4
GELEZEN Sproet, M., Jaspers, A., & Vos, R. (2006). Care, cure en boterhammen. Methodiek effectieve groepstherapie vluchtelingen- jongeren. Utrecht: Pharos. Handboek: 100 pag. Werkboek: 210 p. 3 39,50 (handleiding en werkboek) Essen, J. van, & Bala, J. (2007). Als glas in lood. Integratieve behandeling van vluchte- lingenkinderen en -gezinnen. Utrecht: Pharos. 185 p., 3 24,50 Volkan Yildirim Het is ongebruikelijk om in een bijdrage twee boeken te bespreken. Ik heb hiertoe besloten omdat beide boeken hetzelfde on- derwerp hebben, namelijk de behandeling van vluchtelingenjongeren. De praktijkerva- ring van de auteurs van het eerste boek ‘Care, cure en boterhammen’ leert dat het huidige groepstherapieaanbod van de GGZ in Nederland onvoldoende aansluit op de vraag van vluchtelingenjongeren. Hierdoor lijken deelnemers niet goed te motiveren te zijn en vallen de groepen regelmatig vroeg- tijdig uit elkaar (een uitvalpercentage van 45 procent). Om hier iets aan te doen ontwik- kelden de auteurs een specifieke methodiek voor effectieve groepstherapie aan vluchte- lingenjongeren. Daarin lijken zij geslaagd. Vooral als we moeten geloven dat, middels de aangereikte methodiek, de uitval wordt beperkt tot 15 procent en de tevredenheid bij zowel de vluchtelingenjongeren als ook de therapeuten toeneemt. Het geheel bestaat uit een handboek (opzet, onderbouwing en methodiek) en een werkboek (de uitvoering). Het werkboek voorziet de lezer op zeer overzichtelijke en georganiseerde wijze van ruim honderd, reeds met succes aan de praktijk getoetste, werkvormen (good practices) die toegepast kunnen worden in groepstherapie aan vluchtelingenjongeren. De verschillende keuzes die hierin bestaan zijn: lichaamsge- richt, verbaal, beeldend, drama, spel en ove- rig. Per werkvorm wordt voorts zeer secuur aangegeven welk (sub)behandel- en proces- doel zij dienen, alsmede in welke fase van de groepstherapie zij het beste toegepast kun- nen worden. De lezer wordt verder bediend van een kant-en-klaar ‘voorbeelddraaiboek’ van twintig bijeenkomsten en evaluatiema- teriaal. Dit werkboek laat voor de praktijk weinig te wensen over. De theoretische onderbouwing en be- schrijving van de methodiek vindt plaats in het, naar mijn smaak, wat langdradige handboek. Na een korte inleiding begint het met een hoofdstuk dat achtergrondinforma- tie verschaft over vluchtelingenjongeren in de GGZ, waarna in het volgende hoofdstuk uitgebreid wordt ingegaan op de algemene aspecten van groepstherapie. De specifieke toespitsing op het onderwerp van groeps- therapie aan vluchtelingenjongeren dreigt soms wat op de achtergrond te raken (bij- voorbeeld wanneer de groepstherapie histo- risch wordt beschouwd en er wordt inge- gaan op alle fases die een groep zoal door- loopt). Het hoofdstuk wordt pas interessant wanneer de therapeuten en de jongeren zelf aan het woord komen met betrekking tot hun ideeën over en verwachtingen van groepstherapie aan vluchtelingenjongeren. In hoofdstuk 4 wordt het perspectief van de vluchtelingenjongeren in de GGZ beschre- ven. Dit gebeurt aan de hand van de ver- schillende posities die zij bekleden als vluchteling, adolescent en nieuwkomer in Nederland. Van meet af aan benadrukken de auteurs dat het hen niet zozeer gaat om een nieuwe therapie of een nieuw behandelprogramma (‘die zijn er al genoeg’, p. 12) maar veel meer om een betere afstemming tussen vraag (vluchtelingenjongeren) en aanbod (thera- peuten). Vermeld moet worden dat zij er in deze eerste vier hoofdstukken meer dan vol- doende in slagen om een helder beeld te ver- Tijdschrift voor Psychotherapie 2008 [34] 06 www.psychotherapie.bsl.nl

Gelezen

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Gelezen

GELEZEN

Sproet, M., Jaspers, A., & Vos, R. (2006).Care, cure en boterhammen. Methodiekeffectieve groepstherapie vluchtelingen-jongeren.Utrecht: Pharos. Handboek: 100 pag.Werkboek: 210 p. 3 39,50 (handleiding enwerkboek)

Essen, J. van, & Bala, J. (2007). Als glas inlood. Integratieve behandeling van vluchte-lingenkinderen en -gezinnen. Utrecht: Pharos.185 p., 3 24,50

Volkan Yildirim

Het is ongebruikelijk om in een bijdragetwee boeken te bespreken. Ik heb hiertoebesloten omdat beide boeken hetzelfde on-derwerp hebben, namelijk de behandelingvan vluchtelingenjongeren. De praktijkerva-ring van de auteurs van het eerste boek‘Care, cure en boterhammen’ leert dat hethuidige groepstherapieaanbod van de GGZin Nederland onvoldoende aansluit op devraag van vluchtelingenjongeren. Hierdoorlijken deelnemers niet goed te motiveren tezijn en vallen de groepen regelmatig vroeg-tijdig uit elkaar (een uitvalpercentage van 45procent). Om hier iets aan te doen ontwik-kelden de auteurs een specifieke methodiekvoor effectieve groepstherapie aan vluchte-lingenjongeren. Daarin lijken zij geslaagd.Vooral als we moeten geloven dat, middelsde aangereikte methodiek, de uitval wordtbeperkt tot 15 procent en de tevredenheidbij zowel de vluchtelingenjongeren als ookde therapeuten toeneemt.

Het geheel bestaat uit een handboek(opzet, onderbouwing en methodiek) en eenwerkboek (de uitvoering). Het werkboekvoorziet de lezer op zeer overzichtelijke engeorganiseerde wijze van ruim honderd,reeds met succes aan de praktijk getoetste,werkvormen (good practices) die toegepastkunnen worden in groepstherapie aan

vluchtelingenjongeren. De verschillendekeuzes die hierin bestaan zijn: lichaamsge-richt, verbaal, beeldend, drama, spel en ove-rig. Per werkvorm wordt voorts zeer secuuraangegeven welk (sub)behandel- en proces-doel zij dienen, alsmede in welke fase van degroepstherapie zij het beste toegepast kun-nen worden. De lezer wordt verder bediendvan een kant-en-klaar ‘voorbeelddraaiboek’van twintig bijeenkomsten en evaluatiema-teriaal. Dit werkboek laat voor de praktijkweinig te wensen over.

De theoretische onderbouwing en be-schrijving van de methodiek vindt plaats inhet, naar mijn smaak, wat langdradigehandboek. Na een korte inleiding begint hetmet een hoofdstuk dat achtergrondinforma-tie verschaft over vluchtelingenjongeren inde GGZ, waarna in het volgende hoofdstukuitgebreid wordt ingegaan op de algemeneaspecten van groepstherapie. De specifieketoespitsing op het onderwerp van groeps-therapie aan vluchtelingenjongeren dreigtsoms wat op de achtergrond te raken (bij-voorbeeld wanneer de groepstherapie histo-risch wordt beschouwd en er wordt inge-gaan op alle fases die een groep zoal door-loopt). Het hoofdstuk wordt pas interessantwanneer de therapeuten en de jongeren zelfaan het woord komen met betrekking tothun ideeën over en verwachtingen vangroepstherapie aan vluchtelingenjongeren.In hoofdstuk 4 wordt het perspectief van devluchtelingenjongeren in de GGZ beschre-ven. Dit gebeurt aan de hand van de ver-schillende posities die zij bekleden alsvluchteling, adolescent en nieuwkomer inNederland.

Van meet af aan benadrukken de auteursdat het hen niet zozeer gaat om een nieuwetherapie of een nieuw behandelprogramma(‘die zijn er al genoeg’, p. 12) maar veel meerom een betere afstemming tussen vraag(vluchtelingenjongeren) en aanbod (thera-peuten). Vermeld moet worden dat zij er indeze eerste vier hoofdstukken meer dan vol-doende in slagen om een helder beeld te ver-

TijdschriftvoorPsychotherapie

2008[34]

06w

ww

.psychotherapie.bsl.nl

Page 2: Gelezen

schaffen van de verhouding tussen die twee.De conclusie die zij trekken is dan ook goedte volgen: het gangbare groepstherapieaan-bod sluit zeer beperkt aan op de behoeftenvan vluchtelingenjongeren. Het komt erongeveer op neer dat de vluchtelingenjon-geren het best geholpen menen te wordendoor gezellige en leuke dingen met elkaar teondernemen (‘dit staat met stip bovenaan’,p. 38), terwijl de therapeuten vaak geneigdzijn de focus te richten op de gevolgen vantraumatische gebeurtenissen in termen alsverlies, pijn en verdriet.

Wanneer de auteurs aan het einde vanhoofdstuk 4 een grote hoeveelheid aan op tevolgen aanwijzingen voor groepstherapieaan vluchtelingenjongeren opsommen, lijktde gevonden kloof tussen vraag en aanbodalleen maar groter te worden en moeilijkoverbrugbaar. Deze goed bedoelde en ookzeker relevante aanwijzingen ontmoedigende lezer enigszins vanwege de vermeendecomplexiteit. Hoofdstuk 5 komt dan ookmeer dan geroepen voor de lezer. In dithoofdstuk (‘de kern van het boek’) wordende vele aanwijzingen kundig bij elkaar ge-raapt en vertaald in een behapbare metho-diek. Centraal daarbij staan drie overkoepe-lende behandeldoelen, waarin zowel de ge-zichtspunten van de jongeren als van de the-rapeuten zijn verwerkt, te weten: 1) psychi-sche en psychosomatische problemen ver-minderen en beter hanteerbaar maken, 2)sociale vaardigheden bevorderen en 3) eenpositief zelfbeeld bevorderen.

Het boek besluit met een hoofdstuk waar-in verantwoording wordt afgelegd over hetonderzoek dat ten grondslag ligt aan de ont-wikkelde methodiek. De kritisch weten-schappelijke houding van de auteurs tenopzichte van het eigen onderzoek wekt hier-bij veel sympathie. Zij gaan namelijk terechtin op de vraag in hoeverre het succes vandeze methodiek toe te schrijven is aan debehandeling en niet (ook) aan andere, meeralgemene factoren zoals de natuurlijke ont-wikkeling. Hoewel er voldoende indicaties

lijken te zijn om van het eerste uit te gaan,ontbreekt het toch aan wetenschappelijkeevidentie om dit met zekerheid te kunnenstellen. De afwezigheid van een controle-groep in de onderzoeksopzet ligt hieraanten grondslag. Echter, daar waar op dit ter-rein de meeste publicaties vooral gebaseerdzijn op klinische ervaringen en het weten-schappelijke gehalte vaak ontbreekt, hebbendeze auteurs juist een dappere en geslaagdepoging gedaan om dit gehalte op te voeren.Dit pionierswerk is te prijzen.

De vraag die ik mij na het lezen van ditboek vooral stel is wat er ‘anders dan anders’is aan de beschreven methodiek. Deze ver-toont naar mijn beleving grote overeenkom-sten met gangbare groepstherapievormenen lijkt breder toepasbaar dan bij vluchtelin-genjongeren alleen. In de laatste alinea vanhet boek berichten de auteurs dan ook dathun methodiek reeds met tevredenheid istoegepast bij andere doelgroepen (zoalsnieuwkomers, migranten maar ook autoch-tone jongeren). Waar het denk ik vooral omgaat in dit boek is de fine-tuning die heeftplaatsgevonden tussen vraag en aanbod bijgroepstherapie aan vluchtelingenjongeren.De rol die de boterhammen daarin gehadlijken te hebben is wel de meest opvallende.Zij zorgden niet alleen voor gezelligheid inde groep maar voorzagen de jongeren ook ineen basisbehoefte.

Vlak na ‘Care, cure en boterhammen’ ver-scheen het boek ‘Als glas in lood’. Dit boekgaat eveneens over de problemen en de be-handeling van vluchtelingenkinderen, ech-ter veel meer binnen de context van hungezin en hun verdere omgeving. Het is na-melijk de stellige overtuiging van de au-teurs dat de problemen van kinderen (maarook anderen) beter begrepen kunnen wor-den binnen de context van hun gezin, metname als deze zo verstoord is als bij vluchte-lingengezinnen vaak het geval is.

Het boek, dat rijkelijk voorziet in casuïs-tiek en daardoor vrij toegankelijk is, heefteen duidelijke optimistische toonzetting. Al

Gelezen468

Page 3: Gelezen

in het eerste hoofdstuk worden, mede mid-dels een uitgebreide casus, enkele bestaande‘mythes’ rondom vluchtelingen ontkracht.De casus van een moeder uit Oost-Afrikalaat namelijk geen twijfel bestaan over hetfeit dat niet alle vluchtelingen 1) getrauma-tiseerd zijn door gedwongen migratie, 2)hulpeloos en afhankelijk zijn, 3) sociaal geï-soleerd zijn, 4) moeite ondervinden bij deaanpassing aan de nieuwe omgeving en 5)behoefte hebben aan langdurige zorg. Hier-mee wordt al snel de toon gezet voor hetvervolg van het boek, waarin de focus na-drukkelijk wordt gericht op dat wat gezond,aanspreekbaar en nog mogelijk is in plaatsvan op dat wat disfunctioneert. De casussenop pagina 138 en pagina 146 vind ik daarmooie voorbeelden van. Daarin wordt hel-der hoeveel er, voor zowel de therapeut alsvoor het vluchtelingengezin zelf, nog moge-lijk is in situaties die in eerste instantie uit-zichtloos ogen.

Deze nadrukkelijke focus op de sterkekanten van individuën en gezinnen is ookgoed terug te vinden in de integratieve be-nadering bij de behandeling van vluchtelin-gen die de auteurs hanteren en in hun boekschetsen. Naast een ontwikkelings- en sys-teemtheoretisch perspectief (de basis vanhun methodiek) maken zij hierbij namelijkook expliciet gebruik van het concept ‘veer-kracht’ (het vermogen om tegenstand tekunnen bieden aan en te herstellen vanstressvolle ervaringen).

Het boek kan grofweg in tweeën wordengedeeld. In het eerste, meer theoretische,deel (tot en met hoofdstuk 5) wordt uitge-breid ingegaan op de gevolgen van trauma-tisering, migratie en acculturatie (cumula-tieve stress) voor de ontwikkeling en hetfunctioneren van vluchtelingengezinnen en-kinderen. Ook wordt in dit deel ingegaanop de verschillende disfunctionele om-gangsvormen van gezinnen met stressfacto-ren. Het tweede, meer praktische, deel vanhet boek (de hoofdstukken 6 tot en met 10)gaat over de behandeling van vluchtelingen-

gezinnen en -kinderen, waarbij per behan-delfase (stabilisatie, integratie en socialisa-tie) de specifieke interventies en aandachts-punten worden uitgewerkt. Vervolgensnemen de auteurs de lezer in het slothoofd-stuk mee in hun overwegingen endilemma’s in het behandelcontact metvluchtelingen.

Waar dit boek, bij dit alles, in positieve zindoor opvalt zijn de vele illustratieve en her-kenbare casussen en cliënttekeningen dieerin zijn opgenomen. Deze vormen een rodelijn in het boek. Ze verlevendigen de omrin-gende teksten uitstekend en handhaven,bovenal, een constante en nuttige verbin-ding met de alledaagse praktijk. Verder sla-gen de auteurs er goed in hun ruime kennisen ervaring op het gebied van de psychologi-sche zorg aan vluchtelingen te delen met delezer. Deze krijgt namelijk een voldoendeoverzicht van wat het werken met vluchte-lingengezinnen en -kinderen allemaal in-houdt. De belangrijkste onderwerpen wor-den helder weergegeven.

De drang tot volledigheid waarvan de au-teurs hierbij blijk geven, brengt echter ookde belangrijkste beperking van het boek metzich mee. In een poging een veelheid aanonderwerpen over de hele linie te besprekengaan zij enigszins voorbij aan de verdiepingwaar de lezer, bij bepaalde onderwerpen,toch op zit te wachten. Persoonlijk had ikdat het meest bij de bespreking van deschuldgevoelens die één gezinslid (meestalde vader) uit een vluchtelingengezin vaakheeft, omdat hij als oorzaak wordt gezienvoor de vlucht. In de praktijk heb ik regel-matig gezien dat deze vader ook nog eensdoor ziek zijn van zijn vrouw wordt bestraftvoor de ellende die zij door hem heeft moe-ten ondergaan. De man, op zijn beurt, rea-geert hierop met extra schuldgevoelens enprobeert zichzelf op te offeren ten dienstevan zijn vrouw. Braakman (2001) benoemdedit proces al eerder als het ‘Dostojewski-complex’. Eenzelfde behoefte aan verdie-ping bekroop mij bij het onderwerp van de

TijdschriftvoorPsychotherapie

2008[34]

06w

ww

.psychotherapie.bsl.nl

Gelezen 469

Page 4: Gelezen

hereniging van een echtpaar na separatie,waarbij de man het vaak moeilijk vindt omde reeds verworven autonomie van zijnvrouw te accepteren. Ook dit proces, waarbijde man verlangt naar de verhoudingen zoalsdie in het land van herkomst waren (longingfor the absent country), dient zich in de prak-tijk regelmatig aan. Het is jammer dat dezeonderwerpen, die de therapeut in de prak-tijk voor de nodige therapeutische vraag-stukken plaatst, slechts terloops wordenbesproken. Echter, als we beseffen dat hetvoorgenomen doel van de auteurs het aan-reiken van een bescheiden praktische lei-draad is geweest, is dit hen niet kwalijk tenemen.

Het hoofdstuk over de verwerking (inte-gratie) van traumatische gebeurtenissen isverder wat mager uitgevallen (9 pagina’s). Ikkon mij na het lezen hiervan niet aan de in-druk onttrekken dat tijdens de behandelingaan deze fase, in vergelijking met de anderetwee fases, wellicht minder wordt toegeko-men. Na het lezen van dit boek ben ik, totslot, de mening toegedaan dat dit eigenlijkeen boek betreft over de behandeling vanvluchtelingengezinnen, veel meer dan overde behandeling van vluchtelingenkinderen.Zoals gebruikelijk bij een gezinsbehande-ling gaat er ook in dit boek wel enige aan-dacht uit naar het (vluchtelingen)kind. Mijwerd echter duidelijk dat het zwaartepunt

bij het gezinsfunctioneren ligt en dat ditbepalend is voor het welzijn van het kind.Het lood weegt het zwaarst en bepaalt dekracht van het kwetsbare glas.

Niettegenstaande deze kritiekpuntenvind ik ‘Als glas in lood’ een waardevol boeken een aanrader voor iedereen die op toe-gankelijke wijze geïnformeerd wil wordenover de behandeling van vluchtelingenge-zinnen en -kinderen. Dat geldt ook voor‘Care, cure en boterhammen’ als het gaat omde groepsbehandeling van vluchtelingen-jongeren, een boek dat vanwege zijn weten-schappelijke gehalte, helaas, opvalt in ditvakgebied. De gedrevenheid en ernst waar-mee beide boeken zijn geschreven roepenvoorts veel sympathie op, alsmede een wilom ‘zo snel mogelijk’ met deze cliëntenpo-pulatie aan de slag te gaan. Met deze tweeboeken bij de hand kan dat met voldoendevertrouwen gebeuren.

Literatuur

Braakman, M. (2001). Valkuilen in de transculturele

psychiatrie (2): behandeling. Psychopraxis, 03,

62-66.

VOLKAN YILDRIM, psycholoog, is werkzaam bij Altrecht,

afdelingen Indigo en Noagg, in Utrecht en de Eerste-

lijns Consultatie Dienst in Nieuwegein. E-mail:

[email protected].

**

*

W. de Haas (2008). Groepsbegeleiding engroepsbehandeling in de gezondheidszorg.Soest: Uitgeverij Nelissen. 213 pp., 3 34,50

Hans Snijders

Willem de Haas, opleider van groepsthera-peuten, groepswerkers en teamcoaches, pu-bliceerde dit boek om de praktische toepas-sing van groepsdynamica te beschrijven. Hetboek is onderverdeeld in twaalf hoofdstuk-ken die elk met oefeningen worden afge-

rond en aan het eind van het boek wordenaangevuld met een ‘troubleshooting’ gids.

In deel I worden drie licht verteerbarehoofdstukken gewijd aan groepsdynamica,het in kaart brengen en het opzetten van eengroep. Allereerst worden de door Yalom enanderen omschreven therapeutische facto-ren beknopt uitgelegd (Yalom & Leszcz,2005) om aan de hand daarvan de dynamiekvan de groep te illustreren. De groep wordtvervolgens in kaart gebracht met de ‘roosvan Leary’, een cirkelcomplex waarin inter-

Gelezen470