Upload
others
View
9
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
dermatologische afwijkingen op de SEH
primair dermatologisch
uiting van interne aandoening
www.bmj.com
Niet primair voor de huid naar SEH verwezen: Primair voor de huid naar SEH verwezen:
NL?
(204 patiënten)
CASUS 1 Man, sinds 2 dgn progressief roodheid, jeuk, malaise en rillingen. Keelpijn en hoesten sinds 4 dagen, waarvoor anti-grieptabletten van drogist. Geen andere medicatie. VG: eczeem als kind. 1 mnd geleden onbeschermde seks met (vr.) prostituee.
CASUS 1 L.O.: >90% erythemateuze huid, temp 38, pols 120/min, RR 110/56. Pitting oedeem en enkele petechiae onderbenen. Slijmvliezen g.b. Lymfadenopathie bdz cervicaal, axillair en inguinaal. Patiënt zit te rillen, heeft het koud. Bloed: leukocytose↑↑, PMN↑↑, eo’s ↑, CRP↑↑, ALAT↑.
Hoe heet dit dermatologisch klinisch beeld?
CASUS 1 Man, sinds 2 dgn progressief roodheid, jeuk, malaise en rillingen. Keelpijn en hoesten sinds 4 dagen, waarvoor anti-grieptabletten van drogist. Geen andere medicatie. VG: eczeem als kind. 1 mnd geleden onbeschermde seks met (vr.) prostituee.
Mogelijke onderliggende oorzaken van de erytrodermie?
CASUS 1 Erytrodermie (>90% rood), op basis van:
o para-infectieus? (toxisch erytheem? acuut HIV exantheem? secundaire syphilis?)
o geneesmiddelovergevoeligheidsreactie? o acuut eczeem? o psoriasis? o cutaan T-cel lymfoom, Sézary syndroom?
Risico’s erytrodermie: • warmte- en vochtverlies (4-5 L/dag) tgv vasodilatatie • electrolytenstoornissen • bij ouderen: cave (high-output) hartfalen • eiwitverlies tgv afschilfering (15-30% meer dan
normaal) → neg. stikstofbalans → hypoalbuminemie en cachexie, risico op infecties en sepsis
CASUS 1 Beleid bij deze patiënt: o klinische opname o consult dermatoloog, biopten o stop anti-grieptabletten o infuus, vochtbalans, monitoring electrolyten o calorie-intake bewaken, voorkom onderkoeling o corticosteroïden lokaal of i.v., emolliëntia,
sederende antihistaminica
PA huidbiopt: milde spongiose in epidermis, perivasculair infiltraat van lymfocyten, neutro’s en eo’s in oedemateuze dermis
CASUS 1 Erytrodermie, op basis van:
o para-infectieus? (toxisch erytheem? acuut
HIV exantheem? secundaire syphilis?)
o geneesmiddelovergevoeligheidsreactie?
o acuut eczeem?
o psoriasis?
o cutaan T-cel lymfoom, Sézary?
serologie (HIV, lues, EBV, CMV, parvo): negatief
CASUS 1 Diagnose: geneesmiddelovergevoeligheidsreactie (Type IV) op fenylefrine*
* (α-)sympathicomimeticum: vasoconstrictie en decongestie slijmvliezen
Man 71 jaar, sinds 3 mnd toenemend rood en schilferend, nu 80%. VG: schilferende, rode plekjes ellebogen en scalp. Med: sinds half jaar lithium i.v.m. bipolaire stoornis.
Diagnose?
CASUS 2
sub-erytrodermie (dreigende erytrodermie) op basis van psoriasis, geluxeerd door lithium
CASUS 2
o lithiumgebruik geeft in 50% verergering van bestaande psoriasis
o andere medicijnen, die psoriasis kunnen verergeren:
bètablokkers (m.n. propanolol, voor de selectieve bètablokkers is minder bewijs), anti-malaria middelen (hydroxychloroquine, chloroquine, quinacrine), terbinafine, NSAIDs (m.n. indometacine)
Erytrodermische psoriasis: dagelijks eiwitverlies 30% verhoogd tgv verhoogde epidermale turnover en desquamatie
Michael Gambon als schrijver Philip Marlow in “The Singing Detective” (BBC serie 1986)
ERYTHRODERMIE (ERYTHRODERMA) codes 0695.9004 / L53.91 Onder erytrodermie verstaat men een diffuse roodheid van de gehele huid (universeel) of een groot deel daarvan (gegeneraliseerd), berustend op massale vasodilatatie. Afhankelijk van de oorzaak bestaat er tevens schilfering van de huid. Als de huid over een groot oppervlak rood (en schilferend) is, dan ontstaan er problemen. Over een groot oppervlak is er vasodilatatie: de vele openstaande capillairen geven warmte af. De huid voelt warm aan, maar de patiënt heeft het koud, heeft moeite om de kerntemperatuur op peil te houden. Koude rillingen en ondertemperatuur zijn het gevolg. Koorts komt overigens ook voor. Daarnaast wordt er veel vocht verdampt: patiënten hebben een dorstsensatie, drinken veel, en neigen tot uitdroging. Als er tevens veel schilfering is, verliest de patiënt ook hoogwaardig eiwit (keratine). Het totaal eiwit en albumine daalt. De patiënt moet veel eten om dit te compenseren, gewichtsverlies is een mogelijk symptoom. Een erythrodermie kan gevaarlijk zijn. Bij langdurig bestaan dreigt onderkoeling, uitdroging, cachexie. Een uitgebreide erythrodermie is een opname indicatie. In de klassieke definitie is een erytrodermie universeel. Maar ook als er een groot deel van de huid is aangedaan in combinatie met koude rillingen of dorst is het verstandig om het beeld als erytrodermie te kenmerken. Vervolgens kunnen daar maatregelen op genomen worden maar is er ook een goed gedefinieerd lijstje van mogelijke oorzaken voor een erytrodermie: Differentiële diagnose van erytrodermie: - psoriasis - atopisch eczeem - toxicodermieën, o.a. t.g.v. hydantoïne derivaten, carbamazepine, captopril, phenindione, cimetidine, diltiazim, nitrofurantoïne, isoniazide, lithium en goud (cave TEN) - seborroisch eczeem - contacteczeem - SSSS (Staphylococcal Scalded Skin Syndrome) - maligne reticulosen (lymfoma, Sezary-syndroom/Cutaan T-cel lymfoom, leukemie) - pityriasis rubra pilaris - dermatomyositis - lichen planus - paraneoplastisch (carcinomen, adenocarcinomen) - actinisch reticuloid - idiopatisch (red man syndrome) - erythroderma ichthyosiformis congenita (collodium huid) - erythrokeratoderma figurata variabilis Diagnostiek: Een grondig dermatologisch onderzoek (inclusief behaarde hoofd, nagels, slijmvliezen!) en een grondig fysisch diagnostisch onderzoek is noodzakelijk. Aan de hand van de DD moet aanvullend onderzoek gedaan worden: - algemeen bloed onderzoek (BSE, Hb, leuko's + diff, totaal eo's, Na, K, kreat, ureum, ALAT, ASAT, AF, gamma-GT, LDH, CK) - huidbiopten - X-thorax - zonodig echoscopie, CT-scan, PET scan, endoscopie, tumor markers - IgE + RAST pakket bij aanwijzingen voor atopie - bij verdenking op reticulosen (CTCL, Sezary, leukemie) speciële hematologie - handdiff speciële hematologie - T-cel markers op perifeer bloed - DNA-rearrangement (10 ml EDTA, onderzoek naar clonaliteit) - T4/T8 ratio - indien de uitslagen op een Sezary syndroom wijzen tevens CT-scan abdomen, en een beenmergpuntie (consult hematologie) - bij erytrodermie met schilfering op basis van CTCL (Sezary syndroom) zijn systemische lokalisaties mogelijk. - voor de stagering is het belangrijk om naar vergrote lymfklieren te zoeken en die te puncteren of excideren (zie onder lymfomen). Therapie: De behandeling moet gericht zijn op de onderliggende oorzaak (indien mogelijk). Bij toxicodermie verdachte medicatie staken of vervangen. In het algemeen zal lokale behandeling met klasse 2-3 corticosteroïd crème of zalf geïndiceerd zijn. Bij gebruik van vette zalven kan warmte stuwing optreden met koorts als gevolg. Bij gebruik van lokale steroiden op een groot en erythemateus oppervlak is de systemische opname ook groot. Al bij een klasse II steroid 1 maal daags is de absorptie zo groot dat het nuchter cortisol al niet meer detecteerbaar is. De behandeling is equivaent aan het systemisch geven van prednison. Dit is niet erg, zolang men zich het maar realiseert. Bij langdurig gebruik van lokale steroiden op een groot oppervlak kan zelfs bijnierschors insufficientie optreden. Voor psoriasis en pityriasis rubra pilaris en vroege vormen van CTCL is PUVA behandeling een aantrekkelijke en effectieve therapie. De aandoening kan gepaard gaan met uitgebreid (soms 4-5 liter/dg) extrarenaal (transdermaal) vochtverlies, een negatieve stikstofbalans (vooral bij uitgebreide desquamatie), oedeem (hypoalbuminemie), en hypothermie, hetgeen klinische behandeling noodzakelijk maakt. Naast specifieke op de oorzaak gerichte therapie dient men te zorgen voor vocht en eiwitsuppletie en een adequate omgevingstemperatuur. - Vochtbalans zorgvuldig bijhouden, in meer stabiele fase is dagelijks wegen voldoende, + controle pols, tensie en temperatuur. - Controle Na K kreat albumine totaal eiwit (calcium). - Eiwitrijk dieet, veel drinken, zonodig infuus, patiënt warm houden, goede kleding. - Indifferente therapie (cave hypertermie bij te vette occlusieve zalven zoals vaseline). Af en toe baden om schilfers los te weken. - Bij oedeem compressie/hoogleggen, zonodig diuretica, bij extreem albuminetekort suppletie overwegen.
Differentiële diagnose bij erytrodermie:
o idiopathisch (25-30%!) o geneesmiddelovergevoeligheidsreacties o para-infectieus o lymfomen, leukemie, Sézary syndroom (4-21%) o eczeem (atopisch > contactallergisch > seborrhoïsch) o psoriasis o autoimmuun-bulleuze dermatosen o pityriasis rubra pilaris o fotodermatosen, dermatomyositis, SLE o lichen planus, acute GvH disease o paraneoplastisch (carcinomen, adenocarcinomen) o sommige genodermatosen
ERYTHRODERMIE (ERYTHRODERMA) codes 0695.9004 / L53.91 Onder erytrodermie verstaat men een diffuse roodheid van de gehele huid (universeel) of een groot deel daarvan (gegeneraliseerd), berustend op massale vasodilatatie. Afhankelijk van de oorzaak bestaat er tevens schilfering van de huid. Als de huid over een groot oppervlak rood (en schilferend) is, dan ontstaan er problemen. Over een groot oppervlak is er vasodilatatie: de vele openstaande capillairen geven warmte af. De huid voelt warm aan, maar de patiënt heeft het koud, heeft moeite om de kerntemperatuur op peil te houden. Koude rillingen en ondertemperatuur zijn het gevolg. Koorts komt overigens ook voor. Daarnaast wordt er veel vocht verdampt: patiënten hebben een dorstsensatie, drinken veel, en neigen tot uitdroging. Als er tevens veel schilfering is, verliest de patiënt ook hoogwaardig eiwit (keratine). Het totaal eiwit en albumine daalt. De patiënt moet veel eten om dit te compenseren, gewichtsverlies is een mogelijk symptoom. Een erythrodermie kan gevaarlijk zijn. Bij langdurig bestaan dreigt onderkoeling, uitdroging, cachexie. Een uitgebreide erythrodermie is een opname indicatie. In de klassieke definitie is een erytrodermie universeel. Maar ook als er een groot deel van de huid is aangedaan in combinatie met koude rillingen of dorst is het verstandig om het beeld als erytrodermie te kenmerken. Vervolgens kunnen daar maatregelen op genomen worden maar is er ook een goed gedefinieerd lijstje van mogelijke oorzaken voor een erytrodermie: Differentiële diagnose van erytrodermie: - psoriasis - atopisch eczeem - toxicodermieën, o.a. t.g.v. hydantoïne derivaten, carbamazepine, captopril, phenindione, cimetidine, diltiazim, nitrofurantoïne, isoniazide, lithium en goud (cave TEN) - seborroisch eczeem - contacteczeem - SSSS (Staphylococcal Scalded Skin Syndrome) - maligne reticulosen (lymfoma, Sezary-syndroom/Cutaan T-cel lymfoom, leukemie) - pityriasis rubra pilaris - dermatomyositis - lichen planus - paraneoplastisch (carcinomen, adenocarcinomen) - actinisch reticuloid - idiopatisch (red man syndrome) - erythroderma ichthyosiformis congenita (collodium huid) - erythrokeratoderma figurata variabilis Diagnostiek: Een grondig dermatologisch onderzoek (inclusief behaarde hoofd, nagels, slijmvliezen!) en een grondig fysisch diagnostisch onderzoek is noodzakelijk. Aan de hand van de DD moet aanvullend onderzoek gedaan worden: - algemeen bloed onderzoek (BSE, Hb, leuko's + diff, totaal eo's, Na, K, kreat, ureum, ALAT, ASAT, AF, gamma-GT, LDH, CK) - huidbiopten - X-thorax - zonodig echoscopie, CT-scan, PET scan, endoscopie, tumor markers - IgE + RAST pakket bij aanwijzingen voor atopie - bij verdenking op reticulosen (CTCL, Sezary, leukemie) speciële hematologie - handdiff speciële hematologie - T-cel markers op perifeer bloed - DNA-rearrangement (10 ml EDTA, onderzoek naar clonaliteit) - T4/T8 ratio - indien de uitslagen op een Sezary syndroom wijzen tevens CT-scan abdomen, en een beenmergpuntie (consult hematologie) - bij erytrodermie met schilfering op basis van CTCL (Sezary syndroom) zijn systemische lokalisaties mogelijk. - voor de stagering is het belangrijk om naar vergrote lymfklieren te zoeken en die te puncteren of excideren (zie onder lymfomen). Therapie: De behandeling moet gericht zijn op de onderliggende oorzaak (indien mogelijk). Bij toxicodermie verdachte medicatie staken of vervangen. In het algemeen zal lokale behandeling met klasse 2-3 corticosteroïd crème of zalf geïndiceerd zijn. Bij gebruik van vette zalven kan warmte stuwing optreden met koorts als gevolg. Bij gebruik van lokale steroiden op een groot en erythemateus oppervlak is de systemische opname ook groot. Al bij een klasse II steroid 1 maal daags is de absorptie zo groot dat het nuchter cortisol al niet meer detecteerbaar is. De behandeling is equivaent aan het systemisch geven van prednison. Dit is niet erg, zolang men zich het maar realiseert. Bij langdurig gebruik van lokale steroiden op een groot oppervlak kan zelfs bijnierschors insufficientie optreden. Voor psoriasis en pityriasis rubra pilaris en vroege vormen van CTCL is PUVA behandeling een aantrekkelijke en effectieve therapie. De aandoening kan gepaard gaan met uitgebreid (soms 4-5 liter/dg) extrarenaal (transdermaal) vochtverlies, een negatieve stikstofbalans (vooral bij uitgebreide desquamatie), oedeem (hypoalbuminemie), en hypothermie, hetgeen klinische behandeling noodzakelijk maakt. Naast specifieke op de oorzaak gerichte therapie dient men te zorgen voor vocht en eiwitsuppletie en een adequate omgevingstemperatuur. - Vochtbalans zorgvuldig bijhouden, in meer stabiele fase is dagelijks wegen voldoende, + controle pols, tensie en temperatuur. - Controle Na K kreat albumine totaal eiwit (calcium). - Eiwitrijk dieet, veel drinken, zonodig infuus, patiënt warm houden, goede kleding. - Indifferente therapie (cave hypertermie bij te vette occlusieve zalven zoals vaseline). Af en toe baden om schilfers los te weken. - Bij oedeem compressie/hoogleggen, zonodig diuretica, bij extreem albuminetekort suppletie overwegen.
Differentiële diagnose bij erytrodermie:
oidiopathisch (25-30%) ogeneesmiddelovergevoeligheidsreacties opara-infectieus olymfomen, leukemie, Sézary syndroom (4-21%) oeczeem (atopisch > contactallergisch > seborrhoïsch) opsoriasis oautoimmuun-bulleuze dermatosen opityriasis rubra pilaris ofotodermatosen, dermatomyositis, SLE olichen planus, acute GvH disease oparaneoplastisch (carcinomen, adenocarcinomen) osommige genodermatosen
bij idiopathische erytrodermie wordt in 25-30% op termijn (soms na jaren) een maligne (cutaan of systemisch) lymfoom gevonden!
Uit: Ibrahimi et al. Dermatology Online Journal 15 (9): 8
CASUS 3 Vrouw 47 jaar, blanco VG. Sinds 4 dgn snel uitbreidende jeukende uitslag. Temp: 38.5˚C. Med: sinds 10 dgn terbinafine 250 mg p.o. wegens nagelschimmel.
CASUS 3
Differentiële diagnose?
Vrouw 47 jaar, blanco VG. Sinds 4 dgn snel uitbreidende jeukende uitslag. Temp: 38.5˚C. Med: sinds 10 dgn terbinafine 250 mg p.o. wegens nagelschimmel.
Uit: Ibrahimi et al. Dermatology Online Journal 15 (9): 8
CASUS 3
DD: opustuleuze psoriasis, geluxeerd door
terbinafine oAGEP (Acute Gegeneraliseerde
Exanthemateuze Pustulosis)
Uit: Ibrahimi et al. Dermatology Online Journal 15 (9): 8
Acute Gegeneraliseerde Exanthemateuze Pustulosis (AGEP)
o incidentie 1-5/miljoen per jaar
o criteria van Roujeau:
o in 90% door medicijn, o.a. penicillines, macroliden, quinolonen, terbinafine, diltiazem, hydroxychloroquine
o in 10% door infecties (o.a. EBV, CMV, HBV, Coxsackie)
o behandeling: STOP causaal medicijn! Corticosteroïden i.v.
o mortaliteit tot 5%
1. non-folliculaire pustels (<5 mm) op oedemateus erytheem 2. PA: subcorneale en/of intraepidermale pustels, dermaal oedeem,
perivasculaire infiltraten van neutrofielen of eosinofielen 3. koorts >38˚C 4. PMNs bloed >7 x 109/L 5. acuut begin en spontane remissie binnen 15 dagen
Epicutane (patch) testen bij AGEP: sensitiviteit 50-80%
AGEP is waarschijnlijk een Type IV overgevoeligheids-reactie (T-cel gemedieerd), gepaard met veel CXCL8 (IL-8) release in de epidermis → chemotactische gradient → accumulatie van neutrofielen → pustels
CASUS 3
Decursus: terbinafine STOP → ondanks 60 mg prednisolon p.o. snelle uitbreiding pustels tot 70% huidopp. → klinische opname, methylprednisolon i.v. (2.4 mg/kg, 125 mg per dag) en vaseline-gazen. Snelle verbetering binnen 36 uur → ontslag met afbouwschema oraal prednisolon → volledige genezing binnen 3 wkn
Conclusie: AGEP op terbinafine
Uit: Ibrahimi et al. Dermatology Online Journal 15 (9): 8
CASUS 4 Man 30 jr. Sinds 2 wkn progressief exantheem, oedeem gelaat, malaise en koorts 39.1°C. VG: trigeminusneuralgie, waarvoor sinds 6 wkn Tegretol®. Overige VG: gb.
L.O.: lymfadenopathie cervicaal en axillair bdz. Lab: BSE 72, CRP 35, lymfo’s 0.6, neutro’s 7, eosinofielen 6.2 x 109/L, trombo’s 70. ALAT 141, ASAT 111. Urine eiwit ++. Bloed- en urinekweken: neg.
Dag 1 Dag 3
Hoe heet dit syndroom
(acronym)?
DRESS Syndroom (Drug Reaction with Eosinophilia and
Systemic Symptoms, Drug-Induced Hypersensitivity Syndrome):
o 2-6 weken na start medicatie, carbamazepine meest berucht
o kliniek: koorts en jeuk, gevolgd door exantheem gelaat (met oedeem!) → romp → extremiteiten, mucositis, lymfadenopathie, hepatosplenomegalie, hepatitis > nefritis > carditis, pneumonitis
o lab: leukocytose, eosinofilie, transaminases en AF↑
o pathomechanisme onbekend: idiosyncratisch defect metabolisering, waardoor toxische spiegels reactieve metabolieten → TNF, IL-6, IL-5↑↑? Re-activatie HHV-6 (= ‘6e ziekte’, exanthema subitum)?
Criteria DRESS Syndroom (vlgs RegiSCAR*):
o acute rash (maculopapuleus exantheem)
o verdacht medicijn
o klinische opname
o koorts >38°C
o lymfadenopathie ≥ 2 sites
o betrokkenheid ≥ 1 intern orgaan
o lymfocytose of lymfopenie en/of eosinofilie en/of trombopenie
* European Registry of Severe Cutaneous Adverse Reactions
verplicht aanwezig
3 van de 4 aanwezig
eosinofilie bloed is dus niet obligaat!
CASUS 5 Meisje 7 jr, sinds 4 dagen toenemend rood, huid is nattend, erosief en “laat los”, fragiele blaarvorming en lamellaire schilfering. Aanraken is pijnlijk, temp 38.2⁰C.
Wat vraag je aan de ouders?
Heeft patiëntje in de afgelopen weken medicijnen gebruikt?
CASUS 5 Alleen paracetamol gebruikt
Diagnose?
BIOPSIE
geel-bruine crustae rond mond, aan mucosa g.b.
SSSS:
o vooral bij kinderen 0-6 jaar, gemiddeld 2 jr
o vaak voorafgegaan door impetigo (bullosa)
o tgv circulerende Staphylococcus aureus exotoxines ET-A
en ET-B (serine proteasen)
o ET-A en –B breken desmosomen af in str. granulosum,
waardoor blaren ontstaan hoog in de epidermis
o target is Desmogleïne 1 (Dsg-1)
o bloedkweken negatief, blaarinhoud idem
o goede prognose bij adequate AB therapie
CASUS 6 Vrouw 67 jaar, sinds 6 maanden erosief/crusteuze tot schilferende plaques aan scalp, nek, borst, rug. Enkele fragiele blaren. AB kuren helpen niet. Huid- en neuskweek: huidflora, geen S. aureus.
Diagnose?
CASUS 6 Pemphigus* foliaceus
Autoimmuun-bulleuze dermatose tgv IgG autoantistoffen tegen Dsg-1, waardoor blaarvorming hoog in de epidermis (in stratum granulosum)
*Pemphix (πέμφιξ) = blaar
Pemphigus foliaceus:
o type II overgevoeligheidsreactie (Gell & Coombs): autoantistoffen binden aan Dsg-1 op keratinocyten
o afdeling dermatologie [VUmc+AMC]: 1-2 per jaar
o slijmvliezen doen niet mee (want weinig Dsg-1 in mucosa), i.t.t. ‘gewone’ pemphigus (vulgaris)
o milder beloop dan pemphigus vulgaris
o DD: impetigo (bullosa), SSSS, bulleuze toxicodermie
o endemisch in ontboste jungle Brazilië (‘fogo selvagem’: ‘wild vuur’)
http://openi.nlm.nih.gov
Pemphigus vulgaris: anti Dsg-3 en anti Dsg-1
Pemphigus foliaceus: anti Dsg-1
Pemphigus vulgaris (PV):
o incidentie 0.5-3.2 per 100.000 (vaker bij joodse, resp. mediterrane afkomst), m=v, piek 50-60 jr
o afdeling dermatologie [VUmc+AMC]: ± 3 per jaar
o meestal anti Dsg-3 en anti Dsg-1
o begint in 50-70% in de mond (erosieve stomatitis) > conjunctiva > overig (oesophagus, genitaal)
o DD: erythema multiforme (major), Stevens-Johnson syndroom, toxische epidermale necrolyse (TEN)
o mortaliteit 5-15%
Teken van Nikolsky, resp. Asboe-Hansen:
Teken van Nikolsky I: opwekken van een blaar door duwen met vinger op schijnbaar intacte huid
Teken van Nikolsky II (Asboe-Hansen): verplaatsen van bestaande blaar door duwen met vinger
SSSS, pemphigus, TEN
pemphigoïd
CASUS 7 Man 60 jr, sinds wkn progressief blaren en erosies huid, pijnlijke erosies lippen, conjunctiva en in mond en keel. Malaise, slikklachten, heesheid, hoesten, kortademig. VG: g.b. Geen medicatie.
Wat is de differentiële diagnose?
CASUS 7 immunoblot serum: •anti Dsg-3 •anti-envoplakine (210 kDa) → •anti-periplakine (190 kDa) →
← 130 kDa (Dsg-3)
verdacht voor paraneoplastische pemphigus
PA: splijting laag in epidermis
CASUS 7 CT-thorax: tumor mediastinum 4x6 cm, Folliculair Dendritisch Cel Sarcoom
bronchiolitis obliterans, tgv anti-plakines
Pemphigoïd:
o meest voorkomende bulleuze autoimmuunziekte
o incidentie: >40 gevallen per jaar per miljoen
o vooral personen ≥70 jaar, incidentie stijgt (m.n. door vergrijzing)
o afdeling dermatologie [VUmc+AMC]: 1-2 per maand
o stevige blaren sub-epidermaal op erythemateuze-urticariële bodem, begint vaak aan abdomen en buigzijde extremiteiten
o milde orale laesies in 10-20%
Pathogenese pemphigoïd:
o type II overgevoeligheidsreactie (Gell & Coombs)
o IgG autoantistoffen tegen bestanddelen van
hemidesmosomen van keratinocyten: BP180
(type XVII collageen) en/of BP230 (intracellulair plakine)
o uitlokkende factoren: medicatie (o.a. furosemide, antibiotica, captopril), UV-straling, radiotherapie, voorafgaande dermatose (o.a. psoriasis)
Directe IF: lineair IgG (70-90%) en C3 (90-00%)
Serologie bij pemphigoïd:
Indirecte IF ELISA Western blot
Diagnostiek bij pemphigoïd:
>90% pos
CASUS 8 Man 28 jr, gezond. Sinds 1 week licht jeukende plekken, eerst aan handpalmen & voetzolen, nu ook extremiteiten en romp. Sinds 3 dagen ook erosie in mond. Med: geen.
Wat is de diagnose?
Erythema (exsudativum) multiforme, E(E)M:
o (sub)acute dermatitis met ‘schietschijflaesies’, +/- mucositis
o EM minor = mn acraal (handen en voeten) zonder mucositis; EM major = uitgebreider, meestal met mucositis (is geen Stevens-Johnson syndroom)
o 90% door infecties (vooral HSV), <10% door medicatie (o.a. NSAIDs, anti-epileptica, AB)
CASUS 8
Kweek blaasjesvocht: HSV-2 Diagnose: Erythema Multiforme (EM) major, t.g.v. herpes genitalis
inspectie genitalia: gegroepeerde vesikels 1-2 mm
Stevens-Johnson Syndroom (SJS) versus EM major:
o bij SJS huidafwijkingen aan romp > extremiteiten en geen klassieke ‘schietschijflaesies’ zoals bij EM major
o bij SJS grotere plaques/maculae en meer purpura-component dan bij EM major
o bij SJS ernstiger mucositis (oraal, genitaal, conjunctiva) dan bij EM major
o bij SJS vaker malaise en systemische klachten
o SJS relatief vaker door medicijnen
TEN (ziekte van Lyell):
o incidentie ±1 per miljoen per jaar, piek 45-65 jr
o bijna altijd door medicijn (1-3 wkn na start): sulfonamiden
(trimethoprim / sulfametoxazol), anti-epileptica (carbamazepine, fenytoïne), β-Lactam antibiotica, chinolonen (ciprofloxacine), antiretrovirale middelen (nevirapine, abacavir), allopurinol, NSAIDs, etc
o complicaties: sepsis, GI-bloeding, multi-organ failure, bronchiolitis obliterans
o mortaliteit 10-70% → opname brandwondencentrum!
Massale epidermale apoptose en necrose o.i.v. CTL’s & NK cellen na een idiosyncratische reactie?
Pathomechanisme TEN:
CASUS 9 Vrouw, 35 jaar. 2 wkn ‘grieperig’, temp 38-39 °C, hoofdpijn, pijnlijke polsen en enkels. Sinds 3 dagen gevoelige rode bulten aan nek, rug en bovenarmen. VG: al 3 maanden moe en last van bloedend tandvlees. Med: paracetamol.
iemand al een idee?
CASUS 9 Vrouw, 35 jaar. 2 wkn ‘grieperig’, temp 38-39 °C, hoofdpijn, pijnlijke polsen en enkels. Sinds 3 dagen gevoelige rode bulten aan nek, rug en bovenarmen. VG: al 3 maanden moe en last van bloedend tandvlees. Med: paracetamol.
Huidbiopsie: subcorneale pusteltjes, fors oedeem in oppervlakkige dermis, diffuus dermaal infiltraat van neutrofiele granulocyten, focaal vorming van abcesjes, kernpuin, maar geen vasculitis.
Wat is de diagnose?
Sweet(’s) Syndroom (acute febriele neutrofiele dermatose)
gezien de langer bestaande moeheid (anemie?) en
tandvleesbloedingen (trombopenie?):
cave onderliggende hematologische maligniteit (AML? MDS?)
o 1964, Robert Douglas Sweet
o v>>m, piek 30-50 jr
o diagnostische criteria (2 major en 2 minor nodig)*:
Major: 1. acute gevoelige/pijnlijke diep-rode nodi en plaques 2. voornamelijk neutrofiel infiltraat, zonder vasculitis
Minor: 1. voorafgaande koorts >38°C of infectie 2. gepaard met koorts >38°C (50%), artralgie (62%),
conjunctivitis (38%) of maligniteit (20-35%) 3. leukocytose >8000, neutro’s >70%, BSE↑, CRP↑ (3/4) 4. goede reactie op syst cortico’s, niet op antibiotica
*von den Driesch P. J Am Acad Dermatol 1994
Sweet(’s) Syndroom:
‘klassiek’: (idiopathisch,
post-infectieus?)
53%
bij maligniteit:
35%
tgv medicijn:
12%
Sweet(’s) Syndroom
*
* Rochet et al. J Am Acad Dermatol 2013;69:557-64. Retrospectieve studie bij 77 ptn
‘klassiek’: (idiopathisch,
post-infectieus?)
53%
bij maligniteit:
35%
tgv medicijn:
12%
Sweet(’s) Syndroom
*
* Rochet et al. J Am Acad Dermatol 2013;69:557-64. Retrospectieve studie bij 77 ptn
Maligniteiten geassocieerd met Sweet’s Syndroom:
* Rochet et al. J Am Acad Dermatol 2013;69:557-64. Retrospectieve studie bij 77 ptn
‘klassiek’: (idiopathisch,
post-infectieus?)
53%
bij maligniteit:
35%
tgv medicijn:
12%
Sweet(’s) Syndroom
*
* Rochet et al. J Am Acad Dermatol 2013;69:557-64. Retrospectieve studie bij 77 ptn
Medicijnen die Sweet’s Syndroom kunnen geven:
Uit: Cohen PR. Orphanet Journal of Rare Diseases 2007;2:34