Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
13
2.1 Inleiding
Als we het hebben over ‘interne communicatie’ is het van belang dat
goed aangegeven kan worden over wat voor type informatie het gaat.
Het belang van goede interne communicatie ligt in de bijdrage die wordt
geleverd aan de gemeenschappelijke doelstellingen van de organisatie.
2.1 Inleiding 132.2 Functies van interne communicatie 14
2.2.1 Faciliteren van het werkproces 142.2.2 Optimaal gebruik van de aanwezige kennis 172.2.3 Motiveren en (ver)binden van de mensen in
de organisatie 192.2.4 Richten van de organisatie 20
2.3 Functies voor het individu 232.4 Functies interne communicatie bij overheidsorganisaties 23
2.4.1 Faciliteren van het werkproces 242.4.2 Kennismanagement 242.4.3 Motiveren 242.4.4 Richten van de organisatie 25
2.5 Communicatiekanalen 252.5.1 Persoonlijke communicatie 282.5.2 Interne media 282.5.3 Intranet en social media; tekstueel 302.5.4 intranet en social media, beeld 33
2.6 De richting van informatiestromen 342.6.1 Top-downcommunicatie 342.6.2 Bottom-upcommunicatie 352.6.3 Horizontale communicatie 372.6.4 Diagonale communicatie 382.6.5 Resumé 39
2.7 Informele communicatie 39
Functies, kanalen en richtingen2
14
Van Ruler (2005) spreekt van twee perspectieven: de primaire en secun-
daire waarden. Bij de primaire waarde staat het overdragen van de
boodschap centraal (voor de taakuitvoering en voor vernieuwing). De
secundaire waarde draagt bij aan het in stand houden van de sociale
entiteit die de organisatie is; betrokkenheid en identificatie. In dit hoofd-
stuk wordt een indeling in vier typen informatie behandeld. Vervolgens
komen de verschillende communicatiekanalen en -middelen aan de
orde die in een organisatie aanwezig kunnen zijn. Van deze kanalen en
middelen wordt ten slotte aangegeven of zij geschikt zijn om informatie
in verschillende richtingen uit te wisselen.
2.2 Functies van interne communicatie
Interne communicatie heeft binnen een organisatie vier hoofdfuncties:
1. het faciliteren van werkprocessen (taakinformatie);
2. het delen en vernieuwen van kennis (kennismanagement);
3. het motiveren en (ver)binden van medewerkers;
4. het richten van de organisatie en het versterken van de identificatie
(beleidsinformatie).
Taakinformatie en kennismanagement dragen met name bij aan de
productiviteit van de organisatie. Het versterken van de identificatie en
het motiveren van alle betrokkenen dragen bij aan het sociaal kapitaal
(De Ridder, 2005). In de volgende paragrafen ga ik in op de hoofdfunc-
ties van interne communicatie.
2.2.1 Faciliteren van het werkproces
Een organisatie is te zien als een verzameling mensen waarvan de leden
elkaar gevonden hebben op het willen realiseren van een bepaald doel
en die daartoe met elkaar praktische werk- en gedragsafspraken hebben
gemaakt. Er zijn nog vele andere definities denkbaar, maar deze hebben
alle een aantal elementen gemeen: het betreft een groep mensen die op
een min of meer gestructureerde manier samen iets proberen te berei-
ken. Dat betekent dat er altijd vele werkprocessen tegelijk gaande zijn
waarbinnen verschillende mensen verschillende taken verrichten. Uit-
eindelijk moeten al die taken en processen bijdragen aan het realiseren
van de organisatiedoelen. Daarom is coördinatie en afstemming noodza-
kelijk en daarbij spelen informatie en communicatie een belangrijke rol.
Binnen werkprocessen heeft informatie vaak betrekking op instructies
en procedures, terwijl communicatie vaak te maken heeft met afstem-
ming tussen verschillende personen. Een voorbeeld. Communicatie is
nodig om ervoor te zorgen dat verschillende medewerkers de juiste taak
gaan uitvoeren en dat ze goed samenwerken. Afhankelijk van het type
organisatie is er ook communicatie nodig om ervoor te zorgen dat de
leidinggevende weet hoe het met de uitvoering van deze taak staat.
15
In de taakinformatie staat omschreven hoe een taak het best kan wor-
den uitgevoerd. Deze informatie is vakinhoudelijk. Vooral bij techni-
sche bedrijven die een ingewikkeld productieproces kennen, is dit een
belangrijke vorm van informatie. Medewerkers zullen moeten weten:
– hoe de machines precies werken;
– of er sprake is van:
• recente wijzigingen;
• kleine en grote defecten;
• welke kwaliteits- en veiligheidseisen er worden gesteld.
Medewerkers zullen hun bijdrage op een verantwoorde wijze moe-
ten leveren, rekening houdend met kosten en vaktechnische eisen.
Zij kunnen via verschillende kanalen geïnformeerd worden over de
taak. In eerste instantie kan dit via het inwerkprogramma. Daarnaast
spelen kennisfora, kwaliteits- en instructiehandboeken een rol. Voor
recente wijzigingen zijn gesprekken met collega’s en het werkoverleg
van belang. Bij ploegendiensten zal de stand van zaken bijgehouden
moeten worden in logboeken of databases.
Beheerinformatie is de informatie die ervoor zorgt dat de activiteiten
op het juiste moment door de juiste persoon worden gedaan. Alle plan-
ningen, werkschema’s en dergelijke, al dan niet geautomatiseerd, vallen
hieronder. Het betreft de informatie over wat, wanneer moet gebeuren
en door wie het gedaan moet worden. Mintzberg (1992) onderscheidt
verschillende manieren om werkprocessen te coördineren.
– Direct toezichtDe leidinggevende teamleider verdeelt de taken en controleert of
iedereen de juiste taken op de juiste manier uitvoert. Dit mechanisme
vinden je vaak bij eenvoudige productieorganisaties. Deze vorm kom je
niet meer zoveel tegen.
– Standaardisering van werkEen stafafdeling maakt een precieze planning van het werk en bepaalt
exact welke taak wanneer door wie en op welke wijze moet worden
uitgevoerd. Door middel van werkinstructies en handboeken weet elke
medewerker wat er van hem verwacht wordt. Dit mechanisme vind je
vaak in grote en complexe productie- en dienstenorganisaties waar het
succes afhankelijk is van efficiency.
– Standaardisering van vaardighedenIn professionele organisaties zoals ziekenhuizen, adviesbureaus en uni-
versiteiten, is het werk lastig te standaardiseren. Elk probleem is uniek
en vraagt om een eigen oplossing. De vaardigheden van medewerkers
zelf zijn dus bepalend voor de resultaten van dit type organisatie. De
enige manier om dergelijke werkprocessen te coördineren is ervoor
te zorgen dat medewerkers over de juiste vaardigheden beschikken
om de goede oplossingen te vinden. Het werkproces is veel minder
16
gestandaardiseerd en er zijn geen handboeken en werkinstructies waar
ze op terug kunnen vallen. Procedures om tot een bepaalde aanpak te
komen staan soms verwoord in het kwaliteitshandboek. Bij elk onder-
werp of probleem moeten medewerkers weer opnieuw bepalen hoe ze
ermee om zullen gaan en wie er wat op welke manier gaat doen. In
ideale gevallen kunnen ze terugvallen op een dossier van best practices, waarin collega’s hebben vastgelegd hoe zij een soortgelijke situatie in
het verleden hebben aangepakt. Daarnaast is het van belang dat pro-
fessionals op de hoogte blijven van elkaars ervaringen en van de laatste
ontwikkelingen in het vak.
– Onderlinge aanpassingDe meest complexe werkprocessen zijn die waarbij standaardisering
van het werk onmogelijk is én er veel verschillende mensen bij betrok-
ken zijn. Bij dergelijke processen wordt vaak door alle betrokkenen
samen, werkenderwijs en met vallen en opstaan, bepaald wat de beste
manier is om een probleem op te lossen. Het circus van overleg en
afstemming dat daarvoor nodig is, vormt het belangrijkste coördinatie-
mechanisme.
Vrijwel elk werkproces wordt door een van de vier beschreven mecha-
nismen gecoördineerd, waarbij de rol van informatie en communicatie
telkens anders is. De mensen die in de organisatie de contacten met
klanten verzorgen zullen informatie moeten hebben over productei-
genschappen, marketingcampagnes en verkoopprijzen, zogenaamde
commerciële informatie. Met name in dienstverlenende organisaties is
deze informatie van groot belang.
Commerciële informatie en internal brandingInformatie voor het primaire proces komt niet alleen uit de organisatie
zelf. Men zal ook op de hoogte moeten blijven van de prijs en prestaties
van de concurrentie en van ontwikkelingen bij de klant. Welke eisen
stelt de klant aan het product? Wat zijn de verwachtingen, in hoeverre
hebben demografische verschuivingen invloed op de afzetkansen van
het product?
Al deze vormen van informatie dienen, afhankelijk van de functie, binnen
de organisatie beschikbaar te zijn, wil deze goed kunnen functioneren.
Men spreekt van internal branding als medewerkers bewust worden
ingezet om aan een (bedrijfs)merk te bouwen. Internal branding is
met name vanuit de marketinghoek sterk gepropageerd. Van Engelsen
(2002) maakt hierbij onderscheid in vier verschillende benaderingen.
– De missiebenadering: internal branding wordt hier gezien als een
soort geloof. Er dient een diepgeworteld geloof te zijn over wat
nastrevenswaardig is als organisatie. Een visionaire leider (vaak de
oprichter, zoals Richard Branson van Virgin) legt de basis voor juiste
waarden en mentaliteit. Er is grote overeenkomst tussen de waarden
van het bedrijfsmerk en die van de medewerkers en de klanten. Het
17
belangrijkste managementinstrument is volgens deze benadering
de spirituele focus. Voorbeeldgedrag en persoonlijke communicatie
zijn hierbij cruciaal.
– De strategiebenadering: het merk is hier leidend voor de strategie
van de organisatie. De benadering lijkt op de missiebenadering.
Het merk wordt niet alleen doorvertaald naar de ondernemings-
strategie, structuur en cultuur, maar ook in de productontwikke-
ling, dienstverlening en distributie. Men spreekt ook wel van total
branding.
– Bij de communicatiebenadering: internal branding wordt hier
gezien als interne marketing- en communicatiestrategie. Branding-
technieken worden gebruikt naar de eigen medewerkers om hen
te binden aan de organisatie en hun klantgerichtheid te vergroten.
Men gaat er bij deze benadering van uit dat medewerkers het pas-
sende gedrag zullen vertonen als ze goed weten waar het merk voor
staat.
– De organisatiebenadering: deze is erop gericht interne voorwaarden
te creëren waardoor medewerkers hun rol als merkenbouwer goed
kunnen vervullen. Men gaat er bij deze benadering sterk van uit dat
een merk pas echt waar zal worden gemaakt tijdens het contact tus-
sen medewerkers en klanten.
2.2.2 Optimaal gebruik van de aanwezige kennis
Het faciliteren van werkprocessen en kennismanagement loopt steeds
meer in elkaar over. Het wordt voor veel organisaties steeds belangrij-
ker om optimaal gebruik te maken van de kennis die aanwezig is. Die
kennisuitwisseling zorgt ervoor dat de organisatie kan blijven vernieu-
wen. Als organisaties daar bewust beleid op ontwikkelen spreek je van
kennismanagement. Het ontwikkelen, verspreiden en toepassen van
kennis zal zo samenhangend mogelijk moeten plaatsvinden om con-
currentiekracht te houden. Niet alleen binnen de organisatie, maar
juist ook samen met burgers en gebruikers: co-creatie. Een efficiënte
communicatiestructuur en een goed communicatieklimaat kunnen
hieraan bijdragen. Social media kunnen worden ingezet om zowel de
expliciete als de impliciete kennis in organisaties te ontwikkelen en te
benutten.
Expliciete kennis (informatie die je vast kunt leggen en op kunt zoe-
ken) kan door middel van laagdrempelige databases toegankelijk wor-
den gemaakt. Net als bij de informatie rond het primaire proces is
allerlei informatie terug te vinden door tags en waarderingen. Hierbij
gaat het niet alleen om het vinden van informatie, bijvoorbeeld een lijst
met recente rapporten over veiligheidssystemen, maar die rapporten
zullen ook meteen geopend en gebruikt moeten kunnen worden. Als
medewerkers de informatie die ze vinden vervolgens een waardering
geven wordt het steeds gemakkelijker de meest relevante informatie
terug te vinden. Bovendien kunnen mensen vanuit de hele organisatie
18
expliciete kennis toevoegen aan een dergelijk systeem. En bij geavan-
ceerde systemen worden meteen aanbevelingen gedaan voor andere
documenten, die ook relevant kunnen zijn.
Het ontsluiten en ontwikkelen van impliciete kennis (wie heeft welke ken-
nis in zijn hoofd) vergt meer discipline. In feite bieden de social media
hier twee soorten oplossingen: het vindbaar maken van mensen met spe-
cifieke kennis en ervaring en het ondersteunen van kennisuitwisseling.
Het eerste kan door het opzetten (en onderhouden) van een kennis-
databank waarin elke medewerker zijn specifieke kennis- en ervarings-
gebieden heeft opgeslagen. Wanneer men vervolgens een bepaald
probleem moet oplossen kunnen collega’s die relevante kennis en
ervaring hebben eenvoudig bij betrokken worden. Een smoelenboek
á la Facebook of LinkedIn kan goed werken. Informatie wordt door
de medewerkers zelf ingebracht. En als ook hier het niveau van de
kennis door collega’s kan worden aangegeven wordt dit systeem nog
meer waard. Zo is het mogelijk met een kleine of grote stip duidelijk te
maken hoe relevant bepaalde collega’s op een bepaald thema zijn. Ook
is het mogelijk dat je bij een bepaalde discussie meteen te zien krijgt
welke andere collega’s in het verleden al veel over dat onderwerp heb-
ben ingebracht. Deze toepassingen maken het beter mogelijk vragen
om thema’s met elkaar te bespreken. Het probleem is wel dat men in
Europa wat meer moeite heeft met het ‘waarderen’ van collega’s dan in
bijvoorbeeld de Anglosaksische landen.
De tweede oplossing, het ondersteunen van kennisuitwisseling, kan
door middel van discussieplatforms, door document-managementtoe-
passingen en door het publiceren van best practices. Ook groupwa-
retoepassingen zijn in dit rijtje te plaatsen, omdat deze het mogelijk
maken dat mensen ongeacht hun werklocatie met elkaar kunnen
samenwerken. En samenwerken in concrete projecten is vaak de beste
manier om daadwerkelijk kennis uit te wisselen zonder dat daar extra
inspanningen voor nodig zijn.
In het vorige hoofdstuk heb ik stilgestaan bij prosumers en connec-
tors. Zij hebben een belangrijke rol in het verspreiden van kennis en
vernieuwing. Het ontwikkelen van kennis vindt steeds meer plaats
samen met de gebruikers en andere externe partijen. Het is dus inte-
ressant om niet alleen met collega’s maar ook met anderen de dialoog
te hebben. Dat kan op verschillende manieren. De meest open vorm
is gezamenlijk vakdiscussies te hebben op openbare platformen, zoals
LinkedIn (al dan niet in een gesloten groep, waar je als groepsbeheer-
der zelf kunt bepalen wie je toelaat en wie niet). Een alternatief is te
werken met spiegelgroepen: je start een soort klankbordgroep met
gebruikers over bepaalde thema’s. Aan de hand van de ideeën die van
de klankbordgroep komen gaat intern een groep deskundigen bedi-
sucssieren wat die suggesties kunnen betekenen voor de organisatie
(zie figuur 2.1).
19
Figuur 2.1 Verschillende aanhaakpunten om kennismanagement in organisaties communicatief te ondersteunen
Harde kant (bijv. intranet) Zachte kant
Expliciete kennis – ontsluiten databases – beschikbaar stellen vakopleidingen– ontsluiten archiefsystemen – organiseren van inwerkprogramma’s– Wikipedia
Impliciete kennis – vindbaar maken van collega’s/-vakgenoten met specifieke kennis
– formuleren van gewenste communicatieve competenties
– faciliteren elektronische discussies/-virtuele netwerken
– organiseren intervisie, interne congressen, workshops
– samen schrijven van notities
2.2.3 Motiveren en (ver)binden van de mensen in de organisatie
De derde hoofdfunctie van interne communicatie is het motiveren
en (ver)binden van de mensen in de organisatie. Het is lastig om dit
expliciet als functie te benoemen aangezien er geen specifieke com-
municatieactiviteiten bij horen. In tegenstelling tot de andere commu-
nicatiefuncties gaat het bij motiveren minder om het overdragen van
informatie en meer om feedback.Toch blijkt telkens weer dat er een
sterk verband is tussen allerlei aspecten van de interne communicatie
en zaken als betrokkenheid, motivatie, identificatie, het wij-gevoel, et
cetera (Van Delden, 1998). Met name in tijden dat het moeilijk is om
nieuwe medewerkers te vinden, is het van groot belang om de aanwe-
zige medewerkers te binden en te boeien. In hoofdstuk 4 wordt nader
op motiveren, binden en boeien ingegaan.
De belangrijke wijze waarop social media aan motivatie kunnen bij-
dragen is door het communicatieproces te verbeteren. Wanneer deze
IC bij ArcelorMittal Gent (bekend onder de oude naam SIDMAR)
Verschillende interne communicatie-initiatieven zorgen ervoor dat
de werknemers zich kunnen identificeren met de cultuur, visie en
waarden van ArcelorMittal Gent. Zo is het bedrijfsblad een gevestigde
waarde en besloot de organisatie enkele jaren geleden infoschermen
te plaatsen en snelle nieuwsberichten te verspreiden.
Het is belangrijk dat medewerkers hun taken kennen en ze ook met
verantwoordelijkheid opnemen. ArcelorMittal Gent beoogt interac-
tie en een goede dialoog tussen de werknemers en hun chef. Daarom
werken ze in elke afdeling met LCC’s (Lokale Communicatie Coördi-
natoren), die het aanspreekpunt zijn in verband met communicatie.
Op die manier hoopt men betrokkenheid te creëren, en ook verant-
woordelijkheid en motivatie bij de medewerkers.
Bron: www.arcelormittalgent.com
20
bijvoorbeeld worden ingezet om een grotere openheid over beleidsza-
ken te realiseren (snelle berichten via Yammer, het beschikbaar stellen
van beleidsdocumenten bijvoorbeeld) of om een grotere participatie bij
beleidsontwikkeling te ondersteunen, kan dat bijdragen aan de motiva-
tie en betrokkenheid van medewerkers. Daarnaast is het denkbaar dat
de organisatie zich ontwikkelt tot een ‘virtueel kantoor’, inclusief de
sociale aspecten, de wandelgangen en de huisstijl. In dat geval zou het
gebruik van social media kunnen bijdragen aan het wij-gevoel of aan
het gevoel bij de organisatie te horen. Vooral als het smoelenboek per-
soonlijke kanten van collega’s laat zien en als er ook voldoende ruimte
is voor informele communicatie kan dat motiverend werken. Zo plaat-
sen veel flexwerkers foto’s van hun werksituatie op locatie of thuis op
Yammer, om zichtbaar te maken waar ze mee bezig zijn.
2.2.4 Richten van de organisatie
De vierde functie van interne communicatie is het richten van de orga-
nisatie. Daarmee wordt het bewerkstelligen van gezamenlijke doelen
en een gezamenlijke koers voor de hele organisatie bedoeld. De com-
municatieprocessen die hierbij een rol spelen wordt aangeduid met
beleidscommunicatie. Het gaat hierbij niet alleen om het communice-
ren over beleid, maar ook over bevorderen van een gevoel van gemeen-
schap (De Ridder, 2005). Beleidscommunicatie speelt zich meestal af
in de gehele organisatie en via alle beschikbare kanalen: de manager
die zich door het personeelsblad laat interviewen over beleidsonder-
werpen, de afdelingshoofden die samen beslissen over een beleidswij-
ziging, de directeur die op een personeelsbijeenkomst de nieuwe koers
toelicht, de chef die tijdens het werkoverleg bespreekt wat de organisa-
tiedoelen voor de afdeling betekenen. De beleidsinformatie die hierbij
een rol speelt vind je bijvoorbeeld in beleidsnotities, vision en mission
statements, kaderbrieven, et cetera.
Het gevoel te werken bij de juiste club
Nu het flexwerken bij HP eenmaal draait, is het vooral een kwestie
van regelmatig evenementen organiseren, constateert Coenen: “Dat
kan van alles zijn. De managers hebben daar veel vrijheid in. Een
maandelijkse borrel, het maakt niet uit. Als er maar momenten zijn
waarop je als collega’s fysiek bij elkaar bent. Dat is niet alleen leuk,
maar essentieel voor de onderlinge betrokkenheid. Iedereen moet
het gevoel hebben: ik werk bij de juiste club.”
Bron: Interne Communicatie, maart 2008
Om de functie van interne communicatie hierbij helder te krijgen is
het van belang om onderscheid te maken tussen communicatie in het
21
beleidsvoorbereidende proces en het informeren van mensen over
gemaakte beleidskeuzen.
De mate waarin het management de organisatie informeert over beleids-
keuzen hangt af van de openheid in de organisatie. Veel onvrede op het
terrein van beleidscommunicatie ontstaat door het laat informeren van
mensen over de gemaakte keuzen. Ook het ‘waarom’ van keuzen blijkt
vaak niet helder te worden gecommuniceerd. Soms heeft dat te maken
met onwil (of onkunde) van het management, in andere gevallen is het
om strategische redenen onmogelijk om informatie over de beleids-
keuzen in een vroeg stadium bekend te maken. Met name met concur-
rentiegevoelige informatie zal voorzichtig moeten worden omgegaan,
want organisaties zijn niet waterdicht. Maar er zijn nog steeds bedrijven
die pas beginnen met interne communicatie over het beleid wanneer
er grote veranderingsprocessen gestart moeten worden. In zo’n geval
leidt informeren in eerste instantie juist tot onrust.
De rol van communicatie in het beleidsvoorbereidende proces krijgt de
laatste jaren steeds meer aandacht. Veel managers kwamen na alle reorga-
nisaties van de afgelopen jaren tot de conclusie dat het beter is om de leden
van de organisatie vroegtijdig bij beleidskeuzen te betrekken in plaats van
ze achteraf te informeren. Enerzijds omdat de keuzen dan ook breder
gedragen worden en mensen eerder mee veranderen, anderzijds omdat de
ideeën uit de hele organisatie strategische waarde kunnen hebben en wel-
licht tot betere keuzen leiden. Een bredere participatie in beleidsvoorberei-
ding vraagt echter om een heel ander communicatieproces dan wanneer
mensen alleen achteraf geïnformeerd worden. Het betekent in de eerste
plaats dat de hele organisatie vooraf goed geïnformeerd moet worden over
de feiten en de context van een bepaald onderwerp. Soms is het nodig
om expliciet tijd in te ruimen om nieuwe beleidsonderwerpen met diverse
mensen in de organisatie te bespreken om samen ‘betekenis’ te kunnen
geven aan de nieuwe situatie (zie ook Weick, 1995). Daarnaast dient er
een dialoog plaats te vinden, een communicatieproces waarbij mensen
vrijelijk ideeën kunnen uitwisselen en waarbij die ideeën ook op de juiste
plek terechtkomen. Waar het gaat om beleidsvoorbereiding kunnen social
media, nog beter dan intranet, de dialoog tussen mensen van verschillende
bedrijfsonderdelen en niveaus gemakkelijker maken, waardoor in principe
meer participatie in beleidsontwikkeling mogelijk is. Chats, blogs en dis-
cussiefora spelen hierbij een belangrijke rol. In de ideale situatie schrijven
verschillende collega’s samen in een wiki een nieuw beleidsvoorstel. Bij
nieuwe wijzen van werken ligt het initiatief niet meer per definitie bij een
directie of het management. Betrokken collega’s kunnen ook met ideeën
komen. Het is ook mogelijk gezamenlijk met teamleden de agenda voor
beleidsoverleggen te bepalen. Bij deze vormen van participatie zullen we
wel in het oog moeten houden dat deze systemen beleidscommunicatie-
processen kunnen faciliteren, maar dat de organisatiecultuur uiteindelijk
bepaalt hoe deze processen in werkelijkheid verlopen. Wanneer medewer-
kers niet gewend zijn om mee te denken over beleidszaken zullen ze dat
ook niet vanzelf gaan doen in een digitale discussie.
22
Bij het informeren over genomen besluiten kan intranet een belang-
rijke rol spelen. Het management kan het besluit bijvoorbeeld per-
soonlijk toelichten in een videoboodschap of podcast. Ook kan op
intranet een koppeling gemaakt worden tussen de actualiteiten op een
nieuwspagina en de onderliggende beleidsstukken (waar personeels-
bladen zich moeten beperken tot redactionele informatie).
Daardoor ontstaat de mogelijkheid om mensen over een groter aantal
onderwerpen globaal te informeren, waarbij de geïnteresseerde lezer
kan doorklikken naar de originele informatiebronnen. Dat heeft drie
voordelen: de lezer kan gemakkelijker informatie scannen en selecte-
ren, de lezer is beter op de hoogte van relevante informatie en er is
een grotere openheid mogelijk doordat de lezer voor beleidsinforma-
tie niet meer uitsluitend afhankelijk is van de redactie of van de eigen
leidinggevende. Voor actuele beleidsinformatie zou Yammer kunnen
worden ingezet. Iedereen kan dan direct reageren.
Als de beleidskeuze gemaakt is, is het handig om beter in te spelen op
de informatiehonger van de prosumer. Bij prosumers mag je er meer
van uitgaan dat ze zelf informatie verzamelen, vergelijken en op waarde
schatten. De toon van de informatie is belangrijk. Informatie over de
verandering op intranet zetten, informele discussies starten en werken
met klankbordgroepen zijn mogelijkheden. De prosumer is bijvoor-
beeld in te zetten als steunzender. Hij kan ervoor zorgen dat ideeën
voor verandering informeel worden besproken met collega’s. Er ont-
staat een buzz over de verandering. Deze buzz kan ervoor zorgen dat
ook andere collega’s wennen aan de veranderideeën. Als de prosumer
echt bestaat zouden we in de interne communicatie minder bang
hoeven te zijn voor ruis en redundantie en niet zo nadrukkelijk een-
duidigheid in de boodschap na hoeven te streven. Nadrukkelijk orkes-
treren wordt minder belangrijk. Het serieus nemen van de doelgroep
en ruimte geven voor betekenis geven des te meer. De wijze waarop
beleidsinformatie binnen organisaties wordt verspreid zou hiermee
een stuk losser en informeler plaats kunnen vinden.
Aandachtspunt bij de inzet van social media is het mogelijk passe-
ren van managementlagen. In principe kan het uitstekend helpen om
het informatiemonopolie van middenmanagers te doorbreken. Door
medewerkers toegang te geven tot originele beleidsstukken wordt
het selectief omgaan met beleidsinformatie een minder aantrekkelijk
machtsmiddel voor middenmanagers. Door medewerkers een grotere
rol te geven in het opstellen van de discussie-agenda krijgen ze echt
invloed. Toch is het van groot belang te bepalen welke actieve rol
van lijnmanagers in de beleidscommunicatie wordt verwacht: zijn zij
nog steeds verantwoordelijk voor het selecteren, kanaliseren, vertalen
en verrijken van informatie? Zo kunnen een heleboel losse opmer-
kingen van medewerkers op zichzelf onbruikbaar zijn in de strate-
gische beleidsvorming totdat de lijnmanager ze bij elkaar voegt en
er een bepaald patroon uit distilleert. Omgekeerd kan een abstract
23
beleidsdocument op de werkvloer meer betekenis krijgen nadat de
manager de informatie geconcretiseerd heeft. Een middenmanager
is geen passief doorgeefluik, maar een actieve speler in het communi-
catieproces. Eigenlijk zou een organisatie er het meest bij gebaat zijn
als lijnmanagers als eersten de mogelijkheden van social media gaan
benutten. Dan kunnen ze hun communicatierol nog beter vervullen.
2.3 Functies voor het individu
Tot nu toe heb ik alleen nog gesproken over de verschillende manie-
ren waarop interne communicatie bijdraagt aan het functioneren van
een organisatie als geheel. De meeste mensen die in een organisatie
werken, kijken echter niet op dat niveau naar communicatie, zij kij-
ken naar wat ze er zelf aan hebben. Naarmate de verantwoordelijkheid
voor communicatie en informatie meer bij de individuele leden van de
organisatie komt te liggen (zoals bij intranet!), is het belangrijker om
rekening te houden met de functies voor het individu.
Communicatie in het werkproces vertelt de individuele medewerker
wat hij wanneer en op welke wijze het best kan doen, wat het doel is,
of hij voldoende afgestemd is met collega’s, et cetera. In veel gevallen
heeft hij bovendien kennis en informatie nodig als ‘grondstof om een
product te maken’. Kortom, communicatie en informatie zijn voor het
individu van groot belang om succesvol te zijn en te presteren. Het komt
in de praktijk dan ook niet veel voor dat deze zaken niet goed geregeld
zijn, want in zo’n geval trekken mensen heel snel aan de bel.
Communicatie als motiverend proces vertelt de individuele medewer-
ker vooral waarom hij zich inspant. Het maakt duidelijk dat hij deel
uitmaakt van een sociale gemeenschap met een gezamenlijke identi-
teit, dat hij gewaardeerd wordt, dat de organisatie rekening houdt met
hem, dat hij invloed kan uitoefenen.
Beleidscommunicatie helpt de individuele medewerker zich te oriënteren.
Het vertelt hem in welk kader hij zijn werkzaamheden uitvoert (waar-
toe span ik mij in?) en met welke ontwikkelingen in de omgeving hij
rekening moet houden. Daardoor is hij in staat om beslissingen te
nemen, zowel persoonlijk als zakelijk. Beleidscommunicatie verschaft
het individu in zekere zin controle en bewegingsvrijheid, zeker wan-
neer hij ook participeert in beleidsvoorbereiding.
2.4 Functies interne communicatie bij overheidsorganisaties
Overheidsorganisaties zijn zeer ‘omgevingsgevoelig’. Externe communi-
catie krijgt hierdoor veel aandacht. Interne communicatie was bij veel
overheidsorganisaties lange tijd een ondergeschoven kindje. Vaak wordt
gezegd dat de overheid net als een bedrijf zou moeten worden geleid en
dat ook de inrichting van de communicatie op een bedrijfsmatige wijze
24
moet plaatsvinden. Er zijn overeenkomsten met het bedrijfsleven, maar
zeker ook verschillen. Natuurlijk werkt men bij de overheid ook met doel-
stellingen, budget en worden er diensten voorbereid en uitgevoerd. Bij de
overheid staan echter het algemeen belang, democratie en openbaarheid
centraal. Het gaat niet zozeer om doelmatigheid als wel om het zorgvul-
dig afwegen van belangen (Coops en Rijnja, 2001). Mensen die werken
bij de overheid, werken met tegenstellingen en zijn expert in het sluiten
van compromissen. Dat brengt een andere dynamiek met zich mee.
2.4.1 Faciliteren van het werkproces
Bij een gemeente, provincie of departement zijn altijd vele werkzaam-
heden tegelijk gaande, waarbinnen verschillende mensen verschillende
taken verrichten. Centraal staat de beleidscyclus, waarin achtereenvol-
gens agendering, probleemdefinitie, beleidsvorming, beleidsvaststelling,
beleidsuitvoering en terugkoppeling centraal staan. Bijzonder is dat in dit
proces niet alleen de ambtenaren een rol spelen. Bij de agendering, en
zeker bij de beleidsvaststelling, speelt de politiek een nadrukkelijke rol.
Daarnaast hebben burgers, bezoekers en bedrijven hun invloed.
In het verleden konden ambtenaren bij hun aanstelling in hun functie-
profiel duidelijk lezen welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegd-
heden zij in hun nieuwe functie kregen. Tegenwoordig wordt er steeds
meer toe overgegaan om te komen tot ruimere aanstellingen. Dat bete-
kent dat men meer zelf op zoek moet naar de informatie die nodig is
om het werk goed te kunnen doen.
2.4.2 Kennismanagement
Zoals gezegd is communicatie in werk vaak gericht op het uitwisse-
len van kennis. Bij het schrijven van een nieuwe beleidsnota over de
kleinschalige cultuur in de wijken is het belangrijk dat de betreffende
beleidsmedewerker weet wat voor nota’s er in het verleden zijn geschre-
ven, welke nieuwe ontwikkelingen er zich op wijkgebied voordoen,
maar ook wie in de gemeente de meeste kennis en ervaring hebben op
het terrein van kleinschalige wijkcultuur. De werking is niet veel anders
dan bij bedrijven.
2.4.3 Motiveren
De derde hoofdfunctie van interne communicatie is het motiveren en
binden van de mensen in de organisatie. Het blijkt dat er een sterk ver-
band is tussen allerlei aspecten van de interne communicatie en zaken
als betrokkenheid, motivatie, identificatie en wij-gevoel. Een kenmerk
dat veel ambtenaren gemeenschappelijk hebben is bijvoorbeeld de wil
om bij te dragen aan een maatschappelijke zaak.
25
Interne communicatie kan bijdragen aan het thuis laten voelen van
ambtenaren in de organisatie. Het werkt bijvoorbeeld motiverend als
je direct te horen krijgt dat je een bepaalde taak goed hebt uitgevoerd.
Het helpt ook als je manager of collega’s echt interesse in je hebben.
Ruimte voor informele uitwisseling kan hierbij een belangrijke rol spe-
len. Tijdens het werkoverleg van de maandagochtend eerst tijd inrui-
men voor een kop koffie om het weekend te bespreken om vervolgens
over te gaan tot zakelijke bespreking is al een hulpmiddel. Aan de
andere kant kan het demotiverend werken als een goed voorbereid
beleidsdocument om puur partijpolitieke redenen wordt afgestemd
door de raad. Dat kan voor de opstellers van dit document zeer frustre-
rend zijn. Niet het beste plan wordt goedgekeurd, maar het plan met
de grootste politieke haalbaarheid.
Externe communicatie kan ook een motiverende rol spelen. Hoe posi-
tiever het beeld is dat rond de organisatie hangt, hoe gemotiveerder
medewerkers zijn. De beeldvorming rond gemeenten en met name
rond de Rijksoverheid is soms aan de negatieve kant. De overheid krijgt
vaak gemakkelijk overal de schuld van. Deze negatieve beeldvorming
kan invloed hebben op de motivatie. Het kan helpen om ambtenaren
regelmatig op de hoogte te brengen van alle initiatieven die door de
gemeente of het departement worden genomen.
2.4.4 Richten van de organisatie
Voor een ambtelijke organisatie is de beleidsinformatie complexer dan
voor een productiebedrijf of een commerciële dienstverlener als een
bank. De reden voor dit verschil: de politieke dimensie. Binnen de
organisatie heeft men niet alleen te maken met de beslissingen van de
ambtelijke top, maar ook met de politiek. Doelen zijn hierdoor vaak
minder helder. Het maken van afwegingen staat centraal. Door de Wet
openbaarheid bestuur zullen de uiteindelijk genomen beslissingen zeer
snel openbaar zijn voor de burger. Politici spelen hierbij een hoofdrol.
Medewerkers van gemeente, provincie of rijk zullen dan ook regelmatig
beslissingen in de krant of van tv of radio moeten vernemen. Beslissin-
gen die vaak veel invloed hebben op het werkpakket en de invulling
van de eigen taak. De onduidelijke afbakening tussen de politieke en
ambtelijke top is een continue verwarringschepper.
2.5 Communicatiekanalen
Bij communicatie wordt vaak gebruikgemaakt van verschillende kanalen
of media. Bij het bepalen van de mediamix wordt gezocht naar de ‘fit’
tussen de communicatiefunctie en het medium (de contingentiebenade-
ring). Ook met de komst van social media zoals Yammer, geldt deze regel.
26
Er is sprake van geslaagde communicatie als de kenmerken van het
medium aansluiten bij de kenmerken van de functie. In de mediarijk-
heidstheorie worden de media gerangschikt op basis van hun ‘infor-
matierijkheid’, dit is de capaciteit om verschillende soorten informatie
over te brengen. Er zijn vier criteria die de ‘rijkheid’ van een medium
bepalen (Daft en Lengel, 1984).
a. de mogelijkheid tot feedback;
b. de mogelijkheid tot het gebruik van verschillende cues, zoals stem-
buigingen en gezichtsuitdrukkingen;
c. het gebruik van de natuurlijke taal, mensen kunnen zich vaak beter
uitdrukken in hun eigen dan in een vreemde taal;
d. de persoonlijke focus van het medium, dit wil zeggen of het medium
wel of niet goed aansluit op de persoonlijke vaardigheden van mensen.
Media die hoog scoren op deze criteria worden rijke media genoemd,
zoals het persoonlijke gesprek. Arme media zijn media die laag scoren
op deze criteria, zoals de memo. Of er beter voor een rijk of een arm
media gekozen kan worden heeft te maken met de ambiguïteit (ver-
schillende interpretatiemogelijkheden) van de boodschap.
Wanneer deze hoog is, kan beter gebruik worden gemaakt van een rijk
medium, terwijl arme media meer geschikt zijn voor eenduidige bood-
schappen. Rijke media zijn geschikt om complexe zaken te duiden, arme
media meer voor routinematige taken. Mensen die elkaar vaak ‘spreken’
via rijke media beoordelen hun relatie kwalitatief hoogwaardiger dan
mensen die elkaar vaak via arme media ‘spreken’ (zie figuur 2.2).
Figuur 2.2 Rijkheid van media
Mediarijkheid Media
hoog face-to-faceredelijk telefoon- of videoconferencinggemiddeld online chat/MSNmatig e-mail/brievenlaag datebases/bulletin board
Impact
Uit het trendonderzoek van IC van 2011 blijkt dat de respondenten
persoonlijke communicatie via de lijn de meeste impact vinden hebben
(60,6%). Daarna volgt communicatie via informele kanalen (23,8%).
Als laatste worden de communicatiemiddelen genoemd (16,5%).
Bron: Interne Communicatie, juni 2011
Het bekendste en rijkste kanaal is de persoonlijke communicatie. Het
informele gesprek tussen kamergenoten over het werk, het weekend of
27
met directe collega’s over bijvoorbeeld beleidsthema’s, maar ook het
gesprek met de teamleider of manager. De directe chef geeft een bood-
schap door aan zijn medewerkers en de medewerkers geven hierop
feedback. Het betreft hier met name taakinformatie en beleidsinfor-
matie. Het voordeel van het doorgeven van beleidsinformatie via de
lijn is dat managers de boodschap kunnen aanpassen aan de eigen
groep.
Ook door middel van toespraken op personeelsbijeenkomsten kan
informatie worden doorgegeven. De directeur spreekt medewerkers
van verschillende echelons toe. Er is dan sprake van persoonlijke com-
municatie die parallel loopt aan de communicatie via de lijn. Dergelijke
bijeenkomsten worden met name gebruikt om (incidenteel) informa-
tie over het beleid door te geven.
Omgaan met angstcultuur: inzet rijke media
Volgens sommige media heerste er in het verleden bij ABN Amro een
angstcultuur. Medewerkers waren bang dat hun kop zou rollen als ze
kritiek hadden. Deze angstcultuur werd met de komst van – inmiddels
oud-topman – Jan Peter Schmittmann stevig aangepakt. Het lastige
bij een angstcultuur is, dat ook al zijn er geen concrete voorbeelden,
men zich er toch naar gaat gedragen. Bij ABN Amro is gewerkt aan
verschuiving van de perceptie. Belangrijk hierbij was het starten van
een dialoog in alle lagen van de organisatie. Enkele voorbeelden
– De managementblog van Schmittmann, waar pittige discussies
werden gevoerd.
– Bij vergaderplaatsen kaartjes neerleggen met onderwerpen die
moeilijk ter sprake worden gebracht voor het agendapunt ‘wat
nooit ter tafel komt’.
– In een teamoverleg een rangorde bespreken van de beste tot de
slechtste luisteraar.
– Managers vragen hoe zij gaan bijdragen aan de prestatie van de
bank en hoe ze hun mensen daarbij gaan betrekken.
Bron: Interne Communicatie, maart 2008
In organisaties wordt veel informatie verspreid door middel van digi-
tale en schriftelijke media. Deze informatiestroom is zeer geschikt om
informatie over het primaire proces en om kennis te verspreiden. Het
kan bovendien de beleidsinformatie ondersteunen die verspreid is via
de persoonlijke kanalen.
28
2.5.1 Persoonlijke communicatie
Aan face-to-face verschafte informatie wordt veel waarde gehecht. Het
nadeel is dat deze informatie minder goed wordt onthouden. Belang-
rijke vormen van mondelinge communicatie zijn het werkoverleg,
brainstormsessies, stafvergaderingen, heidagen en de personeelsbij-
eenkomst. De manager speelt in deze vorm van communicatie vaak
een belangrijke intermediaire rol. Van hem wordt in de klassieke orga-
nisatie verwacht dat algemene beleidslijnen besproken worden met de
medewerkers van de eigen afdeling.
2.5.2 Interne media
In aanvulling op persoonlijke communicatie kan een organisatie gebruik-
maken van interne media (zie figuur 2.3). Hoewel communiceren via de
interne media vaak minder effectief is dan mondelinge communicatie,
heeft het met name in grote organisaties het voordeel dat men snel en
nauwkeurig grote afstanden in de organisatie kan overbruggen. Media
als intranet, Yammer, het personeelsblad, de e-nieuwsbrief of de mede-
delingenborden zullen veel gebruikt worden voor het verspreiden van
beleidsinformatie. Als er sprake is van communicatie via interne media
heeft de keuze van het medium invloed op de wijze waarop de boodschap
verspreid kan worden. Men heeft bijvoorbeeld te maken met de mate van
verspreiding, de populariteit van het medium en de mate waarin het ver-
trouwd wordt door de ontvanger. Factoren die hierbij een rol spelen zijn:
– de beschikbaarheid van een medium;
– de verschijningsfrequentie;
– het risico van misperceptie dat op kan treden;
– de populariteit van het medium bij de doelgroep;
– de ervaringen die in het verleden met het medium zijn opgedaan;
– de mate waarin de boodschap past in de redactionele formule van
het medium;
– de mate waarin het nieuws ‘oproepbaar’ dient te zijn.
Figuur 2.3 Vergelijking tussen persoonlijke en niet-persoonlijke vormen van communicatie
Persoonlijke communicatie Niet persoonlijke communicatie
– terugkoppeling is mogelijk – is eenrichtingsverkeer– zender krijgt indruk van het effect – zender heeft weinig idee van het effect– bereik is klein – bereik is groot– boodschap is aan te passen aan de
doelgroep– boodschap is moeilijk aan te passen aan de
doelgroep– kan gedrag beïnvloeden – nadruk ligt op informeren en bewust worden– vertekening van de boodschap is mogelijk – iedereen krijgt dezelfde boodschap (weinig ruis)– is duur en arbeidsintensief per bereikte
persoon– is goedkoop per te bereiken persoon
– is geschikt voor bottom-upcommunicatie – is zelden geschikt voor bottom-upcommunicatie– is langzaam – is snel
29
Interne media vormen bij de interne communicatie een belangrijke
ondersteuning voor de persoonlijke communicatie. Informatie die
mondeling is overgebracht kan later nog eens nagelezen worden op
intranet of in een personeelsblad of nieuwsbrief. Deze bewuste over-
lap (zogenaamde redundantie) in informatieoverdracht zorgt ervoor
dat de boodschap overkomt. Hoe groter de organisatie, hoe groter het
belang van deze media. De interne media hebben de volgende voorde-
len ten opzichte van persoonlijke communicatie:
– men kan snel veel mensen in de organisatie bereiken;
– de zender weet vrij zeker dat iedereen dezelfde informatie ontvangt;
– het is relatief goedkoop;
– de ontvanger kan de mededeling nog eens nalezen.
De effecten van media worden soms overschat. Het management denkt
vaak dat iedereen geïnformeerd kan worden via intranet. Maar dat de
informatie snel en onvervormd verspreid kan worden wil nog niet zeg-
gen dat de beoogde doelgroep die informatie ook ontvangt en verwerkt.
Zoals eerder al aangegeven is er vaak sprake van arme media. In het
communicatieproces kunnen bij de ontvangers tal van selectiemecha-
nismen werken. Met name bij schriftelijke media is de kans groot dat de
ontvanger de informatie opzij legt. De zender kan dat moeilijk controle-
ren omdat de mogelijkheden voor feedback gebrekkig zijn. Bij schrifte-
lijke communicatie ontbreekt bijvoorbeeld de mimiek en de non-verbale
communicatie van de zender. Ook de intonatie van de zender is niet aan-
wezig. Ironisch bedoelde stukken tekst kunnen hierdoor verkeerd wor-
den opgevat. De opkomst van e-mail en internet bevestigt de nadelen
van schriftelijke communicatie. Mensen die voor het eerst deelnemen
aan schriftelijke discussies in elektronische panels worden vaak verkeerd
begrepen. Om misverstanden enigszins te ondervangen heeft men daar
symbolen ingevoerd die de ‘ondertoon’ van de boodschap aan moeten
geven. Dit zijn de zogenaamde smileys (zie figuur 2.4).
Figuur 2.4 Smileys
:-) blij
:-( triest
:-() boos
;-) met een knipoog
:-D lachen
:-x zwijgen
30
Cultuurpessimisme
Andrew Keen stelt dat internet vooral gevuld is met onzin. Blogs,
filmpjes op YouTube – allemaal persoonlijke riedels, exponenten van
een narcistische tendens die onze cultuur verziekt, uiting van onze
verheerlijking van amateurisme. “Zoals niet iedereen arts hoort te
zijn, kan niet iedereen auteur zijn. De meeste mensen hebben niets
interessants te melden.” Keen wil de expert in ere herstellen en meer
smaakbewakers zien. Hij vreest dat al die zelfexpressie de fragmenta-
tie van onze cultuur inluidt en vindt dat we experts nodig hebben die
ons vertellen wat waardevol, belangrijk en waar is en wat niet. Door
internet verliezen de kranten terrein aan bloggers, betoogt Keen. Hij
beschrijft de pers als deskundige autoriteiten: ervaren journalisten
die gedegen keuzen maken, die toegang hebben tot goede bronnen,
wederhoor plegen en feiten controleren.
Bron: de Volkskrant, 5 april 2008
2.5.3 Intranet en social media; tekstueel
Bijna alle organisaties met meer dan honderd medewerkers hebben
een vorm van intranet. Via intranet kunnen medewerkers in een orga-
nisatie met de computer op het werk, thuis of met de laptop onderweg
met een modem contact hebben met het netwerk van de organisatie.
Via dit netwerk kunnen blogs worden gelezen, kan informatie worden
opgevraagd, kunnen discussies worden gevoerd en YouTube-achtige
fimpjes worden afgespeeld. Eigenlijk is intranet niet een medium, maar
een digitale omgeving waarbinnen oude bestaande media opgenomen
kunnen worden en die de komende jaren zak worden aangevuld met
volledig nieuwe gebruiksmogelijkheden van social media. Intranet is
een gesloten geheel. Het netwerk kan alleen gebruikt worden door
medewerkers. Indringers van buiten worden geweerd met een zoge-
naamde ‘fire wall’. Net als internet is intranet interactief en te gebrui-
ken voor diverse doeleinden op het gebied van kennisontsluiting en
communicatie (naar Van Hasselt, 1997 en Vollenhoven, 1996).
Interactie– Communicatie met collega’s via social media.
– Uitwisselen van documenten met collega’s, bijvoorbeeld om samen
een rapport te schrijven.
– Platformfunctie: vakinhoudelijke informatie-uitwisseling met vakge-
noten in de organisatie (ook met degenen die op een andere afde-
ling of op een andere locatie werkzaam zijn).
– Platform voor het formuleren van verbetervoorstellen.
31
Statische databases– Opvragen van praktische informatie zoals telefoonnummers, klan-
teninformatie en dergelijke.
– Opvragen van procesinformatie, bijvoorbeeld de laatste versie van
het kwaliteitshandboek, de laatste stand van zaken van afwijkingen
van de norm van apparatuur, nieuwe rentepercentages en dergelijke.
– Opvragen van vakinformatie aan de hand van een trefwoord.
– Hrm-informatie: via intranet je persoonlijke dossier opvragen inclu-
sief de verslagen van de jaargesprekken die je hebt gevoerd.
Deze informatie is zeer snel te actualiseren waardoor iedereen beschikt
over de juiste gegevens.
Dynamisch opvraagbare informatie– Actieve beleidsinformatie: belangrijke mededelingen kunnen direct
op het beeldscherm komen op de zogenaamde ‘homepage’. Zodra
een medewerker de pc aanzet, komt deze mededeling tevoorschijn.
– Passieve beleidsinformatie: iedereen kan de meest recente versie van
belangrijke beleidsnota’s opvragen en zien wie er het laatst aan heeft
gewerkt.
– Interactieve beleidsinformatie: bij een intranetplatform kunnen
medewerkers een bijdrage leveren aan een discussie over bepaalde
beleidsplannen en zo nodig zelf initiatieven nemen voor nieuwe
beleidsplannen
– Huishoudelijke informatie: praktische berichten over het dagmenu
van het bedrijfsrestaurant, de tijdelijke sluiting van een uitgang of
hoe men het kerstpakket kan krijgen als men niet op kantoor is.
Archiveren en terugkoppelen– Archiveren van documenten in openbare bedrijfsarchieven (en deze
daarmee weer beschikbaar stellen voor anderen).
– Het terugvinden van documenten aan de hand van tags en RSS-feeds.
– Terugkoppelen van beheersinformatie, contracten die door medewer-
kers van de buitendienst zijn afgesloten of individuele verkoopcijfers.
– Bestelfunctie: bijvoorbeeld vakartikelen, maar ook praktische zaken
zoals kantoormateriaal.
Intranet kan als medium worden gebruikt voor taakinformatie, kennisdeling,
beleidsinformatie en hrm-informatie. Intranet biedt de gebruiker extra moge-
lijkheden boven schriftelijke media. Zo kunnen bepaalde trefwoorden in een
tekst aangeklikt worden om meer achtergrondinformatie over dat onderwerp
te krijgen (hyperlinks). Het is met intranet gemakkelijker om iedereen steeds
te laten beschikken over de meest recente versie van een document. Het per-
soneelsblad dat in schriftelijke vorm maar eens per maand verscheen, kan nu
continu worden geactualiseerd. En met social media, zoals Yammer en social-
cast, kan nu iedereen een dialoog starten zonder dat er redactie op de teksten
plaatsvindt.
32
Voor organisaties betekent dit dat de wijze waarop informatie-uitwis-
seling plaatsvindt verandert. Vooral de horizontale communicatie kan
sterk worden verbeterd. Grenzen tussen afdelingen en locaties spelen
veel minder een rol. Intranet zorgt ervoor dat de ontvanger bepaalt
welke informatie hij tot zich neemt. De nieuwsbrief wordt niet meer
(elektronisch) naar de medewerker verzonden maar de medewerker
bepaalt zelf over welk onderwerpen hij informatie opvraagt via intra-
net. Er ontstaat een soort informatiecafetariasysteem: de organisatie
stelt een veelheid van informatie beschikbaar, de medewerker roept
met behulp van trefwoorden de informatie op die vooral voor hem
interessant is. De organisatie kan met behulp van tellingen bijhou-
den welke onderdelen van intranet druk door medewerkers worden
bezocht.
Krant net zo slordig als blogger
Een fikse portie van de pers is slordig, neemt ongecontroleerd berich-
ten van anderen over, publiceert roddel, plaatst persberichten zon-
der commentaar, siert advertenties op tot advertorials en infomercials
en bekommert zich meer om sensatie dan om research of diepgang
(en ook respectabele media vallen voor hypes, zoals Fitna toonde).
Kortom, een deel van de pers gedraagt zich precies zoals volgens
Keen alleen bloggers doen, aldus Karin Spaink.
Bron: de Volkskrant, 12 april 2008
Intranet hoeft geen oplossing te zijn voor een organisatie waar de
interne communicatie slecht verloopt. Als er bijvoorbeeld sprake is van
het achterhouden van informatie en het laat informeren van mede-
werkers, dan zal dat met de introductie van intranet niet veranderen
(zie figuur 2.5).
Figuur 2.5 Voor- en nadelen van intranet voor interne communicatie
Voordelen– minder informatie-uitwisseling op papier nodig– snel– actueel– toegankelijkheid van informatie neemt toe– interactie mogelijk– communicatie meer in ‘de lijn’– minder grenzen in de organisatie
Nadelen– gevaar van ‘information overload’– de gebruiker weet niet altijd of de informatie echt recent is– een (laptop)scherm leest lastig– bewegende beelden kosten (nog) veel bytes/tijd– de ontvanger zal zelf moeten zoeken– de zender weet niet zeker of de ontvanger relevante informatie heeft opgeroepen
33
2.5.4 Intranet en social media, beeld
Als je iemand iets vertelt, onthoudt hij slechts een deel van het verhaal.
Als je wat laat zien, onthoudt hij al wat meer. Als je iets vertelt en je laat er
beelden bij zien, is de kans op onthouden het grootst. Vodvasts (video-
blogs) en podcasts (audioblogs) hebben daarom een grote impact en
zijn een goed hulpmiddel om een boodschap over te brengen.
Mensen zijn met de komst van tv steeds meer ingesteld geraakt op het
gebruik van av-media. Beeldtaal wordt door veel mensen daarom beter
en sneller begrepen dan gedrukte taal. Velen hebben bijvoorbeeld
moeite met gebruiksaanwijzingen, maar snappen direct wat ze moeten
doen als ze een instructie op video hebben gezien. Av-media zijn dus
niet alleen leuk, ze kunnen ook noodzakelijk zijn om een boodschap
over te brengen. AV-media, en met name videoproducties, kunnen
een grote toegevoegde waarde hebben voor de communicatiemix (zie
figuur 2.6).
Figuur 2.6 Kenmerken van communicatiekanalen
Doel en soort info Traditioneel Intranet Social media
FaciliterenWerkinstructieProcesinformatie
HandboekenInwerkprogramma’s
Informatiepagina’sE-mail
Wiki’s over werkaanpakYammer SharePoint met gekoppelde agenda’sAugmented reality
KennisdelenExpliciete kennisImpliciete kennisWie doet wat
Opleidingen Intervisie Handboeken Telefoonlijst
Smoelenboek op intranet door HRDiscussieplatformsDocumentmanagementGroupwareE-mail
Wiki met best practicesFacebook of LinkedIn, door medewerkers zelf aan te vullen
Richten van de organisatieBeleidsinformatieBeleidsbesluiten
WerkoverlegToespraken/bijeenkomstenInformatiebulletinsBeleidsnotitiesVision- en mission statements
NieuwspaginaVideoboodschap of podcastDatabase met notulen, beleidsnotities en statementsDiscussieplatform
Wiki’sDiscussiefora Chats en blogs
Motiveren Feedback Sociale informatie
FunctioneringsgesprekkenFeedback gesprekkenPersoneelsblad Koffieautomaat
E-mailIntranet
TwitterYammerFacebook Virtueel kantoor
34
Social media: meer of minder vrijheid?
Medewerkers zijn uitgerust met de modernste communicatiemidde-
len. Met intranet en mobiele telefoon zijn er niet alleen vele bron-
nen van informatie beschikbaar, de medewerkers kunnen ook zelf
een bron van informatie worden. In eerste instantie lijken de nieuwe
media heel veel vrijheid op te leveren, maar tegelijkertijd is de mede-
werker veel beter te controleren. In principe heeft elke computer
een unieke code waarmee te achterhalen is wat iemand op die com-
puter heeft gedaan. En door de signalen van de mobiele telefoon is
precies te achterhalen waar de medewerker wanneer was.
2.6 De richting van informatiestromen
Hiervoor is beschreven welke vormen van informatie nodig zijn om een
organisatie goed te laten functioneren. Deze informatie kan in verschil-
lende richtingen stromen: top-down, bottom-up, horizontaal en diago-
naal (zie figuur 2.7).
Figuur 2.7 Verschillende communicatiekanalen en -richtingen
horizontale
communicatie
horizontale
communicatie
Topmanagement
Middenkader Middenkader
Medewerkers Medewerkers
persoonlijkecommunicatievia de lijn
persoonlijkecommunicatievia de lijn
parallellecommunicatie
(via bijeenkomsten,schriftelijke, AV- of
digitale media)
diagonale communicatie
Staf
2.6.1 Top-downcommunicatie
De top-downinformatiestroom is over het algemeen de informatiestroom
die de meeste aandacht krijgt in een organisatie. Het zijn de medede-
lingen die het topmanagement via het middenkader aan medewerkers
doorgeeft. Top-downinformatie bevat taak- en beleidsinformatie.