2
69 Korte aankondiging. zichzelf vereenzelvigt, aan welks bestaan hij deel heeft. Schr. meent, dat in ide. affixen resten bewaard zijn van overoude deictische elementen; zoo bepaaldelijk in een gutturaal affix van de ik-deixis. Aangenomen wordt een ide. k, die zich in her Germaansch voordoet als g en ng. In een reeks seman- tische groepen wijst Schr. voorbeelden aan, n.l.: namen van menschelijke lichaamsdeelen, deelen van andere voorwerpen, kleedingstukken en woon- plaatsen, werktuigen en wapenen, voedingsmiddelen, verwantschapsgraden, wilde dieren en huisdieren, planten en boomen, gebieden van menschelijke werkzaamheid, plaatselijke betrekkingen. Het bezwaar tegen deze theorie, dat die voorbeelden uit verschillende perioden stammen h ten deele zeker uit een periode, waarin de deixis niet meet werd uitgedrukt --, bestrijdt Schr. door voor alle groepen behalve die der menschelijke lichaamsdeelen analogieformatie aannemelijk te achten. G. IPSEN und F. }(ARC}, Schallanalytische Versuche. Eine Einfiihrung in die Sehallanalyse. (Germ. Bibl., 2, 24). Heidelberg, C. Winter, 1928. De methode der ,,Schallanalyse", waaraan de naam Sievers onafscheidelijk verbonden is, lijkt, zooals de schrijvers zelf verklaren, een tooverkunst: bf een zwarte kunst, bf de koninklijke weg tot den oorsprong der taal. Wie geneigd is het eerste dezer beide oordeelen te onderschrijven, zal toch soms de behoefte in zich voelen opkomen om in de werkplaats van de anderen een kijkje te nemen: zij mochten eens gelijk hebben. En dan vindt hij in dit boek een gids, verstaanbaarder dan zijn voorgangers. Wat de meester in groote visie zag, willen de leerlingen tot de menschen brengen. En ook wie na kennismaking eindigt met een afwijzing, voelt zich bevredigd, nu hem in eenvoudige taal en voorbeelden iets verteld is over een onder- werp, dat zooveel gemoederen in beweging brengt. Men leze eerst het slot- hoofdstuk: de ,,Erl~iuterung". Daarna de inleiding, waarin de indeeling der proeven wordt toegelicht. Er zijn vier groepen: betreffende 1. de auteurs, 2. de invoegsels, 3. de uitlatingen der proefteksten, 4. de vraag, of de methode voortgezet kan worden. Daarbij sluiten zich de proeven zelf aan, gebaseerd op moderne Duitsche gedichten, zinnen van Tacitus, en verzen van Vondel. AANKONDIGING VAN EIOEN WERK. J. TIELROOY, Fransche litteratuur van onze dagen. Studies en Karakteristiek, Haarlem, Tjeenk Willink, 1928. Involontairement sans doute, mais in~vitablement, toute oeuvre d'art sugg~re une r6ponse ~ une de ces questions 6ternelles que se pose l'homme sur ses relations avec le Surnaturel, avec ses semblables, avec lui-m~me. Et elle le fair -- est-il besoin de le dire? -- par des moyens esth~tiques, qui se distinguent profond6ment des moyens qu'emploient la philosophie, la religion, la science, ces autres fournisseuses de r6ponses aux grands probi~mes. T~cher de discerner dans I'~euvre d'art ces r~ponses et ces moyens

Fransche litteratuur van onze dagen. Studies en Karakteristiek

  • Upload
    j-t

  • View
    215

  • Download
    3

Embed Size (px)

Citation preview

69 Korte aankondiging.

zichzelf vereenzelvigt, aan welks bestaan hij deel heeft. Schr. meent, dat in ide. affixen resten bewaard zijn van overoude deictische elementen; zoo bepaaldelijk in een gutturaal affix van de ik-deixis. Aangenomen wordt een ide. k, die zich in her Germaansch voordoet als g en ng. In een reeks seman- tische groepen wijst Schr. voorbeelden aan, n.l.: namen van menschel i jke lichaamsdeelen, deelen van andere voorwerpen, kleedingstukken en woon- plaatsen, werktuigen en wapenen, voedingsmiddelen, verwantschapsgraden, wilde dieren en huisdieren, planten en boomen, gebieden van menschelijke werkzaamheid, plaatselijke betrekkingen. Het bezwaar tegen deze theorie, dat die voorbeelden uit verschillende perioden stammen h ten deele zeker uit een periode, waarin de deixis niet meet werd uitgedrukt - - , bestrijdt Schr. door voor alle groepen behalve die der menschelijke lichaamsdeelen analogieformatie aannemelijk te achten.

G. IPSEN und F. }(ARC}, Schallanalytische Versuche. Eine Einfiihrung in die Sehallanalyse. (Germ. Bibl., 2, 24). Heidelberg, C. Winter, 1928.

De methode der ,,Schallanalyse", waaraan de naam Sievers onafscheidelijk verbonden is, lijkt, zooals de schrijvers zelf verklaren, een tooverkunst : bf een zwarte kunst, bf de koninklijke weg tot den oorsprong der taal. Wie geneigd is het eerste dezer beide oordeelen te onderschrijven, zal toch soms de behoefte in zich voelen opkomen om in de werkplaats van de anderen een kijkje te nemen: zij mochten eens gelijk hebben. En dan vindt hij in dit boek een gids, verstaanbaarder dan zijn voorgangers. Wat de meester in groote visie zag, willen de leerlingen tot de menschen brengen. En ook wie na kennismaking eindigt met een afwijzing, voelt zich bevredigd, nu hem in eenvoudige taal en voorbeelden iets verteld is over een onder- werp, dat zooveel gemoederen in beweging brengt. Men leze eerst het slot- hoofdstuk: de ,,Erl~iuterung". Daarna de inleiding, waarin de indeeling der proeven wordt toegelicht. Er zijn vier groepen: betreffende 1. de auteurs, 2. de invoegsels, 3. de uitlatingen der proefteksten, 4. de vraag, of de methode voortgezet kan worden. Daarbij sluiten zich de proeven zelf aan, gebaseerd op moderne Duitsche gedichten, zinnen van Tacitus, en verzen van Vondel.

A A N K O N D I G I N G V A N E I O E N W E R K .

J. TIELROOY, Fransche litteratuur van onze dagen. Studies en Karakteristiek, Haarlem, Tjeenk Willink, 1928.

Involontairement sans doute, mais in~vitablement, toute oeuvre d 'a r t sugg~re une r6ponse ~ une de ces questions 6ternelles que se pose l 'homme sur ses relations avec le Surnaturel, avec ses semblables, avec lui-m~me. Et elle le fair - - est-il besoin de le dire? - - par des moyens esth~tiques, qui se distinguent profond6ment des moyens qu 'emploient la philosophie, la religion, la science, ces autres fournisseuses de r6ponses aux grands probi~mes.

T~cher de discerner dans I'~euvre d 'ar t ces r~ponses et ces moyens

Tielrooy. 70 Fransche lit[eratuur.

d'6valuer la f~condit6 des premieres et l'efficacit6 des seconds: tel est peut- ~tre le devoir de la critique complete; tel a 6t6, en tout cas, le dessein de l 'auteur de ces essais. Ce faisant, il savait s'exposer/~ quelques malentendus, notamment au soupqon de prendre ses propres id6es et ses propres sentiments pour mesure absolue de la valeur des oeuvres discut~es. II serend, au contraire, compte du caract~re relatif de route r~action sentimentale ou intellectuelle vis-h-vis d'une oeuvre litt~raire, y compris ses r6actions h lui; mais pouvait-il ne pas indiquer ces derni~res? Qu'aurait-il fallu mettre/i la place? L'objec- tivit6 est ici impossible.

Elle est possible au contraire, et n6cessaire, darts la reproduction des fairs: l 'auteur s'y est efforc6. Aux renseignements qu'il donne sur les ~crivains discut6s (Proust, Romains, Duhamel, Val6ry, etc.), il a ajout6 chaque fois quelques notes bibliographiques; une petite bibliographie g6n6rale pour l'6poque moderne termine l'ouvrage.

L'auteur serait heureux si ses t~crits pouvaient ~tre pris pour ce qu'ils veulent ~tre: des t6moignages en faveur de certaines faqons de sentir et de penser - - des hommages /t la France litt~raire - - de rnodestes services rendus /i la culture de son propre pays, qui a besoin d'un contact suivi avec la culture franqaise.

Weltevreden. j . T.

J. L. COHEN, Dante in de Nederlandsche Letterkunde [diss. Amsterdam], Haarlem, N . V . H . D . Tjeenk Willink & Zoon, 1929; prijs ing. ] 3,60, geb. ! 4,50.

De wereldlitteratuur over Dante felt vele werken over ' s dichters invloed in verscheidene landen; tot nu toe ontbrak een samenvattende studie met betrekking tot Nederland, hetgeen mij aanleiding gaf deze te schrijven.

Daar er pas sinds de XlXe eeuw van een werkelijken invloed sprake is, deelde ik mijn stof in twee deelen in: aanraking met Dante v66r dat tijdperk en zijn invloed sinds de XIX e eeuw, welke laatste zich op drie wijzen uit: de vertalingen, de critische studies over den dichter en de Nederlandsche dichtwerken die rain of meer door hem geinspireerd werden.

- in " De ,,aanrak g welke, voor zoover wij weten, her eerst in de XVIe eeuw plaats had, behandelde ik chronologisch.

De tien vertalingen der Commedia vergeleek ik onderling al naar gelang van den gebezigden vorm; zoo ook de beide vertalingen der Vita Nuova.

De critici decide ik in naar hun godsdienstige of wijsgeerige overtuiging, daar deze veelal hun houding tegenover Dante bepaalt.

In mijn laatste hoofdstuk heb ik getracht n a t e gaan hoe onze dichters, met name Thijm, Potgieter, Perk, Van Eeden, Henriette Roland Hoist en Gorter zich op Dante inspireerden en "hoe zij nu eens deze dan gene zijde van den grooten Florentijn naar voren brachten, omdat deze in overeen- stemming was met hun eigen aanleg.

In de bijlage vindt men een passage uit den In]erno (X, 52--72) in de tien vertalingen.

Amsterdam. J. L. C.