.
* Niet elke leerkracht of medewerker loopt uit zichzelf warm voor cultuur. Laat iedereen ervaren,
bijvoorbeeld in een workshop met een vakdocent of kunstenaar, hoe bijzonder en inspirerend
culturele activiteiten zijn.
Communicatie & samenwerking* Spreek de wederzijdse verwachtingen tijdig en goed door, dat voorkomt misverstanden.
* Ook binnen een brede school spreekt niet iedereen dezelfde taal.
Denk niet: ze begrijpen me wel, maar vertel expliciet wat je bedoelt of wilt.
* Streef naar inhoudelijke gelijkwaardigheid en durf te leren van elkaar.
Een andere aanpak of manier van kijken kan verfrissend zijn.
* Kies voor een ketenaanpak en denk in doorgaande ontwikkelingslijnen:
van groep 1 tot en met groep 8 en van binnen- naar buitenschools, van ’s ochtends vroeg
tot ’s avonds laat (ook als maar een daarvan jouw verantwoordelijkheid is.
* Maak werk van ouderbetrokkenheid: kinderen leren beter als er meer samenhang
is tussen school en thuis.
| 121 |
* Evalueer niet alleen aan het eind, maar ook tussentijds. Durf je plan bij te stellen.
* Met andere werktijden en roosters is het lastig om gezamenlijke overlegmomenten te vinden.
Plan die ruim van tevoren in en vraag iedereen wat water bij de wijn te doen.
* Communiceer daarnaast zoveel mogelijk digitaal
(email, afgesloten Facebook- of LinkedIn-groep), zodat iedereen van alles op de hoogte blijft.
* Handig: afspraken plannen via Datumprikker.nl of Afspreken.nl
Culturele omgeving
* Ook in cultuurarme gebieden zijn samenwerkingspartners te vinden:
benut het enthousiasme en de talenten van ouders, buurtbewoners en amateurkunstverenigingen.
* Om mensen aan je te binden is het delen van informatie en ervaringen heel belangrijk.
Laat merken dat je hun inbreng en hulp waardeert.
* Zorg dat er voor alle partijen iets te halen en te brengen is. Zo kom je tot gelijkwaardige
en langdurige samenwerking.
* Zoek al in een vroeg stadium contact met culturele partners. Laat ze meedenken in de
planvorming en betrek hen in de deskundigheidsbevordering van de bredeschoolmedewerkers.
* Houd kinderen geen worst voor door hen louter met cultuur te laten kennismaken, maar zorg
samen met de culturele omgeving dat er mogelijkheden zijn om hun talent verder te ontwikkelen.
* Ga op zoek naar onverwachte partners. Samenwerking met mbo- en hbo-opleidingen kan
zeer waardevol zijn.
Taakverdeling & taakbelasting* De rol van projectleider of –coördinator vraagt om ingeroosterde taakuren.
Het is niet iets wat je er als directeur, leerkracht of medewerker ‘eventjes’ bij kunt doen.
Bedenk dat je als projectleider de spin in het web bent: iedereen klopt bij jou aan.
* Als je de culturele activiteiten in plaats van andere (les)uren inroostert,
is het geen extra taak erbovenop voor leerkrachten.
* Zorg voor gelijkwaardige inbreng van de bredeschoolpartners.
Waak ervoor dat de een (vaak de school) al het werk doet en de ander achterover gaat leunen.
* Stem je project voortdurend af op de draagkracht van het team. Soms is het nodig even pas
op de plaats te maken en samen te bespreken hoe het gaat en of er aanpassingen nodig zijn.
* Beantwoord daarbij de vraag: wat kunnen we nu met zijn allen aan en kunnen we dat ook
nog over vijf, tien jaar?
* Wees realistisch in je doelen. Beter klein beginnen en later uitbreiden dan groots inzetten
en ontdekken dat dat niet haalbaar is.
* De combinatiefunctionaris ontlast het team. Maak daar gebruik van.
Maar blijf het wel samen doen en leer van elkaar.
Verankering* Maak zichtbaar aan elkaar en de buitenwereld (ouders, wijk, krant, lokale politiek)
wat je hebt bereikt. Dat verbreedt het draagvlak voor doorstart en verankering.
* Bedenk tijdig hoe je activiteiten na afloop van subsidie toch voort kunt zetten, eventueel
in aangepaste vorm. Het is zonde van alle energie en enthousiasme als het eenmalig blijft.
* Rooster culturele activiteiten vanaf het begin in het reguliere (les)programma in,
ter vervanging van andere lessen. Dat maakt continuering eenvoudiger.
* Besteed aandacht aan de deskundigheidsbevordering en ontwikkeling van
bredeschoolmedewerkers.
* Besteed aandacht aan de leerkracht als cultuurdrager en cultuuroverdrager.
* Bespreek en deel met elkaar wat je merkt aan de ontwikkeling van de kinderen:
hun groei en competentieontwikkeling is de motor om verder te gaan.
Concept Kim Harsta / EDU-ART
Tekst inleiding Kim Harsta / EDU-ART
Coördinatie Janke Leupen / EDU-ART
Interviews & eindredactie Bea Ros / Zunneberg & Ros Tekstproducties
Fotografie Bart Versteeg
Vormgeving Brigitte Boits
Drukwerk Drukenbestel.nl
Dit is een uitgave van EDU-ART,
Arnhem 2013
EDU-ART
Zeelandsingel 40
6545 BH Arnhem
Postbus 30100
6803 AC Arnhem
www.edu-art.eu
Colo
fon
Cultuur biedt grote kansen voor onze persoonlijke ontwikkeling, maar is ook
gewoon een fijne hobby of een club waarbij je je thuis voelt. Basisscholen
besteden inmiddels allemaal aandacht aan cultuureducatie. Bij brede scholen
is er idealiter een inhoudelijke verbinding tussen de cultuureducatie in de klas
en wat kinderen buiten schooltijd kunnen meemaken in hun omgeving.
Thema’s die bij brede scholen in Gelderland spelen zijn krimp, leefbaarheid op
het platteland, sociale cohesie in nieuwe wijken, een culturele infrastructuur
die door noodgedwongen bezuinigingen versobert.
In Gelderland hebben vijf brede scholen met hulp van de Provincie hard
gewerkt aan pedagogische en inhoudelijke afstemming in cultuureducatie.
EDU-ART begeleidde hen daarbij. De opbrengsten waren leerzaam voor de
betrokkenen, maar zijn vooral ook bruikbaar voor andere brede scholen die
kansen zien voor samenwerking in cultuureducatie.
Dit verslag van de zoektocht is geschreven voor beleidsmedewerkers van
gemeenten, professionals in de kinderopvang, het primair onderwijs,
cultuuraanbieders en organisaties voor welzijn. Ook de onverwachte partner
met hart voor de ontwikkeling van creativiteit van kinderen nodigen we uit
om inspiratie op te doen en nieuwe samenwerkingen aan te gaan.