Upload
others
View
4
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1
www.practoraten.nl
2
www.practoraten.nl
Managementsamenvatting Op 30 juni 2015 is de stichting ‘Ieder mbo een practoraat’ opgericht. Doel van deze stichting is te komen tot een nationaal netwerk van expertisecentra in instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs; de zogenaamde ‘practoraten’. Practoraten zijn – naar analogie van de lectoraten in het hbo – gericht op het delen van kennis en ervaring, om zo te komen tot verdere kwaliteitsverbetering van het onderwijs. De stichting vindt het belangrijk om het bedrijfsleven actief te betrekken bij het verder ontwikkelen van het beroepsonderwijs door samen te werken in practoraten. Bundeling en verdieping van kennis, en het in de praktijk toepassen van die kennis, staan daarbij voorop. De practoraten zullen, in afstemming met het werkveld en met onderzoekscentra, experimenteren en vernieuwingen verkennen op de grenzen van hun eigen vakgebied. Hun ervaringen zullen ze delen met de buitenwereld. Naast het stimuleren en het promoten van practoraten binnen mbo-instellingen, wil de stichting ‘Ieder mbo een practoraat’ ook de kwaliteit ervan bewaken. Ten slotte streeft de stichting naar samenwerking tussen de practoraten in een nationaal netwerk. Dit visiedocument kan worden beschouwd als een hefboom om het thema ‘Ieder mbo een practoraat’ tot gespreksonderwerp te maken en kennisontwikkeling hierover te bevorderen. Opmerkingen en reacties ter aanscherping van deze visie zijn van harte welkom.
Achtergronden Opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs leveren een belangrijke bijdrage aan ontwikkeling en innovatie
op de arbeidsmarkt. Deze opleidingen bedienen het omvangrijke middenniveau van de economie. In dit
werkgebied is sprake van grote technologische en organisatorische veranderingen; hetgeen het mbo verplicht
zich adaptief (gericht op de toekomst) en responsief (in afstemming met het werkveld) op te stellen.
Het domein van het beroepsonderwijs is continu in ontwikkeling. De kwalificatiestructuur is het laatste
decennium verschillende malen herzien en sinds het ambitieprogramma ‘Focus op Vakmanschap’ uit 2011 is er
veel aandacht voor bedrijfsmatige verbeteringen.
Door de versobering in de openbare financiën en de introductie van generieke verbetermaatregelen (gericht op
het tegengaan van schooluitval, rendementsverbetering en bevorderen van de beroepspraktijkvorming)1 is de
aandacht voor innovatie en systematische vernieuwing van het onderwijs in een nieuw perspectief komen te
staan.
In het hbo zijn (rond 2001-2002) lectoraten ingesteld, die zich richten op kennisontwikkeling (onderzoek) en
kenniscirculatie op een specifiek domein van maatschappelijke vragen. Het mbo kent zulke lectoraten
nauwelijks.
3
www.practoraten.nl
Het kabinet richt zich sterk op efficiëntieverbeteringen en hoogwaardig onderwijs. In de laatste visiebrief van de
minister Bussemaker van OCW ‘Een responsief MBO voor hoogwaardig vakmanschap’ (september 2015)
wordt onder meer de noodzaak benoemd te komen tot een impuls in de kennisontwikkeling van het mbo. In
haar brief kondigt de minister aan de introductie van ‘lectoren’ in het mbo te willen verkennen.
Parallel aan, maar los van, de brief van de minister van OCW is onlangs een vergelijkbaar initiatief genomen
door een aantal mbo’s gezamenlijk. Het Mediacollege Amsterdam, ROC van Twente, ROC Mondriaan, ROC
Leeuwenborgh en ROC Noorderpoort richtten in mei 2015 samen de stichting ‘Ieder mbo een practoraat’ op.
Deze stichting heeft zich ten doel gesteld om in het mbo praktisch georiënteerde vernieuwingen te
bevorderen; en daarmee bij te dragen aan de ontwikkeling en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en
de beroepspraktijk. Vanwege de praktische mbo-insteek en met een knipoog naar de lectoraten en lectoren
van het hbo, is gekozen voor de termen ‘practoraat’ en ‘practoren’.
In 2012 richtte het Mediacollege Amsterdam al het eerste practoraat in, het Practoraat Sociale Media.
Aansluitend bij het succes hiervan wil de stichting een landelijk netwerk van practoraten opzetten, dat een
platform vormt voor kennisuitwisseling. De mbo-instellingen werken binnen de stichting systematisch en
professioneel samen aan (onderwijs)innovatie en ontwikkeling van nieuwe praktijkkennis. Via de stichting ‘Ieder
mbo een practoraat’ komen lokale en regionale initiatieven van de deelnemende mbo-instellingen landelijk
beschikbaar voor het hele mbo.
Het Practoraat Sociale Media: een voorbeeld van een gerichte innovatie
Het Practoraat Sociale Media is in 2012 opgezet bij het Mediacollege Amsterdam. Deze vorm van gerichte innovatie is
gefinancierd uit de laatste financieringsronde van Het Platform Beroepsonderwijs (HPBO). In 2012 werden een practor
en een projectleider aangesteld.
Doel van dit practoraat is: te komen tot onderwijsverbetering door de inzet van sociale media.
Dit gebeurt op vijf deelgebieden:
(1) de ontwikkeling van mediawijsheid bij studenten
(2) mediawijsheid en sociale media voor docenten
(3) sociale media in de stage
(4) sociale media bij doorstroom
(5) sociale media in het bedrijfsleven
Het resultaat van deze investering is substantieel: er wordt up-to-date lesmateriaal ontwikkeld over mediawijsheid (zie
mbomediawijs.nl), er is sprake van nieuwe vormen van studentbegeleiding en de professionalisering van docenten heeft
een impuls gekregen. Veel van wat het Practoraat Sociale Media heeft opgeleverd, is en wordt actief gedeeld, online én
offline, zodat geïnteresseerde mbo-instellingen er gebruik van kunnen maken – en dat doen ze ook.
4
www.practoraten.nl
Wat is een practoraat? Een practoraat is een expertisecentrum, geleid door een practor. Het practoraat heeft in eerste instantie een
looptijd van drie of vier jaar, met de mogelijkheid tot verlenging. Aan de inhoud ligt een gedegen
practoraatsplan ten grondslag.
De primaire functie van een practoraat is het zorgdragen voor inhoudelijke vernieuwing van het onderwijs.
Kwaliteitsontwikkeling en -verbetering van het onderwijs wordt ondersteund door gerichte
onderwijsinterventies die voortbouwen op de beschikbare kennis en inzichten binnen het vakgebied. Het gaat
in de kern om vormen van toepassingsgericht onderzoek in de school, met de durf om te experimenteren en
zo innovatie open te omarmen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de gegevens die al beschikbaar zijn binnen
de onderwijsinstelling, zoals learning analytics, gegevens uit kwaliteitszorg en managementinformatie. Ook
kennis, werkmethoden, behandelwijzen, vaardigheden en attitudes uit het werkveld kunnen worden ingezet.
Met praktijkgericht onderzoek verbeteren en vernieuwen docenten (en studenten) hun eigen beroepspraktijk;
en zo werken zij aan hun eigen professionele ontwikkeling. Praktijkgericht onderzoek is niet in de eerste plaats
gericht op theorieontwikkeling, maar op het oplossen van praktische vraagstukken. Vraagstukken waar
docenten en studenten op school – of professionals in de beroepspraktijk – mee worden geconfronteerd.
Praktijkgericht onderzoek is dus geworteld in de beroepspraktijk en bedoeld om antwoorden te vinden op
vragen uit die praktijk. Er kan worden geëxperimenteerd met verschillende concepten, nieuwe materialen,
nieuwe componenten en productietechnologieën (denk bijvoorbeeld aan 3D-printen en robotisering). Het gaat
hierbij om de vertaling van deze concepten en producten naar het onderwijs of het werkveld. De resultaten
van praktijkgericht onderzoek gelden voor de specifieke situatie waarnaar onderzoek gedaan wordt; die
resultaten zijn dus niet altijd van toepassing op andere onderwijssituaties. Wat op de ene school werkt, werkt
wellicht niet op de andere school.
Door gericht samen te werken met andere scholen en het werkveld, ontstaat een bijzondere nieuwe dynamiek.
Docenten en vertegenwoordigers uit het werkveld trekken gezamenlijk op, wisselen kennis en ervaring uit en
voegen zo waarde toe2. Het gaat hier om vormen van kennisontwikkeling, kenniscirculatie en kennisuitwisseling:
Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is een dergelijke vorm van uitwisseling
functioneel als de beschikbare kennis van de deelnemende partijen gericht wordt uitgewisseld en productief
wordt ingezet.3 Uit de evaluatie van de eerdere HPBO-projecten die duurzaam zijn verankerd in het
onderwijsproces, volgen vergelijkbare conclusies 4.
Een practoraat heeft dus niet de ambitie fundamenteel wetenschappelijk onderzoek uit te voeren, met als doel
nieuwe wetenschappelijke theorieën te ontwikkelen. Bij een practoraat gaat het om beschrijvende of
verklarende interventies die vakinhoudelijke kennis vergroten, ordenen en verspreiden. Door het doen van
onderzoek draagt een practoraat bij aan de ontwikkeling, verbetering en positionering van mbo-instellingen.
Daarnaast heeft een practoraat de functie om – op basis van het uitgevoerde onderzoek – passende
interventies en instrumenten te ontwerpen en de implementatie daarvan te ondersteunen.
5
www.practoraten.nl
Waarom een practoraat? Het mbo moet zich blijven vernieuwen om studenten adequaat voor te bereiden op een toekomst in een
beroepsomgeving en maatschappij die permanent veranderen. Het onderwijs moet een leidende rol ambiëren
in de innovatie op regionaal niveau. Opleidingen dienen daarom flexibel in te spelen op nieuwe ontwikkelingen;
flexibiliteit is een vereiste voor zowel de inhoud van de opleiding als de manier waarop het onderwijs wordt
aangeboden.
De vraag is hoe de noodzakelijke onderwijsvernieuwing tot stand kan komen. Er is sprake van een kloof tussen
onderzoek en praktijk; de beschikbare kennis circuleert niet voldoende en wordt onvoldoende benut.5 Een van
de verklaringen hiervoor is dat veel wetenschappelijk onderzoek te abstract is en niet door het mbo wordt
gedragen. Het zou beter zijn als vernieuwingen door docenten en deskundigen in het mbo zelf worden
ontwikkeld.
De stichting ‘Ieder mbo een practoraat’ ambieert om met ondersteuning van praktijkgericht onderzoek in het
onderwijs duurzaam te vernieuwen. Daarvoor wordt de vorm van een practoraat gestimuleerd. Practoraten
leveren kennis en inzicht op over welke vakinhoudelijke innovaties en onderwijskundige vernieuwingen gaande
zijn – of kunnen worden gestimuleerd. Zo wordt bijgedragen aan de innovatieve ambitie binnen een sector.
Hierbij ís een grote rol ingeruimd voor het innovatieve potentieel van studenten en docenten. Op deze manier
blijft het onderwijs up-to-date en wordt een onderzoekende houding bij docenten en studenten gestimuleerd.
Met een practoraat begeeft een mbo-instelling zich aan de innovation frontier als het gaat om vakinhoudelijke
ontwikkelingen. Door het onderwijs – in een sterke verbinding met het bedrijfsleven – leidend te laten zijn in
innovatie, wordt tevens het imago verbeterd; zowel van het mbo in brede zin, als van de betrokken mbo-
instelling(en). De nadruk ligt namelijk, naast de vereiste onderzoekscomponent, op het actief delen en
verspreiden van de opgedane kennis om daarmee andere onderwijsinstellingen en bedrijven verder op weg te
helpen.
In het mbo gaat het erom dat de beschikbare kennis ingezet wordt in het leerproces van de studenten en door
hen verrijkt kan worden. Het gaat om vormen van ‘onderzoekend innoveren’, ‘docent-professionalisering’ en
‘samen leren’. De mbo-instellingen kunnen door hun verbinding met het bedrijfsleven en met instellingen van
hoger onderwijs voorzien in allerlei nieuwe toepassingen van kennis en ontwikkeling.
Een practoraat is ook gericht op kennisvalorisatie, het in de praktijk inzetten van bestaande (wetenschappelijke)
inzichten, in dit geval in het domein van het beroepsonderwijs. Het Rathenau Instituut definieert
kennisvalorisatie als de waardecreatie uit kennis, door deze kennis geschikt en/of beschikbaar te maken voor
economische en maatschappelijke benutting. Kennis wordt vertaald in nieuwe of andere producten, diensten,
processen en vormen van bedrijvigheid. Valorisatie gaat dus niet alleen om technologische toepassingen maar
juist ook om sociale vernieuwing en het borgen van de gerealiseerde vernieuwingen in het onderwijsproces.
6
www.practoraten.nl
Hoe wordt een practoraat georganiseerd? Uitgangspunt is dat een mbo-instelling eigenaar is van een practoraat. Het practoraat is geen onderdeel van een
opleiding maar maakt deel uit van de ondersteunende diensten onder het College van Bestuur. De practor
rapporteert dan ook aan het College van Bestuur. De bestuurder kan de rol van opdrachtgever delegeren aan
een directeur binnen de eigen organisatie.
Het bereik van een practoraat is doorgaans een opleidingsdomein, bijvoorbeeld het domein van een
vakinstelling of een aantal opleidingen bij een roc of aoc, zoals zorg en welzijn, de groene opleidingen, of het
technisch domein. Vaak zal er inductief worden gewerkt, dat wil zeggen gebruikmakend van de beschikbare
gegevens uit de praktijk. Een vraagstuk dat leeft in een opleiding vormt de aanleiding en geeft richting aan de
manier van werken. Na afloop van het onderzoek worden de resultaten beoordeeld op hun geldigheid voor, en
toepasbaarheid in, andere scholen en op de werkvloer.
De onderzoeks- en ontwikkelprojecten die worden uitgevoerd door een practoraat, worden georganiseerd als
een project. Ze worden gemanaged door een projectleider van de onderwijsorganisatie, die daarvoor is
vrijgesteld. De practor is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderzoeks- en ontwikkelprogramma en
heeft een functionele relatie met de projectleider.
Voor de uitvoering van de onderzoeken, de ondersteuning bij het opstellen van plannen en de implementatie
van die plannen stelt de practor – in overleg met de bestuurder (of gedelegeerd opdrachtgever) – een
kenniskring samen. Die kenniskring bestaat uit docenten en andere medewerkers (zoals bijvoorbeeld
onderwijskundigen) van de eigen organisatie of van buiten de organisatie. De kenniskring kan van samenstelling
wisselen, afhankelijk van de onderzoeksagenda van het practoraat.
De rol van de practor Een practor is de motor van een practoraat en zet een combinatie in van competenties die functioneel zijn om
de praktijk van het onderwijs te verbeteren. Zoals Butter en Andriessen al stelden, heeft een praktijkgericht
onderzoeker specifieke competenties nodig – zoals adviseren, interveniëren, samenwerken en overtuigen. Ook
moet een practor kunnen omgaan met onderzoeksmethoden, gegevens kunnen analyseren en alternatieve
verklaringen kunnen uitsluiten6.
Een practor moet dus methodologische grondigheid combineren met praktische relevantie. Daarnaast moet
een practor iemand zijn die de praktijk van het afnemend werkveld in de vingers heeft en dit goed kan
uitleggen; bijvoorbeeld een technisch ontwerper of een verpleegkundig specialist. Het kan ook een ervaren
onderzoeker zijn of een organisatieontwikkelaar, die niet een echte wetenschapper hoeft te zijn. De practor
inspireert en heeft in alle gevallen grote inhoudelijke deskundigheid, maar hoeft niet per se op alle onderdelen
van het opleidingsdomein een expert te zijn. De practor kan diverse vormen van ontwerp-, implementatie- en
leerprocessen begeleiden, maar is niet noodzakelijkerwijs een procesconsultant. En ten slotte is de practor in
staat leeromgevingen mede te ontwerpen, zonder een opleidingskundige te hoeven zijn.
7
www.practoraten.nl
De taken van een practor zijn te verdelen in drie hoofdgebieden:
1. Programmeren en (laten) uitvoeren van gerichte gegevensverzameling
• Opstellen en coördineren van een onderzoeksprogramma, gebaseerd en afgestemd op de activiteiten
en ontwikkelingsvragen vanuit een opleidingsdomein en vanuit het werkveld;
• Programmeren en (laten) uitvoeren van onderzoek, eventueel in samenwerking met ‘derden’ (andere
practoraten, werkveld, universiteiten, onderzoeksinstituten);
• Bewaken van de kwaliteit van het onderzoeksprogramma en de uitvoering ervan;
• Toepasbaar maken van onderzoekopbrengsten en deze zodanig verwoorden dat docenten en
studenten in de opleiding er hun voordeel mee kunnen doen.
2. Kennisontwikkeling, -verspreiding en -toepassing
• Opbrengsten van onderzoek toepassen (in ‘het veld’ en in de opleidingen): instrumenten,
leerprogramma’s en manieren van aanpak ontwerpen en ontwikkelen, implementeren in de praktijk,
‘good & bad practices’ zichtbaar en toegankelijk maken, aanbevelingen invoeren;
• Opbrengst van onderzoek verspreiden en toegankelijk maken (kennisoverdracht en -verspreiding)
door middel van publicaties, media-uitingen, conferenties, lezingen, workshops enzovoort.
3. Professionalisering van docenten
• Docenten(teams) bij elkaar brengen in een kenniskring en hen zo in de gelegenheid te stellen zich
(verder) te ontwikkelen;
• Docenten laten werken aan de verbetering van hun eigen lespraktijk in afstemming met de inbreng van
studenten;
• Docenten via deelname aan de kenniskring in de gelegenheid stellen zich te ontwikkelen als adviseur
van het beroepenveld;
• Docenten ´voeden´ door middel van boekbesprekingen, lezingen, conferenties en
praktijkontmoetingen;
• Docenten in contact brengen met de beroepspraktijk door uitwisseling, conferenties, stage en
onderzoek.
Waarop wordt een practoraat beoordeeld? Gegeven de opdracht wordt een practoraat primair beoordeeld op de bijdrage aan de kwaliteitsontwikkeling en
-verbetering van het onderwijs in het mbo. Daarnaast kan een practoraat periodiek worden beoordeeld op
onder meer:
• het functioneren van de kenniskring;
• de mate van professionalisering van docenten;
• de bekendheid van het practoraat binnen de mbo-instelling en het beroepenveld in de periferie;
• het verslag over de opbrengsten van het practoraat;
• de bijdrage aan het verspreiden van kennis over de grenzen van de eigen organisatie heen
8
www.practoraten.nl
Waarborgen van de kwaliteit van een practoraat Kwaliteitsborging vindt plaats door eisen te stellen aan de input, het proces en de output van het practoraat.
• Aan de inputzijde zijn de bekwaamheid van de practor, de opzet van de activiteitenagenda en de
samenstelling van de kenniskring van belang. Ook de rugdekking voor het practoraat vanuit de leiding
van de mbo-instelling en de bereidheid van docenten om met de practor samen te werken, zijn
voorwaarde voor het realiseren van resultaten. Het is verstandig om te werken met een meerjarige
aanpak.
• Bij de uitvoering van werkzaamheden zijn de opzet en uitvoering van de gegevensverzameling, het
opstellen en implementeren van verbeterplannen en het evalueren van het verbeterproces relevant.
• Het resultaat van het practoraat kan worden beoordeeld aan de hand van de toepasbaarheid van de
onderzoeksresultaten, de realisatie van onderwijskundige vernieuwingen, de professionalisering van
docenten en de bijdragen aan de gerealiseerde het verspreiden van kennis in het opleidingsdomein. Als
in het opleidingsdomein een cultuur van professionele evaluatie en verbeteringen wordt versterkt of
gerealiseerd, zijn de resultaten als positief aan te merken.
Kortom Uit het voorgaande zal duidelijk zijn geworden dat de stichting ‘Ieder mbo een practoraat’ haar naam eer
aandoet en inderdaad van mening is dat ieder mbo een practoraat verdient; en bovendien dat zij wil stimuleren
dat al die practoraten samenwerken en elkaar versterken in een nationaal netwerk.
Dit visiedocument kan worden beschouwd als een hefboom om het thema ‘Ieder mbo een practoraat’ tot
gespreksonderwerp te maken en kennisontwikkeling hierover te bevorderen. Opmerkingen en reacties ter
aanscherping van deze visie zijn van harte welkom via [email protected]
De actuele stand van zaken wat betreft actieve practoraten is te vinden op www.practoraten.nl
Stichting ‘Ieder mbo een practoraat’, januari 2016.
Opstellers: Marc van der Meer, Jos van der Waals, Jorick Scheerens
1 Deze verbeterdoelstellingen komen uit het Bestuursakkoord mbo voor 2014. 2 Zie C.K. Prahalad & G. Hamel, The core competencies of the corporation, Harvard Business School, 2004. 3 WRR (2008). Innovatie in viervoud, Amsterdam: Amsterdam University Press. 4 Zie H. Smulders, A. Hoeve en M. Van der Meer (2012). Co-makership in vijf varianten, ’s-Hertogenbosch: ecbo/ Ede: HPBO. 5 Zie bijvoorbeeld Commissie Dijsselbloem, Tijd voor Onderwijs, 2008; WRR (2013). Naar een lerende economie, Amsterdam: Amsterdam University Press. 6 Zie de inaugurele rede van Daan Andriessen als start van het lectoraat ‘methodologie van praktijkgericht onderzoeker’ bij de Hogeschool Utrecht, die de beide eisen van methodische grondigheid en praktische relevantie bij elkaar brengt.