43
Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

Deel 3Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen

Inleiding Sociologie

Page 3: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

3

Beoogde leercompetenties

• Het sociologische concept ‘sociale stratificatie’ met eigen woorden kunnen omschrijven.

• Met voorbeelden kunnen illustreren waarom sociale ongelijkheid ‘eigen’ is in een specifieke sociale ruimte en een specifieke sociale tijd (actuele kapitalistische maatschappij).

• Met voorbeelden kunnen illustreren wat sociale ongelijkheid als onafhankelijke en als afhankelijke variabele kan verklaren met betrekking tot het sociale handelen.

• De grote schema’s in de actuele sociologische literatuur kunnen omschrijven met eigen voorbeelden i.v.m. sociale stratificatie.

Page 4: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

Sociologisch onderzoek over gestructureerde vormen van sociale ongelijkheid gebeurt de voorbije decennia steeds meer over thema’s als:

(1) Ras(2) Etniciteit(3) ‘Gender’

Page 5: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

5

Drievoudige empirische focus (Milner, 1999: 74).

1. Produceren ‘objectieve’ maatstaven voor het vaststellen van de verdeling van middelen zoals: inkomen, onderwijskansen of levensverwachting, over individuen of gezinshoofden.

2. Pogingen om de mate van intergenerationele of intragenerationele sociale mobiliteit te meten. - Vooral bewegingen tussen arbeiders en middenklasse staan

daarbij in de belangstelling.

3. Diverse vormen van ‘klassenbewustzijn’- Verschil perceptie van sociale ongelijkheid verschilt,

naargelang van de sociale klasse.

Page 6: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

6

10.1 Erik O. Wright

• Onderzoek klassenstructuur westerse landen via marxistisch klassenmodel

http://www.ssc.wisc.edu/~wright/

Page 7: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

7

10.1.1 Theoretisch model

• Uitgangspunt- Traditionele marxistische klassenindeling herwerken, zodat recente

veranderingen in klassenstructuur van gevorderde kapitalistische samenlevingen in rekening gebracht kunnen worden

• Centraal criterium• Relatie tot de productiemiddelen

• Verving dichotomie (bezit versus niet-bezit productiemiddelen) door - Drie vormen van controle over de productiemiddelen

• Over de fysische productiemiddelen

• Over de arbeidskracht van anderen

• Over investeringen en middelenallocatie

• Innovatie- Een reeks van tussenliggende strata

= ‘Bezitsverhoudingen’

= ‘Economische eigendom’

Page 8: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

8

Klassenschema van E.O. Wright.(1985)

Burgerij

Kleine werkgevers

Halfzelfstandige

werknemers

Proletariaat

Management

Kleine burgerij

Page 9: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

9

Aangepast klassenmodel van E.O. Wright (1995)

Relatie tot de productiemiddelen

Bezitters WerknemersVeel Kapitalisten

(burgerij)Expert

managersGeschoolde managers

Ongeschoolde managers

Managers

Weinig Kleine werkgevers

Expert opzichters

Geschoolde opzichters

Ongeschoolde opzichters

Opzichters

Geen Kleine burgerij Experts Ongeschool-de

Ongeschoolde Niet-managers

Relatie tot schaarse vaardigheden

Aanta

l w

erk

nem

ers

Geza

gsv

erh

oudin

g

Page 10: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

10

Klassenpositie VS Zweden Finland Nederland

Grote werkgeversKleine werkgeversKleine burgerij(totaal)

1,8 6,06,8

(14,6)

0,74,85,4

(10,9)

0,72,518,0

(21,2)

–––

(9,2)

ManagersAdviserende managersToezichthoudend personeel

(totaal)

12,34,512,8

(29,6)

10,9 3,36,8

(21,0)

9,84,27,1

(21,1)

–––

(25,1)

Halfzelfstandige werknemersArbeidersklasse

9,546,3

17,4 50,7

11,5 46,4 (65,7)

Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0

10.1.2 Empirisch onderzoek en de weerslag ervan

Page 11: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

11

Klassenbewustzijn

• Analytisch onderscheid - Percepties- Opvattingen over gevolgen- Opvattingen over voorkeuren

• Bevindingen- Arbeidersklasse

• Ideologisch het meest ‘antikapitalistisch’- Burgerij

• Meest ‘pro-kapitalistisch’- Andere klassen

• Tussenin (in overeenstemming met hun respectieve capaciteiten om van een of meerdere vormen van uitbuiting te profiteren)

Significante verschillen tussen: VS, Zweden en

Japan!

Page 12: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

12

10.2 Bourdieu (1930-2002)

• Webers concept ‘levenskansen’ als onafhankelijke variabele

• Dimensies van het samenleven- Sociologische Concepten

• Economisch, sociaal en cultureel kapitaal

Page 13: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

13

10.2.1 De basisconcepten van Bourdieu

• Samenleving- Een sociale ruimte- Bestaat uit een geheel van onderling verbonden velden

• Een veld- Gestructureerd geheel van sociale posities

» Dat door individuen of instituties wordt bezet- Dat de situatie bepaalt van wie het bevolkt- Een geheel van machtsrelaties tussen posities

» Onderschikkend» Bovenschikkend» Nevenschikkend

Bepaald naar gelang van de toegang die verschaft is tot het

kapitaal (goederen, hulpbronnen), dat in dat veld voorhanden is.

Page 14: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

14

Soorten kapitaal

1. Hoeveelheid kapitaal

2. Samenstelling kapitaal (soorten)- Economisch

• Materiële mogelijkheden op basis van inkomen en bezit (meteen in geld)

- Sociaal• Geheel relaties binnen een sociaal netwerk of het kapitaal aan

- Respectabiliteit en eer (status)

- Cultureel• Geheel van disposities (opvattingen en houdingen) die naar

hogere cultuur of ‘Bildung’ verwijzen: opleiding en kennis, diploma’s, familiale achtergrond, culturele erfenis …

Centrale hypothese: omzetbaarheid (converteerbaarheid) van de verschillende soorten van kapitaal

Page 15: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

15

Logica BourdieuS

ocia

le r

uim

te

1. Kapitaal

2 Habitus= Dispositie & leefstijlen

3. Leefstijl = distinctie

(maatschappelijke afbakening

tussen sociale groepen)

3 Klassen

• Burgerij

• Kleine burgerij

• Arbeidersklasse

Page 16: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

16

10.2.2 De klassenstructuur bij Bourdieu

1. Kapitaal• Economisch

• Sociaal

• Cultureel

3. Leefstijl (gesocialiseerd)

Burgerij

Dominante klasse

Gedomineerde klassen

• Kleine burgerij

• Arbeidersklasse

Drie klassen (sm

ake

n e

n le

efstijle

n)

Of d

ichoto

mie

2 Habitus • Praktisch gevoelen of een aangeleerde gewoonte

• Legt grenzen op aan het handelen

• Voorziet handelen van bepaalde principes

= Dispositie

Vermogen dingen op en voor zichzelf te bekijken, los van functie, gebruikswaarde en verwijzingen

naar de realiteit (inhoud)

Consumptie en specifieke handelingen presentatie van mensen in het sociale verkeer (smaken, normen

en overtuigingen) => distinctie

Soci

ale

ru

imte

Page 17: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

17

Stellingen

• Hoe lager de sociale klasse- Hoe minder (economisch, cultureel en sociaal) kapitaal ze

bezit. • Kapitaalsamenstelling (verschillen)

- Symmetrisch• Hoog cultureel en hoog economisch kapitaal

- Asymmetrisch• Hoog economisch en laag cultureel kapitaal (‘nouveaux riches’)

- Binnen éénzelfde klasse • Uiteenlopende kapitaalstructuren leiden tot fracties

• Inkomen en opleiding determinerend

Page 18: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

18

10.2.3 Klassenreproductie

• Culturele en economische elites- Gesloten segment in maatschappij

- Zetten zich af tegen anderen

- Trachten buitenstaanders buiten te houden

- Instroom mits het aanvaarden geldende omgangsvormen en smaakuitingen.

• Zo- Worden ongelijkheden tussen generaties overgedragen

Page 19: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

19

10.3 Michael Mann (° 1942) (British-born, now UCLA)

• http://www.soc.ucla.edu/people/faculty?lid=729

Page 20: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

20

Michael Mann (° 1942)

• Uitgangspunt- Hypothese dat macht

• Geen derde dimensie is van de ongelijkheid• Wel een aspect van elke sociale organisatie

- Samenlevingen als• ‘Multiple overlapping and intersecting sociospatial networks of

power’ (Mann, 1986:1). • IEMP model van relaties (geïnspireerd Webers derde dimensie)

- Ideologische- Economische- Militaire- Politieke

Page 21: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

21

Vier fasen in ontwikkeling van klassenverhoudingen en klassenstrijd:

• Er is geen sprake van een méér dan latente klassenstrijd • totdat er samenlevingen ontstaan waarin dezelfde: (1) sociale praktijken, (2) identiteiten en (3) gevoelens algemeen verspreid raken;

• Zo’n samenleving zal tegelijk de staat én de klassen zien ontstaan.

1. Latent Wanneer beperkt tot het lokale niveau en ondergeschikt aan andere vormen van maatschappelijke

ordening

2. UitgebreideMin of meer gelijkaardige patronen van

bewustzijn zich over een bepaald

gebied verspreiden

3. SymmetrischeDe collectieve organisatie van

zowel bovenliggende als

onderliggende klassen

4. PolitiekeWanneer een klasse zich de staat wil toe-

eigenen

Page 22: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

22

Natiestaten en klassen zijn intrinsiek met elkaar verbonden

• De klassen in het moderne kapitalisme zijn gekarakteriseerd, in overeenstemming met de vormen van klassenstrijd- Potentieel uitgebreid

- Politiek

- Symmetrisch

- ‘Dialectisch’ (= er zijn kansen zijn op een frontale botsing)

Page 23: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

23

Welke klassen?

1. Het ‘Ancien Régime’ van monarchie en hofhouding, gevestigde kerk, adel, grootgrondbezitters (‘gentry’) en de oligarchieën van kooplui;

2. De vroege kleine burgerij van kleine kapitalisten en ambachtslui; 3. De kapitalisten; 4. De werkende klasse5. De mid-Victoriaanse ‘middenklasse’

- Bestaat uit de kleine burgerij, professionals en carrièremensen,en de boeren (Mann, 1993: 28, 96-99).

6. Klassen die niet alleen maar economische wortels hebben- maar ook gevormd zijn door ideologische, militaire en

politieke machtsrelaties, die zich mét de natiestaten ontvouwen.

Page 24: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

24

Klassenbewustzijn (IOTA)

Toenemend bewustzijn

(soms via uitbarstingen)Identiteit Oppositie Totalitei

t Alternati

ef

’Klassen-für-sich’

Eenvoudig gevoelen van

gelijkaardigheid

Bewustwording van

tegengestelde klassen-belangen

De aanvaarding van I en O als kenmerkend

voor samenleving én de eigen

plaats daarin

Doel waarnaar de

eigen klassenbelan

gen uiteindelijk

leiden

Collectiviteit

Page 25: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

25

Nuancering op basis van empirie

• Spontane groei klassenbewustzijn zelden in traditionele arbeidersklasse. - Veeleer een circulair gebeuren- Leidt enkel dan tot creatie van een ‘nieuwe samenleving’

• Wanneer georganiseerde groepen gedurende langere tijd de algemene beginselen (van het socialisme) interpreteren in termen van de ervaringen van de arbeidersklasse.

• Cf. Leninistische analyse- Noodzaak van een voorhoede (i.c. communistische partij) opdat het

proletariaat zijn historische rol kan vervullen.

• Zes belangrijke alternatieven voor de ‘werkende klasse(n)’ beschikt. - Die vormen drie stellen, elk met een industriële en politieke focus. Ze

gaan van de meest ‘gematigde’ (protectionisme en mutualisme), over de ‘reformistische’ (economisme en sociaal-democratie), naar de meest ‘revolutionaire’ (syndicalisme en marxisme).

- Welke vorm overheerst in een specifieke nationale context, hangt af van de al bestaande ‘kristallisaties van politieke macht’.

Page 26: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

26

De zes alternatieven van Mann (1993: 513-515)

Type Industriële focus Politieke focus

Gematigd Protectionisme Mutualisme

Reformistisch Economisme Sociaaldemocratie

Revolutionair Syndicalisme Marxisme

“In a world still characterized by capitalism (...) I find no sense in notions that ‘class is dead’. But then classes have never had a full, pure and independent life. Class has been, first, a heuristic

tool for the limited goal of positional measurement and, second, an actually limited and impure social actor, in a constant state of development and flux. Both roles will

probably survive.” (Mann, 1995: 53-54)

Page 27: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

Conversations with historyMichael Mann, professor of sociology UCLA

(56:09)

http://www.youtube.com/watch?v=gWnXX6cTVWg

Page 28: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

Armoede als vraagstuk http://www.armoedebestrijding.be

Page 29: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

En het (sociaal) beleid?Een Matteüseffect ‘zien’ sociologen!

Page 30: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

30

En het (sociaal) beleid? (1)

• Sociologen stellen een Matteüseffect vast- "Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in

overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen." – Evangelie volgens Matteüs, 25:29.

- “Zij die al veel hebben, meer krijgen, en zij die niet hebben, ontnomen wordt wat ze verdienen"

Naar de originele kijk via Merton: http://www.garfield.library.upenn.edu/merton/matthew1.pdf

Herman Deleeck (UA) (1928-2002)

Page 31: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

31

En het (sociaal) beleid?

• Wat leert de sociologie via het Matteüseffect?- Initiële ongelijkheden werken door

• Ook in de verzorgingsstaat• En doorheen de levensloop

- Sociale beleid en samenleving- Middelenverdeling

» Via diverse sociale zekerheidstakken» Collectieve voorzieningen (twee componenten): besteding

en inkomen (men betaalt onder de kostprijs)

• Stelling: - De (sociale) voordelen stromen verhoudingsgewijs meer

naar de hogere sociale (en vooral middengroepen) groepen, dan naar de lagere (zwakkere) sociale groepen in een samenleving.

Page 32: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

32

Het herverdeelde inkomen: van primair naar tertiair inkomen

Actor Componenten Type inkomen

Markt + Inkomen uit arbeid

+ werknemers & zelfstandigen

+ Inkomen uit eigendom (vermogen): + Onroerende en roerende goederen

Primair

Staat - Directe belastingen (soc-fisc voordelen)- Sociale zekerheidsbijdragen

+ Sociale uitkeringen (pensioen …)

Secundair

Staat - Kostenverhogende belastingen (BTW, accijnzen)

+ Subsidies (opera, …)

+ Collectieve goederen en diensten (onderwijs …)

Tertiair

Bron: Deleeck, 2001

Page 33: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

33

Het Matteüseffect, waarom?

• Gevolg van• Politieke besluitvorming (‘sterkst’ georganiseerden)

• Sociaal en cultureel verschillende uitgangspunten

• Universele verdeling

- Toegang vrij - Volume onbeperkt- Socioculturele component ‘consumptiesturend’

(onderwijsniveau, beroepsstatuut, levensstijl, waarden …)

= hogere posities zullen relatief meer ‘opnemen’

• Bijvoorbeeld- Gezondheidszorg, onderwijsparticipatie, ‘cultuur’, sociale

woningen …

Page 34: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

34

Mortaliteit

Morbiditeit

Page 35: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

De verlaging van de belastingensinds 2000? (G. Verlinde)

WIE zijn de ‘winners’?

Page 36: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

36

Verdeling van belastingen en sociale bijdragen over inkomensdecielen (als % van bruto inkomen) België, 2005

-10

0

10

20

30

40

50

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

deciel van equivalent beschikbaar inkomen

Eigen bijdragen Personenbelasting Indirecte belastingen

Page 37: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

37

Personenbelasting: belastingdruk en progressiviteit

Ireland

Spain

Greece

Portugal

UK

France

Luxembourg

Italy

Belgium

AustriaGermany

Netherlands

Finland

Sweden Denmark

R20.7082 =

0.00

0.05

0.10

0.15

0.20

0.25

0.30

0.35

0.40

0.45

0.00 0.05 0.10 0.15 0.20 0.25 0.30 0.35

t

P

Bron: Berekend met EUROMOD 1998, zie Verbist, 2004

Page 38: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

38

Verdeling over decielen van gemiddeld voordeel van TR2001

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

1800

2000

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Gemidd. Voordeel/jaar % winnaars

Page 39: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

39

Verdeling over decielen van gemiddeld voordeel van aanpassing tarieven en schijven (TR2001)

0

100

200

300

400

500

600

700

800

900

1000

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Gemidd. Voordeel/jaar

% winnaars

Page 40: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

40

Verdeling over decielen van gemiddeld voordeel van egalisering belastingvrije som (TR2001)

0

100

200

300

400

500

600

700

800

900

1000

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Gemidd.voordeel/jaar

% winnaars

Page 41: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

41

Verdeling over decielen van gemiddeld voordeel van belastingkrediet lage lonen (TR2001)

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

0

5

10

15

20

25

30

35

40

Gemidd. Voordeel/jaar

% winnaars

Page 42: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

42

Verdeling over decielen van gemiddeld voordeel voor kinderen (TR2001)

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

20

Gemidd. Voordeel/jaar

% winnaars

Page 43: Deel 3 Over socialisatie en sociale verandering, macht en mobiliteit, organisaties en sociale klassen Inleiding Sociologie

46

Samenvattend

• De hedendaagse sociologen- mixen Marx en Weber- en hanteren een snuifje functionalisme bij empirisch onderzoek- Als er toch een perspectief overweegt, is dat neo-weberiaans

• Geen herhaling van ‘de reuzen op wier schouders ze staan’.- Wright: ‘tegenstrijdige posities’- Bourdieu: economisch, sociaal en cultureel kapitaal- Mann

• Definitie van macht als een doorkruisende variabele• Het uitwerken en updaten van de dimensies

- Klassenbewustzijn- Klassenbelangen