278

HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat
Page 2: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED(WEST-IRIAN) VOOR EN NA

DE OPENLEGGINGBeleidsaspekten van een overgangssituatie

THE MIMIKA AND ASMAT AREA (WEST IRIAN)IN RETROSPECT AND IN PROSPECT

Policy Aspects of Transition

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN DOCTOR IN DE ECONOMISCHEWETENSCHAPPEN AAN DE KATHOLIEKE HOGESCHOOL TE TILBURG,OP GEZAG VAN DE RECTOR MAGNIFICUS DR. C. F. SCHEFFER, HOOG-LERAAR IN DE BEDRIIFSHUISHOUDKUNDE, IN HET OPENBAAR TEVERDEDIGEN IN DE AULA VAN DE HOGESCHOOL OP DONDERDAG

19 JUNI 1969, DES NAMIDDAGS TE 16.00 UUR

DOOR

HENRICUS ADRIANUS VAN DER SCHOOTGEBOREN TE TILBURG

1969

H. GIANOTTEN TILBURG

Page 3: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

PROMOTOR: PROF. DR. L. H. JANSSEN S.J.

Page 4: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Aan de nagedachtenis van mijn Vader

Aan mijn kinderen

Page 5: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

VOORWOORD

Het grondmateriaal voor deze studie werd bijeengebracht tijdens een ver-blijf van enige jaren (1958-1962) als bestuursambtenaar aan de zuidkustvan West-Irian. Dat het tot een boek verwerkt kon worden, dank ik aande velen die zich — zowel ginds als hier — met mij over allerlei proble-men hebben willen buigen, die zich in de praktijk van het ontwikkelings-werk aldaar hebben voorgedaan. Het boek pretendeert allerminst eenalomvattende oplossing aan te geven voor het praktische vraagstuk van deeconomische ontwikkeling van een gebied dat, wat de mogelijkheden daar-toe betreft, weinig belovend is. Integendeel, als deze studie er in slaagt deaandacht te vestigen op problemen die bij een macro-benadering van hetontwikkelingsvraagstuk maar al te gemakkelijk tussen wal en schip drei-gen te geraken, acht ik het ermee beoogde doel al ruimschoots bereikt.

Hooggeleerde Janssen, ik heb het als een ongewoon voorrecht ervaren ditproefschrift onder Uw leiding te mogen samenstellen. De versneld toe-nemende belangstelling waarmee U zich in de behandelde materie heeftverdiept en waarop eigenlijk alleen het woord engagement van toepassingis, betekende voor mij een enorme stimulans.

Zeergeleerde Trouwborst, de behoedzaamheid waarmee U heeft getrachtmij, economisch geschoeid als ik ben, te behoeden voor fatale slippartijenop het voor buitenstaanders toch altijd moeilijk begaanbare pad van desociale antropologie, en het geduld dat U zich heeft getroost om mij mijnoverijlde tred te leren aanpassen aan de voor mij onwennige wegen vande kulturele antropologie, waardeer ik ten zeerste.

Hooggeleerde Pouwer, dat U met Uw rijke kennis van West-Irian in hetalgemeen en van het Mimika-gebied in het bijzonder nog op de vooravondvan Uw vertrek naar Nieuw-Zeeland voor de aanvaarding van Uw ambtaan de Victoria University of Wellington het eerste hoofdstuk grondig metmij hebt willen doorwerken, vervult mij met een warm gevoel van erkente-lijkheid.

Mijn collega's bij de voormalige Dienst van Binnenlands Bestuur dank ikvoor de vriendschap, waarmee zij mij in West-Irian hebben omringd endie zijn verlengstuk in Nederland heeft gevonden.

In het bijzonder gaat mijn dank uit naar Mr. J.-W. Kroon en zijn vrouwdie het manuscript in zijn geheel hebben doorgenomen en van wie ikwaardevolle adviezen mocht ontvangen, alsmede naar Drs. A. Fanoy enDrs. R. A. Snell die mij respectievelijk met de samenvatting en de Mimika-kaart hebben geholpen.

Zonder de vele openhartige gedachtenwisselingen met Dr. V. F. P. M.

VII

Page 6: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

van Amelsvoort, uit wiens in 1964 bij Van Gorcum & Comp. N.V. teAssen verschenen boek „Culture, Stone Age and Modern Medicine" ikbovendien, mede dankzij de toestemming van de uitgever, de Asmat-kaartheb mogen overnemen, zou deze studie nooit tot stand zijn gekomen. Ookzijn collega's-gouvernementsartsen Dr. A. S. Kalwij en G. Kiers met wieik in Mimika steeds op prettige wijze heb kunnen samenwerken en die desporen van hun verslaglegging in dit boek zullen terugvinden, ben ik zeererkentelijk. Van wezenlijk belang waren ook de gesprekken die ik naaraanleiding van de eerste opzet met Dr. Ch. J. L. Bertholet mocht hebben.

Van de politiefunktionarissen die mij zo loyaal bij de uitoefening van mijntaak hebben geholpen, dank ik in de eerste plaats de heer H. Watrin, des-tijds Inspekteur van Politie te Agats, mede ook voor het materiaal dat hijheeft aangedragen. Herhaaldelijk heb ik op zijn mensen een beroep kunnendoen om mijn weetgierigheid te bevredigen. De bereidwilligheid van As-matse agenten als J. Baipets, J. Pirinamkat en P. Seigi om mij deelgenootte maken van hun kennis van de terreinomstandigheden van hun geboorte-streek, van de onderlinge verhoudingen tussen lokale groepen en van deter plaatse heersende gewoonten en gebruiken blijft mij bij.

Het vertrouwen dat zovelen in Mimika en Asmat in mij hebben gesteld,hoop ik niet te hebben beschaamd. Vurig wens ik dat zij er begrip voorzullen opbrengen, dat het mij niet gegeven was langer onder hen te ver-toeven. De informaties die ik van groepsoudsten als Warsejokmen uitSjuru, Arosakat uit Ajam, Akumpiro uit Amborep, Asatsji uit Amanam-kai, V. Wamota uit Ipiri, J. Puturupia uit Potoway mocht ontvangen, zouik niet gaarne hebben gemist.

Een bijzonder woord van dank geldt de Missionarissen van het Heilig Harten de Missionaries of the Crosier Fathers, werkzaam in Asmat, alsmedede Paters Franciscanen in Mimika voor hun coöperatieve gezindheid envoor de spontaneïteit waarmee mij stukken uit het Missiearchief ter inzagewerden verstrekt en mijn verzoeken om inlichtingen werden ingewilligd.

De heer W. A. Temminck, toenmalig sub-ressortleider van de Land-bouw-voorlichtingsdienst te Kokonao, zeg ik dank voor de door hemgeboden informatie op agrarisch gebied.

De heren P. Nienhuis en J. C. van der Spiegel, op het Ministerie vanBinnenlandse Zaken belast met de zorg voor de Statische ArchievenOverzeese Rijksdelen, dank ik voor hun behulpzaamheid bij het opsporenvan geraadpleegde archiefstukken; de leiding van het Ministerie voor hetfeit dat zij mij daartoe in de gelegenheid heeft willen stellen. Met dank-baarheid releveer ik de medewerking die ik van de zijde van de Topo-grafische Dienst, in het bijzonder van zijn Direkteur Ir. W. F. den Hengsten van Ir. L. van Zuylen, Chef van de Landmeetkundige Afdeling, mochtondervinden bij de vervaardiging van de Mimika-kaart. De heer Th. Du-bois van de Rijksluchtvaartdienst ben ik erkentelijk voor de toestemmingdaartoe van kaartmateriaal van deze Dienst gebruik te maken.

Dat ik deze studie heb kunnen afronden, is in belangrijke mate ook te

VIII

Page 7: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

danken aan de prettige sfeer van collegialiteit die ik op het CentraalBureau voor de Statistiek heb ontmoet en aan het begrip dat zijn Direktieals vanzelfsprekend weet op te brengen voor de wetenschappelijke aspi-raties van zijn medewerkers.

De Direkteur-Generaal, de heer Dr. J. Ch. W. Verstege en de heer C. A.Oomens, Direkteur-Coördinatie en voormalig Hoofd van de AfdelingNationale Rekeningen, ben ik daarvoor zeer erkentelijk. Voor hun be-langstelling in de voortgang van de studie dank ik de leiding van dezeafdeling en mijn collega's en medewerkers aldaar. De heren Drs. A. Jels-ma, K. S. Struik en C. N. Zandbergen, van wie de tweede de nederige,maar belangrijke taak van klankbord op zich heeft willen nemen, en delaatste de korrektie van de drukproeven voor zijn rekening nam, mogenmet name worden genoemd. De heer L. Hulsbos dank ik voor het doorhem verrichte tekenwerk. Gaarne gewaag ik ook van de hulpvaardigheiddie mij op de Bibliotheek van het Bureau bij voortduring ten deel viel.

Tenslotte mijn vrouw. Niet alleen heeft zij zich veel moeten ontzeggen ommij de voor het schrijven noodzakelijke tijd en gelegenheid te kunnen ver-schaffen, maar ook heeft zij, als geen ander, mij ervan doordrongen datmen bij een rationele benadering van het ontwikkelingsprobleem maar alte gemakkelijk aan de mens in de aanpassingssituatie, om wie het uiteinde-lijk allemaal begonnen is, voorbijziet. Maar voor haar is elk woord vandank zo belachelijk goedkoop, dat ik mij zou schamen er haar een toe tevoegen.

IX

Page 8: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

X

Page 9: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

INHOUD

VOORWOORD VII

INLEIDING 1

Probleemstelling 1Wijze van benadering 3Enkele termen 4

HOOFDSTUK I ANALYSE VAN DE OORSPRONKELIJKESITUATIE

1. Algemene oriëntatie 6

2. Mimika en Asmat als woongebied 8

2.1 De geomorfologische situatie 8

2.2 Het vegetatiebeeld 10

3. Mimika en Asmat in demografisch opzicht 12

3.1 Algemeen 123.2 De etnische samenstelling van het autochtone volksdeel 133.3 Het inwonertal der afzonderlijke nederzettingen 153.4 Bevolkingsopbouw naar leeftijd en geslacht 183.5 De loop der bevolking 193.6 Bevolkingsdichtheid 224. Het ecologische patroon 22

4.1 Benutting van natuurlijke hulpbronnen en woonwijze 224.2 Voedselvoorziening en werkverdeling 274.2.1 Sagowinning 284.2.2 Visvangst 294.3 De nederzetting 30

5. Sociale struktuur 32

5.1 De groepen 325.2 Het mannenhuis 375.3 Oorlogen 385.4 De groep als levensmilieu 495.5 Huwelijk 525.6 Partnerruil en sexuele verhoudingen buiten het huwelijk 585.7 Politieke ordening en leiderschap 61

XI

Page 10: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

6. Enkele as pekten van de geestelijke kuituur 64

6.1 Algemeen 646.2 Taal en beeldende kunst 656.3 Wereldbeeld en levensbeschouwing 696.4 Mythe en ritueel 746.5 Magisch handelen 80

7. Samenvatting 81

HOOFDSTUK II ANALYSE VAN HET OVERGANGSPROCES

1. De openlegging als historisch gegeven 83

1.1 Algemeen 831.2 Het tijdstip van de confrontatie met de westerse wereld

nader bezien 921.3 Wijze van confrontatie 93

2. Enige gevolgen voor de oorspronkelijke situatie 99

2.1 Algemeen 992.2 Implicaties op demografisch gebied 1032.3 Implicaties op antropogenetisch gebied 1062.4 Enige implicaties op sociaal en economisch gebied 1082.4.1 Pacificatie 1102.4.2 Opheffing van de intra-territoriale mobiliteit van de bevolking 1132.4.3 Invoering van geld; beïnvloeding van de onderlinge betrek-

kingen binnen de groep 1162.4.4 Het aanbod van werkgelegenheid 1202.4.5 Het aanbod van westerse goederen 122

3. De houding van de bevolking tegenover het westen en zijnvertegenwoordigers 127

4. De rol van de Overheid in historisch perspektief 134

HOOFDSTUK III ONTWIKKELING ALS DOELSTELLINGVAN DE OVERHEID

1. Algemeen 138

2. Enige aspekten van het ontwikkelingsbeleid 140

2.1 De problematiek in het algemeen 1402.2 Het sociaal-psychologische klimaat 1412.3 Problemen van lokale aard 1442.4 Ontwikkeling: een keuze? 1472.5 Enige overheidstaken in het kader van de ontwikkeling 1492.5.1 Algemeen 149

XII

Page 11: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

2.5.2 Programmering; enkele aspekten 1522.5.3 Conditionering 1532.5.4 Stimuleren; economisch en sociaal 1602.5.5 De leidinggevende rol van de Overheid 172

3. De beschikbare apparatuur 174

HOOFDSTUK IV DE MENSELIJKE FAKTOR ALS OBJEKTVAN BEINVLOEDING

1. Algemeen 177

2. Bestuur 180

3. Gezondheidszorg 182

3.1 Algemeen 1823.2 Het demografische aspekt 1843.3 Het antropogenetische aspekt 1863.4 Het sociaal-psychologische aspekt 187

4. Vorming en onderwijs 188

4.1 Algemeen 1884.2 Lager onderwijs 1894.2.1 De onderwijssituatie van Asmat en Mimika in Nieuw-Guinees

perspektief 1894.2.2 Enkele sociale aspekten 1944.2.3 Enkele kulturele aspekten 2014.2.4 Samenvatting 2054.2.5 Regionaal onderwijsbeleid; mogelijkheden en beperkingen 2054.3 Vak- en beroepsonderwijs 213

5. Gemeenschapsontwikkeling 214

5.1 De situatie ter plaatse 2145.2 Dorpsraden 2205.3 De Mimika-Adviesraad 2235.4 Van traditionele naar nieuwe vormen van samenwerking 223

SLOTBESCHOUWING 225

LIJST VAN MIMIKAANSE EN ASMATSE TERMEN 229

GERAADPLEEGDE LITERATUUR 236

SUMMARY 244

ZAKENREGISTER 255

XIII

Page 12: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

INLEIDING

Probleemstelling

De Overheid van een gebied, dat zich in een vroeg stadium van versneldeeconomische en sociale ontwikkeling bevindt, staat voor een problematiekwelke in veel opzichten afwijkt van die in al verder op de weg van deontwikkeling voortgeschreden gebieden. De verschillen zijn een gevolg vande bestaande achterstand, van de versnelling van de ontwikkeling als zo-danig alsmede, vooral, van de omstandigheid, dat wegens tempoverschillenin de deelprocessen - sociale, psychologische, politieke, demografische,economische - allerlei tot vertraging leidende discrepanties optreden.

Hoewel de ontwikkelingsprocessen, zoals zij zich in de verschillende inontwikkeling achtergebleven delen van de wereld aan het voltrekken zijn,onderling veel gemeen hebben, zijn zij als gevolg van hun situationelegebondenheid, die ten dele van ecologische, ten dele ook van historischeaard is, alle tot op zekere hoogte specifiek voor de situatie ter plaatse. Dituit zich met name in de wisselwerking tussen demografische, economischeen sociale faktoren, die tesamen resulteren in een gekompliceerd inter-ferentiepatroon.

Voor de beleidvoering, die voor een belangrijk deel uit het afwegen vanprioriteiten bestaat, zou het goed zijn als dat interferentiepatroon in zijngeheel in een sluitend, zo mogelijk gekwantificeerd model kon wordenondergebracht. Maar het opzetten van een dergelijk model stuit vooralsnogop onoverkoombare moeilijkheden. Voor de kwantitatieve benadering vaneen ontwikkelingssituatie in haar totaliteit is nl. heel wat meer exacteinformatie nodig dan waarover men in een ontwikkelingsgebied pleegt tebeschikken. Veel relevante faktoren zijn nauwelijks te kwantificeren. Demeting van demografische, geomorfologische en klimatologische data, dietesamen met het bereikte technologische peil van de betrokken bevolking desociaal-economische situatie van een streek op den duur bepalen, levert nogde minste moeilijkheden op. Maar wat aan te vangen met faktoren als debenuttingsgraad van de bodem en de andere natuurlijke rijkdommen, metfaktoren als morbiditeit, arbeidsmobiliteit en -produktiviteit, met socialefaktoren als waarden, houdingen en strevingen of met een subtiel en uiterstgekompliceerd iets als het politieke klimaat dat zelf weer het resultaat isvan een veelheid van sociale en sociaal-psychologische processen? Toege-geven, in beginsel is ook dit ongetwijfeld meetbaar, maar in de praktijk vande ontwikkelingssituatie komt van meting — zelfs van een eenmalige, nodigom tot een statische momentopname te komen — zo weinig terecht, dat de

1

Page 13: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

verkrijging van betrouwbare historische reeksen, die immers onmisbaar zijnvoor het opstellen van een empirisch verifiëerbaar model, met behulpwaarvan ook causaliteitsvragen kunnen worden beantwoord, voorlopig weluitgesloten moet worden geacht.

In de navolgende studie willen we ons beperken tot een poging te onder-zoeken of het mogelijk is aan de hand van een konkrete ontwikkelings-situatie, ondanks de schaarste van het feitenmateriaal dat ons ter beschik-king stond, vast te stellen welke relaties tussen de bovengenoemde faktorenvan belang zijn voor het sociale en economische aanpassingsbeleid. Inzoverre het mogelijk is het totale interferentiepatroon los te maken uitzijn lokale context hebben onze bevindingen algemene geldigheid. Westeunen bij ons onderzoek op inzichten, verworven door een reeks vanwetenschappen, die elk voor zich slechts één of hooguit enkele aspektenbelichten van ds problematiek die de betreffende situatie oplevert. Ge-noemd worden de demografie, de sociale economie, de sociale psychologie,de ecologie, de biologie, alsmede de sociale en kulturele antropologie. Wilmen bij voorbeeld de menselijke arbeid en de beschikking over natuurlijkehulpbronnen, beide zowel economische als antropologische kategorieën, inhun sociale context plaatsen, dan kan men niet buiten een inzicht in desociale struktuur van de betrokken samenleving. Een ander voorbeeld: alsmen iets wil begrijpen van de reakties van een samenleving op verande-ringen in haar sociale en economische situatie dan is inzicht in de geestelijkekuituur, m.n. haar waarden, normen en verwachtingen, zonder meer nood-zakelijk.

De ontwikkelingssituatie welke het uitgangspunt van ons onderzoekvormt is die waarin de bevolking van het westelijk deel van de zuidelijkekustvlakte van Nieuw-Guinea omstreeks 1960 verkeerde. Het betreffendein West-Irian gelegen gebied kwam in de loop van de eerste helft van detwintigste eeuw voor het eerst in rechtstreeks kontakt met de buitenwereld,meer in het bijzonder het westen. Het wordt bewoond door een ruim40.000 zielen tellende Papoea-bevolking, verdeeld over een tweetal samen-levingen t.w. die van het Mimikagebied in het uiterste westen en die van hetoostelijk daaraan grenzende Asmatgebied. Mimikanen, ook wel Kamoro-wégenoemd, en Asmatters ¹ - de zich Asomot-ow of Asamat-ow noemende be-woners van laatstgenoemd gebied — zijn linguïstisch met elkaar verwant. Inhoeverre zij ook wat betreft andere onderdelen van hun kuituur, met namehun sociale struktuur, onderling overeenkomen, hopen we hierna aan tetonen. In de jaren twintig respektievelijk vijftig van deze eeuw begon voorhen de periode van meer dan incidenteel rechtstreeks kontakt met de

1. Benaming, in 1952/1953 door pater G. A. Zegwaard m.s.c. ingevoerd ter ver-vanging van de voorheen gangbare, maar denigrerende naam Manowee, die wasafgeleid van het Mimikaanse wé-mban-(o)-wé. Hoewei schrijver dezes persoonlijk devoorkeur geeft aan de naam Asmat-ow of Asmat-papoea's, stelt hij zich om stilistischeredenen voor in het vervolg de naam Asmatters te handhaven. Asmatters en Mimi-kanen zullen namelijk herhaaldelijk in een adem worden genoemd.

2

Page 14: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

westerse wereld. Tevoren leidden zij eeuwenlang - waarschijnlijk zelfsmeerdere millennia - een in hoge mate geïsoleerd bestaan. Voor zover kanworden nagegaan was minstens gedurende de laatste eeuwen van eenenigermate nauwe band tussen Mimikanen enerzijds en Asmatters ander-zijds geen sprake. Alle nu bestaande kontakten houden rechtstreeks ver-band met de openlegging van beider woongebieden door het westen.

In ecologisch opzicht vertoont het gebied van Asmat en Mimika eenhoge mate van homogeniteit. Geomorfologisch en klimatologisch loopt delokale situatie waarin de verschillende groepen verkeren weinig uiteen.

In het algemeen kader van ons streven naar een verbeterd inzicht in detotaliteit van het ontwikkelingsproces ter plaatse willen we ons in hetbijzonder bezig houden met:

1. het verband tussen de natuurlijke omgeving en de demografischesituatie;

2. het verband tussen de demografische situatie en de oorspronkelijkestruktuur van de betrokken samenlevingen;

3. de betekenis van de geestelijke kuituur van de bevolking voor hetproces van haar sociaal-economische aanpassing aan de buitenwereld;

4. de implicaties van de openlegging en de daarop volgende westersebeïnvloeding.

Wijze van benadering

Wat betreft de benadering hadden we de keuze tussen een tweetal alter-natieven. Het eerste bestond in het volgen van het ontwikkelingsproces ineen enkele samenleving bij voorbeeld die van een lokale groep welkerepresentatief voor het gehele gebied zou moeten kunnen worden geacht.Methodologisch is een dergelijke benadering niet onaantrekkelijk, vooralook omdat men dan de meeste kans heeft, dat aan de ceteris paribus-voorwaarde in redelijke mate is voldaan. Zij staat of valt echter met het aldan niet vervuld zijn van een tweetal voorwaarden: 1. er moet a priori overhet gehele gebied genomen een zeer grote mate van homogeniteit mogenworden verondersteld met betrekking tot alle voor de ontwikkeling rele-vante faktoren; 2. men moet beschikken over uitgebreide historischeinformatie. Het door ons bestudeerde gebied voldeed echter aan geen vanbeide. In de eerste plaats liet de aard van het onderzoek - waarbij het juistging om het opsporen van samenhangen - niet toe waargenomen plaatse-lijke verschillen bij voorbaat als irrelevant aan te merken. In de tweedeplaats moet de hoeveelheid betrouwbaar historisch feitenmateriaal voor debestudering van welke lokale gemeenschap dan ook ten enen male on-toereikend worden geacht.

De keuze viel dan ook op de andere mogelijke benadering en wel dievan een comparatieve ex-post-facto-bestudering van het ontwikkelings-verloop in het Mimikagebied en dat in het Asmatgebied. Het fieldworkdaartoe werd verricht in de jaren 1958 tot 1962. Mimika had toen onge-

3

Page 15: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

veer dertig jaren aan vrij intensieve westerse beïnvloeding blootgestaan.Begin 1958 was dit voor Asmat pas een zestal jaren het geval. Tussen detijdstippen van openlegging lag derhalve een tijdsbestek van ruim eengeneratie.

Allereerst hebben we getracht de situatie, die in de twee gebieden voorde openlegging heeft bestaan, te rekonstrueren. Asmat gaf in dit opzichtweinig of geen moeilijkheden: een deel van zijn bevolking had in 1958 nognimmer een niet-Papoea ontmoet. Voor Mimika lag de zaak minder een-voudig: de mogelijkheid mocht niet uitgesloten worden geacht, dat dewesterse invloed er in de loop der jaren al aanzienlijke veranderingen hadbewerkstelligd. De rekonstruktie had tot doel na te gaan of de oorspron-kelijke situatie in Mimika voldoende overeenstemming vertoonde met diewelke we in Asmat hadden aangetroffen om vast te kunnen stellen in hoe-verre de sedert de openlegging van Mimika plaatsgevonden veranderingenaan invloeden van buitenaf mochten worden toegeschreven. Daartoe wasnodig de invloed van andere faktoren als lokale ecologische verschillen,autonome kultuurveranderingen van lokale aard en de eigen historischeontwikkeling van de betreffende samenlevingen zo nauwkeurig mogelijk tebepalen. De komplexiteit van de bestudeerde situaties heeft echter tot ge-volg, dat onze analyse in dit stadium nog niet zo ver kan gaan, dat de ge-wichten van die faktoren exact kunnen worden berekend.

Onderzoek-techhisch was onze benadering een associatieve, d.w.z. be-vindingen van demografische, van ecologische, van sociaal-economischeen van kultureel-antropologische aard werden met elkaar in verband ge-bracht teneinde een sluitend beeld van de situatie te verkrijgen. Voor watbetreft het kultureel-antropologische gedeelte steunde zij voornamelijk ophet vrije - en in een later stadium ook op het gerichte - interview. De opdeze wijze verkregen gegevens werden herhaaldelijk gekontroleerd en/ofgetoetst aan eigen rechtstreekse waarneming. Achteraf werden zij boven-dien vergeleken met gegevens afkomstig van derden. Genoemd wordenmemories van overgave, alsmede tournee- en maandverslagen van plaatse-lijke bestuursambtenaren, vonnissen van de inheemse rechter, reisbe-schrijvingen en etnografische aantekeningen van missionarissen, van wiePater G. A. Zegwaard m.s.c. met name moge worden genoemd. Bij debestudering van de Mimikaanse situatie hadden we het geluk gebruik tekunnen maken van de over de Mimika-kultuur handelende, uit 1955daterende studie van Pouwer.2

Enkele termen

In studies, die de overgang van traditionele naar moderne vormen vansamenleving tot onderwerp hebben, plegen termen te worden gebruikt, overde betekenis waarvan geen eenstemmigheid bestaat.

2. J. Pouwer, Enkele Aspecten van de Mimika-cultuur, 's-Gravenhage 1955.

4

Page 16: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

De omstandigheid, dat zij tot de uitrusting van verschillende weten-schappelijke disciplines behoren, voor een deel ook als een soort passe-partout in het algemeen spraakgebruik zijn opgenomen, komt hun één-duidigheid weinig ten goede. Nuttig is het daarom van die termen, waarbijde kans op verwarring het grootst is, in het kort aan te geven wat we eronder verstaan.

Integratie — behalve waar sprake is van sociale integratie — betekent inhet navolgende minder een toestand dan een proces en wel dat van deverwerking van eigen met aan vreemde samenlevingen en kuituren ont-leende elementen tot een nieuw funktioneel geheel. In tegenstelling totassimilatie impliceert integratie het optreden van strukturele veranderingenin de ontlenende samenleving of kuituur. Voor het begrip sociale integratiezij verwezen naar Nadel (1957, pp.125-159).

Waar we de term kuituur gebruiken, beantwoordt deze aan de definitievan Kroeber en Kluckhohn (1952, p.181):

Culture consists of patterns, explicit and implicit, of and for behavior, acquiredand transmitted by symbols, constituting the distinctive achievements of humangroups, including their embodiments in artifacts; the essential core of cultureconsists of traditional (i.e. historically derived and selected) ideas and theirderived values, culture may on the one hand be considered as products of action,on the other as conditioning elements of further action.

Het nadeel van deze definitie is echter dat het expressieve karakter van dekuituur, waardoor de mens uitdrukking geeft aan zichzelf in zijn relatie totzijn Umwelt, niet voldoende tot zijn recht komt.3

Een onderdeel van de kuituur vormt de sociale struktuur. We onder-scheiden twee aspekten:

1. struktuur-ex-post: het gemeenschappelijke resultaat van alle institu-tionaliseringsprocessen die zich in de samenleving als gevolg van weder-kerig rolgedrag voltrekken (Nadel 1957, pp.125-159);

2. struktuur-ex-ante: het patroon dat wordt gevormd door de verschil-lende ordeningsbeginselen volgens welke de mens zijn samenleving bewustinricht; als zodanig is de sociale struktuur wezenlijk verschillend vanorganische strukturen omdat zij slechts kan bestaan bij de gratie van hetmenselijke vermogen tot bewustwording (verg. Lévi-Strauss 1958, pp.342-348).

Tussen beide aspekten van de sociale struktuur bestaat een dialektischeverhouding.

3. Men vergelijke de definitie van Kroeber en Kluckhohn met die van Van Baal, inMensen in Verandering, Amsterdam 1967, p.31.

5

Page 17: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

HOOFDSTUK I

ANALYSE VAN DE O O R S P R O N K E L I J K E S I T U A T I E

1 ALGEMENE ORIENTATIE

Alvorens we ons met de situatie in Mimika en Asmat gaan bezighouden,is een algemene oriëntatie met betrekking tot de plaats die deze gebieden ineen ruimer regionaal kader innemen wenselijk. Zij korresponderen mettwee van de 22 onderafdelingen, waarin West-Irian met uitzondering van eendrietal exploratieressorten bestuurlijk was onderverdeeld toen op 1 oktober1962 het bestuur over dat deel van Nieuw-Guinea werd overgedragen aanhet tijdelijke beheersorgaan van de Verenigde Naties (UNTEA). Op grondvan artikel 71 van het Handvest der Verenigde Naties was Nederland totop dat tijdstip aan genoemde organisatie verantwoording verschuldigdover het aldaar gevoerde beleid. Met inbegrip van de tot West-Irian ge-rekende eilanden bedraagt de totale oppervlakte van dit gebied ca.416.000 km2. Het inwonertal bedroeg in 1961, blijkens het laatste inge-volge artikel 73e van het Handvest uitgebrachte verslag, ca. 750.000,waarvan ca. 720.000 Papoea's. Ongeveer 6 procent van hen was toenwoonachtig in de door ons bestudeerde gebieden.

Ruw genomen kan West-Irian worden verdeeld in drie geografischegebieden. Het zijn de Noordkust met inbegrip van de Vogelkop, hetCentrale Bergland en het zuidelijke laagland. De Noordkust — een gebieddat al eeuwenlang heeft blootgestaan aan beïnvloeding van buitenaf, vooralvia de Molukken - wordt bewoond door Papoea's van een jong type. Hetis ontstaan uit een tamelijk recente vermenging van een reeds langer ge-vestigde, genotypisch al betrekkelijk homogene Papoeabevolking met Mela-nesische elementen, zelf het produkt van een vroegere vermenging van eenouder negroide type met een jonger Maleis/Polynesisch type.

Het Centrale Bergland, dat zijn voortzetting vindt in Papua/New Guinea,neemt ten opzichte van de kust een geïsoleerde positie in. Tussen de dicht-bevolkte bergdalen heeft regelmatig handelsverkeer plaats. Het gebruikvan kaurigeld (Cypraea Moneta) heeft er zich tot de openlegging van hetbergland in de jaren dertig, die met de invoer van westerse betaalmiddelengepaard ging, ongestoord gehandhaafd. Nog in 1962 waren schelpen hetgebruikelijke ruilmiddel voor betalingen tussen autochtonen onderling.Tussen naburige berglandstammen komen huwelijksbetrekkingen voor. Detotale bergbevolking in West-Irian moet op tenminste 250.000 personenworden geschat. De belangrijkste etnische groeperingen, die alle een oudPapoeatype vertegenwoordigen, zijn de Dani, de Mom, de Amungme ofUhunduni, alsmede de Ekari of Kapauku. Respektievelijk tellen zij rond

6

Page 18: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

130-, 20-, 10- en 50-duizend leden.1 De bergbevolking voorziet in haarlevensonderhoud voornamelijk door de verbouw van knolgewassen. Hethoofdvoedsel wordt gevormd door bataten (Ipomoea batatas).

Ook het zuidelijk laagland verkeerde tot voor kort in een verregaandisolement. Dit werd echter door andere faktoren veroorzaakt dan die welkevoor het isolement van het bergland verantwoordelijk waren. Was daar debelangrijkste faktor het verschil in ecologisch milieu - een gevolg van hethoogteverschil - tussen bergland en kuststreek; aan de zuidkust werd hetisolement vooral veroorzaakt door de slechte bevaarbaarheid van de on-diepe Arafoera-zee. Evenals het Centrale Bergland kent het zuidelijkemoerasgebied etnische groeperingen, die voor Nieuw-Guinese begrippengroot van omvang zijn. Merendeels variëert hun ledental van een paarduizend tot enkele tienduizenden. Tesamen tellen zij ruim 110-duizendzielen, ruwweg verdeeld in 8.000 a 9.000 Marind-anim (incl. Jab-anim enMaklew-anim), 1.000 Jei-anim, 7.000 Kimaghama, 30.000 Auwju (metinbegrip van Djair en Misak), 4.000 Mandobo, 9.000 Jaqai-arim, 30.000Asmat-ow en 9.000 Mimikanen of Kamoro-wé, alsmede de in totaal ca.20.000 individuen omvattende groepen Kajaghar, Khogir, Sawui en aan deAsmatters verwante Tjitak. De Muju (ca. 10.000), woonachtig in hetheuvelachtige gebied zuidelijk van de centrale bergketen en westelijk vande grens met de Territory of Papua, behoren in tegenstelling tot de eerdergenoemde bevolkingsgroepen niet tot de eigenlijke laaglandbewoners, voorwie, met uitzondering van de bevolking van het Frederik Hendrikeiland(Kolepom) als de Kimaghama en de Riantana, sago het hoofdvoedselvormt. De stamverbanden - stam gebruikt in de zin van etnische eenheid -zijn in geheel zuidwest Irian weinig hecht.

Tot aan de bestuursoverdracht aan de UNTEA was dit gebied bestuurlijkingedeeld in zes onderafdelingen, waarvan er vijf de Afdeling Zuid-Nieuw-Guinea vormden en er één, de meest westelijke, deeluitmaakte van deAfdeling Fak-Fak. Sindsdien bleef die indeling in grote trekken gehand-haafd. De begrenzing der onderafdelingen houdt enigermate rekening metde verdeling in stam- of taalgebieden. Hetzelfde kan gezegd worden vande verdeling der onderafdelingen in distrikten. De onderafdelingen zijn vanoost naar west:

Merauke met als belangrijkste etnische groeperingen Marind-anim, Jei-anim, Kimaghama, enkele honderden Kanum, Auwju en - in 1962 - ca.1.000 geïmmigreerde Muju. Er bestaat een zekere stamverwantschaptussen Marind en Jei. De verwantschap tussen deze beide groeperingen metde Kimaghama en de Kanum, tuinbouw bedrijvende volken, is weinignauw. Waarschijnlijk is, dat eerstgenoemden vroeger een groter deel van deonderafdeling Merauke hebben bewoond dan tegenwoordig het geval is.Dank zij hun hoogontwikkelde tuinbouwtechniek slagen zij erin zich ophun onherbergzame moeraseiland te handhaven (Serpenti 1965, hfdst. Ien II);

1. Persoonlijke mededeling van Mr. J-W. Kroon.7

Page 19: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Muju met voornamelijk Muju, Mandobo en Ninggerum;Boven-Digul met Auwju (incl. Djair) en Mandobo, alsmede Kombai

waarmee, naar het zich laat aanzien, Tjitak zijn bedoeld;Mappi met Jaqai, Auwju (incl. Misak), Tjitak en Kajaghar (incl.

Khogir);Asmat met Asmat-ow, Tjitak, Kajaghar, Sawui en Auwju; enMimika met Mimikanen, Sempan-owé, alsmede - in 1962 - ca. 2.000

Amungme afkomstig uit een tweetal nauwe valleien, t.w. Tsingga enMuëmba, gelegen ten zuiden van de centrale bergketen in het Carstensz-gebied.

Met uitzondering van de onderafdeling Muju, telde het zuidelijke laag-land per ultimo 1961 ruim 125.000 inwoners (Uno-rapport 1961, BijlageIV en IV A). Bij dit getal zijn inbegrepen ruim 5.500 Aziaten - voor-namelijk van Indonesische en Chinese landaard — alsmede ca. 1.100Europeanen, ten dele van Eurasiatische afkomst. De bevolkingsdichtheidvan het laagland als geheel, dat een oppervlakte van ± 119.000 km2

beslaat, bedraagt 1.05. Aan de kust is zij over het algemeen wat hoger danin het binnenland. De spreiding van de bevolkingsdichtheid is verre vangelijkmatig. Hier en daar, zoals in het Mappigebied, doen zich concen-traties voor. Dooreengenomen doet de dichtheid aanzienlijk onder voor dievan de relatief dichtbevolkte valleien van het Centrale Bergland.

2 MIMIKA EN ASMAT ALS WOONGEBIED

2.1 De geomorfologische situatie

Het woongebied van Mimikanen en Asmatters wordt gevormd door hetmeest westelijke deel van de zuidelijk van de centrale bergketen gelegenmoerassige laagvlakte. Doorsneden door tal van kreken en rivieren, ver-breedt het zich naar het oosten toe geleidelijk. In West-Mimika bevindenzich langs de kust goed ontwikkelde zanderige strandwallen. Achter dejongste liggen, verscholen in het vloedbos, half weggeërodeerde ouderewallen. In oostelijke richting versmallen zich de aanwezige zandstrandenom ter hoogte van de Mukumugamonding geheel te verdwijnen. Verderopzijn ook strandwallen nauwelijks nog als zodanig herkenbaar. Het naar hetoosten toe toenemende waterverzet van de rivieren is er de oorzaak van,dat zich in zee - in het uiterste westen tot vlak onder de kust nog diep-blauw - een zich allengs verbredende zone van troebel water aftekent.Grovere erosieprodukten bereiken er de zee niet meer, maar worden ondervorming van drempels en stroomversnellingen in de middenlopen afgezet.Modderoevers en slikbanken nemen meer en meer de plaats in van dewestelijke zandstranden en zandbanken.

De afwatering van de landinwaarts gelegen gronden wordt naar hetoosten toe gaandeweg slechter. Op de waterscheidingen tussen de rivieren-

8

Page 20: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

stelsels bevinden zich moerassige kommen. Tijdens het hoogtepunt van deregentijd in de maanden juni, juli en augustus staan uitgestrekte gebiedenblank. Een aanwijzing voor snelle veranderingen in de waterhuishoudingzou kunnen zijn, dat in de grasmoerassen aan de bovenloop van Asmatserivieren als de Jitsj en de Süretsj afgestorven bos voorkomt. Met het af-nemen van het verval nemen veenvorming en kleiafzetting toe. Al naar hunoorsprong in het gebergte dan wel in het moeras gelegen is, worden derivieren onderscheiden in bandjir- en moerasrivieren.

Zoals de gehele zuidkust is ook de kust van Mimika en Asmat arm aanmarkante punten. Als gevolg van het geringe verval van de zeebodem leidtde minste deining al spoedig tot een flinke branding. Vooral ter hoogte vande Mimikaanse kust ondervindt het opvaren van de rivieren veel hindervan grondzeeën. Behalve voor prauwen is de gehele kust westelijk van deAika- en Atukamonding bij laagwater ontoegankelijk. In het Asmatgebieddaarentegen, waar de riviermondingen breder en dieper zijn, stuit hetbinnenlopen van de grotere rivieren ook voor coasters alleen bij zwaar weerop moeilijkheden, al is een goede bebakening geen overbodige weelde.

In de mondingen van bandjirrivieren als de Mimika- en de Waniarivierdoet zich het verschijnsel voor, dat de banken er zich voortdurend ver-plaatsen. In de Mimikarivier, waaraan de onderafdelingshoofdplaats Koko-nao is gevestigd en waarvan de monding geleidelijk dichtslibt, houdt ditverband met windrichting, getij werking en regenval.

De kustlijn is uiterst beweeglijk. Plaatselijk komt het wel voor, dat hetgrondverzet tijdens de oostmoesson en dat tijdens de westmoesson elkaarmin of meer kompenseren, zodat de kustlijn er op den duur maar weinigverandert. Maar elders, vooral in de buurt van riviermondingen zoals bijKeakwa en Potoway, wijzigt het beeld zich snel.

Langs de Mimikaanse kust gaat het getij oostwaarts over van overwegenddubbeldaags tot overwegend enkeldaags. Zo komt bij Keakwa en Kokonaode vloed omstreeks volle en nieuwe maan eens per etmaal op. Het verschiltussen eb en vloed is dan het grootst. Bij springtij bedraagt het ruim tweeen een halve meter: in december/januari 25½ dm, in juni/juli 26 dm. Hunrelatief gunstige ligging ten spijt komen Kokonao en Agats, de onder-afdelingshoofdplaatsen, dan grotendeels onder water te staan. Op de dagenrond eerste en laatste kwartier zet de vloed tweemaal daags op met inter-vallen van 9 tot 15 uren. Het tijverschil wisselt dan van 5 tot 15 dm.2 Alsde vloed beide keren gelijke hoogte bereikt spreekt men van I.air konda.Voor Mimika houdt dit in, dat het grootste deel van zijn kust tweemaal permaand enkele dagen lang ontoegankelijk is voor elk vaartuig met een diep-gang van meer dan een paar decimeters. Zowel in Mimika als in Asmatvoltrekt het gehele dagelijkse leven zich op het ritme van de getijden(Pouwer 1955, pp.32 e.v.).

Van praktisch belang is, dat in de periode van april tot en met oktober

2. Eigen metingen, aangevuld met gegevens, ontleend aan getijdentafels.

9

Page 21: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

de hoge getijstanden overdag voorkomen. Met het voortschrijden van hetseizoen verleggen zij zich van de vooravond terug naar de ochtend. Dieverschuiving zet zich vervolgens voort, zodat in de periode van november toten met maart de maximale bevaarbaarheid van kreken en rivieren samen-valt met het nachtelijke duister. In Midden-Mimika, waar het vervoer vanpersonen en goederen evenals in het gehele gebied oostelijk daarvan slechtste water kan geschieden, vindt alle transport dan 's-nachts plaats. Dit isniet of nauwelijks het geval in West-Mimika, waar men wegens de zeerondiepe rivieren en een redelijk begaanbaar strand meer op vervoer teland is ingesteld, en in Oost-Mimika en Asmat, waar de vaardiepte groteris en het enkeldaags getij overheerst. In Oost-Mimika en in het Asmat-gebied is de getijwerking tot tientallen kilometers diep het binnenland inmerkbaar. Gedurende de regentijd dringt het getij minder ver naar binnendan tijdens het droge seizoen, wat de visvangst op de rivieren in ongunstigezin beïnvloedt.

Alleen tijdens de kenteringperioden in april/mei en oktober/novemberis op zee regelmatige prauwenvaart mogelijk. Het dagelijkse opsteken vande zeewind leidt niettemin ook in de kentering tot een golfslag, die in deriviermonden bij uitlopend water zo vinnig kan worden, dat men dieplaatsen vooral 's-middags met prauwen beter kan vermijden. 's-Avondsis het meestal windstil, terwijl er in de nanacht en de vroege ochtend eenlandwind waait, die de zeegang afvlakt.

Tijdens de oostmoesson van mei tot oktober heeft een aanhoudendebries krachtige branding en zware grondzeeën tot gevolg. De westmoessondraagt een meer wispelturig karakter: harde wind, opstekend in vlagen,wordt dan afgewisseld met rustige perioden, die uren maar soms ook dagenkunnen aanhouden.

In het Asmatgebied zijn alle grotere rivieren ook voor motorvaartuigentot aan hun bovenloop bevaarbaar. Coasters komen er met gemak totSauwa/Erma en zelfs Monu. Zowel voor Mimika als voor Asmat geldt,dat de bevaarbaarheid van de bovenlopen er sterk afhankelijk is van deregenval. De sponswerking van de bosbodem beïnvloedt de snelheid waar-mede zich stijgingen en dalingen van de waterspiegel voltrekken.

2.2 Vegetatiebeeld

Voor de ecologische situatie, waarin de bevolking verkeert, vormt denatuurlijke vegetatie van haar woongebied een belangrijke aanwijzing. Inhet laagland onderscheiden we een tweetal zones, t.w. die van het vloedbos,in West- en Midden-Mimika aan de zeezijde begrensd door strandwallen, endie van het moerasbos dat zich uitstrekt vanaf de grens van het vloedbostot aan de voetheuvels van het Centrale Bergland. Al naar de afwaterings-mogelijkheden en de samenstelling van de bodem, variëert de begroeiingvan matig dicht met redelijk ontwikkelde ondergroei tot uitgesprokenschraal. Werkelijk zwaar opgaand hout ziet men nauwelijks.

10

Page 22: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Voor de strandwallen is de begroeiing met casuarinen karakteristiek. Een bekendeverschijning op de strandwallen is ook de Hibiscus tiliaceus (M. iwe, I. waru). In deverschijning op de strandwallen is ook de Hibicus tiliaceus (M. iwe, I. waru). In dedoor kreken en getijdestromen doorsneden mangrovenzone zijn het voornamelijkRhizophora apiculata, Rhizophora mucronata (M. wuu) die met Bruguiera (M.apoo, A. pae) het vegetatiebeeld bepalen. Verder ontmoeten we er Xylocarpusmoluccensis (M. kajeri) en Xylocarpus granatum (M. umu, A. jomo). In hetmoerasbos maken Campnosperma (A. em, soso, tsji); Calophyllum (M. menamo,A. dji); Intsia (M. pota, A. pas); Anisoptera (A. boromo); Inocarpus fagiferus(M. jatiri, A. jeseni); Myristica (A. fo, oser) en Heritiera littoralis Dryand (A.djeni, I. ambau) ruim de helft van het loofhoutbestand uit.3

Op drogere gedeelten zoals de oeverwallen zien we bovendien nog Terminaliacatappa (M. kamutiri, A. djine, juajira); Palaquium spec. (M. dramane, A. koma-kam, djurak); Cananga odorata (I. kenanga); Canarium (A. fisjer); Pometiapinnata (M. iuki); Cinnamomum (M. tarika, A. jurasinum). Alle genoemde hout-soorten vinden bij de bevolking praktische toepassing. Zo wordt Campnosperma,dat zich gemakkelijk laat uithollen, gebruikt voor de vervaardiging van prau-wen, trommen en ritueel houtsnijwerk. Anisoptera, Terminalia en Pometia leve-ren bruikbaar plankenhout op. Voor Intsia, het Molukse ijzerhout, bestaat eenbescheiden exportmarkt. Volgens Leefers heeft Intsia echter in Asmat dooreen-genomen een vrij laag stamgewicht.

De economisch belangrijke conifeer Agathis, de gomcopalboom, groeit inexploitabele bestanden op de lagere berghellingen boven Potoway, Manoare,Jaraja, Mimika en Iwaka/Temare.

Van de palmsoorten noemen we Metroxylon (M. amotà, A. ambos), de sago-palm die het hoofdvoedsel van de bevolking levert en op lager gelegen plekkendicht aaneengesloten stoelen vormt; Oncosperma filamentosum, de nibungpalm;Nipa fruticans (M. kopere, A. akam), de brakwaterpalm die het overbeeld van derivieren in het grensgebied tussen Asmat en Mimika beheerst; alsmede Arengapinnata, de arèngpalm. Van belang zijn voorts de verschillende pandanus-, rotan-en bamboesoorten.

Van sago- en nipahblad vervaardigt men atap voor dakbedekking. Slaapmattenen regencapes worden genaaid van pandanusbladeren. Uit het sap, afgetapt uit debloeistengels van Arenga pinnata, bereidt men in Mimika palmwijn (M. wake).Nibungbast wordt toegepast in de huizenbouw naar autochtone trant en bij de aan-maak van gebruiksvoorwerpen.

Als we de vegetatie in haar geheel overzien, valt in de eerste plaats op, dathet totaalbeeld in zijn sombere eentonigheid eerder dan de afzonderlijkegewassen specifiek is voor het woongebied; in de tweede plaats, dat exploi-tatie van het bosbestand op enigszins ruime schaal vooralsnog uitgeslotenmoet worden geacht.

3. Bij het determineren werd gebruik gemaakt van Merrill, E.D., Plant life in thePacific, in de Nederlandse bewerking door Koster, J. Th.: De plantengroei van deMaleise Archipel, Leiden 1949. Leefers, C.L. vermeldt in zijn Asmatbosopname1956/1957, die betrekking heeft op het gebied van de middenloop van Pomatsj enUndir, voor de genoemde boomsoorten de navolgende percentages: 11.8; 9.3; 8.7;7.9; 5.5; 5.2 en 4.3.

11

Page 23: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

3 MIMIKA EN ASMAT IN DEMOGRAFISCH OPZICHT

3.1 Algemeen

Daar het werkterrein van de Stichting Demografisch Onderzoek N.N.G.,die haar werkzaamheden in 1959 begon, zich niet meer tot Mimika enAsmat heeft uitgestrekt, is men voor een beeld van de demografischesituatie ter plaatse voornamelijk aangewezen op van bestuurszijde ver-strekte gegevens. Eind 1961 golden de navolgende cijfers (Uno-rapport1961, Bijlage IV-IV A):

Tabel 1. Bevolking in bestuurd gebied naar landaard

Papoea's Aziaten Europeanen

MimikaAsmatMeraukeBoven-DigoelMappiZuidwest-Nieuw-Guineaexcl. Mujugebied

9.30031.40820.63411.30628.649

101.297

96,7%99,4%79,0%97,9%98,6%

93,9%

273112

4607167364

5523

2,8%0,4%

17,6%1,5%1,2%

5,1%

4448

8877048

1097

0,5%0,2%3,4%0,6%0,2%

1,0%

Dat niet-Papoea's in Zuidwest-Nieuw-Guinea 6,1 procent van de bevolkingonder bestuur uitmaakten, wordt veroorzaakt door het verhoudingsgewijsgrote aantal personen van Aziatische origine in de onderafdeling Merauke,waar het 17,6% van de bevolking beliep tegen 3,4% Europeanen. Voor hetoverige verschilde de getalsverhouding tussen Papoea's en niet-Papoea's inMimika en Asmat weinig van die in de andere zuidelijke onderafdelingen.

Van de niet-Papoea's was zowel in het Mimika- als in het Asmatgebiedongeveer de helft in de bestuurscentra Kokonao resp. Agats woonachtig.Anders dan in het min of meer verstedelijkte Merauke dat op een bevolkingvan 6000 zielen 2800 Aziaten telde, een volksdeel bestaande uit Chinezen,Javanen, Timorezen, Makassaren, Keiezen en Ambonezen, werd het Azia-tische volksdeel in de rest van Zuidwest-Nieuw-Guinea praktisch alleenvertegenwoordigd door Keiezen en enkele Chinezen. Aanvankelijk warende Keiezen door de R.K. Missie bij haar voorpostenwerk ingezet, eerst alskatechisten, later ook als dorpsonderwijzers. Eind 1961 waren in Mimikaop een totaal van 273 Aziaten nog 36 Keiezen als leerkracht bij het dorps-onderwijs betrokken. Voor zover de overigen tot de beroepsbevolkingmoeten worden gerekend, waren zij in een administratieve funktie bij hetgouvernement werkzaam, bij Chinese handelaren in dienst als winkelbe-diende dan wel hadden zij getracht zich een bestaan te verwerven alskrokodillenjager en/of handelaar in krokodillehuiden. Voor het Asmat-gebied luiden de betreffende cijfers 112 en 15. In dit gebied was nog eendrietal Keiezen als katechist in dienst van de R.K. Missie. In Kokonaobegon zich een Keiese kolonie te vormen.

12

Page 24: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Vermenging van het Keiese met het autochtone volksdeel zag men nognauwelijks. Alleen bij leden van de laagste Keiese stand, die ook op hetmoedereiland vanouds al een vrij sterke Melanesische inslag vertoonde,kwamen sporadisch huwelijken met Papoeavrouwen voor. Huwelijken vanautochtone mannen met Keiese vrouwen waren in Mimika en Asmat on-bekend en moeten in het licht van het Keiese standensysteem voorlopignog onwaarschijnlijk worden geacht.

3.2 De etnische samenstelling van het autochtone volksdeel

De samenstelling van het autochtone volksdeel vertoont in etnisch opzicht,zowel in Mimika als in Asmat, een grote mate van homogeniteit. In Mimikawordt deze slechts verstoord door een tweetal recente vestigingen vanAmungme resp. aan de Akimuga- en aan de Omaogarivier. Ook het ach-terland van de Casuarinenkust in het oosten en zuidoosten van het Asmat-gebied geeft een wat afwijkend beeld te zien.

De naam Mimika berust op het toeval, dat de eerste vestigingen vanBestuur en R.K. Missie in die streek resp. in 1926 en 1927 plaatsvondenaan de Mimikarivier, een der tientallen grotere en kleinere rivieren die indat gebied hun weg naar zee zoeken. Volgens Drabbe zou de benamingKamoro juister zijn en beter appelleren aan bestaande gevoelens vanetnische en kulturele verbondenheid (1953, p.2). Tegen het gebruik van denaam Kamoro als algemene streekaanduiding kan hetzelfde bezwaar wor-den ingebracht als tegen de naam Mimika, nl. dat hij vanouds alleen maarop de bewoners van een beperkt aantal, weliswaar centraal gelegen neder-zettingen betrekking heeft. Onze ervaring is overigens, dat het besef toteen grotere regionale en nationale eenheid te behoren bij de meerderheidvan de Mimikanen pas van zeer recente datum is en maar langzaam groeit.

Bij de onderscheiding van de Mimikaanse bevolking in groeperingenvolgen we de linguistische indeling van Drabbe (1953, p.3). Deze onder-scheidt in het Mimikaans, door hem Kamorotaal genoemd (akwere Kamo-rota), van west naar oost een zestal dialekten:1. het westelijke dialekt, gesproken aan de rivieren Japakopare, Keawka

en Umari door ca. 450 personen;2. het Tarja-dialekt, gesproken door ca. 500 personen;3. het Midden-dialekt, gesproken vanaf de Wakia tot aan Mioko aan de

Kamorarivier door ca. 4.300 personen;4. het Kamora-dialekt, gesproken in de overige nederzettingen aan de

rivier van die naam door ca. 400 personen;5. het Wania-dialekt, gesproken aan de gelijknamige rivier door ca.

1.300 personen en6. het Mukumuga-dialekt, gesproken aan de aldus genoemde rivier door

ca. 800 personen.Behalve de eigenlijke Mimikaanse bevolking, de Kamoro's welke de

13

Page 25: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

kustvlakte vanaf 134-45' OL - de monding van de Opa-rivier - tot en methet gebied van de Mukumugarivier bevolken, worden, op grond van hunetnische verwantschap, tot de Mimikanen in ruimere zin ook de Sempa-nowé gerekend, die een drietal nederzettingen - Otakwa, Omaoga enInaoga - hebben gevormd, alsmede de linguistisch nauw met hen verwanteNafarepi aan de Akimuga, de Warowé en de Waituku aan de benedenloopvan de Owap (Tjemara-rivier) en de Owapu aan de bovenloop van de-zelfde rivier (Oostkasteelrivier). Wat betreft hun levenswijze staan laatst-genoemde groepen dicht bij de kleine, meest westelijke Asmatgroepen zoalsde Epamé en de Imtawé aan de Potsjekap (Kleine Bloemenrivier), deEtoko aan de bovenloop van de Potsj (Bloemenrivier), alsmede de groepenArno en Esmapano aan de Momatsj (Pater Le Cocq d'Armandvillerivier).Doorgaans tellen zij niet meer dan enkele tientallen leden. Hun zwerfge-bieden zijn uitgestrekt en hun nederzettingen dragen een zeer tijdelijkkarakter.

Meer naar het oosten, en wel vanaf de Momatsj, begint het centralewoongebied van de Asmatters. Op grond van het zich al dan niet onderlingverwant achten van de verschillende somot of lokale eenheden is hetmogelijk in dit gebied een zestal groeperingen te onderscheiden:a. aan de benedenloop van de Momatsj, de Fai en de Pomatsj: de weste-

lijke Simai of Jaungroepering, ook wel met Kainak aangeduid, (2551personen) met de nederzettingen Jaun/Jufri, Jamas/Jeni, Kapi/Au enAs/Atat/Nakai;

b. in het mondingsgebied van de Asüwetsj:de westelijke Mbismam (2503 personen) met de nederzettingen Sjuru,Ewer, Jepem, Per en Owus;

c. in het gebied vanaf de middenloop van de Asüwetsj tot aan het stroom-gebied van de Süretsj (Noord-Eilandenrivier): de oostelijke Simai(3228 personen) met de nederzettingen Amborep, Warse, Tsjemndew/Ajam, Juni, Mbetsjow, Mbene/Kowar en Mbuët;

d. in het mondingsgebied van de Mbetsj (Zuid-Eilandenrivier): de ooste-lijke Mbismam of Mbetsjmbup-groepering (4365 personen) met denederzettingen Atsj, Amanamkai, Ambisu, Atembutsj, Ar/Ndanim,Jow, Mbiwar en Omandesep;

e. aan de middenloop van de Pomatsj en van de Undir: de Sirao-groepe-ring, ook wel Keenok of Jopmagao genoemd (6707 personen) met denederzettingen Sauwa/Erma, Mbu/Agani, Jipawer, Komor/Amor/Par,Manep/Simnde, Monu en Tjemor;

f. aan de beneden-Süretsj: de Kaimo-groepering (1348 personen) met denederzettingen Kaimo, Jaosakor, Fos, Os, Awok en Ndamen.

De tussen haakjes geplaatste cijfers zijn ontleend aan de bestuurlijkeAanvullende Memorie van Overgave van de Onderafdeling Asmat 1959-1960. Van Amelsvoort (1964, p.40) volgt voor 1961 dezelfde indeling.Verschillen tussen de hier vermelde en de door genoemde schrijver opge-geven zielentallen worden veroorzaakt door de omstandigheid, 1. dat diens

14

Page 26: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

registratiemateriaal recenter is en ook betrekking heeft op enige kleinere,destijds van bestuurswege nog niet geregistreerde nederzettingen; 2. dat hijook de eerder vermelde aan de Nafarepi verwante groepen in zijn indelingopneemt en, 3. dat hij de als enclaves in het Asmatgebied liggende niet-Asmatnederzettingen Mbipim, Sei, Warkai en Sogoni eenvoudigheidshalvetot de Mbetsjmbupgroepering rekent.

Een oudere klassificatie (Zegwaard 1954) deelt de Asmatbevolking in inzeekanters en landkanters. Met de eerste worden Mbismam en Simai be-doeld; met de tweede de Sirao- en de Kaimogroepering. Volgens Drabbe(1963) kent de in het centrale Asmatgebied gesproken taal (Asmat-atakam)een drietal hoofddialekten:

het Kawenak van de Mbismam en de Sinai;het Keendok van de Sirao-groepering enhet Keendakap van de Kaimogroepering.

De gebruikte namen zijn dialektische vormen van het woord dat 'deechte authentieke mens' betekent en dat overeenkomt met het Mimikaansewénatà. Zuidoostelijk van het centrale Asmatgebied en wel aan de Casua-rinenkust bestaat de bevolking eveneens uit Asmatters. Het daar gesprokendialekt, het Kaweinaq, wijkt aanzienlijk af van de eerdergenoemde, maartoch niet zoveel, dat van een afzonderlijke taal moet worden gesproken.Hetzelfde geldt voor het Kaünak van de Tjitak.

Maturbongs (1959, pp.8 e.v.) onderscheidt de Asmatbevolking van deCasuarinenkust in Sapansomot, woonachtig in het zuiden, en Batiasomot,in het noorden, welke groeperingen volgens Van Amelsvoort (1964, p.40)in 1961 resp. 2978 en 4721 personen omvatten. Landinwaarts treft mener Sawuj, Auwju en Kajaghar aan, die in 1961 resp. 633, 495 en 1839zielen telden, verdeeld over resp. 4, 4 en 13 nederzettingen. Laatstge-noemde etnische groeperingen bewonen ook het noordwesten van de onder-afdeling Mappi. Tot de Kajaghar dienen ook de Ujaghar te worden ge-rekend, die evenals zij het drassige savanneterrein met zijn grasmoerassen,dat gelegen is op de grens tussen Asmat en Mappi, tot woongebied hebben.

3.3 Het inwonertal van de afzonderlijke nederzettingen

Eind 1961 bedroeg in het meest westelijke bestuursdistrikt t.w. West-Mimika, het gemiddelde inwonertal per nederzetting 330. Het distriktomvatte een tiental nederzettingen:1. Potoway/Katera; 2. Aindua; 3. Umar; 4. Poronggo (Poraoka); 5.Mapar/Kipea; 6. Uta/Wumuka/Wakia; 7. Mupuruka; 8. Amar/Manoare/Kawar; 9. Jaraja/Paripi/Ipiri; en 10. Kokonao/Migiwia/Mimika/Kiura.

Het grootste aantal zielen - 582 - telde de nederzetting van de Ipiri-groepen (nr. 9). Op de tweede plaats kwam het verzameldorp Kokonao(nr. 10) met 541 inwoners. De kleinste nederzetting, Aindua, telde 118inwoners.

15

Page 27: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

In het distrikt Oost-Mimika, dat 13 nederzettingen telde, t.w.1. Keakwa; 2. Timika; 3. Atuka/Aika/Wapuka; 4. Mioko; 5. Iwaka/Témare; 6. Moare/Pigapu; 7. Hiripao; 8. Kaogapu; 9. Tipuka; 10. Nei-geripi; 11. Waoneripi; 12. Omaoga/Otakwa en 13. Inaoga, was het ge-middelde inwonertal 402.

De grootste nederzetting was daar Keakwa met 684, op de voet ge-volgd door Atuka met 650 inwoners. Omstreeks een derde deel van deMimikabevolking bewoont een kuststrook die zich uitstrekt van 15 kmwestelijk tot 15 km oostelijk van de bestuurspost Kokonao.

Het meer dan 22-duizend zielen tellende distrikt Agats, dat centraalAsmat omvatte, kende eind 1959 per nederzetting een gemiddeld inwoner-tal van 484 met een standaardafwijking van 358. Naast een vergelekenmet Mimika hoger gemiddelde stond ook een grotere spreiding. Desituatie verschilde enigszins per groepering. Zie tabel 2a.

Een soortgelijk beeld bood het distrikt Casuarinenkust (bijna 8-duizendinwoners). Zie tabel 2b.

De op 1957 en 1959 betrekking hebbende cijfers zijn ontleend aanbestuurlijke momentopnamen. Over het algemeen zijn zij aan de lage kant,althans in vergelijking met de bevolkingscijfers, opgesteld door de R.K.Missie aan de hand van de door katechisten en dorpsonderwijzers bijge-houden 'buku djiwa' ( = doopboeken). De cijfers voor 1961 zijn afkomstigvan Van Amelsvoort (1964, p.190).

In aanmerking genomen dat Westelijk Nieuw-Guinea ongeveer twaalfdorpen heeft met een inwonertal boven de duizend, valt het op dat nietminder dan vier ervan binnen de onderafdeling Asmat liggen. Een ver-gelijking met het Mimika- en Asmatgebied met de Beneden-Waropen, eenlandstreek oostelijk van de Geelvinkbaai, een gebied dat als woongebiedtreffende overeenkomsten vertoont met het westen van de zuidelijke kust-vlakte, is in dit verband instruktief. Ook in die streek, bewoond door eenbevolking, in het bezit van een kuituur die aanzienlijk van de Asmatse ende Mimikaanse afwijkt, blijken de nederzettingen naar Nieuw-Guinea-maatstaven groot te zijn (Demografisch Onderzoek N.N.G. Voorlopigeresultaten, Rapport I). Van de 14 nederzettingen, die dat gebied telt, beziteen viertal duizend of meer inwoners:

Noeboeai ± 1900 Wonti ± 1500RiseiSajati ± 1400 Waren ± 1000

Het gemiddelde inwonertal per nederzetting is daar 570 met een stan-daardafwijking van 610. De concentratiegraad is er wat hoger dan die vanAsmat.

In Mimika en Asmat neemt de gemiddelde omvang van de neder-zettingen van west naar oost toe om pas in het uiterste zuidoosten, waarhet landschap overgaat in dat van het Mappi-gebied, wederom een dalingte zien te geven. Dit zou er, mede gezien de regelmaat waarmee dit gebeurt,op kunnen wijzen, dat die omvang in belangrijke mate wordt bepaald door

16

Page 28: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat
Page 29: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

de uitgestrektheid en de rijkdom van het voedselgebied dat vanuit denederzetting door middel van dagtochten kan worden bestreken. In Mimikavormen de verstrooide ligging van de sagoarealen en de slechte bevaarbaar-heid van de rivieren waaraan zij zijn gelegen (zie par.2.1 geomorfologischesituatie) een beletsel voor concentratie op wat ruimere schaal.

3.4 Bevolkingsopbouw naar leeftijd en geslacht

Zowel in het distrikt Agats als in het distrikt Casuarinenkust maakt deleeftijdsgroep van 0- tot 18-jarigen ongeveer de helft van de bevolking uit.

Voor wat betreft het geregistreerde deel van de bevolking kon aan hetUno-rapport 1961 het navolgende worden ontleend:

Tabel 3a. Bevolking naar leeftijd en geslacht

* Exclusief onderafdelingshoofdplaats.

Met betrekking tot de ter vergelijking opgenomen laatste kolom wordeopgemerkt, dat het lage percentage mannen ouder dan 18 jaren in deBeneden-Waropen waarschijnlijk het gevolg is van emigratie naar gebiedenelders in Nieuw-Guinea, die kampten met een tekort aan arbeidskrachten.Die emigratie pleegt zich het sterkst te doen gevoelen in de groep van15- tot 30-jarigen. Emigratie deed zich echter noch in het Mimika- noch inhet Asmatgebied voor.

Het aantal personen boven 18 jaar bedraagt in Mimika 53.5%, wat voorNieuw-Guinea vrij hoog is. Overigens ontlopen de cijfers elkaar niet veel.Dat zowel voor het distrikt Agats als voor het distrikt Casuarinenkust eenlaag percentage vrouwen jonger dan 18 jaren wordt gevonden, is o.i. tewijten aan fouten, gemaakt bij de registratie. Voor de met de registratiebelaste bestuursassistenten is het wegens het ontbreken van een burgerlijkestand moeilijk om personen van om en nabij de 18 in de juiste leeftijds-kategorie in te delen. Daarbij komt, dat vooral de pas sinds kort met hetwesten in aanraking gekomen Asmatters huiverig zijn om aan buitenstaan-ders een inzicht te geven in de vrouwenrijkdom van hun groepen. In hetlicht van de oorspronkelijke levensomstandigheden, waaronder het te kooplopen daarmede gelijk stond met het uitlokken van vrouwenroof, is dit zeer

18

Page 30: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

wel verklaarbaar. Niet verwonderlijk is het mede daarom, dat die incentraal Asmat gelegen nederzettingen, waarvoor de bestuurlijke tellingenvoor de jaren 1957, 1958 en 1959 redelijk betrouwbaar mogen wordengeacht, t.w. Sjuru, Jepim, Per, Owus, Amborip, Ajam, Mbiwar aan Zee,Jow en Fos, een duidelijk vrouwenoverschot te zien geven.

Tabel 3b. Vrouwenoverschot in procenten

3.5 De loop van de bevolking

Zowel in Mimika als in Asmat nam de bevolking, na lange tijd vrijwelkonstant te zijn gebleven en, na de openlegging, zelfs wat te zijn afge-nomen, gedurende de laatste jaren in aantal toe. Wat betreft Mimika wasde toename - bij afwezigheid van immigratie uitsluitend een gevolg vanhet geboorte-overschot - het sterkst in de kustnederzettingen westelijk vanKokonao. Vanaf begin 1960 tot medio 1961 groeide de bevolking van hetdistrikt West-Mimika met 113 tot een totaal van 2770; met 4,2% dus inanderhalf jaar. Verhoudingsgewijs de grootste toename gaf Umar te zien,dat in genoemd tijdvak steeg van 266 tot 289 inwoners. In Mapar/Kipeanam het zielental toe van 287 tot 309. Potoway en Aindua - de kleinstenederzettingen - zagen het daarentegen met 5 resp. 2 dalen.

In het distrikt Oost-Mimika bedroeg de bevolkingstoename over dezelfdeperiode 2,3%. Met uitzondering van de Amungme en de Nafarepi, als-mede van de met laatstgenoemden verwante groepen nam de bevolking ergedurende de periode van begin 1960 tot medio 1961 met 114 toe tot5113. De sterkste groei vertoonde hier Moare/Pigapu, waarvan de be-volking met 58 tot 441 bleek te zijn vermeerderd. Keakwa nam met 34toe tot 650. Over het algemeen was de bevolkingsaanwas in de kustneder-zettingen groter dan in het binnenland. Het daar gelegen grote dorp Inaoga,waarvan het zielental van 422 tot 448 toenam, en ook Kaogapu, dat zijninwonertal met 14 tot 193 zag stijgen, doen echter zeker niet voor de kustonder.

De door de gouvernementsarts te Kokonao over 1961 verstrekte ge-boorte- en sterftecijfers stemmen met het voorgaande overeen.

19

Page 31: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

In de Mimikaanse bevolkingsopbouw voltrekt zich geleidelijk een ver-jonging. Hoewel malaria en tuberculose een zware tol heffen en zo eensnelle uitbreiding van de bevolking intomen, heeft sedert kort een andererem op de bevolkingsaanwas nl. de veelvuldige toepassing van abortusprovocatus en infanticide onder het voortschrijden van de verwestersingwat aan kracht ingeboet.

Zelfs als een aantal gevallen van zuigelingensterfte aan de waarnemingis ontsnapt, wat gezien de situatie ter plaatse waarschijnlijk moet wordengeacht, dan nog zijn de gegeven cijfers voldoende betrouwbaar om de ver-onderstelling te rechtvaardigen dat de zuigelingensterfte in Mimika nietboven 150°/00 uitgaat, een cijfer dat men ook voor de Beneden-Waropenmeent te mogen aannemen. Zich baserend op het voor laatstgenoemd ge-bied gevonden geboortecijfer van 47,5°/00 ( = gross birth rate, berekendover drie achtereenvolgende jaren), acht Demografisch Onderzoek NNGdaar een verwachte natuurlijke groei van ca. 2l/2 tot 3% per jaar aan-nemelijk {Rapport I, p.27). Aangenomen dat de wijziging in de politiekestatus van West-Irian op den duur weinig of geen nadelige konsekwentiesheeft voor de volksgezondheid ter plaatse, is ook voor het Mimikagebiedin de nabije toekomst een groei van 2 ½ tot 3% per jaar redelijkerwijs teverwachten.

Ook het onderstaande, aan de hand van de Uno-rapporten over dejaren 1951 t /m 1961 opgestelde staatje wijst in dezelfde richting. Bij debeoordeling van de cijfers dient in aanmerking te worden genomen, dat deleeftijden werden geschat. De jaarlijkse schommelingen in de verhouding

20

Page 32: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

tussen de aantallen personen van 18 jaar of ouder en de aantallen van hendie jonger zijn komen dan ook goeddeels voor rekening van minder juisteleeftijdsschattingen.

Tabel 4. Geregistreerde Papoeabevolking van Mimika, exclusief Amungme, naarleeftijd en geslacht

Registratie uitgebreid.

Aangezien in Asmat van immigratie al evenmin sprake was, dient debevolkingstoeneming er eveneens te worden toegeschreven aan het ge-boorteoverschot. Met name in de Mbismamnederzettingen nabij Agats enin de Simainederzettingen Ajam en Warse bedroeg de toeneming van 1959tot 1961 ongeveer 4% per jaar:

Ewer (1/7 -'59 - l/7-'60) met 28 totJepem (1/7 -'59 - l/7-'60) met 20 totPwer (1/7 -'59 - l/7-'60) met 13 totAjam (l/ l l- '59 - l/7-'60) met 41 totWarse (1/11-'59 - l/7-'60) met 26 tot 625 (± 4%)

674 (± 4%)384 (± 5%)286 (± 4%)1322 (± 3%)

21

Page 33: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Het cijfermateriaal van Van Amelsvoort (1964, pp.108-109), dat ge-deeltelijk ook op andere nederzettingen betrekking heeft, wijst eveneens opeen niet onbelangrijke bevolkingsgroei. Voor een reeks van negen neder-zettingen t.w. Ao, As/Atat/Nakai, Jaun/Jufri, Kapi, Pwer, Ajam, Ambo-rep, Ewer en Jepem komt hij voor 1959, 1960 en 1961, voor welke jarende tellingen een redelijke betrouwbaarheid bezitten, tot een totaal van resp.4865, 5062 en 5242. Voor een reeks andere dorpen t.w. Agani, Bu,Jipawer, Manep, Monu, Kawet, Momogo en Tjemor, ten aanzien waarvanhet cijfermateriaal over de betreffende periode wat minder betrouwbaarmoet worden geacht, luiden de overeenkomstige cijfers 4185, 4330 en4424. Uitgaande van de cijfers van Van Amelsvoort komen we voor degenoemde 17 nederzettingen over 1960 en 1961 tot een gemiddelde netto-aanwas van 3,8 resp. 2,9%.

Bij de beschouwing van dergelijke percentages realisere men zich, datonder de plaatselijk geldende omstandigheden op hygiënisch gebied eenopwaarts gerichte tendentie in de loop van de bevolking gemakkelijk kanworden gestuit, b.v. door een influenza-epidemie.

3.6 Bevolkingsdichtheid

Hoewel de bevolkingsdichtheid van het Mimika- en Asmatgebied de voorde zuidwestelijke kustvlakte in haar geheel geldende dichtheid van 1,05 perkm2 overtreft, is zij zeker niet hoog te noemen. In Mimika bedraagt zij ge-middeld 1,24; in Asmat 1,47. Onmiddellijk langs de kust is de dichtheidveruit het hoogst. Hoewel zij daar het Nieuw-Guinese gemiddelde van 1,7overschrijdt, doet zij toch ver onder voor die van de volkrijke valleien vanhet Centrale Bergland. Landinwaarts neemt de bevolkingsdichtheid snel af.

4 HET ECOLOGISCHE PATROON

4.1 Benutting van natuurlijke hulpbronnen en woonwijze

In het gehele Mimika- en Asmatgebied is het gebruik van de bodem uiterstextensief. Zijn vruchtbaarheid doet er weliswaar niet onder voor de ge-middelde bodemvruchtbaarheid in West-Irian, die overigens als gevolg vande hoge regenval en de daarmede gepaard gaande uitloging op een laagniveau ligt, maar door de regelmatig terugkerende wateroverlast is deoppervlakte kultuurgrond zeer beperkt. Vooral geldt dit voor gronden,geschikt voor de verbouw van granen en knolgewassen. Zijn het in de kust-strook de bij springvloeden optredende overstromingen met zeewater, dieland- en tuinbouw vrijwel onmogelijk maken, in het binnenland zijn dat deregenval en de daardoor optredende bandjirs:

22

Page 34: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Tabel 5. Neerslag in

AgatsKokonao

millimeters

1960

48173271

1961

39244263

Jaargemiddelde over7 resp. 14 jaren

47213256

Bron: Uno-verslag 1961, bijlage II.

Uitgestrekte arealen staan daar tijdens de regentijd maanden achtereenonder water. Blijkens de ervaringen, opgedaan in het Akimugagebied opde grens van Asmat en Mimika, is zelfs op de oeverwallen, die toch be-trekkelijk veilig zijn, het uitoefenen van akkerbouw wegens het bandjirge-vaar uitermate riskant.

Zoals overal op Nieuw-Guinea waar sago (Metroxylon) het hoofd-voedsel vormt, stuit ook in Mimika en Asmat de verkrijging van exactcijfermateriaal over de intensiteit van het bodemgebruik op moeilijkhedenvan praktische aard. Men kent nl. in sagogebieden anders dan in strekenwaar ladangkultuur (shifting cultivation) wordt beoefend geen regelmatigeafwisseling van perioden, tijdens welke een bepaald terrein in bewerkingis, met die, gedurende welke het braak ligt. Berekening van de bij degegeven technologie bestaande grondbehoefte per hoofd der bevolking isdaarom met gebruikmaking van elegante methoden als ontwikkeld doorAllan en door Brookfield en Brown (1963) niet mogelijk.

Brookfield en Brown gingen bij hun studie van het bodemgebruik van de Chimbu- een knolgewassen verbouwend volk in de New Guinea Highlands - uit van deformule van Allan:

Aangezien de situatie bij de Chimbu afweek van die door Allan aangetroffenbij de Chagga in Noord-Rhodesië - in afwijking van deze kenden de Chimbubehalve specifieke tuintypen voor elke door hen onderscheiden grondsoort ookeen type dat voor alle grondsoorten geschikt was - hebben B. en B. de formulevan Allan verder moeten uitwerken.

Nu laat zich in een sagogebied geen der faktoren C, L en P voldoendenauwkeurig bepalen. We willen daarom proberen de grondbehoefte langseen andere weg bij benadering vast te stellen. Door ons te beperken tot debehoefte aan sago-areaal van gemiddelde samenstelling, laten we de waardevan P in het midden.

Van de sagobestanden van Asmat en Mimika weten we, dat hun kwali-

23

Page 35: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

teit sterk uiteenloopt. Sago stelt aan zijn omgeving een aantal bijzondereeisen: tamelijk vruchtbare bodem, niet te hoog keukenzoutgehalte, wisse-lende waterspiegel, droge perioden. Als de palmstoelen te nat staan, is hetbestand wel homogeen maar is de gemiddelde opbrengst per stam gering;staan zij daarentegen te droog, dan wordt de sago op den duur door hout-gewassen m.n. Campnosperma en Anisoptera, verdrongen en neemt deheterogeniteit van het bestand toe. In het algemeen kunnen we zeggen, datals gevolg van de hoge regenval en het ontbreken van een uitgesprokendroge tijd de groeivoorwaarden voor de sagopalm in het gehele gebiedbeneden-optimaal zijn.Massal en Barrau vermelden, dat de jaarlijkse opbrengst van een 'acre'sagogrond van doorsneekwaliteit varieert van 7.000 tot 9.900 K.cal. perjaar, hetgeen echter onwaarschijnlijk hoog voorkomt (1956, pp.3-5). Maaromdat zij zich voornamelijk beroepen op Zwollo, is het duidelijk dat voor'acre' ha dient te worden gelezen, wat de opbrengst tot meer aanvaardbareproporties terugbrengt. Nu heeft de praktijk volgens Zwollo geleerd -overigens niet in Inanwatan waar deze in 1950 zijn sago-onderzoek ver-richtte —, 'dat een sago-aanplant van 4 à 5 bomen per stoel op een afstandvan 7 à 8 meter van elkaar (stoelafstand) cultuurtechnisch in de meestgunstige omstandigheden verkeert'. Dit impliceert een aantal produktievebomen per ha van 600 en, aangenomen dat sago op een leeftijd van onge-veer 15 jaar oogstrijp is, een produktie van 40 bomen per jaar (Zwollo1950). Stellen we nu met Zwollo de gemiddelde boomopbrengst op 120 kgnatte sago (met een vochtgehalte van 35%) - de produktie van een sago-palm kan in bepaalde gevallen wel tot 410 kg oplopen, maar de normalestamopbrengst schommelt tussen 110 en 160 kg - dan zou dat betekenendat een in goede konditie verkerende ha sago-aanplant jaarlijks 4.800 kgnatte sago ofwel 12.000 K.cal. oplevert. In aanmerking genomen, dat hetwinningsrendement van het met de hand kloppen van sago 35 tot 45%bedraagt en dat we met weliswaar redelijk vruchtbare, maar toch onbe-meste tropische grond te doen hebben, moet een dergelijke opbrengst stelligte hoog worden geacht. Ter vergelijking diene, dat bij het tegenwoordigelandbouwpeil in West-Europa een ha tarwe in gunstige jaren ongeveer15.000 K.Cal., een ha aardappelen ongeveer 20.000 K.cal. opbrengt.Zelfs als we de jaarlijkse opbrengst terugbrengen op de helft nl. 20 bomen,lijkt ons dit nog aan de hoge kant. Immers 20 stammen van 1.000 kg -een normaal stamgewicht voor een rijpe palm - bevatten 4.000 kg droogsagomeel, een calorische waarde vertegenwoordigend van ruim 15.000K.cal., zij het ook dat de bevolking daarvan hooguit 6.000 K.cal. wint,waarvoor niettemin de stam over de gehele lengte moet worden benut.

Mimikanen en Asmatters verwerken als regel alleen het bovenste gedeeltevan de stam, aangezien dit het rijkst is aan zetmeel. Het restant bestemmenzij tot lokaas voor varkens en/of kweekbed voor de larven van de sago-boktor (Rhynchophorus), een geliefde lekkernij die een belangrijke bronvan vetten en — in mindere mate - van eiwitten vormt. De omzetting van

24

Page 36: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

primaire calorieën in secundaire door middel van de larventeelt is vooralvan belang, omdat de boktorlarven (M. ko, A. tow) in staat zijn hetrottende sagomerg behalve in vet ook in eiwitten om te zetten. Het is daar-om zeer de vraag of het wel wenselijk is naar een veel hoger rendementbij de sagowinning te streven, zolang men voor de vet- en eiwitbron, diemen daarmee prijsgeeft, geen adekwate vervanging heeft.

Afhankelijk van de beschikbare hoeveelheden aanvullend voedsel kanmen stellen, dat de dagelijkse sagobehoefte gemiddeld 1 tot 1¼ kg perpersoon bedraagt, wat overeenkomt met een konsumptie van 360 tot400 kg per jaar. Om die behoefte te dekken moeten bij een winningsren-dement van 35 a 45% jaarlijks drie of vier rijpe palmen worden geveld.Als we nu aannemen, dat een ha sago-areaal in Mimika en Asmat per jaarhoogstens 20 rijpe palmen oplevert, dan houdt dit in, dat hij in de zetmeel-behoefte van maximaal 6 personen kan voorzien, vooropgesteld dan nog,dat geen sago gebruikt wordt voor het kweken van larven.

Vooralsnog is het een open vraag, hoeveel de totale oppervlakte aanproduktieve sagogronden in Mimika en Asmat bedraagt. Wel weten we,dat zij zich bevinden in een betrekkelijk smalle strook, die de brakwater-lijn op enige afstand volgt. De bodem is er juist voldoende ontzilt, maarnog weinig uitgeloogd. Bovendien heeft de getijwerking er schommelingenin de grondwaterstand tot gevolg, hetgeen de groei ten goede komt. Degrootste opbrengst komt niet uit de vlak achter de mangrovenzone gelegensagokomplexen. Op nog zeer jonge gronden is de sago-opstand wel zeerhomogeen, maar meestal nog niet produktief. Ook waar dit wel het geval is,is de bodem vaak nog erg nat, hetgeen de zetmeelopbrengst in ongunstigezin beïnvloedt. In de oudere sagokomplexen, die wat verder van de kust afgelegen zijn, is de zetmeelopbrengst per stam hoger, maar doordat de ver-menging met houtgewassen landinwaarts toeneemt, daalt de opbrengst perha na het bereiken van zijn maximum weer geleidelijk. Stroomopwaartszien we de sagokomplexen (A. tsjow mbokot) in omvang afnemen tot zijuiteindelijk geheel zijn verdrongen. Daar komt bij, dat de restanten ver-snipperd liggen op terreingedeelten die door uitloging - gevolg van hun lageligging - al veel aan vruchtbaarheid hebben ingeboet.

Al met al zien we, dat het met betrekking tot Mimika en Asmat weinigzin heeft over sago-arealen van gemiddelde samenstelling te spreken. Eenzeer beperkt deel van het totale sagobestand is misschien in staat gedurendekorte tijd 20 rijpe palmen ( = 15.000 K.cal.) per ha/per jaar op te leveren,maar zeer zeker moet voor het gebied als geheel de gemiddelde opbrengstper ha aanzienlijk lager worden gesteld.

Elke groep Mimikanen of Asmatters beschikt over een areaal, waarinzich behalve sagokomplexen, jachtterreinen en visgronden een beperkt aan-tal plaatsen bevindt, die zich lenen voor het vestigen van nederzettingen.Zij worden afwisselend bewoond. Zodra het aantal rijpe palmen in haaromgeving is uitgeput en deze ook niet meer genoeg aanvullend voedsel -vooral eiwitten - oplevert, wordt een nederzetting weer verlaten. Een groep

25

Page 37: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

trekt eveneens weg als zij veel van ziekte en sterfte te lijden heeft, wat er opwijst dat de naaste omgeving van haar nederzetting sterk geïnfekteerd is.Van Amelsvoort (1964, p.37) vermeldt voor het Asmatgebied, dat deperiode gedurende welke een nederzetting onafgebroken wordt bewoond,3 tot 6 maanden bedraagt. Hij laat echter in het midden op welk deel vanAsmat zijn informatie betrekking heeft. De frekwentie van de verhuizingenloopt plaatselijk nl. uiteen. Zo is zij in Noordwest Asmat heel wat hogerdan in het centrale gedeelte. Ook verloopt de verhuiscyclus voor groterenederzettingen langzamer dan voor kleinere.

In West-Mimika, waar de laaglandzone tussen kust en bergland smal is,bezit iedere groep naast haar aan zee gelegen, met andere groepen gedeeldebasisnederzetting een reeks vaste bosbivakken, waarin men zelden langerdan enkele weken achtereen vertoeft. Ook in Midden- en Oost-Mimikabouwt elke groep tesamen met een aantal andere, een basisnederzetting;daar bij voorkeur op een ook strategisch verantwoord punt ongeveer op degrens van de mangroven- met de moerasbosvegetatie. Beurtelings trekt menvan daaruit naar de kust ter visvangst en naar de landinwaarts gelegensago-arealen {Pouwer 1955, p.9). De situatie in het Noordwestelijk deel vanAsmat, waar kleine groepen beschikken over uitgestrekte, niet aan zeegrenzende arealen, verschilt van die welke we aantreffen in het centrumvan het Asmatgebied met zijn wijde riviermonden of aan de Casuarinenkust.Daar zien we een concentratie van grote groepen, die elk met een beperktgebied moeten volstaan.

De behoefte van het menselijk lichaam, zowel aan voldoende calorieënals aan een voedselpakket dat ook wat betreft de benodigde nutriëntenuitgebalanceerd is, noodzaakt de bewoners van het Mimikagebied tot pen-delen. Dit vindt plaats tussen het binnenland, waar de producerende sago-komplexen liggen en waar het verzamelen van bosvruchten, wortelen, enz.alsmede de jacht op varkens (M. oo; A. o) en casuarissen (M. monako, tuu,pi; A. pi) en het zoeken naar koeskoezen (M. wake; S. fate; A. fatsj);buidelratten (M. kemako; A. pirow); vliegende honden (M. tako; A. tar)en allerlei bosvogels met succes wordt bedreven, maar dat, al met al, uithet oogpunt van eiwitvoorziening toch maar arm is, en de zeekust, waarzich de visgronden en de vindplaatsen van schaal- en schelpdieren bevin-den, maar waar het moeilijk is de calorieënbehoefte te dekken.

In vergelijking tot Mimika is in het Asmatgebied de mangrovenzonebreder. Voor de bovenstrooms woonachtige Asmatter nemen rivieren enkreken de plaats van de zee als eiwitbron in. De visgronden van Asmat-owen Sempan-owé liggen grotendeels in het mangrovengebied. Mimikanendaarentegen zijn voor het uitoefenen van de visvangst meer aangewezen opde open zee. Onrustig weer uit zich bij hen eerder in een tijdelijke eiwit-schaarste dan bij de Asmatters, wier visaktiviteiten zich slechts bij uit-zondering tot de open zee uitstrekken. De verraderlijke riviermonden methun krachtige getij stromen vormen in hun gebied een belemmering voor hetvissen buitengaats.

26

Page 38: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Asmatnederzettingen dragen evenals de Mimikaanse basisnederzettingeneen semi-permanent karakter. Hun ligging zowel t.o.v. de visgronden als-wel t.o.v. de sagokomplexen is zelden zo, dat voor de voedselvoorzieningeen groepsgewijs heen en weer trekken nodig is. Het gehele, op eengegeven ogenblik in bewerking zijnde voedselgebied wordt vanuit de neder-zetting in dagtochten bestreken. Het komt er weinig voor, dat grote aan-tallen bewoners, zoals in Mimika, meerdere etmalen achtereen buiten hunnederzetting overnachten.

De zanderige strand wallen in West-Mimika maken, vooral tijdens dekenteringen, het verblijf aan de kust tot een genoegen. De bewoners van hetoverige deel van Mimika en van het Asmatgebied verkiezen het gehele jaardoor de beschutting van het bos boven de klamme onherbergzaamheidvan hun modderkust.

Samenvattend konstateren we, dat èn Mimikanen èn Asmatters wat hunwijze van wonen betreft opmerkelijk mobiel zijn, hetgeen nauw verbandhoudt met de in laatste instantie klimatologisch en geomorfologisch be-paalde mogelijkheden op het gebied van de voedselvoorziening. Het be-staan van plaatselijke verschillen in trekritme vormt een aanwijzing, dat demate van mobiliteit van elke groep afzonderlijk wordt bepaald door despecifieke geaardheid van zijn woongebied. Lettend op het langdurige iso-lement van het Asmat- en Mimikagebied, op de terreingesteldheid die hetmogelijk maakt zich binnen die streek snel te verplaatsen, op het feit dater geen niemandsland bestaat, alsmede op de territoriale mobiliteit van debevolking, menen we te mogen stellen, dat de bevolkingsdichtheidscoëffi-ciënt 4 er hoog is en plaatselijk weinig uiteenloopt. De omstandigheid, datlokale verschillen in bevolkingsdichtheid in grote trekken korresponderenmet die in de produktiviteit van de bodem-in-ruime-zin, lijkt die stelling tebevestigen.

4.2 Voedselvoorziening en werkverdeling

Zolang er sprake is van regelmatige trek, hetzij in de vorm van pendelen,zoals in Mimika, hetzij in de vorm van een cyclisch verhuispatroon, zoalsin Asmat, verkeert de voedselvoorziening in evenwicht. Dat dit evenwichtoverigens labiel is, blijkt daaruit, dat verstoring van het trekritme zichonmiddellijk manifesteert in een verslechtering van de voedingstoestand.Vooral valt dit op bij kinderen in de kleuterleeftijd, die in dit verband alsde meest gevoelige leeftijdsgroep moet worden aangemerkt (Oomen 1958).Vooral wat betreft de beschikking over eiwithoudend voedsel, wisselentijden van betrekkelijke overvloed af met perioden van uitgesprokenschaarste. De visvangst, inbegrepen het verzamelen van schaal- en schelp-

4. De bevolkingsdichtheidscoëfficiënt is de feitelijke dichtheid gedeeld door demaximale dichtheid bij gegeven technologie. Zie Brookfield en Brown, p.118-19.

27

Page 39: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

dieren - A. pok mber, de belangrijkste aktiviteit voor het verkrijgen vaneiwitrijk voedsel - is sterk afhankelijk van het seizoen. Zo heeft men inAsmat een paar weken lang een overdaad aan kleine rode garnalen (A.kanit) om korte tijd later met een handvol smakeloze vruchtepitten alstoespijs genoegen te moeten nemen.

4.2.1 Sagowinning

Sagokloppen doet men in groepsverband. In het winningsgebied aange-komen, splitst de uit mannen en vrouwen bestaande groep zich in werk-ploegen. De ploegen, die — kleine kinderen niet meegerekend — ongeveervijf personen omvatten, wisselen nogal van samenstelling. De positie dieiemand in de gemeenschap inneemt en de daaraan vastzittende verplich-tingen zijn bepalend voor het zich al dan niet aansluiten bij een bepaaldewerkploeg. Binnen het kader van zijn sociale verplichtingen is het individuvrij in de keuze van zijn ploeggenoten.

Als er voor dagelijks gebruik wordt geklopt, volgt de indeling in werk-ploegen - met name in Mimika - een matridominant patroon. Jongge-huwde mannen sluiten zich in dat geval aan bij oudere leden van de groepvan hun vrouws en moeders bloedverwanten (Pouwer 1955, pp.126 e.v.).Moeders broer of vrouws oudere broer treedt dan op als ploegleider. Kloptmen daarentegen op voorraad met het oog op een krijgstocht of een ophanden zijnd ritueel waarbij tussen de deelnemende groepen grote hoeveel-heden voedsel worden uitgewisseld, dan volgt de ploegenindeling eenpatridominant patroon, waarbij jonge gezinnen zich aansluiten bij de eigenagnatische verwanten van de echtgenoot.

In centraal Asmat zou een man er volgens onze informanten naar strevenzich beurtelings bij zijn eigen bloedverwanten en bij die van zijn vrouw aante sluiten. Bij een matridominante indeling is het de samenstelling van dewerkploegen, die de verhouding van wederkerigheid illustreert, welkebestaat tussen de groep van iemands bloedverwanten en die van zijn aan-verwanten.

Bij een patridominante ploegenindeling daarentegen uit die wederkerig-heid zich door de achteraf - meestal in het kader van bepaalde rituelen -plaatsvindende uitwisseling van het gewonnen produkt.

Bij het kloppen volgt men de aanwijzingen van de groepsoudsten. Zijzijn het, die beslissen welk deel van het groepsareaal zal worden bewerkt.Vaak is het nodig meerdere bomen op hun zetmeelgehalte te onderzoekenvoor men er een vindt, die de moeite van het rooien loont. Toch valt hetzetmeelgehalte, als men eenmaal begonnen is, nog dikwijls tegen. De onder-handen genomen stam laat men dan liggen als aas voor de varkens en alskweekbed voor de boktorlarven.

Groepen die zelf nauwelijks over sago-arealen beschikken, zoals deTarjawé van West-Mimika, benutten hun al dan niet afgedwongen rechtenop andermans gebied sago te winnen, zeer intensief. In hoeverre de gast-

28

Page 40: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

heren daarbij 'roofbouw': het vellen van een groot aantal bomen om vanelke stam alleen het allerbeste stuk te verwerken, moeten tolereren, konniet worden nagegaan.

In het algemeen kunnen we stellen, dat een dagopbrengst die de normale10 a 12 kg per werker aanzienlijk overtreft, alleen mogelijk is bij een meerdan gewone krachtsinspanning. Als regel is die maar van korte duur enwel omdat zij ten koste gaat van het voedingspatroon op de dagen waaropmen zich met kloppen bezig houdt. Men gunt zich dan immers niet de tijdhet ter plaatse genoten sagomenu met ander voedsel te verrijken, wat zijnoorzaak vooral vindt in het tijdrovende karakter van de jacht en, in hetalgemeen, van het verzamelen van eiwitrijke bosprodukten.

4.2.2 VisvangstBeide sexen beoefenen de visvangst. Vrouwen maken daarbij gebruik vanovaalvormige schepnetten, die door twee personen wadend worden ge-hanteerd. Deze vorm van visvangst is vooral doeltreffend wanneer zijkollektief wordt beoefend. De vissende vrouwen vormen dan een ketenwaarmee zij de vis naar een afgesloten hoek van het viswater drijven. Ookwordt gevist met behulp van vishagen (A.far, fer), waarbij kleine rivierenen bij eb droogvallende kreken op een opening van enkele meters naworden afgesloten met een haag van takken. Voor het tij begint uit telopen, plaatst men in de overblijvende opening een vlechtwerk, waarachterde vis zich verzamelt. Deze wijze van vissen, die zeer lonend is en waarbijmannen en vrouwen samenwerken, kan echter wegens het verloop in degetijstanden niet het gehele jaar door worden beoefend.

Een uitgesproken mannelijke aangelegenheid is de visvangst, uitgeoefend met ge-bruikmaking van harpoenen, vissperen en pijl en boog. Aan de Mimikakust, maarook wel in Asmat, steekt men daartoe bij rustig weer ver in zee. Op zee levert devisserij zelden wat anders op dan jonge haaien. Gevist wordt vooral op doghaaien,Crossorhinus (M. mamena, A. on); hamerhaaien, Zygaena malleus (M. kojate,A. mbes) en zaagdragers, Pristiophorus (M. tawake, A. ar). Roggen, w.o. de giftigeDasyatidae of pijlstaartroggen (M. kwetare, A. usir) versmaadt men al evenmin.Waar het water helder is, zoals in het uiterste westen, worden ook smakelijkervissoorten als tengiri (Cybium) en bobara (Caranx melampigus) gevangen. Van devissoorten uit het mangrovengebied zijn de belangrijkste: Plotusus (M. awro, A.awor, I. ikan sembilang); Arius maculatus en Macrones nemurus (M. ewako enA. mbiri, resp. een witte en een zwarte vissoort, beide I.. ikan duri); Lates calca-rifer (M. iware, A. an, I. kakap), met Lutjanus (M. etamoko, A. omot, I. kakapmerah) het meest gewaardeerd, alsmede Ophiocephalus (M. otaporo, iku, I. ikangabus).

Ofschoon met name de haaienvangst soms spectaculaire resultaten op-levert, draagt de door mannen bedreven visvangst in sterke mate hetkarakter van een kansspel. Hetzelfde geldt voor de jacht op varkens encasuarissen. Voor het levensonderhoud is het verzamelen van schaal- enschelpdieren, dat door vrouwen gebeurt, van minstens zo veel zo niet van

29

Page 41: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

aanzienlijk meer belang. Omdat vrouwen als gevolg van zwangerschap ende zorg voor jonge kinderen in doorsnee minder mobiel zijn dan mannen,is het gewenst, dat de vindplaatsen van dergelijk voedsel niet te vervan de nederzettingen verwijderd zijn.

4.3 De nederzetting

In hun aanleg verraden de nederzettingen in Mimika en Asmat de gericht-heid van de bewoners op de waterkant. De konstruktie van de woningen(M. kame, A. tsjem) stemt overeen met het semi-permanente karakter vande nederzettingen als zodanig. Als regel bestaan zij uit een rij paalwoningenlangs de oever van een rivier of op een strandwal. Bij kleinere rivierenkomt het wel voor, dat zich langs beide oevers een rij uitstrekt. Men bouwtbij voorkeur op de hoge buitenoever van een rivierbocht. Men heeft daarhet minst last van hoge waterstanden en geniet er het strategische voordeelvan een goed uitzicht. Ondanks hun soms lage ligging worden, vanwegedit laatste, ook vooruitstekende landtongen in de samenvloeiing van tweerivieren als gunstige vestigingsplaatsen aangemerkt. Een voorbeeld van eendergelijke ligging biedt Sauwa, dat bij hoogwater steeds weer onder staat.Het bouwen geschiedt in ploegverband, waarbij in de samenstelling van deploegen wederkerigheidsverhoudingen tot uiting komen.

De grootte van de woningen wisselt al naar het aantal en de omvang vande gezinnen, waardoor zij worden bewoond. Veiligheidshalve staan zij dichtopeen. Als het terrein (A. tsjem san) sterk versneden is, bedraagt de ge-middelde afstand tussen de huizen wat meer. Omdat, afgezien nog van hetongemak, de aanwezigheid van veel zij riviertjes de kans op plotselingeovervallen aanzienlijk vergroot, worden dergelijke terreinen bij de vestigingvan een nederzetting zo veel mogelijk gemeden. Toch neemt men in eenrijk voedselgebied ook wel met in strategisch opzicht minder gunstige ter-reinomstandigheden genoegen. Bij de keuze van vestigingsplaats geldenzowel economische als militaire overwegingen.

In Asmat vinden we behalve gezinswoningen in elke nederzetting één ofmeer mannenhuizen (A. jew). Zij worden ook aangetroffen bij de Sempan-owé en heten daar jahé. Hun grootte hangt af van het aantal jew-leden.Naast de kleine jew van de Siraogroepen in het Asmatse binnenland, diezelden langer zijn dan een meter of 15 bij een diepte van 4 meter, treffenwe elders, voornamelijk in het gebied van de Süretsj en langs de kust,mannenhuizen aan van aanzienlijk grotere omvang. Een jew-lengte van60 meter is daar gewoon. In Jaosakor en Kaimo zagen we zelfs jew diemeer dan 120 meter lang waren. De Mimikaanse mannenhuizen, de até,zijn inmiddels geheel verdwenen, maar uit beschrijvingen door oudereinformanten bleek, dat zij niet verschilden van de Asmatse jew. Jew enjahé staan, als de terreinomstandigheden het toelaten, in het midden vande rij huizen, toebehorend aan hun leden. Er is dus een bovenstroomse eneen benedenstroomse helft.

30

Page 42: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Met het oog op de visvangst, de jacht en de sagowinning in afgelegenarealen, trekt men bovendien zeer tijdelijke onderkomens op. In Asmat,waar zij met verse bladeren worden afgedekt, heten zij üsü-tsjem, datletterlijk overnachtingshuis betekent. De Mimikanen die voor het afdekkengebruik maken van pandanusmatten (M. kapiri, A. tapin) noemen henkapiri-kame ter onderscheiding van de semi-permanente ore-kame (M. oré= atap). De kapiri-kame, lage, tentachtige bouwsels verschaffen het decorvoor het Mimikaanse strandleven.

Voor zover het materiaal voor jew en gezinswoningen niet afkomstig isuit de naaste omgeving van de nederzetting, wordt het in boomstamkano'sof prauwen (M. ku, S. ti, A. ti, tsji), danwei tot vlotten gebonden aange-voerd.

Wanden en daken zijn vervaardigd van sago- of nipah-atap (M. ore, A.ondew) die, als gevolg van de hoge regenval en de gewoonte de atap vanjong blad te vervaardigen en ruim te leggen, zelden langer dan een half jaarmeegaan. Alleen in West-Mimika, waar het klimaat wat droger is en waarde atap volgens een uit westelijke richting geïmporteerde techniek wordtgenaaid in plaats van vastgestoken met stukjes bladnerf, zoals elders inMimika en in geheel Asmat gebruikelijk is, kan men er langer mee toe.Alleen aan de Casuarinenkust en tegenwoordig in Mimika gebruikt menvoor de bewandïng ook gaba-gaba ( = palmbladnerven). De vloer wordtbedekt met een dikke laag nipahblad (M. kopere, A. fapei akame), waaropplaten boomschors worden gelegd. Kapiri of tapin zorgen tenslotte voor eenbehagelijke ligging.

In elke woning bevinden zich één of meer vuurplaatsen (A. jowsé). Vol-wassen vrouwen hebben voor het roosteren van voedsel ieder hun eigenvuurplaats. Het vuurbed van de jowsé, waarvan de zijden 60 cm tot éénmeter bedragen, bestaat uit een kleilaag. Erboven is een rek bevestigd,waarop brandhout wordt gedroogd en dat dient om vlees, vis en dergelijkedoor middel van roken te verduurzamen.

Elk gezin beschikt over minstens één deuropening in de voorwand. Menbeperkt het aantal openingen echter zoveel mogelijk teneinde ongewenstnachtelijk bezoek te weren en het eventuele overvallers niet onnodig ge-makkelijk te maken. Afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden is het,of zich ook in de achterwand openingen bevinden. Is dit het geval, dandienen zij als nooduitgang, waardoor men onopvallend via de A. tsjamakof tsjem wasan ( = de van begroeiing ontdane strook grond achter dewoningen) kan wegglippen. Niet alleen uit decentie-overwegingen, maarvooral ook vanwege de veiligheid kan dit van belang zijn. Deuropeningenworden 's-nachts afgesloten met schermen van ineengevlochten palm-bladeren of stukken boomschors.

In deze paragraaf hebben we getracht een indruk te geven van de ecolo-gische situatie waarin de bewoners van het Asmat- en Mimikagebied ver-keren, alsmede van de wijze waarop zij in hun levensonderhoud voorzienen hun gebied bewonen. Asmatters zowel als Sempanowé en Mimikanen

31

Page 43: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

hebben, zoals we zagen, een door voortdurend trekken gekenmerktelevenswijze. De trekfrekwentie bleek nauw samen te hangen met despecifieke omstandigheden waarin iedere groep verkeert. Van fundamenteleverschillen tussen Asmat en Mimika kan in dit opzicht niet worden ge-sproken. Hierna zal de sociale struktuur van de onderzochte samenlevingenin hoofdlijnen worden geschetst.

5 SOCIALE STRUKTUUR

5.1 De groepen

Op de vraag 'Kare wé wékati?' of 'Kare wé wékarmeimi?' (Wie zijn jullie?),die in Mimika bij elke ontmoeting tussen onbekenden min of meer arg-wanend wordt gesteld, noemt de aldus aangeroepene zijn taparú, d.w.z.zijn territoirnaam. Asmatters beantwoorden de vraag 'Tsja tsjam?' of'Tsjar ow tsjam?' met het noemen van hun jew juas, d.i. de naam van hunmannenhuis, of hun jo juas, d.i. de naam van hun rivier. Het noemen vande naam geldt als blijk van vredelievendheid. In het andere geval heeft devraagsteller goede kans een belediging naar het hoofd te krijgen, die danmeteen als uitdaging geldt, of met een ontwijkend 'Ndar a somot ow' (Wijzijn van deze nederzetting) te worden afgescheept. Persoonsnamen wordenpas bij voortgezette kennismaking uitgewisseld.

Mimikanen noch Asmatters bezitten voor het begrip nederzetting ofdorp een afzonderlijk woord. De vraag van de vreemdeling: 'Van welkdorp ben je?' weet de Mimikaan niet beter te vertalen dan met 'Oro kaméwékati?'. Mimikanen zien hun kamé (lett. huis of huizen) niet als een terri-toriale eenheid; Asmatters hun somot of samat volgens een ander dialekt,met welk woord de groep mensen die tesamen een nederzetting hebben ge-bouwd wordt bedoeld, al evenmin. Ook hun woord tsjemsan, dat slaat opde plaats waarop huizen zijn of worden gezet, heeft slechts betrekking opde huizen afzonderlijk.

Zowel bij de Mimikaanse taparú als bij de Asmatse jew hebben we temaken met sociale eenheden waarvan de omvang variëert van enige tien-tallen tot ongeveer 200 leden: mannen, vrouwen en kinderen, die zich doorhechte familiebanden onderling verbonden weten. In dergelijke eenheden,hierna groepen genoemd, is het in-groupbesef zeer sterk ontwikkeld: naarbuiten treedt het individu slechts op als lid van zijn groep. Vrijwel altijdwordt een nederzetting door meerdere groepen bewoond. Zij hebben elkeen kultuurheros als mythische stamvader, soms ook -moeder, van wie allegroepsleden heten af te stammen. Als taparé amako — in Mimika — of alstsjapinmbi ar amat ipitsj (mnl.) of tsjapinmbi ar amat tsjowotsj (vrl.) — inAsmat —, te vertalen met grondvoogd(es), voert deze het beheer over hetgroepsareaal.

Als we ons bezig houden met de vraag, naar het aantal en de omvang

32

Page 44: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

van dergelijke groepen, dan zien we, dat Pouwer in 1953 op een Mimi-kaanse bevolking van 8.500 personen 160 taparú-namen (eigenlijk eentautologie) noteerde (1955, pp.88 en 282). De spreiding in omvang isaanzienlijk. Keakwa b.v. telde destijds op 583 inwoners 3 taparú; Jarajaop 143 niet minder dan 8. In het algemeen blijkt de taparú-omvang inOost-Mimika wat boven het Mimikaanse gemiddelde te liggen. In Asmatloopt de gemiddelde omvang van een jew per groepering (zie tabel 6) uiteenvan 40 tot 180; binnen de grote groeperingen is de spreiding in ledentalevenwel opmerkelijk gering.

We zien dus, dat de gemiddelde omvang van de jew in de grotere neder-zettingen de gemiddelde jew-omvang van de desbetreffende groeperingovertreft.

Wat leert nu de genealogische analyse van de groepen?- In West- en Midden-Mimika valt er wat betreft de taparú weinig of

niets van een verwantschappelijke tweedeling te bespeuren.- In Oost-Mimika menen we vaag een tendens naar een verwantschap-

pelijke tweedeling die meerdere taparú omvat te onderscheiden; taparúzijn er overwegend exogaam.

- In de Asmatse Siraogroepering vinden we dezelfde tendens terug; jewzijn er exogaam en onderhouden veelal met elkaar wederkerige connubia.

- In de Mbismam-, de Mbetsjmbup- en de Simaigroepering is het be-staan van een verwantschappelijke tweedeling onmiskenbaar; de jew zijn erendogaam en verdeeld in twee exogame helften, resp. de tsjewi en zijnfaripis, t.w. de leden van de tsjoworé. Beide helften hebben hun eigennaam, terwijl die van tsjewi ook voor de jew in zijn geheel wordt gebruikt.

In genealogisch opzicht blijkt de samenleving, gezien als struktuur-ex-post, dus nog al wat lokale verschillen te vertonen. In één opzicht komenechter alle taparú en jew met elkaar overeen: de groepsleden beschikkensteeds gezamenlijk over een exclusief territoir (M. taparé, A. tsjapinmbi)waaruit vreemdelingen steevast - als regel gewapenderhand - worden ge-weerd. Het gebruik - afgezien van de tijdelijke uitoefening van een gast-recht - van de taparé of tsjapinmbi van een bepaalde groep stempeltiemand tot groepslid en wel ongeacht zijn genealogische relaties tot deoverige leden. Taparú zowel als jew adopteren met een zeker gemakbuitenstaanders, die als het ware verwantschappelijk worden ingepast daarwaar de verwantschapsstruktuur - gezien als operationeel systeem dat debasis vormt voor de huwelijksregeling - vakatures vertoont. Wanneer menzou nalaten groepslidmaatschap in termen van verwantschap uit te druk-ken, zou men al spoedig niet meer in staat zijn de totstandkoming vanhuwelijken overeenkomstig de bestaande genealogische opbouw van degroepssamenleving te bevorderen met alle sociale en biologische konse-kwenties vandien.

Waarom is nu de ene taparú - of jew - exogaam, de andere endogaam?Het antwoord moet luiden, dat dit afhankelijk is van de in laatste instantie

33

Page 45: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat
Page 46: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

demografisch bepaalde realiseerbaarheid van de ideale huwelijksregeling.Bij een ideaal huwelijk - een 'rechts' huwelijk zou de Mimikaan zeggen 5 -betrekt iemand zijn bruid uit die agnatische verwantengroep, waaruit ookzijn vader diens bruid reeds betrok. Bovendien moet een dergelijk huwelijkbeantwoorden aan de eis, dat het een ruilhuwelijk is. In de door ons na-gegane gevallen van geregelde huwelijken was de bruid steeds een van diemeisjes uit de moeders groep van de bruidegom, m.a.w. diens (M. peráeko,A. tsjenwis, lett. vaginamensen), met wie deze genealogisch, zowel langsde mannelijke als langs de vrouwelijke lijn gerekend, het minst nauw ver-want was. Slechts bij uitzondering bleek dit een werkelijke moeders-broers-dochter te zijn. In dit verband is het van belang, dat men verwantschapnooit verder dan drie generaties terugtraceert.

Bij navraag bleek ons steeds weer dat het de bevolking zelf om het evenis of jew c.q. taparú exogaam dan wel endogaam zijn. Bij huwelijksaange-legenheden gaat men immers niet uit van jew of taparú als zodanig. Vanbelang, zelfs van het grootste belang, vindt men het echter, dat aan deideale huwelijksregeling zo goed mogelijk de hand wordt gehouden. (Demeeste konflikten in Asmat tussen groepsoudsten enerzijds en vertegen-woordigers van Zending en Missie anderzijds hebben huwelijksregelingentot onderwerp.) Waarom nu huwelijksregeling? Aannemelijk is, dat huwe-lijken altijd worden geregeld, althans dat men pogingen daartoe aanwendt,al is het maar omdat de mens het niet kan laten ordenend op te treden ookwaar het de verwantschappelijke struktuur van zijn samenleving betreft.Huwelijksregeling is nu eenmaal een voor de hand liggende wijze vanmenselijke expressie, die het individu in staat stelt duurzame relaties aan tegaan met anderen dan zijn naaste bloedverwanten. Maar dat verklaart niet,waarom in de gegeven omstandigheden juist die ene bepaalde huwelijks-regeling tot ideaal is geworden. De sociologische verklaring volgens welkede institutie van het huwelijk zou berusten op het zg. incest taboo, dat zouvoortvloeien uit de sociaal-psychologische noodzaak van voldoende rol-differentiatie of dat - positief geïnterpreteerd door Lévi-Strauss - 'est moinsune règle qui interdit d'épouser mère, soeur ou fille, qu'une règle quioblige à donner mère, soeur ou fille a autrui' (1949, p.596) laat ons in desteek, zodra het gaat om de vraag waarom een volk aan de ene huwelijks-regeling de voorkeur geeft boven de andere.

We komen echter verder zodra we ons voor ogen houden, dat elkegroep die voor haar voortbestaan op intensieve inteelt is aangewezen insterke mate door een inboeten aan genetische kwaliteit wordt bedreigd.Ten onrechte is wel eens aangenomen, dat een groep die voortgaat in tetelen op den duur dermate homogeen wordt in zijn erfelijke samenstelling,dat het er, vooral als die groep beperkt van omvang is, in genetisch opzichtweinig meer toe doet wie met wie in het huwelijk treedt (Lévi-Strauss 1949,p.18). Daarbij werd uit het oog verloren, dat geen enkele groep er ooit in

5. Persoonlijke mededeling van Prof. Dr. J. Pouwer.

35

Page 47: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

slaagt de mate van homogeniteit die daar voor nodig is te bereiken. In deeerste plaats niet, omdat er voortdurend erfelijke mutaties optreden, die opde aangepastheid van de betrokkenen aan hun omgeving van invloed zijn;in de tweede plaats niet, omdat het proces van natuurlijke selektie alleenhomogeniserend werkt in zoverre de ecologische situatie niet verandert ener bovendien geen verstoringen van demografische aard - b.v. verschui-vingen in de sex ratio — optreden. Heterosis, het verschijnsel dat voor be-paalde eigenschappen heterozygote individuen juist van een superieure aan-passing blijk geven, mag in dit verband al evenmin worden verwaarloosd(Kimura 1967). Volkomen homogeniteit zou trouwens de ondergang vande groep betekenen, omdat zij het totale ontbreken van aanpassingsmoge-lijkheden impliceert. Vanuit dit licht kunnen we de ideale huwelijksregelingvan Asmatters en Mimikanen, welke onderscheid maakt tussen parallelcousins en cross cousins, zien als een mechanisme dat, hoewel niet alszodanig bedoeld, aanstuurt op een genenverdeling binnen de huwelijks-kring, zodanig, dat wordt vermeden, dat genenpatronen die een flexibeleaanpassing van de groep aan haar milieu in ongunstige zin beïnvloeden deoverhand zouden verkrijgen.

Aangenomen mag worden, dat de bewoners van het Mimika- en Asmat-gebied door middel van frekwentie-interpretatie (Erasmus 1961, p.31)hebben ontdekt, dat het niet volgen van de gegeven gedragslijn bij het totstand brengen van huwelijken de kans op een gezond nageslacht aan-merkelijk verkleint. Dit behoeft intussen niet te betekenen, dat in individu-ele gevallen 'linkse', via vrije partnerkeuze tot standgekomen huwelijkenniet tot kombinaties zouden kunnen leiden, die in genetisch opzicht devoorkeur verdienen boven die welke worden bereikt door aan de geldendehuwelijksregeling de hand te houden. Maar wegens de geringe omvang vanhuwelijkskringen hebben 'linkse' huwelijken altijd tot gevolg, dat de daar-door bereikte winst meer dan teniet gedaan wordt door de omstandigheid,dat meerdere anderen binnen de huwelijkskring met erfelijk minder bij henpassende partners genoegen moeten nemen.

Tot slot van deze paragraaf nog een enkele opmerking over het ver-schijnsel dat Mimikanen hun groepen taparú noemen en zodoende van hetterritoriale aspekt uitgaan, terwijl Asmatters die van hen aanduiden metjew, het woord voor het mannenhuis. We menen, dat het hier gesignaleerdeverschil historisch moet worden verklaard. In Mimika, waar onderlingeoorlogen sinds lang niet meer voorkomen, behoren de até - zoals we zagende Mimikaanse pendanten van jahé en jew - reeds geruime tijd tot hetverleden. Men kende het bestaan ervan nog wel en ouderen waren ook instaat er een vrij nauwkeurige beschrijving van te geven, maar zelfs dezehadden hun kennis - misschien op een enkeling na - niet meer uit de eerstehand. Hun beschrijving van de até, die zij rumah budjang, het Indonesischewoord voor vrijgezellenhuis, noemden liet overigens aan duidelijkheid nietste wensen over: een langgerekt bouwsel met een rij vuurplaatsen, waarvande middelste gemeenschappelijk was. Die indeling - volkomen gelijk aan

36

Page 48: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

die van jew en jahé - vonden we in 1961 terug in Mimika toen daar eentawrikame, een feesthuis ter viering van het tawri, een initiatieritueel, werdopgericht.

5.2 Het mannenhuis

In de jew met zijn door de wur of wajir ( = centrale vuurplaats) door-midden gedeelde rij van jowsé brengen in centraal Asmat en aan de Casua-rinenkust de mannelijke groepsleden het grootste deel door van de tijd diezij in de nederzetting verblijven. De ongehuwden overnachten er als regel,de gehuwden vaak. Alleen bij de viering van bepaalde ceremoniënwordt aan jongens die nog niet geïnitiëerd zijn tijdelijk de toegang tot dejew ontzegd. Overdag, als de nederzetting op de tsjem-jok-ow (lett.: huis-overdag-mensen, t.w. enkele mensen op leeftijd en een handvol kinderen)na verlaten is, klimmen kleine kinderen in en uit. Alleen bij bepaalde ge-legenheden, haar eigen verloving b.v. of als er tot besluit van het aj jewmbi of het jipae (zie hierna onder par. 6.4) een ndi ( = rituele dans, doorvrouwen uit te voeren) moet plaatsvinden, is de jew officiëel voor vrouwentoegankelijk.

De verwantschappelijke tweedeling die ontstaat als aan de geldendehuwelijksregeling de hand wordt gehouden — wat in belangrijke mateafhankelijk is van de omvang der daarbij betrokken verwantengroepen ende sex ratio daarbinnen - , alsmede de anciënniteit en de onderlinge be-trekkingen binnen elke verwantengroep komen tot uiting in de situering vande jowsé. De jowsé van iemands tsjenwis ( = moeders groep) bevindenzich aan de andere zijde van de wajir. Met de aldus binnen de jew ruim-telijk uitgedrukte tweedeling korrespondeert ook de situering van de ge-zinswoningen der jew-leden op de tsjemsan.

Als we de situatie, zoals we die in Midden-Asmat aantreffen in de somotvan de groeperingen Kaimo, Mbetsjmbup, Mbismam en Simai, vergelijkenmet die van de Sirao- en Kainaksomot in Noord- en Noordwest-Asmat,zien we, dat in Midden-Asmat gehuwde mannen meer tijd in de jew door-brengen, rituelen er luisterrijker worden gevierd en elkaar bovendien insneller tempo opvolgen dan in het Noorden en het Noordwesten. De jewzijn daar klein, soms nauwelijks van een flinke gezinswoning te onder-scheiden. Voor de viering van rituelen bouwen meerdere groepen geza-menlijk een feesthuis (A. pokmbi tsjem), dat na afloop van het betreffenderitueel gewoonlijk nog een tijdlang als jew dienst doet. Zo troffen we in1959 in As/Atat/Nakai een in verregaande staat van verval verkerendfeesthuis aan, dat niettemin volgens de groepsoudsten nog steeds als jew ingebruik zou zijn. Vele groepen bezitten er helemaal geen jew, terwijl we inenkele somot zagen, dat een door omstandigheden dakloos geworden gezin- volgens zeggen: tijdelijk - in de jew zijn intrek had genomen. In eenSimai- of Mbismamsomot zou zoiets eenvoudig ondenkbaar zijn geweest.

37

Page 49: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Gezinswoningen dragen er minder het karakter van vrouwenhuizen, zoalsin Midden-Asmat.

In Mimikaanse nederzettingen worden behalve gezinswoningen alleennog feesthuizen (M. kamé kakarutà) gebouwd: emakamé, tawrikamé, mbi-rimukamé enz. Uit de geschenkenuitwisseling tijdens tawrifeesten bleekons, dat de ceremoniële tweedeling, die daar bij rituelen — waaraan steedsmeerdere taparú deelnemen — ad hoc wordt gekonstrueerd en/of gerekon-strueerd en waaraan de indeling van de kamé kakarutà beantwoordt, ter-dege rekening houdt met de verhoudingen van wederkerigheid tussen de eraan deelnemende peráeko-groepen.

De jew en in het bijzonder de wajir vormen in Asmat het sociale enrituele middelpunt van de groep: de tarej pok ( = relikwieën van de voor-ouders) worden er bewaard, beraadslagingen vinden er plaats en tijdens devele ceremoniën is de wajir de plaats waarvoor de zangers (A. so etsj ow)met hun trommen gezeten zijn. Maar de jew is meer, nl. de plaats waar deaj tiw ( = jongelingen) van de ndütsjür ow ( = oudere volwassenen) hunvorming tot krijger ontvangen. Evenals deze moeten zij 'tsjes' worden:moedig en fel. Onophoudelijk worden zij herinnerd aan verliezen die nogongewroken zijn gebleven en worden hun de successen van de groep bijvorige krijgstochten als lichtend voorbeeld voor ogen gehouden. Het voort-durende opzwepen en intomen brengt hen in een toestand van uiterstegeladenheid. Hun dadendrang wordt uitsluitend gericht op de krijg alsmogelijkheid om status te verwerven, maar waaraan zij pas mogen deel-nemen, zodra zij blijk hebben gegeven daarvoor voldoende jokmen ( =magisch bezeten) te zijn.

5.3 Oorlogen

Wanneer als gevolg van geboorte-overschot en adoptie het ledental vaneen groep toeneemt, komt er een ogenblik, dat voor de handhaving vanhet bestaande voorzieningsniveau ofwel meer grond nodig is ofwel, dat degrond die haar van ouds ter beschikking stond intensiever moet wordenbenut. Bij de gegeven technologie is het laatste uitgesloten; de intensiveringdie we soms menen waar te nemen is slechts schijn, omdat men daardoorwissels trekt op de toekomst. Rest dus de mogelijkheid van territoiruit-breiding. Maar omdat er geen vrij territoir meer beschikbaar is - we zagendat de relatieve bevolkingsdichtheid over het gehele gebied genomen maarweinig uiteenloopt —, brengt elke poging tot uitbreiding van haar territoireen groep op de tsjapinmbwi c.q. de taparé van haar naburen. Die ver-keren echter in dezelfde situatie: een min of meer nijpend grondgebrek.Aantasting van hun territoir kunnen zij zich niet laten welgevallen. Sago- enwilddiefstallen, alsmede de schending van gevestigde visrechten wordengewapenderhand afgestraft. Het konstateren van territoirschendingen isevenwel moeilijk, omdat de verspreide ligging van de voedselarealenvoortdurende bewaking onmogelijk maakt.

38

Page 50: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

De situatie herinnert in sterke mate aan die welke zich voor het kontakt met hetWesten voordeed in Polynesië. Toeneming van de bevolkingsdruk bleek daar,zodra de vruchtbaarste delen van de eilanden eenmaal in gebruik waren genomen,overal hand in hand te zijn gegaan met vermeerdering van oorlogsaktiviteiten(Suggs 1960).

In Asmat waren tot voor enkele jaren oorlogen tussen de groepen aan deorde van de dag. Hoewel zij in Mimika oudtijds het groepsleven diepgaandbeïnvloedden, behoren zij daar al veel langer - de laatste oorlog vondplaats in het begin van de jaren twintig - tot het verleden. De bewerkelijkestenen strijdknotsen (M. mboané) zijn stille getuigen voor de inspanningdie men zich vroeger ook in Mimika getroostte voor de vervaardiging vanoorlogswapens. De onderlinge overeenstemming tussen de door ons inverschillende Midden- en Oost-Mimikaanse nederzettingen vernomen uit-eenzettingen over oorlogstechniek en -taktiek wijzen daarenboven op vèr-gaande institutionalisering van de krijg. Gezien het voorgaande, menen wede Asmatse situatie op het gebied van de oorlogvoering representatief temogen achten voor de toestand die nog in de tweede helft van de 19e eeuwin het gehele door ons bestudeerde gebied, dus ook in Mimika, bestond.

Zolang groepen wier tsjapinmbwi in elkaars nabijheid liggen in man-kracht weinig of niet voor elkaar onderdoen, heerst in het door hen be-woonde gebied een weinig duurzame vrede. Het evenwicht, waardoor dievrede in stand wordt gehouden, wordt echter onmiddellijk verstoord alseen van hen, door welke omstandigheid dan ook, aan weerbaarheid inboet.De toestand die dan ontstaat schept voor naburige groepen de kans huneigen moeilijkheden op het gebied van voedselvoorziening, mankracht, sexratio e.d. ten koste van de verzwakte groep op te lossen. Evenwichtsver-storing vindt ook plaats als groepen in technologisch opzicht op hun na-buren komen voor te liggen, b.v. door de invoer van ijzeren bijlen daarwaar alleen stenen bijlen in gebruik waren of van een snel type prauw waarmen slechts langzame prauwen kende. De verbeterde technologie houdtbesparing van arbeid in met als gevolg, dat meer manuren voor oorlog-voering plegen te worden ingezet (Salisbury 1962, pp.118-119).

Salisbury schat, dat de overgang van steen op ijzer er bij de Siane, buren van deeerdergenoemde Chimbu en evenals deze een tuinbouwvolk in de New GuineaHighlands, toe heeft geleid dat de door mannen aan subsistentie-aktiviteiten be-stede tijd is verminderd van 80% tot 50% van de beschikbare manuren (1962,

. p.108). Waarschijnlijk gelden voor de Asmatters en Mimikanen met hun sago-economie, als gevolg van afwijkende allocatiepatronen, andere percentages, maarhet lijdt geen twijfel, dat de invoering van ijzeren bijlen ook bij hen tot aanzien-lijke arbeidsbesparing heeft geleid. De tijd, benodigd voor het omkappen van eensagopalm b.v., zou volgens onze informanten tot minder dan de helft zijn terug-gebracht.

Versterking, althans het vermijden van relatieve verzwakking, is voor deafzonderlijke groep een levensbelang. Haar middelen zijn de adoptie vanvan elders afkomstige krijgers, alsmede het aangaan van bondgenoot-schappen met andere groepen.

39

Page 51: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Bij het voeren van een oorlog is de inzet in eerste instantie nooit degrond; het onvervreemdbare recht daarop berust bij diens tsjapin mbwi aramat ipitsj, de mythische grondvoogd, die geen indringers duldt. Men voertoorlog, omdat men dit aan de voorouders, in het bijzonder hen wier doodnog moet worden gewroken, en aan hun nog levende bloedverwanten ver-plicht is. Altijd is er wel een aanleiding om op oorlogspad te gaan, zodatde op prestige beluste jonge krijgers aan hun trekken kunnen komen. Ge-rede aanleidingen zijn: a. het schenden van territoriale rechten; b. vrouwen-roof; c. het niet-nakomen van wederkerigheidsplichten bij eerder betoondegastvrijheid; d. uitdagende beledigingen, bewust geuit om de betrokkenenter ore te komen; e. vertrouwensbreuk door het laten uitlekken van rituelegeheimen en f. 'diefstal' van dergelijke geheimen. Ruimschoots voldoendemotivering vindt men in de soms tientallen jaren oude veten, in een be-staand vrouwentekort, alsmede in de behoefte aan koppen voor initiatie-doeleinden.

Oorlogen worden onderscheiden in a. ndao mber, waarbij een jew, aldan niet in vereniging met een of meer andere jew van de groepering waar-toe hij zelf ook behoort, een jewew somot ( = een vreemde, m.a.w. vijan-delijke nederzetting) overvalt, en b. owen, het groepsduel ter beslechtingvan onderlinge geschillen tussen verwante jew, zowel binnen als buiten deeigen somot.

Aan owen gaat een uitdaging vooraf. De oorlog, die in het najaar van1960 op het water werd uitgevochten tussen Saowa en Erma, twee in el-kaars onmiddellijke nabijheid wonende Siraosomot, bestaande uit 17 resp.16 jew, droeg b.v. het karakter van owen. Nauw verwante jew, die deel-uitmaken van dezelfde somot, vechten hun meningsverschillen uit metgebruikmaking van niet-dodelijke wapens. Bij owen wordt niet gesneld enwordt ook geen ndao ( = mensenvlees) buitgemaakt.

Bij ndao mber — het woord zegt het — gaat het erom zoveel mogelijkndao en bijbehorende koppen thuis te brengen. In geval van vrouwen-schaarste probeert men daarenboven vrouwen te ontvoeren. Maar ge-woonlijk trekt men daar speciaal op uit. Als de eigen groep van eenongewoon hoge kindersterfte te lijden heeft gehad, rooft men ook welkinderen die dan volledig worden geadopteerd. Wanneer men meer slacht-offers heeft gemaakt dan de transportkapaciteit van de prauwen toelaat,worden alleen koppen en lichaamsdelen met veel vlees eraan medegeno-men. Zo nodig gaat men op de terugweg aan wal om de ndao, zoals ge-bruikelijk bij wildbuit, door middel van roken tegen bederf te vrijwaren.Het eten van ndao is niet met meer taboeregels omgeven dan het nuttigenvan welk ander voedsel van dierlijke oorsprong ook. Nadat men eenmaalhad ervaren, dat ndao een welkome aanvulling op het vooral in oorlogs-tijd uiterst eiwitarme diëet kan betekenen, heeft men blijkbaar geen socialenormen ontwikkeld, die zich tegen de konsumptie van dat vlees verzetten.Zegwaard (1959) merkt in dit verband op:

40

Page 52: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

The flesh of the body is distributed at once after the butchering, according to thetraditional scheme, among relatives and friends; after the return to the village itis taken to their homes. Even the women and children get their share. The bonesare for the dogs.

Van de botten maakt men bovendien visharpoenen en dolken, waarvoorzij zich wegens hun taaiheid en goede bewerkbaarheid beter lenen dan debroze casuarisbotten.

Binnen de groeperingen van genealogisch verwante groepen (Mbismam,Simai enz.) bestaan sneltaboe's. Jew die de verzwakking van een verwantejew of somot beogen, teneinde zijn hegemonie te breken of zijn zelfstandigbestaan onmogelijk te maken, sluiten daarom een soort non-interventie-verdrag met jew, behorend tot een andere groepering. Wat in een dergelijkgeval gebeurt, kan het beste met een voorbeeld uit het recente verledenworden aangetoond.

Kajè en Kaimes waren nog maar enkele generaties geleden invloedrijke somot vande Mbismam. Volgens Zegwaard werd Kaimes tijdens de militaire exploraties(1908-1913) nog op 400 zielen geschat; Kajè zou tenminste 500 personen hebbengeteld (Nota 1953, opgenomen in Adatrechtbundels XLV 1955, p.241). De na-burige Mbismamsomot Sjuru, Ewer, Per en Owus, wier tsjapinmbi aan die vanKajè en Kaimes grensden, waren voortdurend met hen in konflikt naar aanleidingvan sagodiefstallen. Uiteindelijk gooiden Sjuru c.s. het op een akkoord met deKainaksomot Jaun, Jufri, Juni en Jamas om Kajè en Kaimes te dwingen hun zelf-standig bestaan op te geven. De Kainakgroepen voor wie dit rijke buit aan ndaoen koppen beloofde, waren daar wel voor te vinden. Sjuru c.s. behoefden zichalleen maar te onthouden van hulpverlening, wanneer Jaun en de andere Kainak-groepen naar Kajè en Kaimes op ndao mber zouden trekken. Beide somot werdendoor herhaalde sneltochten dusdanig gedecimeerd, dat de overlevenden weiniganders overbleef dan zich bij de overige Mbismamgroepen, hun vroegere rivalen,aan te sluiten. Voor laatstgenoemden had dit twee aantrekkelijke kanten. In deeerste plaats betekende het versterking van hun mankracht; in de tweede plaatshield adoptie van Kajè- en/of Kaimes-ow, in, dat in hun midden mensen kwamen,die het oorspronkelijke recht bezaten sago te kloppen op de Kajè- en/of Kaimestsjapinmbwi, een recht, waarvan deze hun nieuwe verwanten uiteraard lietenprofiteren.

Een soortgelijk proces was aan de gang toen in Asmat de pax neerlandicaintrad. Per, de kleinste Mbismamsomot, was toen aan de beurt het kind vande rekening te worden. De intriges van de overige Mbismam waren er toenop gericht de Simaisomot Ajam, Warse en Amborip te bewegen een raid opPer te ondernemen. Kontaktman was de zelf met een vrouw van Ajamgehuwde groepsoudste Sjukai van Jower, een der jew van Ewer.

In de Mbetsjmbupgroepering werd op vrijwel dezelfde manier de onder-gang van Esin bewerkt door Atsj, Amanamkai en Atsjembutsj, en wel doorvrij spel te geven aan de somot Kaimo en Awok van de Kaimogroepering.Esin-ow en hun afstammelingen zijn nu opgenomen in de meesteMbetsjmbup-jew, waarin zij, evenals de Kajè- en Kaimes-ow in de nog be-

41

Page 53: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

staande Mbismamsomot, sleutelposities innemen. Het feit, dat zij bloed-verwanten bezitten in andere somot dan waarvan zij deel uitmaken, stem-pelt hen tot kontaktpersonen bij uitstek. Hun door nog maar weinigen ge-deelde zeggenschap over de arealen van de groep waarvan zij de over-levenden zijn, geeft hun een zekere machtspositie.

Owen en ndao mber kostten in Midden-Asmat jaarlijks tientallenslachtoffers. Zo vermeldt Zegwaard in zijn nota, dat in 2l/2 jaar tijd (mis-schien 2 jaar) 61 mensen uit Sjuru een gewelddadige dood stierven, vanwie er 56 werden opgegeten (Adatrechtbundels 1955, p.242). In de jaren1952-1953 zouden in dit gebied 83 slachtoffers zijn gevallen (idem, p.296).Overigens wijst niets er op, dat de oorlogssterfte die voor het distrikt Agatsveilig op ½ tot 1 % per jaar kan worden geraamd, vermindering van hettotale inwonertal ten gevolge zou hebben gehad.

Bij het beschouwen van deze cijfers dient rekening te worden gehouden met demogelijkheid, dat de oorlogvoering juist in de genoemde jaren in intensiteit wastoegenomen (Salisbury 1962, pp. 118-119). Dit zou mede veroorzaakt kunnen zijndoor de toen recente invoering van ijzeren bijlen via Mimika, die tot een be-sparing van de tijd benodigd voor het levensonderhoud heeft geleid, waarvanechter niet alle groepen in gelijke mate hebben geprofiteerd - Mbismam meer danSirao b.v. - zodat verstoring van het strategische evenwicht tussen de verschillendegroepen voor de hand lag. Als er inderdaad intensivering van de oorlogvoeringheeft plaats gehad - wat trouwens alleen zou betekenen, dat het Asmatgebied watbetreft zijn reaktie op de eerste kontakten met het westen het normale Nieuw-Guinese patroon heeft gevolgd - dan zijn de vermelde cijfers stellig te hoog omvoor een langere reeks van jaren representatief te mogen worden geacht.

Vindt ndao mber altijd plaats bij verrassing - in de ochtendschemeringb.v. - en met grote overmacht, aan owen, waarbij in mankracht gelijk-waardige groepen tegen elkaar optrekken, gaat steeds een uitdaging vooraf.De Mimikaanse tegenhanger van owen is wiiko, wel te onderscheiden vanmbokare, de 'echte' oorlog — pendant van het ndao mber -- die zich inWest-Mimika onder invloed van Tidore meer en meer tot een raaktocht heeftontwikkeld; in Oost-Mimika daarentegen, vooral bij de Sempanowé, hetoorspronkelijke karakter tot op het laatst heeft bewaard. Het relaas vanonze informanten op de voet volgend, willen we ter illustratie het verloopvan een tweetal Mimikaanse oorlogen weergeven. Aan de laatste oorlog inMidden-Mimika, die omstreeks de jaren twintig van deze eeuw heeft plaats-gevonden, werd deelgenomen door de groepen Kawar, Manoare en Amarenerzijds en door Ipiri, Paripi en Jaraja anderzijds. De versies van hetverhaal, zoals verteld door informanten uit Ipiri en uit Amar — hoeweltoenmalige tegenstanders — stemmen wonderwel overeen.

Tijdens een feest, waarvan Manoare de gever was, zondigde Kawar tegen hetprotocol door nog vóór de feestgever zelf zijn upao eke — een rituele opsommingvan krijgstriomfen en het Mimikaanse aequivalent van de Asmatse ndewenatakam, een score list van snelsuccessen - ten beste te geven. Kawar werd be-

42

Page 54: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

schaamd, M. pajti, gemaakt en ging mokkend en op wraak zinnend naar huis.Zodra zulks de oorlogsleider (M. wéajku, I. kepala perang) Atimi van Manoareter ore kwam, zond deze aan zijn zwager Takatipea van Akare een klewang omhem uit te nodigen tot de strijd tegen Kawar. Met hetzelfde doel vonden versierdepijlen hun weg naar Paripi en Ipiri, groepen die nog een oude rekening metKawar te vereffenen hadden en dan ook niet aarzelden om aan de uitnodiginggevolg te geven. Toen zij hun belofte om aan de strijd tegen Kawar deel te nemennakwamen, geschiedde dit op een voor Manoare ongelukkig tijdstip. Juist op datogenblik waren namelijk de vrouwen van Manoare tesamen met die van Kawarin het binnenland aan het sagokloppen. Bezorgd om het lot van hun vrouwen,waren de mannen van Manoare wel genoodzaakt de schijn op te houden, dat zijtijdens de aanval van Paripi en Ipiri op Kawar aan de zijde van Kawar vochten.Zodra tijdens het over en weer pijlen Jawra, een krijger van Kawar, dodelijk werdgetroffen, staakte men de strijd. Eerst later kwam Kawar er achter, dat de aanvaldoor Paripi en Ipiri was ondernomen op aansporing van Manoare. Kawar namwraak door in een verrassende overval twee wéajku van Manoare om het levente brengen. Andermaal riep Manoare toen de hulp in van Paripi, welke groep toentwee vrouwen van Kawar, die aan het voedselverzamelen waren, doodde. Degroep Kawar, van oordeel dat de moord op de beide vrouwen de maat deed over-lopen, bracht daarop een grote krijgsmacht op de been, die bestond uit wéajku vanKawar, Amar, Uta en Mupuruka. Gezamenlijk ging men toen op zoek naar degroep Paripi, die reeds lont had geroken en zich in het bovenstrooms gelegen deelvan haar gebied schuil hield. Aangezien Paripi zelf, het doel van de strafexpeditie,niet werd gevonden, hakte men, vervuld van spijt en woede, een aantal van zijncocospalmen om. De mensen van Paripi evenwel, die hogerop verborgen zaten,hoorden de gongen van de aanvallers. Zodra de krijgers van Kawar, Amar, Utaen Mupuruka teleurgesteld de aftocht bliezen zond Paripi hen een met zes krijgersbemande prauw achterna om poolshoogte te nemen. Kawar c.s. bemerkten echter,dat zij werden gevolgd, lieten de verspiedersprauw van Paripi in een hinderlaaglopen en staken twee van de zes opvarenden neer.

Korte tijd later, tijdens de viering van een karapaoritueel in Ipiri, namen degroepen Ipiri, Paripi en Manoare het besluit om de beide gesneuvelde wéajku vanParipi te wreken. Met verhitte gemoederen toog men stroomopwaarts naar denederzetting van Kawar. Van een overval bij verrassing, zoals men die in de zinhad, kon evenwel niets komen, omdat vrouwen van Kawar die aan het vissenwaren, de avond tevoren reeds de komst van de aanvallers hadden opgemerkt aanhet in één van hun prauwen meegevoerde vuur (volgens een andere versie: aan eenbrandende bladsigaar). Gedurende de nacht had Kawar dan ook ruimschootsgelegenheid zich op de verdediging voor te bereiden en de vijand op te wachten.Tijdens het gevecht dat de volgende morgen uitbrak sneuvelde een krijger vanParipi en liep een krijger van Ipiri een handschot op. Rouwend en ontdaan aan-vaardde men daarop de terugtocht. Nu was het de beurt van Kawar om een prauwachter de aanvallers aan te sturen. De prauw werd opgemerkt en ter hoogte vankaap Manoare door Paripi c.s. opgewacht. Bij de ontmoeting sneuvelden driekrijgers van Kawar, onder wie de oorlogsleider Katjamutà. Het mede daardoorvolkomen gedeprimeerde Kawar, welke groep nu al vier mannen en twee vrouwenhad verloren, verhuisde tenslotte met Amar naar de Waniarivier en wist zodoendeaan een strafexpeditie van de toenmalige Landschapspolitie, die was uitgezondenom aan de onrust een einde te maken, te ontsnappen. Dit in tegenstelling tot haar

43

Page 55: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

minder fortuinlijke rivalen Paripi en Ipiri, waarvan een aantal krijgers voor hetuitzitten van hun straf naar Fak-Fak werd afgevoerd.

Tekenend voor de wijze van oorlogvoering in West-Mimika is de na-volgende geschiedenis, waarin de hoofdrol wordt gespeeld door wéajkuNaowa, 'Radja' van Kipea, die grote faam verwierf door zijn handels-reizen annex krijgstochten, waarmede hij Midden-Mimika terroriseerde.

Op zekere dag vernam Ipijaja van Kipea tijdens een bezoek aan Mimika, datwéajku Otejaja van deze groep beweerde de enige echte 'nati' (een uit Indonesiëstammende titel voor een hoogwaardigheidsbekleder) te zijn in het gehele gebiedvanaf de Etnabaai in het westen tot aan Koperapoka in het oosten. Ipijaja die ertrots op was tot het machtige Kipea te behoren voelde zich door die uitlatinghevig gekwetst. Hij was er zelfs zo zwaar door beledigd (pajti), dat hij ondervoorwendsel zich ziek te voelen een aangeboden cocosdop palmwijn weigerde enmeteen huiswaarts keerde. In Paripi, dat hij op de terugweg aandeed, vroegen zijndaar woonachtige verwanten hem, hoe hij er toch toe kwam om zich in vollevredestijd als voor een oorlog te beschilderen, maar Ipijaja gaf ontwijkende ant-woorden. Met mensen van Kipea die boven Ipiri aan het sagokloppen waren -uitoefening van een gevestigd (reeds eerder afgedwongen?) gastrecht - ging hijdaarop terug naar huis.

In Kipea aangekomen vertelde hij wat hem in Mimika was overkomen. ZodraNoawa het verhaal hoorde, trok deze hoogst verontwaardigd (met een pathetischgebaar geïllustreerd) zijn senggo of kupiah (soort hoofddeksel van Islamitischeoorsprong), blijk van zijn waardigheid van 'Radja', van het hoofd. Onmiddellijkging hij er toe over om zijn bondgenoten te mobiliseren. Uitnodigingen tot deel-name aan de strafexpeditie tegen Mimika gingen uit naar de met hem verbondenwéajku van Mupuruka, Tuga (Uta), Wakia, Akare, Paparpe en Poraoka. Ver-volgens toog Naowa persoonlijk, vergezeld van zijn beide zoons, naar het westenom ook vandaar versterking te halen. Omba en Nanessa leverden elk een bemandeprauw. Bovendien werden vier krijgers van Omba, die in het bergland vertoefdenen van wie aan Naowa bekend was dat zij in het bezit waren van musketten, naarbeneden geroepen en uitgenodigd zich bij hem te voegen. Zodra het viertal, be-staande uit Kaowaonimu, Kokoropere, Paonana en Kakapi, aanwezig was, begafNaowa zich via Kipea en de overige nederzettingen van de Tarjawé: Poraoka,Maparpe, Akare en Wumuka op weg naar Mimika. Onderweg sloten zich allewéajku, die zich inmiddels voor de strijd hadden opgemaakt, zich bij hem aan.Tijdens het oprukken werd de strijdmacht geleidelijk aan volledig. Zoals te doengebruikelijk ging zij voor de laatste maal aan de Makamao in bivak om krachtenop te doen voor de komende aanval en voor de vaststelling van de daarbij tevolgen taktiek. Halverwege het laatste trajekt naar Mimika stelde Naowa in ver-band met het grote aantal familieleden, dat men in Mimika had, nog voor om hetniet tot een werkelijke oorlog te laten komen, maar het bij een afstraffing te laten.Zijn voorstel vond echter geen gehoor bij zijn van strijdlust blakende bondgenoten.Vooral de krijgers uit Omba voelden er weinig voor om de verre reis voor niets tehebben afgelegd en bij hun thuiskomst de spotternijen van hun vrouwen af tewachten.

Zodra Naowa ter hoogte van Jaraja was gekomen, zond hij een ultimatum naarOtejaja, die daarop reageerde door in vol ornaat te verschijnen. Op het strand

44

Page 56: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

voor Mimika ontvlamde daarop de strijd. Aanvankelijk leken alle krijgskansen inhet voordeel van Naowa c.s. te zijn, doch naarmate de dag vorderde wijzigde hetstrijdbeeld zich allengs. Tegen de avond was het zelfs zo, dat Mimika en zijnbondgenoten het initiatief in handen hadden. Op bevel van Noawa kwamen toende - tot dusverre in reserve gehouden - geweerschutters in aktie met als resultaat,dat Otejaja, aan hand en knie getroffen, neerstortte. Van zijn leider beroofd,trokken de strijders van Mimika toen ijlings terug, waarbij Otejaja, die door zijnbeenwond in zijn bewegingen gehinderd was zodat hij niet tijdig mede kon komen,door de mannen van Omba met klewangs werd gedood. Van de ontstane paniekgebruikmakend, zette Naowa de achtervolging in, waarbij veel vrouwen enkinderen werden buitgemaakt (Pouwer 1955, pp.220-222).

Onze aandacht andermaal richtend op het Asmatgebied, zien we, dat devoorbereidingen die aan oorlogen voorafgaan, tijdrovende en energie-verslindende aangelegenheden zijn, waaraan zowel politiek-strategische,sociaal-economische, psychologische als magische aspekten kunnen wordenonderkend. Van politiek-strategische aard zijn de peiling van het weer-standsvermogen van eventuele vijanden en de vorming van bondgenoot-schappen. Het eerste gebeurt door middel van een soort psychologischeradar: het onophoudelijk verspreiden van oorlogsgeruchten (A. jispaaratakam) en het afwegen van de reakties daarop. Bij de vorming van bond-genootschappen en het sluiten van niet-inmengingsverdragen, zoals hetgeval was tussen Ewer en Ajam, spelen uitwisseling (gijzeling over en weer)van vrouwen en kinderen, alsmede vredessluitingen met de daarbij be-horende verbroederingsrituelen een belangrijke rol. Een gebruikelijkvredesceremoniëel (A. pai) is mbuman (famndami), een indrukwekkendschouwspel dat zich op het water afspeelt en waarbij de volledig bewapendedeelnemers, evenals bij een open gevecht het geval is, elkaar in frontlinienaderen. Binnen pijlafstand gekomen, wisselt men echter geen beledigingenuit, maar maakt men elkaar luidkeels deelgenoot van de bestaande grievenen tracht men vervolgens tot een vergelijk te komen. Niettemin is mbumanaltijd een riskante aangelegenheid, omdat alle voorbereidingen ten spijttevoren niet met zekerheid vaststaat, dat inderdaad een vergelijk zal wordenbereikt. De kans, dat pai in owen verkeert, is daarom allerminst denkbeel-dig. Een enkel misplaatst woord of gebaar kan daarvoor al voldoende zijn.Mbuman is als het ware de toets op de eensgezindheid van alle deelnemerswaar het hun wens tot vrede betreft.6

Een pai is ook het tsjeser jiwi, een adoptieritueel, waarbij de vrouwenvan de gastheer-jew, door een gezamenlijk opgevoerde imitatie van hetbaringsproces (A. jiwi mbakajim, ajtiw mbakajim) leden van de gast-jewals eigen jew-leden herboren doen worden. In Mbiwar aan Zee werd in juli1960 een dergelijk tsjeser, ook wel jiwi pokmbui genoemd, gehouden. Vol-gens onze informanten was het vooral ook bedoeld als poging tot intimi-

6. Eind 1959 had schrijver dezes het geluk getuige te zijn van een mbuman tussenAjam, de reeds meermalen genoemde Simaisomot, en Jipawer, een Siraosomot.waarvan in mei 1956 in de nederzetting van Ajam een aantal bezoekers was gesneld.

45

Page 57: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

datie van jew, die niet waren uitgenodigd. Tot de bezoekers behoorden,behalve gasten uit het nauw met Mbiwar verwante Omandesep, ook ge-nodigden uit de Mbismamsomot Sjuru, Ewer en Owus alsmede uit deSimaisomot Ajam.

De maandenlang durende, met een veelheid van rituelen omgevenaanmaak van oorlogsprauwen en wapens, alsmede het bijeenbrengen vanhet nodige voedsel vormen tesamen de materiële kant van de voorberei-dingen. In de openlijke aanmaak schuilen elementen van machtsvertoon enuitdaging. Bij die rituelen nemen de door tromgeroffel (A. em mbakurum)begeleide gezangen (A. so) een belangrijke plaats in. De ji-ow, vooroudersdie als dragers of beheerders van ji ( = vitale energie, onpersoonlijkelevenskracht) worden aangemerkt, maakt men zo op de oorlogsvoorberei-dingen attent. Magisch worden zij ertoe aangezet hun ji aan de in bewer-king zijnde prauwen, schilden, speren enz. mede te delen. Elk voorwerpontvangt de naam van een gestorven groepsgenoot en wordt zo tot etsjopok, een voorwerp dat herinnert aan de plicht gedode groepsgenoten tewreken. Het personifieert de gestorvene naar wie het genoemd is.

Met behulp van rituelen tracht men degenen te verzwakken, die men alsndao op het oog heeft. Dit gebeurt door hun ndam-ji ( = in het lichaamgelokaliseerde ji), ndamu of juus — door Zegwaard 'souls' genoemd -tijdens de slaap te misleiden o.a. door het verbranden van botten, kruidenen vet. De doordringende geur van de rook trekt het ndam-ji aan, waar-door dit niet meer tijdig - voor het ontwaken dus - bij hen terugkeert(verg. Zegwaard 1959, p. 1030). Magisch is ook de versterking van dekrijgers door hun lichaam te beschilderen met kalk waaraan men na dro-ging verpoederde, 'sterke' ( = snel groeiende) plantendelen heeft toege-voegd. Zij onthouden zich bovendien van sexuele gemeenschap, omdat dittot daling van hun ji-potentiëel leidt, waardoor zij tijdens de aanvalminder jokmen zouden zijn; sperma wordt nl. met ji zo al niet geïdentifi-ceerd, dan toch geassocieerd.

Van het geheel van magische handelingen gaat een suggestieve werkinguit, die zowel het moreel van de krijgers ten goede komt als het zelfver-trouwen van de slachtoffers schokt; op het ogenblik van de overrompelingbeseffen deze immers wat er in de jew van de aanvallers heeft plaatsge-vonden met als gevolg, dat hun een gevoel van weerloosheid overvalt.

Alles bij elkaar kosten oorlogsvoorbereidingen veel manuren, zodat dearbeidsverdeling tussen mannen en vrouwen, tussen ouderen en jongerener in belangrijke mate door wordt bepaald. Voortdurend zien we mannenbezig met het vervaardigen van wapens, die met uitzondering van deeerdergenoemde strijdknotsen, uit weinig duurzaam materiaal wordengesneden. Binnen enkele minuten verschiet men een hoeveelheid pijlen,waaraan men dagenlang ingespannen heeft zitten werken.

Behalve sociaal-economische, heeft de oorlogvoering ook sociale ge-volgen. In het proces van hergroepering, waaraan alle jew en somot bijvoortduring onderhevig zijn, werkt de krijg als katalysator. Zolang jew en,

46

Page 58: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

mutatis mutandis, ook de somot waarvan zij deeluitmaken hun optimaleomvang, bepaald door ecologische, sociaal-psychologische en biologischefaktoren, en die voor de verschillende delen van het woongebied uiteen-loopt, nog niet hebben bereikt, nemen zij door geboorte-overschot en dooradoptie van buitenstaanders toe. In dat stadium hebben centripetale krach-ten als de behoefte aan veiligheid en geborgenheid, een sterk in group-besefen de noodzaak het eigen strategisch potentieel te vergroten de overhand.Bij overschrijding van de optimale omvang gaan echter centrifugalekrachten overheersen. Het zijn dan vooral problemen op het gebied van devoedselvoorziening, tot uiting komend in het geharrewar over het gebruikvan gronden, die tot spanningen leiden, waardoor de eenheid van de jewresp. de somot wordt bedreigd. Meer dan bij de afzonderlijke jew speeltbij de somot de steeds toenemende afstand tot de in bewerking zijndevoedselarealen een rol.

Als een jew aan eigen tsjapinmbi niet meer voldoende heeft, trachtenzijn leden door zich op gemeenschappelijke afstamming met derden te be-roepen, mede te delen in de rijkdommen van naburige, beter met sago, visen wild bedeelde jew.

Zo werd in Sjuru gedurende de eerste helft van 1960 aan bezoekers van de jew Arherhaaldelijk te verstaan gegeven, hoe hecht de verwantschap van de Ar-mensenmet de Mbiwarjew, de rechthebbende op de om hun overvloedige vruchtbaarheidbezongen Omosmosgronden, toch wel was. De rituele adoptie van Ar-ledentijdens het eerdergenoemde tsjeser jiwi te Mbiwar (zie p. 45)) werd door de jewoudsten van Ar als het resultaat van hun diplomatieke inspanningen beschouwd.

Waar woorden aan overtuigingskracht tekortschieten pleegt men zijn toe-vlucht te nemen tot het gebruik van wapens. In de somot neemt de socialespanning toe, terwijl de leefbaarheid van de nederzetting, getuige het veleowen, onrustbarend begint te verminderen. Uiteindelijk trekt dan een jewof een deel ervan weg, op zoek naar een minder geplaagd leven. Zo ver-lieten de Simai-jew Serew en Jokorsesakam hun oorspronkelijke tsjapinmbiaan de benedenloop van de Süretsj om langs de Casuarinenkust naar deDigulmonding te trekken en daar ds nederzettingen Waghin en Kaimoon tebouwen (zie hfdst. II, par. 1.1). Zowel in Amborep, de somot waar zijvoorheen deel van hadden uitgemaakt, als in de andere Simai-somot werdons herhaaldelijk verzekerd, dat men terugkeer van de emigranten zoutoejuichen. Hun gronden zouden immers onbenut liggen! Toch bleken er bijnadere informatie heel wat Simai-mensen te zijn, die op grond van een ofandere onduidelijke verwantschap met Serew en Jokorsesakam het rechthadden ter plaatse sago te kloppen. In Waghin en Kaimoon maakte men ertijdens een bezoek van de schrijver, ondanks het uitdrukkelijk bevestigenvan de broederschap met de Amborepmensen en een onverholen heimweenaar de oude gronden, geen geheim van bar weinig voor terugkeer tevoelen. De tsjapinmbi aan de Digul waren immers rijk en het leven was errustig, vooral ook omdat men van de al jarenlang gepacificeerde Jaqai vanhet Nambeomengebied niets te vrezen had.

47

Page 59: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Mimika kent evenals Asmat talrijke voorbeelden van afscheiding enhergroepering. We willen er twee aanhalen, waarvan vaststaat, dat zij nietaan westers ingrijpen zijn toe te schrijven. Het eerste is dat van deKapaowé, tegenwoordig woonachtig in Kaogapu aan de Waniarivier; hettweede dat van Kiura, waarvan de kame nu deeluitmaken van de ver-zamelnederzetting Kokonao. De geschiedenis van de Kapaowé werd ver-teld in Hiripao, waarna ons een vrijwel eensluidende versie in Moare terore kwam. De lotgevallen van Kiura vernamen we voor het eerst in Iwaka/Témare en vervolgens in Kokonao. Opgemerkt zij, dat een groot aantalsoortgelijke verhalen werd opgetekend door Pouwer en Zegwaard.7

1. KapaowéNaar aanleiding van een vrouwenkwestie (als steeds een van de meest gerede aan-leidingen) zouden de Kapaowé zich in een ver verleden hebben afgescheiden vande Koperapokagroepen Waoneripi en Neigeripi, waarmee zij destijds tesamen eennederzetting vormden. De Kapaowé trokken in westelijke richting weg om zichtenslotte bovenstrooms van Hiripao aan de Wania te vestigen. Zij ontmoettendaarbij verrassend weinig weerstand van de zijde van de groepen die het Wania-gebied vanouds tot hun taparé rekenden. Hiripao, welke groep het verst van allestroomopwaarts woonde, stond hun sago- en wilddiefstallen oogluikend toe.Later, toen de Kapaowé verder de rivier afzakten, was Hiripao zelfs gul met hetverlenen van gastrechten op de gronden waar de Kapaowé toch al klandestien sagoklopten. Hiripao had het wat dat betreft gemakkelijk, want Moare, de groep diede oudste rechten op het betreffende areaal had (Pouwer 1955, p.138), was tochniet in de gelegenheid zijn rechten op die uithoek van zijn territoir te verdedigen.Voortdurend was Moare immers in konflikt met Pigapu, een andere Waniagroep,voor zover althans niet de strijd tegen Mioko, de gemeenschappelijke erfvijandvan alle Wania-groepen, gezamenlijk optreden van die als regel met elkaar inonvrede levende groepen noodzakelijk maakte.

2. KiuraEen tijdlang woonden de groepen Kiura, Témare en Iwaka bijeen aan de Kamora-rivier, niet ver bezuiden de plaats waar tegenwoordig de nederzetting Iwaka/Témare ligt. Eveneens naar aanleiding van een op de spits gedreven vrouwen-kwestie werd de gezamenlijke nederzetting opgebroken. Kiura en Témare trokkennaar de Iwakia-rivier, terwijl Iwaka zich aan de Aowao, een andere bronrivier vande Kamora, ging vestigen. Later werd het geschil bijgelegd en verbeterde de ver-standhouding in zoverre, dat men elkaar weer voor de viering van rituelen uit-nodigde. Naarmate het duidelijker werd, dat men eikaars hulp in de strijd tegenMioko, dat het hele Kamoragebied voor zich opeiste toch eigenlijk niet konmissen, werd de samenwerking van lieverlede hechter. Maar nauwelijks raakte destrijd tegen Mioko weer wat op de achtergrond, of de oude veten tussen Kiura,Iwaka en Témare laaiden op.

Op zekere dag liep de maat over. Kiura, welke groep op dat tijdstip zijn neder-zetting bovenstrooms van Témare aan de Iwakia had, vergiftigde het water van dehoofdstroom - een gebruikelijke wijze van vissen maar een waarbij men zich tot

7. J. Pouwer, Geschiedbeschouwing van de bewoners der Kamoravlakte, ongepubl.nota, waarin ook wordt verwezen naar door Pater Zegwaard genoteerde versies.

48

Page 60: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

zijrivieren dient te beperken - echter zonder rekening te houden met de mensenvan Témare, die dan ook prompt de visstand in hun gedeelte van de rivier dras-tisch gereduceerd zagen. Témare en Iwaka sloten zich daarop aaneen om Kiuravoor die euveldaad te straffen. Tegen de gemeenschappelijke aktie bleek Kiuraniet opgewassen. De groep zocht haar heil in de vlucht en scheidde zich voorgoedvan de beide andere af. Kiura vestigde zich daarop in het bovenstroomgebied vande Mimikarivier en begon toenadering te zoeken tot de daar reeds woonachtigegroep van deze naam.

5.4 De groep als levensmilieu

Het groepsleven in Mimika en Asmat kenmerkt zich door beslotenheid.Zij is hechter naarmate taparú en jew in meer opzichten zelfverzorgendzijn. Op een enkele uitzondering na. - t.w. de Tarja-wé van West-Mimika- zijn alle groepen voor hun voedselvoorziening van elkaar afhankelijk. Inde grotere, waarin endogamie regel is, geldt hetzelfde ook - tot op zekerehoogte althans - voor de voorziening in de sexuele behoeften van hun ledenen in de behoefte van de groep als zodanig aan een zekere mate van sta-biliteit van eenmaal tot stand gekomen sexuele verbintenissen. Kontaktentussen de groepen onderling zijn betrekkelijk schaars en houden alle, hetzijindirekt, hetzij direkt, verband met de oorlogvoering. Aan het bijeenwonenvan meerdere jew of taparú liggen overwegingen van veiligheid ten grond-slag. Men vermijdt het zoveel mogelijk in de buurt van de huizen van eenandere groep te komen. Wie er geen nauwe verwanten bezit, blijft er alhelemaal weg. In Asmat is het heel gewoon, dat van een bepaalde somottwee jew tesamen op ndao mber gaan, terwijl de overige ongestoord bezigblijven met hun voorbereidingen van een ritueel of wellicht een anderesneltocht. Het beperkte ledental van jew en taparú, alsmede hun besloten-heid hebben niet alleen konsekwenties op sociaal, maar ook op economisch,sociaal-psychologisch en genetisch gebied.

Het aantal leden van de samenleving met wie het individu in kontaktstaat is gering; niet alleen in absolute zin, maar vooral ook in verhoudingtot het aantal rollen, dat het groepsleven elk lid oplegt. Meer dan in eenopen samenleving of in één, waarin het accent is verlegd van face-to-facerelations naar anonimiteit in het sociale verkeer, zijn iemands sociale rollenonderling met elkaar verbonden en grijpen de onderscheiden stelsels vanwederkerig rolgedrag op sociaal, economisch, magisch-religieus en politiek-strategisch gebied ineen. Het groepsleven vertoont dan ook een hoge matevan sociale integratie, waaraan een krachtige sociale kontrole inherent is(Nadel 1957, p. 71). Voor het individuele groepslid betekent het, dat deverschillende belevingssferen elkaar doordringen. Het voelt zich geheel enal opgenomen in de totaliteit van het groepsgebeuren. Het duidelijkst komtdit totale engagement tot uiting tijdens ceremoniële gebeurtenissen.

In het algemeen komt sociale integratie de stabiliteit van de groep ten

49

Page 61: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

goede. Toch mag zij daarvoor ook weer niet te sterk worden. Bij over-schrijding van een zekere grens neemt nl. het aantal individuen met rol-konflikten onrustbarend toe. Rolkonflikten nu doen, zoals bekend, afbreukaan ds voor het psychische evenwicht noodzakelijke gedragskonsistentie.Dit leidt tot spanningen in het persoonlijke vlak die, voorzover zij geen uit-laat vinden buiten de groep — oorlogen! —, op groepsgenoten worden af-gereageerd. De sociale spanningen die dit in de groepssamenleving op-roept, zetten een desintegratieproces in beweging, dat aanhoudt tot het bijde omvang van de groep behorende integratieoptimum weer is bereikt.Kortom, er bestaat op dit gebied een tegenkoppeling, dank zij welke degroepssamenleving haar leefbaarheid behoudt.

Het ongeremde voortschrijden van de sociale integratie leidt op denduur tot statusvervaging, omdat het individu er op een gegeven ogenblikniet meer in slaagt de struktureel relevante stelsels van wederkerig rolge-drag voldoende uiteen te houden. Zijn oriëntatie wordt dan gebrekkig, zo-dat het niet meer weet waar het in het sociale verkeer aan toe is. Het gaatzich onzeker voelen, begint rollen te verwarren en werkt zich door onaan-gepast gedrag - het niet langer beantwoorden aan de rolverwachtingen vanzijn groepsgenoten — van lieverlede in een maatschappelijk onhoudbarepositie.

Door nu het binnen de groep bestaande stelsel van sociale relaties (desociale struktuur-ex-post), dat we opvatten als de resultante van allestelsels van wederkerig rolgedrag, in zijn geheel te 'vertalen' in hun doormiddel van een leeftijdsklassenindeling enigszins vereenvoudigd verwant-schapssysteem, verhinderen Mimikanen en Asmatters overmatige socialeintegratie van hun samenleving en blijft deze voor hen inzichtelijk. Deergste spanningen worden zo vermeden. Ieders status is duidelijk omlijnden geklassificeerd. Zaak is het echter, dat door dit 'vertalen' het inzicht inde konkrete genealogische opbouw van de groep die, zoals we bovenzagen, grotendeels bestaat uit personen, die eikaars nauwe bloedverwantenzijn, niet verloren gaat. De groep zou dan immers in de onmogelijkheidkomen te verkeren voldoende huwelijken tot stand te brengen, die zowel insociaal-economisch, als in biologisch opzicht verantwoord zijn. Het bestaanvan de groep als zodanig en daarmee haar bijdrage aan het behoud van desoort zouden zodoende op het spel worden gezet.

De hoge, hoewel niet boven een bepaald niveau uitstijgende mate vansociale integratie, die aan de geringe omvang en de beslotenheid van de groe-pen inherent is, houdt wegens de vervlechting van de verschillende stelselsvan wederkerig rolgedrag in, dat de economische betrekkingen die degroepsgenoten met elkaar onderhouden hecht verweven zijn met al hunoverige sociale relaties. Een met het oog op de moderne economischeontwikkeling belangrijke konsekwentie hiervan is, dat mobilisatie van demenselijke arbeid ten behoeve van niet-traditionele, sociaal (nog) niet ge-accepteerde doeleinden het altijd nodig maakt die arbeid los te maken uitde sociale context, gevormd door het groepsleven in al zijn aspekten.

50

Page 62: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Mobilisatie van de menselijke faktor is daarom alleen mogelijk als zij handin hand gaat met desintegratie - in de zin van vermindering van de ver-wevenheid - van het traditionele groepsleven. De ervaring in Asmat enMimika leerde dan ook, dat latere pogingen tot werving van arbeidersvooral resultaat boekten in die nederzettingen, waarin de sociale kontroleverzwakt was. In Asmat zijn dat de Simainederzettingen Amborep, Warseen, in mindere mate, Ajam; in Mimika voornamelijk de nederzettingenwestelijk van Kokonao. Dat overigens bij het succes van wervingspogingenook andere faktoren dan verminderde sociale integratie en kontrole een rolspelen, hopen wij in Hoofdstuk II par. 2.4 aan te tonen. Ook op demobilisatie en de (re)allocatie van de menselijke faktor komen wij nogterug.

Wanneer als gevolg van welke externe oorzaak dan ook de verschillendestelsels van wederkerig rolgedrag zich van elkaar losmaken, vindt er ver-breking van de beslotenheid van de samenlevingsstruktuur plaats. Maar dieverbreking zal alleen tot duurzame openheid kunnen leiden als zij gepaardgaat met de opheffing van het isolement van de lokale groepen. Aangezieneen open samenlevingsstruktuur zich niet voor 'vertaling' in een verwant-schapsstelsel leent, dreigt het individu door de overgang van beslotenheidnaar openheid gedesoriënteerd te geraken. Bij pogingen tot verwantschap-pelijke klassifikatie van de verschillende sociale rollen waarmee men temaken heeft, stuit men dan immers al gauw op allerlei tegenstrijdigheden.Niettemin zien we, dat ook na het verbreken van de beslotenheid hettraditionele gebruik van aan de verwantschapsterminologie ontleende aan-spreektitels behouden kan blijven en dat deze zelfs, zoals in Indonesië methet woord saudara ( = broeder) het geval is, in de officiële omgangstaalkunnen worden opgenomen.

Zodra de groepsstruktuur niet meer kan worden uitgedrukt in het ver-trouwde verwantschapsstelsel, verliest de samenleving voor de betrokkenenwier sociale denken zich gewoontegetrouw in verwantschapstermen vol-trekt, haar inzichtelijkheid. De verwantschappelijke ordening - deeluit-makend van de struktuur-ex-ante — geraakt in discrediet, nog temeer omdatzij ook als hulpmiddel om de samenleving via huwelijksregelingen binnenhet kader van de menselijke bestaansvoorwaarden te houden aan betekenisinboet.

Naarmate de verwantschapsstruktuur die aan de huwelijksregelingen tengrondslag ligt minder goed korrespondeert met de feitelijke genealogischeverhoudingen, neemt de kans toe, dat die regelingen, vroeger als vanzelf-sprekend ervaren, op weerstanden van de betrokken partners stuiten. Uit-gaande van de konkrete genealogische opbouw en het daaraan inherentepatroon van sexuele affiniteiten, moet het nl. waarschijnlijk worden ge-acht, dat het met de regelingen beoogde resultaat in toenemende mate gaatafwijken van het resultaat waartoe vrijheid van partnerkeuze zou leiden.Daar komt nog bij, dat met het losser worden van de band tussen econo-mische en verwantschappelijke rollen ook de sociaal-economische sancties,

51

Page 63: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

die de regelingen ondersteunden, aan kracht verliezen. Een en ander neemtniet weg, dat huwelijksregelingen allesbehalve zinloos zijn zolang door op-heffing van het isolement tussen de verschillende groepen de enge huwe-lijkskringen niet aanzienlijk worden uitgebreid. In dit verband is vanbelang, dat pacificatie in eerste instantie het isolement niet opheft, maar- wegens het overbodig maken van bondgenootschappen - zelfs doet toe-nemen. Ten dele zou dit een verklaring kunnen bieden voor het feit, dat debevolking zich vooral heftig keert tegen bemoeienissen van buitenaf methet proefondervindelijk juist gebleken instituut van de huwelijksregeling.

5.5 Huwelijk

Huwelijken vormen van oudsher onderwerp van planning op lange termijn.Dit zowel in Mimika als in Asmat. Lang voor de partners de huwbareleeftijd hebben bereikt — eigenlijk al voor zij goed en wel zijn geboren —worden hun huwelijksmogelijkheden door de resp. ouders en de verwanten-groepen, waartoe deze behoren, overwogen. Voortdurend ook wordt overde totstandbrenging van huwelijken onderhandeld. Dit is begrijpelijk, om-dat onvoorziene omstandigheden als sterfgevallen, vrouwenroof, vlucht- enschaakhuwelijken het reeds overeengekomen schema van huwelijken steedsopnieuw verstoren. Tegen de tijd dat bij een meisje de borsten tot ont-wikkeling komen, moeten de aanvankelijk min of meer vrijblijvend ge-bleven onderhandelingen tot konkrete resultaten hebben geleid. Zijn de bijhet connubium betrokken verwantengroepen het met elkaar eens geworden,dan vindt de verloving plaats. Bij de Asmatters wordt daartoe het meisjedoor haar 'vaders' (va.; va.br.; va.va.) en 'broers' (br.; va.br.zo.) de jewbinnengeleid tot voor de jowsé van de gegadigde. Deze wordt uitdrukkelijkgewezen op zijn plichten als toekomstige schoonzoon. Hij zal voortaanmoeten bijdragen in het levensonderhoud van zijn verloofde en haar naasteverwanten en wel door hen te laten delen in de opbrengst van zijn aktivi-teiten op het gebied van enem mber ( = visserij), o pi mber ( = jacht) enndao mber ( = sneltocht). Als tegenprestatie wordt het meisje gechape-ronneerd, wat gemakkelijker is naarmate de tot voor kort in Asmat nogalgemene scheiding der sexen strenger wordt doorgevoerd. De verlovinghoudt in, dat de toekomstige bruidegom voortaan persoonlijk verantwoor-delijk is voor het behoud van de claim, die zijn groepsgenoten ten aanzienvan de reeds lang tevoren ten behoeve van hem gereserveerde bruid op detsjenwis uitoefenen.

In Mimika, waar aan de sexenscheiding veel minder streng de handwordt gehouden, komt van chaperonneren niet veel terecht en bestaat erruimschoots gelegenheid voor voorechtelijke sexuele omgang met derden.Volgens oudere informanten zou dit vroeger anders zijn geweest. Wat daarook van waar zij, vaststaat dat premaritale verhoudingen tegenwoordig inMimika worden getolereerd. Van een meisje wordt wel verlangd, dat zij

52

Page 64: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

niet door aperte promiscuïteit het odium van publieke vrouw op zich laadt.Ten opzichte van weduwen is men wat dat betreft tolerant.

Door de verloving ontstaat er een persoonlijke, door giftenuitwisselinggekenmerkte band tussen de bruidegom-in-spé en zijn toekomstige schoon-familie. De wijze waarop hij zich van zijn plichten kwijt, is in belangrijkemate bepalend voor zijn prestige. Ook al zou hij zich aan die plichtenwillen onttrekken, dan nog zou hem dit wegens de door zijn agnatischeverwanten op hem uitgeoefende druk niet gemakkelijk vallen. Ook Mimi-kanen kennen het instituut van de verloving. Of deze ook met formaliteitengepaard gaat, is ons niet bekend. Men praat er niet graag over. Het komtons voor, dat voornamelijk de van westerse zijde met betrekking tot dehuwelijksregelingen ondervonden tegenkanting daaraan schuldig is.

Behalve de plicht van de toekomstige echtgenoot bij te dragen in hetlevensonderhoud van zijn verloofde en haar familie, kent men in Asmatook de plicht tot betaling van tsjenpok ( = bruidsprijs). Tsjenpok wordtbijeen gebracht door de 'vaders' en de 'broers' van de bruidegom en be-staat uit een traditioneel goederenpakket. Wat betreft zijn omvang ensamenstelling, stemmen de mededelingen van informanten afkomstig uitverschillende nederzettingen - Sjuru, Ajam, Amborep en Jaosakor - op-vallend goed overeen: si ( = stenen bijlen), één voor ieder die als verzorgervan de bruid kan worden aangemerkt; twee halssnoeren van juwur sis ( =hondetanden), bestemd voor de moeder van de bruid; één pirkawor ( =tritonschelp); 3 of 4 aman ( = bogen) met 1.000 tsjes ( = pijlen) in bundelsvan 10; 5 of 6 otsjan en piw ( = verschillende soorten werpsperen); 5 of 6písuwe, ndanambak en karowan (= dolken, resp. vervaardigd van casua-risbot, mensenbot en krokodillekaak); enkele jombopom ( = paradijs-vogelbalgen); fatsj pitsjin ep ( = koeskoezehuiden) en verschillende soorten,eveneens voor lichaamsversiering dienende, sokmbot ( = vogelveren). Debruidsprijs wordt zelden ineens voldaan. Gewoonlijk bestaat er wat betreftde tsjenpok een soort rekening-courantverhouding tussen de aan hetconnubium deelnemende verwantengroepen. De som van alle op eenbepaald tijdstip nog verschuldigde betalingen bedraagt als regel een veel-voud van het totale groepsbezit aan voorwerpen die zich voor betalinglenen.

In Mimika ligt het accent meer op de voortdurende plicht van de echt-genoot tot kaoka náware (lett. vrouw betalen) aan de schoonfamilie. Striktmateriëel gezien maakt het accentverschil voor de man-in-kwestie weiniguit. Immers ook in de Asmatsamenleving komt de individuele echtgenootpas op latere leeftijd toe aan het aflossen van de door zijn vaders en broersvoorgeschoten tsjenpok. In sociaal opzicht is het verschil van meer beteke-nis. Blijft de man in Mimika voortdurend bij de familie van zijn vrouw inhet krijt staan, in Asmat staat hij òfwel in het krijt bij de familie van devrouw - m.n. zolang de bruidsprijs nog niet door 'zijn' mensen is betaald -òfwel bij laatstgenoemden, degenen dus die de tsjenpok voor hem bijeen-gebracht hebben. Het Mimikaanse kaoka náware draagt een tamelijk per-

53

Page 65: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

soonlijk karakter i.t.t. de Asmatse rekening-courantverhouding, die veelmeer als een aangelegenheid van de groep als geheel wordt beschouwd.

Zodra het verloofde meisje huwbaar is geworden en de jongeman heeftlaten blijken als schoonzoon acceptabel te zijn, breekt het tijdstip van dehuwelijksvoltrekking aan. Zowel in Asmat als in Mimika laat men hetbetrokken tweetal aangaande het tijdstip in onwetendheid. Bij de Asmatterswordt de door haar 'moeders' en 'zusters' met haarverlengsels van casuaris-veren en toeven van sagoblad getooide en met gebrande oker beschilderdebruid door haar 'broers' naar de woning van de vader van de bruidegom(andere informanten noemden de woning van diens groepsoudste) gedragen.Daar wordt haar de awer, het enige, uitsluitend door gehuwde vrouwengedragen, Asmatse kledingstuk, bestaande uit een tussen de benen door-gehaald schort van sagobladvezels, voorgedaan. De wederzijdse familieswisselen daarop voedselgiften uit. Men acht het huwelijk beklonken, zodrade bruid voor de bruidegom en diens verwanten sago heeft geroosterd.

Van het door verwanten geregelde huwelijk, waarbij de gang van zakenis zoals hierboven aangegeven, zegt men in Asmat, dat het persé tsjenwisis; dit in tegenstelling tot het vlucht- en het schaakhuwelijk, dat worowósresp. okoré wordt genoemd. Worowós pleegt door een meisje te wordenaangegrepen als middel om te ontkomen aan een tsjenwis-huwelijk waar zijweinig voor voelt. Reeds voor haar betaalde tsjenpok moet worden terug-betaald, terwijl de versmade verloofde recht heeft op schadeloosstellingvoor de door hem als toekomstige schoonzoon bewezen diensten. Als hetmeisje haar keuze heeft laten vallen op een 'broer' — werkelijk of klassifi-katorisch - van haar ex-verloofde is de verstoring van het huwelijksschemahet geringst. Zonder ernstige meningsverschillen tussen de betrokken ver-wantengroepen is het dan mogelijk uit de in het connubiale verkeer opge-treden impasse te geraken. Erger is als het meisje wegvlucht met of haarheil zoekt bij iemand van een andere jew. De betrokken man loopt dan dekwade kans van okoré (schaking, vrouwenroof) te worden beschuldigd.

Okoré, waarbij de man anders dan bij worowós geacht wordt het initia-tief te hebben genomen, leidt onvermijdelijk tot owèn (vechtpartijen).Tijdens zittingen van de Inheemse Rechter bleek, dat niet het afdwingenvan geslachtsgemeenschap, maar de onverenigbaarheid van de okoré-verhouding met het schema van huwelijksregelingen het eigenlijke twist-punt vormde. Dat is niet zo verwonderlijk, omdat het initiatief tot de ge-slachtsdaad naar Asmatopvattingen altijd van de vrouw uitgaat. Verkrach-ting in de strikte zin van het woord kent men niet. Het onvergeeflijke vanokoré schuilt in de minachting die men erdoor aan de dag legt ten opzichtevan zijn tsjenwís. Alleen sterke persoonlijkheden met een gevestigd leider-schap, die zich verzekerd weten van de steun van een groot aantal ver-wanten, kunnen zich de weelde veroorloven een vrouw te schaken. Schakinghoudt immers overtreding in van een van de belangrijkste Asmatnormennl. die welke respekt voor de tsjenwís voorschrijft. Het aantal tsjenwís-huwelijken overtreft het aantal worowós- en okoré-huwelijken aanzienlijk.

54

Page 66: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Met name okoré is in die groepen, waarin de sociale kontrolc sterk is, zeerin de minderheid.

Het komt nog al eens voor, dat een meisje of - vaker - een vrouw, diehet met haar eigen echtgenoot niet best kan vinden, uit zichzelf haar intrekneemt bij een man die haar als huwelijkspartner aantrekkelijker lijkt. Hetis dan aan hem zijn nieuwe, niet zelden tegen zijn wil opgedrongen gezins-uitbreiding te verdedigen tegen de verwantengroep van de verlaten echtge-noot. Veelal laat men het bij een schijngevecht. Voor weduwen is het nor-maal haar intrek te nemen bij degene, in wiens woning zij verwachten zichhet beste te zullen thuisvoelen en met wie zij verder samenleving wensen.Onze ervaring is, dat een weduwe zich halsstarrig tegen afwijzing kan ver-zetten. De gegadigde is meestal - lang niet altijd - een van de jongere,reeds getrouwde 'broers' van de overleden man. Tevoren vergewist zij erzich van of haar 'zuster', die de fátsjowotsj (eerste vrouw) van de be-trokken man is, haar als diens aséstsjowotsj (bijvrouw) zal accepteren. Eendergelijk hertrouwen gebeurt zonder enige formaliteit. Zij improviseert voorzichzelf een jowsé en begint sago te roosteren voor de heer des huizes, diealdus voor een fait accompli wordt gesteld.

In Mimika maakt men onderscheid tussen geregelde of mbao-ooko(rechtse) peráeko-huwelijken enerzijds en vlucht- en schaakhuwelijkenanderzijds. Vluchthuwelijken, die niet inpasbaar zijn in het huwelijks-schema van de betrokken groepen, zijn evenals schaakhuwelijken pakáre,d.w.z. links (Pouwer 1955, p.163). Een geslaagd vluchthuwelijk vormt debekroning van de met omarekó aangeduide pogingen van het meisje, dieerop zijn gericht een voorgenomen peráeko-verbintenis — verloving ofhuwelijk - te vermijden of ongedaan te maken. In een peráeko-huwelijkzijn de partners kaoka wére amokaimíiti. Bij een vluchthuwelijk is er sprakevan kaokaruá pére aekémare; bij een schaakhuwelijk van werúa péreakeámare. Beide uitdrukkingen benadrukken de eenzijdigheid van de han-deling. Overigens is het zo, dat het altijd andere vrouwen zijn van wie menzegt, dat zij kaokarúa pére aekémare, en andere mannen van wie wordtbeweerd, dat zij werúa pére akeámare, terwijl de geïnterviewden zelfzonder uitzondering voorgeven helemaal zoals het behoort kaoka wéreamokaimíiti!

Zodra men de tijd rijp acht voor de voltrekking van een peráeko-huwelijk, wordt de bruidegom op een avond door de 'broers' van de bruidbij verrassing opgehaald. Schertsenderwijs overmeesteren zij hem en bren-gen hem naar de woning waarin de hem toegedachte aanstaande ligt teslapen of zich slapende houdt, en die door de medebewoners in alle stilte isverlaten. Onder hilariteit van de rond het huis verzamelde verwanten vluchthet meisje dan even later het huis uit op zoek naar een ander nachtverblijf,dat zij echter bij haar eigen verwanten niet meer vindt. Hoe haar gevoelensten opzichte van de voor haar bestemde huwelijkskandidaat ook zijn, steedszal zij de eerste maal dat haar dit overkomt een afwijzende houding aan-nemen. Dit spel wordt zo vaak herhaald tot de betrokkenen hun al dan niet

55

Page 67: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

voorgewende verzet opgeven of tot het meisje, dat er genoeg van heeftsteeds weer het huis te worden uitgejaagd, er door middel van een vlucht-huwelijk een einde aan maakt.

In Mimika hebben we, behalve bij de Sempanowé en de Nafarepi, geengevallen van polygynie meer aangetroffen. In Asmat is die huwelijksvormnog algemeen. In 1954 telden Zegwaard en Boelaars in Sjuru 17 polygynenaast 59 monogame huwelijken. De weerstand van de naaste verwantenvan hun fátsjowotsj ten spijt, slagen succesvolle krijgers er na verloop vantijd meestal wel in één of meer aséstsjowotsj te huwen. Doortastendheid -om niet te zeggen: driestheid - en de steun van een krachtige groep ver-wanten kunnen nodig zijn om die weerstand, die volkomen begrijpelijk is,omdat de exclusiviteit van de greep die zijn vrouws verwanten op hemuitoefenen op het spel staat, te breken.

Het aantal vrouwen van jew-oudsten kan aanzienlijk oplopen. Ariwítsjvan Ajam kon zich in zijn beste dagen de echtgenoot van 10 vrouwen noe-men. Enakáp van Amborip van 17. Begrijpelijkerwijs zijn dergelijke aan-tallen uitzonderingen. In 1954 had volgens Zegwaard en Boelaars één manin Sjuru, de invloedrijke groepsoudste Warsejokmen, 6 echtgenoten, wat terplaatse het hoogste aantal was. Van de 17 polygyne huwelijken waren er12 bigaam. Huwelijken met aséstsjowotsj zijn doorgaans geen tsjenwis-huwelijken.

In dit verband is het interessant kennis te nemen van de navolgende op-merking van Zegwaard en Boelaars:

De hoofdvrouw beschouwt zich als de enige wettige. Zij slechts mag aan de zijdevan de man zitten; zij slechts mag hem het eten overreiken. Zij heerst over de bij-vrouwen, duldt hen vaak niet in de nabijheid van de man (er zijn bijvrouwendie onvruchtbaar blijven daardoor) en de meerderheid der dagelijkse dorpsruzieshandelt over de benadering van de man door een bijvrouw. De man moet vaakzeer slimme pogingen in het werk stellen om met een bijvrouw omgang te kun-nen hebben (Adatrechtbundels XLV 1955, p. 278).

In de praktijk valt het allemaal erg mee. De verstandhouding tussen devrouwen onderling is doorgaans zonder meer goed. Jaloerse buien komeninderdaad nog al eens voor, maar toch zeker niet zo frekwent als doorgenoemde schrijvers wordt gesuggereerd. Dit ligt ook wel enigszins voor dehand, gezien de vrij lage gemiddelde duur van de echtverbintenissen inAsmat. Immers, geen volwassen vrouw blijft er lange tijd bij een man alshaar het leven vergald wordt door diens andere vrouwen. Waar is, dat defátsjowotsj een dominerende positie in het huishouden inneemt. Haar taakis het de orde handhaven. Tegenover buitenstaanders is het gedrag van defátsjowotsj in belangrijke mate representatief.

In 1954 namen Zegwaard en Boelaars waar, dat van de 102 door henop localiteit onderzochte huwelijken er 76 patrilocaal, 13 matrilocaal, 6avunculocaal en 2 neolocaal waren, terwijl van de 5 overige nadere aan-duiding ontbreekt (1955, p.282). Jammergenoeg geven zij over die huwe-

56

Page 68: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

lijken verder geen informatie, zodat de mogelijkheid ontbreekt de localiteitte relateren aan gegevens als duur van het huwelijk, leeftijd van man envrouw(en) en de gezinssamenstelling.

Uit de resultaten van het door Pouwer (1955, pp. 120, 296 en 297) in hetbegin van de jaren vijftig in een twintigtal Mimikaanse nederzettingen ge-houden onderzoek van 789 woonsituaties blijkt, dat 444 gezinnen alleenwoonden. In 155 gevallen was er sprake van samenwoning, waarbij (uit-gesproken) patrilocaliteit ten opzichte van matrilocaliteit in de minderheidwas. De verhouding bedroeg ongeveer 1 op 2. In aanmerking dient teworden genomen, dat het door Pouwer in de jaren 1952 tot 1954 waar-genomen beeld niet representatief kan worden geacht voor de oorspron-kelijke situatie in het Mimikagebied. Immers reeds in 1926 werd er eenpost van het Binnenlands Bestuur geopend, terwijl een jaar later ook deR.K. Missie al tot stichting van een statie was overgegaan. Van de oor-spronkelijke woonwijze, waarbij men niet in eengezinswoningen maar inwoonvakken van groepswoningen verbleef, was in 1952/1954 niet veelmeer over.

In het Asmatgebied hebben we zelf maar weinig gevallen van perma-nente matrilocaliteit gezien. Waar ze voorkwamen, weet men ze aan eenslepend tekort aan huwbare meisjes in de verwantengroep van de betrokkenechtgenoot. Als gevolg daarvan konden geen ruilhuwelijken plaatsvinden.De enige mogelijkheid om uit de impasse te geraken was volgens onzeinformanten gelegen in vrouwenroof. Daardoor zou het evenwicht op dehuwelijksmarkt worden hersteld en het connubiale ruilverkeer weer opgang gebracht.

Wel zagen we in Asmat regelmatig, dat jonggehuwden een tijdlang af-wisselend bij de bloedverwanten van de man en bij die van de vrouw ver-blijf houden. Maar zodra de tsjenpok aan laatstgenoemden eenmaal is be-taald, vestigt het jonge gezin zich duurzaam bij een der agnatische ver-wanten van de man als va., va. br., o. br. of o. va. br. zo.

In Mimika lijkt voor jonggehuwden matrilocaliteit regel te zijn. Vooral inhet begin draagt de positie van de schoonzoon duidelijk het stempel vanondergeschiktheid t.o.v. zijn schoonouders en oudere zwagers. Naarmatehij ouder wordt, verandert de situatie van lieverlede in zijn voordeel. Inhet verleden, toen oorlogen ook in Mimika nog tot het leven van alledagbehoorden en elke groep aan haar weerbaarheid veel gelegen was, schijntook daar de invloed van de agnatische verwantengroep groter te zijn ge-weest dan thans het geval is en moet volgens zeggen het sociale aanzienvan de jonggehuwde man er beter zijn geweest.

Over het geheel genomen lijkt de localiteit van het huwelijk in sociaal-struktureel opzicht - met name voor wat betreft de sociale struktuur-ex-ante - noch in Asmat, noch in Mimika van veel belang te zijn.

57

Page 69: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

5.6 Partnerruil en sexuele verhoudingen buiten het huwelijk

In de bestudeerde samenlevingen is, zoals we zagen, een groot aantalhuwelijken - in Asmat zelfs het merendeel - niet het resultaat van weder-zijdse aantrekkingskracht. Integendeel, een zorgvuldig wikken en wegendoor ds met elkaar in connubiumrelatie staande verwantengroepen ligt er-aan ten grondslag. Het groepsbelang, dat de hechtheid van de groep enhaar continuïteit centraal stelt, prevaleert boven de persoonlijke gevoelensvan de betrokkenen. Overigens wil dit niet zeggen, dat men zich daaraanhelemaal niets gelegen zou laten liggen. Maar het is nu eenmaal onver-mijdelijk, dat huwelijksregeling tot op zekere hoogte ten koste gaat van devrijheid van partnerkeuze. Naarmate een groep kleiner is, is de kans groterdat het geheel van bestaande huwelijksbanden, bij de totstandkomingwaarvan vooral ook overwegingen van sociaal-economische aard hebbengegolden, het affiniteitenpatroon, geweven door de sexuele voorkeuren vanhaar leden voor elkaar, doorkruist. Dat in deze situatie op ruime schaalbuitenechtelijke verhoudingen voorkomen, behoeft ons niet verwonderen.

In Asmat komt buitenechtelijk sexueel verkeer vooral voor bij wijze vanpapisj, een vorm van partnerruil waarbij twee esakap ( = papisj-vrienden)telkens voor de duur van één nacht van huwelijkspartner wisselen. Hoewelde esakap-relatie een verhouding tussen mannen is, legt het oordeel van debetrokken vrouwen bij het tot stand komen ervan, met name waar het dekeuze van de papisj-vriend betreft, wel degelijk gewicht in de schaal. Nahet overlijden van de esakap neemt men diens weduwe met wie men inpapisj-relatie heeft gestaan wel tot aséstsjowotsj. Zo huwde Warsejokmen,de invloedrijke groepsoudste van de jew Ar in Sjuru, drie papisj-vrouwen.De uitoefening van papisj is aan regels van wederkerigheid gebonden envindt alleen plaats wanneer beide esakap er gelijktijdig toe in de gelegen-heid zijn. Men kan met meerdere mannen tegelijk in esakap-relatie staan.

Het papisj-instituut heeft met het huwelijk gemeen, dat het een communi-catief medium is. Maar in dat opzicht is er ook een belangrijk verschil.Huwelijken met hun uitgesproken sociaal-economische inslag en de voorhun totstandkoming benodigde regelingen zijn primair groepsaangelegen-heden, waardoor een relatie wordt gelegd tussen twee familiegroepen, i.c.jewhelften of jew. Papisj-relaties daarentegen zijn in beginsel particuliereaangelegenheden die alleen de rechtstreeks betrokken echtparen aangaan.Bij de uitoefening van papisj overschrijdt de sociale interactie de grenzendie de familiegroepen in het dagelijkse leven gescheiden houden. Door zichwederkerig buiten hun eigen groep te begeven, worden de deelnemers zichhun lidmaatschap van het grotere geheel dat de somot is, beter bewust.Tijdelijk worden de ambivalente gevoelens die men in zijn gewone doent.o.v. leden van andere groepen dan die waartoe men zelf behoort koestert,verdrongen door gevoelens van solidariteit. Papisj heeft dan ook als socialefunktie het tot uitdrukking brengen van die gevoelens en zodoende de be-vordering van de eenheid van de somot.

58

Page 70: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Maar papisj is behalve een sociaal ook een magisch medium. Voor eengoed begrip van de magische aspekten van het papisj-instituut is het nodigons te realiseren, dat de uitoefening van geslachtsgemeenschap, onver-schillig of deze binnen of buiten het huwelijk plaatsvindt, evenals trouwenshet nauw ermee geassocieerde gebruik van voedsel (mede) als magischeverrichting wordt opgevat. Beide beïnvloeden de kosmische orde en weldoor wijziging van de allocatie van ji, waaronder de Asmatters zoiets alsvitale energie verstaan en dat vergelijkbaar — misschien zelfs identiek — ismet wat elders in Oceanië mana wordt genoemd. Gegeven de wederkerig-heid die het sociale leven kenmerkt, is het in dit licht volkomen begrijpelijk,waarom in Asmat — maar ook in Mimika — een vrouw die een man sagoen ander voedsel met een hoog ji-potentieel aanbiedt door die handelinghet recht verwerft sexuele omgang met hem te hebben. Men vindt datoverigens zo vanzelfsprekend, dat men alleen in uitzonderingsgevallen stil-staat bij de magische aspekten van het nuttigen van voedsel en van hethebben van geslachtsgemeenschap.

Zegwaard en Boelaars (1955, p.301) zien in papisj hoofdzakelijk eenmiddel om door het plegen van, wat zij noemen, rituele ontucht een tegen-wicht te bieden voor een verstoring van de kosmische orde, m.a.w. eenmiddel tot afwending van dreigend onheil. Zij menen, dat het primair deverstoring der huwelijksordening door het plegen van overspel is, die ge-steld wordt tegenover de dreigende ordeverstoring in het heelal of in de ge-meenschap, waarvan zij — dit terzijde - terecht opmerken, dat deze beide inAsmat-ogen slechts de twee kanten zijn van één en hetzelfde. Het komt onsvoor, dat zij de magische aspekten van het papisj-instituut wat te sterkbenadrukken, ofschoon hun westerse opvatting, dat papisj in wezen slechtis, hen toch aan de magische kern van het instituut voorbij deed gaan. Nietduidelijk is hoe we hun woorden:

aanleiding tot de papisj-ruil is het contact met het onbekende, het heilige, dat watde Asmatter tsjesar noemt, dat wat hij van de savan (overzijde der zee - niethelemaal juist, zoals we nog zullen zien - v.d.S. -) afkomstig acht (1955, p. 283)

moeten rijmen met de enkele bladzijden verder voorkomende mededeling:

. . . de frekwentie van de papisj-ruil verschilt naar de tijd en de persoon. Naenige tijd zwakt de 'vriendschap' af en kan soms geheel verlopen. Bij de groteleiders komt het papisj-gebruik soms twee tot drie maal per week voor (1955,p. 287).

Maar dat behoeft ons ook niet te verwonderen, omdat bij een instituut alspapisj met zijn vele aspekten van psychologische, sociale en biologischeaard niets zo moeilijk is als vast te stellen waar op een gegeven ogenblikde grens ligt tussen motivatie en rationalisatie. Misschien is het daaromnuttig onderscheid te maken tussen papisj als (betrekkelijk) alledaags ver-schijnsel en ceremoniële papisj, waaraan de gehele gemeenschap simultaandeelneemt en waarop het eerste citaat kennelijk doelt.

59

Page 71: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

In dit verband is het van belang te weten, dat voor de Asmatters dekosmische orde identiek is met het evenwicht tussen de twee beginselendie aan hun wereld ten grondslag liggen, t.w. mbi en ji. Wanneer het mbi,het geestelijk formerende principe, de overhand heeft - wat men uit aller-lei 'tekenen' afleidt - , is het zaak het verstoorde kosmische evenwicht teherstellen door een extra-toevoer van ji, het stoffelijk-energetische principe.Wil de op evenwichtsherstel gerichte, ceremoniële papisj werkelijk effektiefzijn, dan dient de uitoefening ervan 'en masse' plaats te vinden. Dit isduidelijk, omdat het daarbij gaat om het bij de coitus vrijgemaakte ji, datmoet dienen om de overmaat aan mbi te neutraliseren. De onderliggendeidentifikatie van levenskracht met sperma herinnert aan de magische over-weging die (mede?) aan het otiv bombari der Marind-anim ten grondslagligt, het rituele gebruik waaraan de Marind-kultuur zijn roep van hyper-sexueel te zijn te danken heeft en dat destijds de uitbreiding van het vene-risch granuloom in zo sterke mate heeft bevorderd.

De beleving van het huwelijk naar westers model, dat de exclusiviteitvan het sexuele verkeer tussen de partners vooropstelt, laat zich niet metpapisj verenigen. Invoering van dit model heeft dan ook tot onvermijdelijkgevolg, dat de bevolking van een instituut wordt beroofd, met behulp waar-van zij haar omgeving meent te kunnen beïnvloeden en dat haar emotioneleontspanning biedt, als de mentale druk waaronder zij leeft fataal dreigt teworden voor de groepseenheid, wat eerder het geval is naarmate de be-treffende groep minder leden telt.

In Mimika is ons niets gebleken van het bestaan van buitenechtelijkgeslachtsverkeer in een vèrgaand geïnstitutionaliseerde vorm als die vanpapisj met zijn uitgesproken wederkerigheid. Maar ervaringen met deInheemse Rechtspraak in Mimika leerden ons, dat vrijwel elke gehuwdevolwassene er een min of meer vaste buitenechtelijke relatie onderhoudt.Bovendien bleken huwelijkspartners in de regel van eikaars sexuele be-trekkingen goed op de hoogte te zijn, al is men niet genegen daar in hetopenbaar ook voor uit te komen. Het kwam ons voor, dat het merendeelvan die betrekkingen door de gemeenschap zonder meer wordt geaccep-teerd al valt hun niet de formele erkenning ten deel die aan het huwelijkmet zijn veel wijdere, vooral ook sociaal-economische strekking inherent is.Ook Pouwer geeft als zijn indruk, dat marakomà-relaties (buiten- en voor-echtelijk sexuele relaties), waarbij de man er een peré kaoka ook welkaoka kamania (lett. speelvrouw) genoemd - op na houdt, veelvuldigvoorkomen. Onze eigen - eveneens schaarse - inlichtingen over het karak-ter van de marakomà-relaties doen vermoeden, dat zij een heel wat mindergeheim karakter bezitten dan men gewoonlijk tegenover vertegenwoordi-gers van Missie en Bestuur voorgeeft. De beslotenheid van het groepslevenin aanmerking genomen, ligt dat trouwens ook wel voor de hand. Deofficieuze erkenning van de marakomà-relaties zou er op kunnen wijzen,dat de officiële huwelij ksregeling in een groot aantal gevallen tot echtver-bintenissen leidt, die sociaal-economisch geen problemen opleveren maarals sexuele relaties toch minder geslaagd zijn.

60

Page 72: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Dat echtelieden weet hebben van eikaars marakomà-relaties, sluit uiter-aard het voorkomen van jaloersheid en achterdocht niet geheel uit. Metname doet het dit niet als een der betrokken partners - in de ons bekendegevallen was het steeds de man - onder invloed van westerse opvattingenover huwelijksbeleving en huwelijkstrouw en in afwijking van de tradi-tie aan zijn huwelijk de eis van sexuele exclusiviteit verbindt. Eerst dan kaner sprake zijn van overspel en dreigt het element van heimelijkheid zijnintrede te doen. Voor het non-conformistische standpunt van de bedrogenechtgenoot brengt de gemeenschap, die wat betreft het huwelijk nu eenmaalandere dan westerse normen aanlegt, geen begrip op. We zien dan ook,dat vooruitstrevende ideeën over huwelijkstrouw de gehuwde man ingeval van 'ontrouw' al spoedig zijn recht doen zoeken bij de - westersgeoriënteerde - Inheemse Rechtbank.

Ten aanzien van marakomà-relaties geldt, dat ze onderwerp zijn vanakapà, een bepaalde vorm van scherts. Pouwer (1955, p.12) vermeldt indit verband:

De zwerfnederzetting aan de bovenstroom is de plaats bij uitstek voor een vormvan traditionele scherts, die de relatie tussen de sexen in het algemeen, met aan-verwanten in het bijzonder betreft. Deze scherts (akapa) treedt in het dorp inmeer beperkte en bedekte vorm aan de dag.

Akapà biedt de mogelijkheid spanningen af te reageren zonder dat menonmiddellijk naar de wapens behoeft te grijpen.

5.7 Politieke ordening en leiderschap

Vóór de openlegging door westerse instanties een feit werd, was in Mimikaen Asmat het begrip centraal gezag onbekend. De politieke integriteit vande samenleving werd er niet in stand gehouden door middel van delegatievan verantwoordelijkheden en bevoegdheden via een gezagshiërarchie,maar uitsluitend door op kompromissen gerichte onderhandelingen. Nukunnen kompromissen alleen worden bereikt, als de onderhandelingspart-ners gelijkwaardige posities innemen. Het daarvoor benodigde machts-evenwicht werd mede door oorlogvoering bewerkstelligd. Als gevolg van deinstabiliteit van het machtsevenwicht op het niveau van de intergroepsver-houdingen, blijft het terrein waarop vreedzame onderhandelingen rede-lijke kans van slagen hebben veelal beperkt tot de eigen jew of taparu.Naarmate men er verder buiten komt, wordt er minder onderhandeld enmeer gevochten. Aangezien verantwoordelijke gezagsdragers in dit stelselniet passen, kon het niet uitblijven, dat aan de door het gouvernementingestelde en met machtsmiddelen uitgeruste hoofdschappen op onder-afdelings-, distrikts- en - zij het ook met weinig succes - op dorpsniveauvoor de bevolking het odium van diktatuur kleefde.

Men kent oorspronkelijk geen hoofden met een formeel erkend gezag,

61

Page 73: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

maar dat wil uiteraard niet zeggen, dat er geen leiders zouden zijn. Hunleiderschap is informeel. In het algemeen maken zij deel uit van de groepder ouderen, diegenen dus die over een rijke ervaring beschikken. Dat menbejaarden met respekt tegemoet treedt, hebben deze overigens niet alleenaan hun ervaring te danken. Ouderdom houdt immers in, dat zij nog maarkort te leven hebben, zodat men er zich wel voor wacht hen door gebrekaan eerbied voor het hoofd te stoten. Zij mochten zich na hun overlijdennog eens willen wreken! Onophoudelijk putten hun verwanten, die ver-wachten binnen afzienbare tijd hun nabestaanden te zijn, zich uit hen vande hun toegedragen genegenheid te overtuigen. Ouden van dagen zijnsteeds verzekerd van een welwillend gehoor, al is men praktisch genoeg omde raadgevingen van een seniele grijsaard voor kennisgeving aan te nemen.Dit in tegenstelling tot die van de erkende moralisten (A. at jan ow), waar-aan men elkaar regelmatig herinnert.

Leiders wier invloed zich tot buiten de kring van hun naaste verwantenuitstrekt, verstaan de kunst in hun optreden tot uiting te brengen wat eraan idealen in de gemeenschap leeft en wat algemeen als juist wordt aan-gevoeld. Tijdens de beraadslagingen rond de wajir (of in het moderneMimikaanse gemeenschapshuis) slagen zij er beter dan anderen in eigenovertuigingen en opvattingen voor die van de groep te doen doorgaan. Inhen beluistert de gemeenschap de stem van haar voorouders. Het leider-schap ontleent zijn stabiliteit voornamelijk aan dit persoonlijke charisma.

Maar daarnaast vertoont het onmiskenbaar ook situationele trekken.Welke de eigenschappen en verworvenheden zijn, die iemand moet be-zitten om zich als leider te kunnen waarmaken en zich als groepsoudste tekunnen handhaven, wordt in belangrijke mate door de omstandighedenbepaald. Zo stellen jew en taparu die zich voortdurend in oorlog bevindenandere eisen aan hun sroepsoudsten dan jew of taparu, waarvoor krijgs- ensneltochten nauwelijks iets te betekenen hebben of, zoals in Mimika, ge-heel verleden tijd zijn geworden.

In Asmat - vroeger ook in Mimika - vormde het bezit van bekwaam-heden van organisatorische, strategische, taktische en diplomatieke aardeen noodzakelijke voorwaarde voor het met succes vervullen van deleidersrol. Dit is in een samenleving waarin krijgshaftige idealen gemeen-goed zijn en waarin de geldende normen nauw verband houden met deoorlogvoering ook wel begrijpelijk. Een juiste kijk op de krachtsverhou-dingen tussen de groepen onderling, alsmede bedrevenheid in het gebruikvan de magische middelen die het verloop van een oorlog worden geachtte beïnvloeden, waren daarom al evenzeer onmisbaar. Van hun leidersverwachten de Asmatters nu eenmaal, dat zij op het gebied van oorlog-voering meer in hun mars hebben dan de gemiddelde krijger. Was iemandbovendien nog goed op de hoogte van de wijze van celebratie der velerituelen en/of in het bezit van een uitgebreide mythologische kennis, dankwam ook dat zijn sociale prestige ten goede. Dit niet in de laatste plaats,omdat de gave overlevering van de mythenschat van het hoogste belang

62

Page 74: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

wordt geacht voor het welzijn van de groep en voor zijn handhaving in dekosmos. Toch zijn groepsoudsten - vooral die van het type oorlogsleider -zelden specialisten op deze gebieden, al ontlenen enkele Mimikaansetaparú-oudsten - zoals Taj van Keawkwa - hun invloed ook in belangrijkemate aan hun kwaliteit van ooto-ipíkare ( = medicijnman).

In de Asmatsamenleving beschikken groepsoudsten zonder uitzonderingover een uitgebreide kring van relaties van velerlei aard, zowel binnen alsbuiten de eigen jew. Enerzijds vormt die kring een waarborg voor hunbekwaamheden en wordt hun leiderschap erdoor bevestigd, anderzijds ishij het apparaat waardoor de betrokkenen in staat zijn de krachtsverhou-dingen te peilen en waarmede zij op de openbare meningsvorming hunstempel kunnen drukken. Bij het verwerven van invloed zijn bij overigensgelijke bekwaamheden diegenen in het voordeel, die op grond van hunafstamming ook buiten de eigen jew en somot bloedverwanten bezitten en/of een uitzonderlijk goede politieke leerschool hebben doorlopen. Zo werdde in 1962 aan cholera overleden Aman, zoon van Warsejokmen, in Sjuruondanks zijn nog jonge leeftijd - hij zal zowat dertig geweest zijn - alge-meen als coming man beschouwd.

Als we de antecedenten van de tegenwoordige groepsoudsten der As-matters nagaan, zien we, dat zij alle hun sporen als krijger ruimschootshebben verdiend; hun kus-fé (lett. koppentros) zowel als de lengte van hunndewen ( = rituele opsomming van krijgstriomfen) overtreft die van hetmerendeel van hun leeftijdsgenoten. Velen hebben aan hen hun initiatie totvolwassene te danken. In het kontakt met Europeanen en andere alloch-tonen dat zij allesbehalve schuwen, geven zij blijk van zelfbewustheid.Tegenover degenen die hun vertrouwen eenmaal gewonnen hebben latenzij zich onbevangen uit over groepsaangelegenheden. Ook over zaken vanwereld- en levensbeschouwelijke aard zijn zij bijzonder openhartig, terwijlzij altijd bereid worden gevonden tot uiteenzettingen over de vele facettenvan het ndaomber.

In Mimika hebben groepsoudsten/oorlogsvetaranen plaatsgemaakt vooreen leidersgeneratie, die zelf niet meer aktief aan sneltochten en oorlogenheeft meegedaan. Anders dan bij de Asmatse aràtsjar-ow ontwaren we bijde meeste taparú-oudsten de neiging het kontakt met vertegenwoordigersvan instanties als Missie, Zending en Bestuur aan jongeren over te laten,aan wie zij de titel kepala kampong - Indonesisch voor dorpshoofd - graaggunnen. Zij worden pas weer aktief, zodra het bezoek van de vreemdelingachter de rug is en het probleem moet worden opgelost, hoe men de ont-vangen opdrachten kan negeren zonder veel kleerscheuren op te lopen. Hetofficiële dorpshoofd, geringschattend kepala pemerintah genoemd, doeter dan wijselijk het zwijgen toe. De door distriktshoofden aangenomengewoonte dorpshoofden ter verantwoording te roepen wanneer aan op-drachten geen gevolg was gegeven, getuigt niet alleen van weinig begripvan de autochtone politieke struktuur maar heeft er allesbehalve toe bij-gedragen om het hoofdschap aantrekkelijk te maken. Door hen als onder-

63

Page 75: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

geschikten te behandelen wordt aan de potentiële leiders onder de aange-stelde hoofden de mogelijkheid ontnomen hun leiderschap te effektueren.Doordat mede daarom de werkelijke leiders zich op enkele uitzonderingenna stelselmatig op de achtergrond hielden, was het voor westerse funktio-narissen moeilijk tot vruchtbare kontakten met de bevolking te komen.

6. ENKELE ASPEKTEN VAN DE GEESTELIJKE KULTUUR

6.1 Algemeen

Wil een op versnelling van het proces van sociaal-economische aanpassinggericht beleid in gebieden als Mimika en Asmat resultaten afwerpen, danis het zaak dat de beleidvoerende instanties ten aanzien van de reakties diehun maatregelen bij de bevolking zullen oproepen zo min mogelijk inonzekerheid verkeren. Zinvol is daarom de vraag hoe deze staat tegenoverde veranderingen, die een gevolg waren van de verbreking van het isole-ment van haar woongebied en van de al dan niet als zodanig bedoeldeingrepen in haar levenssituatie.

Onder de vele faktoren die van invloed zijn op de houding van de mensten opzichte van zijn omgeving (in de ruime betekenis van Umwelt) en diezowel van biologische, sociaal-psychologische als van kulturele aard zijn,nemen zijn wereldbeeld en, nauw daarmede samenhangend, zijn levens-beschouwing een belangrijke plaats in. We hadden geen enkele reden aante nemen, dat uitgerekend Asmatters en Mimikanen een uitzondering opdie regel te zien zouden geven, al was over hun wereldbeeld en levens-beschouwing nog maar weinig bekend. Weliswaar had pater Zegwaard metgrote nauwgezetheid een indrukwekkend aantal daarop betrekking heb-bende gegevens genoteerd, maar zijn voor een missionaris alleszins be-grijpelijke professionele instelling heeft hem tot interpretaties verleid, dieweinig bevorderlijk waren voor de opstelling van het sluitende geheel,waartoe een integrale doorlichting van zijn schat aan materiaal ongetwijfeldzou hebben geleid. Dat zij overigens aan de juistheid van zijn waarnemin-gen geen of vrijwel geen afbreuk hebben gedaan, kan nauwelijks genoegworden gewaardeerd. Wel blijkt Zegwaard de intelligentie van zijn infor-manten — van wie er enkele ook die van schrijver dezes waren — soms tehebben onderschat, zodat hij de door hen ter verduidelijking gebezigdebeeldspraak niet steeds als zodanig heeft herkend.

De gegevens, met behulp waarvan we hebben getracht te komen tot eenweergave-in-hoofdtrekken van het Asmatse c.q. het Mimikaanse wereld-beeld, zijn voornamelijk afgeleid uit eigen waarnemingen tijdens rituelendie ons door de officianten bereidwillig werden uitgelegd. Veel hebben weook geleerd uit de talrijke gesprekken, die we verspreid over geheelAsmat en Mimika met jong en oud hebben gevoerd. In Asmat gebeurdedit van onze kant in een mengelmoes van Asmatdialekten, meer effektief

64

Page 76: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

dan elegant. Tot een aktieve beheersing van het Mimikaans hebben we hetniet weten te brengen, zodat we ons in het betreffende gebied noodgedwon-gen van het Indonesisch moesten bedienen, de lingua franca die de be-volking redelijk goed machtig was, maar waarvan de struktuur zich mindergoed voor weergave van de traditionele, autochtone gedachtengang leende.Bovendien kende het niet de nodige equivalenten voor autochtone termendie geestelijke begrippen uitdrukken. Dit aanvankelijk als ernstig ervarennadeel werd later tot op zekere hoogte gekompenseerd door de kwaliteiten de behulpzaamheid van onze informanten, alsmede door het feit, datwe de taal langzamerhand wat beter gingen verstaan.

De mate van overeenstemming tussen de individuele wereldbeelden vande leden van eenzelfde jew of taparu was steeds dusdanig, dat met enigereserve wel van hét wereldbeeld van de betreffende groep mocht wordengesproken. De mate van uniformiteit van opvattingen korrespondeerde metde mate van beslotenheid van het groepsleven. Ofschoon niet voor alleaspekten van het wereldbeeld gelijk, bleek de mate van overeenstemmingtussen de opvattingen van individuen, behorend tot verschillende jew resp.taparu — vooral binnen de grotere groeperingen —, aanzienlijk te zijn. Alswe Mimika en Asmat in dit opzicht met elkaar vergelijken, zien we meerverschillen, maar zij betreffen slechts de épere (M. voor uiterlijkheden,bijkomstigheden), nooit de mbàpare (M. voor kern, wezen) van wereld- enlevensbeschouwing. Een doordacht wereldbeeld troffen we alleen aan bijmensen van enigszins gevorderde leeftijd. Wanneer in gesprekken metjonge Asmatters zaken aan de orde kwamen, die wat 'dieper' gingen,kregen we al gauw te horen dat zij voor alle zekerheid eerst een ouderiemand moesten raadplegen. Van jonge Mimikanen vernamen we uit-sluitend épere. In Mimika stuitten onze pogingen tot de mbàpare door tedringen aanvankelijk op lijdelijk verzet. Oudere informanten werden daarpas mededeelzamer, nadat we hen in verlegenheid hadden gebracht doorhun te vragen langs omwegen ingewonnen informaties op juistheid tekontroleren en we hadden beloofd onze kennis niet aan jongeren te zullenmededelen. Alle gesprekken over de mbàpare katiatà (M. lett.: kern van dezaak) vonden onder vier ogen plaats. De betrokken informanten verge-wisten zich er steeds van, dat er niet werd afgeluisterd, waarna de ge-sprekken (met het oog op de vooroudergeesten?) op gedempte toon wer-den gevoerd.

6.2 Taal en beeldende kunst

Een onbekend wereldbeeld laat zich vergelijken met een legkaart, waarvande voorstelling nog verborgen is. De eerste deeltjes die we opnemen zeggenwegens de onbekendheid met het geheel waarin zij passen niets zolang hunaantal onvoldoende is om er regelmatigheden in te kunnen ontdekken.Aanvankelijk gaat het erom zoveel mogelijk fragmenten te verzamelen en

65

Page 77: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

zolang naar verschillende gezichtspunten te ordenen tot zich een sluitendpatroon begint af te tekenen. Bij het achterhalen van het wereldbeeld vanresp. Mimikanen en Asmatters was het zaak ons open te stellen voor allekultuuruitingen waarmede we in aanraking kwamen, dus zowel die waar-bij het accent ligt op het verbale als die waarbij het ligt op het non-verbale. Dit was nodig, omdat die uitingen elkaar in heuristisch opzichtaanvullen. Een wereldbeeld of -beschouwing is nl. nooit zo rationeel vanopzet, dat het uitsluitend met behulp van het discursieve denken - dat zichvan de taal bedient in zoverre deze verbaal is — kan worden gerekonstru-eerd. Het ging dan ook niet aan de heuristische betekenis te onderschattenvan de non-verbale, en dus onvertaalbare, facetten van de Mimika- resp.de Asmattaal waaraan deze hun eigen karakter ontlenen: ritme, klank,beklemtoning, gebruiksfrekwentie van grammatikale vormen en overigestijlmiddelen. In zoverre talen non-verbaal zijn, appeleren zij niet aan derede maar aan het gevoel. Als gevolg van het gemengd verbale/non-verbalekarakter, dat aan elke taal in meerdere of mindere mate eigen is, zijn b.v.mythen evenals gedichten in wezen onvertaalbaar. Slaagt een vertaler erdesondanks toch in tot een leesbare vertaling van een mythe te komen, danlukt dat alleen maar dankzij zijn vertrouwdheid met haar totale kulturelekontext.

Zonder een op zijn minst passieve beheersing van de taal van een volkis het nauwelijks doenlijk een afgerond beeld van zijn kuituur te ver-krijgen. De in zijn mythen vervatte symboliek zou in duisternis gehuldblijven, niet in de laatste plaats omdat de gebruikte beeldspraak ons groten-deels zou ontgaan. Vruchteloos zouden we ons blijven afvragen, waar nogsprake is van associatie en waar reeds van identifikatie. Dit is temeer vanbelang, omdat we niet alleen te maken hebben met 'causal relationships,but also and no less importantly with the world of symbols and meanings'(Beattie 1964, p.89).

Om te weten te komen hoe Mimikanen en Asmatters zich een beeldvormen van hun sociale en fysieke wereld, moeten we beginnen ons op dehoogte te stellen van de struktuur van hun taal. Dit aangezien 'language isheuristic in the far reaching sense that its forms predetermine modes ofobservation and interpretation' (Sapir 1937). Door de konditionerende in-vloed van die struktuur op de wijze waarop iemand zijn indrukken opdoeten verwerkt — 'for the normal person every experience real or potential issaturated with verbalism' (Sapir 1937) - is zij mede bepalend voor dienshouding ten opzichte van zijn wereld.

Tussen het Mimikaans - akuére Kamoro-tà - en het Asmats - àsmatatakàm - bestaat een grote mate van overeenkomst, zowel wat betreft degrammatika als wat betreft de woordenschat (Drabbe 1953, 1959, 1963;Voorhoeve 1965). De woordovereenkomst is zelfs groter dan de vergelij-kende woordenlijst van Drabbe doet vermoeden (1953, pp.96 e.v.). Degebruiksfrekwentie van woorden, grammatikale vormen loopt echtertamelijk uiteen. Betekenisverschuivingen zijn van ondergeschikte betekenis.

66

Page 78: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Klankverschuivingen volgen een regelmatig patroon en betreffen zowelklinkers als medeklinkers. Dit, gevoegd bij het verschil in ritme, komt deonderlinge verstaanbaarheid niet ten goede. In het Asmats gaan de meestewoorden anders dan in het Mimikaans uit op een consonant. Daardoor, endoor het veelvuldige gebruik van nominale zinnen, doet het Asmats, integenstelling tot het wat zangerige Mimikaans, enigszins afgebeten aan.

Met het oog op het gebruik van het Indonesisch of een of anderewesterse taal als onderwijsmedium is het van belang te weten, dat Asmatsen Mimikaans noch met Austronesische, noch met Indogermaanse talenverwant zijn. De verschillen in syntaxis zijn van dien aard, dat zij de over-dracht van in laatstgenoemde talen ontwikkelde begrippen zeer bemoei-lijken. In afwijking van de genoemde taalfamilies worden Mimikaans enAsmats gekenmerkt door een hypertrofische uitbouw van het werkwoord,8

waarbij het aspekt sterk benadrukt wordt. Men kent onder meer dubita-tieve, konditionele en prioriteitsvormen; dualis naast singularis en pluralis.

Kunstuitingen weerspiegelen de wijze waarop de mens zichzelf en zijnwereld ziet en ervaart. Dat de beeldende kunst van de Mimikanen en deAsmatters voor ons, die in hun wereldbeeld en levensbeschouwing zijn geïn-teresseerd, heuristisch gezien van belang is, ligt voor de hand. Anders danbij de taal ligt bij de beeldende kunst als middel tot expressie en communi-catie het accent op het non-verbale, zodat haar verstaanbaarheid meerdirekt is.

Het houtsnijwerk, waardoor de beeldende kunst in het Mimika- enAsmatgebied wordt vertegenwoordigd, is in zijn beste voortbrengselenbijzonder expressief. Met de houtskulptuur van het Sepikgebied in NewGuinea behoort het tot het beste dat Melanesië aan autochtone kunst tebieden heeft. Alleen beschilderd snijwerk wordt als voltooid beschouwd.Het aantal gebruikte kleuren is zeer beperkt: in Asmat alleen wit (van mbi= kalk), rood (van wasé = gebrande oker) en zwart (houtskool), inMimika komt daar nog groen (verpulverd blad) bij. De kunstenaar houdtzich aan een betrekkelijk gering aantal traditionele motieven. Komposito-risch geniet hij een grote mate van vrijheid, al ligt de kompositie vangrotere cultusobjekten als zielenprauw (A. uramon) en geestenpaal (A.mbis; M. mbitoro) in grote lijnen vast. Naast het menselijk lichaam,waarvan de mate en de wijze van stylering per groepering nogal uiteen-loopt, zijn steeds weer terugkerende motieven de waringinboom, de prauwen een aantal diersoorten: neushoornvogel, koningspapagaai, koeskoes,vliegende hond, varaan, pythonslang, krokodil, schildpad en bidsprinkhaan.Plaatselijk zien we wel voorkeuren voor bepaalde motieven (Gerbrands1966, 1967).

In komposities wordt het pars pro toto-beginsel veelvuldig in praktijkgebracht. Op sommige Asmatschilden zien we de mens b.v. aangeduid doorzijn navel, de python door een zig-zag lijn, een koeskoes door een krul.

8. Persoonlijke mededeling van Dr. C. L. Voorhoeve.

67

Page 79: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Van vogels neemt men gewoonlijk alleen koppen of snavels. In de 'vlag'van de mbitoro wordt de varaan vertegenwoordigd door zijn tong. Degenoemde diersoorten hebben met elkaar gemeen, dat Asmatters en Mimi-kanen er de zich toegedachte schakelfunktie in de kringloop van het levenin terugvinden. Deze baseren zich daarbij op bepaalde overeenkomsten ingedrag, zoals het zich toeëigenen van ji door vruchteneters als de genoemdevogels, de koeskoes en de vliegende hond en door de notoire doder, die debidsprinkhaan is, of het doorgeven van ji door de schildpad met zijnomvangrijke van vruchtbaarheid getuigende legsel. Van verzinnebeeldingzouden we in dit verband niet willen spreken, omdat naar autochtone op-vatting afbeelding en afgebeelde zich als exponenten (épere) van dezelfdewezenskern (mbàpare) op één lijn bevinden. Het gaat veeleer om de uit-drukking van de wezensverwantschap en de kosmische verbondenheid vanal het afgebeelde.

In de meeste komposities staat de menselijke figuur centraal. Waar, zoalsin het meeste ajourwerk, meerdere menselijke figuren onderdeel van eenkompositie uitmaken, zien we veelal dat de verbindende elementen wordengevormd door vogelkoppen, waringinwortels, enz.

Het onderscheid tussen profaan en religieus is aan de funktioneleAsmat- en Mimikakunst vreemd. Kunstvoorwerpen zijn herinneringen aande afgestorvenen. Door de voorwerpen onderling uit te wisselen wisselt menook de plicht uit de dood te wreken van de overledenen aan wie zij her-inneren. De plicht wordt overgedragen van hun bloedverwanten naar hunaanverwanten.

Het uitbeelden van nog in leven zijnde groepsgenoten of van anderenmet wie men het goed voorheeft, is voor Asmatters en Mimikanen ondenk-baar. Het portret zou immers gaan delen in het ji van de geportretteerde.In het Asmatgebied hebben we niemand bereid gevonden voor een ge-tekend portret te poseren. De in uitzicht gestelde beloning woog niet optegen de angst ziek te zullen worden, wat voor de Asmatters het oplopenvan een tekort aan ndam-ji betekent (ndam = lichaam). Men geeft doorhet uitbeelden van overledenen uiting aan het respekt dat men hen verschul-digd is en probeert zo voor hun wraak gespaard te blijven. Hun nog doorheimwee gekweld mbi (=geest) wordt zo een nieuw, zij het ook tijdelijk, rust-punt geboden. Het mbi-karakter van de beelden wordt door de beschilde-ring met kalk - eveneens mbi genoemd - benadrukt. Het zich tijdens hetverblijf in de nederzetting vooral gedurende de viering van de ceremo-niëlen in de beelden accumulerende ji (een proces dat magisch wordtbegeleid door in de gemaakte inkervingen rode oker aan te brengen) vande overledenen komt weer vrij, als het hout waaruit de beelden zijn ver-vaardigd vergaat. Mbitoro en mbis worden dan ook naar de sagomoerassengebracht om daar te vermolmen en hun ji aan de sagopalmen over te dra-gen, zodat dit niet voor de gemeenschap verloren gaat. Tevens bereikt menermee, dat het mbi van de overledenen buiten de nederzetting blijft, watde kans vermindert, dat het zich aan het ndam-ji van de nabestaanden zouvergrijpen.

68

Page 80: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

6.3 Wereldbeeld en levensbeschouwing

Voor Mimikanen zowel als Asmatters bestaat de zintuiglijk waarneembarewereld uit een stroom van verschijningsvormen of gematerialiseerde expo-nenten (M. épere, A. ée) van de eigenlijke wereld, die zelf buitentijdelijk is.Die wereld is de mbàpare (M.) resp. de mbopan of tsjewí (A.) van degehele stoffelijke wereld. Mimikanen spreken in dit verband bij voorkeurover de mbàpare katiatà, wat letterlijk de basis, stam, essentie van dedingen betekent. Wat voor de kosmos als geheel geldt, geldt ook voor deafzonderlijke dingen: alle zijn exponenten van hun specifieke mbàpare c.q.tsjewí.

Het stoffelijke komt tot stand door het samentreffen van de beide begin-selen die aan het bestaan ten grondslag liggen. Volgens de Asmatters zijndat de elementen ji en mbi; volgens de Mimikanen kapità en mbi. Aange-zien ji en kapità identiek zijn en we het merendeel van onze inlichtingendaarover aan Asmatse informanten danken, willen we hierna de term jiaanhouden. Onder ji verstaan Asmatters een soort vitale energie (mana),die in uiteenlopende concentratie of lading in de dingen aanwezig is. Elkdaarvan - onverschillig of het levenloos of levend geacht wordt - behoeftvoor zijn instandhouding een specifiek ji-potentieel, dat voor levenlozevoorwerpen het laagst, voor de mens het hoogst is. Het lagere dient daaromhet hogere tot voedsel: de aarde de plant, de plant het dier, het dier demens. Ji is niet gelijkelijk over zijn drager verdeeld. De hoogste ladingbevindt zich bij planten in zaden, vruchten en jonge loten, bij dieren in dekop, de mannelijke voortplantingsorganen, de nagels en de veren of haren.Sterke groeikracht, een groot aantal zaden, eieren of jongen en een hogesexuele potentie vormen aanwijzingen voor een hoog ji-potentieel. Eenlevend wezen dat ziek wordt of veroudert verliest ji. Het daardoor vrijge-komen ji komt weer aan andere wezens ten goede. Via de voedselcyclusneemt de ji-concentratie toe om in de mens, met name in diens hersenen,een hoogtepunt te bereiken.

Mbi, de tegenpool van ji, is een zuiver geestelijk element; evenals ji ishet onzichtbaar en onpersoonlijk, maar voor het overige van een totaalander karakter. Het is het aktieve element, dat aan de dingen vorm geeftdoor zich met ji te verenigen. Zolang mbi gebonden is, is het voor de mensongevaarlijk, dit in tegenstelling tot mbi, dat zich in vrije toestand bevindt.Vooral het mbi dat vrij komt als een man nog in de kracht van zijn levensterft wordt gevaarlijk geacht. Het heeft de abrupte scheiding niet kunnenverwerken en is als gevolg van zijn verlangen de oude toestand te her-stellen ongewoon hevig belust op ji. In het bijzonder geldt dit voor hetsawmbi - saw is jammer, verdriet - , waarmede in het bijzonder het mbivan de gesnelden en de in de strijd gesneuvelden wordt aangeduid. Hetbij de dood van een mens vrijgekomen mbi volgt diens stoffelijk overschot.

Krijgers die met ndao beladen van een krijgstocht zijn teruggekeerdworden met vijandelijk mbi besmet geacht, reden waarom zij ritueel moeten

69

Page 81: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

worden gereinigd alvorens weer in de gemeenschap te kunnen wordenopgenomen. In Asmat bestaat een dergelijke reiniging uit een onderdom-peling in water; in Mimika uit een met veel gestoei gepaard gaand zand-bad. Interessant is, dat ook uit Sorong teruggekeerde Mimikaanse kontrakt-arbeiders aan een dergelijke reiniging werden onderworpen.9 Vooralvrouwen en kinderen dienden volgens onze informanten voor het kontaktmet een overmaat aan van de vijand afkomstig mbi te worden gevrijwaard.Zij immers worden wegens hun lage ji-potentiëel uiterst kwetsbaar geacht.In het bijzonder geldt dit voor de tijdelijk alleen achtergelaten vrouwen,omdat door de afwezigheid van de krijgers de sexuele omgang is vermin-derd. In dit verband is het van belang, dat Asmatters en Mimikanenregelmatig geslachtsverkeer noodzakelijk achten voor het lichamelijk wel-zijn. Immers bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd overheerst 'van nature'het mbi-element; bij mannen het ji-element, zodat voortdurend evenwichts-herstel geboden is (Van Amelsvoort 1964, pp.56 en 140).

Het is ieders taak zoveel mogelijk ji bijeen te garen ten behoeve van degemeenschap waarvan hij of zij deel uitmaakt; hetzij door ndao-mber datvoor bijzonder effektief doorgaat, hetzij door het inzamelen van andervoedsel, waarbij de voorkeur uitgaat naar ji-rijke produkten als wild, vis,sagoboktorlarven, paalwormen, palmiet. Geïmporteerde voedingsmiddelenals rijst, vlees-in-blik, enz. worden zonder uitzondering ji-arm geacht.Waarschijnlijk is dit ook de reden waarom internaatskinderen of in hetziekenhuis opgenomen kinderen, die naar westerse maatstaven alleszinsbehoorlijk worden gevoed, maar rijst in plaats van sago te eten krijgen,naar het oordeel van hun ouders toch ondervoed zijn.

Naast de onpersoonlijke beginselen ji en mbi kennen Asmatters enMimikanen een groot aantal geesten met een min of meer persoonlijkkarakter. Zij worden ingedeeld in een ji- en een mbi-kategorie. Tot deeerste behoren de goedaardige schimmen van de overledenen. Het zijn deji-ow, de vooroudergeesten van de Asmatters en de kapità-wé, hun Mimi-kaanse pendanten. In de sagokomplexen ronddolend, bevorderen zij doormasturbatie de groei van het gewas dat van oorsprong ji- c.q. kapità-armwordt geacht en met de vrouw wordt geassocieerd (Pouwer 1955, p.213;Gerbrands 1967, p.29). Men acht hen onmisbaar voor de kringloop van hetleven. Kwaadaardig zijn daarentegen de Asmatse mbiw of ndat en deMimikaanse mbiiwé of mbii ndatà (lett. echte geesten) die een mbi-karakterhebben. In het streven naar ji wedijveren zij met de mens. Over de vraagof zij de mens daarbij ook werkelijk kunnen benadelen, waren de meningenvan onze informanten verdeeld. Volgens sommigen was dit inderdaad hetgeval; mbiw — vooral de gulzige saw-mbiw — zouden ndam-ji aan de leven-den onttrekken. Volgens anderen waren zij wel lastig of plagerig, maartoch niet in staat iemand werkelijk ziek te maken. Eenstemmig was menechter van oordeel, dat, door de doden te wreken, hun verlangen naar ji

9. Persoonlijke mededeling van Prof. Dr. J. Pouwer.

70

Page 82: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

wordt bevredigd, zodat de mbiw zullen ophouden de mens tot last te zijnen via het bergland naar de bovenwereld (A. safan) zullen wegtrekken.

Zowel voor de bewoners van het Asmat- als die van het Mimikagebiedbetekent de dood de scheiding tussen het in het betreffende individu geloka-liseerde mbi en ji; in dit verband dus zoiets als 'geestesziel' en 'stofziel(en)'.

Aan het verschijnsel dood en de schuld, die het mensdom daaraan zouhebben, refereert de Mimikaanse mythe van het heldenduo Aowejao enMbiiminarejao, twee amokojai-ípuku of amokowé ( = kultuurheroën).Komend vanuit het oosten, dreven deze in de voortijd de Mimikabevolkingvoor zich uit tot zij uiteindelijk door wéajku Imijao, een door de bevolkinggehuurde 'reus', tot staan werden gebracht. Imijao doodde Aowejao, diezich in het moeras had verborgen, en wilde vervolgens Mbiiminarejao telijf gaan. Deze bleek echter in het niet te zijn opgelost. Toen werd duidelijk,dat Mb. geen wénatà was, maar een mbiiwé die met Ao. een tweeëenheidhad gevormd, welke door Imijao, vertegenwoordiger van het mensdom,was verscheurd. Sindsdien is het met de harmonie tussen wénatà en mbiiwégedaan. Het verlies van zijn onsterfelijkheid is de dure prijs die de mensvoor zijn bemoeizucht heeft moeten betalen. Het in Mimika algemenethema van de verbreking van de goede verstandhouding tussen geesten enmensen door toedoen van de mens, vinden we ook terug in andere mythenover Ao. en Mb.

Er bestaat een nauwe band tussen de autochtone opvatting over hetgeener gebeurt bij de dood en de ruimtelijke conceptie van de wereld alsmenselijk woongebied. In die opvattingen ligt ook de verklaring beslotenvoor de ambivalente houding die de Asmatters ten tijde van de openleggingvan hun woongebied ten opzichte van de westerse wereld en zijn vertegen-woordigers aan de dag hebben gelegd. De meest uitgebreide informatieover wat er bij de dood plaats heeft is afkomstig van Mimikaanse infor-manten. Zodra iemand op sterven ligt verschijnen hem de kakawer ( =schimmen) van zijn voorouders. De aanwezigen horen hem daarover zolang mogelijk uit, aangezien de voorouders geacht worden stervenden alsmedium te gebruiken voor het doen van mededelingen.10 Als men uit degedragingen van de stervende meent op te maken, dat hij geen 'grote'geesten of schimmen meer ziet, maar 'kleine' geesten, mbii upao mburu(lett. korthoofdgeesten), weet men dat het einde nabij is. Immers, andersdan de kakawer met hun lichamelijke kenmerken, waaraan zij hun naamvan too-ipu (arm-geesten), mbaare-ipu (hand-geesten), mbaw-ipu (been-geesten) enz. ontlenen, zijn de mbii upao mburu echte geesten. Zij kondigende komst aan van Mbiiminarejao, de beslisser over leven en dood. Zijnkomst heeft tot doel het afsnijden van de wiriépere ( = haartoppen) van destervende en het besprenkelen van diens ogen met one ( = lawangolie)waardoor deze breken.

10. Volgens onze informanten moet men daarom thuis sterven en haalt men iemanddie in een ziekenhuis is opgenomen maar voor wie geen hoop meer is daar weg,omdat die westerse omgeving door de vooroudergeesten wordt gemeden.

71

Page 83: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

De schim van de overledene, met andere woorden diens 'stofzielen',wordt dan onder de hoede genomen van Aowejao, de heer van het schim-menrijk, die haar uitrust met een knuppel, een oté mburu (lett. kort hout),waarmee zij zich voegt bij het gezelschap der schimmen - too-ipu, mbaare-ipu enz. - die haar zijn voorgegaan. Zijn ipu ndatà wordt door Mbiiminare-jao meegevoerd naar de Eneapúkare, twee bergen waarvan de áopukapú-kare, de 'oudste', het laagst en de Amotapúkare, de 'jongste', het hoogst is.Op de top van de Amotapúkare aangekomen verdraait, volgens onze in-formant, Mbiiminarejao het hoofd van de ipu. Door die ingreep van heim-wee genezen en bevrijd van medelijden met de achtergeblevenen, trekt deziel dan verder de bovenwereld in. Daar ondergaat zij door toedoen vanMb. een verjonging om te zijner tijd herboren langs een andere weg weerin de wereld van de wénatà terug te keren.

Mbiiminarejao neemt in de Mimikaanse mythologie een unieke plaats in,vergelijkbaar met die van de Marind-dema Aramemb in de mythologie vanhet totemgenootschap Keize, Samkakai en Ndikend, van welke dema VanBaal in zijn uit 1934 daterende dissertatie schreef dat hem de funktie vantotemvader expresselijk wordt ontzegd.

Aramemb is de vormer, de formeerder. Hij is de ontdekker van het vuurboren,de maker van het vuur. Het vuur geeft het land zijn vorm, doet zelfs rivier-dalen ontstaan. Met behulp van het vuur maakt Aramemb de door de ooievaaropgepikte visachtige wezens tot menschen. Het vuur zelf is hij echter niet: datis Waba, de zonnegod.. . . Aramemb is de beschikker over de demamacht in al haar vormen. Hij isniet de demamacht zelf (dat is Geb), maar hij wendt haar aan en gebruikt haar(Van Baal 1934, p. 93).. . . .Wanneer men Aramemb's vele en voorname functies in één woord wilsamenvatten en tevens uitdrukken dat in die functies het bovenwereldaspect over-weegt is er geen treffender naam voor hem te vinden dan Oppergod. Hij is deregelaar van het kosmisch gebeuren, die leven en dood in zijn hand houdt, deformeerder der menschen, de vrije beschikker der demamacht in al haar ver-schijningsvormen, de god van het wederbarend initiatieritueel (Van Baal 1934,p. 95). 11

Voor de Asmatters bestaat de door de kawèndak (echte mensen) bewoondewereld uit het laagste deel van de binnenkant van een holle sfeer. De mbiwof ndat, de geesteszielen van de gestorvenen verlaten die waterrijke komdoor stroomopwaarts in de richting van de bergen te trekken. Langs dehemelkoepel zetten zij vervolgens hun tocht voort. Eenmaal in de boven-wereld, het in het zenith gedachte safan van de Asmat, aangekomen, wordthun wedergeboorte bewerkstelligd door Mbiwiripitsj, de met de zon ge-associëerde kultuurheros. Als kindergeesten dalen zij dan weer af om hun

11. Men raadplege in dit verband echter ook Van Baal's recente bewerking vandiens dissertatie, waarin hij meer de nadruk legt op de ambivalentie in het karaktervan Aramemb (Dema 1966, pp. 290-293).

72

Page 84: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

tocht met hun terugkeer over zee te voltooien, waarna de cyclus opnieuwkan beginnen.

Dat de Asmatters in de eerste blanken met wie zij in aanraking kwamenteruggekeerde voorouders zagen is, gezien het voorgaande, niet verwonder-lijk. Alleen al hun witte huid was voor de Asmatters een blijk van mbi-hoedanigheid. Men was er dan ook van overtuigd met mbiw, niet metkawèndak te doen te hebben.

Een bijzondere kategorie geesten wordt gevormd door ds grondvoogden,in het Asmats tsjapinmbi-ar-amat-ow; in het Mimikaans taparé-amako ofook wel gewoon mbii taparétà genoemd. Elke jew en taparú heeft zijn eigengrondvoogd(en). Hij - soms ook zij - geldt als de stamvader resp. -moedervan de betreffende groep, aan wie deze het groepsterritoir te danken heeften die er voortdurend over blijft waken. Zo nodig nemen grondvoogden degedaante aan van een slang of een krokodil om onbevoegden en voortsieder, die zich ten opzichte van de bodem misdraagt, af te straffen.

In de voortijd zouden zij vanuit de bovenwereld zijn afgedaald om hetland ten behoeve van hun nageslacht in bezit te nemen. Het is dit afda-lingsthema dat alle oorsprongsmythen in Asmat en Mimika met elkaargemeen hebben.

In Mimika is de mythe algemeen, dat de mensheid zou afstammen van de in devoortijd in de bovenwereld verblijvende amokowé (kultuurheroën), die, nadat zijdoor hun vrouwen, de kaokaoka of karuu-eme-kaoka (lett. oostelijke-tromvrou-wen) waren verlaten, naar de aarde waren getrokken (Pouwer 1955, pp. 189en 251). De Mbismamversie van een Asmatmythe verhaalt van een prauwwaarin de stamvaders van de verschillende Mbismamgroepen vanuit safan, debovenwereld, de Süretsj zouden zijn afgezakt om in het toen nog onbewoondelaagland één voor één aan wal te gaan en een territoir voor zich af te bakenen.Volgens de Simaiversie van dezelfde mythe zou een reusachtige zeug de Süretsjzijn afgezwommen om zodra ze aan de benedenloop was gekomen, het leven teschenken aan de stamvaders van de Simai, die het land daarop onderling ver-deelden.

Grondvoogden zijn bekend tot ver buiten het areaal waarover zij geachtworden te heersen. Jew-oudsten van Sjuru waren in staat zonder aarzelende namen en karakterkenmerken van alle tsjapin-mbi-ar-amat-ow van dekuststreek vanaf Sjuru tot Mbiwar op te noemen.

Somot-naam

Sjuru

Jepem

Per

Owus

Rivier-naam

Asewetsjbovenstroomsbenedenstrooms

SaurepJomotMbandiJindiw

—Mbow

Naam grondvoogd

Japuipitsj (m)Omokotipitsj (m)Jonmbi (m)Jum (m)Joko(m)Aomenjürow (vr)Parasmbi (m)Semewarokos (vr)

73

Page 85: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Mbiwar

—SeperAoJiwaOmosmos

————

Emakat (m)Jumpitsj (m)Jitsjiwir (m)Kiki (vr)Tsjoworipitsj (vr)Mbeworipitsj (m)Mbipitsj (m)Jotsj (m)Sambuj (m)

Sommige van hen b.v. Joko en Aomenjürow gelden als buitengewoon kwaadaar-dig; andere, zoals Mbeworipitsj, staan als de mensen welgezind te boek. De streekvan de Omosmos, met haar voor Asmat spreekwoordelijke vruchtbaarheid, wordtdoor de Mbismam als heilige grond beschouwd. Opvallend is dat Tsjoworipitsj,één van de daar verblijvende geesten, ondanks de mannelijke naam geachtwordt vrouwelijk te zijn. De reden daarvan konden we niet achterhalen.

Mimikanen zowel als Asmatters kennen kwaadaardige boom-, dier- enaardgeesten. De belangrijkste in Mimika zijn:

Ndaoware mbii, een vrouwelijke geest verblijf houdend in waringinbomen;Potà mbii, de tweeslachtige ijzerhoutgeest;Paràokakaokare, ook wel peráwekápare, een 'zuster'-paar dat zich ophoudt bij

verhogingen van de bosbodem als termietennesten en broedheuvels van hetgrootpoothoen;

Amotawé, de mannelijke sagogeest en Amotakápare, diens vrouwelijke tegen-hanger.

Asmatse boomgeesten of os-mbopan-ndat zijn:

Utsjuwkamoraotsj en Paskamoraotsj, resp. de waringin- en de ijzerhoutgeest.

Van de diergeesten noemen we de krokodillegeest Ewkamoripitsj ofEwkamoraotsj, die zich in de gedaante van een man resp. een vrouw ver-toont al naargelang het geslacht van degene die de geest op zijn pad ont-moet om haar resp. hem te verleiden.

6.4 Mythe en ritueel

Uitgebreid is de mythenschat waarmede Asmatters en Mimikanen uit-drukking geven aan hun kijk op natuur en samenleving, op de mens endiens rol in het kosmische en sociale gebeuren, alsmede aan hun opvattin-gen over wat in dit verband passend en betamelijk is. Naast mythen, die hetexclusieve bezit vormen van de afzonderlijke jew en taparú en die voor-namelijk over hun oorsprong handelen, zijn er ook mythen die overal inhet Asmat- resp. Mimikagebied in nauwelijks van elkaar afwijkende versiesworden verteld en/of als ritueel worden opgevoerd. Zo zijn de eerder aan-gehaalde mythe van Aowejao en Mbiiminarejao en de mythe van de strijd

74

Page 86: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

van Mbirokotejao tegen de wuu ( = reuzenvaraan), waardoor het doordeze verslonden mensdom werd herschapen, overal in Mimika bekend. Aleven bekend, maar dan in Asmat, is de met de mythe van Mbirokotejaonauw verwante mythe van Fumeripitsj' strijd tegen de Asmatse pendant vande varaan, de oerkrokodil (mythe genoteerd door Zegwaard en aangehaalddoor Gerbrands in The Asmat of New Guinea, New York 1967, p.21).

Het groepsleven wordt opgeluisterd door talrijke feesten of rituelen. Inhet geheel van middelen met behulp waarvan de verschillende groepen,wedijverend met elkaar, trachten hun plaats in de kringloop van de kosmosveilig te stellen, worden zij onmisbaar geacht. Hun viering, die tegelijk deherhaling of beter de aktualisering van de betreffende mythe is, heft hetgroepsleven op uit zijn tijdelijkheid.

Tesamen vormen zij een cyclus die zich over een reeks van jaren uit-strekt. De reeks omvat meer jaren dan de tijd gedurende welke onder-zoekers onafgebroken in een der nederzettingen hebben vertoefd. Daar-door en omdat deelname aan rituelen door niet-autochtonen nooit volledigkan zijn, doet hetgeen over de verschillende feesten bekend is, als geheelgenomen, fragmentarisch aan.

Zowel voor Asmat als voor Mimika hebben we getracht de duur van defeestencycli te achterhalen. Uitgaande van het aantal feesten en van de tijddie zij gemiddeld in beslag nemen, menen we de totale duur van eenvolledige cyclus in Asmat op ten minste 4 jaren te moeten schatten.Overigens houdt de duur verband met de frekwentie van verhuizingen enoorlogen. Tientallen jaren westerse beïnvloeding verhinderden het makenvan een reële schatting voor Mimika.

Per feest loopt de duur uiteen van enkele maanden tot ongeveer een halfjaar. Vaste onderdelen zijn pantomimes, dansen, behendigheidsdemonstra-ties, schijngevechten, de aanmaak van feestattributen als geestenpalen,prauwen, maskers, tassen enz., het bijeenbrengen van voedselvoorraden,alsmede de uitwisseling van attributen en voedsel. Van een aantal Asmat-rituelën, naar we zeker menen te weten jipae, firdowi (Sowada 1964,pp.26 e.v.) en ndao ji, vormt ook papisj een essentieel programmapunt.Waarschijnlijk komt het bij veel meer feesten voor. Mannen en vrouwendansen in afzonderlijke groepen. Schijngevechten hebben plaats tussenmannen en vrouwen als groep, b.v. het bogowak, dat een onderdeel vanhet Asmatse jipae-ritueel vormt, en het schijngevecht, waarop de vrouwende dragers van de geestenpaal bij hun komst in de nederzetting onthalen.In beide gevallen wordt de eeuwige spanning tussen mbi en ji tot uitdruk-king gebracht.

Pouwer noemt voor Mimika als belangrijkste feesten:a. kawareb. emakamec. karapaod. een reeks ceremoniën verband houdend met de doode. ookame.

75

Page 87: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Meer dan de Asmatfeesten dragen zij een samengesteld karakter. Zo wor-den zowel ter gelegenheid van het kaware, het karapao als het ookame gees-tenpalen (mbitoro) opgericht, terwijl de Asmatse pendant van de mbitoro-ceremonie, het mbis-feest, een afgesloten geheel vormt.

De complexe opbouw van de Mimikaanse feesten wordt geïllustreerd door dein de Memorie van Overgave van de bestuursassistenten Mampioper (1961) opge-nomen reeks kákuru Kamorotà (Kamorofeesten), waarvan schrijver dezes er alsgast een paar gedeeltelijk heeft bijgewoond. Achtereenvolgens noemt Mampioper:1. karapao (initiatiefeest, v.d.S.):

a. tawri oko (schortenceremonie), ook wel tawri kame (lett. schortenhuis)genoemd;

b. wuu kákuru (neusdoorboringsfeest), meer algemeen bekend als mbirimukame (lett. neuzenhuis); de naam wuu kakuru betekent 'feest van de varaan'en houdt een verwijzing in naar de mythe van Mbirokotejao over de weder-geboorte van de mens;

2. kawáre (prauwenfeest, v.d.S.):a. jíri otepe: het ceremoniële omhakken van een casuarineboom, dat de bouw

van het kawáre kame inleidt;b. mámakoro: maskerfeest; waarschijnlijk is dit onderdeel identiek met het

mbiikawane, het door Pouwer genoemde maskerritueel;c. mbiwarao: het uitwisselen van armbanden tussen groepen die zich over en

weer als bruidgever/bruidnemer verhouden. Perdáeko hebben daarbij het- recht een armband te bevestigen aan de arm van een do.- of zu.ma.; door

dit toe te laten neemt deze de plicht op zich een prauw te kappen voordegene die de armband aanbrengt;

3. ookame of ohokame (varkensfeest, v.d.S.):a. utà oko: fakkelceremoniëel ter gelegenheid van de opening (utà = vuur);b. okáimu: verdeling van het varkensvlees;c. émakame; door Mampioper vaag omschreven als 'festa mentjahari ke-

mungkinan'. Mogelijkerwijs heeft die omschrijving betrekking op het geza-menlijke fourageren dat niet alleen van het emakame maar van alle groterefeesten in Mimika en Asmat deel uitmaakt en waarvan niet valt aan tenemen dat het de mbapare van het émakame is. De letterlijke vertaling vanhet woord émakame, 'tromhuis', brengt ons wat de achtergrond van hetfeest betreft al evenmin verder, omdat bij elk Mimikaans feest de tromwordt geroerd;

4. tíri kerekera: oorlogsfeest;5. imani kákuru: een vrouwenfeest met als attribuut een bepaald soort hoofd-

bedekking of -versiering;6. ópako kakuru: feest van de broodvruchtenoogst;7. watani kakuru: dodenfeest.

Opmerkelijk is, dat Pouwer het émakame als een afzonderlijk feest ver-meldt, terwijl het volgens Mampioper, wiens inlichtingen op Oost-Mimikabetrekking hebben, het slot zou zijn van het ookame. Afgezien daarvan,dat M.'s informaties niet pretenderen volledig te zijn, zou dit er op kunnenwijzen dat het emakame in Oost-Mimika toen Mampioper zijn memorieschreef van minder belang werd geacht dan elders in de onderafdeling.

76

Page 88: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Volgens Pouwer zou het daar als de met het binnenland verbonden tegen-hanger van het met de kust geassociëerde kaware worden beschouwd(1955, pp.92 en 162). Overigens is het niet denkbeeldig, dat er sinds deopenlegging accentverschuivingen hebben plaatsgevonden tussen het éma-kame en het wuu kákuru. Dit temeer omdat bij laatstgenoemd feest deeigenlijke doorboring van het neustussenschot onder invloed van het kon-takt met de buitenwereld al tientallen jaren achterwege blijft.

De volgens Mampioper door de Sempan-owé gevierde feesten zijn: 12

beeldenfeestfeest van de maskersfeest van de draagtassenprauwenfeestpijlenfeestsperenfeestvarkensfeestschildenfeestsagolarvenfeest

De opgave is niet geheel volledig. Zo ontbreken het dodenfeest en de fes-tiviteiten waarmee de bouw en de ingebruikneming van een nieuwe jahegepaard pleegt te gaan, zoals de rituele voedseluitwisseling en het gebrui-kelijke 'indansen' door vrouwen, dat we ook uit het Asmatgebied kennen.

Als belangrijkste feesten noemen de bewoners van het centrale Asmat-gebied in volgorde van viering:

Tabel 7. Belangrijkste feesten van het centrale Asmatgebied in volgorde van viering

1. emake2. jipae3. esaito4. tu-juwaikai5. amidjua6. pudjua7. ofo mserma (ofo tarapao)8. jemestu9. nato jipae

volgorde feest

1. mbismbi(feest van de geestenpalen)

2. jipai(feest van de maskers)

3. tsjimbi(oorlogsprauwenfeest)

Mbismam/Mbetsjm-

bup

X

(Jow,Kawet,Siuru.Jepem

en Per)

(Mbiwar)

Simai/Jaun

X

X

X

Kaimo Sirao

(Jaosakor,Ndamen

en Kaimo) ?

X X

X X

12. Zowel de door Mampioper aangehouden volgorde als diens omschrijving heb-ben we ongewijzigd overgenomen. Het emake komt overeen met het in het westenvan Asmat gevierde embaktsjem, dat daar het grote initiatieritueel is. Het esaito isde Sempan-tegenhanger van het Asmatse ese pokmbwi, dat een voorbereidend on-derdeel van het mbismbi vormt en waarbij vrouwen de hoofdrol spelen. De om-schrijving van het nato jipae is weinig zeggend. Bij dit feest gaat het om de ver-zoening met de nato, geesten met een mbi-karakter.

77

Page 89: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

4. jew aj ji, aj jew mbi(inwijding van nieuwe jew)

5. jembes pokmbwi(schildenfeest)

6. piwmbwi, potsjar of poter(sperenfeest)

7. an pokmbwi(feest van de an, schalen vervaardigdvan palmbladscheden)

8. ji mbwi(palmietfeest)

9. firaowi, pitmbi of pir pokmbi(larvenfeest met als centraal attribuuteen koker van matten bijeengehoudendoor in een kring geplaatste speren)

10. was pokmbwi of mbaso(larvenfeest met als centraal attribuuteen bak gemaakt van vier losse hou-ten cylinders)

11. aites of uter pokmbi(feest waarbij een bepaald soortlichaamsversiering de hoofdrol speelt)

12. ndao ji(snelfeest)

X

X

X

X

X

(Ewer)

?

X

X

(Ajam,Warse)

(Ao)

X

(As/Atat/Nakai)

X

X

X

?

X

x ?

x ?

X ?

? ?(Saowa/

x Erma)

X X

(Os) ?

? X

X X

Los van de feestencyclus staan:

13. ndambir pokmbwi(het dodenritueel gevierd t.g.v. het overlijden van een groepsoudste)

14. tsjeser jiwi

(het wedergeboorteritueel ter gelegenheid van de adoptie van nieuwe groeps-leden, dat evenals het mbuman een pai is) (zie boven p. 47).

De vraagtekens wijzen op het ontbreken van voldoende aanwijzingen voorde daadwerkelijke viering in de betreffende groepering. De tussen haakjesgeplaatste somoi-namen geven aan waar de schrijver in de jaren 1959-1960van één of meer onderdelen van het feest getuige was. Bij een aantal ritue-len, t.w. de nummers 3, 5, 6 en 12, blijkt het verband met de oorlogvoeringuit de naam. Maar ook van de overige maakt de uitwisseling van de plichtgestorven verwanten te wreken een vast programmapunt uit. Het minstoorlogszuchtig is wellicht het jipai, het meest het tsjimbi en, daarop vol-gend, het schilden- en het sperenfeest.

Zowel het Asmatse mbis-feest als de Mimikaanse mbitoro-ceremonie diede verzoening met de mbiw resp. mbiiwé beogen, hebben een beschuldigenden daarmee een uitdagend karakter. Het kappen van de geestenboomheeft (had) plaats onder het uitspreken van ndewen resp. upao éké, een

78

Page 90: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

rituele opsomming van krijgssuccessen door de belangrijkste oorlogsleider.Nog in 1962 was in Midden-Mimika de oprichting van een mbitoro eenbron van ongenoegen tussen twee naburige nederzettingen. Volgens onzeinformanten hield de plaatsing van de betreffende mbitoro met de 'vlag'wijzend in een bepaalde richting in, dat men daar degenen zocht die voor dedood van de afgebeelden verantwoordelijk werden geacht. Het Mimikaansekaware - eigenlijk ku kaware - is een kombinatie van prauwen- en masker-feest, zoals we die in Asmat kennen onder de naam tsjimbi en jipai.Bovendien kent het een met de zon samenhangend ritueel waarbij mannenvan middelbare en oudere leeftijd op ceremoniële wijze sagoboktorlarvenen paalwormen nuttigen (Pouwer 1955, p.213) en dat sterk verwant is aanhet Asmatse jimbwi. Het omvat zowel het element van verzoening met devooroudergeesten, dat de kern van het jipai vormt, als dat van uitwisselingvan wraakplichten en voorbereiding tot de strijd, die de respektievelijkehoogtepunten van het mbismbi en het tsjimbi vormen. Omdat de ndat-jünitsj, de bij het jipai gebruikte maskers, voor vrouwen en kinderen ge-vaarlijk worden gedacht, dienen zij binnen de beslotenheid van de jew teblijven.

Het gevaar zou vooral schuilen in de verentoeven, die de maskers sieren als degeesten op de sluitingsavond van het jipai dansend ten tonele worden gevoerd.Gebruikte maskers zijn voor buitenstaanders tegen vergoeding tamelijk gemak-kelijk te bemachtigen. Daarentegen staat men de bijbehorende verentoeven on-gaarne af. Zo werden ons de verentoeven van de maskers die bij het jipaifeest inSjuru dienst hadden gedaan pas na veel aandringen en na uitvoerige beraad-slagingen tussen de groepsoudsten omzichtig ter hand gesteld. Uitdrukkelijkmoesten we beloven, dat we de toeven veilig zouden opbergen, zodat zij hetvrouwelijke huispersoneel nimmer onder ogen zouden kunnen komen.

In het meest westelijke deel van het Asmatgebied - het gebied van deWarowé, de Waituku en de overige met hen verwante groepen, alsmede datvan de Jaun- of Kainakgroepering - kennen we, behalve de eerderge-noemde rituelen, ook het embaktsjem met de dodenprauw, uramon, alshoofdattribuut. Het neemt er geheel of gedeeltelijk de plaats in van hetfeest van de geestenpalen. Daarenboven beschouwt men het in de streekwaar het wordt gevierd als het belangrijkste initiatieritueel. De uramonherinnert aan het attribuut dat in het Mimikaanse kiwa-ceremoniëel wordtgebruikt en dat de naam urumane draagt. Het embaktsjem zelf is nauwverwant met het Mimikaanse emakame dat, evenals het wuu kakuru, deherschepping van de mens uit het lichaam van de reuzenvaraan - de mythevan Mbirokotejao - als hoofdthema heeft.

Het karapao geldt als het Mimikaanse initiatieritueel bij uitstek. Zijnhoogtepunten zijn het mbirimu kame, het ritueel van de neusdoorboring, enhet tawri kame, waarbij de initiandi tawri (tot de enkels afhangende schor-ten) dragen. Ook de Asmatters kennen meerdere vormen van initiatie. Wenoemden al het embaktsjem. De inwijding vindt daarbij plaats in een

79

Page 91: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

speciaal voor de gelegenheid gebouwde hut. De initiandi mogen deze zo-lang de inwijding duurt alleen verlaten, wanneer er geen gevaar bestaat,dat zij door vrouwen of kinderen worden gezien. Na afloop van de in-wijdingsperiode die tenminste enige weken in beslag neemt, komen zij alsherboren tevoorschijn. In het gehele Asmatgebied kent men voorts tergelegenheid van het ndao-ji de initiatie van jongens met behulp van eenndao kus ( = gesnelde kop). In Fos, een somot van de Kaimogroeperingwerd onze aandacht gevestigd op een initiatie waaraan zowel mannen alsvrouwen worden onderworpen en waarbij littekentatouage wordt toegepast.De korte duur van ons verblijf aldaar stond de verkrijging van nadere in-lichtingen in de weg. Littekentatouage komt ook elders in Asmat voor.

Tussen de feestencycli in Asmat en die in Mimika bestaat bij alle over-eenstemming een opmerkelijk verschil: tegenover het ontbreken van snel-feesten bij de Mimikanen en de Sempanowé staat het ontbreken van var-kensfeesten bij de Asmatters.

6.5 Magisch handelen

De bijzondere positie van de kringloop van het ji resp. kapita in hetwereldbeeld van Asmatters en Mimikanen in aanmerking genomen, is hetniet verwonderlijk, dat zij die kringloop door middel van speciale magischeverrichtingen trachten te beïnvloeden. Voorzover magie niet reeds in ge-wone alledaagse gedragingen vervat is, kost zij nogal wat tijd en energie.Naast dit economische aspekt vertoont de magie in Asmat en Mimika eenbelangrijk sociaal aspekt. Het algemene streven naar evenwicht tussen jien mbi en de bij eenieder levende wens de ji-stroom zo te leiden, dat hij erzelf het meest baat bij vindt, beïnvloeden nl. de sociale interaktie in hogemate. Alle feesten of rituelen zijn mede te beschouwen als magische ritue-len, met behulp waarvan men zich als groep verweert tegen de mbiw resp.mbiiwê en waarmee men de ji-ow resp. kapita-wé op zijn hand tracht tekrijgen.

Individueel bedient men zich van medicijn (M. óoto; A. araw); de daar-mee bedreven magie heeft zowel een 'witte' als een 'zwarte' kant; wit voorwie het beoogde effekt gunstig is; zwart voor degenen ten koste van wie demagische handeling plaatsheeft. Men heeft medicijnen voor alles en nogwat: oorlog, jacht, visvangst, winning van sago en sagolarven, liefde.Medicijnen en de daarbij behorende formules zijn het zorgvuldig bewaaktebezit van de enkeling of, zoals bij oorlogsmedicijnen het geval is, vantaparü of jew. Een bijzondere plaats wordt ingenomen door de tsjesar pokof tarej pok, de Asmatse relikwieën van de voorouders.

Als iemand zich door óoto c.q. araw bedreigd voelt en twijfelt aan detoereikendheid van zijn eigen magische vaardigheden, roept hij de hulp invan de specialisten op dit terrein; het enige waarop in Mimika van min ofmeer beroepsmatige specialisatie kan worden gesproken. In Mimika zijn dat

80

Page 92: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

de óoto-ipikare of, beter nog, de kaputi-ipíkare. Laatstgenoemden wordenniet als echte mensen, wenatà, beschouwd, maar als reïncarnaties vankapità-wé, waarvan men beweert, dat zij onsterfelijk zijn. Kapuü-ipikarezouden volgens onze informanten ongevoelig zijn voor ziekten en - huntypische kenmerk — op een raadselachtige manier aan hun einde komen.

In elke Asmatnederzetting woont een aantal namer-ow, kontaktpersonenvoor de communicatie met de geestenwereld. Van Amelsvoort (1964, p.53)schrijft over hen: 'it is doubtful whether these contact persons are regardedas real human beings'. Men roept hun hulp o.m. in voor het opsporen vanziekte- en doodsoorzaken, voor de naamgeving aan kinderen en voor hetvaststellen van geschikte data voor de viering van rituelen en het gaan opkrijgstocht. Onze ervaringen bevestigen, dat 'many oral reports about blackmagic in the Asmat are difficult to check'. Voor Mimika geldt trouwenshetzelfde.

7. SAMENVATTING

Tot voor kort vertoonde het westelijke deel van de zuidelijke kustvlakte vanWest-Irian alle kenmerken van een langdurig isolement. De vlakte valtuiteen in een tweetal gebieden t.w. Mimika en Asmat. Beide worden be-woond door een bevolking die technologisch op een laag peil staat. Dewijze waarop zij in haar levensonderhoud voorziet brengt territorialemobiliteit met zich. De bevolkingsdichtheidscoëfficiënt is, voor zover wekunnen nagaan, in het gehele gebied vrijwel gelijk en wijst op een bij degegeven technologie hoge benuttingsgraad van de bodem en de overigenatuurlijke rijkdommen. De omvang van de nederzettingen vertoont, even-als de frekwentie waarmee zij worden verplaatst, lokale verschillen. Tussenomvang en frekwentie bestaat een negatieve correlatie. De concentratie-coëfficiënt, die de verhouding uitdrukt tussen de gemiddelde omvang vande nederzettingen en de bevolkingsdichtheid ter plaatse, hangt nauw samenmet de geomorfologische situatie.

In economisch opzicht zijn de groepen - jew en taparü -, waarvan hetaantal per nederzetting uiteenloopt en die tot enige honderden leden kunnentellen, zelfverzorgend. Alle beschikken zij over een eigen territorium. Debeslotenheid van het groepsleven impliceert een hoge mate van sociale inte-gratie met als gevolgen een sterke sociale kontrole en, daarmede verbandhoudend, een uiterst lage mobiliteit van de menselijke arbeid. Het laatsteis vooral van belang met het oog op de economische ontwikkeling.

Het geheel van binnen de groep bestaande sociale relaties drukt men uitin termen van verwantschap en aanverwantschap. Het instituut van deadoptie is sterk ontwikkeld. Het groepslidmaatschap wordt territoriaal, nietgenealogisch bepaald. De gegeven sociale struktuur met haar onderver-deling van de samenleving in groepen van mensen die zich met elkaar ver-want achten, brengt mee dat de huwelijksregeling veruit de belangrijkste

81

Page 93: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

vorm van interaktie is tussen de groepen onderling. Als men de hand houdtaan de bestaande voorkeursregeling, die wil (1) dat een man trouwt meteen meisje uit zijn moeders groep en (2) dat elk huwelijk een ruilhuwelijkis (wat eenvoudig toepassing van de wederkerigheidsregel is), leidt dit toteen tweedeling, die in verwantschapstermen kan worden uitgedrukt.

Enkele jaren geleden speelden in de Asmatsamenleving krijgstochteneen zeer belangrijke rol, zowel in demografisch, genetisch, sociaal-econo-misch als in sociaal-psychologisch opzicht. Er zijn tal van aanwijzingen,dat dit voorheen ook in de Mimikaanse samenleving het geval is geweest.De invloed van de krijgstochten op het sociaal-economisch leven betrofvooral de arbeidsverdeling en was aanzienlijk. De vele rituelen of feestenhouden alle verband met de oorlogvoering, maar ook los daarvan is hunbetekenis, vooral in sociaal en sociaal-psychologisch opzicht, niet te onder-schatten. Hun sociale betekenis danken zij, behalve aan de versterking vanhet in group-gevoel, die zij alle met elkaar gemeen hebben, hoofdzakelijkaan hun institutionaliserende invloed op het groepsleven in zijn verschil-lende aspekten; hun sociaal-psychologische betekenis ontlenen zij in be-langrijke mate aan de magische kracht die men eraan toeschrijft. In deovergangssituatie, waarin de betrokken samenlevingen bij de openleggingvan hun woongebied zijn komen te verkeren, hebben de rituelen een ver-tragende invloed op de sociaal-strukturele desintegratie. Van de anderekant leidt hun viering ertoe, dat de autochtone intelligentsia zich deplaatshebbende veranderingen — juist door hun confrontatie met de mythendie aan de rituelen ten grondslag liggen - beter bewust wordt. Door deviering van de rituelen, en bijgevolg ook de actualisering van de betreffendemythen, van overheidswege te bevorderen, wordt het proces van mentaleaanpassing aan de zich wijzigende levensomstandigheden dan ook versneld.Tussen de feestencycli in het Mimika- en die in het Asmatgebied bestaateen grote mate van overeenkomst.

De kern van het wereldbeeld, zowel dat van de Mimikanen als dat vande Asmatters, wordt gevormd door een dualistisch dynamisme. In zijn uit-bouw vertoont het animistische trekken. Het vruchtbaarheidsaspekt wordtsterk benadrukt. Voorzover we konden beoordelen vormt het een goed ge-integreerd geheel en geeft - of eigenlijk gaf - het een bevredigend antwoordop alle levensvragen waarmee de mens in Mimika en Asmat wordt gecon-fronteerd. In zaken van levens- en wereldbeschouwelijke aard wordt hetgezag van de ouderen algemeen erkend.

Het geheel overziende, menen we een bruikbaar uitgangspunt te hebbenverkregen voor het analyseren van de invloed die de openlegging op deoorspronkelijke situatie in Mimika en Asmat heeft gehad.

82

Page 94: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

HOOFDSTUK II

ANALYSE VAN HET OVERGANGSPROCES

1 DE OPENLEGGING ALS HISTORISCH GEGEVEN

1.1 Algemeen

Alvorens over te gaan tot een analytische beschouwing van het proces vanconfrontatie met de buitenwereld, waarbij achtereenvolgens een aantalaspekten afzonderlijk en in hun samenhang zullen worden belicht, willenwe proberen dit proces met behulp van enige historische data in de tijd tesitueren. Ten aanzien van het tijdstip waarop de bevolking van hetMimika- resp. het Asmatgebied met de buitenwereld werd geconfronteerd,is er een aanzienlijk verschil. Zowel voor het Mimika- als het Asmatgebiedkunnen we de kontakten met het westen onderscheiden in:

a. handelskontakten;b. kontakten als gevolg van expedities;c. bestuurskontakten en -vestigingen;d. kontakten met missionerende corporaties.Voor wat betreft Mimika zien we het volgende:

ad a. De handelskontakten, die zich in het verleden vrijwel beperkten tot West-Mimika, zijn al van oude datum. De eerste rechtstreekse aanraking met de wes-terse wereld vond plaats ten tijde van de Vereenigde Oost-Indische Compagnieen wel in de eerste helft van de 17e eeuw, toen de VOC vergeefse pogingen inhet werk stelde om beslag te leggen op de zich destijds in handen van de Ceram-mers bevindende handel in massoibast. Incidenteel had Mimika met het westenal eerder, zij het ook indirekt, kontakt. Dit liep via de Radja's van Namatotte,van origine Ceramese handelaren die zich voornamelijk toelegden op de handelin massoibast, lawangolie, tripang (gedroogde zeekomkommer) en slaven. Deoostelijke grenzen van het Radjaschap Namatotte, ook wel Kowai genoemd,waartoe het westelijk deel van Nimika werd gerekend, lagen niet vast. Zij warenmede afhankelijk van de aan wisselingen onderhevige verstandhouding met deplaatselijke bevolking en haar hoofden, van wie de Radja van Kipea het meestop de voorgrond trad.

ad b. Met betrekking tot de expedities, welke het Mimikagebied daadwerkelijkvermochten te bereiken, beperken we ons tot de navolgende korte opsomming.Voor meer gedetailleerde gegevens moge worden verwezen naar de 'Kroniek deraanrakingen met en vestigingen in de Onderafdeling Mimika' van de hand vanPouwer, waaraan de navolgende informatie goeddeels werd ontleend. HoofdstukVII van diens dissertatie bevat eveneens een uitgebreid historisch overzicht(Pouwer 1955, pp. 215 e.v.).

83

Page 95: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

In 1902 voer J. M. Dumas in opdracht van de N.G. Handelmaatschappijlangs de Mimikakust die hij op enige plaatsen aandeed. Waarschijnlijk was hij deeerste Europeaan die met de bevolking in nauwer kontakt kwam. Voor de kennisvan het gebied en zijn bewoners leverde de Zuidwest Nieuw-Guinea expeditie(1904-1905), waaraan onder meer werd deelgenomen door ctr. J. Seyne Kok enG. P. Rouffaer, interessant materiaal op. Dr. A. F. R. Wollaston, een der deel-nemers aan de onder leiding van W. Goodfellow staande Engelse expeditie, dievanaf 5 januari 1910 tot en met 7 april 1911 in Mimika vertoefde, verzameldeeen groot aantal etnografische gegevens. Geleid door Wollaston, werd in 1912een tweede Engelse expeditie ondernomen, waarbij men er in slaagde de sneeuw-toppen te bereiken.

Tijdens de Militaire Exploratie werd van 1910 tot 1913 het gehele kustgebiedvan Mimika in kaart gebracht. De aanrakingen met de bevolking waren vanweinig vriendschappelijke aard en van persoonlijk kontakt was nergens sprake.

De Mimika-expeditie (1935-1936) onder leiding van Dr. H. J. Th. Bijlmerverrichtte voornamelijk fysisch-anthropologisch werk. Aan de tochten werd ondermeer deelgenomen door de toenmalige civiel gezaghebber Sj. van der Goot enpater H. Tillemans M.S.C. (Bijlmer 1938). In het tweede halfjaar van 1937maakten A. H. Colijn, F. J. Wissel en J. J. Dozy met een gering aantal dragersen bevoorraad vanuit de lucht hun tocht naar de Carstensztoppen (Colijn 1937).Uitgezonden voor commerciële doeleinden, exploreerde Eric Lundquist hetrivierenstelsel en de jungle van het Mimikagebied (Lundquist 1952).

ad c. De eerste officiële bestuursdaad in Mimika werd verricht door controleurJ. van Oldenborgh toen deze op 11 oktober 1879 nabij Akare, westelijk vanUta, een Nederlands wapenbord aan een boom liet bevestigen.

Tijdens een tocht met de kruiser 'Serdang' en het gouvernementsvaartuig'Zeemeeuw' bracht ctr. J. H. Kroesen, de eerste in Fak-Fak zetelende afdelings-chef van West Nieuw-Guinea, in het najaar van 1901 enige dorpsoudsten, t.w.van Umar, Kipea en Akare, die te Fak-Fak bij hem hun opwachting haddengemaakt, terug naar West Mimika, waar zij bij Umar aan land werden gezet.In het najaar van 1903 toen Kroesen inmiddels zelfstandig assistent-residentvan het een jaar tevoren gestichte Merauke was geworden, had hij tijdens hetverrichtingen van peilingen voor de Mimikaanse kust met de bevolking opper-vlakkig kontakt. Zijn opvolger R. L. A. Hellwig voer op 3 april 1907 tijdens eenoriëntatiereis de Mimikarivier een paar uren op na een bezoek te hebben gebrachtaan de nederzetting Wakatimi (Mimika) (Pouwer 1955, p. 228).

Na Palmer van den Broek, die het Mimikagebied eveneens schijnt te hebbenbezocht, was de assistent-resident Dumas van 1908 tot 1911 belast met het be-stuur over West Nieuw-Guinea, waartoe destijds de Mimikastreek tot aan KaapSteenboom werd gerekend. Eerst onder het bewind van zijn opvolger, de ass. res.Ingenluyff, was er sprake van een meer daadwerkelijke bestuursuitoefening. Deinmiddels tot ass. res. bevorderde J. Seyne Kok vervulde vanaf 1918 de funktievan afdelingschef. Zijn opvolger S. J. van der Geuns (1923-1925) maakte er in1925 gewag van, dat er gelden waren uitgetrokken voor de aanstelling van eendistriktshoofd in Mimika; dit met het oog op de veiligheid van Chinese paradijs-vogeljagers en -handelaren, van wie er sedert 1915 in het Mimikagebied werk-zaam waren, alsmede van hun van de Argunibaai afkomstige Papoeahelpers.

Per 1 januari 1926 werd West-Nieuw-Guinea een onderafdeling, ressorterend

84

Page 96: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

onder de afdeling Ternate. De bestuursassistent (BA) Kulibongso werd in oktober1926 te Mimika geplaatst als eerste distriktshoofd. Zijn bestuurspost lag aan-vankelijk aan de middenloop van de Mimikarivier, maar vanwege het bandjir-gevaar besloot men al spoedig te verhuizen naar de strandwal waarop Kokonaothans is gelegen.

De gezaghebber A. L. Vink, van 1929 tot 1932 onderafdelingschef van West-Nieuw-Guinea, blijkt regelmatig in Mimika te hebben getourneerd. Het was tij-dens zijn bestuursperiode, dat een reeks van overvallers door Asmatters o.m.op de nederzetting Atuka in 1929, 1930 en in mei 1931 plaatsvond. Laatstgenoem-de overval kon evenwel worden afgeslagen. De overvallers werden op de terug-weg, na door toedoen van de bestuursassistent (BA) Ismael bin Hambely metbehulp van politieversterking en van de op wraak beluste bewoners van Wania,Atuka enz. te zijn ingesloten, in groten getale gedood. Op een tournee met degezaghebber Van Hespen, een tweetal jaren later, werd genoemde BA uit weer-wraak voor de slachtpartij door zijn Asmatroeiers op 17 april 1933 om het levengebracht. Van Hespen wist ternauwernood te ontkomen.

In 1930 werd het bestuursressort Mimika verdeeld in een ressort Oost-Mimikamet als hoofdplaats Kokonao en een ressort West-Mimika met als hoofdplaatsUta, beide te besturen door een bestuursassistent. Het ressort West kwam in 1931om zuinigheidsredenen weer te vervallen, doch in 1933 werd dan toch de post Utageopend met de plaatsing aldaar van de candidaat-hulpbestuursassistent (CHBA)Siahainiya, in 1935 opgevolgd door de BA Tilly. Tot de door oorlogsomstandig-heden gedwongen opheffing van de post in 1941, werd het bestuur er achtereen-volgens nog uitgeoefend door de BA's Wairata en Haurissi.

In Oost-Mimika vond in 1937 de opening van de bestuurspost Japero plaatsen werd de hulpbestuursassistent (HBA) F. Maturbongs als plaatselijk bestuurderaangesteld. Tijdens het bewind van de ass.res. Dr. I. C. C. Haar werd de post in1938 overgeplaatst naar Agats.

In 1936 (Staatsblad 1936 Nr. 556) is de onderafdeling Mimika ingesteld.Achtereenvolgens had de onderafdelingschef zijn standplaats te Fak-Fak (1936),te Paniai (1938) en wederom te Fak-Fak (1940), welke plaatsen beide buiten detoenmalige onderafdeling zijn gelegen. In november 1942 werden Kononao enomgeving bezet door 300 man Japanse mariniers, een aantal dat geleidelijk oplieptot ca. 800.

Nadat in december 1945 de ass.res. Link, de ctr. Van der Capellen en deadsp.ctr. Polderman een oriënterend bezoek aan het Mimikagebied hadden ge-bracht, werd onder leiding van de schrijver BB V. P. C. Maturbongs na deJapanse bezetting een begin gemaakt met de wederopbouw van de in verval ge-raakte nederzettingen. Korte tijd later arriveerde te Kokonao de BA Abdulhalim.Op 31 mei 1946 ging te Kokonao, nadat de toenmalige adsp.ctr. A. R. vanZeeland daags tevoren was aangekomen, de Nederlandse vlag weer in top. Beginaugustus van datzelfde jaar had men voor het eerst na de bezetting weer te kam-pen met een overval door Asmatters en wel op Inaoga, dat ook tegen het eindevan de jaren twintig en in het begin van de jaren dertig meerdere malen vandergelijke overvallen het slachtoffer was geworden. Tot omstreeks 1950 kwamenzij sedertdien weer regelmatig voor. Met name in het oostelijk deel van Mimikalag het accent van de bestuursvoering nog geruime tijd op de pacificatie en debeveiliging tegen Asmatovervallen. In latere jaren verkregen de tochten van deAsmatters een meer vredelievend karakter. Op gezette tijden verschenen toen

85

Page 97: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

groepen Asmatters te Kokonao met het verzoek ook in hun woongebied weereen bestuurspost te openen. Aan de voornaamste beweegreden van dit verzoek,t.w. de wens te delen in de rijkdom van tabak en ijzerwaren, met name bijlen,die naar Asmats bevinden aan de aanwezigheid van een bestuurspost verbondenwas (zie p.90), lieten zij geen twijfel bestaan. Op 24 mei 1948 had ook de her-bezetting van de post Uta plaats. De klerk BB L. Renjoet werd er belast met dewerkzaamheden van hoofdbestuursassistent. Sedert de officiële heropening van depost Kokonao na de Japanse bezetting tot aan de overdracht van het bestuurover West-Nieuw-Guinea aan het tijdelijke beheersorgaan van de VerenigdeNaties (UNTEA), werd over de onderafdeling Mimika in een tijdsverloop van16 jaren het bestuur achtereenvolgens gevoerd door elf onderafdelingshoofden.De langste ambtstermijn bedroeg 5½ jaar, de kortste - de laatste die werd afge-broken door de bestuursoverdracht aan de UNTEA op 1 oktober 1962 niet mee-gerekend - 10 maanden.1

ad d. De eerste vertegenwoordiger van missionerende corporaties die in Mimikavoet aan wal zette was pater C. J. F. le Cocq d'Armandville S.J. Tijdens zijn in1896 met een schoener naar het oosten ondernomen tocht deed deze op de terugwegvan Straat Marianne de nederzetting Kipea aan. Zodra hij zich na afloop vanzijn bezoek weer aan boord wilde begeven, is hij, naar verluidt onder verdachteomstandigheden, verdronken (Rombouts Camps 1961). Ruim 30 jaren later, enwel op 9 mei 1927, werd het werk van Le Cocq d'Armandville opnieuw opgevat.Mgr. J. Aerts MSC en pater F. Kowatzki MSC van de hoofdstatie der R.K.Missie te Langgoer (Toeal) op de Kei-eilanden gingen toen, vergezeld van eentweetal Keiese onderwijzers, te Kokonao aan land. Met dit bezoek werden deregelmatige werkzaamheden van de R.K. Missie in de Mimikastreek ingeluid.Aanvankelijk bleven alleen de beide onderwijzers B. Renjaan en Chr. Rettobte Kokonao achter, maar op 27 mei 1928, een jaar later dus, vestigde paterKowatzki zich voor goed te Mimika. Tijdens de volgende kenteringsperiode, eenhalf jaar daarna, voegde de broeder-timmerman J. Crooymans, die op 12 novem-ber 1928 vanuit Kei naar Kokonao was vertrokken, zich bij hem.

Pater H. Tillemans MSC vestigde zich in juni 1930 te Uta, dat de tweede statievan de R.K. Missie in het Mimikagebied werd. Nadat op 11 november 1932 depas uit Kei gearriveerde pater Rievers MSC zich bij zijn confraters in het Mimi-kagebied had gevoegd, verving pater Tillemans te Kononao pater Kowatzki, dieom gezondheidsredenen naar Kei moest terugkeren. Met betrekking tot het procesvan geleidelijke kerstening deelt Pouwer mede, dat dit proces aanmerkelijk werdbespoedigd naar aanleiding van berichten dat de Zending zich ook in de streek

1. m.i.v. 30 mei 1946: adsp.ctr. A. R. van Zeeland11 mei 1947: CHBA V. Maturbongs- aug. 1948: HBA L. Renjoet2 mei 1949: ctr. M. Paliama

19 nov. 1954: ctr. C. S. I. J. Lagerberg13 apr. 1956: ctr. R. A. Snell7 jan. 1958: ctr. K. J. M. de Jong

28 apr. 1959: ctr. C. J. Schneider20 febr. 1960: ctr.I. F. Veldkamp

2 juni 1961: ctr. H. A. van der Schoot23 juni 1962: adm.ambt. G. Blok

86

Page 98: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

zou gaan vestigen (1955, p. 233). Tot medio 1933 droeg de missionering eenuitgesproken extensief karakter.

De periode van de dubbele zending duurde in Mimika vanaf het begin van dejaren dertig, toen de Molukse Protestantse Kerk haar aktiviteiten begon te ont-plooien (in november 1933 kwamen de eerste Protestantse godsdienstleraar enonderwijzers aan), tot april 1937 toen de Synode van de Indische Kerk beslootzich uit Mimika terug te trekken (Pouwer 1955, p. 235). Daarmee kwam eeneinde aan de voor de Mimikanen in materieel opzicht zo voordelige tijd welkehet gevolg was van de rivaliteit tussen de katholieke Keiese en de protestantseAmbonese onderwijzers, die ruimschoots gelegenheid bood beide partijen tegenelkaar uit te spelen.

In de loop van het jaar 1953 nam de Franciscaner Missie de taak van de mis-sionarissen van het H. Hart in Mimika over. Het zendingswerk op evangelischegrondslag werd in 1956 opgenomen door een Amerikaanse zendingsorganisatieThe Evangelical Alliance Mission (TEAM), waarin een aantal Kerken samen-werkt. In haar wijze van aanpak wijkt TEAM - een organisatie met een enigs-zins sectarische inslag - aanzienlijk af van de methode, die tot dusverre werdgevolgd door de R.K. Missie en door de Molukse Protestantse Kerk (GPM),welke laatste zich sedert het staken van haar zendingsarbeid in Mimika nogslechts beperkt tot de geestelijke verzorging van haar te Kokonao wonende, vanelders afkomstige lidmaten. Meer dan laatstgenoemde corporaties tracht TEAMdoor intensief gebruik te maken van de volkstaal - o.m. met behulp van gram-mofoonplaten - het christendom ingang te doen vinden. Haar streven is er ineerste instantie op gericht om met gebruikmaking van kennis van de plaatse-lijke gewoonten en ethiek, een beperkt aantal volgelingen van de hoofdwaarhedenvan de door haar gepredikte leer te doordringen om de zo gevormde kern laterte kunnen inschakelen bij voortschrijdende kersteningsarbeid. De MSC-missiona-rissen daarentegen trachtten met name tijdens de beginperiode van de R.K. Missiein Mimika een aanvankelijk weinig diepgaande geloofskennis op de snelst mo-gelijke wijze over het gehele gebied te verbreiden. Daartoe bedienden zij zich vanKeiese dorpsschoolonderwijzers en catechisten.

Teneinde ook het proces van westerse beïnvloeding met betrekking tot hetAsmatgebied historisch te kunnen plaatsen, volgen we met het oog op devergelijkbaarheid ten aanzien van de kontakten van dit gebied met debuitenwereld een opstelling, parallel aan de voorgaande. Zoals gezegdonderscheiden we de kontakten ook hier in:a. handelskontakten;b. kontakten als gevolg van expedities;c. bestuurskontakten en -vestigingen;d. kontakten met missionerende corporaties.Voor een handzaam overzicht zij verwezen naar de eerdergenoemde disser-tatie van Van Amelsvoort, waarvan hoofdstuk III - 'History of Contactswith the Asmat' - geheel is gewijd aan de aanrakingen die het gebied metde buitenwereld had.

ad a. Anders dan het Mimikagebied kan het Asmatgebied niet terugzien op uit hetverleden daterende handelskontakten. Zo kende het tot voor kort geen bronzen

87

Page 99: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

gongen, kustprauwen van het torpatype, ijzerwaren, noch de met de aanwezigheidvan ijzer verband houdende smeedkunst, zoals die al sedert eeuwen in West-Mimika kon worden aangetroffen. Het oudste kontakt van commerciële aard -afgezien van de door de oliemaatschappij N.N.G.P.M. vanaf 1950 verrichte wer-vingen van Asmatarbeiders - dateert eerst uit het jaar 1953 toen C. G. Verheyvan Wijk, direkteur van de N.V. South New Guinea 'IMEX" zich te Agats ves-tigde. In het begin legde deze zich vooral toe op de krokodillenjacht en de han-del in krokodillehuiden. Na verloop van enige jaren verschoof de N.V. 'IMEX'het zwaartepunt van haar aktiviteiten van de huidenhandel, die zij meer en meeroverliet aan de te Agats gevestigde Chinese handelaar, naar de houthandel. Zijhield zich later nagenoeg uitsluitend bezig met de opkoop van door de Asmat-bevolking gekapt Moluks ijzerhout (Intsia spec), dat grotendeels in dolken werdverhandeld. Ten behoeve van de afscheep voer enige malen per jaar een coasterde Pomatsj of Noordwestrivier op, alwaar de bevolking het hout tevoren opstapelplaatsen bijeen had gebracht. In 1959 stelde de N.V. 'IMEX' te Jamas,waarheen zij vanuit Sauwa/Erma enige jaren eerder was verhuisd, een kleine za-gerij in bedrijf, welke haar in staat stelde dolken ter plaatse te verzagen totkonstruktiehout o.m. ten behoeve van de woningbouw te Merauke.

Hoewel zij niet tot handelskontakten van enige omvang met de bevolkinghebben geleid, dient op deze plaats ook melding te worden gemaakt van de doorde N.N.G.P.M. in het gebied van de voetheuvels vanaf 1957 t/m 1959 verrichteseismografische, gravimetrische en geologische onderzoekingen, alsmede — lastbut not least - van haar in november 1958 aangevangen proefboring te Jaosakoraan de Süretsj (Lapré 1959, p. 26). Met name de proefboring en de bedrijvigheiddaaromheen brachten de bevolking van het Süretsjgebied o.m. als werknemer inaanraking met een kapitaalintensieve vorm van modern westers bedrijfsleven.De in Asmat overwegend technische signatuur van het westen als referentiekaderis grotendeels van de N.N.G.P.M. afkomstig.

ad b. Hoewel het Carstensz en Cook reeds op 10 maart 1623 resp. 3 september1770 was gelukt in het gebied van de Cookbaai (Casuarinenkust) voet aan wal tezetten, zij het dat het daarbij in beide gevallen ook bleef omdat zij zich, na doorde bewoners van dit gebied te zijn bepijld, weer onmiddellijk aan boord van hunop de rede liggende schepen begaven - ook Kolff had op 13 mei 1826 een soort-gelijke ervaring -, duurde het, voor zover bekend, nog tot 7 oktober 1904 alvo-rens het centrale Asmatgebied voor het eerst door Europeanen werd bezocht.Een aantal deelnemers aan de Zuidwest Nieuw-Guinea Expeditie onder leidingvan R. Posthumus Meyes de Rochemont bracht toen een bezoek aan het gebiedvan de Flamingobaai en dat van de Kasteelrivier. In 1907, 1909-1910, alsmedein 1912-1913 vond in het Asmatgebied achtereenvolgens een drietal Zuid Nieuw-Guinea Expedities plaats, waarvan de beide eerste onder leiding stonden vanH. A. Lorentz en de laatste werd geleid door A. Franssen Herderschee. Tijdensde tweede Z.N.G.-Expeditie - van 2 september 1909 tot 17 maart 1910 - slaag-den Lorentz, Nouhuys en Habbema erin voor het eerst het sneeuwgebergte tebereiken.

Inmiddels had het Gouvernement van Nederlands-Oost-Indië opdracht gegevenhet Asmatgebied ook te betrekken in de Militaire Exploratie (1908-1913). Of-schoon de expedities een rijkdom aan gegevens op geografisch, geologisch, bota-nisch en zoölogisch gebied opleverden, was hun bijdrage tot de kennis van de

88

Page 100: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

lokale bevolking gering. Met de Asmatters zelf had men maar spaarzaam enuiterst oppervlakkig kontakt. Getuige de schietpartijen droeg dit enige malen eenallesbehalve vriendelijk karakter. Na de Militaire Exploratie verdween het Asmat-gebied tot ca. 1935 weer uit de officiële belangstelling (Van Amelsvoort 1964,p. 61).

In 1922 bracht de etnoloog P. Wirz een bezoek aan het gebied van de Undirof Lorentzrivier. Enige publikaties o.a. over de Asmatkunst getuigen daarvan.Lord Moyne verrichtte in 1935 physisch-anthropologische onderzoekingen inhet gebied van de Kasteelrivier en de Asüwe of Kampongrivier. Het jaar daarop(1936) begon de N.N.G.P.M. haar werkzaamheden ter voorbereiding van eenexploratie van de streek. De in dit verband ter hand genomen luchtkarteringmoest wegens het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog worden gestaakt omeerst in 1953 te worden hervat. Vanaf 1950 tot 1957 maakte de N.N.G.P.M. inhet Asmatgebied tochten voor de werving van kontraktarbeiders ten behoeve vanwerkzaamheden elders op Nieuw Guinea. Voor de wervingsakties bestond vande zijde van de Asmatbevolking al spoedig grote belangstelling. Bij genoemdemaatschappij waren Asmatters als werkkrachten gewild.

Van de zijde van een mijnbouwonderneming vond medio 1937 in het gebiedvan de bovenloop van een aantal rivieren in Midden- en Oost-Asmat goud-exploratie plaats. Weliswaar werd goud gevonden, maar omdat de ontdekkingvan exploitabele voorkomens uitbleef, waren de resultaten alles bij elkaar geno-men toch weinig bemoedigend. Aan de bovenloop van de Eilanden- en van deKolffrivier in het noord-oosten van Asmat stelde een exploratiegroep van hetgouvernementeel Kantoor voor Mijnwezen gedurende de tweede helft van 1960andermaal een onderzoek in naar de aanwezigheid van edele metalen. Ook vandeze exploratie waren de resultaten teleurstellend in die zin, dat vooralsnoggeen economisch verantwoorde exploitatie mogelijk werd geacht.

ad c. Met betrekking tot de bestuurlijke kontakten met het Asmatgebied behoe-ven we niet ver terug te gaan. De in verband met de bestuurskontakten metMimika al eerder genoemde assistent-resident J. J. Kroesen bracht, vergezeld vanH. van Herwerden, op 16 december 1904 als eerste bestuursambtenaar een be-zoek aan het gebied van de Flamingobaai (Centrale Asmat). R. L. A. Hellwig,die zoals we zagen Kroesen als assistent-resident van Merauke opvolgde, bezochtanderhalf jaar later (mei 1906) - eveneens samen met Van Herwerden - deAsüwetsj en de Undir (Lorentzrivier). In oktober van hetzelfde jaar maaktenHellwig c.s. wederom een tournee naar de Flamingobaai en de Casuarinenkust.Het westelijk deel van het Asmatgebied werd door Hellwig in april en mei vanhet jaar daarop (1907) bereisd en wel tijdens een oriëntatietournee die hem totin het Mimikagebied bracht. Totdat tegen het einde van de jaren twintig deovervallen van Asmatters op Mimikaanse nederzettingen een verontrustendeomvang begonnen aan te nemen - in 1928 op Mukumuga, Amaoga, Otakwa enInaoga, gevolgd door een reeks van overvallen op Atuka -, was er van bestuur-lijke bemoeiing met het Asmatgebied nauwelijks iets te bespeuren. De eerstebestuurskontakten beperkten zich uitsluitend tot strafexpedities. Deze werdenondernomen vanuit Fak-Fak, waarheen ook de gemaakte gevangenen ter berech-ting werden afgevoerd. In september 1930 bedroeg het aantal gevangenen 17,in juni en juli 1935 resp. 43 en 91. In de herinnering van de bevolking leven destrafexpedities voort als zinloze opjagerijen, die met veel ontberingen gepaard

89

Page 101: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

gingen. Informanten die in 1959/1960 ca. 30 jaar oud waren, hadden ze alskind nog meegemaakt.

De assistent-resident W. J. Cator bezocht tijdens een tournee in december1936/januari 1937 o.m. de Djaitsj of Bloemenrivier. Op zoek naar een terrein datzich leende voor de vestiging van een bestuurspost, doorkruisten in het najaar van1937 de Commissaris van Politie II R. R. van Ravenswaay Claassen en de BAF. Maturbongs de Asmatstreek. In oktober van het daarop volgende jaar vondtijdens een gezamenlijke tournee van de ass.res. A. Boendermaker en W. J. Catorde stichting van de post Agats ² plaats. Gezaghebber Rugebregt werd ter plaatsegedetacheerd en een jaar later (in 1939) opgevolgd door genoemde Maturbongs.Het eerste onderafdelingshoofd van Asmat, ctr. J. G. Wegner, aanvaardde zijnfunktie op 14 januari 1941, doch moest na een maand, en wel op 13 februari,in verband met de dreigende oorlog zijn post vaarwel zeggen.

Na de Tweede Wereldoorlog maakte het toenmalige onderafdelingshoofd vanMimika, ctr. A. R. van Zeeland, in de eerste maanden van 1947 een tourneenaar het gebied van de Flamingobaai. Ook ctr. Paliama van Mimika bezocht o.m.in 1950 enige malen het gebied (Thooft 1957, p. 10).

De oorlogsperiode gaf een intensivering te zien van de traditionele strijd tussende Asmatgroepen. Behalve het verlangen naar ijzerwaren en andere artikelen vanwesterse makelij waarmee de Asmatters incidenteel tijdens hun aanvallen opMimikaanse nederzettingen hadden kennis gemaakt, schijnt ook de wetenschap,dat de aanwezigheid van een bestuurs- of politiepost in een streek veelal eenstatus quo ten gevolge heeft, met name voor Asmatgroepen die er strategisch nietzo best voorstonden, dan wel hun hegemonie bedreigd wisten, aanleiding te zijngeweest naar Mimika te gaan en daar de autoriteiten te verzoeken in hun gebiedeen post te openen. Zo tegen m.n. de Mbismamgroepen van Sjuru en Ewer inmaart 1947 Mimikawaarts.

In december 1948 trokken ± 6000 Asmatters, t.w. die van Sjuru, Ewer, Ajam,As, Atat, Nakai, Aumarpatsj (Au) en Kapi (Thooft 1957, p. 67) het Mimikage-bied in, waar de tocht door het Bestuur werd gestuit. Met de belofte, dat ook inAsmat spoedig een post zou worden geopend, slaagde ctr. Paliama er een jaarlater in hen naar hun woongebied te doen terugkeren.

Een groep uit Amborep afkomstige personen, die zich enige jaren eerder totongenoegen van de plaatselijke Jaqai aan de Digulrivier in het zuiden van hetMappigebied had gevestigd, werd in oktober 1951 onder politiegeleide terug-gevoerd. Niet voor lange tijd echter, want op 26 oktober 1953 herhaalde eentweetal jew van Amborep de poging zich aan de Digul te vestigen. De huidigeAsmatnederzettingen Waighin en Kaimoon, in de delta van de Digul gelegen,getuigen van het succes van de hernieuwde poging. De mening, dat Amborep

: uit zijn streek van oorsprong zou zijn gevlucht 'in fear for intervillage wars'(Van Amelsvoort 1964, p. 67), kunnen we niet zonder meer onderschrijven. Terplaatse, zowel in Amborep als in Kaimoon, ingewonnen informaties leerden,dat het vooral interne spanningen in de Amborepgroep waren, die tot de afschei-ding hebben geleid. De sagopositie van Amborep in aanmerking genomen, is ditook wel aannemelijk (zie boven pp. 47 e.v.). De veronderstelling, dat de eerder-genoemde groep van 6000 personen die leden van onderling rivaliserende groepen

2. De naam Agats die aan de nieuwe post werd gegeven is afgeleid van het Asmat -woord 'akat' dat 'goed, mooi' betekent.

90

Page 102: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

omvat, welke tezamen ± 1 / 5 deel van de totale Asmatbevolking uitmaken, zouzijn gevlucht uit angst voor stamoorlogen, kunnen we al evenmin delen. Moge-lijkerwijs heeft het Indonesische woord 'lari', dat in de spreektaal zowel 'vluchten'als 'wegtrekken' kan betekenen, de opsteller van de o.m. door Van Amelsvoortals informatiebron gebezigde stukken parten gespeeld, zodat deze het vlucht-aspekt van de trek wel wat heeft overtrokken. Uiteraard houdt een en ander nietin, dat de door bevolkingsdruk veroorzaakte spanningen in het Asmatgebied ge-heel en al vreemd zouden zijn aan deze volksverhuizing. Maar dat neemt nietweg, dat die massale trek minder aan angst dan aan de algemene - al dan nietdoor de sociale druk geïnduceerde - mobiliteit en expansiviteit van de Asmat-bevolking dient te worden toegeschreven. Overigens is het de vraag of een der-gelijke trek zich bij afwezigheid van westerse kontakten in een dergelijke omvangtot buiten het eigenlijke Asmatgebied zou hebben uitgestrekt.

Ultimo 1953 bezocht Resident J. J. Spijker het Asmatgebied ter voorbereidingvan de definitieve vestiging van de bestuurspost aldaar. De post Agats, waaropde keuze andermaal viel, werd in november 1954 door ctr. A. R. van Zeelandofficiëel betrokken. V a n a f zijn heropening is tot 11 september 1962 achtereen-volgens een zevental BB-ambtenaren met het onderafdelingsbestuur in Asmatbelast geweest.3

ad d. Het eerste bezoek dat van de zijde van de R.K. Missie aan het Asmat-gebied werd gebracht, is dat van pater Vliegen MSC die vanuit Mimika als gastvan een groep van de Militaire Exploratie in 1912 een korte tocht maakte doorhet westelijke deel van Asmat. Nagenoeg een kwart eeuw later (ultimo juli 1936)bezocht pater H. Tillemans MSC, eveneens vanuit Mimika, tijdens een patrouilledie enige dagen duurde, het gebied. Van nauw kontakt met de bevolking wasgeen sprake. Ook bij de tocht van pater Munster in het gebied van de Eilanden-rivier in mei 1937 ging het, evenals bij de twee voorgaande, alleen om een ter-reinverkenning. Vanuit Mimika begon het werkterrein van de R.K. Missie zich inde loop van de volgende jaren ook over Asmat uit te strekken. Kort voor hetuitbreken van de Tweede Wereldoorlog zou zij reeds beschavingsscholen hebbengeopend in Ajam, Sjuru en Ewer (Thooft 1957, p. 10).

In 1950/1951 maakten de paters G. A. Zegwaard en A. Welling MSC eenbegin met hun reeks van tochten door de Asmatstreek. Met name Zegwaardnoteerde daarbij een groot aantal etnografische gegevens. Zijn publikaties getui-gen niet alleen van een exakt waarnemingsvermogen, maar ook van een leven-dige belangstelling voor de Asmatkultuur. Hun grote belang voor de kennis vanhet Asmatgebied en zijn bewoners ligt meer in het etnografische dan in hetantropologische vlak. Gezien de strekking van de publikaties van Zegwaard, dievooral tot doel hadden in bredere kring belangstelling te wekken voor het Missie-werk onder de Asmatters, is dat alleszins begrijpelijk. Blijkbaar heeft het Zeg-

3. m.i.v. 10 nov. 1954: ctr. A. R. van Zeeland28 mei 1956: ctr. J. Thooft31 juli 1957: ctr. Mr. M. Lapré7 febr. 1959: adsp.ctr. H. A. van der Schoot

18 okt. 1960: ctr. Mr. J.-W. Kroon9 okt. 1961: ctr. Mr. C. P. Nijhoff

13 apr. 1962: ctr. R. C. de Iongh

91

Page 103: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

waard slechts bij uitzondering 4 voor ogen gestaan bij zijn publicistische arbeidde rol van onderzoeker van die van missionaris gescheiden te houden. Met hetaanleggen van strikt wetenschappelijke kriteria bij de beoordeling van zijn publi-katies zouden we de schrijver dan ook alleen maar onrecht aandoen. De waar-dering van Van Amelsvoort voor het pionierswerk van Zegwaard, dat ook denodige bouwstenen voor deze studie heeft opgeleverd, delen we geheel en al(1964, p. 69). De eerste tien catechisten, merendeels Mimikanen, werden in1952 in het Asmatgebied geplaatst. Zegwaard en Welling vestigden in februari1953 te Agats een Missiestatie, hetgeen het feitelijke begin betekende van demissionering van het Asmatgebied. Op ruime schaal maakte de R.K. Missiedaarbij gebruik van Mimikaanse catechisten en Keiese onderwijzers.

In 1956 - nagenoeg tegelijk met haar vestiging te Kokonao - opende TheEvangelical Alliance Mission een zendingspost te Agats. Voor de werkwijze vandit genootschap mogen we verwijzen naar hetgeen met betrekking tot de kontak-ten van Mimika met de corporaties reeds werd opgemerkt. In 1960 warenTEAM-zendelingen gevestigd te Agats, Ajam, Jaosakor en Pirimapun. Hun vol-gelingen zijn nog beperkt in aantal.

Sedert november 1958 droegen de Paters van het H. Hart (MSC) de missio-nering van het Asmatgebied geleidelijk over aan de Amerikaanse CrosierFathers.

1.2 Het tijdstip van de confrontatie met de westerse wereld nader bezien

Een terugblik op de voorgaande reeksen gebeurtenissen uit de geschiedenisvan Mimika en Asmat brengt ons ertoe, de jaartallen waarop de kontaktenvan deze gebieden met het westen hun incidentele karakter voorgoed had-den verloren, anders gezegd, waarop de confrontatie met het westen tothistorisch feit werd, respektievelijk te stellen op 1926 en 1953.

Immers, ook al kende het Mimikagebied vroegtijdig indirekte handels-kontakten met de buitenwereld, handhaafde het Nederlandsch-IndischeGouvernement er al vanaf de eeuwwisseling een nominaal gezag en heefthet gebied sinds 1902 herhaaldelijk in de aktieve belangstelling van weten-schappelijke en andere expedities gestaan, toch ving voor deze streek deperiode van intensief en permanent kontakt met de westerse invloedsfeerpas eind 1926/begin 1927 aan. In oktober 1926 werd, zoals we zagen, debestuursassistent Kulibongso als distriktshoofd te Mimika geplaatst, terwijlvanaf mei 1927, na het bezoek van Mgr. Aerts en pater Kowatzki, ook metde kerstening ernst werd gemaakt.

Hoewel het als definitief bedoelde begin van de openlegging van Asmatreeds enige jaren vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog plaatshad — t.w. in 1938 toen de post Agats voor de eerste maal werd geopenden omstreeks welke tijd ook de R.K. Missie haar eerste beschavingsscholenin het gebied oprichtte - moest de uiteindelijke openlegging van dit deel

4. b.v. Zegwaard, G. A., art. 'Head Hunting Practices of the Asmat of NetherlandsNew Guinea' in The American Anthropologist, Vol. 61, Nr. 6 Dec. 1959.

92

Page 104: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

van de zuidelijke laagvlakte, als gevolg van de oorlogsomstandigheden,nog tot na de Tweede Wereldoorlog wachten. In februari 1953 stichtten depaters Welling en Zegwaard te Agats een Missiestatie. Ongeveer gelijktijdignamen ook de commerciële aktiviteiten van de N.V. 'Imex' er een aanvang.Ctr. Van Zeeland betrok als onderafdelingshoofd de bestuurspost in no-vember 1954.

Als we de term openlegging gebruiken, verstaan we daaronder die eenzijdigevan buitenaf ondernomen aktie, welke gericht is op de verbreking van het isole-ment van een landstreek teneinde haar, onder meer door middel van pacificatievan de plaatselijke bevolking en het scheppen van eenvoudige basisvoorzieningen,rijp te maken voor westerse beïnvloeding van konstruktieve aard. Openleggingbehoeft op zichzelf geen economische ontsluiting te omvatten en heeft dit m.n.in Mimika en Asmat ook zeker niet gedaan.

1.3 Wijze van confrontatie

Wat betreft de wijze van de confrontatie met het westen, merken we naastzekere overeenkomsten een aantal niet onbetekenende verschillen op. Zijhebben voor een deel ook betrekking op de voorgeschiedenis. In verbandmet de prae-conditionerende invloed daarvan op de betrokken samenle-vingen komt het nuttig voor er een enkel woord aan te wijden. In het gevalvan Mimika waren het aanvankelijk de indirekte handelskontakten met debuitenwereld die, niet in de laatste plaats vanwege de rooftochten waarinzij in een aantal gevallen blijken te zijn ontaard, hun stempel hebben ge-drukt op de situatie in westelijk Mimika. Dit, al is hun invloed er noch opde maatschappelijke struktuur, noch op de kultuur-in-engere-zin erg diep-gaand geweest. Maar het is moeilijk aan hun totale impact het juiste ge-wicht toe te kennen. We stuiten bv. al meteen op de praktische onmoge-lijkheid de invloed van die handelskontakten op het karakter van de oorlog-voering volledig te isoleren van de invloed die daarop uitging van degeomorfologische gesteldheid van dit deel van Mimika, dat met zijn be-gaanbare zandstrand afwijkt van de rest van het gebied. Zo ook moet hetop grond van onmiskenbaar recente mutaties in de lokale mythenschatweliswaar aannemelijk worden geacht, dat de vermindering van het isole-ment - via de verruiming van het topografische gezichtsveld - tot adop-tieve veranderingen in het wereldbeeld heeft geleid, maar de mate waarindit het geval is geweest, valt nauwelijks na te gaan. In par. 3 zal daaropnog worden teruggekomen.

Uit de periode, welke aan de eigenlijke openlegging voorafging, daterenhet aannemen van de Radja-titel door oorlogshoofden; de dracht van dekupiah, een hoofddeksel van Moslimorigine; het gebruik van bronzengongen ter opluistering van rituelen; het gebruik van ijzeren wapens; als-mede de invoering van een van het oorspronkelijke afwijkend prauwtype,van een ander soort atap en van een eenvoudige smeedkunst.

93

Page 105: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Na ± 1900 waren het een reeks van expedities en enkele ambtelijkeoriëntatietournees, die tot weliswaar meer direkte, evenwel nog hoogstincidentele kontakten met het westen hebben geleid.

De voorgeschiedenis van de openlegging van het Asmatgebied vertoonteen ander beeld. Anders dan Mimika heeft Asmat niet of nauwelijks aan dereeds uit eeuwen her daterende beïnvloeding via Tidore blootgestaan. Zijnopenlegging werd in hoofdzaak voorafgegaan door:

a. incidentele ontmoetingen van de bevolking met groepen van de Mili-taire Exploratie, waarbij misverstanden in een aantal gevallen schietpar-tijen veroorzaakten;

b. enige lokale kontakten met wetenschappelijke onderzoekers;c. een reeks overvallen op nederzettingen in het reeds onder bestuur

staande Mimika, welke overvallen werden gevolgd door strafexpedities opAsmats woongebied;

d. enkele het karakter van volksverhuizingen dragende trektochten vangrote groepen Asmatters.

Vergelijken we de eigenlijke openlegging van het Mimika- met die vanhet Asmatgebied, dan valt ons het volgende op:

1. Tussen de tijdstippen waarop beide gebieden werden opengelegd lageen tijdsbestek van ruim een kwart eeuw, gedurende welke periode deTweede Wereldoorlog de politieke verhoudingen in Zuidoost-Azië enOceanië ingrijpend veranderde.

2. Bij de openlegging van Asmat viel het accent in sterkere mate dan inMimika het geval was geweest, op de pacificatie.

3. Zowel in Mimika als in Asmat hebben de corporaties, in het bijzonderde R.K. Missie, in de openlegging een belangrijk aandeel gehad, zij het ookdat dit aandeel in Mimika relatief groter was dan in Asmat.

4. Meer dan in Mimika, waar zowel het Gouvernement als de corporatieszich bij hun kontakt met de bevolking vrijwel uitsluitend bedienden vanhulpkrachten van Oost-Indonesische origine, droeg de confrontatie inAsmat van meet af aan een rechtstreeks karakter, vooral ook omdat mener in ruimere mate gebruik maakte van uitgezonden Europees personeel.Van belang is, dat juist gedurende de periode van 1926 tot 1953 dewesterse benadering van niet-westerse gebieden en samenlevingen aanzien-lijke veranderingen heeft doorgemaakt. Uiteraard heeft dit mede geleid tothetgeen onder (4) werd vermeld. Wegens de betekenis, die in verband methet overgangsproces — met name in Mimika - moet worden toegekendaan de inschakeling van Oost-Indonesische hulpkrachten, is het gewenstaan deze faktor nader aandacht te besteden. Zoals in het navolgende zalworden aangetoond, heeft die inschakeling het verloop van het proces nl.in aanzienlijke mate medebepaald.

Kenmerkend voor de confrontatie met de westerse invloedssfeer inMimika is, dat zij verliep via een tussenlaag die bestond uit lagere be-

94

Page 106: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

stuursambtenaren, als HOBA's, BA's en (C)HBA's,5 en uit dorpsschool-(eigenlijk beschavingsschool-)onderwijzers (I. guru's) van Ambonese,Keiese en Tanimbarese origine. De infiltratie van westerse denkbeelden enandere immateriële kultuurelementen geschiedde door een oosterse zeef,die deze vertekend en losgemaakt uit hun oorspronkelijke kontext door-liet. De confrontatie met het westen betekende voor de Mimikanen danook allerminst een ontmoeting met het totale waardenstelsel, waarmee dewesterse mens van jongsaf vertrouwd is en dat met name voor de vol-wassene een hoge mate van consistentie bezit.

Voor Mimika hield het op ruime schaal inschakelen van uit Oost-Indonesië afkomstige krachten als lager kader bij het bestuurs- en missie-werk in, dat nagenoeg alle kontakt van de Mimikaanse bevolking metEuropese bestuursambtenaren en missionarissen - mede als gevolg vantaalmoeilijkheden - liep via de zich etnisch superieur voelende tussengroepder Keiezen. Met nauw verholen minachting keek deze neer op de lokalebevolking met baar zo hemelsbreed van het eigen vertrouwde adatpatroonafwijkende gebruiken. Het beeld dat de betrokken westerlingen zich alsgevolg daarvan van de Mimikanen en hun kuituur vormden, was sterkgekleurd door de vooroordelen van guru's en bestuursassistenten. In hetalgemeen viel het weinig vleiend uit. Van een vlotte rechtstreekse commu-nicatie tussen Mimikanen en Europese vertegenwoordigers van Bestuur,Zending en Missie was geen sprake, laat staan van openhartige gesprekken.Zo de bevolking al verlangens mocht hebben, die niet strookten met het-geen door de guru's en/of (CH) BA's voor haar welzijn nuttig werd geoor-deeld, ontbrak haar toch ten enen male de gelegenheid, die verlangens ookaan de superieuren van de betrokken onderwijzers en/of lagere bestuurs-ambtenaren kenbaar te maken.

Onder dergelijke omstandigheden kon men van de zijde van de beleids-instanties (Bestuur en corporaties) hooguit hopen, dat guru's en (CH) BA'szich met degenen die aan hun professionele zorgen waren toevertrouwddusdanig identificeerden, dat de eigen behoeften - bewuste zowel als on-bewuste - van de bevolking niet zonder meer op de achtergrond werdengeschoven. Dat die hoop wegens het in de intermediaire groep overheer-sende etnocentrisme veelal ijdel was, lijdt geen twijfel. Alleen bij wijze vanuitzondering fungeerden guru's en (CH) BA's als spreekbuis van de voxpopuli. Steevast waren het eerder de door de guru's bij de bevolking aan-wezig veronderstelde of haar eenvoudigweg toegeschreven behoeftendan de door haar in werkelijkheid ervaren behoeften, die de fournerendecontroleurs, zendelingen of missionarissen ter ore werden gebracht.

Dank zij de sancties van de - Ambonese - bestuursassistenten slaagdende door de R.K. Missie in Mimika geplaatste Keiese guru's er als regel in,

5. De rang van CHBA (= kandidaat-hulpbestuursassistent) was de laagste in debestuursdienst; een distriktshoofd was gewoonlijk een BA ( = bestuursassistent)danwei een HOBA ( = hoofdbestuursassistent).

95

Page 107: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

de hun als standplaats toegewezen nederzettingen naar het uiterlijk te ver-anderen in dorpen van het ook elders in Oost-Indonesië gebruikelijke type.De oorspronkelijke semi-permanente woningen van de basisnederzettingen(zie pp.30 e.v.) werden vervangen door weliswaar wat meer solide, maar ookveel bewerkelijkere huizen naar Moluks voorbeeld. Terwille van school-bezoek, eredienst, godsdienstonderricht en bestuursvoering werden deMimikanen aangespoord, overgehaald en/of gedwongen zich blijvend inverzamelnederzettingen op de strandwallen te vestigen. Onder leiding vande guru die zich geruggesteund wist door de schoolbeheerder en door deR.K. Missie in het algemeen, legde de bevolking schooltuinen aan. Onder-houden door de schooljeugd, dienden zij hoofdzakelijk tot het levens-onderhoud van het gurugezin.

De onderwijzersvrouw, njora (afgeleid van het Portugese senhora),rekende de opvoeding van de vrouwelijke jeugd buiten schoolverband tothaar taak. Zij stelde daartoe haar keuken ter beschikking en hield demeisjes bezig met huishoudelijke karweitjes als het halen van water, hethakken van brandhout, het naar landelijk-Indonesische trant oppassen vanvan haar kinderen enz. Zowel de mannelijke als de vrouwelijke school-jeugd werd groepsgewijs ten behoeve van haar keuken op visvangst ge-stuurd. Soms, lang niet altijd, leerden de aan de njora toevertrouwdemeisjes ook koken, wassen, naaien en verstellen. De woonvertrekken vanhet gurugezin waren gewoonlijk verboden terrein voor de, enigszins euphe-mistisch, 'pleegkinderen' (I. anak piara) genoemde meisjes. Kenschetsendvoor het in West-Irian alom verbreide instituut van de anak piara is, dataldaar woonachtige Europeanen het woord anak piara doorgaans alleenkenden in de betekenis van 'huisbediende'.

In de nederzettingen waar de guru's zich intensief met het doen en latenvan de bevolking bezig hielden, kon men gedurende de eerste jaren na deopenlegging een opmerkelijke aktiviteit waarnemen. Kerkgebouw, schoolen onderwijzerswoning werden in korte tijd opgetrokken, woningen werdenvernieuwd, tuinen aangelegd. De hele bevolking spande zich hevig in omop de guru een goede indruk te maken en zodoende bij Missie en Bestuurin een goed daglicht te worden geplaatst. Na de aanvankelijke roes vanarbeidslust en medewerkingsgezindheid hield de aktiviteit, op lager peilweliswaar, nog enige tijd aan. Maar daarna verflauwde de belangstellingvan de zijde van de bevolking zienderogen en trad een stilstand in de'vooruitgang' op, waarvoor nochtans op het eerste gezicht geen reden valtaan te wijzen.

De gang bleek er al na enige jaren volkomen uit te zijn en wat destijdsdoor Bestuur en Missie als ontwikkeling werd gezien — we laten een ogen-blik in het midden in hoeverre er van werkelijke ontwikkeling sprake was- vertoonde alle kenmerken van stagnatie.6

6. Behalve in het Mimikagebied deed dit verschijnsel zich o.m. ook in sterke matevoor in het Marind-gebied.

96

Page 108: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Hoewel we in par. 3 van dit hoofdstuk nog in breder verband op ditonderwerp zullen terugkomen, kan op voorhand reeds worden opgemerkt,dat de oorzaak van de stagnatie ten dele bij de guru's zelf dient te wordengezocht. Immers na een huns inziens zeer behoorlijke bijdrage tot de ver-onderstelde verbetering in de oorspronkelijke situatie te hebben geleverd,beschouwden de guru's hun beschavingswerk als voltooid. Enerzijds ont-brak het hun aan de materiële middelen en de kennis om het bereikte peilte overtreffen, anderzijds achtten zij hun ideaal van een goed georgani-seerde dorpssamenleving met henzelf aan de top van de maatschappelijkehiërarchie wel zowat verwezenlijkt. De nederzetting bestond na korte tijd uiteen aantal uniforme ééngezinswoningen, volgens hun aanwijzingen in rechtelijnen en op regelmatige afstanden van elkaar gebouwd. Kerk- en school-gebouw, alsmede de - ruim opgezette - onderwijzerswoning hadden eenvaste, centrale plaats. Dat de bereikte uiterlijke hervormingen van hetdorpsbeeld zelden of nooit aan de leefbaarheid van de nederzetting tengoede kwamen, integendeel daaraan meestal aanzienlijk afbreuk dedenomdat daarbij niet of nauwelijks rekening was gehouden met de levens-wijze van de bevolking, kwam eenvoudig niet bij hen op. Met behulp vaneen grote schare pleegkinderen in de keuken en op het erf liep de guru-huishouding immers voortreffelijk. Tuinprodukten kwamen regelmatig terbeschikking van het gurugezin, terwijl de visaanvoer gewaarborgd was,zodat de njora, behalve voor eigen gebruik, ook visprodukten kon bereidenvoor een bescheiden ruilhandel met gurugezinnen elders en met Chinesehandelaren. Kortom, het levenspeil van de onder vrij armelijke omstandig-heden begonnen guru's, had zich na verloop van tijd tot een peil ont-wikkeld, dat zij op het arme Kei met zijn starre standenmaatschappij alleenin uitzonderingsgevallen zouden hebben kunnen bereiken.

Hoewel de toegenomen welvaart van de guru's op zich weinig bevorder-lijk was voor voortgezette hervorming van de dorpssituatie, is daarmede destagnatie, ook voor zover de oorzaak daarvan bij de guru's zelf is gelegen,stellig niet geheel te verklaren. Voor de stagnatie mede verantwoordelijkefaktoren waren bovendien (a) een zekere sleur en 'bedrijfs'blindheid e.e.a.mede veroorzaakt door de slechte verbindingen met de buitenwereld; (b)de stijgende gemiddelde leeftijd van het onderwijzerskorps, waardoor deguru's aan hervormingsdrang inboetten en hun energie zich minder op hettotstandbrengen van wijzigingen dan op de consolidatie van het reeds be-reikte ging richten; en (c) de omstandigheid, dat de zorg voor de eigen op-groeiende kinderen en, in het bijzonder, de regeling van hun huwelijkensteeds meer van hun aandacht ging opeisen. In verband met het Keiesestandenstelsel en het in West-Irian naar verhouding geringe aantal Keiezenin de standen waarbinnen men het aangaan van echtverbintenissen aan-vaardbaar achtte, was dat immers allerminst een sinecure.

Met de serviliteit, die de Keiezen van de Mimikanen verwachtten en dieonmisbaar was voor de handhaving van hun moeizaam verworven positie,was het mondig maken van de bevolking, voor zover dit was gericht op het

97

Page 109: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

verwerven van medezeggenschap ook in die dorpsaangelegenheden welkeliggen buiten de traditionele sfeer, of zelfs maar het accepteren vanMimikanen als gesprekspartners, in flagrante tegenspraak. De neofeodaalaandoende trekken, die de verhouding tussen de guru's en de dorpsbewo-ners kenmerkten, moeten in belangrijke mate aan de op Kei bestaandemaatschappelijke struktuur worden geweten. Immers, de exclusiviteit vande aan kasten herinnerende standen bracht met zich, dat Papoea's in hetalgemeen tot de laagste sociale kategorie - in feite die van de horigen -werden gerekend. Indien goedwillende guru's en bestuursassistenten vanKeiese origine zich al eens een vriendelijke en humane wijze van omgangmet de bevolking veroorloofden, droeg hun optreden toch altijd een pater-nalistisch stempel. De sociale kloof die tussen de bevolking en de guru'svanaf de openlegging van het Mimikagebied bestond, werd door laatstge-noemden kunstmatig zo breed mogelijk gehouden. Ter illustratie: In eenbepaalde Mimikaanse nederzetting beschouwden de bewoners het nog in1961 als een bijzonderheid, dat de plaatselijke onderwijzer een groeps-oudste die hij tot voor kort bij zich placht te ontbieden - b.v. voor hetdoorgeven van officiële mededelingen en opdrachten - zelf in diens woningging opzoeken. In een andere vertelde men met leedvermaak, dat hetschoolhoofd (sinds kort van bestuurswege uitgeschakeld als tussenpersoonbij de communicatie tussen het distrikthoofd en de lokale bevolking) voorhet eerst in zijn al tientallen jaren durend verblijf ter plaatse een groeps-oudste die bij hem op bezoek was, een stoel - een gebruiksvoorwerp dat inMimika als statusobjekt dienst doet - had aangeboden.

Gelet op het voorgaande geloven we, dat het op grote schaal aanstellenvan Keiese leerkrachten en hun inschakeling bij de openlegging van deMimikastreek, wegens hun etnocentrisme en hun overmatig standbewust-zijn — een gevolg van het Keiese standenstelsel — weinig gelukkig moetworden geacht voor de in later jaren door de beleidsinstanties geënta-meerde gemeenschapsontwikkeling. Waarom het uitgerekend Keiezenzijn geweest die door de Missie als onderwijzers en catechisten zijn ingezet,laat zich niet moeilijk raden: De Kei-eilanden waren dichtbij gelegen; zijkenden als gevolg van de krappe bestaansmogelijkheden een voor toen-malige Indonesische begrippen laag levenspeil en boden uitermate schaarsewerkgelegenheid voor de door de Missiescholen afgeleverde, merendeelsuit de beide hoogste standen gerekruteerde semi-intellektuelen. Bovendienwas het christendom er jong en militant, hetgeen overigens, wegens dedaarmede gepaard gaande overmatige geloofsijver van de aangetrokkencatechisten en onderwijzers, niet zonder bezwaren bleek. Al met al hadde vanuit Langgoer opererende Missie het bij haar werving van krachtenten behoeve van de kerstening van West-Irian niet moeilijk.

98

Page 110: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

2 ENIGE GEVOLGEN VOOR DE OORSPRONKELIJKE SITUATIE

2.1 Algemeen

De analyse van de oorspronkelijke situatie leverde een aantal gegevens op,die van invloed zijn op het verloop van de hervormingen die door deintegratie van de autochtone samenleving in de wereldhuishouding wordenvereist. Vervolgens hielden we ons bezig met de openlegging van het woon-gebied en de confrontatie met het westen. Hetgeen daarbij aan de ordekwam, is eveneens bepalend voor het verloop van die hervormingen. Innavolging van Köbben zouden we in dit verband van interne resp. externefaktoren kunnen spreken (1964, p.58). Het onderscheid is voor deze studiein zoverre relevant, dat de externe faktoren in meerdere mate dan deinterne voorwerp zijn van beïnvloeding door de gegeven kontaktsituatie.Dit houdt verband met het karakter van de wisselwerkingen die bij de con-frontatie optreden en die vooral ook in het sociaal-psychologische vlakliggen. Zo illustreren de wijze waarop en de omstandigheden waaronderde confrontatie in Mimika plaatsvond overduidelijk hoe paternalisme (vande zijde van de westerse vertegenwoordigers) en filialisme (van de zijde vande autochtone bevolking) elkaar, zoals Van Baal opmerkt, uitlokken enbevestigen (1967, p. 72).

Thans willen we de konsekwenties ter sprake brengen die de openlegging,alsmede de daarop gevolgde aktiviteiten van Westerse instanties hebbengehad voor de autochtone samenleving. Met gebruikmaking van het voor-gaande willen we nagaan wat de implicaties op demografisch, antropoge-netisch, sociaal en economisch gebied zijn geweest. We pretenderen daarbijgeenszins uitputtend te zullen zijn. De vraag die ons in het bijzonderbezig houdt, is die naar de verschillende wijzen waarop de human factorwordt beïnvloed.

Maar vóór we overgaan tot het traceren van de wegen van beïnvloeding,nog een enkele opmerking. De oorspronkelijke situatie was gekenmerktdoor evenwicht en wel in die zin, dat, dankzij de aanwezigheid van eeningebouwde regelketen, het biologische voortbestaan van de mens terplaatse was veilig gesteld. Van die keten maakten de traditionele socialeinstituten, meer in het bijzonder die welke rechtstreeks betrekking hebbenop de voortplanting en op het gebruik van de beschikbare natuurlijke hulp-bronnen, deel uit. In hun hoedanigheid van schakels droegen die instituteneen functioneel karakter. Daarmede was tevens een grens gesteld aan depluriformiteit, die zij van huis uit als produkten van menselijke expressiebezitten. Doordat zij van lieverlede uitstekend op elkaar waren afgestemdgeraakt, paste de sociale struktuur waarin zij resulteerden binnen hetecologische kader, dat enerzijds wordt bepaald door de algemene eisenwaaraan elke menselijke samenleving nu eenmaal moet voldoen om instand te kunnen blijven en die zowel van biologische als van sociaal-psychologische en sociaal-economische aard zijn, en anderzijds door de

99

Page 111: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

specifieke gesteldheid van het woongebied. Centripetale en centrifugalekrachten van sociale, sociaal-psychologische en economische aard resul-teerden, zoals we boven (hfdst. I par. 4) zagen, in een verdeling van debevolkingsdruk zodanig, dat nauwe aansluiting werd verkregen bij deruimtelijke verdeling van de opbrengstcapaciteit der over het woongebiedverspreide natuurlijke hulpbronnen, t.w. sagocomplexen, viswaters enjachtterreinen. Interessant is in dit verband, dat faktoren die ten aanzienvan lokale bevolkingseenheden een dysfunctioneel karakter dragen — b.v.inwendige sociale spanningen met name als gevolg van (dreigende) voedsel-schaarste of van een onevenwichtige sex ratio — voor de samenleving vanMimika c.q. Asmat als geheel tot op zekere hoogte functioneel zijn, nl. inzoverre zij bijdragen tot een optimale verdeling van de bevolkingsdrukover het woongebied als geheel. Het biologische voortbestaan van eenmensengemeenschap veronderstelt een zekere souplesse van haar socialestruktuur. Immers, zou deze ontbreken dan zouden haar onderscheideninstituten niet in staat zijn tot aanpassing aan de voortdurend optredendewijzigingen in levensomstandigheden, hoe gering die op korte termijn ookmogen zijn. Wanneer we met betrekking tot de oorspronkelijke situatie danook menen te mogen spreken van een evenwicht, betreft dat uitsluitendeen ex ante-evenwicht en wel een dat zich als gevolg van mutaties in delevensomstandigheden aanhoudend verlegt.

Voor zover we konden nagaan, was het vóór de verbreking van hetisolement van Mimika en Asmat zo, dat de traditionele instituten in onder-linge samenhang gelegenheid te over hadden zich aan de over het algemeenzeer geleidelijke veranderingen, die alleen het natuurlijke milieu betroffen,aan te passen. Hun funktionele positie in de regelketen konden zij zo-doende ongestoord blijven innemen. Dat die aanpassing dank zij de ge-leidelijkheid van die veranderingen voor de samenleving als geheel geenproblemen van betekenis opriep, neemt overigens niet weg, dat zij voorindividuele groepen die door een of andere oorzaak - ziekte, oorlog — alwaren verzwakt, katastrofaal kunnen zijn geweest.

Met de openlegging werd dat allemaal anders. Als gevolg van de ver-breking van het isolement ging het, in afwijking van voorheen, niet meeralleen om handhaving van het ecologische evenwicht binnen de grenzenvan het woongebied, m.a.w. datgene waartoe de traditionele instituten ge-zien de respektabele ouderdom van de autochtone samenleving opperbest instaat waren gebleken. De bevolking werd door die verbreking van het isole-ment minder afhankelijk van het lokale ecologische kader. Dit raakte zijnpositie van bepalende faktor prompt kwijt aan het ruimere economische ka-der, zoals dat wordt gevormd door de wereldeconomie, die weliswaar ookecologisch bepaald is maar dan op mondiale schaal. Het laatste brengt onsechter buiten het bestek van onze (micro)studie, zodat we wat betreft Mimikaen Asmat volstaan met de konstatering, dat het betrekkelijk starre, ecologi-sche kader van voorheen vervangen is door het meer flexibele, economischekader, opgelegd door de buitenwereld.

100

Page 112: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Nu was die vervanging dermate drastisch, dat de traditionele instituten,of wat daarvan nog was overgebleven, niet de vereiste snelle aanpassingkonden opbrengen. Door de pacificatie b.v. werden die instituten, welkeinherent waren aan de oorlogvoering zo al niet geheel uitgehold, dan tochnaar de achtergrond gedrongen. Op zichzelf moest dit reeds tot verstoringvan de tegenkoppeling leiden. Daardoor, maar ook door andere externeoorzaken (kerstening, invoering van geld, westerse werkgelegenheid) werdde oude regelketen buiten werking gesteld. We naderen hier een centraalbeleidsprobleem: hoe een sociale herstrukturering te bewerkstelligen, waar-bij de resterende traditionele instituten door modernisering en/of dooraanvulling met nieuwe - misschien ook westerse - instituten, nu binnen eenmondiaal kader, hun funktionele karakter van schakels in een op hand-having gerichte regelketen herwinnen. Dat het weinig zinvol is alle tradi-tionele instituten zonder meer naar het voorbeeld van hun westerse pen-danten om te smeden, behoeft in dit verband geen betoog. Men schiet danhet uiteindelijke doel: de handhaving van de gemeenschap in haar 'Umwelt',voorbij.

Het voorgaande vraagt in zijn abstraktheid ongetwijfeld om adstruktie.De overblijvende pagina's van dit hoofdstuk willen we daarom bestedenaan een poging tegemoet te komen aan het verlangen naar toelichting.Maar dat we bij de benadering van het aanpassingsproces en de daardooropgeroepen beleidsproblematiek ook met cybernetische gezichtspuntenrekening houden, ligt toch eigenlijk wel voor de hand.

Met betrekking tot de bereidheid van de bevolking zich in te zetten voorsociale en economische hervorming nog een enkele opmerking. Bij de be-studering van een gegeven sociale en economische situatie mag niet uit hetoog worden verloren, dat deze in belangrijke mate medebepaald wordt doorde wijze waarop de betrokkenen haar beleven. Daarnaast dient er rekeningmede te worden gehouden, dat tussen het tijdstip waarop er een verande-ring in plaatsvindt, en dat van de reaktie van de betrokken bevolkingdaarop, steeds enige tijd verloopt. Het eerste is van belang, omdat de mensde bestaande situatie, zoals die zich aan hem voordoet, bij zijn reaktie totuitgangspunt neemt. Het tweede, omdat in een overgangssituatie als dedoor ons bestudeerde, veranderingen veelal dermate snel en ingrijpend zijn,dat time lags een belangrijke rol spelen. Wat voor de situatie als zodaniggeldt, geldt ook voor de veranderingen daarin, nl. dat zij steeds moetenworden beschouwd in samenhang met de indruk die zij op de bevolkingmaken en met de reakties die zij oproepen. Het doet er daarbij niet toeof die veranderingen exogeen dan wel endogeen bepaald zijn.

In verband met de houding ten opzichte van bepaalde instituten, hetzijtraditionele, hetzij moderne, is het van belang dat, vooral op korte termijn,de funktionele betekenis die een instituut bezit als onderdeel van een regel-keten nauwelijks van invloed is op de wijze waarop er door de leden vande samenleving over wordt geoordeeld. Of het oordeel over een of anderinstituut gunstig of ongunstig uitvalt, hangt nl. in belangrijke mate ook van

101

Page 113: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

andere faktoren af. Zo mag het westen in zijn hoedanigheid van referentieka-der niet worden onderschat. In Mimika en Asmat viel ons op, dat vooraljongeren zich hierdoor in hun oordeelsvorming lieten leiden. Vooral bijdegenen die door school en/of werkkring in een wat nauwer kontakt methet westen stonden of hadden gestaan stuitten we op een opmerkelijkevooringenomenheid t.o.v. traditionele instituten, terwijl zij al wat westerswas vrijwel klakkeloos leken te aanvaarden.

Waardeoordelen verschillen onderling al naar de persoonlijke normen-stelsels die eraan ten grondslag liggen. Dit gebeurt op elk gebied dus ookop dat van levenswijzen, gewoonten, gebruiken en instituten. Als gevolgvan communicatie en interactie treedt er echter binnen de totaliteit vanuiteenlopende waardeoordelen convergentie op, waardoor de diversiteitvan waardeoordelen wordt verminderd. Het uiteindelijke resultaat van dieconvergentie verschilt per groep. Bepalend voor de verschillen tussen delokale eenheden in Mimika en Asmat zijn, behalve hun specifieke kuituur,vooral de duur en de intensiteit van het kontakt met het westen. Binnen delokale eenheden doen zich echter ook verschillen voor nl. tussen de ouderegeneratie en de jongere. In het algemeen is het zo, dat de sceptische in-stelling waarvan ouderen in hun relatie tot het westen en zijn institutenblijk geven, door jongeren niet gedeeld wordt. Laatstgenoemden zijn erdaarentegen juist toe geneigd hun kritische houding ten opzichte van detraditionele samenleving te overtrekken. Uiteraard komt noch het één,noch het ander de objektiviteit in de oordeelsvorming ten goede.

Verhelderend is in dit verband het onderscheid dat Goodenough maakt tussen'real system', 'phenomenal system' en 'culture' (1963, p. 259). Het door dezeschrijver gehanteerde begrip 'real system' is vrijwel identiek met ons begrip ak-tuele situatie, inklusief de maatschappelijke struktuur-ex-post; zijn 'phenomenalsystem' omvat de ervaringswereld en het geheel van de belevingssferen vanindividuen en groepen; terwijl het begrip 'culture' in hoofdzaak overeenkomtmet hetgeen we onder het systeem van normen en waarden verstaan. VolgensGoodenough bestaat culture nl. uit 'standards for deciding what is, standards fordeciding what can be, standards for deciding how one feels about it, and standardsfor deciding how to go about doing it' (1963, pp. 258 e.v.). Van begrip voor dediversiteit van de kuituur als normenstelsel getuigt de opmerking van Good-enough dat 'there is no one "true" description of a community's culture possible.Presumably there are as many somewhat different working models of a com-munity's generalized culture as there are members of the community' (1963, p. 263).

Het door ons gebezigde - ruimere - begrip kuituur ontslaat ons van de nood-zaak evenals Goodenough naast 'culture' ook begrippen als 'operating culture' en'public culture' in te voeren. Dit laatste begrip definieert hij als volgt: 'a com-munity's public culture consists of the perceptual and conceptual features embeddedin the meaning of the vocabulary of its language and other public symbols, apublic body of knowledge and beliefs, a public value system, and a set of publicconventions, rules, and recipes with regard to behavior and operational proce-dure' (1963, p. 264). Uit het oogpunt van praktische hanteerbaarheid komt ditvrijwel met ons - overigens meer gebruikelijke - begrip van kuituur overeen.

102

Page 114: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Convergentie van persoonlijke waardeoordelen in gemeenschappelijkegaat altijd ten koste van hun genuanceerdheid. Dezelfde sociaal-psycholo-gische processen die aan de vorming van sociale stereotypen en het ont-staan van vooroordelen ten grondslag liggen, nl. die van generalisatie,simplificatie en reductie, leiden ertoe, dat traditionele c.q. moderne levens-wijzen, gebruiken en instituten categorisch worden afgewezen dan wel ge-accepteerd.

Mutatis mutandis geldt de diversiteit van waardeoordelen ook voor diet.o.v. de veranderingen die zich in de situatie, waarin zich de samenlevingbevindt, voordoen. Het is met name op dit punt, dat de invloed van hetwesten ingrijpt in de belevingswereld van de leden van de niet-westersesamenleving en zo hun houdingen en gedragingen mede beïnvloedt.

2.2 Implicaties op demografisch gebied

Het minst gekompliceerd zijn nog de invloeden die de demografischesituatie in Mimika en Asmat heeft ondergaan. Wat betreft het verloop vande bevolkingscijfers, resulteerde het kontakt met het westen achtereen-volgens in een negatief en in een positief effekt.

Zowel in Mimika als in Asmat leidde de verbreking van het isolementaanvankelijk tot een afnemen van het bevolkingstal. Die afneming heeftzich evenwel in Mimika in sterkere mate voorgedaan dan in Asmat. Ver-breking van het isolement hield in, dat de daardoor geboden beschermingtegen niet-endemische infektieziekten wegviel. Infektieziekten, die in debetrokken streek niet (meer) voorkwamen - zoals tuberculose en influenza,later, in het begin van de jaren zestig, o.m. gevolgd door lepra, kinkhoesten cholera - drongen met verhoogde hevigheid binnen nog vóór demedische begeleiding van de ter hand genomen openlegging van het gebiedpraktische resultaten afwierp.7 Met behulp van speciale campagnes werd ineen later stadium met name de framboesia, een volkskwaal die waarschijn-lijk ook eerst in een vrij recent verleden haar intrede had gedaan, uitge-roeid. Dit had een gunstige invloed op de morbiditeit en de mortaliteit. Degeleidelijke daling van de zuigelingensterfte - een ander resultaat van degezondheidszorg - volgde op de aanvankelijke stijging welke samenhingmet de veranderingen die door de openlegging in de oorspronkelijke levens-wijze waren teweeggebracht. Hoe gering die in het begin ook waren, tochplaatsten zij de bevolking voor tal van problemen op het gebied vanvoeding en environmental sanitation - men denke in dit verband aan de

7. Als schoolvoorbeeld van de gevolgen, waartoe het opheffen van het isolementwaarin een bevolkingsgroep verkeert kan leiden, geldt wel de achteruitgang van deMarind anim, welke werd veroorzaakt door een griepepidemie en een epidemie vanvenerisch granuloom, welke laatste mede als gevolg van plaatselijke gebruikendermate snel om zich heen greep, dat de medische wereld er aanvankelijk machte-loos tegenover stond (Van Baal 1966).

103

Page 115: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

gestegen kans op darminfekties of besmetting met malaria —, waarvoordeze (en veelal ook de instanties die zich met de openlegging bezig hielden)niet onmiddellijk een oplossing wist te vinden.

Vergelijking van de demografische situatie in Mitnika met die in Asmatleert, dat de daling van het bevolkingscijfer in Mimika - waar zij geruimetijd vroeger heeft ingezet - langer heeft aangehouden dan in Asmat. Alspoedig na de openlegging was daar sprake van een doeltreffende medischebegeleiding. Bovendien had de aanvankelijke verhoging van de mortaliteitin de jongste leeftijdsgroep er van meet af aan een zeker tegenwicht in deverlaging van de sterfte in de overige leeftijdsgroepen. Het aantal personen,dat bij gevechtshandelingen en overvallen om het leven placht te komen,nam nl. als gevolg van de pacificatie eveneens af. De daling van het be-volkingscijfer bleef daarom beperkt, zodat de positieve invloed van dewesterse gezondheidszorg zich ook eerder kon uiten in een bevolkingsaan-was.

De blijkens de Uno-verslagen (p. 21) tot het midden van de jaren vijftigaanhoudende daling van het bevolkingstal van Mimika, is aan tenminstetwee faktoren te wijten. Het zijn a. de relatieve ouderdom van de bevolking(zie ook p. 22), een gevolg van het verouderingsproces dat werd veroor-zaakt door het gelijkblijven - wellicht zelfs de verhoging — van de kinder-sterfte enerzijds en de verlaging van de mede wegens de oorlogvoering van-ouds hoge mortaliteit bij de ouderen anderzijds, alsmede b. het hand overhand toenemen van infanticide die als rem op de bevolkingsgroei de plaatsbegon in te nemen van de voormalige stamoorlogen. Laatstgenoemde fak-tor kan evenwel niet los worden gezien van de eerste.

Weliswaar was het bevolkingstal gedaald. Maar omdat die daling zichvoornamelijk, zo niet geheel, had voltrokken in de leeftijdsgroep van deallerjongsten, wier behoefte aan voedsel nog gering is, droeg zij er nauwe-lijks toe bij om de door westers ingrijpen veroorzaakte stijging van derelatieve bevolkingsdruk weer teniet te doen. De vermindering van deterritoriale mobiliteit van de bevolking (zie hierna onder 2.4.2) had nl. totverlaging van de benuttingsgraad van de groepsarealen geleid. Men verdeedveel meer tijd dan vroeger met heen en weer trekken, omdat men op lastvan bestuursassistenten en guru's op ongelegen tijden steeds weer in denederzetting moest terugkeren voor dorpsonderhoud, zondagsviering, be-zoeken van bestuursambtenaren en missionarissen enz. Bovendien warende kinderen, sinds zij naar school gingen, niet meer in de gelegenheid zelftot hun eigen levensonderhoud bij te dragen, terwijl als gevolg van hetvaste verblijf in de nederzetting ook hun verzorging meer mankracht vanvolwassenen aan de voedselwinning onttrok dan voorheen, bij het verblijfin de sagokomplexen, ooit het geval was geweest. Kortom, veel meer danvóór de openlegging waren de kinderen objekt van zorgen. Dat men in dezesituatie meer en meer zijn toevlucht ging nemen tot infanticide en abortusprovocatus wekt geen verwondering. Die praktijken bevorderen echter nietalleen de aanpassing van de bevolkingsomvang aan de opgelegde veran-

104

Page 116: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

dering in levenswijze, maar zij werken ook - althans bij de gegeven demo-grafische struktuur - de veroudering van de bevolking in de hand.

Wat betreft het inwonertal van de afzonderlijke nederzettingen, zien we,dat de openlegging en de daarop aansluitende aktiviteiten van westerseinstanties in een tweetal min of meer tegengestelde tendenties hebben ge-resulteerd. Enerzijds een tot verkleining van de omvang der nederzettingen.De pacificatie kwam immers de algemene veiligheid ten goede, zodat hetevenwicht tussen de centripetale en de centrifugale krachten kwam te liggenbij een geringere omvang van de nederzettingen (zie hfdst. I. p. 47). Ander-zijds een tendentie tot vergroting van hun omvang, welke vergroting doorBestuur, Missie en Zending met het oog op de specifieke taakuitoefeningvan die instanties bewust werd bevorderd. Zo was het voor de corporatiesvan belang, dat het aantal schoolkinderen in de afzonderlijke nederzettingentoereikend was om aanspraak te kunnen maken op subsidie voor de aldaargeplaatste of nog te plaatsen leerkrachten.

De Mimikaanse verzamelnederzettingen Amar/Manoare/Kawar, Jaraja/Paripi/Ipiri, Kokonao/Migiwia/Mimika/Kiura, alsmede Atuka/Aika/Wapuka zijn het resultaat van het streven van genoemde instanties naargrotere dorpen. Dat hun omvang die van de optimale nederzetting in debetreffende streek aanzienlijk te boven gaat, blijkt vooral uit de grotegemiddelde afstand tot de voedselarealen van de aldaar woonachtige groe-pen. Het juist in de verzamelnederzettingen in vergelijking tot de tradi-tionele Mimikaanse basisnederzettingen (zie p. 26) hoge dorpsabsenteïsme,d.i. het gedurende langere tijd afwezig zijn van de bewoners, moet groten-deels daaraan worden geweten. Maar het is waarschijnlijk, dat ook anderefaktoren als oude veten, nog stammend uit de periode die aan de samen-voeging van de groepen voorafging, en bevoogding door de guru's hetdorpsabsenteïsme in de hand hebben gewerkt. Aan de relatie tussentoenemende voedselschaarste en de wrevelige stemming, waarbij bestaandeintragroep-spanningen dusdanig konden oplopen, dat zij ernstig afbreukgingen doen aan de leefbaarheid van de betrokken nederzettingen, hebbenwe in ander verband reeds enkele woorden gewijd (zie pp. 47 e.v.). Opge-merkt kan worden, dat ook de Asmatse verzamelnederzettingen waarvande vorming eveneens door het westen werd bevorderd, zoals As/Atat/Nakai en Jaun/Jufri, een groter dorpsabsenteïsme vertonen dan men eldersin het Asmatgebied ontmoet.

Behalve in de gevallen waarbij de omvang van de nederzettingen dooreen op concentratie van de bevolking gericht ingrijpen van buitenaf werdbeïnvloed, heeft die omvang hoegenaamd geen veranderingen ondergaan.Men zou daaruit de gevolgtrekking kunnen maken dat de als centripetalekracht fungerende aanwezigheid c.q. werkzaamheid van westerse instantiesin de plaats trad van de vroegere oorlogsdreiging, zodat het netto-effektbeperkt bleef.

105

Page 117: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

2.3 Implicaties op antropogenetisch gebied

In verband met de specifieke samenlevingsstruktuur van het Mimika- enAsmatgebied wekt het geen verwondering, dat op antropogenetisch gebiedvooral a. de pacificatie en b. de kerstening de oorspronkelijke situatie in-grijpend hebben gewijzigd, hetgeen als een rechtstreekse beïnvloeding vande kwaliteit van de human factor moet worden aangemerkt.

ad a. Als gevolg van de pacificatie werd een tweetal voor de handhavingvan het genetische peil van de bevolking belangrijke processen stilgelegd,t.w.

I. de selektieve, door de traditionele stamoorlogen veroorzaakte af-remming van de natuurlijke bevolkingsaanwas; alsmede

II. het doorlopende uitwisselen van de in de afzonderlijke elkaar beoor-logende groepen voorhanden erfelijke informatie, dat het gevolg was vande met oorlogshandelingen en vredessluitingen samenhangende roof res-pektievelijk ruil van vrouwen en kinderen uit groepen, waarmee men inbiologisch opzicht niet of weinig verwant is (zie pp. 40 en 41).Waar, zoals in Mimika en ook wel elders in West-Irian bij bevolkings-groepen bij welke de oorlogvoering vanouds een vaste plaats in het nor-male levenspatroon innam, het voeren van oorlogen al geruime tijd tot hetverleden behoort, maar de algemene levenswijze voor het overige nogweinig of niets is veranderd, zijn de genetische gevolgen van de pacificatieop zijn minst bedenkelijk. Al naargelang de plaatselijke situatie maakte deafremmende invloed die de oorlogen op de bevolkingsaanwas uitoefenden,tot op zekere hoogte plaats voor de afremmende invloed die uitging vaneen verhoogd gebruik van arbortiva, waarvan de werking al dan nietondersteund wordt door mechanische kunstgrepen, en — vooral - van detoepassing van infanticide. Maar ofschoon er wat betreft de demografischeeffekten van laatstgenoemde praktijken, t.w. versmalling van de basis vande bevolkingspyramide en een aanvankelijke veroudering van de bevolking,nauwelijks van verschil kan worden gesproken, geldt dit niet voor deantropogenetische. Gaat van de infanticide-praktijk tenminste nog enigeselektieve werking uit, van het gebruik van arbortiva - eventueel ook vananti-conceptionalia - kan die werking vooralsnog wel worden verwaar-loosd. Maar het is duidelijk, dat ook infanticide als selektief instrumentaanzienlijk minder doeltreffend is dan de traditionele oorlogvoering. We her-inneren er in dit verband aan, dat deze, mede gezien de totale sociaal-ecolo-gische context waarbinnen zij zich afspeelt, volstrekt onvergelijkbaar is metde massale vernietigingsoorlogen, die in de laatste eeuw de westerse wereldhebben geteisterd. Daarvan kunnen we ons met recht afvragen of decontra-selektieve werking niet reeds lang overheerst. Weliswaar worden instreken waar men op uitgebreide schaal zijn toevlucht neemt tot infanticide,nagenoeg alle jonggeborenen met een duidelijk zwakkere konstitutie of metop het eerste gezicht herkenbare aangeboren afwijkingen zonder meer ge-

106

Page 118: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

dood (Wynne Edwards 1962, p.492), maar het ligt voor de hand, dat eenniet te verwaarlozen aantal individuen ondanks een zekere aangeboren defi-ciëntie de kans krijgt op te groeien. Met name gebeurt dit in geval men hunmindere geschiktheid niet onmiddellijk na de geboorte heeft onderkend.In het verleden leverde dit voor de betrokken groepen geen problemen op.Dergelijke individuen waren immers in de regel maar matig tegen hunmilieu opgewassen en liepen daarom, meer dan anderen, kans tijdens over-vallen al op jeugdige leeftijd, nog vóór zij in staat waren geweest hunbijdrage aan de procreatie te leveren, om het leven te komen. Voorts magniet worden vergeten, dat het in de strijd verworven prestige in belangrijkemate bepalend was voor het succes van de man bij de andere sexe.

De handhaving van het isolement, waarin de afzonderlijke groepen vanoudsher hebben verkeerd, veroorzaakte sedert het achterwege blijven vande verruimende invloed van het instituut van de oorlogvoering op dehuwelijkskringen een intensivering van de inteelt. Omdat er bij de pro-creatie minder dan voorheen sprake was van selektie (zie vorige alinea), ishet onvermijdelijk, dat door toeneming van de genetic load de kans operfelijke degeneratie wordt vergroot.

Tijdens tournees in Zuidwest Nieuw-Guinea viel het in de gebieden die het eerstgepacificeerd waren op, dat vooral in kleinere, sterk geïsoleerde groepen hetaantal physiek en/of psychisch onvolwaardigen verhoudingsgewijs ongewoongroot was. Uiteraard ontbreekt het cijfermateriaal met behulp waarvan de toenaangetroffen toestanden kunnen worden vergeleken met die van vóór de pacifi-catie. Ook doet het gemis aan gegevens, die benodigd zijn om de invloed zowelvan veranderingen als van lokale verschillen in het voorkomen van infanticidete isoleren, zich gevoelen. Overigens heeft schrijver dezes de indruk, dat juist indie voortdurend met uitroeiing bedreigde groepen infanticide in het verledenbetrekkelijk weinig voorkwam. Integendeel, men was er zuinig op mensenlevensmet als gevolg dat elke zuigeling die ook maar enigszins levensvatbaar leek inleven werd gelaten.

Spontane uitlatingen van oudere informanten wezen op een toeneming van hetaantal aangeboren afwijkingen. Zij zagen er een straf in van de voorouders. Diezouden vertoornd zijn om de door de komst van de westerlingen veroorzaakteverandering in levenswijze. Immers, door het achterwege laten van de krijgs-tochten zou men blijk geven zich aan zijn wraakplichten niets meer gelegen telaten liggen.

Het verschijnsel, dat pacificatie door degeneratie van de betrokken be-volking wordt gevolgd heeft zich getuige de in Zuid-Amerika bij geïso-leerde Indiaanse samenlevingen opgedane ervaringen overigens volstrektniet tot Papoeasamenlevingen beperkt. In hoeverre de degeneratie erfelijkis en rechtstreeks aan de pacificatie moet worden geweten, blijft nietteminvooralsnog een open vraag. Waarschijnlijk hebben ook andere faktorendaarbij een rol gespeeld. Niettemin dienen we ons te realiseren, dat er altijden overal sprake is van wisselwerking tussen genotype en milieu. Onderinvloed van veranderingen in het ecologische en sociale milieu heeft er

107

Page 119: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

voortdurend verlegging van genetische evenwichten plaats, waardoor deerfelijke opbouw van de betrokken bevolking verandert (Thoday 1965,pp.100-102; Mather 1965, pp.132-133; Gajdusek 1964, pp.121-135). Datpacificatie erfelijke gevolgen heeft, lijdt dan ook geen twijfel. Hetzelfdegeldt voor het feit, dat die maar al te vaak worden onderschat.

ad b. De kerstening had wegens de bevordering van de vrije huwelijkskeuzenaar westerse opvatting en wegens de pogingen van de missionerendeinstanties om aan het huwelijk het karakter van groepsaangelegenheid vooreen groot deel te ontnemen, een doorkruising van de traditionele huwelijks-regeling tot gevolg. De handhaving van het bilaterale huwelijksverkeer doorde groepsoudsten werd erdoor bemoeilijkt. De introduktie van het stelselvan vrije huwelijkskeuze leidde zodoende tot verwatering van de verwant-schappelijke tweedeling. Dit leidde ertoe, dat de antropogenetische funktievan de huwelijksregeling, waarvan die tweedeling een exponent was, t.w.het helpen instandhouden van een gunstige spreiding van het genenbezitbinnen de betreffende huwelijkskring, niet meer werd uitgeoefend. Debehoefte aan import van vers bloed nam bijgevolg toe. Aan bevorderingvan vrije huwelijkskeuze zou daarom opheffing van de beslotenheid van degroepen vooraf moeten gaan. Hoe noodzakelijk ook om een voldoendeverruiming van huwelijkskeuze te kunnen bewerkstelligen, stuit dit echter,zoals we later nog zullen aantonen, op moeilijkheden van sociaal-econo-mische aard, m.n. op het gebied van het bodembeheer.

Het uitbannen van het polygyne huwelijk, omdat dit door de corporatiesniet in overeenstemming werd geacht met een christelijk gezinsleven —volgens westerse opvattingen was dit slechts aan het monogame huwelijkvoorbehouden - , geschiedde begrijpelijkerwijze niet altijd met een openoog voor zijn antropogenetische funktie. De polygynie bewerkte, dat man-nen die door hun leeftijd het bewijs hadden geleverd te zijn opgewassentegen de door het milieu gestelde eisen zoals succesrijke oorlogshoofden engroepsoudsten - in het algemeen zij, die door kracht en intelligentie meer-dere oorlogen hadden overleefd - in ruimere mate aan de procreatie kon-den deelnemen dan minder vitalen en ook jongeren, die nog moesten waarmaken, dat zij tot de sterken behoorden. Wie niet waren geslaagd in hunkrijgersloopbaan, bleven lange tijd ongehuwd en moesten op latere leeftijdgenoegen nemen met de weduwen van hun (classificatorische) ouderebroers. In het algemeen waren dat vrouwen van wie de fertiele levensjarengeheel of grotendeels waren verstreken. De kans, dat minder aangepastenhun voor de samenleving ongewenste eigenschappen aan het nageslachtkonden doorgeven, was dientengevolge beperkt.

2.4 Enige implicaties op sociaal en economisch gebied

Wat betreft de invloeden op sociaal en economisch gebied, is het moeilijk,vooral ook wegens de veelheid van wisselwerkingen die tot het maken van

108

Page 120: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

omwegen over het terrein van de sociale psychologie nopen, om eenscherpe grens te trekken. We onderscheiden in het komplex van in- endoorwerkingen een tweetal kategorieën:

I. implicaties die als neveneffekten zijn toe te schrijven aan door westerseinstanties getroffen maatregelen welke waren gericht op andere dan econo-mische doeleinden, b.v. maatregelen van politieke, van bestuurstechnische,van religieuze of van kulturele aard;

II. implicaties die het gevolg zijn van de opheffing van het economischeisolement van de streek, waardoor deze werd opgenomen in het ruimerekader van de wereldeconomie, m.a.w. haar enclave-karakter verloor.Implicaties van de eerste kategorie brengen in principe geen wijziging inde omstandigheid, dat het sociaal-economische leven als vanouds in haarmogelijkheden begrensd blijft door het lokale ecologische kader, terwijlimplicaties van de tweede kategorie het ecologische kader juist doorbreken.

Als belangrijkste exogene impulsen, die het proces van sociale en econo-mische verandering in gang hebben gezet, kunnen worden genoemd:

a. de pacificatie;b. de geleidelijke opheffing van de intraterritoriale mobiliteit der bevol-

king door het verplaatsen van nederzettingen af te remmen;c. het doen inburgeren van het gebruik van geld;d. het aanbod van werkgelegenheid in de westerse sfeer, zowel binnen

als wel buiten de betreffende streek;e. het aanbod van westerse goederen.

In het algemeen is het zo dat a, b en c tot implicaties van de eerstekategorie, d en e tot die van de tweede hebben geleid. Met behulp van eenanalyse der primaire uitwerkingen van dit vijftal impulsen, alsmede vanhun belangrijkste onderlinge verbanden en wisselwerkingen, willen wetrachten een indruk te geven van de gang van zaken. Maar een volledige,alle aspekten omvattende behandeling zou het bestek van deze studie verrete buiten gaan. Zo zal op de sociaal-medische aspekten, waar Van Amels-voort zijn studie aan heeft gewijd, slechts terloops worden gewezen.

In verband met het streven naar exactheid en overzichtelijkheid is hetverleidelijk om voor het geheel van verbanden en wisselwerkingen, waarbijde faktor tijd een niet te verwaarlozen rol vervult, een aan de mathema-tische symbolentaal ontleende uitdrukkingsvorm te bezigen. Toch zal eenkwantitatieve benadering vooralsnog achterwege moeten blijven. We ver-wijzen in dit verband naar hetgeen in de inleiding met betrekking tot demeetbaarheid van verscheidene relevante faktoren werd opgemerkt. Daar-naast moet in aanmerking worden genomen, dat de omvang van de wèl-meetbare grootheden in de regel dusdanig gering is, dat zij niet voldoet aande statistische eisen die een kwantitatieve benadering stelt. We bepalen onstot het verbaal aangeven van o.i. plausibele relaties en van de richting vande causaliteit, zoals die op grond van de sociale en economische kontext hetmeest waarschijnlijk voorkomt. In een micro-analyse als de onderhavigelijkt dit de meest aangewezen weg.

109

Page 121: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

2.4.1 PacificatieTen aanzien van de sociale en economische gevolgen van de pacificatiekunnen we kort zijn. Zij betreffen vooral de taakverdeling en de daarmedeverband houdende betrekkingen tussen de sexen en tussen de leeftijds-groepen.

Zoals in hoofdstuk I par. 5.3 werd opgemerkt, was het tot het tijdstipvan de pacificatie voor de onderscheiden lokale groepen een levensbelangpermanent over een paraat krijgerskorps te beschikken. Het op peil hou-den van de weerbaarheid legde beslag op een aanzienlijk deel van de be-schikbare arbeidskracht, dat daartoe van de voedselproduktie was vrijge-steld. De intrede van de pax neerlandica bracht in deze situatie verandering.Het krijgerschap werd van zijn zin beroofd. De Overheid verbood de be-scherming van de groepsintegriteit door middel van eigenrichting enonderdrukte de oorlogvoering met forse hand. Dit leidde tot taak- en,bijgevolg, statusverlies bij een aanzienlijk deel van de mannelijke bevolking,temeer omdat het nog niet nodig of tenminste niet doenlijk werd geacht, hetverbod krijgstochten te houden vergezeld te doen gaan van het aanbodvan kompenserende werkgelegenheid. Vooral jonge mannen waren daar-van het slachtoffer. Het succes van de eerste wervingsakties van deN.N.G.P.M. (zie boven p. 89) in Asmat vindt zijn verklaring goeddeelsdaarin, dat de wervers er te maken kregen met grote aantallen door depacificatie op non-actief gestelde jeugdige krijgers. Deze zagen zich zo alniet tot klaplopers, dan toch tot tweederangs leden van hun groep gede-gradeerd. Hun hoop zich door middel van oorlogen en sneltochten nogeens tot volwaardig groepslid te kunnen opwerken, was de bodem inge-slagen. Gefrustreerd in hun dadendrang, zagen zij hun toekomst somber in.Dat zij belust waren op ervaringen, die de vergelijking met de riskante on-dernemingen, die de oorlogen van weleer waren, konden doorstaan enwaaraan zij het voor hun zelfgevoel zo noodzakelijke prestige konden ont-lenen, ligt daarom voor de hand. De gelegenheid zich in te schepen, ten-einde elders tewerkgesteld te worden, hield voor hen de uitdaging in vaneen reis naar safan, de mysterieuze bovenwereld (letterlijk opgevat: zieboven p. 72), waar nimmer een levende Kawenak had vertoefd en diewerd verondersteld de verblijfplaats te zijn van de vaderen. Deze zoudendaar over rijkdommen beschikken, van welke de Asmatters reeds vanafhun afdaling in de mythische voortijd verstoken waren. Het aan het ver-laten van de eigen, vertrouwde omgeving als vanouds inherent geachtetrotseren van onbekende gevaren verleende de eerste groepen werkers nabeëindiging van hun kontrakt en hun thuiskomst uit Sorong een zeker aure-ool. Maar in tegenstelling tot dat van de succesvolle strijder verbleekte hetspoedig nadat het aantal Asmatarbeiders, dat voor werkzaamheden buitenhun geboortestreek werd ingezet, toenam. De verre tocht bleek immersgeen slachtoffers te eisen, zodat het voor de achterblijvenden duidelijkwerd, dat er toch maar weinig risiko's aan waren verbonden.

Hun kennis van de buitenwereld en hun belevenissen in stedelijke centra

110

Page 122: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

als het toenmalige Hollandia, Manokwari, Sorong ten spijt werden deteruggekeerde kontraktanten al vlug na het enthousiaste welkom, waarbijmeegebrachte goederen als koffers, kleding, schoeisel, horloges, zonne-brillen enz. in het kader van het traditionele uitwisselingspatroon hun weghadden gevonden naar verwanten, niet meer au serieux genomen. Hunverhalen over stenen huizen, gemotoriseerde voertuigen, technische appa-ratuur van velerlei aard, kortom over de gehele technische uitrusting diede westerse beschaving kenmerkt, beantwoordden niet aan het mythischappel en hadden tot gevolg, dat zij voor fantasten werden versleten. Heteenmalige uitdelen van westerse goederen was niet voldoende om hun deblijvende achting van de groepsgenoten te bezorgen. Die hadden van hennl. niet minder dan het aanboren van een nimmer opdrogende goederen-bron verwacht. Het gevoel te worden miskend droeg er toe bij, dat zij t.o.v.de traditionele samenleving een ambivalente houding ontwikkelden. Ener-zijds hadden zij er geen vrede mee, omdat zij hun de gelegenheid onthieldzich de status van maatschappelijke volwassenheid op andere wijze dandoor middel van de inmiddels tot het verleden behorende oorlogvoeringeigen te maken. Anderzijds konden zij haar wel waarderen. Zij voorzaghen immers in voldoende mate van hetgeen voor de vervulling van hunprimaire levensbehoeften benodigd was. Anders dan de jonge stedelijkesamenlevingen met hun chronische vrouwentekorten stelde zij hun hetkomen tot een huwelijk in het vooruitzicht. Zo hun afwijzing van de tradi-tionele situatie al de overhand mocht hebben, waren de teruggekeerdekontraktanten toch niet in staat aan de bij hen levende hervormingsideeëngestalte te geven. De door economische sankties krachtig ondersteundesociale kontrole - de meeste ex-kontraktanten waren voor hun levens-onderhoud weer volledig aangewezen op de besloten subsistentie-economievan hun verwantengroep - had tot gevolg dat zij zich uiteindelijk maarweer bij de traditionele toestand neerlegden.

In Mimika, waar de onderlinge oorlogen al enkele tientallen jaren eerderdan in Asmat waren uitgebannen, zien we dat de man er - uiterlijk ten-minste - heeft berust in de verlaging die zijn positie als gevolg van depacificatie had ondergaan. Het oriëntatieverlies (Köbben 1964, p.98),8 i.c.vooral veroorzaakt door het verdwijnen van de oorlogen, tracht men er o.a.te kompenseren door de traditionele rituelen, waarvan de spelelementengaandeweg meer benadrukt werden, zo luisterrijk mogelijk te vieren. Bijgebrek aan perspektieven voor de toekomst probeert ook de volwassenman zich bij voortduring uit te leven in zijn identifikatie met een geïdeali-seerd verleden.

De verhoogde belangstelling voor de viering van rituelen kan tot op

8. Oriëntatieverlies ontstaat door het wegvallen van de zekerheden die men behoeftom zijn leven op een zinvolle wijze te kunnen inrichten; de term is afkomstig vanB. Barber, Acculturation and Messianic Movements; American Sociological ReviewVI, 1941.

111

Page 123: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

zekere hoogte symptomatisch worden geacht voor het verbleken van detoekomstperspektieven. Men trok zich als het ware op aan het glorieuzeverleden van zijn groep. Uiteraard neemt dit niet weg, dat die verhoogdebelangstelling ten dele ook voortkomt uit de behoefte aan middelen omde desintegratie van de oorspronkelijke samenlevingsstruktuur weer onge-daan te maken en de als een overweldigende kracht ervaren buitenwereldmagisch te kontroleren. De indruk, dat de berusting in de door de pacifi-catie ontstane statusverlaging van de man niet meer dan schijnbaar is,wordt versterkt door de ervaring, dat men, alle uitbundigheid ten spijt,de celebratie van de rituelen als emotioneel hoogtepunt van het groeps-leven toch ver achterstelt bij de krijgs tochten van weleer, toen elke man nogeen potentiële held was. Men maakt er allesbehalve een geheim van bijgebrek aan beter nog maar een spel te spelen. In dit verband dient in hetoog gehouden te worden, dat de traditionele band van de rituelen met deoorlogvoering voorgoed was verbroken. De zinloosheid van onderdelen alshet upao eke is daarom maar al te evident. De uitzonderlijke populariteitwaarin het kortgeleden in Mimika geïntroduceerde voetbalspel zich bijjong en oud verheugt, laat zich voor een deel wellicht verklaren uit deleegte en de uitzichtloosheid, waarin het leven van alledag (als gevolg vanhet gesignaleerde oriëntatieverlies?) verzeild was geraakt.

De gewijzigde taakverdeling tussen de sexen heeft er in Mimika toe ge-leid, dat het vrouwelijke volksdeel aan relatieve belangrijkheid voor de in-standhouding van de gemeenschap heeft gewonnen ten koste van hetmannelijke. Daar komt bij dat het oriëntatieverlies zich bij de vrouwenlangzamer en over een minder breed front voltrok dan bij de mannen, diein het algemeen meer rechtstreeks met de veranderingen geconfronteerdwerden. Niet in de laatste plaats moet dit worden toegeschreven aan op hetsexe-onderscheid berustende verschillen in de wijze van beleving van desituatie waarin men zich als mens geplaatst weet. De vrouwelijke, meerintense identificatie met primaire levensfunkties in het algemeen en dezorg voor het dagelijkse levensonderhoud in het bijzonder, stellen de vrouwin Mimika en Asmat eerder dan de man in staat een gegeven situatiebetrekkelijk moeiteloos als afbakening van haar levensgebied en daarmeeals begrenzing van haar aktiviteiten als gemeenschapslid te aanvaarden.Minder dan de man gevoelt zij de behoefte in dat kader als zodanig ver-anderingen aan te brengen. Door zwangerschap en de zorg voor jongekinderen gedurende het grootste deel van haar leven gebaat bij een vastlevenspatroon, geeft zij veelal blijk van weerstand tegen ongeacht welkeverandering ook in een eenmaal vertrouwde situatie. Ds meer statische,naar binnen gerichte ervaringswereld van de vrouw reflekteert zich ook inhaar verwachtingen. Daaronder nemen die met betrekking tot de toekomst- vandaar de vertraging en geringere omvang van het oriëntatieverlies - ,maar ook die met betrekking tot het mannelijke gedragspatroon een be-langrijke plaats in. Het ideaalbeeld, dat de vrouw van de andere sexe bezit,is in Mimika en Asmat in sterke mate traditioneel gekleurd. Het door de

112

Page 124: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

vrouw gehuldigde mannelijke ideaal vertoonde er nog geruime tijd na depacificatie uitgesproken krijgshaftige trekken, zodat geen enkele man nog instaat was in bevredigende mate aan dat ideaalbeeld te beantwoorden.

De omstandigheid, dat het traditionele stelsel van waarden en normen inde meer besloten vrouwenwereld langer intakt blijft dan in de meer openmannenwereld, veroorzaakt een faseverschil in de mentale aanpassing aanzich wijzigende toestanden.

Opmerkelijk is in dit verband, dat bij oplevingen van oorlogs- en snelaktiviteitende vrouw zo'n belangrijke rol vervult. Zo is het onwaarschijnlijk, dat in hetMappigebied de teleurstelling wegens het uitblijven van de verhoopte welvaarts-verbetering zich nog medio 1959 - een kwart eeuw na de openlegging van hetgebied - in een sneltocht zou hebben ontladen (waarbij Jaqai-nederzettingen,gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de onderafdelingshoofdplaats, warenbetrokken) als niet de vrouwelijke helft van de bevolking voortdurend een stroomvan aansporingen en verwijten over de mannelijke had uitgestort.

Zodra na verloop van tijd de exogene veranderingen in de levensomstan-digheden in de samenleving hebben doorgewerkt en geleidelijk, na eenperiode van desoriëntatie, ook in de vrouwenwereld traditionele waardendoor nieuwe zijn vervangen, verkrijgen ten aanzien van het mannelijke ge-dragspatroon meer bij het tijdbeeld passende verwachtingen de overhand.Aan die verwachtingen kunnen de mannen, die zich ondertussen al nieuwenormen hebben eigen gemaakt, wél voldoen.

Nu Mimika in een overgangssituatie verkeert, zien we dat de konkretegenealogische opbouw der lokale gemeenschappen door hun leden over-wegend matricentrisch wordt bekeken. Dit leidt tot een voor die situatietypische beklemtoning van de matrilineaire aspekten van het verwantschaps-stelsel. Het wijst erop, dat de agnatische verwantengroep als sociale een-heid aan betekenis heeft ingeboet. Daarnaast zou het een aanwijzingkunnen zijn, dat het oorspronkelijke waardensysteem in de vrouwenwereldnog maar weinig aan geldigheid heeft ingeboet en voortgaat mogelijkhedente bieden tot het toetsen en begrijpen van traditionele instituten, hetgeenvan het waardensysteem van de man, dat zich reeds op de helling bevindt,niet meer kan worden gezegd.

2.4.2 Opheffing van de intra-territoriale mobiliteit van de bevolkingDe algehele of gedeeltelijke opheffing van de intra-territoriale mobiliteit isgrotendeels het resultaat van overheidsmaatregelen die op het settlen vande bevolking waren gericht. In belangrijke mate berustten die op aan hetpacificatiebeleid ontleende overwegingen, meer in het bijzonder op de wen-selijkheid van een doeltreffende bestuurlijke kontrole op het gedrag van delokale groepen. Bovendien werden zij geïnspireerd door wensen, die doorMissie en Zending bij het Bestuur naar voren waren gebracht. Tot opzekere hoogte is die opheffing echter ook te beschouwen als een spontanereaktie van de bevolking op de aanwezigheid van bestuurs-, politie-, zen-

113

Page 125: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

dings- en missieposten en de daardoor veroorzaakte bedrijvigheid, alsmede,en dit met name in het Asmatgebied, op de ter plaatse door het westersebedrijfsleven uitgeoefende aktiviteiten. Zo waren de aktiviteiten van deN.V. 'IMEX' voor een aantal Asmatgroepen o.a. die van Manep/Simndeaanleiding zich permanent aan de Pomatsj of Pomar te vestigen, al warenzij daar ook ongewoon ver van hun belangrijkste voedselgebieden verwij-derd.

Bij de gerichte maatregelen was er niet zelden sprake van een zekeredwang. Hoewel met betrekking tot de opheffing van de mobiliteit, voorzover die spontaan kan worden geacht, niet van gerichte bestuurlijke maat-regelen sprake is, mogen we toch niet uit het oog verliezen, dat de be-volking ten gevolge van aktiviteiten van buitenaf, waaronder ook bestuur-lijke, na verloop van tijd economisch in een dwangpositie kan komen teverkeren, die hervatting van de trekcyclus de pas afsnijdt. Dit zal met namehet geval zijn, zodra een belangrijk deel van de bewoners van de betref-fende nederzettingen voor zijn levensonderhoud op geldinkomen is aange-wezen. Het weer opnemen van de traditionele levenswijze houdt dan in, dathet westerse goederenpakket waaraan men inmiddels gewend is geraakt,geheel of gedeeltelijk moet worden prijsgegeven, wat een subjektief wel-vaartsverlies zou betekenen. Een dergelijk verlies aan welvaartsbevindenvormt, waar het optreedt, een aanwijzing dat het economisch handelenvan de betrokkenen reeds heeft opgehouden zich volledig binnen het be-sloten ecologische kader van voorheen af te spelen.

Bij de opheffing van de mobiliteit bleken de trekcycli op korte termijneen zekere rekbaarheid te bezitten. Daardoor was het mogelijk, dat denadelige gevolgen van de miskenning van het ecologische evenwicht zoweldoor de westerse instanties als door de met hoop op spoedige welvaarts-verbetering bezielde autochtonen niet onmiddellijk aan de dag traden. Alnaargelang de plaatselijke omstandigheden, zoals de rijkdom van het voed-selgebied en de ouderdom van de betreffende nederzettingen op het tijdstipvan de opheffing, is de bevolking zo lang zij tenminste nog over uitwijk-mogelijkheden beschikt, in staat zich een tijdlang te handhaven, zij het ookop een niveau dat beneden het ecologische optimum ligt. Ter illustratie:door verhoging van het dorpsabsenteïsme kunnen volwassenen die in dekracht van hun leven verkeren de nadelige gevolgen welke de toenemendevoedselschaarste in de nabije omtrek van de nederzetting voor hun gezond-heid heeft, wel overwinnen. Maar in veel geringere mate geldt dit voor dekinderen die door de school aan de nederzetting gebonden zijn en alsgevolg daarvan juist tijdens hun groei met een ontoereikende - uitersteiwitarme — voeding genoegen moeten nemen. Dit is des te ernstiger,omdat de gevolgen van eiwitdeficiëntie zich ook op latere leeftijd nogplegen te doen gevoelen.

Ofschoon bepaalde taken — b.v. het kappen van sagopalmen — werdenverlicht, onder meer door gebruikmaking van ijzeren in plaats van stenenbijlen, zien we toch dat de zorg voor het dagelijkse levensonderhoud meer

114

Page 126: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

tijd en inspanning vereist dan vroeger. Hoofdzakelijk houdt dit verbandmet het toenemen van de afstand waarover men zich moet verplaatsen.Interessant is het daarom, dat in groepen die nog nauwelijks door debuitenwereld zijn beroerd, zoals de Kaünakgroepen in het noord-oostelijkedeel van het Asmatgebied, of in groepen die als gevolg van min of meertoevallige omstandigheden - moeilijke bereikbaarheid b.v. - slechts nomi-naal worden bestuurd, zoals Potoway/Katera en Aindua in het uiterstewesten van Mimika, de voedingstoestand van de bevolking - in het bijzon-der die van de kinderen - dooreengenomen heel wat beter is dan in groependie een gebied bewonen, dat zich onder daadwerkelijke bestuurlijke kon-trole bevindt en waar drukbezochte scholen van de aktiviteit van kerste-nende corporaties getuigen.

Gelijktijdig en in samenhang met de in de vorige alinea geschetste be-invloeding van de menselijke faktor, verliep ook de beïnvloeding van debodem als een ander belangrijk gevolg van de opheffing van de intra-terri-toriale mobiliteit. Het permanente karakter van de nederzettingen-nieuwe-stijl leidde ertoe, dat de sago-arealen in de omgeving van de nederzettingenzo werden uitgeput, dat hun natuurlijke vermogen tot recuperatie er ernstigonder leed. Kortom, men pleegde roofbouw. Wanbeheer werd door depacificatie in de hand gewerkt. Vooral ook, omdat het uitbannen van deoorlogen als middel tot handhaving van eenmaal op de bodem gevestigderechten (zie p. 40), het te hooi en te gras kappen van sagopalmen bevor-derde. In dit verband moet in aanmerking worden genomen, dat de ge-introduceerde, westers-georiënteerde rechtspraak het betreden van terreinendie niet aan de eigen groep toebehoorden aanvankelijk als vergrijp baga-telliseerde. Zodoende kon een situatie ontstaan, waarbij onopgehelderdesagodiefstallen schering en inslag waren en de rechtmatige beheerders vansago-arealen nauwelijks nog belang hadden bij zorgvuldige exploitatie.Pas in het begin van de jaren zestig werden in het Asmatgebied voor heteerst zaken betreffende het onrechtmatige kloppen van sago bij de In-heemse Rechter te Agats aanhangig gemaakt, terwijl zulks in Mimika vrij-wel nimmer het geval is geweest. Behalve in de zeldzame gevallen dat dedaders op heterdaad werden betrapt, vormde het leveren van bewijs eenonoverkomelijke hinderpaal voor een rechtspraak die het rechtsgevoel vande bevolking kon bevredigen.

Het permanent worden van de nederzettingen hield een stimulans in voorde aanleg van schooltuinen die, zoals we zagen, plaatsvond onder leidingvan de guru's. Als gevolg van de op de schaarse voor tuinbouw geschiktedroge gronden nabij de nederzettingen toegepaste ladangbouw boetten diegronden snel aan kwaliteit in. Bij de schade, toegebracht aan de struktuurvan de bodem - bosgrond die onder invloed van direkt zonlicht en bijblootstelling aan slagregens snel degenereert - door deze te ontdoen vanalle opgaand hout, voegde zich de ondermijning van het natuurlijke recu-peratievermogen door 1. het veronachtzamen van de noodzaak de bodemvoldoende lang braak te laten liggen, 2. door een minder juiste gewassen-

115

Page 127: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

keuze - tabak, cassave (manioc, ketela) - en door 3. het achterwege latenvan elke vorm van bemesting. Ter illustratie: tot meerdere uren varensvanaf de Mimikaanse nederzetting Hiripao treft men op de oeverwallenuitgemergelde, verlaten tuinen aan, waarin de begroeiing tergend lang-zaam haar rechten herneemt.

In verband met de tuinaanleg dient ook te worden gewezen op eenhygiënisch nevengevolg waartoe het verwijderen van opgaand hout uit denaaste omgeving der nederzettingen heeft geleid. Door het kappen vanbomen en struikgewas ontstonden binnen een straal van enige honderdenmeters rond de woningen kale plekken, waar het direkte zonlicht tot opde bodem kon doordringen. De zelfs voor een equatoriaal gebied hogeregenval en de geringe doorlaatbaarheid van de bodem in aanmerkinggenomen, wekt het daarom geen verwondering, dat het aantal broedplaat-sen van malariamuskieten in de nabijheid van de nederzettingen drastischtoenam. Aangezien dat juist de plaatsen zijn waar men na zonsondergangvertoeft, nam de kans met malariaparasieten te worden geïnfekteerd be-langrijk toe, zodat de mortaliteit, maar vooral ook de morbiditeit stegen.Tot goed begrip van het hier gesignaleerde zij opgemerkt, dat in het stro-mende water van de rivieren en onder het gesloten bladerdek van het on-gerepte bos de ontwikkelingsvoorwaarden voor de larven van de malaria-muskiet relatief ongunstig zijn.

Een sprekend voorbeeld van het voorgaande biedt Keakwa. De bredestrandwal, waarop de nederzetting Keakwa en de landingsbaan Timukazijn gelegen, was geruime tijd berucht als malariahaard. Naar de oorzaakbehoeft niet lang te worden gezocht. Het ontdoen van de bebossing, ten-einde op last van de Japanse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlogop grote schaal tuinen aan te leggen, werd gevolgd door een bombarde-ment door de geallieerden, dat het terrein bezaaide met bomtrechters. Ditwerd zodoende herschapen in een eldorado voor malariamuskieten. Ditmuskietenparadijs hield stand totdat de secundaire begroeiing - nadat hetplaatselijke tuinenareaal aanzienlijk was ingekrompen - de als broed-vijvers fungerende bomtrechters langzamerhand weer tegen zonbestra-ling ging afschermen en deze begonnen dicht te slibben.

2.4.3 Invoering van geld - beïnvloeding van de onderlinge betrekkingenbinnen de groepIn de besloten gemeenschappen, die de lokale groepen oorspronkelijkvormden, werden de onderlinge betrekkingen tussen haar leden bepaalddoor de posities welke deze binnen de groep op grond van leeftijd, ge-slacht en plaats in het verwantschapsstelsel, alsmede van de beschikkingover bijzondere eigenschappen of verworvenheden innamen. De verplich-tingen van de leden ten opzichte van elkaar, ten opzichte van de groep alsgeheel en die ten opzichte van de delen waaruit deze bestond, t.w. de sub-groep van de bloedverwanten en die van de aanverwanten, waren duidelijkomlijnd. Zij lieten weinig of geen ruimte over voor het ontstaan van mis-

116

Page 128: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

verstanden. Het stelsel van wederzijdse verplichtingen was doorzichtig envoor de betrokkenen een uitgemaakte zaak. Verplichtingen droegen geenzakelijk karakter, maar waren in hoge mate persoonlijk in zoverre zij metieders specifieke positie in de groep verband hielden (zie pp. 49 e.v.).Rechten konden niet dan binnen zeer nauwe, struktureel vastliggende gren-zen worden vervreemd. Bij het bepalen daarvan waren verwantschappelijkeoverwegingen doorslaggevend. Trouwens, ook binnen die grenzen waswillekeur uitgesloten. Voor de wijze waarop aan verplichtingen diende teworden voldaan bestonden traditionele regels. Zij betroffen niet alleen demateriële, maar vooral ook de formele kant van de nakoming. Het ruil-verkeer, dat in zijn oorspronkelijke kontext moet worden opgevat als eenuitwisseling van giften, was verregaand geïnstitutionaliseerd en paste vol-komen in het strakke kader van wederzijdse verplichtingen en de daaruitvoortvloeiende prestaties en tegenprestaties. Een bepaalde prestatie - hetzijin de vorm van een gift, hetzij in de vorm van dienstverlening - vereistein dit kader steeds een nauwkeurig omschreven tegenprestatie. Zo was hetvolstrekt uitgesloten willekeurig veranderingen aan te brengen in inhoudof vorm van traditioneel voorgeschreven tegenprestaties. De mogelijkheidtot onderlinge substitutie was binnen het komplex van de op een zekertijdstip wegens openstaande verplichtingen te verrichten tegenprestatiesdan ook minimaal. Dit temeer, omdat giften zowel als dienstbetuigingenzonder uitzondering uitdrukking en bevestiging waren van specifieke soci-ale relaties. Giftenuitwisseling als wijze van interactie kan daarom wordenbeschouwd als een projektie op het economische vlak van het totale stelselvan sociale relaties binnen de groep. Maar die uitwisseling is meer, nl. ookmiddel bij uitstek om dit stelsel steeds weer opnieuw te aktiveren en temobiliseren.

Elke transactie, die in het kader van de giftenuitwisseling plaatsvond,beoogde in Mimika en Asmat, waar het strikt economische aspekt van deruil weinig op de voorgrond trad, in de eerste plaats versterking en/ofhet voor derden waarneembaar maken van een bepaalde sociale band.9

Een dergelijke rol vervulde b.v. het uitwisselen van sago tijdens rituelen;van sagolarven en paalwormen ter onderstreping van sexuele verbintenis-sen en van wapens bij het sluiten van bondgenootschappen met het oogop voorgenomen krijgstochten. Voor zover giften tot doel hebben aan der-den het bestaan van een sociale band te demonstreren of uitdrukking tegeven aan de wens er een tot stand te brengen of te versterken, zijn zij ookmiddel tot getuigenis. De vèrgaande institutionalisatie die we met betrek-king tot de giftenuitwisseling ter plaatse kunnen waarnemen, komt de doel-

9. Op het gehele ruilverkeer in Mimika en Asmat is de omschrijving van toepassingwelke Köbben geeft van de ceremoniële betalingen van de Bete, een volksstam inIvoorkust: 'betalingen die geen economisch doel hebben, althans niet primair, dochdie erop gericht zijn sociale banden aan te knopen of te verstevigen'. Köbben, 1964,p. 155.

117

Page 129: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

matige uitoefening van de juist met het oog daarop zo fundamentele teken-funktie ten goede. In dit verband moge er aan worden herinnerd, dat zowelin Mimika als in Asmat conspicuous giving een belangrijk middel vormttot verwerving van sociaal prestige. Aangezien het plaatsheeft op basisvan wederkerigheid, versterkt het de sociale bindingen tussen groepsgeno-ten. Overigens dient niet te worden vergeten dat ook in de meer openwesterse samenlevingen, hoewel het daar gereduceerd is tot een beperktterrein, het demonstratieve karakter dat aan het aanbieden van geschen-ken eigen is, kan worden teruggevonden. Maar in overeenstemming metde grotere openheid heeft conspicuous giving daar toch overwegend plaatsgemaakt voor conspicuous consumption (Erasmus 1961, pp. 159-160),waarvan de sociaal-integratieve werking echter veel geringer is.

Samenvattend kunnen we stellen, dat in de oorspronkelijke Mimikaanseen Asmatsamenleving het ruil verkeer in hoge mate sociaal gedetermineerdwas en dat de algemeen-maatschappelijke betekenis van de uitwisseling vangiften (en diensten) boven de economische uitging. De invoering van geld— en van westerse goederen, doch hierover later - bracht daarin verande-ring. In de eerste plaats bood het wegens zijn karakter van universelewaardemeter de mogelijkheid giften op grond van hun afgeleide econo-mische nut op eenvoudige wijze met elkaar te vergelijken. Als vergelijkings-maatstaf was het immers vanuit sociaal oogpunt bezien neutraal. Doorvoor een toenemend aantal goederen en diensten als maatstaf te gaan die-nen, vergrootte het binnen het komplex van rechten en plichten het aantalmogelijkheden tot onderlinge substitutie van te verrichten prestaties. Maarom daarvoor in aanmerking te komen, was het noodzakelijk, dat de be-treffende prestaties hun multifunktionele sociale karakter tenminste inzoverre hadden prijsgegeven, dat het mogelijk was hen vanuit economischgezichtspunt met behulp van geld te objektiveren. Anders gezegd, zijmoesten inmiddels van de institutioneel-gebonden naar de vrije sektor vanhet ruilverkeer zijn overgegaan. In dit verband verstaan we onder institu-tioneel-gebonden dat de totale maatschappelijke kontext niet toelaat pres-taties door middel van een algemene, van het economische nut afgeleidemaatstaf te objektiveren, hetgeen in de vrije d.i. de institutioneel niet ofweinig gebonden sektor wèl is toegestaan.

Als we de bestudeerde samenlevingen vergelijken met westerse, zienwe dat in eerstgenoemde de institutioneel-gebonden sektor zich tot voorkort over het gehele ruilverkeer uitstrekte, terwijl diezelfde sektor in demoderne mass consumption-samenlevingen sinds geruime tijd tot eengebied van steeds afnemende omvang is teruggebracht (Sinterklaas, Kerst-mis, jubilea, verjaardagen). Met betrekking tot het ruilverkeer uitte deovergang zich dan ook in een gestage uitbreiding van de vrije ten kostevan de institutioneel-gebonden sektor. Het aantal transacties waarbij uit-sluitend of voornamelijk economische overwegingen gelden en, daarmedesamenhangend, het aantal verplichtingen die kunnen worden geobjekti-veerd door hen uit te drukken in geldbedragen, namen geleidelijk toe.

118

Page 130: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Was in Mimika en Asmat de aan het sociale verkeer inherente weder-kerigheid van oudsher duidelijk herkenbaar in de totaliteit van duurzame,overwegend verwantschappelijk geïnterpreteerde relaties, met de intredevan de westerse geldeconomie werd dit anders. Steeds meer transactieswerden verzakelijkt en geïndividualiseerd. Anders dan vroeger werd bijhun afdoening nauwelijks nog rekening gehouden met de totale socialekontext waarin zij volgens de traditie een vaste plaats hadden. Het gebruikvan geld voor het voldoen van schulden had tot gevolg, dat het bestaandenetwerk van verplichtingen en - dus - van sociale relaties, voor de samen-leving aan duidelijkheid inboette en zijn openbare karakter meer en meerprijs gaf. Het gebied waarop conspicuous giving sociaal zinvol is, krompzienderogen in. Door dit inboeten konden de lokale interactiepatronenniet meer door de traditionele leiders, i.c. de groepsoudsten, in voldoendemate worden begrepen. Verzwakking van hun greep op de gemeenschapwas daarvan het gevolg. Het duidelijkst zien we dit in Mimika bij deoudere taparuleiders. Hun invloedskring verengde en omvatte uiteindelijkweinig meer dan de afbrokkelende gebieden van de huwelij ksregeling envan de viering der oude rituelen.

Voor zover zij in het economische vlak waren gelegen, verloren detraditionele sankties onder de zich wijzigende omstandigheden hun effek-tiviteit. Immers, naarmate diens beschikking over geldmiddelen toenam,verminderde de afhankelijkheid van het individu van de bloed- en aan-verwanten op wie het voorheen voor zijn levensonderhoud regelmatigmoest terugvallen. Het individu werd door het verrichten van werkzaam-heden buiten de traditionele sfeer opgenomen in werkgemeenschappen,waarin het overwegend was aangewezen op samenwerking met niet-groepsgenoten. Allengs begon zich een scheiding af te tekenen tussen hetgebied, waarop het vooral economische overwegingen zijn, die het men-selijke handelen beheersen, en dat, waarop overwegingen van niet-econo-mische aard — sociale, artistieke, religieuze — de doorslag geven. Maar datneemt niet weg, dat de scheiding tussen beide gebieden er nog altijd heelwat vager is dan in moderne westerse samenlevingen. We zien b.v., dat opeconomisch gebied behalve moderne, westers-rationele denkwijzen ookoorspronkelijke, magisch-religieuze gedachtengangen het handelen vande mens diepgaand beïnvloeden. Meer dan voor de westerse mens vormeneconomie en religie nog een reële, emotioneel ook als zodanig ervareneenheid. Maar over het geheel genomen, is in Mimika en Asmat tocheen situatie aan het groeien, waarbij de onderscheiden levensgebiedenelkaar in mindere mate overlappen dan vroeger het geval was. De rollen-desintegratie, m.n. de afsplitsing van economische rollen van de traditionelerolkomplexen, leidt er onmiskenbaar tot vermindering van de vanouds zodoeltreffende sociale kontrole.

119

Page 131: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

2.4.4. Het aanbod van werkgelegenheidNa ons in de vorige paragraaf vooral te hebben beziggehouden met degevolgen, die het gebruik van geld had voor het sociale verkeer binnen delokale gemeenschappen, willen we de aandacht richten op de wijze waarophet werd geïntroduceerd. Behalve door de opkoop van krokodillehuidenen hout, alsmede die van de zgn. bevolkingsprodukten gomcopal, damar,rotan en sago, gebeurde dat voornamelijk door het scheppen van werk-gelegenheid buiten de traditionele sfeer. Zoals we in het voorgaande zagen,was tot aan het tijdstip van de invoering van geld de waardering van deverschillende prestaties die uitdrukking en bevestiging waren van het bin-nen de gemeenschap bestaande stelsel van wederzijdse verplichtingen, vanalgemeen-sociale aard. Het deed er daarbij niet toe of prestaties en contra-prestaties bestonden uit dienstbetoon dan wel uit het schenken van giften.Dit waren immers toch voor het merendeel zaken die iedereen eigenhandigkon verzamelen of vervaardigen. Alleen bij uitzondering ontleenden devoorwerpen waaruit de giften bestonden, hun gezochtheid aan de zeld-zaamheid van het betreffende objekt (bronzen gongs, tritonschelpen, ma-gisch 'sterke' stenen, halssnoeren van hondetanden). Anders werd ditalles met de invoering van geld en van de mogelijkheden dit ruilmiddelmet behulp van bezigheden buiten het kader van de subsistentie-economiete verwerven. Er begon om de menselijke arbeid concurrentie op tetreden tussen de eisen, gesteld door de traditionele, aan de lokale ecologi-sche situatie aangepaste subsistentie-economie, en de eisen, gesteld doorde geïntroduceerde geldeconomie. Dat daarin het rentabiliteitskriterium alsmaatstaf geldt, m.a.w. de mate van winstgevendheid beslissend is, houdtin, dat de in het kader daarvan verrichte werkzaamheden anders dan desubsistentiebezigheden, op eenvoudige wijze kunnen worden getoetst metbehulp van geld als indifferente waardemeter.

Nu waren handelingen, vereist voor de instandhouding van de traditio-nele subsistentie-economie, wegens hun institutionele bepaaldheid sterkonderhevig aan sociale kontrole. Dank zij de besloten sociale struktuur, inhet bijzonder wegens de strak gereglementeerde wederzijdse verhoudingtussen verwanten en aanverwanten, kon die kontrole zeer effektief zijn.Westers getinte economische aktiviteiten daarentegen, zoals het verrichtenvan betaalde werkzaamheden in loondienst, danwei het voor geldelijkgewin jagen op krokodillen of kappen van ijzerhout — vooral de kroko-dillenjacht was een lucratieve bezigheid - ontsnapten er grotendeels aan.De gemeenschap wist met dergelijke bezigheden niet goed raad, te minderomdat haar de benodigde maatstaven ontbraken. Redenerend vanuit haartraditionele waardenstelsel, zag zij het sociale nut niet in van prestaties diede betrokken subjekten afhielden van de vervulling van hun sociale plich-ten, meer in het bijzonder die in het kader van de traditionele subsistentie-economie. In aanmerking genomen dat de bevolking voor haar levens-onderhoud daarvan nog vrijwel geheel afhankelijk was, wekt dit geen ver-wondering.

120

Page 132: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Zowel in Asmat, waar de invoering van geld en westerse werkgelegen-heid van zeer recente datum is - de N.V. 'Imex' b.v. betaalde praktischalleen in natura - , alswel in Mimika waar het gebruik van geld bij debevolking reeds enigszins is inburgerd, zien we:

1. dat betrekkelijk weinigen in de samenleving voldoende money-mindedzijn om ten bate van een regelmatige stroom van geldinkomsten de perma-nent op hen door hun groepsgenoten uitgeoefende druk zich meer om huntraditionele plichten te bekommeren wensen en/of durven te weerstaan;

2. dat van dit kleine aantal personen maar een kleine minderheid instaat is, zonder zich het ongenoegen van de groepsgemeenschap op de halste halen en sociaal te worden geïsoleerd, een bezit aan westerse goederente vormen, dat in omvang enigermate boven het gemiddelde bezit van deoverige groepsleden uitgaat;

3. dat zij, die het verst in westerse zin geëvolueerd zijn, zoals dorps-onderwijzers, bestuursambtenaren en administratief personeel van Mimi-kaanse afkomst, en een naar westerse maatstaven toereikend geldinkomengenieten, weinig bereid zijn in hun geboortestreek tewerk te worden ge-steld: zij zouden daar voortdurend in een konfliktsituatie verkeren alsgevolg van de claims van de vele verwanten, die trachten zich door hen telaten onderhouden, waarop hun salaris uiteraard niet is berekend;

4. dat zij, die voor hun levensonderhoud behalve van een betaaldewerkkring ook nog voor een deel van de traditionele subsistentie-economieafhankelijk zijn, zoals de ongeschoolde en ten dele ook de geoefende arbei-ders, op straffe van gebrek te lijden hun werkzaamheden in de westersesfeer herhaaldelijk moeten opgeven om zich voldoende aan hun traditioneleplichten te kunnen wijden en zo zichzelf en hun gezinnen steeds weeropnieuw in te kopen in het systeem van wederzijds hulpbetoon. Tot dietraditionele plichten behoren niet alleen die welke betrekking hebben op devoedselvoorziening, maar ook die welke van meer algemeen-sociale aardzijn, zoals plichten, verband houdend met de celebratie van rituelen. Aanhet grote verloop van arbeiders is de (gedeeltelijke) afhankelijkheid derwerkers van de traditionele subsistentie-economie in hoge mate debet. Hetgetuigt van weinig werkelijkheidszin dit verschijnsel zonder meer toe teschrijven aan afkeer van regelmatige arbeid, een extreem hoge leisurepreference, danwei een uitgesproken voorkeur voor een ongebonden -sommigen spreken zelfs van een ongedisciplineerde - levenswijze, die men'de' primitief nog wel pleegt aan te wrijven. Men neme in dit verbandkennis van de opmerkingen van Cannegieter met betrekking tot de kwa-liteit van het Papoea-arbeidersbestand (1959, p. 43). De ervaring in Mimi-ka en Asmat o.a. met zagers en timmerlieden wijst uit, dat daar tenminstevan een afkeer van regelmatige arbeid weinig of niets meer te bespeurenvalt, zodra de beloning eenmaal op een dusdanig peil is, dat de betrokkenarbeiders voor hun levensonderhoud geen beroep meer hoeven te doen ophun verwanten.

5. dat de zekerheid van een onbezorgde levensavond, die de oorspron-

121

Page 133: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

kelijke samenleving met haar gerontocratische inslag bood, als gevolg vande verzwakking van de positie van de ouderen in de samenleving (ziepp. 62 e.v.) afnam, 'naarmate de gesloten subsistentie-economie van delokale gemeenschap plaats maakte voor een open markteconomie.

2.4.5 Het aanbod van westerse goederen

Hetgeen tijdens de confrontatie op de bewoners van het Mimika- en Asmat-gebied veruit de meeste indruk heeft gemaakt, zijn de in hun ogen onvoor-stelbaar grote hoeveelheid en verscheidenheid van voorheen onbekendewesterse goederen. Dat de vertegenwoordigers van het westen hun levens-onderhoud volledig baseerden op geïmporteerde levensmiddelen en ge-bruiksvoorwerpen terwijl - afgezien van enkele van plaatselijk materiaalvervaardigde, tijdelijke onderkomens - hun woningen en overige gebouwen(al dan niet pre-fabricated) van ingevoerd materiaal werden opgetrokken,droeg er toe bij dat bij de bevolking de mening postvatte, dat het westenover ongehoorde rijkdommen beschikte. Het wekt dan ook geen verwon-dering, dat deze het begrip 'westen' identificeerde met de erdoor tentoon-gespreide stoffelijke welvaart.

Toch sprak van het pakket van westerse goederen maar weinig de bevol-king rechtstreeks aan. Zij was nu eenmaal te weinig met de gebruiks-mogelijkheden vertrouwd om het praktische nut van alles te kunnen inzien.Waar dit wel het geval was, beantwoordden de betrokken goederen aaneen reeds bestaande — en als zodanig ervaren - behoefte, aan tabak b.v.,of beloofden zij een binnen het gezichtsveld liggende verbetering van le-vensomstandigheden. Al het overige, waaronder kleding, ontleende zijngezochtheid meer aan de omstandigheid dat het nu eenmaal tot de westerselevenswijze behoorde, dan aan zijn gebruikstechnische eigenschappen. Tothet assortiment gebruiksvoorwerpen, dat de bevolking begerenswaardigvoorkwam, behoorden in de eerste plaats ijzeren bijlen, die superieur wa-ren aan de vanouds gebezigde stenen bijlen, alsmede messen, vuurwapens,vishaken en dergelijke; in het algemeen zaken waarvoor de traditionelelevenswijze toepassingsmogelijkheden te over bood. Gewaardeerde genot-middelen waren tabak, koffie, suiker en alkoholische dranken, van welkelaatste de distributie van overheidswege aan beperkingen was gebonden.Hoe het ook zij, er ontstond een latente vraag naar westerse voortbreng-selen van velerlei aard. Ten dele was die gericht op het utiliteitsaspekt, tendele ook op het statusaspekt. Hoewel dit laatste als beweegreden stellig nietmag worden onderschat, is het, gezien het wereldbeeld van Mimikanen enAsmatters (zie pp. 69 e.v.) en hun met betrekking tot westerse goederenveelal magische denkwijze (omkering van de causaliteitsrelatie b.v.), tochniet juist met betrekking tot voorwerpen, waarbij het statusaspekt op devoorgrond lijkt te staan, meteen aan status-symboliek in westerse zin tedenken. Dit te minder, omdat in de besloten autochtone samenleving, an-ders dan in de open westerse, conspicuous consumption en/of ownershipgeen geschikte middelen zijn om zich sociaal te onderscheiden.

122

Page 134: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Van belang is, dat die latente vraag pas na verloop van geruime tijd endan nog maar in zeer geringe mate met de aanwezigheid van koopkrachtvergezeld ging. De mogelijkheden tot bevrediging waren minimaal. Hetmerendeel van de door het kontakt met het westen geïnduceerde behoeftenmoest als gevolg van het verschil in levensstandaard tussen de vertegen-woordigers van het rijke westen en de autochtone bevolking zelfs volstrektonbevredigd blijven. Bovendien zag het er niet naar uit, dat in die situatiespoedig verandering zou komen.

Ter illustratie: een los werkman verdiende een dagloon dat hem juist in staatstelde 1 ½ kg rijst of 1 ½ % standaard blikje makreel te kopen. Bij alternatieveaanwending van zijn arbeidskracht in de traditionele economie kon hij met aan-zienlijk minder inspanning een veelvoud van die hoeveelheden in de vorm vansago of verse vis verwerven. Aanvankelijk waren het alleen de ingevoerde bijlen,die op de regel van onbereikbaarheid van het westerse goederenassortiment -een gevolg van de naar autochtone begrippen exorbitant hoge prijzen - een uit-zondering maakten. Omdat zij relatief goedkoop waren: 3 a 6 daglonen, kondende duurzame ijzeren bijlen met succes de moeizaam vervaardigde stenen bijlen -in de traditionele economie ondanks hun betrekkelijk lage levensduur kostbareartikelen - verdringen. Het punt van verzadiging van de plaatselijke markt wasspoedig bereikt, zodat de animo zich tegen het geldende dagloon in loondienst tebegeven zienderogen afnam. Later voegde zich bij de ingevoerde bijlen goedkoopkeukengerei (scheepspotten, braadpannen). Maar dat beantwoordde veel minderaan een reeds bestaande behoefte en kon bijgevolg als inducementgoed nietde plaats van de bijlen innemen.

Als middel om de kloof tussen de autochtone en de westerse levensstandaardte overbruggen nam de krokodillenjacht een unieke positie in. Bij goede wereld-prijzen voor krokodillehuiden, een artikel waarvan de vraag in hoge mate door demode wordt beïnvloed, was het mogelijk, dat ervaren jagers van een inkomenverzekerd waren, dat ook naar westerse maatstaven alleszins redelijk was. Dithoewel Europese en Chinese opkopers het leeuwedeel van de winst opstreken.Asmat en, in mindere mate, Mimika waren als producenten van krokodillehuidentamelijk belangrijk. Nog in het begin van de jaren zestig leverde de jacht erbevredigende resultaten op, al was de krokodillenstand met name aan de kustreeds aanzienlijk uitgedund. In het bijzonder voor de nederzettingen in Oost-Mimika en de Asmatnederzettingen Ajam, Warse, Amborep, Ewer en Sjuru be-tekende de jacht een niet te verwaarlozen bron van geldinkomen.

De navolgende aan lokale bronnen ontleende cijfers geven een indruk van deomvang van de huidenhandel.

123

Page 135: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

In aanmerking dient te worden genomen, dat, anders dan in Mimika, de jachtin het Asmatgebied voornamelijk in handen was van niet-autochtonen, zodat hetaandeel van de Asmatters in de opbrengst van de jacht naar verhouding lagerwas dan dat der Mimikanen.

Hoewel krokodillehuiden een aantal jaren het belangrijkste uitvoerprodukt vande betrokken streek vormden, was het duidelijk dat de rol van de krokodillen-jacht als schakel met de westerse geldeconomie spoedig zou zijn uitgespeeld.Behalve dat de wereldmarkt in dit produkt, waarvan Nieuw-Guinea een marginaleproducent is, ultimo 1961 inzakte, verkeerden de krokodillen er, een stringentvergunningenstelsel ten spijt, in een stadium van verregaande uitroeiing. Metname de in heel Zuidoost-Azië inheemse zeekrokodil (Crocodilus porosus) metzijn hoogwaardige huid kwam nog maar sporadisch voor. Niettemin heeft dejacht er toe bijgedragen, dat een aantal autochtonen in het bezit is gekomen vaneen meer uitgebreide reeks van westerse goederen (o.a. druklampen, radiotoe-stellen), hetgeen met betrekking tot de houding t.o.v. het westen van belang zalblijken te zijn geweest. De krokodillenjacht herinnert enigszins aan de paradijs-vogelrage, die omstreeks het begin van de jaren twintig in een groot deel vanNieuw-Guinea, waaronder ook Mimika, een kortstondige hausse veroorzaakte,waarvan destijds vooral Chinezen hebben geprofiteerd. Voor de bewoners vande destijds nog niet opengelegde gebieden resulteerde het rondzwerven vanChinese vogeljagers in als regel weinig duurzame verbintenissen tussen Chinezenen autochtone vrouwen en de introduktie van een reeks van infektieziekten.Weliswaar bleef Mimika vrij van venerisch granuloom, maar met name de im-port van tuberculose schijnt verband te houden met de komst van de paradijs-vogeljagers.

Het industriële stempel, dat veruit de meeste der ingevoerde goederen(vanaf ingeblikte levensmiddelen en plastic gebruiksvoorwerpen tot vlieg-tuigen en boortorens toe) droegen, maakte dat zij in de ogen van de be-volking met elkaar gemeen hadden niet door mensenhanden te kunnenworden voortgebracht. Voor oudere informanten waren metalen voor-werpen (blik!), textiel en plastics eenvoudigweg vreemde natuurprodukten.Het lage technologische peil van de oorspronkelijke kuituur en de onbe-kendheid met enigerlei vorm van industrie in aanmerking genomen, wasdit alleszins verklaarbaar. De technische fantasie schoot eenvoudig tekortom zich een idee te kunnen vormen van de manier waarop die goederentot stand waren gekomen. Maar dit vormde allerminst een beletsel voorde enthousiaste verwelkoming van de westerse rijkdommen. De verwel-komende houding had veel weg van de door hoop gekenmerkte instellingdie men ook in het westen ten opzichte van de primeurs van een gerenom-meerd natuurprodukt aan de dag pleegt te leggen. Dat men in de regel nietde flauwste notie heeft van de biochemische processen die nodig zijn omvruchten tot rijpheid te doen komen, doet aan het genoegen van hunkonsumptie immers geen afbreuk. Herhaaldelijk bleek, dat Mimikanen enAsmatters in de met mondjesmaat ter beschikking komende goederen devoortekenen zagen van een vloed van welvaart, waarin iedereen naar be-lieven zou kunnen delen.

124

Page 136: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

In de Asmatnederzetting Sjuru werd in 1960 het begin van een cult waargenomen,waarbij een zienster (A. namer awotsj), genaamd Puh, de hoofdrol speelde. Regel-matig zou zij bezoeken ontvangen van een 'engel' (I. malaikat) die haar o.m. hadmedegedeeld, dat de tijd niet ver meer was dat op een goede morgen het mens-dom een belangrijke verandering zou hebben ondergaan: zij, die tot dan toe inhet bezit waren geweest van kroeshaar, zagen dit veranderd in sluikhaar, terwijlEuropeanen, Keiezen, Javanen en andere sluikharigen voortaan met gekroesdhaar door het leven zouden moeten. De langverwachte goederen zouden dan,aangezien zij onderweg niet meer werden tegengehouden door de westerlingen enhun helpers, inmiddels ook zijn gearriveerd. Met de verdeling van de goederenonder de voortaan sluikgelokte Asmatters kon dan meteen een aanvang wordengemaakt. Tijdens nachtelijke seances gaf de 'engel' via Puh aan, waaraan menzich diende te houden om alles goed te laten verlopen.

Kortom, als cult-in-beginstadium een weinig opzienbarend geheel dat nietteminzes van de zeven door Köbben genoemde kenmerken gemeen had met als cargocults aangemerkte bewegingen elders (1964, p. 115). Zo was de beweging-in-opkomst:

naar de inhoud: eschatologisch-adoptief;tegen vreemdelingen gericht;escapistisch.

naar de vorm : syncretisch;extatisch;geleid door profeet (i.c. profetes).

Dat ter plaatse, anders dan bij cults aangetroffen in het zuidelijke Auwju-gebieden op het eiland Kolepom, geen iconoclastische trekken (zevende kenmerk) aande dag zijn getreden, houdt naar alle waarschijnlijkheid verband met het feit, datmede door de vroegtijdige ontdekking van de beweging door een Asmatse politie-agent de cult het stadium van de verkondiging niet te boven is gekomen.

Opmerkelijk en tekenend voor de lokale situatie is, dat de door Puh in uit-zicht gestelde somatische verandering niet de huidskleur maar het haartypebetrof.

De vanzelfsprekendheid waarmee de goederen werden ontvangen neemtniet weg, dat het de bevolking van Mimika en Asmat intrigeert dat wester-lingen over produkten beschikken, die haarzelf niet alleen volslagen onbe-kend zijn, maar waarvan zij ook op geen enkele wijze kan bevroeden hoezij worden voortgebracht. Het ligt volgens haar voor de hand, dat dewesterse goederen, zo goed als alle andere materie, de exponenten zijnvan hun specifieke zijnsprincipes, m.a.w. dat zij refereren aan hun eigen'geheimen'. Maar het blijft een raadsel hoe westerlingen er in waren ge-slaagd 'geheimen' (M.mbápare katiata) te doorgronden, waarvan Mimika-nen en Asmatters nog geen weet hadden. Aangezien het met behulp vanhet beschikbare begrippenapparaat niet mogelijk was tot een rationele op-lossing te komen, is het begrijpelijk dat men naar een andere verklaringzocht.

De m.n. in het gehele Asmatgebied verbreide cargomythe die zich hieren daar (Sjuru, Ajam) tot een cult begon te ontwikkelen, kan rechtstreeksworden afgeleid uit het wereldbeeld, waarin de kringloopgedachte centraal

125

Page 137: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

staat en waarvan we mogen aannemen dat het in grondtrekken nauwelijksverschilt van het Mimikaanse, en, meer in het bijzonder, uit de Asmatseopvatting van de aarde als menselijk woongebied. Ook voor die opvattingbestaan trouwens aanwijzingen dat zij sterk overeenkomt met de oorspron-kelijke Mimikaanse conceptie van de bewoonde wereld (Pouwer 1955,p. 58.)

Volgens de Asmatters bestaat, zoals we zagen (p. 72), de bewoondewereld uit het laagste deel van een holle sfeer.10 Die moerassige kom vormthet domein van de levenden. De afgestorvenen verlaten dit domein dooropwaarts in de richting van de bergen te trekken om vervolgens, na alsgeest langs de hemelkoepel te hebben getrokken, via het zenith (A. safari)en nadat daar door Mbiwiripitsj hun verjonging is bewerkstelligd (zie p.73) weer af te dalen en terugkerend over zee hun tocht te voltooien. Dekomst van de westerlingen kon zonder meer in dit cyclische beeld wordeningepast: ofwel zij zijn de herboren voorouders (A. kawé, M. naitimi) inpersoon, ofwel zij zijn afgezanten of voorlopers die door de voorouders vanwie de komst nog te wachten staat, werden uitgerust met voorproeven vande voor het nageslacht bestemde goederen.

De in het door ons bestudeerde gebied aangetroffen nauwe band tussende cargomythe en het wereldbeeld annex de oorspronkelijke conceptie vande aarde-als-woongebied doet vermoeden, dat ook elders in het Papoea-Melanesische kultuurgebied waar cargocults bij herhaling optraden (op-treden?) een dergelijke band zal kunnen worden aangetoond. Wellichtschuilt daarin ook het antwoord op de vraag waarom uitgerekend in Mela-nesië cargocults regelmatig de kop opstaken (opsteken?), hoewel er elderslegio gebieden zijn waar de sociaal-economische omstandigheden vergelijk-baar zijn met die welke men in Melanesië aantreft, doch waar van cargo-cults nimmer iets te bespeuren viel (Köbben 1964, pp. 111-112).

Hoe het mogelijk is dat het in Mimika, ondanks een met het Asmatseverwant kultuurpatroon, (nog) niet tot een werkelijke cargocult gekomenis, zou kunnen worden verklaard uit de omstandigheid, dat de confrontatiemet het westen, die er weliswaar pas plaats vond in de jaren twintig, eeneeuwenlange aanloopperiode heeft gehad, waarin incidenteel al kontaktenmet de buitenwereld voorkwamen. Aangenomen mag worden, dat de vroeg-tijdige kennismaking met het via Tidore ingevoerde assortiment van wes-terse handelswaren, hoe beperkt dat ook was, en de door lange tussen-pozen van elkaar gescheiden ontmoetingen met bewoners van het oostelijkedeel van de Indonesische archipel van lieverlede wijzigingen hebben teweeggebracht in de traditionele opvattingen over de ruimtelijke ligging van heteigen woongebied. Het is daarom waarschijnlijk, dat die opvattingen indat tijdsbestek hun bruikbaarheid als voedingsbodem voor een met over-tuiging beleden cargocult al goeddeels hadden verloren, nog vóór de

10. Informanten van D. Eyde vergeleken de wereld met het inwendige van eenkokosvrucht. Zie Eyde, D.

126

Page 138: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

eerst gedurende de laatste decennia drastisch toegenomen spanningentussen de latente en de koopkrachtige vraag naar westerse goederen toteen dergelijke beweging aanleiding zou kunnen geven (Beattie 1965, p.262; Goodenough 1963, pp. 210, 314; Köbben 1964, pp. 103 e.v.). Maarvan de andere kant is het niet uitgesloten, dat die spanning in Mimika, me-de dankzij de handel in bevolkingsprodukten m.n. massooi en copal, inlater jaren gevolgd door die in krokodillehuiden, nog niet tot een explo-sief niveau was gestegen, al was de bevolking er ook terdege teleurgesteldin de gang van zaken sedert de komst van de westerlingen (zie volgendeparagraaf).

Dieper in te gaan op het verschijnsel van de cargocults - waarmede zichtrouwens reeds een groot aantal schrijvers heeft beziggehouden (o.a.Kamma, Köbben, Pouwer, Sierksma, Worsley) - zou ons, ondanks debetekenis van de onderliggende opvattingen voor het verloop van het over-gangsproces in het bestudeerde gebied, te ver voeren. In het kader van de-ze studie is het alleen maar relevant in zoverre het bijdraagt tot het vindenvan een plausibele verklaring voor de houding van de Mimika- en Asmat-bevolking tegenover het westen. Welke zijn nu de belangrijkste faktorendie daarop van invloed zijn geweest? In de eerste plaats is het de eschato-logische verwachting na verloop van tijd, ongeacht de mate van persoon-lijke inspanning, te zullen delen in de beschikking over de westerserijkdommen of — wat naar Asmats/Mimikaanse opvatting op hetzelfdeneerkomt - over de principes die eraan ten grondslag liggen. Daar-naast wordt de houding t.o.v. het westen diepgaand beïnvloed door eengevoel van machteloosheid, omdat men geen kans ziet de kloof tussen dewesterse en de eigen autochtone levensstandaard te overbruggen. Het delenin de beschikkingsmacht over de reeds binnen de gezichtskring verschenenimportgoederen ligt daarom in een voorlopig nog onbereikbaar ver ver-schiet. In verband met het ter plaatse te voeren sociale beleid, is het nuttigte weten, dat de bevolking die beschikkingsmacht analoog denkt aan diewelke vanouds in haar eigen samenleving bestond, semi-kollektief was ge-organiseerd en waarbij individuele rechten van het gemeenschappelijkerecht van de groep waren afgeleid. Van de aard van de betreffende objek-ten hing het af of de erover uitgeoefende beschikkingsmacht een over-wegend publiek dan wel een overwegend privaat karakter droeg. Voorstrikt individueel bezit naar westerse opvatting was geen plaats.

3 DE HOUDING VAN DE BEVOLKING TEGENOVER HET WES-TEN EN ZIJN VERTEGENWOORDIGERS

In het voorgaande hebben we kennis genomen van een aantal implicatieswaartoe de confrontatie met het westen en het daardoor ingeluide procesvan verwestersing hebben geleid en die hebben geresulteerd in een gekom-pliceerde verandering van de oorspronkelijke situatie. Met het oog op het

127

Page 139: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

ter plaatse gevoerde beleid is het zinvol ons af te vragen hoe de bevolkingop dit alles heeft gereageerd. Nu wordt een reaktie niet alleen bepaalddoor datgene waarop zij het antwoord is, nl. de aktie, die in dit geval deresultante is van alle implicaties. Immers ook de houding van de eraanonderworpen subjekten — individuen maar ook groepen - is er op van in-vloed. Dat we in dit verband aan die houding een eigen betekenis toeken-nen, wil overigens niet zeggen, dat we van oordeel zouden zijn dat dezeniet in belangrijke mate bepaald wordt door hun persoonlijke situatie, diezelf weer het resultaat is van hun aktieve en passieve betrokkenheid op deomgeving (Asch 1959, pp. 582 e.v.). Hoe dan ook, we zullen die houdingnader moeten analyseren. Met name willen we ons bezig houden met devraag of en, zo ja, in welk opzicht en in hoeverre, zich sinds de open-legging in de houding van de bevolking tegenover het westen veranderingenhebben voorgedaan, die van belang kunnen worden geacht voor het procesvan sociale en economische aanpassing.

Vooropgesteld dient te worden, dat hetgeen we gemakshalve dé houdingtegenover het westen noemen in werkelijkheid een conglomeraat is vanindividuele houdingen, zowel van groepen als van personen, ten opzichtevan verschillende aspekten van de westerse wereld. De houding t.o.v. hetwesten staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van het komplex vanhoudingen, dat aan het menselijke gedrag ten grondslag ligt en dat alles-behalve een star geheel vormt. In de voorgaande beschrijving van de con-frontatie met het westen en haar gevolgen, hebben we ons reeds met enkelefaktoren die de houding beïnvloeden bezig gehouden. Het waren die welkeliggen op het gebied van de sociale interactie binnen de lokale groep. Zokwamen ter sprake het verminderen van de mate van sociale integratie ende wijzigingen in de relatie tussen ouderen en jongeren en in die tussenhet mannelijke en het vrouwelijke groepsdeel. Op deze plaats willen weons daarom beperken tot een poging de houding van de bevolking ten op-zichte van het westen te ontleden.

Bij de bespreking van de invloed van het westerse goederenpakket werdal opgemerkt, dat de indruk die de westerse rijkdommen op de bevolkinghebben gemaakt dermate overweldigend was, dat zij alle andere aspektenvan de ontmoeting met het westen in de schaduw stelde en tot identifikatievan het westen met de erdoor tentoongespreide stoffelijke welvaart heeftgeleid. Dat de houding ten opzichte van het westen het stempel van dieidentifikatie draagt, lijdt geen twijfel. Opmerkelijk is ook dat die houdingsedert de confrontatie niet konstant is gebleven.

Gedurende de eerste tijd na de openlegging stond de bevolking met namein het Asmatgebied zeer positief ten opzichte van al wat westers was.Dat het westen met open armen verwelkomd werd, moet, zoals we zagen,naar alle waarschijnlijkheid worden toegeschreven aan de heersende escha-tologische opvattingen waarin met name aan de terugkeer van de afgestor-venen een belangrijke plaats toekwam. Westerlingen werden zonder enigeuitzondering zo al niet als voorouders, dan toch als hun afgezanten, hoe

128

Page 140: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

dan ook, als middelaars van de komende welvaart met enthousiasme tege-moet getreden. Het deed er niet in het minst toe of zij het Gouvernement,de corporaties dan wel het bedrijfsleven vertegenwoordigden. Men kwam erniet toe om tussen die in instanties onderscheid te maken. Dat ligt ook wel voorde hand, omdat de autochtone samenleving zelf geen beroepsmatige arbeids-verdeling en derhalve ook geen differentiatie in beroepsrollen kende. Hetdoor de westerlingen gemaakte onderscheid kwam de bevolking daaromonwezenlijk en gezocht voor. De in autochtone ogen futiele verschillen inwerkterrein zonken in het niet bij het enig belangrijke dat alle westerlingengeacht werden met elkaar gemeen te hebben, nl. hun rol van middelaar.Hoe onwezenlijk het onderscheid ook werd gevonden, al spoedig deedmen de ervaring op, dat het in al zijn willekeurigheid toch maar bepalendwas voor de wijze waarop men westerlingen diende te bejegenen om henterwille te zijn. Zo was het duidelijk dat de vertegenwoordigers van hetBestuur afkerig waren van raak- en sneltochten, alsmede van pogingenzich eigenhandig recht te verschaffen. Daarentegen bleken zij gesteld tezijn op het aangeven van wat zij misdrijven noemden en op het betalenvan belasting. Missionarissen en zendelingen stelden kerkbezoek, alsmedehet zenden van kinderen naar school en katechisatie blijkbaar bijzonderop prijs, terwijl artsen en verpleegsters zich kennelijk graag met ziekenen zuigelingen bezig hielden. In het volste vertrouwen, dat de westersetegenprestatie, bestaande in het doen mededelen in de rijkdommen en/ofin het geheim van de welvaart, niet lang op zich zou laten wachten, deedmen zijn best om de westerlingen in hun onbegrepen wensen tegemoet tekomen. Niet alleen de westerlingen zelf, maar ook hun Indonesische me-dewerkers, zoals guru's, katechisten en verplegers, waren in staat jaren-lang te teren op het krediet dat zij genoten vanwege de bij de bevolkinglevende welvaartsverwachting. De door de R.K. Missie in het Asmatgebiedgeplaatste Mimikaanse katechisten deelden - al was het ook maar voorkorte tijd - in dat krediet. Maar ten opzichte van hen kwamen de oudeAsmatse gevoelens van minachting weer spoedig boven drijven. Opgemerktworde in dit verband, dat de Asmatters van oudsher wèl de meer vecht-lustige Sempanowé, níet de zich bij sneltochten nauwelijks verwerendeoverige bewoners van Mimika, als evenknie erkenden.

Met het verstrijken van de jaren werd de bevolking zich bewust, dat,hoewel de hoeveelheid geïmporteerde goederen toenam, de goederenstroomtoch aanzienlijk bij de verwachtingen ten achter bleef. Het zag er zelfsnaar uit, dat van het verhoopte delen in de welvaart voorlopig wel geensprake zou zijn. Nog te minder, omdat zij de ervaring had opgedaan, datde meeste westerlingen maar kort in het gebied vertoefden. Regelmatigwerden zij afgelost door anderen, die zich echter wat betreft de hun doorde mythe toegeschreven deelplicht al even onwetend betoonden. De goedebedoelingen van de westerlingen werden meer en meer in twijfel getrokken,terwijl het aanvankelijk in hen gestelde vertrouwen geleidelijk in zijn tegen-deel begon te verkeren. In het beeld dat men zich van hen had gevormd,

129

Page 141: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

voltrok zich een wijziging. Van gezanten van de komende welvaart zaktenzij af tot alledaagse, op eigenbelang bedachte vreemdelingen, die allerleikwalijke oogmerken achter een façade van menslievendheid verborgen.Aan hun plicht tot welvaartsdeling lieten zij zich niets gelegen liggen.Voortdurend hadden zij het over I. kemadjuan ( = vooruitgang) en I.kemakmuran ( = welvaart), woorden die, behalve dat zij een vage belofteinhielden, voor de bevolking weinigzeggend waren, maar ondertussen be-schouwden zij het als de gewoonste zaak van de wereld van de reeds aan-gekomen en nog onderweg geachte goederen de hoofdmoot voor zichzelfte bestemmen. Zonder zelf een hand uit te steken lieten zij de bevolkingploeteren voor wat kleingoed. Begrijpelijk is het dan ook, dat de doorwesterlingen zo vaak herhaalde bewering, dat al die goederen 'gewoon'door lang en hard te werken waren verkregen, in autochtone oren als eenmisplaatste grap klonk. Kortom, er ontwikkelde zich van het westen enzijn vertegenwoordigers een ander, maar al even onrealistisch beeld. Integenstelling tot het aanvankelijke was het nl. in ongunstige zin over-trokken.

Het langst had men nog vertrouwen in Missie en Zending. Niet in delaatste plaats berustte het op de bij de geloofsverkondiging gebezigde ter-minologie en, met name wat betreft de Missie, op de kerkelijke rituelen.Religieuze begrippen als verlossing, heil, toekomstig koninkrijk, rijk derhemelen, engelen en duivels, genade etc. pasten zo goed in de autochtonegedachtengang, dat de prediking weinig meer vermocht dan voedsel tegeven aan reeds bestaande, diesseitig gerichte eschatologische verwachtin-gen. Met het uitblijven van de tastbare bevestiging van de door de toe-hoorders volgens de eigen kulturele traditie geïnterpreteerde leer begon eengevoel van onbehagen de overhand te verkrijgen. Wantrouwen tegen denieuwe religie, die men zelfs ronduit van bedrog ging beschuldigen, stakdan ook de kop op.

Met betrekking tot de dorpsscholen - de zorg voor het onderwijs lag inhanden van de corporaties - was in de houding van de bevolking eensoortgelijke ontwikkeling waar te nemen. Dit ofschoon de corporaties eral vroeg in waren geslaagd de autochtone bevolking voor de scholen teinteresseren, o.m. door er op te wijzen, dat de door middel van de scholente verwerven kennis onmisbaar was voor het deelhebben aan de moderneontwikkeling. Vol vertrouwen stuurde men zijn kinderen naar de scholenin de hoop dat zij op zekere dag wel met het geheim van de welvaart zou-den thuiskomen. De lessen meende men op één lijn te kunnen plaatsenmet de instruktieve gedeelten van de traditionele initiatierituelen. Vooralin de jaren twintig hadden de pas opgerichte beschavingsscholen in Mi-mika - de latere dorpsscholen - allerminst over gebrek aan belangstellingte klagen. Aanvankelijk was het vertrouwen in de scholen zo vast, dat hetverregaand paternalistische optreden van de guru's op de koop toe geno-men werd. Oogluikend stond men toe dat deze zich allerlei vrijheden - o.m.op sexueel gebied - met de hun toevertrouwde jeugd veroorloofden.

130

Page 142: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Aan dit zowel in Mimika als in Asmat wijd verbreide euvel viel in de gegevensituatie noch van de zijde van het Bestuur, noch van de zijde van de Missie veelte verhelpen. Indien men alle guru's die zich wel eens aan een wat ouder school-meisje hadden vergrepen, zou moeten ontslaan, zou dat de bezetting van hetonderwijsapparaat ter plaatse ernstig aantasten. De moeilijkheid ligt trouwensminder bij de onderwijzers dan bij de sociale omstandigheden waarin deze ver-keerden. Zo leidden de dorpsschoolonderwijzers, vooral in de kleinere neder-zettingen met hun eenmansscholen, een sterk geïsoleerd bestaan. In de gevallen,waarin de autochtone gemeenschap de misdragingen van de guru niet meer namen haar ontevredenheid tenslotte liet blijken aan vertegenwoordigers van hetBestuur, werd meestal tot ruiloverplaatsing geadviseerd en liet men het verder bijeen waarschuwing aan de betrokkene. Toch is het enkele malen tot een rechtszaakgekomen. Het betrof dan meestal ongewoon delicate kwesties. Wat b.v. te denkenvan het geval van de recidivist met onmiskenbaar pedofiele neigingen, die niet-temin na zijn eerste veroordeling nog jarenlang als onderwijzer op een dorpsschoolgehandhaafd bleef?

Herhaaldelijk bleek echter, dat de vrees dat een guru zou worden terug-getrokken dermate groot was, dat men klachten over diens gedrag lieverachterwege liet. Een andere reden daarvoor was het reeds gesignaleerdegebrek aan persoonlijk kontakt tusen de bevolking en de superieuren vanzich misdragende guru's (zie p. 95).

Na verloop van tijd zag men in, dat het wel zou blijven bij een - medeals gevolg van de lage kwaliteit van het onderwijzerskorps — uiterst sum-miere kennis van lezen, schrijven en rekenen waarvoor nochtans in detraditionele samenleving geen emplooi bestond. Alleen bij uitzonderinghad iemand er aanwijsbaar voordeel van, b.v. in de vorm van een werk-kring buiten de traditionele sfeer. Maar voor een volwaardige baan was deop de dorpsschool verworven kennis van 'the three R's' toch niet toerei-kend. Datgene echter waar het in de ogen van de bevolking op aan kwam,t.w. de overdracht van de veronderstelde geheime principes van de wes-terse welvaart, bleef uit. Van het geleerde werd men materiëel weinig'wijzer'. Niet geheel ten onrechte ging men de op school doorgebrachtetijd als verloren beschouwen. Men verdacht er de guru's met hun rela-tieve welvaart - naast een min of meer uitgebreide garderobe bezatenalle gurugezinnen immers een radiotoestel en een naaimachine, terwijl demeerderheid in het bezit was van een buitenboordmotor - steeds meer vande welvaartsformule, evenals hun westerse superieuren, voor eigen gebruikte reserveren.

Een in Mimika als reaktie op een vraag naar het oordeel over de school vaak ge-hoorde verzuchting luidde:

'Anak-anak sudah masuk sekolah begitu lama, tetapi sebenarnja diorang belumbeladjar apa-apa': onze kinderen zijn al zo lang naar school gegaan, maar in feitehebben zij nog steeds niets geleerd.

131

Page 143: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Kortom, ook de dorpsscholen beantwoordden niet of slechts zeer ten deleaan de hooggespannen verwachtingen van de bevolking.

De in de vorige alinea's m.b.t. kerk en school, de instituten waarmedehet kontakt het langdurigst en het innigst was, geschetste gang van zakenleidde in het algemeen tot het overheersen van een gevoel van teleurstel-ling. Dit nog temeer, omdat inmiddels ook een aantal nevenverschijnselenvan het beginnende overgangsproces aan het daglicht waren getreden.Daarbij waren er die voor de bevolking ronduit als ongunstig moeten wor-den aangemerkt; van andere - voornamelijk sociale — staat dat, ofschoonzij als onaangenaam werden ervaren, niet zonder meer vast. Vooral bij dekonsekwenties op sociaal gebied maakt het in belangrijke mate verschil ofzij op lange dan wel op korte termijn worden bezien. In veel gevallenmoet ook met de snelheid, waarmede zich een bepaald verschijnsel voor-doet, rekening worden gehouden. Bovendien maakt het heel wat uit ofmen zich plaatst op het standpunt van het individu dan wel op dat van degemeenschap. Genoemd worden a. de verslechtering van de voedingstoe-stand, voornamelijk veroorzaakt door de verstoring van de traditionelesubsistentie-economie; b. de schade door roofbouw, toegebracht aan debodem; c. de voortschrijdende desintegratie van de traditionele samen-levingsstruktuur als gevolg van het losser worden van rolkomplexen, datinherent was aan de zich steeds scherper aftekenende differentiatie inlevensgebieden; d. het statusverlies van het mannelijke volksdeel en metname van de groepsoudsten; e. het oriëntatieverlies van de jongere genera-ties; f. het tot eentonigheid verzinken van het leven van alledag en het ver-lies van de door de oorlogen geboden expansiemogelijkheden; g. het weg-vallen van een selektieve rem op de bevolkingsaanwas en h. de tijdelijke,doch niettemin soms lang aanhoudende vermindering van de huwelijks-kansen in die groepen waarin, bij de totstandkoming van de status quoin de intergroepverhoudingen, een onevenwichtige sex ratio bestond. Tendele waren die verschijnselen, welke bezien vanuit beleidsoogpunt alsevenzovele vraagstukken behoorden tot de overgangsproblematiek van hetbetreffende gebied, in het begin verborgen gebleven of was men niet vande ernst ervan doordrongen. Ten dele ook had men hen min of meerbewust, zonder nochtans de werkelijke omvang ervan te onderkennen,aanvaard als onvermijdelijke hindernissen op de weg naar het beloofdeland van de westerse welvaart. Maar met het uitblijven van een feitelijkeverbetering van de eigen situatie werd de bevolking zich de negatievezijden van het overgangsproces pijnlijk bewust. Zo was het mogelijk, datin Mimika het aanvankelijke enthousiasme binnen een tijdsbestek van en-kele tientallen jaren plaats maakte voor apathie en voor lijdelijk verzettegen vrijwel alle ter plaatse genomen overheidsmaatregelen, terwijl het inAsmat ongeveer 6 jaren na de openlegging van het gebied kon komen toteen opleving van magische praktijken (zie p. 80) en tot een begin vancargocult.

De houding ten opzichte van het westen en zijn vertegenwoordigers

132

Page 144: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

was onmiskenbaar ambivalent. De waarderingen, die men de verschillendeaspekten van het westen toedroeg, liepen sterk uiteen en, waar de houdingten opzichte van die aspekten in de loop der tijd was veranderd, was dieverandering niet voor alle aspekten gelijk. Op zichzelf een aanwijzing voorde komplexiteit van de houding als zodanig, moet ambivalentie voor eensituatie als de geschetste evenwel volkomen normaal worden geacht.

Al met al bleken westerlingen niet de onbaatzuchtige middelaars vande komende welvaart te zijn waarvoor zij aanvankelijk doorgingen. Debevolking had immers haar hooggestemde, door een krachtige mythischeondertoon gedragen verwachtingen, niet in vervulling zien gaan, hetgeenteleurstelling en afwijzing ten gevolge had. Toch bleef men hen tot op ze-kere hoogte ook positief waarderen, al was het slechts omdat zij de gele-genheid boden nu en dan wat geld te verdienen voor de aanschaf vantabak, koffie, kleding, een bijl enz. Maar dat men voor die produkten vande westerlingen afhankelijk was, deed aan die positieve waardering echterweer onmiddellijk afbreuk. Men appreciëerde het dorpsonderwijs in zoverrehet aan uitverkorenen de toegang verschafte tot een voortgezette opleiding,die noodzakelijk was voor het verrichten van betaalde arbeid buiten detraditionele sfeer. Het werd daarentegen afgewezen in zovere het niet deverhoopte welvaart bracht, tenminste niet op de wijze die men zich hadvoorgesteld, nl. door overdracht van magisch-mythische kennis. Op denduur vond men de verstoring van de lokale subsistentie-economie doorhet schoolbezoek een te hoge prijs voor de enerzijds overbodige, anderzijdsontoereikende schoolse kennis. Bovendien begon men de bevoogding doorde guru's moe te worden. Zo ook was men de westerse geneeskunde er-kentelijk voor de uitroeiing van de framboesia; maar vond toch, dat ditgunstige resultaat in geen verhouding stond tot de moeite die men zichmoest getroosten om de artsen de door hen verlangde patiënten te bezor-gen. Men waardeerde weliswaar het Bestuur vanwege de rust die het in destreek had gebracht, maar verafschuwde het vanwege de vele maatregelen,waardoor het gehele levensritme aan banden dreigde te worden gelegd enwaartegen de bevolking zich verweerde door zich terug te trekken op voorhet westen ontoegankelijke levensgebieden. Vooral in Mimika, waar talvan maatregelen de oorspronkelijke levenswijze reeds aanzienlijk haddenaangetast, was die reaktie duidelijk merkbaar (Pouwer 1955, p. 250).Scherper dan in Asmat trok men er de scheidslijn tussen de westerse en deautochtone levenssfeer. Overigens heeft de ervaring vooral in Mimika ge-leerd dat, naarmate het bestuursbeleid de regelmatige voedselvoorzieningminder in de weg staat, ook de neiging die levenssferen gescheiden tehouden afneemt. Maar dit neemt niet weg dat we er nooit zo nauw bijrituelen betrokken zijn geweest, als in Asmat het geval was.

133

Page 145: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

4. DE ROL VAN DE OVERHEID IN HISTORISCH PERSPEKTIEF

Alvorens ons in het navolgende hoofdstuk nader te gaan bezighouden metde taak van de Overheid in het kader van het aanpassingsproces in Mimi-ka en Asmat, willen we ons aan de hand van het voorgaande een ogenblikbezinnen op het Overheidsaandeel bij de openlegging van die gebieden.Als we de wijze van benadering door de Overheid van vóór de TweedeWereldoorlog vergelijken met die van daarna, zien we een opmerkelijkverschil, dat historisch kan worden verklaard.

Aanvankelijk, d.w.z. tot aan de Tweede Wereldoorlog, beperkte hettoenmalige gouvernement van Nederlands-Oost-Indië zich in de gehelearchipel tot de uitoefening van de traditionele overheidstaken, t.w. alge-meen bestuur, rechtspraak, handhaving van orde en rust ter beschermingvan de burgerij, alsmede landsverdediging. Voor het afgelegen, dunbevolk-te en aan grondstoffen arme West-Irian dat het minst ontwikkelde deelvan de archipel was, werd geen uitzondering gemaakt. Geheel in overeen-stemming met de in het betrekkelijk welvarende overige deel van Neder-lands-Indië tot dan toe nog beproefd gebleken liberale beginselen, onthieldmen er zich van enigerlei ingreep op sociaal en sociaal-economisch terrein.Ingrepen van dien aard werden immers verstorend geacht voor het auto-matisme van het vrije economische leven althans volgens de liberaleideologie en daarom ook schadelijk voor de welvaart, die slechts met degrootst mogelijke economische vrijheid gediend zou zijn. De ten opzichtevan de autochtone bevolking van Nederlands-Indië gevoerde politiek stondgeheel in het teken van de onthouding. Het belangrijkste oogmerk van diepolitiek was het vermijden van al wat tot verstoring van het produktie-apparaat zou kunnen leiden. Het gehele beleid was overwegend gericht ophet intakt houden van de ten behoeve van het moederland op alleszins be-vredigende wijze funktionerende koloniale maatschappij (Grant 1965, pp.29-31). Met de bevolking hield men zich - ondanks de opkomst van meervooruitstrevende ideeën m.n. in B.B.-kringen - niet verder bezig dan voorde uitoefening van de traditionele overheidstaken - m.n. de handhavingvan orde en rust - was vereist. Ten aanzien van Mimika en Asmat, tot deeeuwwisseling vrijwel geheel onbekende gebieden, hield dit in dat hetGouvernement er zich beperkte tot de pacificatie.

In 1902 had men ter bestrijding van de snelaktiviteiten van de Marind-anim, die tot ver over de grens met het tegenwoordige Papua/New-Guineaopereerden, te Merauke de eerste bestuurspost aan de Nieuw-GuineseZuidkust gevestigd. De Nederlandse regering was nl. gezwicht voor deaandrang van de Engelsen, die te kennen hadden gegeven bij voortdurenvan de nalatigheid van de Nederlanders de pacificatie van het Marind-ge-bied zelf ter hand te zullen nemen.11 Was het in het Marind-gebied vooral

11. In 1896 hadden de Engelsen reeds een strafexpeditie ondernomen tegen deMarind-anim op Nederlands gebied. Vademecum voor Nederlands Nieuw-Guinea1956. Uitg. Nieuw Guinea Instituut te Rotterdam.

134

Page 146: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

de vrees voor buitenlandse inmenging, die het Gouvernement aanzettetot pacificatie, in Mimika - en later ook in Asmat - was het in hoofdzaakde bescherming van leven en goed van explorateurs, paradijsvogeljagersen handelaren, alsmede, korte tijd later, van missionarissen en hun helpers.Vrijwel gelijktijdig met de pacificatie werd door de R.K. Missie die Be-stuur en Politie op de voet was gevolgd, met de kerstening van de autoch-tone bevolking een aanvang gemaakt. Door het Gouvernement werd dit,vooral wegens de consoliderende invloed die er vanuit ging, toegejuicht.

Na de Tweede Wereldoorlog blijkt in de benadering van de bevolkingeen kentering te zijn opgetreden. Hoewel met betrekking tot het Asmat-gebied, dat eerst in 1953 werd opengelegd, het accent nog enige tijd vielop de pacificatie, was het toch duidelijk, dat men van Gouvernements-wege ten aanzien van het toenmalige Nederlands-Nieuw-Guinea als geheelreeds een bredere politiek was gaan volgen. Als belangrijkste oorzakendaarvoor kunnen worden genoemd:a. de veranderde strategische situatie in Zuidoost-Azië en Oceanië;b. de inmiddels volkomen gewijzigde politieke inzichten m.b.t. de voor-

malige koloniale gebieden;c. de omstandigheid dat sedert de crisisperiode van de jaren dertig in het

moederland, evenals in vrijwel de gehele westerse wereld, de opvattin-gen inzake de taak van de Overheid een ontwikkeling hebben doorge-maakt, die daarin bestond dat de zorg voor het algemeen welzijn - ookmet behulp van gerichte maatregelen — naast de uitoefening van de tra-ditionele overheidstaken meer op de voorgrond was gekomen;

d. de omstandigheid dat het inzicht in de fundamentele complementariteitvan alle overheidsmaatregelen, ongeacht hun specifieke gerichtheid,in ruimere kring veld had gewonnen.

De Overheid, in het verleden wars van het nemen van maatregelen opsociaal en sociaal-economisch gebied, rekende het zich meer en meer tothaar taak door middel van gerichte sociale en economische aktiviteiten devolkswelvaart te bevorderen. In de eerste plaats trachtte zij door middelvan maatregelen, die op de ontwikkeling van de sociale en economischeinfrastruktuur waren gericht, de basis te leggen voor een op westerse leestgeschoeid produktie-apparaat. Een bewuste re-allocatie van beschikbareautochtone arbeidskracht werd, mede met het oog op de bemanning vandat apparaat, ter hand genomen. Een tweetal doelstellingen kon zo wordenverwezenlijkt. Ten eerste een verbeterd benutten van de aanwezige na-tuurlijke hulpbronnen; ten tweede een verhoogd welvaartspeil voor de sa-menleving als geheel. Gestreefd werd daarbij naar een niveau van behoef-tebevrediging, waarop het totaal van individuele offers niet meer dooroverheveling van koopkracht kan worden verlaagd.

Het doorbreken van het taboe dat op het nemen van maatregelenop sociaal en sociaal-economisch gebied in het koloniale tijdperk rustte,alsmede de erkenning van de menselijke waardigheid van de autochtonebewoners der ontwikkelingsgebieden - zij het ook dat die erkenning wel

135

Page 147: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

enigszins door politieke noodzaak werd afgedwongen - hebben de westersebenadering ook van de bevolking van West Irian ingrijpend gewijzigd. Dedaar gevoerde bevolkingspolitiek verkreeg een veel bredere strekking. Zowerd met name ook het beleid t.o.v. de Papoea's in positieve richting om-gebogen. Anders dan in het verleden was de hoogste wijsheid nu niet meerhet volgen van een politiek van onthouding. Men ging zich meer dan vroe-ger ooit het geval was daadwerkelijk voor de bevolking interesseren. Ditkwam onder meer tot uiting in de omstandigheid, dat het streven naar'opheffing' van de Papoea in Nederland veld begon te winnen. Overigensgetuigde dit streven niet alleen van de wens tot een meer positieve aanpak,maar ook van een nog overwegend westerse en tamelijk paternalistischevisie op de ontwikkelingsproblematiek.

Was in het officiële beleid, zoals dat vanuit Nederland en het toen-malige Hollandia - nu Djajapura - werd gevoerd, al een aanzienlijkewijziging gekomen, in het binnenland — in dit verband dient het gehelezuiden van West-Irian als zodanig te worden aangemerkt - viel daarvannog weinig te bespeuren. Naarmate men verder in het binnenland kwam,bleek de praktijk meer van de leer af te wijken. De oorzaak van de ver-traging die bij het realiseren van het nieuwe beleid optrad, behoeven weniet ver te zoeken. Naast de institutionele starheid van het ambtelijkeapparaat dient o.i. vooral ook de aard van de personeelsbezetting van ditapparaat als oorzaak te worden genoemd. Een groot aantal van de in hetbinnenland geplaatste leidinggevende ambtenaren, zowel die van Europeseals die van Indonesische origine, was als zodanig reeds werkzaam geweestin het voormalige Nederlands-Indië. Velen waren dermate vergroeid metde overheidspraktijk aldaar, die, zoals we zagen, volkomen anders wasgeoriënteerd, dat het hun moeilijk viel de nieuwe beleidslijnen in de praktijkdoor te trekken. Weliswaar pleegden de traditionele overheidstaken -algemeen bestuur, rechtspraak, enz. - door de plaatselijke bestuursamb-tenaren nauwgezet te worden uitgevoerd, maar aan de verwezenlijkingvan de nieuwe inzichten op sociaal-economisch gebied kwamen zij zeldentoe. Een daarop gericht beleid stelde aan de instelling van de betrokkenambtenaren nu eenmaal andere eisen dan een waarbij men zich uitsluitendbeperkte tot meergenoemde traditionele overheidstaken. Daar komt bij,dat de veelal moeilijke verbindingen de vlotte communicatie tussen de opzijn afgelegen post geplaatste bestuursambtenaar en diens direkte chefbelemmerden. Mede daardoor werd het gehele overheidsapparaat maarlangzaam doordrongen met meer aan de eisen van de tijd aangepastetaakopvattingen.

De bestuurspraktijk in de periferie van het onder bestuur gebrachte ge-bied, waartoe Asmat en Mimika behoorden, gaf als gevolg van de ge-schetste vertraging nog lang de toepassing van verouderde methoden tezien. Alleen bij uitzondering was die praktijk uitdrukking van een wer-kelijke beleidsconceptie. Van coördinatie van bestuurlijke en andere over-heidsmaatregelen, alsmede van integratie van het zelfstandige beleid van de

136

Page 148: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

corporaties kwam daarbij weinig terecht. Ook was de kennis van de lokalesituaties, met name die op sociaal gebied, veelal gebrekkig, hetgeen de toe-passing van de officiële beleidslijn op de feitelijke, rijk geschakeerde situ-aties in de weg stond. In de praktijk was een zeker fragmentarisme danook onvermijdelijk. Met betrekking tot het bestudeerde gebied, waar deonderafdelingsbestuurders elkaar in snel tempo afwisselden (zie pp. 86en 91), wekt dat geen verwondering: de verantwoordelijke bestuurderswaren zelden in de gelegenheid zichzelf in de korte tijd die ieder van henter beschikking stond dusdanig met de plaatselijke problematiek ver-trouwd te maken, dat zij aan de hand van officiële richtsnoeren een verant-woord lokaal beleid konden uitstippelen. Zo kon het jaren na de open-legging nog gebeuren, dat men de door zijn voorgangers binnen het kadervan de tradionele overheidstaken begonnen pacificatie voortzette en hetdaar dan vervolgens bij liet, terwijl men zich niet of nauwelijks bewustwas van de vele konsekwenties die deze had.

Rechtstreeks kontakt met de bevolking liet men - veelal gedwongendoor de schaarste aan voldoend gekwalificeerd hulpkader - over aaninstanties die daartoe op het eerste gezicht beter waren uitgerust. We den-ken in dit verband aan Missie en Zending, instanties die ook op sociaalgebied vanouds een geheel eigen beleid met een sterk traditioneel-chari-tatieve inslag pleegden te voeren. De tot voor kort min of meer eenzijdig-westerse georiënteerdheid van het Europese personeel in aanmerkinggenomen, was het echter te verwachten, dat het beleid van die corporatiesnog geruime tijd de sporen zou dragen van een westerse maatschappij-opvatting en dat het nauwelijks op de behoeften van de autochtone samen-leving zou zijn afgestemd. De noodzaak van integratie in het totale bevol-kingsbeleid van alle aktiviteiten van de corporaties, die niet strikt onderde kerstening vielen, was voor alle betrokkenen niet onmiddellijk duidelijk.Het gevolg was dan ook niet zelden een langs elkaar heen werken en hetbestaan van doublures, kortom een duidelijk gebrek aan efficiëntie. Veelhing af van het eigen inzicht en van de persoonlijke onderlinge verstand-houding van de plaatselijke vertegenwoordigers der verschillende instan-ties, die zich met de bevolking bezig hielden. Dat de samenwerking - zodie al aanwezig was - voortdurend werd bedreigd door verschillen vaninzicht ten aanzien van het te voeren beleid, was misschien nog tot daar,maar dat meningsverschillen als die tussen Missie en Zending niet zeldenop de hoofden van de bevolking werden uitgevochten, kwam het beeld datdeze zich van de westerse wereld aan het vormen was weinig ten goede.

Na aldus een blik te hebben geworpen op de situatie, zoals die in hetMimika- en Asmatgebied werd aangegetroffen tegen het einde van dejaren vijftig toen men zich voor de versnelde ontwikkeling van dit gebiedzag geplaatst, willen we trachten in het volgende hoofdstuk de vraag tebeantwoorden welke eisen de aanpassing van Mimika en Asmat aan degewijzigde omstandigheden, m.n. die op sociaal en economisch gebied,aan de Overheid stelt.

137

Page 149: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

H O O F D S T U K I I I

ONTWIKKELING ALS DOELSTELLING VANDE OVERHEID

1 ALGEMEEN

Een centrale overheid - welke dan ook - die zich de sociale en economi-sche ontwikkeling van submarginale streken als Mimika en Asmat bewusttot taak stelt, ofschoon noch het economische, noch het politieke ofstrategische belang van het nationale verband waartoe zij behoren daar-mede gebaat is, doet dit op grond van andere dan utiliteitsoverwegingen.Zo lijkt het aannemelijk dat zij om godsdienstige redenen en/of om rede-nen van algemeen menselijke solidariteit wil voorkomen, dat de lokalebevolking van dergelijke streken aan demoralisatie en degeneratie wordtprijsgegeven om ten slotte, na als samenleving haar identiteit te zijn kwijt-geraakt, geruisloos ten onder te gaan. Denkbaar is ook dat de Overheidgeleid door overwegingen van sociale rechtvaardigheid wenst te vermijden,dat die bevolking een onevenredig groot deel van de lasten, die noodge-dwongen aanpassing aan snel veranderde levensomstandigheden nu een-maal vergt, voor haar rekening zou moeten nemen.

Als we nu aan de hand van de beschrijvingen in hoofdstuk I en II na-gaan hoe de plaatselijke situatie zich vanaf de openlegging van de betref-fende gebieden tot tegen het einde van de jaren vijftig heeft ontwikkeld,dan menen we het te mogen betwijfelen of de autochtone samenlevingen- als zij tenminste aan zichzelf worden overgelaten - hun aanpassing zullenkunnen effektueren binnen het tijdsbestek dat hun, naar het zich laat aan-zien, door de buitenwereld, i.c. door het samenstel van alle exogene fak-toren van technisch-economische en politieke aard, is toegemeten. Ge-voegd bij de bestaande verschillen in technologisch opzicht, moet het starrekarakter van de traditionele samenlevingsstruktuur daartoe prohibitief wor-den geacht. Het kan immers niet worden verwacht, dat de betreffendesamenlevingen uit zichzelf binnen de termijn die hun daartoe ter beschik-king staat, èn hun maatschappelijke struktuur voldoende zullen hebbenhervormd èn hun technologie ver genoeg zullen hebben opgevoerd, datinpassing in een groter sociaal en economisch geheel kans maakt. Integen-deel, algehele ontreddering ligt veel meer in de lijn. Analyse van desituatie ter plaatse leerde, dat als gevolg van de confrontatie met de buiten-wereld en de daaruit voortvloeiende implicaties, in de oorspronkelijkesamenlevingsstruktuur desintegratie is opgetreden. Voor elke lokale groepAsmatters en Mimikanen geldt, dat de mate van desintegratie nauw samen-hangt met de aard, de duur en de intensiteit van hun kontakten naar bui-ten. Daarnaast zien we, dat de autochtone reakties op die desintegratie zo

138

Page 150: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

slecht op elkaar waren afgestemd, dat het proces waarin zij resulteerdenzich dermate disharmonisch ontwikkelde, dat het mede daarom twijfel-achtig moet worden geacht of de uiteindelijke aanpassing zonder ingrepenvan buitenaf binnen afzienbare tijd zou worden bereikt.

In dit verband zij opgemerkt, dat versnelde desintegratie van de oorspronkelijkestruktuur gunstig, zo niet noodzakelijk is voor een tijdige maatschappelijke ver-nieuwing. Immers het oplossen van verouderde, niet meer bij de situatie passendeinstituten, dat gepaard gaat met een vermindering van sociale kontrole in desamenleving als geheel, schept een gunstig klimaat voor de ontwikkeling vanandere instituten c.q. de verandering van reeds bestaande. De samenleving zaldaardoor beter tegen de veranderingen die zich op technisch en economisch ge-bied voordoen zijn opgewassen. Desintegratie leidt dan ook een maatschappelijkeverjonging in. Het is dan ook niet de desintegratie als zodanig die de aanpassingin de weg staat - eerder het tegendeel is het geval -, maar het zijn veeleer dedivergenties in de bestendigheid van verouderde instituten, waardoor de struktuurhaar consistentie verliest en de samenleving aan leefbaarheid inboet. Het is daar-door, dat de uiteindelijke aanpassing vaak nodeloos veel sociale offers kost.

Uit de lokale situatie blijkt ook dat de - destijds westerse - Overheid, dieter plaatse vertegenwoordigd was door ambtenaren van de Dienst vanBinnenlands Bestuur (zie boven p. 134), zolang zij zich tot de uitoefeningvan haar traditionele taken bepaalde, weinig of niets heeft bijgedragentot de bespoediging en de synchronisatie van het aanpassingsproces. Devoornamelijk op de pacificatie gerichte maatregelen bestreken daartoe eente beperkt gebied van het sociale en kulturele leven. Daar komt bij dat denadelige neveneffekten, temeer omdat zij niet tijdig werden onderkend enderhalve als regel onvoldoende werden gekompenseerd, in veel gevallende overhand kregen. Tenslotte toonde de plaatselijke situatie aan, dat ookandere westerse instanties, i.c. Missie en Zending, al evenmin in staat wa-ren een positieve bijdrage te leveren tot de vereiste bespoediging van hetaanpassingsproces. Niet alleen ontbraken hen daartoe de materiële midde-len, waardoor de follow-up van een aantal door hen ondernomen aktivi-teiten in gevaar kwam, maar vooral ook de mankracht. Het personeel waar-over die instanties beschikten, was alleen bij uitzondering voldoende ge-kwalificeerd om in het aanpassingsproces een positieve rol te spelen.Mede door gebrek aan middelen hadden de corporaties de neiging vast tehouden aan werkwijzen die niet snel genoeg evolueerden. Het jarenlangeisolement, waarin missionarissen en zendelingen voorheen verkeerden, leid-de in een aantal gevallen tot een soort 'bedrijfs'-blindheid, die aan het nutvan hun soms veeljarige ervaring in het gebied afbreuk deed. Inzicht in dealgemene problematiek en een uitgebreide kennis van de lokale toestan-den zijn in één persoon nu eenmaal moeilijk te verenigen.

Het voorgaande in aanmerking genomen, ligt het voor de hand:1. dat ingrepen van buitenaf voor het bereiken van een harmonische

aanpassing onmisbaar zijn;2. dat de (centrale) Overheid, aangezien zij over het meest volledige,

139

Page 151: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

of eigenlijk het minst onvolledige, instrumentarium beschikt om het pro-bleem van de versnelde aanpassing over de volle breedte met kans vansucces ter hand te kunnen nemen, in de gegeven omstandigheden de aan-gewezen instantie is voor het realiseren van een over-all ontwikkelings-beleid.

Dit, ofschoon de gang van zaken in het verleden overduidelijk heeftaangetoond, dat de Overheid in haar kwaliteit van promotrice en regula-trice van het aanpassingsproces haar bemoeienissen in vergelijking metvoorheen zal moeten uitbreiden. De vraag doet zich daarbij voor of en,zo ja, in hoeverre ook taken aan derden kunnen worden gedelegeerd.Zolang delegatie niet in strijd komt met de algemene eis van de beleids-consistentie, is er geen bezwaar tegen. In concreto is het niet mogelijker een algemene regel voor te geven. Dit omdat lokale omstandigheden,welke van streek tot streek uiteenlopen, in dit verband een overwegenderol spelen. Voor wat betreft het bestudeerde gebied is de toelaatbare matevan delegatie vooralsnog aan de lage kant, vooral ook omdat de bevolkingnog vreemd staat tegenover een beroepsmatige arbeidsverdeling.

Het kernprobleem, waarvoor de Overheid zich gesteld ziet, kan aldusworden geformuleerd: hoe in de gegeven omstandigheden en met de gege-ven middelen het aanpassingsproces zoveel mogelijk te versnellen zonderaan de eis van synchronisatie der deelprocessen tekort te doen. Aangeziensnelle, maar eenzijdige ontwikkelingen op een beperkt gebied - techno-logisch, economisch, sociaal of kultureel — daarmee in strijd zijn, brengteen effektief aanpassingsbeleid zowel het doseren van nieuwe impulsen alshet afremmen van onevenredig snel verlopende deelprocessen met zich.

2 ENIGE ASPEKTEN VAN HET ONTWIKKELINGSBELEID

2.1 De problematiek in het algemeen

Uitgaande van de noodzaak tot ingrijpen in het overgangsproces en vande wenselijkheid dit ingrijpen vooralsnog aan de centrale Overheid voorte behouden, willen we hierna de praktische kant ervan belichten. Alvo-rens in te gaan op konkrete overheidstaken in dit verband, dienen we onsaf te vragen wat het karakter is van de problematiek waarmee de Overheidter plaatse wordt geconfronteerd. De problemen, ongeacht of zij over-wegend op economisch, politiek of sociaal-psychologisch terrein liggen,moeten daartoe in twee kategorieën worden onderscheiden:

a. problemen die specifiek zijn voor de lokale situatie in het betrokkengebied;

b. problemen waarbij dit niet of althans in veel mindere mate het gevalis en die qua karakter niet verschillen van die welke elke ontwikkelings-instantie ontmoet, die zich tot doel heeft gesteld een haar vreemde samen-leving (b.v. die van een etnische minderheid binnen het nationale kader),

140

Page 152: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

waarvoor zij de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen, bij haar aan-passing te begeleiden.

Specifiek zijn alle problemen die rechtstreeks verband houden met deklimatologische omstandigheden ter plaatse, de geomorfologische situatie,de geografische ligging, alsmede met het historische verloop van de reeksvan kontakten zowel die van vóór, als die van na de openlegging. In be-ginsel a-specifiek is dat deel van de problematiek, dat voortvloeit uit so-ciaal-psychologische processen, die inherent zijn aan het bestaan van demens als groepswezen en het leven in groepsverband en waarvan het ver-loop in elke samenleving aan dezelfde wetten onderworpen is. Al dringt delokale differentiatie niet in het wezen van die processen door, toch moetenwe er op bedacht zijn dat de wijzen, waarop dergelijke au fond a-specifiekeproblemen hic et nunc aan de dag treden, steeds lokale trekken vertonen.We ontkomen dan ook niet aan analyse van de verschillende lokale uitings-vormen als we het gemeenschappelijke van de problematiek bloot willenleggen.

Met een voorbeeld, ontleend aan hoofdstuk II (zie boven pp. 128 e.v.)kan het onderscheid worden toegelicht. Na te hebben gezien dat ontevre-denheid met bestaande toestanden zich in het ene geval wèl, in het andereniet heeft geuit in magisch-religieus getinte bewegingen, kunnen weons afvragen waarom dit zo is. Eerst dienen we dan te vragen naar deachtergrond van de ontevredenheid. Die vraag kan alleen worden beant-woord vanuit een algemeen inzicht in de sociaal-psychologische processendie aan het groepsleven als zodanig inherent zijn. Maar als nu mocht blij-ken dan een gevoel van teleurstelling de ontevredenheid heeft versterkt,zoals dat in Mimika en Asmat onmiskenbaar het geval was, kunnen weons al evenmin aan het achterhalen van de oorzaak of oorzaken daarvanonttrekken. Voor wat betreft de genoemde gebieden was het nodig, daar-voor het terrein van de geestelijke kuituur te betreden. Nu spelen op datterrein lokale verschillen wel degelijk een rol, zodat de verklaring voorhet gekonstateerde verschil in reaktie wellicht (mede) daar moet wordengezocht. Uit dit voorbeeld blijkt hoe moeilijk het in de praktijk soms isvast te stellen, in hoeverre de sociaal-psychologische problematiek, zoalsmen die aantreft, specifiek voor de lokale situatie mag worden geacht. Inhet algemeen kan worden gesteld, dat de mate van situationele bepaald-heid van plaats tot plaats verschilt.

Hierna willen we vooreerst aandacht schenken aan het sociaal-psycho-logische klimaat. Vervolgens zullen enkele problemen van overwegendspecifiek-lokale aard worden aangeroerd.

2.2 Het sociaal-psychologische klimaat

Van niet te onderschatten betekenis voor het beleid is de omstandigheid,dat het sociaal-psychologische klimaat waarin de plaatselijke Overheid als

141

Page 153: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

ontwikkelingsinstantie haar taken verricht, wordt beïnvloed door, wat wezouden willen noemen, de 'vreemdheid' die zij niet alleen zelf als instituutbezit, maar die ook eigen is aan de door haar uitgedragen kuituur. Het isdaardoor, dat zij weerstanden oproept bij de lokale bevolking. Dat zij erimpliciet vanuit gaat dat haar kuituur in vrijwel elk opzicht superieur isaan die van de autochtone samenleving, blijkt uit heel haar doen en laten,vooral ook uit de maatregelen waarmede zij tracht in hoog tempo zoveelmogelijk elementen van de eigen kuituur (kleding b.v.; in dit opzicht iser ook sinds 1962 in West-Irian niets veranderd) ingang te doen vinden.Maar zolang de lokale bevolking er niet in slaagt op die elementen eeneigen stempel te drukken, wordt dit als een opdringen ervaren. Gezien desnelheid, waarmede gedurende de laatste decennia de stroom van nieuwe,niet-autochtone kultuurelementen de autochtone samenleving overspoelt,en de tijd, benodigd voor de geestelijke en emotionele toeëigening van dieelementen, is het onvermijdelijk, dat de ontwikkelingsinstantie op eengegeven ogenblik in botsing komt met het - algemeen-menselijke - strevenvan de autochtonen voor zichzelf een wereld te scheppen, waarin zij zichterugkennen en thuisvoelen (Lévi-Strauss 1963, p. 9).

Nu is het zo, dat de ontwikkelingsinstantie de 'vreemdheid' die zij inautochtone ogen bezit, paart aan evidente superioriteit in technisch en eco-nomisch opzicht. Ofschoon zij enerzijds uit hoofde van haar 'vreemd-heid' in konflikt komt met het streven van de bevolking naar een eigenkuituur — kuituur is behalve uiting van ook middel tót wisselwerking metde omgeving en daarom noodzakelijk om zich te kunnen handhaven -,fungeert zij anderzijds, vanwege haar technische en economische supe-rioriteit, als referentiekader. Alleen al de aanwezigheid van haar verte-genwoordigers temidden van de lokale samenleving heeft tot gevolg, datdeze zich spiegelt aan de levenswijze van die I. pendatang ( = allochto-nen), afkomstig uit een haar onbekende, maar om zijn rijkdommen ge-idealiseerde wereld. In dit licht, dus afgezien nog van psycho-sociale fakto-ren als mythisch-eschatologische verwachtingen, wekt de ambivalente hou-ding t.o.v. de ontwikkelingsinstantie geen bevreemding. Immers, zo goedals ieder ander, streeft de autochtoon ernaar het stempel van zijn existen-tie te plaatsen op hetgeen buiten hem is. Dit streven naar zelfrealisatie enzelfprojektie dwingt hem tot een onophoudelijk zoeken naar middelendie hem daarbij van dienst kunnen zijn. Volledig is ook op hem van toe-passing, dat creatieve aktie, waardoor de mens zijn identiteit naar buitenuitdraagt en die een bewuste stellingname t.o.v. de buitenwereld veronder-stelt, alleen kan plaatsvinden na voorafgaande receptieve aktie.

Niet alleen in werkelijkheid, maar ook beschouwd vanuit het autoch-tone standpunt, is de situatie in korte tijd grondig veranderd. De bevolkingervaart daardoor haar verhouding tot de Umwelt niet meer als zinvol. Hetligt daarom voor de hand, dat zij voortdurend pogingen in het werk steltde ontstane vervreemding teniet te doen. Zij tracht zich t.o.v. de nieuwesituatie te hervinden door zich deze geestelijk en emotioneel eigen te ma-

142

Page 154: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

ken. Met het oog daarop grijpt zij naar al hetgeen haar in dit verband alsmiddel geschikt voorkomt. De autochtoon wendt zich daartoe in de eersteplaats tot degenen die het naar zijn mening verder dan hijzelf hebbengebracht bij het totstandbrengen van een zinvolle relatie tot de gewijzigdesituatie. Behalve de pendatang van verschillende origine, is dat iedereendie wordt geacht te delen in de westerse welvaart. Westerse kleding, wes-ters meubilair, kortom het gehele goederenpakket van niet-autochtoneoorsprong, heeft voor hem een betekenis die ver uitgaat boven die vanlouter statussymbool. Westerse voorwerpen doen dienst als hulpmiddel bijzijn soms krampachtige pogingen zich - b.v. door participatie en identifi-catie - zinvol op de veranderde situatie te betrekken. In de haast dit doel,dat in het materiële vlak samenvalt met het hebben van een zo groot moge-lijk aandeel in de westerse welvaart (zie boven p. 128), te bereiken wor-den de wetten van de causaliteit nog al eens over het hoofd gezien. Maarnoch dit, noch het feit dat men herhaaldelijk zijn toevlucht neemt tot ma-gie, daarbij analogieën als identiteiten opvat en/of causale relaties schijn-baar naar willekeur inverteert, wijst op de zg. irrationele wijze van denken,die men tot voor kort 'de' primitief nog zag toegedicht. Ook het denkenvan de autochtoon is per definitie rationeel, maar leemten in de benodigdekennis, m.a.w. in het stelsel van denkkategorieën, dat de mens in staat steltdoor middel van associatief en discursief denken tot een adequate projek-tie van de werkelijkheid - i.c. die van de veranderde situatie — te komen,weerhouden hem van de oplossing der nieuwe problemen waarmede hijgeconfronteerd is. Maar emotioneel is een snel antwoord niettemin drin-gend gewenst.

In tegenstelling tot de autochtone bevolking van Asmat en Mimika, heb-ben degenen die in een westerse omgeving zijn opgegroeid, als groep wei-nig of niet te maken gehad met abrupte wijzigingen in hun situatie, zoalsdie zich thans in jonge ontwikkelingsgebieden voordoen. Bovendien be-schikken zij als regel over een begrippenstelsel dat het hun mogelijk maaktde situatie waarin zij verkeren verstandelijk min of meer volledig te bevat-ten en dat in elk geval geen vragen onopgelost laat, die het leven van alle-dag met zich brengt. Overigens geldt ook voor hen: hoe sneller de veran-dering hoe groter de kans op kortsluiting en inadequate reakties.

Zo er bij Mimikanen en Asmatters al van irrationeel gedrag sprake is,blijkt daaruit alleen, dat er leemten bestaan in de kennis die noodzakelijkis om de situatie effektief te beïnvloeden, terwijl een emotionele span-ning er niettemin toe aanzet het beoogde resultaat desondanks toch te be-reiken. Overigens kunnen we voor het waarnemen van irrationele gedra-gingen ook in de westerse maatschappij terecht. Soms zijn we er zelfs zomee vertrouwd, dat zij niet eens opvallen. Niemand verwondert zich overhet wanhopige gemanipuleer met knoppen, waaraan de voetballiefhebber/technische leek zich overgeeft als zijn t.v.-apparaat het juist tijdens deuitzending van een belangrijke interlandwedstrijd begeeft. We voelen methem mee in zijn vertwijfeling een doelpunt te missen en brengen begrip

143

Page 155: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

op voor zijn situatie, die zich uit in irrationele pogingen het beeld op zijnscherm terug te brengen. Het trekken van de nodige parallellen ter ver-gelijking met hetgeen zich in een ontwikkelingssituatie op meer uitgebreideschaal voordoet, laten we aan de lezer over.

Het vinden van een uitweg uit de complexe problematiek van sociaal-psychologische aard, die haar oorzaak vindt in de vreemdheid van de ont-wikkelingsinstanties, alsmede van de buitenwereld die zij vertegenwoor-digen, is verre van gemakkelijk. Op de middelen welke de Overheid inhaar rol van ontwikkelingsinstantie daartoe ten dienste staan, wordt hiernateruggekomen.

2.3 Problemen van lokale aard

De voor de situatie in Asmat en Mimika specifieke problemen liggenminder in het sociaal-psychologische dan in het technisch-economische enhet sociaal-economische vlak. Maar dat verandert niets aan de zaak datdie problemen prohibitief zijn voor de sociale en economische aanpassingvan het gebied aan de buitenwereld. Zij blokkeren de weg — misschien be-ter: startbaan - die leidt naar de take-off, zodat hun oplossing een eersteeis is om het gebied van zijn submarginale status te kunnen ontdoen. Vanoverwegend technisch-economische aard zijn o.m. de navolgende, met deeconomische ontsluiting samenhangende problemen:

a. het transportprobleem;b. de beperkte exploitatiemogelijkheden van de bodem in engere zin;c. de schaarste aan andere exploitabele natuurlijke rijkdommen;d. de problemen die zich voordoen bij de opbouw van de voor de ont-

sluiting noodzakelijke infrastruktuur.

ad a. Het transportprobleem valt uiteen in een tweetal deelproblemen:1. extra-regionaal: het gebied ligt buiten de normale scheepvaartroutes

en heeft een weinig toegankelijke kustlijn;2. intra-regionaal: het binnenland is matig tot slecht begaanbaar; voor

het transport te water - de aanleg van wegen is vooralsnog weinig aktueel- is men er overwegend aangewezen op kleine vaartuigen met geringediepgang, hetgeen kostenverhogend werkt, vooral ook omdat over groteuitgestrektheden alleen gedurende een deel van het etmaal kan wordengevaren.

ad b. De over het algemeen sterk uitgeloogde bodem is onderhevig aanperiodieke overstromingen, zodat gronden die zich lenen voor de verbouwvan handelsgewassen op een schaal die economisch verantwoord is, uiter-mate schaars zijn (zie hfdst. I, pp. 8 e.v.).

ad c. 1. De natuurlijke begroeiing bestaat uit gemengd bos, waarin stam-

144

Page 156: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

men van uit handelsoogpunt interessante houtsoorten verspreid voorko-men. Gevoegd bij de slechte toegankelijkheid, staat dit een rendabele ex-ploitatie van het houtbestand in de weg. Rendabel wordt hier in algemeen-sociale zin gebruikt, hetgeen betekent dat de exploitatie op den duur allesociale kosten integraal zal moeten dekken. Uitgesloten is dus, dat de bijde houtwinning ingeschakelde arbeiders - zoals bij werkzaamheden tenbehoeve van de N.V. Imex het geval was - op lange termijn minder wel-vaart genieten dan zij bij alternatieve aanwending van hun werkkracht inde traditionele sfeer zouden doen. Maar dat neemt niet weg, dat het ookbij een rendabele exploitatie best mogelijk is, dat zij tijdelijk met een lagerniveau van consumptie dan voorheen genoegen moeten nemen. Met namezal dat het geval zijn zolang de noodzaak van het creëren van investeerbareoverschotten prevaleert. In hoeverre de bevolking tot besparingen mag wor-den gedwongen — b.v. door een tewerkstelling op onvrijwillige basis, dieherinnert aan de koloniale herendiensten - is echter geen economisch,maar een ethisch en, zeker niet in de laatste plaats, een politiek probleem.Als zodanig hangt het nauw samen met het heersende sociaal-psycholo-gische klimaat. Het uit het oogpunt van het algemeen belang wenselijkeen het politiek haalbare blijken veelal met elkaar in strijd te zijn.

2. De in het bergland, dat het bestudeerde gebied aan de noordzijdebegrenst, aanwezige voorkomens van ijzer, nikkel en cobalt zijn met be-hulp van de tot op heden bij de winning, verwerking en afvoer algemeengebruikelijke technieken niet exploitabel.

ad d. De struktuur van de bodem in het overgrote deel van Asmat enMimika - weke klei en veen, afgewisseld met lagen schelpzand - brengtmee, dat van de toch al schaarse middelen, die beschikbaar zijn voor debouw van duurzame voorzieningen van verkeerstechnische en industriëleaard, naar verhouding veel moet worden uitgetrokken voor grondwerk enfundering. Bovendien dient in aanmerking te worden genomen, dat deoeverbescherming die overal waar men tot de aanleg van permanentenederzettingen zou willen overgaan noodzakelijk is, eveneens kostbareinvesteringen vergt. Dit nog temeer, omdat vrijwel alle daartoe benodigdebouwmaterialen moeten worden ingevoerd. Wegens de hoge vrachtkosten-quote - een gevolg van a - betekent dit een extra-handicap voor de op-bouw van de voor de economische aanpassing benodigde infra-struktuur.

Verweven met de hier aangestipte problematiek in het technisch-economi-sche vlak, zijn de navolgende problemen met een overwegend socialeinslag:

1. de stijgende spanning tussen de vraag naar en het aanbod van werk-gelegenheid: geoefende en zelfs geschoolde vaklieden slagen er niet in eendagtaak te vinden, die hen onafhankelijk doet zijn van de traditionelesubsistentie-economie;

2. mede als gevolg daarvan: de toenemende discrepantie tussen de

145

Page 157: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

door de buitenwereld geïnduceerde behoeften en de aanwezige koopkracht;3. de daling in de kwaliteit van de human factor, welke aanhoudt zolang

de voordelen van het onderwijs en van de westerse gezondheidszorg (nog)niet opwegen tegen

a. de verslechtering van de voedingstoestand door de opheffing c.q. ver-mindering van de intraregionale mobiliteit der bevolking en door derelatieve toeneming van de niet-produktieve leeftijdsgroepen, die zowelvan de pacificatie als van de westerse gezondheidszorg het direkte demo-grafische gevolg is;

b. het achterwege blijven van voldoende kompensatie voor de verstoringvan de traditionele huwelij ksregeling, alsmede voor de verenging vande huwelijkskringen en de vermindering van de selektie, welke door depacificatie zijn ontstaan;

c. de exodus van de meest ondernemende leden van de samenleving naargebieden waar zij voor hun arbeid en ondernemingslust, anders dan inhun eigen woongebied, wel emplooi verwachten te vinden, welke exoduszowel het onder a. als het onder b. genoemde in ongunstige zin beïn-vloedt;4. de weinig coöperatieve houding van de bevolking ten opzichte van

de Overheid door het overheersen van negatieve gevoelens jegens dezeinstantie, enerzijds veroorzaakt door haar onvermijdelijke vreemdheid, an-derzijds door de teleurstelling en het wantrouwen als reakties op de hoog-gespannen eschatologische verwachtingen (zie pp. 128 e.v.).

5. de onevenwichtige desintegratie van de traditionele samenlevings-struktuur, waarbij zich nog geen nieuwe instituten hebben ontwikkeld, diede voor de instandhouding van de samenleving essentiële funkties van dereeds verdwenen of tot verdwijning gedoemde instituten zouden hebbenkunnen overnemen.

Alleen een integrale oplossing voor de wirwar van problemen, van welkewe er boven enkele hebben aangestipt, kan uitkomst brengen als tenminstevoorkomen wil worden, dat de sociale en economische ontwikkeling vanhet bestudeerde gebied niet meteen nadat zij op gang is gekomen weer vande ene op de andere moeilijkheid vastloopt. Dit is vooral ook daarom vanbelang, omdat de in het kader van het ontwikkelingsbeleid reeds in man-kracht en apparatuur geïnvesteerde middelen dan, zo zij al niet geheelverloren gaan, achteraf toch tot beneden-optimale aanwendingen verval-len. De wenselijkheid van een het gehele sociale terrein mede bestrijkendeplanning is evident. Met behulp daarvan is men in staat de verliezen tevermijden, die worden veroorzaakt door een minder juiste allocatie vanmiddelen en een foutieve timing van ingrepen die op zichzelf volkomenterecht zijn.

Voor het beleid is het van belang de praktische problemen die zich daar-bij voordoen, te onderscheiden in een tweetal kategorieën:

146

Page 158: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

1. problemen waarvan de oplossing rechtstreeks en in hoge mate afhan-kelijk is van de beschikbaarheid van voldoende geldmiddelen, m.n. tenbehoeve van de investeringen die benodigd zijn voor het totstandbrengenvan de voor de economische ontsluiting noodzakelijke basisfaciliteiten,alsmede voor het scheppen van werkgelegenheid ten behoeve van de alsgevolg van de pacificatie vrijgekomen mankracht;

2. problemen waarvan de oplossing alleen kan worden gevonden in eensociaal-psychologisch verantwoord beleid van de instanties, die zich oplokaal niveau met de ontwikkeling bezig houden; bij de benadering derplaatselijke bevolking is de grote moeilijkheid hoe, in weerwil van devreemdheid van de betrokken instanties (zie boven, p. 142) en ondanks hetbestaan van een nog uit het koloniale verleden stammende traditie, pater-nalisme en etnocentrisme te vermijden. De hoeveelheid beschikbare geld-middelen is voor de oplossing van deze problemen alleen in zoverre vanbelang, dat zij behoort tot het conglomeraat van faktoren die tesamen hetaanbod bepalen van personeel — zowel autochtonen als ex-patriates — datdaarvoor mentaal geschikt is.

Het zijn vooral de problemen in het sociaal-psychologische vlak, die omoplossing vragen nog vóór de interne politieke toestand gelegenheid heeftgekregen zich — mede als gevolg van onvoldoende begrip voor het groteaantal op de economische ontwikkeling gerichte overheidsmaatregelen -tot een explosief stadium toe te spitsen. Een kenmerk dat zij met elkaargemeen hebben is, dat hun urgentie onder invloed van de goedbedoeldepogingen van buitenstaanders om het gebied economisch te ontsluiten, toe-neemt. Op den duur blokkeren de psychologische weerstanden het procesvan sociale aanpassing en brengen zij derhalve ook dat van economischeaanpassing tot stilstand.

Voor wat betreft Mimika en Asmat zal hierna worden nagegaan hoe hetntstaan van een dergelijke situatie die, zo zij al niet tot een terugval vanneerdere jaren leidt, toch een min of meer hardnekkige stagnatie inluidt,an worden voorkomen.

2.4 Ontwikkeling: een keuze?

Sedert het bestudeerde gebied werd opengelegd hebben er zich, zoals wezagen, zowel in demografisch, antropogenetisch, sociaal als in economischopzicht wijzigingen voltrokken c.q. zijn die bezig zich te voltrekken. Devraag kan nu worden opgeworpen of de Overheid in de gegeven omstandig-heden haar daadwerkelijke bemoeiing met het aanpassingsproces naar ver-kiezing achterwege mag, of ook maar kan, laten. Alleen door uit te gaanvan het samengestelde karakter van dit proces, is het mogelijk op die vraageen antwoord te vinden. Voortdurend dient in het oog te worden gehou-den, dat de confrontatie met de buitenwereld geen facet van het leven

147

Page 159: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

onberoerd heeft gelaten. Op de veranderingen die daardoor in haar situatiezijn ontstaan, reageerde de bevolking met eigen pogingen tot aanpassing.De daardoor op gang gebrachte partiële aanpassingsprocessen waren even-wel nog onvoldoende op elkaar afgestemd, zodat een uiterst onevenwich-tige ontwikkeling er het gevolg van was. Voor een integrale aanpassing aande verandering in de levensomstandigheden, die werd veroorzaakt door hetplaatsmaken van het lokale ecologische kader voor dat, gevormd door dewereldeconomie, is het daarom nodig die aanpassingsprocessen met elkaarin harmonie te brengen.

Een conditio sine qua non voor evenwichtige aanpassing is, dat de ver-storende invloed van nieuwe exogene impulsen door de in de samenlevingwerkzame built-in-stabilizers kan worden geneutraliseerd. Wat het tempovan de afzonderlijke deelprocessen betreft, geldt, dat dit behalve door dekracht van de initiële impuls, ook wordt bepaald door het moment vanhet complex waarop die kracht ingrijpt. Of dat moment statisch danweidynamisch is, hangt af van het al dan niet in beweging verkeren van hetbetreffende complex op het ogenblik van de ingreep. Dankzij het vèr-gaande en langdurige isolement kan met betrekking tot de totale situatie,waarin de Asmat- en de Mimikasamenleving als geheel zich op het ogenblikvan de openlegging bevonden, van een overwegend statisch moment wor-den gesproken. Maar dit geldt niet voor de situaties, waarin de verschil-lende lokale groepen elk voor zich verkeren en die van dag tot dag plegente veranderen. Niet alleen in demografisch, maar ook in economisch ensociaal-psychologisch opzicht maakt het voor een groep heel wat uit of zijbij het intreden van de door de pacificatie veroorzaakte status quo in eenstadium verkeerde dat haar ledental stabiel was, dan wel dat het zich inopwaartse of neerwaartse lijn bewoog; of in de huwbare leeftijdsgroepeneen evenwichtige sex ratio bestond of in de naaste toekomst kon wordenverwacht, dan wel dat zich in die groepen een mannen- c.q. vrouwen-overschot dreigde te ontwikkelen; of zij op het punt stond zich te gaanverplaatsen, dan wel dat zij pas een nieuwe nederzetting had betrokken; ofzij juist een oorlog achter de rug had, dan wel dat zij met nieuwe oorlogs-voorbereidingen in een gevorderd stadium was.

Wanneer we letten op de feitelijke onmogelijkheid in een tijdperk, ge-kenmerkt door snelle toeneming van de wereldbevolking en een voort-durend dichter worden van een wereldomspannend communicatienet, deverbreking van het isolement van Asmat en Mimika weer ongedaan te ma-ken, komt ons, op grond van de ethische vooropstellingen in het begin vandit hoofdstuk, een algeheel onthouden van overheidsbemoeiing met hetaanpassingsproces volstrekt onaanvaardbaar voor. Dit - bemoeiingen vanandere instanties laten we even terzijde - zou immers impliceren, dat vande zijde van de Overheid wordt volstaan met af te wachten tot het gehelecomplexe stelsel van ecologische, economische, demografische en sociolo-gische relaties uit zichzelf de weg naar de integrale aanpassing heeft wetente vinden. Daarbij moeten we ons wel realiseren, dat dit niet slechts ten

148

Page 160: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

koste van veel tijd maar ook, wat belangrijker is, alleen ten koste van veelmenselijk leed mogelijk is.

Een geheel andere vraag is die naar de ethische toelaatbaarheid vaneen uit het oogpunt van middelenschaarste mogelijkerwijs wenselijke tempo-risering van op de sociaal-economische ontwikkeling gerichte maatregelen.Het antwoord daarop kan geen categorische bevestiging of ontkenning zijn,maar hangt af van een aantal voorwaarden. In het algemeen kunnen westellen, dat temporisering niet in strijd komt met de belangen van de au-tochtone samenleving als aan de navolgende voorwaarden is voldaan:

1. De Overheid moet exogene invloeden kunnen weren, die impulsenopleveren voor deelprocessen die, bezien vanuit de totale kontext van hetaanpassingsproces, toch al overmatig snel verlopen. Zo kan het nodig zijnde import van luxe gebruiksvoorwerpen ten behoeve van koopkrachtigeallochtonen tegen te gaan om de toeneming van het sociale onbehagenonder de autochtonen tot het strikt onvermijdelijke te beperken. Ook kan hetin bepaalde gevallen zinvol zijn de verbreiding van westerse opvattingenover de ethische toelaatbaarheid van de traditionele technieken tot regelingvan het kindertal te vertragen, zolang geen bruikbaar alternatief kan wor-den geboden.

2. Zij moet eveneens in staat zijn deelprocessen met een snelheid, welkedie van het totale aanpassingsproces dusdanig te boven gaat, dat ernstigediscrepanties dreigen, af te remmen. Men denke in dit verband zowel aanhet moeilijk te beheersen proces van politieke bewustwording zodra ditdreigt uit te lopen op regionalisme en/of op toename van interraciale enintertribale spanningen, als aan de toeneming van de bevolkingsdruk.

3. Als gevolg van de temporisatie mag geen stagnatie optreden op deel-gebieden waarop versnelde ontwikkeling noodzakelijk is voor de harmo-nische aanpassing van de samenleving als geheel. Een voorbeeld hiervanvormt de ontwikkeling op sociaal-kultureel gebied.

2.5 Enige overheidstaken in het kader van de ontwikkeling

2.5.1 AlgemeenIn het licht van het aanpassingsproces is het mogelijk tegen de achter-grond van de in de voorgaande paragraaf geschetste problematiek de takenvan de Overheid als ontwikkelingsinstantie te onderscheiden in primaireen secundaire overheidstaken. Primair zijn programmering en conditione-ring, alsmede stimulering en begeleiding. Tot de laatste taak behoren metname het reguleren en het coördineren, die voor een soepel verloop vanhet aanpassingsproces onmisbaar zijn. Secundair zijn die taken, waarvoorde Overheid in haar kwaliteit van voor de zorg voor het algemeen welzijnverantwoordelijke instantie door plaatselijke omstandigheden geplaatstwordt, al liggen zij strikt genomen niet op het werkterrein van de Over-heid als zodanig. Het zijn juist de secundaire taken die in een jong ont-

149

Page 161: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

wikkelingsgebied zwaar op het overheidsapparaat drukken. Genoemd wor-de in dit verband het redresseren van vroegere minder gelukkig geblekeningrepen van derden 1 en aan haar aanvullende taak met betrekking totwerkzaamheden die weliswaar buiten de werksfeer van de Overheid vallen,maar voor het verrichten waarvan vooralsnog beter daartoe geëigendeinstellingen zo niet geheel ontbreken dan toch door omstandigheden (b.v.personeelsgebrek) niet (meer) tegen hun taak opgewassen zijn. Wat hetredresseren betreft, denken we in het bijzonder aan de openlegging vangebieden door missionerende corporaties lang vóór er enig uitzicht bestondop economische follow-up. Van aanvullende aard zijn b.v. de exploitatievan een transportdienst en het in eigen beheer uitvoeren van de woning-bouw op onderafdelingshoofdplaatsen. Overigens moet bij het hier ge-maakte onderscheid tussen primaire en secundaire taken in aanmerkingworden genomen, dat de afbakening van het specifieke werkterrein vande Overheid altijd arbitrair is en in laatste instantie afhangt van de heer-sende staatsideologie.

Dat we bij de bovenstaande rangschikking van de primaire overheids-taken een logische volgorde inachtnamen, impliceert allerminst dat dievolgorde ook zou korresponderen met die waarmede zij in de praktijkworden uitgevoerd. In feite vinden de verschillende soorten van overheids-bemoeiingen met het aanpassingsproces gelijktijdig plaats. Zij beïnvloedenelkaar voortdurend en weerspiegelen een wirwar van elkaar achterhalendeopvattingen en richtlijnen, waarvan de meeste zich in de loop der tijdenherhaaldelijk als nieuw aandienen. Zo laat de praktijk van de program-mering niet toe aan de historiciteit van de aangetroffen situatie voorbij tezien. Het aktuele beleid maakt daarvan deel uit en vormt dan ook eengegeven waarmede men al programmerende rekening dient te houden. Inhet verleden genomen beslissingen werken in het heden na, niet in delaatste plaats omdat zij ook in de bestaande beleidsinstellingen konkreetgestalte hebben gekregen. Dit heeft tot gevolg, dat tal van maatregelen,vooral die welke liggen op het niveau van het dagelijkse beleid, vaak meerdoor de situatie in het verleden dan door die in het heden zijn geïnspireerd.Daarnaast tendeert de Overheid, mede als gevolg van de voortschrijdendeverstarring van haar apparaat, vooral bij het uitblijven van een effektievekontrole door de samenleving - in een jong ontwikkelingsgebied regel -meer en meer naar een zelfgenoegzame gedragslijn en een vertraagd rea-geren op dataveranderingen. Van belang voor de programmering is, datde met elkaar in verband staande uitgangsdata niet alleen (uiteindelijk)ecologisch, technologisch en/of antropologisch bepaald zijn, maar dat zijook een historisch stempel dragen. Voor elke datum afzonderlijk is diemeervoudige bepaaldheid bovendien verschillend. Voor zover zij historisch

1. Redresserend was in Mimika b.v. het aan banden leggen van de trek van deAmungme naar de kust, welke trek was geïnduceerd door valse verwachtingen,opgewekt door ontdekkingsreizigers.

150

Page 162: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

bepaald zijn, is - althans in het bestudeerde gebied - het overheidsoptre-den in het verleden daarop van aanmerkelijke invloed geweest. Situationeelgebonden als het was, moest dat optreden wel passen in een kontext diemede werd gevormd door de konkretisering van een vanuit een vroegerverleden doorgetrokken beleidslijn. Geen enkele Overheid kan immerswerken in een vacuum. Onvermijdelijk is daarom, dat een realistischeprogrammering behalve een taakstelling, ook elementen inhoudt van eva-luatie en bijstelling van het aktuele beleid.

In het licht van het voorgaande is het duidelijk, dat de uitoefening vande dirigerende taak van de Overheid tot het treffen van compromissendwingt met betrekking tot alle punten, waarop de bestaande praktijk metnieuwe inzichten en doelstellingen in strijd is. Een samenleving heeft nueenmaal behoefte aan zekerheid. Op straffe van een inboeten aan leef-baarheid kan zij niet buiten een redelijke mate van kontinuïteit en stabili-teit van het overheidsbeleid. De aanwezigheid van voldoende mogelijkhe-den voor het treffen van compromissen is daarom van wezenlijk belang.Beleidswijzigingen op grond van nieuwe, verbeterde inzichten in de samen-hang van alle voor het overheidsoptreden relevante data plegen, wanneerzij resulteren in een beleid dat van de ene dag op de andere verandert,ongunstige psychologische neveneffekten op te roepen. Hierdoor is de uit-eindelijke winst voor de samenleving veelal nog slechts denkbesldig. Re-kening houden met de tijd als relevante faktor is voor het beleid niet alleeneen administratief-technische, maar vooral ook een psychologische nood-zaak om een soepel overheidsbeleid te kunnen waarborgen. Deze eis, dieoverigens algemeen is, treedt in een ontwikkelingssituatie, waarin bij deOverheid de neiging tot herhaalde beleidswijzigingen toch al in versterktemate aanwezig is en de bevolking van haar kant zich nauwelijks nog weette oriënteren, wel bijzonder duidelijk op de voorgrond.

Zo kostte het in Asmat ruim een jaar om het voorheen eenzijdig op de pacifi-catie gerichte bestuursbeleid om te buigen in de richting van een sociaal-econo-misch en psychologisch verantwoorde benadering. Verkorting van die tijd bleekeenvoudig niet mogelijk. Al was het alleen maar omdat de krijgshaftige, inmid-dels aan strafexpedities gewend geraakte bevolking een snel vieren van de teugelsonmiddellijk als blijk van zwakte zouden uitleggen en prompt zouden reagerenmet het weer opnemen van de traditionele oorlogvoering.

Maar al te gemakkelijk leidt plotseling omgooien van het roer tot kap-seizen. Wanneer de vraag naar de psychologische haalbaarheid van eenbepaalde beleidswending binnen de termijn die men zich voor het uitvoe-ren daarvan heeft voorgesteld uit het oog wordt verloren, is het gevaar nietdenkbeeldig, dat de door de veranderingen geïnduceerde psychologischeweerstanden een cumulatief, niet meer te kontroleren proces in gang zet-ten. In bepaalde gevallen kan dat zelfs omverwerping van het bestaandeoverheidsbestel ten gevolge hebben. Interessant is het te konstateren, datopstandige bewegingen gewoonlijk pas tot uitbarsting komen, zodra de

151

Page 163: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Overheid - in strijd met de prudentie - zelf blijk geeft de juistheid vanhaar beleid in twijfel te trekken, m.a.w. openlijk de rechtmatigheid vanhaar eigen gezag betwist. De mogelijkheid tot het treffen van compromis-sen behoedt de Overheid voor een riskant laveren tussen de banken van deverstarring en de klippen van de gewelddadige omwenteling.

2.5.2 Programmering: enkele aspektenTerugkerend tot de eerste van de bovengenoemde primaire overheidsta-ken, t.w. de programmering van het ontwikkelingsproces, volstaan we methet aanstippen van enkele desiderata waaraan deze met het oog op deplaatselijke situatie in Mimika en Asmat zal hebben te beantwoorden. Inhet algemeen verdient het voor een klein gebied als het door ons bestu-deerde, waaromtrent men ten aanzien van het gewicht van een aantal derpotentiëel als relevant onderkende data in het ongewisse verkeert, aanbe-veling bij het opstellen van een ontwikkelingsprogramma niet te veel indetails te treden. Dat neemt echter niet weg, dat het programma, wegens deonderlinge verwevenheid van de in de vorige hoofdstukken geschetste rela-ties, alle aspekten van het aanpassingsproces toch zo volledig mogelijkdient te bestrijken. In verband met het streven naar een zo hoog mogelijkeaktualiteitswaarde van het definitieve programma lijkt de opstelling vaneen aantal betrekkelijk eenvoudige alternatieve versies, die op evenzovelesets van realistische veronderstellingen zijn gebouwd, de voorkeur te heb-ben boven de opstelling van één enkele, meer gedetailleerde. Wat haaraktualiteitswaarde betreft, staat of valt deze immers met de juistheid vanalle ingecalculeerde grootheden en veronderstelde relaties. De kans daaropneemt evenwel af naarmate het plan meer wordt uitgediept, de toelaatbareonzekerheidsmarge per datum dienovereenkomstig moet worden versmalden aan de exactheid van de benodigde informatie hogere eisen moeten wor-den gesteld. Een onjuiste schatting van het verloop van een bepaalde fak-tor — de benuttingsgraad van de bodem b.v., waarover maar weinig infor-matie beschikbaar is - kan er toe leiden, dat de aktualiteitswaarde vaneen opgesteld programma op slag wegslinkt.

Aangezien het chronisch tekort aan exacte informatie - in een ontwik-kelingssituatie als de bestudeerde normaal te achten - aan de realiteits-waarde van een eenmaal opgesteld programma onophoudelijk afbreukdreigt te doen, is het zaak dit zo flexibel mogelijk te houden. Een hogemate van flexibiliteit houdt o.m. in, dat het gemakkelijk en op elk gewensttijdstip kan worden bijgesteld, een bijstelling die eventueel ook het over-schakelen op een gereedgehouden alternatief plan kan betekenen. Flexibi-liteit is trouwens ook vereist om het programma te kunnen realiseren opeen wijze die lokaal verantwoord is. Het moet daarom voorzien in eenplaatselijk genuanceerde realisatie. Met het oog daarop dient bij de op-stelling rekening te worden gehouden met voldoende speling om waar no-dig te kunnen improviseren. Een te smalle marge voor improvisatie heeftnl. tot gevolg dat op lokaal niveau haperingen zullen optreden; dat de voor

152

Page 164: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

de uitvoering van het programma verantwoordelijke funktionarissen vanhun taakuitoefening dreigen te vervreemden; en dat de oplossing van on-voorziene moeilijkheden daardoor op de lange baan wordt geschoven.

Voor een jong ontwikkelingsgebied is het, vooral ook met het oog op denodige inspraak dergenen die bij de uitvoering betrokken zijn, gewenst hetnationale resp. het regionale plan op te bouwen uit regionale resp. lokaleplannen. Ter vergemakkelijking van hun onderlinge afstemming is hetgoed van elk meerdere alternatieve versies op te stellen. Theoretisch is hetuiteraard mogelijk, als we tenminste over alle benodigde informatie ingekwantificeerde vorm beschikken, rechtstreeks een integraal basisplansamen te stellen, waarvan dan vervolgens regionale en lokale plannenworden afgeleid. Maar dit stuit in een vroege fase van ontwikkeling tochop praktische bezwaren. In de eerste plaats wordt de tijdige verwerkingvan de daartoe benodigde, exacte informatie veelal belemmerd door eenlangzame en onbetrouwbare berichtgeving. In de tweede plaats vereist hetin de berekening betrekken van voorheen nog niet als relevant onderkendedata voortdurende herschrijving van het gebruikte berekeningsprogramma.Een en ander leidt ertoe, dat het plan vaak al weer verouderd zal blijkente zijn nog voor het goed en wel gereed is.

2.5.3 ConditioneringDe conditionerende taak van de Overheid is tweeledig en strekt zich uitzowel over het terrein van het materiële als over dat van het immateriële.Op materiëel gebied omvat zij in de eerste plaats de totstandbrenging vande voor de sociale en economische ontwikkeling vereiste infrastruktuur. Inde tweede plaats de verstrekking van ontbrekende hulpmiddelen, nood-zakelijk om die infrastruktuur niet tot dood kapitaal te laten vervallen.Voorbeelden daarvan zijn de transportmiddelen nodig voor een effektiefgebruik van vliegvelden en wegen; de leermiddelen die het gebruik vaneen schoolgebouw volgens zijn bestemming mogelijk maken, alsmede degenees- en verbandmiddelen die noodzakelijk zijn om een polikliniek aanhaar doel te kunnen doen beantwoorden.

De geografische ligging van het Mimika- en Asmatgebied en de geomor-fologische en klimatologische omstandigheden ter plaatse vormen eenhandicap voor de ontsluiting van zijn natuurlijke hulpbronnen en hebben,mede daardoor, lange tijd de economische inpassing van dit gebied in dewereldhuishouding belet. Alleen met behulp van infrastrukturele voor-zieningen op grote schaal is het mogelijk die handicap te overwinnen. Deomstandigheid, dat er vrijwel geen 'economies of scale' zijn aan te wijzenen, in verband daarmede, de grote mate van onzekerheid aangaande hettijdstip waarop de hoge investeringen die voor de totstandbrenging van dievoorzieningen benodigd zijn rendabel worden, maken deze als investe-nngsobjekt voor het partikuliere bedrijfsleven weinig interessant. Onver-mijdelijk is het dan ook, dat die taak geheel voor rekening van de Over-heid komt.

153

Page 165: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Maar hoever dient de Overheid nu met haar lokale voorzieningen tegaan? Bij het vaststellen van hun na te streven omvang gelden in beginseltwee soorten overwegingen: algemeen-economische en sociale. Zolang destreek, m.n. voor wat betreft de aanwezigheid van ontginbare delfstoffen,nog in het exploratieve stadium verkeert, is het niet mogelijk haar econo-mische betekenis voor het nationale verband waar zij deel van uitmaaktook maar bij benadering te bepalen. De aan de overheidsvoorzieningen testellen bovengrens is daarom nog niet aan te geven. Ten aanzien van debenedengrens gelden niet zozeer economische dan wel sociale overwegin-gen. In elk geval dient vermeden te worden, dat de bewoners van Asmaten Mimika voor het onvermijdelijke opgaan van hun lokale economie inde nationale en de mondiale economie onevenredig zwaar worden belast.

Welke prioriteit die gebieden hebben als het op de verdeling van devoor ontwikkelingsdoeleinden beschikbare middelen aankomt, is een vraagdie slechts kan worden beantwoord door de belangen van de lokale bevol-king af te wegen, niet alleen tegen die van andere in sociaal, economischen kultureel met haar vergelijkbare bevolkingsgroepen elders in West-Irian, maar ook tegen die van elke andere Indonesische staatsburger waardan ook. In het verleden is wel eens de gedachte naar voren gebracht debevolking van Asmat in haar geheel over te brengen naar gebieden meteen verondersteld tekort aan werkkracht. Dit, omdat men geen kans zaghet Asmatgebied economisch rendabel te maken. Maar dat is alleen daar-om al onaanvaardbaar, omdat het in dat geval praktisch zeker is, dat deAsmatters die dan van hun eigen — schaarse — natuurlijke hulpbronnenverstoken zijn, de volle prijs voor hun ongevraagde opneming in dewereldeconomie zullen betalen. Zo al niet in de vorm van een verlies aanmet behulp van westerse maatstaven te meten welvaart, dan toch zeker inde vorm van een verlies aan welzijnsbevinden. Van een bevolking, die hetvóór de openlegging van haar woongebied beter had dan veruit het groot-ste deel van de wereldbevolking thans, vervalt zij dan tot een bron vangoedkope arbeidskracht.

Tot aan de overdracht van het Bestuur over westelijk Nieuw-Guinea aande UNTEA per 1 oktober 1962 lag het accent van de totstandbrenging vande infrastruktuur in Mimika en Asmat op de uitbreiding van de transport-mogelijkheden. Men beperkte zich daarbij voornamelijk tot de aanleg ende verbetering van landingsstroken. Nieuw waren die te Pirimapun enAkimuga, terwijl het vliegveld Timuka (Dakotastrip) nog uit de TweedeWereldoorlog dateerde. De verbetering van de havenfaciliteiten - slechtsop enkele plaatsen konden coasters bij hoog water voor de wal komen -bevond zich nog pas in een voorbereidend stadium. Hetzelfde geldt voorde lang voorgenomen wegverbinding tussen de zuidelijke kuststreek en hetcentrale bergland. De kosten, verbonden aan de aanleg en het onderhoudvan wegen door het met rivieren doorsneden moerasgebied van de kusten door het zwaar geaccidenteerde terrein van het binnenland met eenregenval van ± 3 8 0 0 mm per jaar, waren dermate hoog, dat noch in

154

Page 166: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Asmat, noch in Mimika van wegenaanleg iets is gekomen. Dit niettegen-staande het feit, dat de bevaarbaarheid van de rivieren in het boven-stroomgebied veel te wensen overlaat. Ter vergelijking diene, dat met deaanleg elders in Zuid-Nieuw-Guinea al een begin werd gemaakt. Metname gebeurde dit in de toenmalige onderafdelingen Mappi, Boven-Digulen Muju en wel in het kader van de uitvoering van het zgn. rubber/wegenplan. De wegenaanleg werd daarbij rechtstreeks gekoppeld aan deteelt van handelsgewassen, m.n. rubber, waartoe klimaat en bodem zichleken te lenen. Alles in aanmerking genomen, bevond zich de wegenaanlegniettemin in geheel Zuid-Nieuw-Guinea - met uitzondering misschien vande onmiddellijke omgeving van Merauke - in een pril stadium.

Behalve het treffen van materiële voorzieningen van min of meer per-manente aard als basis voor een aan de buitenwereld aangepast econo-misch apparaat, omvat de konditionerende overheidstaak ook maatregelendie erop gericht zijn de bemanning van dit apparaat voor de toekomstveilig te stellen. Wil een naar economische aanpassing strevend beleid opden duur succes boeken, dan verdient het aanbeveling de autochtone be-volking daarbij niet alleen passief maar ook aktief in te schakelen. Ineconomisch opzicht is dat zo al niet strikt noodzakelijk, dan toch hoogstwenselijk. In de eerste plaats zou het niet inschakelen van de autochtonebevolkingsgroep ertoe leiden, dat deze in toenemende mate noodlijdendwordt en tot een underdog status vervalt, zodat haar aanwezigheid opgrond van godsdienstige of, meer in het algemeen, humanitaire overwe-gingen een kostbaar stelsel van sociale voorzieningen gaat vergen. In detweede plaats zou het niet benutten van het ter plaatse beschikbare ar-beidspotentiëel nopen tot het aantrekken van allochtone werkkrachten meteen levensstandaard hoger dan die van de plaatselijke bevolking. Dit zoude rendabiliteit van de ter hand genomen aktiviteiten drukken op een tijd-stip, dat het creëren van investeerbare overschotten ter versnelling vande economische aanpassing van vitaal belang is.

Is de inschakeling van de autochtone bevolking direkt-economisch dusal in hoge mate wenselijk, zo niet noodzakelijk - wat in feite het geval zalzijn valt in laatste instantie terug te brengen tot een kostenprobleem - ,politiek gezien en daarmede ook economisch, maar dan indirekt, is dieinschakeling zonder meer harde noodzaak. De aanwezigheid van een groot,onder invloed van de buitenwereld toenemend aantal ontevreden, verpau-perde autochtonen die aan de moderne bedrijvigheid en de daardoor mee-gebrachte welvaart weinig of geen deel hebben, houdt in, dat de ten kostevan veel inspanning opgebouwde infrastruktuur voortdurend met moles-tering wordt bedreigd en dat de bestaanszekerheid van ter plaatse tewerk-gestelde allochtonen in gevaar komt. De verslechtering van het politiekeklimaat, die hiervan het gevolg is, heeft zijn weerslag op het economischeleven. Het wordt dan immers onmogelijk nog financiële middelen of ar-beidskrachten van buiten aan te trekken.

Voor een aktieve participatie van de autochtone bevolking is nodig,

155

Page 167: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

dat deze haar arbeid-lichamelijke zowel als geestelijke-in voldoende mateook ter beschikking stelt ten behoeve van die aktiviteiten welke alleen inhet kader van de open markteconomie zinvol zijn. Nu levert de beschik-baarheid van mankracht in Mimika en Asmat, zoals we eerder zagen, opzichzelf geen moeilijkheden op, vooral ook omdat de onderlinge oorlogendie vanouds een aanzienlijk deel van de aanwezige mankracht opeisteninmiddels tot het verleden behoren. Haar zinvolle aanwending vormtdaarentegen wel degelijk een probleem. Zelden komt zij nl. ter beschik-king in een vorm die een bevredigende participatie in de moderne ontwik-keling toelaat. De ongeschoolde, slecht gehonoreerde arbeid waarvoor zijtot voor kort werd ingezet - het beruchte babatten (met behulp van eenparang maaien van gazons) b.v. of de werkzaamheden van het doorsnee-huispersoneel - werkte frustratie van het streven naar zelfrealisatie alleenmaar in de hand. In feite leidden dergelijke werkzaamheden er vanwegehet daardoor toegenomen - zeer oppervlakkige - kontakt met een beperktaantal facetten van de buitenwereld toe, dat het aspiratieniveau van debetrokken werkers van lieverlede werd opgeschroefd. Maar door gebrekaan koopkracht bleef de stijging van het bereikbare niveau van behoeften-bevrediging bij die van het aspiratieniveau tenachter. Dat men er naargeldelijke maatstaven gemeten materieel wel wat op vooruitging, verhin-derde niet, dat het sociale onbehagen hand over hand toenam. Toch magde daling van het algemene welzijnsbevinden, die daaraan ten grondslaglag, niet alleen aan de toenemende discrepantie tussen het aspiratie- en hetbevredigingsniveau worden geweten. Het is nl. de vraag of er inderdaadeen reële stijging van de materiële welvaart heeft plaatsgevonden. Met deaangelegde maatstaven kon dat immers niet worden vastgesteld. Al washet alleen maar omdat voor het hoofdvoedsel sago geen eigenlijke marktbestond. Dit werd daarom gewaardeerd naar de van bestuurswege vast-gestelde en ten behoeve van de internaten laag gehouden opkoopprijzen.Gezien het moeizame, min of meer dwangmatige karakter van de leve-ringen mag worden aangenomen, dat de sagoprijs maar ten dele de in-spanning weerspiegelde, die men zich voor de winning en het transportmoest getroosten. Dat de prijs van sago in geen verhouding stond tot dievan geïmporteerde rijst waarop men ingeval van voedselschaarste wasaangewezen, is dan ook niet verwonderlijk.

Het probleem van de konditionering van de human factor concentreertzich om een tweetal vragen:1. Hoe, in weerwil van de onder invloed van de verwestersing opgetreden

uitschakeling van de in de oorspronkelijke samenlevingsstruktuur inge-bouwde regelketen die voor het behoud van de physieke en psychischevitaliteit van de bevolking eertijds onmisbaar was, de volksgezondheidook voor de verre toekomst op peil te houden c.q. te bevorderen.

2. Hoe de vorming ter hand te nemen van een arbeidsaanbod, dat methet oog op de eisen, welke het aanpassingsproces in zijn opeenvolgendestadia stelt, de juiste omvang heeft en juist gedifferentiëerd is.

156

Page 168: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Met de eerste vraag, die van sociaal-medische aard is, zullen we onsverder niet bezig houden, temeer omdat men ook in het westen voor hethier aangeroerde probleem nog geen oplossing heeft gevonden, die zowelpraktisch bruikbaar als ethisch voor eenieder aanvaardbaar is. Bovendienkunnen we ons, wat Mimika en Asmat betreft, troosten met de weten-schap, dat versmelting van huwelijkskringen daar nog, zij het ook tijdelijk,soelaas kan bieden. Met de laatste vraag wordt een problematiek aange-sneden, die ligt op het terrein van de human resources development eneen tweetal subproblemen omvat. Het eerste is dat van de verhoging derbereidheid van de bevolking haar werkkracht (met inbegrip van inventi-viteit en creativiteit) in te zetten ten behoeve van aktiviteiten die niet aande traditionele subsistentie-economie hun betekenis ontlenen, maar alleenbinnen het kader van de open markteconomie zinvol zijn. Die bereidheidhoudt in, dat men ook genegen is de benodigde scholing te ondergaan. Hettweede is dat van het opvoeren van de geschiktheid tot beroepsmatige ar-beid. Eerst daardoor wordt het mogelijk die werkkracht in te zetten op eenwijze die niet alleen economisch verantwoord is, maar ook de betrokkenenemotioneel bevredigt. In het algemeen kunnen we stellen, dat een voldoen-de mate van bereidheid een conditio sine qua non is voor de opvoeringvan de vakbekwaamheid en de verwerving van de daartoe vereiste technischevaardigheden. In een aanpassingssituatie, die in economisch opzicht wordtgekenmerkt door de overgang van de besloten subsistentie-economie naarde open markteconomie doet zich de moeilijkheid voor, dat die bereidheidaanvankelijk niet economisch is gemotiveerd. De economische stimulansdaartoe is onvoldoende aangezien de autochtone bevolking in het beginhelemaal niet en vervolgens in maar langzaam toenemende mate voor debevrediging van haar eerste levensbehoeften van die markteconomie afhan-kelijk is. Nu pleegt urbanisatie vanwege de daardoor geïnduceerde snellestijging van aspiratieniveaus in veel gevallen het proces weliswaar te ver-snellen. Maar voor onze studie is dit, daar zij zich tot het landelijkemilieu van Mimika en Asmat beperkt, niet interessant.

De bereidheid van de bevolking tot aktieve deelname aan een westersgeoriënteerde bedrijvigheid wordt bevorderd door een positieve waar-dering van de wereld van de westerling. Hierdoor wordt een sociaal-psychologisch klimaat geschapen, dat het proces van economische aan-passing ten goede komt. Nog temeer omdat sedert de openlegging datklimaat aanzienlijk was verslechterd, dient dan ook het streven van deplaatselijke Overheid op zijn verbetering te worden gericht. Het is daarbijzaak, dat negatieve gevoelens die t.o.v. de van oorsprong vreemde instan-ties, waartoe de Overheid als pendatang (I. voor allochtone instelling ofpersoon) zelf ook behoort, in de loop der jaren de overhand hebben ge-kregen, voor meer positieve plaatsmaken. Zodoende wordt de weg voormeer coöperatie van de zijde van de bevolking geëffend.

De verbetering van het sociaal-psychologisch klimaat staat of valt methet herstel van het geschokte vertrouwen in de Overheid en de corporaties.

157

Page 169: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Daarvoor is in de eerste plaats nodig, dat hun maatregelen met het oogop de situatie ter plaatse intrinsiek juist zijn. Alleen dit al vormt, wegenshet veelal gebrekkige inzicht in de lokale omstandigheden, een probleem.In de tweede plaats is nodig dat die maatregelen, vooropgesteld hun in-trinsieke juistheid, door de bevolking ook als juist worden ervaren. Hetlaatste impliceert, dat zij op een psychologisch goed gekozen ogenblik wor-den genomen en dat ten aanzien van hun strekking niemand in onzeker-heid verkeert. Juist het onvoldoende rekening houden met laatstgenoemdeeis had vooral in Mimika een uitgesproken tunggu perintah 2-instellingten gevolge. Die door afwezigheid van initiatief gekenmerkte houding vanafwachting is symptomatisch voor het niet als zinvol ervaren van de doorde Overheid en de corporaties getroffen maatregelen en de in het kaderdaarvan opgelegde taken. Dit, hoewel het eigen belang van de lokale be-volking bij veruit de meeste voorzat.

Het wekken van begrip voor overheidsmaatregelen is pas mogelijkzodra er bij de bevolking voldoende inzicht aanwezig is in de door deopenlegging ontstane situatie die er de kontext van vormt. In het begrijpe-lijk maken van die situatie voor de bevolking ligt ook voor het onderwijseen taak. Mede daarom stellen we ons voor daar in Hoofdstuk IV eenkorte beschouwing aan te wijden.

Voor de vestiging van een duurzaam vertrouwen in de Overheid isbovendien nodig, dat de bevolking zich daadwerkelijk bij het beleid be-trokken weet en er zich van bewust is het te kunnen beïnvloeden. Dit kanonder meer worden bereikt door middel van een systeem van gemeen-schappelijke besluitvorming. Een dergelijk systeem biedt het voordeel aante sluiten bij de traditionele gezagsstruktuur (zie p. 61). De Overheidverliest zo haar odium van vreemdheid. Daarenboven wordt de rijkdomaan overgeleverde ervaringskennis - m.n. op het gebied van de voedsel-voorziening - waarover de plaatselijke bevolking van huis uit reeds be-schikt erdoor ge(re)aktiveerd. Het belang van dit laatste kan nauwelijkszwaar genoeg worden onderstreept. Steeds dreigt immers het gevaar datde Overheid, wegens onvoldoende bekendheid met de ecologische kondi-ties ter plaatse, juist op dit gebied fouten maakt, zodat aan de eis vanintrinsieke juistheid van de overheidsmaatregelen evident afbreuk wordtgedaan. Dit is vooral daarom kwalijk, omdat een Overheid die door hetmaken van fouten haar goodwill bij de bevolking eenmaal heeft verspeeld,bij praktisch al haar maatregelen terug moet vallen op dwang. Maar alszij daar daadwerkelijk toe besluit, kan zij er vrijwel zeker van zijn dat deaanvankelijk door haar vreemdheid geïnduceerde, maar nog met betrek-kelijk weinig moeite te overwinnen weerstanden, evenals in Mimika hetgeval was, tot een houding van lijdelijk verzet zullen uitgroeien, die desociale ontwikkeling blokkeert.

Zoals we in het voorgaande hebben getracht aan te tonen, hangt het

2. L, letterlijk: wachten op bevel.

158

Page 170: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

probleem van de verhoging van de bereidheid der bevolking tot aktievedeelname aan de open markteconomie nauw samen met dat van de ver-betering van het sociaal-psychologische klimaat en, in verband daarmede,met dat van het behoud c.q. van het herwinnen van de goodwill die deOverheid daartoe bij de bevolking behoeft. Voor de oplossing van ditdrietal onderling nauw verbonden problemen is men aangewezen op eenheterogeen complex van elkaar aanvullende maatregelen, globale zowelals specifieke. Willen zij ook op de lange duur effekt hebben, dan maggeen ervan ontbreken. Daarbij gaat het zowel om maatregelen van econo-mische als om die van sociale aard; zowel om die met een kultureel als omdie met een hygiënisch karakter. De kulturele maatregelen die met het oogop de lokale situatie in aanmerking komen, bestrijken behalve het terreinvan het formele onderwijs ook dat van de informele educatieve vorming.De medisch-hygiënische maatregelen betreffen niet alleen de preventieveen de curatieve geneeskunde, maar al evenzeer de zorg voor de geestelijkevolksgezondheid.

Ook voor de oplossing van het probleem hoe de geschiktheid tot be-roepsmatige arbeid in een versneld tempo op te voeren geldt, dat de daar-toe vereiste maatregelen elkaar aanvullen. In de eerste plaats, omdat ereen wederzijdse beïnvloeding bestaat tussen de resultaten van het vak- enberoepsonderwijs en van de aanvullende training enerzijds, en de bereid-heid tot het volgen daarvan anderzijds. In de tweede plaats, omdat vak-en beroepsonderwijs in een jong ontwikkelingsgebied met het oog op zijndoeltreffendheid moet worden gegeven binnen een ruim kader van alge-mene vorming. Al was het maar omdat de abituriënten na beëindiging vanhun opleiding veelal in een organisatorisch vacuum terecht komen, waarinzij met hun specialistische vaardigheden aanvankelijk weinig kunnen uit-richten. Zo heeft in een omgeving waar niemand weet hoe en waar reserve-onderdelen besteld moeten worden zelfs de beste monteur niet veel aanzijn vakmanschap. Daar komt bij, dat een eenzijdig beklemtonen vanspecialisatische vakkennis voor de betrokkenen het gevaar inhoudt vanvervreemding van het eigen milieu. Van belang is het daarom, dat niet al-leen zijzelf, maar ook degenen met wie zij buiten schoolverband regel-matig omgaan, doordrongen worden van het praktische nut dat de onder-wezen technieken voor de samenleving bezitten. Voorwaarde daartoe is,dat de noodzaak van een beroepsmatige arbeidsverdeling voor een econo-mische ontwikkeling in moderne zin ook binnen de geestelijke horizonkomt te liggen van de grote meerderheid die voor zijn levensonderhoud nogvolledig op de traditionele subsistentie-economie is aangewezen. Hier ligteen taak zowel voor het basisonderwijs als voor de adult education. Demagische interpretatie van westerse technieken kan al voor een belangrijkdeel worden ondervangen door gebruik te maken van moderne leermid-delen, waartoe in bepaalde gevallen ook radio en televisie behoren. Hetzou al een stap vooruit zijn, als de samenstellers van leesboekjes voordorpsscholen meer rekening hielden met de noodzaak de ervaringswereld

159

Page 171: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

van de kinderen te plaatsen binnen de moderne industriële werkelijkheidwaarmee deze vroeg of laat toch zullen worden geconfronteerd.

2.5.4 Stimuleren; economisch en sociaalNa in het voorgaande aandacht te hebben gewijd aan twee voorbereidendeoverheidstaken, willen we ons thans bezig houden met de stimulerendetaak van de Overheid. Verder dan bij de bespreking van de konditione-rende taak het geval was, bewegen we ons daarmede op het terrein vanhet eigenlijke beleid.

Vooropgesteld dient te worden, dat van beleidshandelingen in het alge-meen, als zij worden uitgevoerd in een gebied dat zich in ontwikkelingbevindt, ongeacht of de Overheid zich daarbij beweegt op bestuurlijk, poli-tioneel, economisch of welk ander expanderend terrein dan ook, altijd weleen aktiverende invloed uitgaat. Zo is het overheidsoptreden in econo-misch opzicht aktiverend ingeval de Overheid zich toelegt op de totstand-brenging van de infrastruktuur; zij door uitbreiding van haar apparaatwerkgelegenheid biedt aan personen, die tevoren niet of in mindere matein het arbeidsproces waren ingeschakeld; en/of zij door haar aktiviteitengeheel of gedeeltelijk braakliggende natuurlijke hulpbronnen aanboort. Bijhaar aktiviteiten gericht op de infrastruktuur roept zij - veelal binnen eenook in geografisch opzicht beperkt areaal - secundaire bedrijvigheid op,die op haar beurt ook weer werkgelegenheid biedt. Maar om het even ofdie werkgelegenheid direkt danwei geïnduceerd is, bij gebrek aan follow-up pleegt zij weer grotendeels af te sterven, zodra de onderhanden geno-men projekten eenmaal gereed zijn en de overheidsbemoeiing met dieprojekten zich nog slechts tot het onderhoud en eventueel de exploitatiebeperkt. De uitbreiding van het overheidsapparaat, daarentegen, heeft eenmeer duurzaam karakter. Zowel de rechtstreeks daardoor gecreëerde alsde daardoor via het multipliereffekt geïnduceerde werkgelegenheid zullendan ook meer blijvend van aard zijn. Het marginale sociale nut bepaalt deaan die uitbreiding te stellen grens.

Met het stimuleren van de economische ontwikkeling van het Mimika-gebied door middel van rechtstreeks daarop gerichte overheidsmaatregelenis pas in 1958 een begin gemaakt; ruim dertig jaar nadat het was open-gelegd en gepacificeerd en de R.K. Missie er het kersteningswerk en hetdorpsonderwijs ter hand had genomen. Wel had men er al eerder de In-komstenbelasting Kleine Aanslag (1BKA) ingevoerd, een maatregel die ervooral ook op was gericht de autochtone bevolking van dit nog nauwelijksin de geldeconomie opgenomen gebied met het gebruik van geld vertrouwdte maken.

De IBKA werd opgelegd wanneer, beoordeeld naar uiterlijke kentekenen vanmaatschappelijke welstand, het zuiver inkomen minder dan ƒ 3.000 per jaarbedroeg. Het tarief was onderverdeeld in 19 klassen en varieerde van ƒ 3 t/mƒ 100. Met ingang van 1 januari 1962 werd de grens verlegd naar ƒ 3.600 en het

160

Page 172: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

aantal klassen tot 22 uitgebreid. Het minimumtarief bleef gehandhaafd op ƒ 3;het maximumtarief werd verhoogd tot ƒ 125. In Mimika werden tot 1962 geenaanslagen van meer dan ƒ 6 opgelegd. Als richtsnoer voor de vaststelling gold -althans in West-Mimika - het aantal vruchtdragende klappers waarvan men doorhet distriktshoofd geacht werd eigenaar te zijn. In maar enkele gevallen gingdat de 25 te boven. In de jaren 1960 en 1961 beliep het totaal van de aanslagenin West-Mimika ƒ3.528 resp. ƒ3.823; in Oost-Mimika ƒ4.356 resp. ƒ4.140.

De opbrengst van de IBKA was, mede gezien de grote achterstand bijde inning, niet toereikend om de kosten van de invordering te dekken.Bovendien is het de vraag of de IBKA er inderdaad toe heeft bijgedragende bevolking aan geldgebruik te wennen of ook maar te prikkelen tot zelf-standige aktiviteiten buiten het kader van de subsistentie-economie.

Vooral in de ogen van de vroegere Ambonese distriktshoofden in Mimika goldde vlotheid waarmee de IBKA in hun gebied werd geïnd, als een belangrijkegraadmeter voor hun bestuurlijke invloed. Zij namen daarom het zekere voor hetonzekere door de invordering persoonlijk te regelen en daar, zo mogelijk, zelfbij aanwezig te zijn. De opgelegde aanslagen werden rechtstreeks in minderinggebracht op de opbrengst van een gedwongen levering van copra en/of gom-copal. Mocht die opbrengst al een restant opleveren, dan werd dat afgeschrevenvan de winkelschuld die men nog had staan bij de handelaar die de produktenopkocht. Bij de inning verleende die dan ook graag zijn medewerking. Zodoendewerd de belastingbetaling voor de overgrote meerderheid, die zijn aanslag innatura voldeed, met gesloten beurzen afgehandeld. Bovendien werkte het ge-zamenlijke optreden van het distriktshoofd en de opkoper van de produkten deverschulding van de bevolking in de hand.

Moest Mimika tot 1958 wachten alvorens de economische ontwikkeling ervan overheidswege werd aangepakt, in Asmat was daar zelfs in 1962 noggeen sprake van. In het hierna volgende overzicht van wat er in concretoaan ontwikkelingswerk heeft plaatsgevonden beperken we ons dan ooknoodgedwongen tot Mimika. Vervolgens zal, met het oog op de door deIndonesische regering in samenwerking met de Verenigde Naties voorge-nomen ontwikkeling van West-Irian, het probleem van de economischeaanpassing van die gebieden vanuit de algemene theorie van de aanpas-sing van ontwikkelingsgebieden worden benaderd.

Tegen het einde van 1958 werd een landbouwopziener van de Land-bouwvoorlichtingsdienst (LVD) ter beschikking gesteld van het onder-afdelingshoofd van Mimika. Zijn taak bestond voornamelijk in het propa-geren van de bijplant van klapperzaden in West-Mimika, het deel van deonderafdeling dat blijkens vroegere onderzoekingen voor de produktie vancopra geschikt was. Dit in tegenstelling tot Oost-Mimika dat door hetontbreken van strandwallen voor een klapperkultuur op commerciële basisweinig of geen perspektieven bood. Ongeveer gelijktijdig werd in Hiripao(Oost-Mimika) een landbouwopziener gedetacheerd, onder wiens leidingeen kultuurtuin werd aangelegd met overjarige gewassen als rubber, koffie,

161

Page 173: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

cacao, kaneel en diverse vruchtensoorten. De resultaten waren alleszinshoopgevend.

Eind 1959 werd te Kokonao een Europese landbouwambtenaar alssubressortleider van de LVD geplaatst. De plaatselijke bezetting van dezedienst bestond medio 1962 uit zeven personen, van wie er zich zes methet praktische voorlichtingswerk bezig hielden. De sterkte van die bezet-ting hield mede verband met het resettlement-projekt aan de Akimuga-rivier (Akimeugah), dat bedoeld was voor het opvangen van naar de kustmigrerende Amungme uit de Noëmba- en de Tsinggavallei in het CentraleBergland.

De export van agrarische produkten vanuit Mimika heeft nog weinigte betekenen en beperkt zich tot copra. De uitvoerwaarde van die copra- grotendeels afkomstig uit een kleine, nabij Uta gelegen klappertuin -werd in 1961 met een veelvoud overtroffen door die van krokodillehuidenen zelfs door die van gomcopal. De uitvoer via Kokonao bedroeg in datjaar:

Krokodillehuiden (27.354 inches) ƒ 141.200Comcopal (10,4 ton) ƒ 13.600Copra (7,4 ton) ƒ 2.800Totaal ƒ 157.600Bron: Verslagen onderafdeling Mimika

Daarnaast werd door het in het uiterste westen van Mimika gelegenPotoway ook via de bestuurspost aan de Etnabaai nog wat copra en gom-copal verkocht. Veel meer dan een paar ton is dat echter niet geweest.

Volgens door het distriktshoofd van West-Mimika ingediende opgavenbevonden zich in 1961 in dat distrikt om en nabij de 2.800 vruchtdragendeklappers. Dit aantal komt overeen met ruim 16 ha aaneengesloten klapper-bestand. Er vanuitgaande dat een ha producerende klapperaanplant inZuidwest Nieuw-Guinea al naargelang de kwaliteit van de bodem, zijnligging t.o.v. de zee en het plantverband van de bomen per jaar 800 a1000 kg copra oplevert, komen we op een totale opbrengst van 13 à 16ton per jaar. Om nu een indruk te kunnen verkrijgen van de voor exportbeschikbare hoeveelheid, moet die opbrengst worden verminderd met hetcopra-equivalent van de voor eigen consumptie bestemde noten. Mededoordat de eigen consumptie beïnvloed wordt door de geldende copra-prijzen, treden er schommelingen op in de jaarlijks aangeboden hoeveel-heden. Wat de schommelingen in de feitelijk geëxporteerde hoeveelhedenbetreft, moet er bovendien rekening mede worden gehouden, dat de ver-scheping weinig frekwent en op ongeregelde tijdstippen plaatsvindt.

Tabel 9. Copra-export via Kokonao1960 11,9 ton ƒ 6.1601961 7,4 ton ƒ 2.820

1e helft 1962 8,1 ton ƒ 3.073Bron: Memorie van Overgave Mimika 1962

162

Page 174: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Vanaf 1959 t/m het eerste halfjaar van 1962 vond bijplant van hoogwaar-dige klapperzaden plaats. In geheel Mimika bedroeg volgens de Memorievan Overgave van de onderafdeling Mimika (1962) de geregistreerdebijplant:

1959 3.064 stuks 18 ha1960 5.987 stuks 35 ha1961 12.036 stuks 77 ha

1e helft 1962 5.067 stuks 32½ haTotaal 26.154 stuks 162½ ha

Er vanuitgaande dat de cocospalm begint te dragen als hij 5 a 7 jaar oudis en op ongeveer tienjarige leeftijd een volwaardige producent is, enrekening houdend met het verschil in plantverband tussen de oude en denieuwe aanplant, kan men, op voorwaarde dat de aanplant zou wordenonderhouden, het totale produktieve klapperbestand tamelijk nauwkeurigramen. Verwaarlozing van het bestand is echter niet uitgesloten.

Tabel 10. Geraamde ontwikkeling van het produktieve klapperbestand

jaar

19611962196319641965196619671968

aantallen bomen induizendtallen

34579

132132

aantallenha.

17,523,529,041,554,079,0

131,0200,0*

*w.v. in West-Mimika ± 150 en in Oost-Mimika ± 50.

Aangenomen dat de eigen consumptie van klappernoten ongeveer 20 %bedraagt - bij gebrek aan voldoende transportgelegenheid is dat zekermeer - en dat de fob-prijs ligt in de orde van grootte van ƒ 400 per ton(1961), moest voor West-Mimika in 1968 een copra-export van 100 a120 ton met een exportwaarde van ƒ 44.000 haalbaar worden geacht. Alnaargelang de bevolkingsgroei zou dat per hoofd ƒ 12 a ƒ 15 zijn geweest.Het klapperareaal in West-Mimika is stellig nog voor uitbreiding vatbaar.Wel is het zo, dat men bij het voortschrijden van de beplanting op destrandwallen al spoedig op minder gunstige terreinen zal zijn aangewezen.Zo stond Umar, dat in het najaar van 1961 de bijplant met voortvarend-heid ter hand had genomen, het jaar daarop al voor de moeilijkheid waarnog redelijk bruikbare klappergronden te vinden.

Dat de klapper het ook in Oost-Mimika tot handelsgewas zal kunnenbrengen, ligt gezien de geomorfologische situatie van die streek niet in delijn der verwachting. De noodzaak ook daar een basis te leggen voor de

163

Page 175: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

economische ontwikkeling, deed daarom uitzien naar andere wegen. Even-als voor West-Mimika meende men mogelijkheden te bespeuren in hetagrarische vlak.

In verband met de gunstige resultaten van de rubberproefaanplant teHiripao werd besloten in Oost-Mimika, evenals in het Mappi- en hetMuju-gebied, met het zgn. rubber/wegenplan aan te vangen. Dit voorzagbehalve in voorlichting op agronomisch en organisatorisch terrein in eenkredietverlening van ƒ 330 per ha voor de aanschaf van gereedschappenen plantmateriaal. Begonnen werd te Hiripao en Kaogapu. Voor het eerstejaar (1962) werd het aantal deelnemers uit die dorpen gesteld op 100.In de loop van dat jaar dienden 50 ha bosgrond plantklaar te worden ge-maakt. Een deel van het benodigde plantmateriaal werd in mei 1962 ont-vangen. Ten behoeve van de uitplant in het begin van 1963 stonden eindjuni 1962 ruim 20.700 zaailingen op de kweekbedden. In 1963 zoudenOmaoga, Otakwa en Inaoga zich met in totaal ca. 150 deelnemers bij deuitvoering van het rubber/wegenplan aansluiten.

Volgens ramingen van de LVD zou in Oost-Mimika met inbegrip vanhet Akimuga-projekt per ultimo 1968 een gebied van ca. 1.500 ha metrubber kunnen zijn beplant. Vanaf de eerste tap in 1968 zou de produktielangzamerhand kunnen toenemen van ca. 12 ton tot een maximum vanca. 1700 ton in 1978. Maar of die produktie ooit zal worden gerealiseerd,is twijfelachtig. In de eerste plaats vormt het prijsverloop van de natuur-rubber op de wereldmarkt een onzekere faktor. Het is immers zeer devraag of natuurrubber de konkurrentie-strijd met synthetische rubbersoor-ten — waaronder het chemisch met natuurrubber identieke stereo-regularpolyisoprene — nog lang zal kunnen volhouden. Een tweede onzekere fak-tor wordt gevormd door de mate van geschooldheid van de toekomstigerubberboeren. Rubber is nl. kultuur-technisch geen eenvoudig gewas. On-oordeelkundig tappen leidt ertoe, dat het bestand aanzienlijke schade kanoplopen. Behalve het tappen vereisen de coagulatie van het geoogste melk-sap en de behandeling van de sheets al evenzeer de nodige vakmanschap.

Zoals uit het voorgaande blijkt, was het economisch beleid er in Mimikaop gericht de autochtone bevolking tot de produktie van cashcrops tebrengen en wel in de grondstoffensektor. Het accent lag eenzijdig op ont-wikkeling in het agrarische vlak en bijgevolg op het terrein van de pri-maire voortbrenging. Nu doet het er op korte termijn niet zoveel toe of deOverheid zich toelegt op ontwikkeling in de primaire sektor dan wel op diein de andere sektoren van de regionale economie. Als het er alleen maarom gaat de integratie van de regionale economie in de mondiale te bewerk-stelligen, is de export van agrarische grondstoffen als middel niet slechterdan welke andere vorm van export ook. Elke export schept de mogelijk-heid om de door het kontakt met de buitenwereld ontstane behoeften aanimportartikelen tot op zekere hoogte te bevredigen.

Toch moet een eenzijdige gerichtheid op de agrarische ontwikkeling,zoals we hieronder zullen aantonen, bedenkelijk worden geacht. Al spoedig

164

Page 176: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

dringt zich de vraag op of het nadeel van de door de export van agrarischegrondstoffen veroorzaakte afhankelijkheid van de wereldmarkt wel wordtovertroffen door het voordeel van reële welvaartsverbetering.3 De econo-mische vooruitgang van een gebied wordt immers niet uitsluitend door degroei van zijn exportvolume bepaald. Die groei is alleen bevorderlijkvoor de economische vooruitgang zolang hij bijdraagt tot een verbeterdeallocatie van de produktiefaktoren. Of dit op een gegeven ogenblik noghet geval is, hangt behalve van de struktuur van het regionale produktie-apparaat af van zowel de omvang als de samenstelling van het export-pakket, alsmede van de omvang en de samenstelling van het importpakket.Het gaat dan ook niet aan zonder meer alles te exporteren waar maarvraag naar bestaat. Dat de regionale economie in de mondiale geïnte-greerd is, is uiteindelijk van heel wat minder belang dan de wijze waaropdat het geval is. Afhankelijk daarvan is immers of de autochtone bevolkingvan het betrokken gebied de kans krijgt van die integratie en van despecialisatie die er het gevolg van is, zelf ook de vruchten te plukken.

Interessant is in dit verband de voorgenomen winning van nikkel- en cobaltertsin het Carstenszgebergte. Niet alleen zullen de ter plaatse woonachtige Amungmeof de Mimikanen, over wier woongebied het ertstransport is gepland, daar nauwe-lijks aan te pas komen, maar ook is de kans groot dat de voordelen van dewinning grotendeels aan de Indonesische economie-als-geheel voorbij zullen gaan.

Het is het laatste punt dat we in het onderstaande aan de orde stellen.Achtereenvolgens willen we ons bezig houden met het probleem van deeffektiviteit van stimuleringsmaatregelen en - meer algemeen - met datvan de allocatie van produktiefaktoren, dat de kern van het ontwikkelings-probleem uitmaakt.

In de regel is de aktiverende invloed die in een jong ontwikkelingsge-bied vooral van globale overheidsmaatregelen uitgaat, niet toereikend omde regionale economie over haar dode punt heen te helpen, de vicieuzecirkels waarin zij gevangen is te doorbreken en haar take-off in te leiden.Bovendien is het veelal zo, dat ook het netto-effekt van meer gerichtestimuleringsmaatregelen op de regionale economie aanzienlijk geringer isdan men op grond van ervaringen, opgedaan in reeds verder ontwikkeldegebieden meent te mogen verwachten. Een aantal oorzaken kan daarvoorworden aangewezen:1. De via de in het leven geroepen werkgelegenheid geïnjekteerde westerse

koopkracht stroomt voor een belangrijk deel weer terstond weg:a. rechtstreeks: voor zover het overheidspersoneel en andere werkers

in de westerse sfeer de aan hen betaalde loonsom hetzij konsumptief,hetzij produktief buiten het betrokken gebied besteden; men denkeo.m. aan niet van hun gezin vergezelde expatriates;

3. Voor de regionale economie van gebieden als Mimika en Asmat draagt die af-hankelijkheid tot op zekere hoogte een indirekt karakter en wel in zoverre zij overde mogelijkheden beschikken in geval van nood een beroep te doen op de nationaleeenheid waarvan zij deeluitmaken.

165

Page 177: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

b. met één of hooguit een paar tussenschakels; voor zover, mede alsgevolg van de geringe diversificatie van het regionale economischeleven, die koopkracht zich richt op geïmporteerde verbruiksgoederen.Zo werd het geldinkomen van autochtonen in Mimika behalve aaninferieure kleding voornamelijk besteed aan rijst, suiker, koffie-in-bliken vis-in-blik.

2. Wegens het ter plaatse volledig ontbreken van enige bedrijfstak die dekapitaalgoederen voortbrengt, die nodig zijn om het regionale produk-tieapparaat aan te passen aan de mondiale economische verhoudingen,is de vraag naar investeringsgoederen - voor de overgrote meerderheidindustrieprodukten die een aanzienlijke cumulatie van waardetoevoe-gingen vertegenwoordigen - (vrijwel) uitsluitend extra-regionaal gericht.

3. Als gevolg van de uitermate geringe investeringsmogelijkheden binnenhet gebied - voorshands blijkt het ter hand nemen van omwegproduk-tie op enigszins ruime schaal aan allerlei beperkingen, zowel van tech-nologische als van sociale aard, onderhevig te zijn — dreigt de doorautochtonen verworven, maar niet voor konsumptieve doeleinden aan-gewende westerse koopkracht, te worden opgepot. Door de omzettingin welstandssymbolen als goud, kostbare weefsels, sierborden enz.vindt dan, weliswaar met vertraging, via het importlek uiteindelijk tochafvloeiing naar buiten plaats. Zodra men er toe over gaat die symbolendoor de toepassing van min of meer universele maatstaven met elkaarte vergelijken en de samenlevingsstruktuur eenmaal voorziet in eenregelmatig kontakt met personen buiten de kring van de eigen verwan-tengroep, werkt oppotting van niet voor konsumptieve doeleinden ge-bruikte koopkracht het ontstaan c.q. de vergroting van maatschappelijkeongelijkheid in de hand. Zodra voor welstandssymbolen - onverschilligof zij bestaan uit borden, weefsels, vee, munten of wat dan ook - im-mers geijkte maatstaven bestaan plegen zij zelfs in de in economisch op-zicht weinig gedifferentiëerde samenlevingen van West-Irian de basis tevormen voor een autochtoon kredietstelsel. Het gebruik van geijktemaatstaven waarborgt nl. de onderlinge verwisselbaarheid op elk ge-wenst ogenblik. Op den duur leidt dit tot concentratie van economischebeschikkingsmacht in handen van enkelingen. Een interessant Nieuw-Guinees voorbeeld van een autochtoon kredietstelsel biedt de op inge-voerde weefsels gebaseerde kain-timur-praktijk der Meibrat, woonachtigin het gebied der Ajamaru-meren (Pouwer 1957, pp. 275-319). Dekain-timur ( = lett. oostelijke doeken), waarvan de direkte gebruiks-waarde in dat gebied nihil is, gaan daarbij van hand tot hand. De doekenplegen te worden uitgeleend, o.m. om huwelijken te financieren. Hetteruggeven na verloop van één tot twee jaar gaat met het doen van eentoegift gepaard. De hoogte daarvan wordt niet van tevoren vastgesteld,maar vormt door degene die terugbetaalt een zaak van prestige. Zeergebruikelijk is, dat voor één ontvangen doek er twee worden terug-gegeven (1957, p. 310). Het gaat bij het uitlenen in hoofdzaak om de

166

Page 178: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

verwerving van invloed en om uitbreiding van de invloedssfeer. Rijkdomziet men alleen als middel daartoe. Kain-timurtransakties spelen zichgeheel af binnen de sfeer van het conspicuous giving. De economischebetekenis van de kain-timur praktijk doet in de Mejbrat-samenlevingdan ook aanzienlijk onder voor zijn sociale en - indirekt - antropoge-netische funktie. Omdat het er meer dan elk ander sociaal instituut voorzijn instandhouding de regelmatige doorbreking van de beslotenheid dereigen, in dit gebied niet meer dan enige tientallen leden tellende lokalegroepen behoeft, vormt het in samenhang met de, gezien de beperktegroepsomvang weinig frekwente, huwelijksuitwisselingen het belangrijk-ste medium bij de intergroepcommunicatie. Het stelsel is mythischgerationaliseerd, wat op een hoge mate van institutionalisatie wijst. Zois meestal niet uit te maken wat nu eigenlijk de belangrijkste beweeg-reden voor de bouw van een schedel-feesthuis is: het geven van genoeg-doening aan de afgestorvenen wier wraak men ducht, danwei het schep-pen van marktgelegenheid voor de doekenuitwisseling. Het handelenin kain-timur is een mannelijke bezigheid en vereist, vooral ook wegensde reizen die men ervoor moet ondernemen, veel tijd en energie. Geziende grote waarde die men hecht aan het hebben van een wijd verbreidekring van relaties, heeft men er die graag voor over. Men is van oor-deel, dat de daarvoor aan de dag gelegde inspanningen goed besteedzijn. Nu is het denkbaar, dat voor de samenleving als geheel de in-standhouding van een uitgestrekt en dicht net van economisch-onvrucht-bare kain-timurrelaties ten koste gaat van de materiële welvaart. Maarhet is ook best mogelijk, dat door de schaarste aan natuurlijke hulp-bronnen het marginale verlies aan welvaart te verwaarlozen is, zodat demarginale winst aan sociaal kontakt tussen de lokale groepen daar voor-alsnog ruimschoots tegen opweegt. Dat de bodem in het Mejbratgebiednog voortdurend verder verarmt, geeft in dit verband te denken.

In Asmat vervullen de daar uitheemse tritonschelpen (A. pirkawor)een funktie die tot op zekere hoogte kan worden vergeleken met die vande kain-timur, zij het ook dat daar van een zo sterk geïnstitutionaliseerdstelsel nooit sprake is geweest. Maar uiteindelijk is de kain-timurpraktijkvan de Mejbrat ook pas tot bloei gekomen, toen hun stamoorlogengoed en wel tot het verleden behoorden.

Bij haar pogingen door middel van investerings- en werkgelegenheids-politiek de allocatie van produktiefaktoren rechtstreeks te beïnvloeden,beschikt de Overheid over een bescheiden arsenaal van middelen:1. in eigen beheer uitoefenen van die vormen van bedrijvigheid welke in

het licht van de economische aanpassing als sleutelaktiviteiten kunnenworden aangemerkt;

2. een tarief- en belastingpolitiek, waarbij de nadruk ligt op de selektiviteit;3. subsidies;4. garantie- en premieregelingen;5. joint ventures.

167

Page 179: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Voor het op gang brengen van de economische ontwikkeling van debestudeerde gebieden zijn die middelen niet alle even doeltreffend. Zo is hetonder 2. genoemde middel, gezien de samenstelling van het regionaleexportpakket, stellig te globaal. Dit bevat immers geen specialiteiten, voorde produktie waarvan gunstige perspektieven tot uitbreiding bestaan, zodatmen ook met de hoogst mogelijke selektiviteit niet veel bereikt. Gunstigerstaat het daarentegen met betrekking tot de overige. Wat het eerste puntbetreft denken we voornamelijk aan het intraregionale transport over zeenaar en van voor kustvaarders toegankelijke stapelplaatsen. Het in eigenbeheer uitoefenen daarvan is in de gegeven omstandigheden vrijwel hetenige middel om een regelmatige aanvoer van copra, gomcopal en te zijnertijd ook rubber, rotan en eventueel lokaal te bereiden visprodukten, alstrasi, te garanderen.

Het onder 3 genoemde middel sluit daar nauw bij aan. Zolang de totalehoeveelheid te verschepen produkt te gering is om voor particuliere rede-rijen een frekwent aanlopen van het gebied tegen normale vrachtprijzenlonend te maken, kan het gewenst zijn, dat de Overheid de extra-kostenvoor vracht en opslag voor haar rekening neemt. Van de vraag of op delangere duur een rendabele export te verwachten is, hangt het af of diesubsidiëring economisch — dus uit het oogpunt van allocatieverbetering —wel zin heeft. Overigens behoeft een subsidiestelsel niet uitsluitend opeconomische gronden te worden gebaseerd. Denkbaar is, dat men zichgeheel of ten dele ook door sociale overwegingen laat leiden en subsidieshanteert als middel om tot een interregionale herverdeling van inkomente geraken ten gunste van door hun ligging of anderszins gedepriveerdegebieden. Maar omdat men zich daardoor afwendt van het economischeideaal van een optimale allocatie van produktiefaktoren moet van meet afaan in de geleidelijke afbouw van het subsidiestelsel worden voorzien.Men kan nu eenmaal niet, dan ten koste van de algemene welvaart, totin lengte van dagen doorgaan met de produktieverhoudingen geweld aan tedoen.

Het probleem van de tegenstrijdigheid tussen economische en socialeoverwegingen, die op korte termijn regionaal niet te vermijden is, doetzich ook voor met betrekking tot punt 4. Ten behoeve van beginnendecopra- en rubberproducenten zou overwogen kunnen worden een systeemvan garantieprijzen en de vorming van een garantiefonds in het leven teroepen om hen, zolang hun economische weerstand nog gering is, tegenprijsschommelingen op de wereldmarkt te vrijwaren.

Voor de houtwinning in het Asmatgebied lijkt een opzet bij wijze vanjoint venture (5) de aangewezen weg als men tenminste roofbouw wil ver-mijden. De ter verbetering c.q. kwaliteitshandhaving van het bosbestandvan overheidswege verplicht te stellen reboissatie werkt nl. sterk kosten-verhogend. Particuliere ondernemers die voornemens mochten zijn in dehoutwinning te investeren zouden door een dergelijke concessievoorwaardewel eens kunnen worden afgeschrikt.

168

Page 180: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

De effektieve doorwerking van de multiplier, zowel met betrekking totde investeringen alswel met betrekking tot de werkgelegenheid staat of valtmet een voldoende mate van mobiliteit van de produktiefaktoren kapitaalen arbeid. Alleen daardoor wordt het voortbestaan van submarginaleaanwendingen genoegzaam tegengegaan en blijft de tendens naar eenoptimale allocatie van produktiefaktoren gehandhaafd. Van belang is hetdan ook, dat de Overheid, ingeval van een ontoereikende mobiliteit, dezetracht op te voeren om zo via verbetering van de allocatie ook de effek-tiviteit van haar globale economische maatregelen te kunnen bevorderen.

Wanneer, zoals o.m. in Mimika en Asmat, de geringe mobiliteit van eender produktiefaktoren, t.w. de faktor arbeid, in belangrijke mate is tewijten aan de traditionele samenlevingsstruktuur, dan is het ook verant-woord, dat de Overheid zich in het kader van haar op economische aan-passing gericht beleid met de versnelde herstrukturering van de samen-leving inlaat. Daarbij is het van belang, dat zij voortdurend bedacht is ophet optreden van nadelige neveneffekten op niet-economisch gebied. Ove-rigens mag nimmer uit het oog worden verloren, dat het niet alleen econo-mische overwegingen — hoe belangrijk ook - zijn die aan de van Over-heidswege ondernomen hervormingspogingen ten grondslag liggen. Menherinnere zich slechts de in hoofdstuk II geschetste implikaties, waartoehet kontakt met de buitenwereld en de aktiviteiten van westerse instantieshebben geleid en waaraan eveneens motieven tot herstrukturering van desamenleving kunnen worden ontleend.

Erkennend dat de Overheid t.a.v. de herstrukturering van de autochtonesamenleving een stimulerende taak heeft, kunnen we ons afvragen hoedie taak dient te worden gezien. Bij het beantwoorden van die vraag moetin aanmerking worden genomen, dat de bestudeerde autochtone samen-levingen er in de loop der tijden in zijn geslaagd alleszins bruikbare op-lossingen te vinden voor de problemen, waarvoor het (specifieke) levens-milieu en het (a-specifieke) leven-in-groepsverband Asmatters en Mimi-kanen al van oudsher hebben geplaatst. Niet steeds lagen die onmiddellijkvoor de hand, met name niet als het ging om problemen, die niet zozeerde handhaving en, daarvan afgeleid, het bestaansoptimum van de afzon-derlijke mens, alswel het voortbestaan van de mens als soort betroffen.Vaak waren de oplossingen gekompliceerd, wat voor een deel daaraan tewijten is, dat de behoeften van de groep, waar de mens voor zijn zelf-behoud en -realisatie niet buiten kan, nu eenmaal van andere aard zijndan die van haar leden-als-individu en dat het voldoen aan de eerste inbepaalde gevallen in strijd komt met de bevrediging van de laatste. Eenvoor de betrokken samenlevingen typerend voorbeeld hiervan biedt defrustratie van de door ieder afzonderlijk groepslid ervaren drang tot lijfs-behoud en veiligheid, die optreedt als het groepsbelang wil, dat men geza-menlijk op oorlogspad gaat. Onder de gegeven omstandigheden was ditimmers het meest effektieve middel om de beschikkingsmacht van de groepover voedselarealen veilig te stellen. Voor de samenleving als geheel had

169

Page 181: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

de oorlogvoering die daaruit voortkwam het voordeel, dat de bevolkings-aanwas, die het door de gegeven ecologische kondities bepaalde demo-grafische optimum voortdurend te boven dreigt te gaan, er op een gene-tisch verantwoorde wijze door werd ingetoomd.

Daarenboven mag niet uit het oog worden verloren, dat de betreffendesamenlevingen, zoals hoofdstuk I ons leerde, in het verleden sociale struk-turen hebben ontwikkeld, waarin ook minder evidente oplossingen zijngeïnstitutionaliseerd. Door die institutionalisering zijn de elkaar opvolgendegeneraties grotendeels ontheven van de tijdrovende, aan creativiteit eninventiviteit bovenmenselijk hoge eisen stellende taak voor een nauwelijksveranderende, maar hoogst ingewikkelde problematiek steeds weer op-nieuw eigenhandig oplossingen te zoeken. Op grond van generatielangeervaring vertrouwt ieder er op, dat de traditionele oplossingen, waarin desociale struktuur én de levenswijze van zijn groep voorzien, ten naaste bijjuist zijn. Vóór de confrontatie met de buitenwereld was dit vertrouwenallesbehalve misplaatst. Gemaakte fouten van enige omvang zouden im-mers reeds lang eerder, en wel door een tot beneden het marginale niveaudoen afglijden van de bestaansmogelijkheden, de kansen van de samen-leving zich in haar milieu met succes te handhaven hebben aangetast.Maar dit verandert zodra in de levensvoorwaarden een plotselinge eningrijpende wijziging optreedt, zoals bij de openlegging van het woonge-bied van Asmatters en Mimikanen het geval is geweest. Er doet zich daneen nieuw probleem voor. De verregaande institutionalisatie van het soci-aal-ecologische mechanisme, dat in de traditionele oplossingen voorzag,heeft nl. tot gevolg, dat de bevolking zelf er zich geen rekenschap meervan geeft hoe het funktioneert. Zij hanteert als het ware formules waarvanhaar de afleiding ontschoten is. Daardoor ziet zij niet zonder meer in, datoplossingen, die in het verleden alleszins bruikbaar waren, onder de ver-anderde omstandigheden plotseling niet meer voldoen. Bijgevolg doet zijook geen moeite tot meer eigentijdse oplossingen te komen en vergrootzij met haar tot mislukking gedoemde pogingen om met inmiddels ver-ouderde methoden haar problemen te benaderen, de moeilijkheden vanhaar aanpassing.

De omstandigheid dat die - verouderde - oplossingen in hoge mate be-palend waren voor de traditionele samenlevingsstruktuur, doet verwachtendat nieuwe oplossingen ook struktuurvernieuwingen met zich meebrengen.Maar het is op zijn minst voorbarig te veronderstellen, dat die vernieuwin-gen noodzakelijkerwijs ook in een midden-twintigste eeuws Amerikaans/West-Europees maatschappij-type zullen uitmonden. Dit temeer omdatook in het westen de sociale evolutie niet stilstaat. Om tot een doelmatige

vernieuwing van de samenlevingsstruktuur te kunnen komen is het eeneerste vereiste, dat de autochtone leiders zich, behalve van de problema-tiek waarvoor hun samenleving geplaatst is, ook bewust worden van dewerking van het mechanisme dat deze in staat heeft gesteld zich in hetverleden te handhaven. Eerst dan zullen zij zich kunnen realiseren, dat

170

Page 182: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

onder de gewijzigde omstandigheden dit mechanisme niet meer aan zijndoel vermag te beantwoorden. De belangrijkste stimulerende taak vande Overheid met betrekking tot de herstrukturering van de autochtonesamenleving is daarmee aangegeven: het entameren van een proces vanalgemene bewustwording, dat de bevolking en haar leiders rijp maakt om1. de ondergane veranderingen in levensomstandigheden ook verstandelijkte onderkennen, alsmede om 2. de betrekkelijke, aan tijd en plaats gebon-den toepasselijkheid van de traditioneel en kategorisch als juist beschouw-de oplossingen van de samenlevingsproblematiek in te zien en zonodigte verwerpen, zonder nochtans in het andere uiterste, nl. dat van eenkritiekloos aanvaarden van westerse (schijn)oplossingen, te vervallen. Paswanneer de bevolking zich ervan bewust is, dat het niet aan het blote toe-val of, zoals in Asmat of Mimika, aan de wraak van beledigde voor-ouders te wijten is, dat de traditionele oplossingen in de gewijzigde situatiefalen, kunnen we verwachten, dat zij ook van haar kant zal zoeken naarnieuwe, niet in het magische vlak gelegen middelen om haar veelsoortigeproblemen tot oplossing te brengen, de struktuur van de samenlevingdienovereenkomstig te veranderen en zo haar zelfhandhaving voor detoekomst veilig te stellen. Het entameren van een dergelijk bewustwordings-proces lijkt moeilijker dan het is. Het komt er in de praktijk op neer dedaartoe benodigde zakelijke informatie via de meest geschikte kanalen bijde bevolking in te voeren (Van Amelsvoort 1968). Zaak is het vooral deintelligentie van de autochtone leiders niet te onderschatten.

Met betrekking tot het op wijziging van de sociale struktuur gericht be-leid van de Overheid is het van uitermate groot belang, dat deze zich ont-houdt van pogingen om aan westerse - Europese, Amerikaanse - toestan-den ontleende oplossingen tesamen met de westerse instituten, waarin zijgestalte hebben gekregen zonder meer in de autochtone samenleving in tevoeren. In de eerste plaats is de kans groot, dat de westerse oplossingen,zo zij al geen schijnoplossingen zijn, onvoldoende in hun nieuwe kontextpassen, daar spanningen veroorzaken en ongunstige neveneffekten tengevolge hebben. In de tweede plaats pleegt elke aanbieding van uitheemseoplossingen wegens het aan de introducerende instanties klevende odiumvan vreemdheid af te stuiten op het wantrouwen van de lokale bevolking.Dankzij hun overwegend op intuïtief-empirische wijze verworven ken-nis van de lokale omstandigheden beseffen autochtonen immers maar alte vaak, dat er aan voorgestelde uitheemse oplossingen iets hapert, ookal zijn zij niet in staat onder woorden te brengen, waar de moeilijkhedeneigenlijk schuilen, eenvoudig omdat zij nog niet aan een discursieve bena-dering van hun problemen zijn toegekomen.

Effektieve bevordering van de met het oog op de sociale aanpassingvan het gebied noodzakelijk herstrukturering van de samenleving is alleenop indirekte wijze mogelijk:

a. d.m.v. maatregelen op economisch gebied de bevolking bewegen totparticipatie in de markteconomie zodat de behoefte ontstaat aan veran-

171

Page 183: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

dering van de oorspronkelijke levenswijze. Voor eenzijdige toepassingis die methode echter te ongenuanceerd. Zolang de voordelen van demarkteconomie nog niet aanspreken, ervaart men zelfs de met de bestebedoelingen gegeven economische prikkels als een vorm van pressie enreageert men er averechts op. Maar ook al heeft men al wel oog voor dievoordelen, dan nog dienen we rekening te houden met de aanvankelijknog geringe gedifferentiëerdheid van de behoeften. Het autochtone arbeids-aanbod is daardoor nl. weinig elastisch, wat een reden temeer vormt omons van de effektiviteit van uitsluitend economische maatregelen niet teveel voor te stellen;

b. d.m.v. maatregelen op sociaal-educatief gebied er bij de bevolkingop aansturen, dat deze zich de werking van het sociaal-ecologische systeembewust wordt. Alleen daardoor is het mogelijk dat het vage besef van dekritieke situatie waarin zij is komen te verkeren, plaats maakt voor eenrealistisch-verstandelijke onderkenning van de daarin opgesloten proble-matiek, zodat zij bereid en in staat kan worden gevonden zelfstandig daar-voor rationele oplossingen te zoeken. Alleen zo is het mogelijk te komentot een bewuste struktuurverandering-van-binnen-uit. Hierbij dient te wor-den opgemerkt, dat een ónbewuste struktuurverandering-van-binnen-uitwegens het trage verloop van de trial and error-methode, volgens welkezij tot stand pleegt te komen, geen aanvaardbaar alternatief biedt. Dat inde loop van het aanpassingsproces uitheemse instituten als het monogamehuwelijk, formeel onderwijs, beroepsmatige arbeidsverdeling goede kanslopen, al dan niet gemodifiëerd i.v.m. de aanpassing aan de plaatselijkekondities door de autochtone samenleving te worden overgenomen, neemtniet weg, dat op de lange duur slechts een struktuurverandering-van-bin-nen-uit werkelijk kans van slagen heeft.

Beide methoden - de eerste via de motivatie; de tweede via de infor-matie - vullen elkaar aan. Zo wordt de initiële impuls tot herstruktureringgeleverd door de behoefte aan verandering van de oorspronkelijke levens-wijze. Die behoefte kan o.m. worden opgewekt door bij het nemen vanmaatregelen op economisch gebied doelbewust gebruik te maken van hetdemonstratie-effekt. Bewustwording, zoals hierboven bedoeld, is echteronmisbaar en wel om het proces van sociale herstrukturering, nadat diteenmaal op gang gekomen is, te behoeden voor stagnatie. In het volgendehoofdstuk zullen maatregelen, als aangegeven onder b, ter sprake wordengebracht.

2.5.5 De leidinggevende rol van de OverheidZoals we zagen is de regelketen, dankzij welke in de oorspronkelijkesituatie van een optimale aanpassing aan de ecologische kondities 4 sprakekon zijn en die daarom de instandhouding van de autochtone samenleving

4. Zie o.a. ook C. Lévi-Strauss, La pensée sauvage, Parijs 1962, p. 9;L. M. Serpenti, Cultivators in the Swamps, Assen 1965, pp. 21 e.v.;

172

Page 184: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

door de eeuwen heen afdoende heeft kunnen bewerkstelligen, door hetuitvallen van enkele schakels verbroken. Met name vielen de remmen opde bevolkingsgroei weg met als gevolg, dat de samenleving niet langermeer binnen de grenzen der ecologische mogelijkheden werd gehouden.Als instantie, welke voor het algemeen welzijn en derhalve ook voor hetgoede verloop van het aanpassingsproces de uiteindelijke verantwoordingdraagt, ontkomt de Overheid dan ook niet aan de plicht in de ontstaneleemte te voorzien. Dit teminder, omdat door het verlies van de terug-koppeling binnen het geheel van demografisch-ecologische relaties de sa-menleving dermate dreigt te worden ontwricht, dat van een overgangs-crisis moet worden gesproken. Maar al heeft de Overheid, rekening hou-dende met te verwachten ontwikkelingen op velerlei gebied, de lijnen vanhaar beleid nog zo goed uitgestippeld, toch staat zij tijdens de uitvoeringherhaaldelijk voor de noodzaak onvoorziene afwijkingen te korrigeren.Het is daarmede, dat de Overheid zich bezig houdt in haar leidinggevenderol. Bij de vervulling daarvan dient zij bedacht te zijn op verstoringen, het-zij van endogene, hetzij van exogene oorsprong. Haar taak in deze iszowel van regulerende als van coördinerende aard en omvat:

1. het vermijden van disproportionaliteiten in het ontwikkelingsverloop,die een integrale aanpassing zouden kunnen verhinderen of vertragen -men denke aan het optreden van discrepanties als die tussen de economi-sche en de demografische, of die tussen de sociale en de kulturele ontwik-keling. Zij kan dit bereiken door het onderscheppen of afweren van (tijde-lijk) ongewenste invloeden van buiten, door het afremmen van te snel ver-lopende deelprocessen, alsmede door het tegengaan van (sociale) bewe-gingen waar een recessieve werking van uitgaat op de nagestreefde inte-grale aanpassing.

2. het afstemmen van de eigen, op stimulering van het aanpassings-proces gerichte aktiviteiten op hetgeen in dit verband door derden wordtverricht b.v. door de corporaties en andere particuliere instanties van al-lochtone origine, alsmede op de al dan niet door het aanpassingsproces ge-inducesrde, door de bevolking zelf aan de dag gelegde inspanningen.

Tot besluit van deze paragraaf nog dit. De Overheid dient te strevennaar bijstelling van de oorspronkelijke regelketen, teneinde die onder degewijzigde omstandigheden wederom in werking te laten treden. Bijstel-ling houdt o.m. substitutie in van de traditionele oorlogvoering, die eer-tijds een belangrijke schakelfunktie bij de regulatie van de bevolkingsdrukvervulde door andere, meer algemeen aanvaarde middelen tot selektievebeheersing van de bevolkingsaanwas. Naarmate de Overheid er beter in

George M. Foster, Traditional Cultures and the Impact of Technological Change,New York 1962, pp. 36-38;Otis Dudley Duncan, Human Ecology and Populations Studies in: The Study ofPopulation, onder redactie van Ph. M. Hauser en Otis Dudley Duncan Chicago 1959PP. 678-717.

173

Page 185: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

slaagt de terugkoppeling weer tot stand te brengen, zal zij zich meer vandaadwerkelijke bemoeienissen met het voortschrijdende aanpassingsproceskunnen, en ook moeten, onthouden. Het is immers een sociale eis van deeerste orde, dat het overheidsapparaat zo efficiënt mogelijk funktioneert.Doelmatig overheidsbeleid is dan ook gekenmerkt door het feit, dat haarregelende aktiviteiten tot het strikt noodzakelijke, door de omstandighedenbepaalde minimum zijn teruggebracht. Dat dit minimum niettemin in debetreffende overgangssituatie verhoudingsgewijs toch altijd nog veel omvat,wekt geen verwondering. Omdat demografische reakties op veranderingenin de ecologische omstandigheden aan vertraging onderhevig zijn, menenwe te mogen stellen, dat naarmate het tempo van de veranderingen hogeris, het minder verantwoord is op het bestaan van een automatisme te ver-trouwen (zie boven p. 170).

3 DE BESCHIKBARE APPARATUUR

Tot nu toe zijn aan de orde gekomen:a. de motieven die aan de overheidsbemoeiing met het aanpassingsproces,

zoals zich dat in het betrokken gebied aan het voltrekken is, ten grond-slag liggen of waarvan dit redelijkerwijs mag worden verondersteld (ziepp. 138 e.v.);

b. de problematiek waarop de Overheid bij die bemoeiing stuit (zie pp.140 e.v.);

c. een viertal overheidstaken in het door a en b bepaalde beleidskader.Met d, een schets van het in Mimika en Asmat gebezigde instrumentarium,zal dit hoofdstuk worden afgesloten. Daarbij wordt uitgegaan van dedienstgewijze opbouw van het overheidsapparaat. Voor nadere informatiemoge worden verwezen naar de desbetreffende literatuur. Zo kan menzich een goed beeld van de struktuur en de werkwijze van het toenmaligeGouvernement van Nederlands-Nieuw-Guinea vormen aan de hand van debondige beschrijving van Vogel (1965, pp. 43-65).

In 1962 omvatte de lokale beleidsapparatuur:1. het binnenlands bestuur, dat tesamen met de politie en de inheemse

rechtspraak ressorteerde onder de Dienst van Binnenlandse Zaken. Metbetrekking tot het aanpassingsproces was zijn taakuitoefening in hoofd-zaak regulerend en coördinerend, daarnaast ook stimulerend alsmede kon-ditionerend (zie boven). Konditionerend was het Bestuur in zoverre zijnmaatregelen gevolgen hadden van hygiënische, demografische of van eco-nomische aard of in zoverre de wijze waarop het is opgetreden vaninvloed is geweest op het sociaal-psychologische klimaat en zodoendeindirekt op de houding van de bevolking t.o.v. de buitenwereld. Zoals wezagen, lagen de konsekwenties van bestuurlijke maatregelen die in eersteinstantie op de pacificatie of op wijzigingen in de locatie en de omvangvan bepaalde nederzettingen waren gericht, behalve op hygiënisch, demo-grafisch en economisch gebied, ook op sociaal-psychologisch gebied (zie

174

Page 186: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

pp. 111 e.v.). In zoverre het plaatselijk bestuur d.m.v. zijn begroting aktiefbijdroeg tot de opstelling van een centraal, op West-Nieuw-Guinea als ge-heel betrekking hebbend ontwikkelingsplan en/of op grond van een regio-nale beleidsconceptie voorzag in de toepassing ter plaatse van de uit hetcentrale plan voortkomende beleidslijn, was zijn taak eveneens een pro-grammerende. Hierbij dient te worden aangetekend, dat de frekwente wis-selingen van verantwoordelijke funktionarissen voor de ontwikkeling vaneen dergelijke conceptie - niet in de laatste plaats omdat de bestuursvoe-ring nog duidelijk een persoonlijk stempel droeg - weinig gunstig waren.

2. het onder de Dienst van Gezondheidszorg ressorterende medische ap-paraat. De bevordering van de volksgezondheid verhoudt zich konditione-rend ten opzichte van de menselijke faktor: direkt, wegens de verlagingvan de mortaliteit en de morbiditeit, maar ook indirekt, wegens de be-langrijke op het sociaal-psychologische klimaat uitgeoefende invloed.Aangezien de gezondheidszorg als zodanig werkzaam is op een uitgespro-ken menselijk terrein, volstaan we hier met te verwijzen naar wat in hetvolgende hoofdstuk met betrekking tot de gevolgen van haar aktiviteiten zalworden opgemerkt.

3. het stelsel van vorming en onderwijs, waarvan de werking in sociaal-economisch opzicht bij uitstek konditionerend is te achten. Het omvat:a. het formele onderwijs, dat met subsidie van het Gouvernement groten-

deels werd verzorgd door de corporaties onder toezicht van de afdelingAlgemene Inspectie van de Dienst van Culturele Zaken. Zowel in Mi-mika als in Asmat was het gesubsidiëerde onderwijs geheel in handenvan de R.K. Missie;

b. de bevolkingsvoorlichting, verzorgd door de afdeling Bevolkingsvoor-lichting, die tot 1961 onder de Dienst van Binnenlandse Zaken ressor-teerde en vervolgens werd ondergebracht bij het Kantoor van de Ge-machtigde voor Algemene Zaken bij de Nieuw-Guinea Raad;

c. de landbouwvoorlichting en het landbouwonderwijs, ressorterend onderde Dienst van Economische Zaken;

d. cursussen en opleidingen, gegeven door verschillende diensten om tevoorzien in hun eigen personeelsbehoefte (UNO-Verslag 1961, p. 128).Genoemd worden o.m. de opleiding tot verpleegster NGD, tot moeder-en kinderverzorgster en tot verpleeghulp, die naast een 5-tal anderecursussen werden verzorgd door de Dienst van Gezondheidszorg; deLagere Zeevaartschool, onderhouden door de Dienst van Verkeer enEnergie, alsmede de Opleidingsschool voor Inheemse Bestuursambte-naren (OSIBA), welke ressorteerde onder de Dienst van BinnenlandseZaken. Van die cursussen en opleidingen werd alleen die voor ver-pleeghulp ter plaatse gegeven. Voor het volgen van de overige diendengegadigden zich naar elders (het toenmalige Hollandia, Biak) te bege-ven. Bezien in het licht van het aanpassingsproces, bestaat er tussenhet algemeen-vormend en het vak- en beroepsonderwijs een belangrijkverschil. Weliswaar zijn beide erop gericht de opgroeiende generaties in

175

Page 187: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

staat te stellen zich op menswaardige wijze in de veranderde situatie tehandhaven, maar de wijze waarop dit gebeurt loopt uiteen. Het alge-meen vormende onderwijs trachtte dit voornamelijk te doen door deleerlingen kennis van de 'three R's' bij te brengen. Van het opwekkenvan begrip voor de talrijke problemen, waarmede de plaatsgrijpendesociale en economische veranderingen gepaard gaan, en het mentaalvertrouwd maken van de leerlingen met de snelheid van die verande-ringen kwam in de praktijk nog niet veel terecht. Het vak- en beroeps-onderwijs daarentegen is in veel sterker mate gericht op het overdragenvan specifieke vaardigheden. Economisch gezien heeft algemeen vor-mend onderwijs, anders dan vak- en beroepsonderwijs, een tweeledigefunktie. Evenals dit laatste verhoogt het de arbeidsgeschiktheid en komthet de kwaliteit en de mobiliteit van de human factor ten goede. Maardaarnaast gaat er ook een differentiërende werking van uit op het alge-mene levenspatroon. De reeks van behoeften wordt erdoor verlengd metals gevolg een vergroting van de vraag naar goederen en diensten. Beidewerkingen versterken eikaars effektiviteit.4. de Dienst van Openbare Werken, waarvan de over de Residentie

Waterstaatdiensten gedecentraliseerde aktiviteiten op het gebied van deverbetering van de infrastruktuur overwegend een konditionerend en, af-hankelijk van de lokale economische situatie van het ogenblik, ook eenstimulerend karakter droegen (zie pp. 160 e.v.).

5. de Dienst van Verkeer en Energie, waaronder o.m. ressorteerden:a. de afdeling Scheepvaart, die met behulp van in de betrokken onderafde-

lingshoofdplaatsen gestationeerde gouvernementsvaartuigen aan devraag naar transportdiensten tegemoetkwam, alsmede

b. het PTT-bedrijf, dat in de telecommunicatie-behoefte voorzag, welkebeide instanties in het aanpassingsproces zowel een konditonerende alseen stimulerende taak uitoefenden.

Na ons aldus te hebben beziggehouden met a. de achtergronden van hetoverheidsingrijpen in het verloop van het aanpassingsproces in het Mimika-en Asmatgebied; b. de zich bij dit ingrijpen voordoende problematiek;c. de zich daarbij aftekenende taken en, tenslotte, d. de middelen waar-over de plaatselijke Overheid in 1962 in concreto beschikte, rest ter ver-krijging van een afgerond beeld van de toenmalige beleidssituatie nogéén vraag ter beantwoording. Het is die naar de wijze waarop de Overheidde onder c genoemde taken heeft uitgeoefend. We willen daarbij ook be-zien of en, zo ja, in hoeverre het geschetste instrumentarium toereikendwas. Maar om bij de beantwoording niet te vervallen in een zich in detailsverliezende beschrijving van toegepaste technieken, is beperking geboden.We stellen ons daarom voor ons in het navolgende hoofdstuk te bepalentot het belichten van enkele - voornamelijk kwalitatieve - aspekten welkemeer in het bijzonder bij de beïnvloeding van de menselijke faktor aan dedag zijn getreden. Gezien onze antropocentrische benadering van het aan-passingsproces is die keuze niet willekeurig.

176

Page 188: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

HOOFDSTUK IV

DE MENSELIJKE FAKTOR ALS OBJEKT VANBEÏNVLOEDING

1 ALGEMEEN

In het proces van sociaal-economische aanpassing neemt de menselijkefaktor een sleutelpositie in. Dit hangt samen met de omstandigheid, dat depositie van de produktiefaktor arbeid in de overgangssituatie ten gevolgevan de schaarste der overige produktiefaktoren, t.w. kapitaal en grond,voortdurend dreigt te verslechteren. De in Asmat en Mimika na een aan-vankelijke inzinking geleidelijk op gang gekomen bevolkingsaanwas en, inverband daarmede, de toeneming van autochtoon arbeidspotentiëel lopener onmiskenbaar vooruit op de ontsluiting van natuurlijke hulpbronnen.Weliswaar komt die aanwas grotendeels voor rekening van de westersegezondheidszorg, maar eigenlijk moet de gehele westerse maatschappij(men denke o.m. aan de heersende ethische opvattingen waardoor men af-wijzend staat t.o.v. infanticide, abortieve praktijken en onderlinge oor-logen) er debet aan worden geacht. Ook de toeneming van beschikbaretechnische apparatuur houdt er al evenmin gelijke tred met die van be-schikbare arbeidskracht. In de daardoor ontstane situatie van een over-matig aanbod van ongeschoolde arbeid is tot op heden weinig of geenverandering gekomen. De geringe mobiliteit van de autochtone arbeid,m.a.w. zijn onvermogen snel op verschuivingen in de vraag te reageren,tenslotte, vormt een belemmering voor diens optimale allocatie. Submar-ginale aanwendingen kunnen daardoor geruime tijd gehandhaafd blijven,hetgeen de gemiddelde arbeidsproduktiviteit drukt.

Teneinde het vraagstuk van het relatieve overschot van ongeschooldearbeid tot oplossing te brengen staan in principe twee wegen open. Beidevoeren naar een meer evenwichtige verhouding tussen arbeidsaanbod enbeschikbare werkgelegenheid. De eerste is die van een bewust afremmenvan de bevolkingsaanwas. Na verloop van tijd geeft dan de toenemingvan het autochtone arbeidsaanbod eveneens een vertraging te zien. Ookde ongeschoolde arbeid, die daarvan vooralsnog het leeuwedeel uitmaakt,komt zodoende op de arbeidsmarkt in een minder ongunstige positie teverkeren. De moeilijkheid is echter, dat men met alleen maar ongeschool-de arbeid in technologisch opzicht zo weinig verder komt. De tweede -meer perspektieven biedende - weg is dan ook die van kwaliteitsverbete-ring van het autochtone arbeidsaanbod. Het gaat daarbij om het bewerk-stelligen van de voor de bezetting van het produktieapparaat benodigdedifferentiatie van vakken en beroepen. Het surplus van ongeschoolde ar-beid wordt zodoende verminderd ten gunste van geschoolde en geoefende

177

Page 189: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

arbeid (middenkader!). De allocatiemogelijkheid van de autochtone arbeidin zijn totaliteit verbetert daardoor en zijn marginale produktiviteit neemtpotentiëel toe. Of en, zo ja, in hoeverre die potentiële toeneming wordtgerealiseerd, is daarbij vooral afhankelijk van de mate waarin men erin slaagt a. de door geografische en institutionele faktoren belemmerdearbeidsmobiliteit op te voeren, b. concurrerende allochtone arbeid te we-ren, alsmede c. de import van die kapitaalgoederen, welke ten opzichtevan het autochtone arbeidsbestand meer als concurrerend dan als com-plementair dienen te worden aangemerkt, af te remmen.

Om praktische redenen moet het in het door ons bestudeerde gebiedvooralsnog onmogelijk worden geacht de bevolkingsaanwas af te stem-men op de economische ontwikkeling (b.v. door maatregelen ter bevor-dering van emigratie, gezinsplanning of ook maar door de introduktie vanwesterse opvattingen over gezinsstruktuur en gewenste gezinsgrootte). Hetligt daarom voor de hand daar, evenals elders in West-Irian doch andersdan b.v. in India of op Taiwan, voorlopig alleen de tweede weg te be-wandelen. Overigens lijkt dit, ook vanuit een minder pragmatisch stand-punt bekeken, alleszins redelijk. Het opstellen van een enigermate be-trouwbare prognose met betrekking tot de economische situatie, zoalsdie zich er over enige decennia zal hebben ontwikkeld, is op grond vande nu beschikbare gegevens niet mogelijk. Het is daarom op zijn minstvoorbarig op dit ogenblik al maatregelen te treffen, die gericht zijn op eendoelbewust intomen van de bevolkingsaanwas. We zullen ons dan ookvoornamelijk bezig houden met de tweede weg, d.w.z. die van het opvoe-ren van het kwalitatieve peil van het autochtone arbeidsaanbod. Maar datneemt niet weg, dat we er bij de bespreking van de rol van de gezond-heidszorg niet aan ontkomen ook aan de invloed, die deze door middelvan haar demografische gevolgen op de relatieve positie van de faktorarbeid als zodanig heeft uitgeoefend, aandacht te besteden.

Alvorens de bij de beïnvloeding van de menselijke faktor gebruikelijkemethodieken in ogenschouw worden genomen, zij gewezen op het funda-mentele verschil dat deze faktor onderscheidt van de overige produktie-faktoren en dat volgt uit het tweeslachtige karakter dat nu eenmaal aan demenselijke arbeid eigen is. In economisch opzicht verhoudt deze zich com-plementair tot de faktoren kapitaal en grond. In samenhang daarmede ligtde arbeid ten grondslag aan de behoeftevoorziening van de samenlevingen is hij middel om eenieder - al dan niet door haar tussenkomst - vaneen menswaardig voorzieningsniveau verzekerd te doen zijn. Maar behalvedat, maakt de arbeid ook deel uit van het totaal van aktiviteiten, metbehulp waarvan de mens zich zinvol op de buitenwereld tracht te betrek-ken. Aldus draagt hij, ongeacht het onmiddellijke economische resultaatvan het handelen, bij tot de menselijke zelfverwerkelijking. Daarom is dearbeid niet los te denken van de existentie van de individuele mens, die alsvertegenwoordiger van zijn soort en als lid van zijn groep in al zijn doenen laten ten dele bewust, ten dele ook onbewust streeft naar verbetering

178

Page 190: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

van zijn 'Umwelt' als levensmilieu voor zichzelf en voor de na hem ko-mende generaties. In die verbetering vindt hij een bevrediging die geenrechtstreeks verband houdt met het economische resultaat van zijn aktivi-teiten en die van andere aard is dan die van zijn primaire behoeften. Opkorte termijn doet het er daarbij nauwelijks toe, of die verbetering welreëel is. Wel is het zaak, dat zij als zodanig wordt ervaren.

Uit het voorgaande volgt, dat de arbeid aan een tweetal eisen dient tebeantwoorden. De eerste is die van economische rendabiliteit. De tweedeeis is, dat de arbeid harmonisch past in het totale aktiepatroon van debetrokken werkers. In hoeverre economisch rendabele arbeid hieraan kanvoldoen, hangt in belangrijke mate af van het karakter van dat vooral ookkultureel bepaalde aktiepatroon, waarop met name de in de betrokkensamenleving gangbare opvattingen over wat zinvol, redelijk en betamelijkis, van invloed zijn. Laatstgenoemde eis, waarvan de vervulling op straffevan aliënatie en frustratie van de fundamenteel-menselijke drang tot zelf-expressie geboden is, maakt het noodzakelijk bij de ontwikkeling van demenselijke faktor (zijn konditionering met het oog op inschakeling in demarkteconomie) rekening te houden met het totale aktiepatroon van de-genen die voor inschakeling in aanmerking komen. Maar wil dit op eenzinvolle manier kunnen gebeuren, dan dient men van dat aktiepatroon ookvoldoende af te weten. Naast kennis van de sociale struktuur is daartoe eenzekere mate van vertrouwdheid met de kuituur onmisbaar. Zo is de socialestruktuur bepalend voor ieders in de samenleving ingenomen positie, als-mede voor het samenstel van daaruit voortvloeiende rechten en verplich-tingen. Van de kuituur is in dit verband vooral het wereldbeeld van belang.Vertrouwdheid daarmede ligt immers mede ten grondslag aan het inzichtin de waarden- en normenstelsels, die het menselijk handelen reguleren.Zo maakt het heel wat uit of men al dan niet algemeen van oordeel is, dathet streven van de mens gericht moet zijn op de handhaving van zijn plaatsin de kosmische cyclus.

Gezien het voorgaande en gelet op de aanwezigheid van plaatselijke ver-schillen in sociale struktuur en kuituur - zelfs in een in sociaal en kultureelopzicht toch betrekkelijk homogeen gebied als Mimika en Asmat - , ishet duidelijk, dat bij het konditioneren van de zo sterk sociaal en kultureelbepaalde menselijke faktor op lokaal gedifferentieerde wijze tewerk moetworden gegaan. Overigens wordt die behoefte aan differentiatie geleidelijkwel minder naarmate in de loop van het aanpassingsproces de verschil-len tussen de autochtone samenlevingen en -groeperingen meer en meervervlakken. Vooral voor het basisonderwijs, waarvoor die eis praktischeproblemen oproept, is dit van betekenis.

De aan het slot van het vorige hoofdstuk geschetste beleidsapparatuurzal hierna, voor zover haar werkterrein ligt op het gebied van de konditio-nering van de menselijke faktor, worden onderzocht op haar doelmatig-heid. Achtereenvolgens willen we daartoe het bestuursapparaat, het me-dische apparaat en het educatieve stelsel in ogenschouw nemen. Dat we

179

Page 191: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

ons tot dit drietal onderdelen van de beleidsapparatuur beperken, wilechter niet zeggen, dat ook andere beleidsmedia bij de beïnvloeding vande menselijke faktor in het geheel geen rol zouden spelen. Elke overheids-aktiviteit, op welk gebied dan ook, heeft immers hetzij direkt, hetzij indi-rekt konsekwenties op het menselijke vlak.

2. BESTUUR

Gedurende de eerste jaren na de openlegging waren de van bestuurswegeop de menselijke faktor uitgeoefende invloeden, zowel van direkte alsvan indirekte aard. Hierbij moge worden verwezen naar wat in hoofdstukIII, paragraaf 2 m.b.t. een aantal gevolgen van de verwestersing werdopgemerkt. Genoemd worden a. de gevolgen welke de openlegging doorde verbreking van het isolement had op hygiënisch en demografisch ge-bied; b. de gevolgen van de pacificatie op demografisch, antropogenetischen sociaal-economisch, alsmede die op sociaal-psychologisch gebied; en c.de gevolgen welke het afremmen van de trekcycli had vuur het bodem-gebruik, de voedingstoestand en, bijgevolg, voor de algemene gezondheids-toestand van de bevolking. Voor de menselijke faktor waren zij in zoverrerelevant, dat zij in onderlinge samenhang medebepalend waren voor deomvang en — tot op zekere hoogte — voor de kwaliteit van het arbeids-potentiëel dat, mits op adekwate wijze gekonditioneerd, voor inzet in eenop de markteconomie gericht produktie-apparaat in aanmerking kwam.Meer en meer verlegde zich het zwaartepunt van de bestuursvoering vande direkte naar de indirekte beïnvloeding. De verhoging van de bereidheidder autochtone bevolking tot het verrichten van arbeid in de sfeer van demarkteconomie werd in toenemende mate het doel van bestuurlijke be-moeienissen. Het ging daarbij met name om het opwekken van een op de'vooruitgang' gerichte geesteshouding (Van Baal 1954). Van de economi-sche maatregelen waren daartoe vooral die op het gebied van de agrarischeontwikkeling van belang. In dit verband moet ook aan de bevorderingvan de voor een regelmatige economische ontwikkeling onontbeerlijkerechtszekerheid een centrale plaats worden toegekend. Aan de rol van hetsociaal-psychologische klimaat en, in samenhang daarmede, van de hou-ding van de bevolking ten opzichte van de Overheid hebben we boven(p. 141) al aandacht geschonken.

De instrumenten, waarover het plaatselijke bestuur beschikte, waren,zoals we zagen, het politieapparaat en de inheemse rechtspraak die inMimika en Asmat werd uitgeoefend door een landschapsrechtbank, voor-gezeten door het betreffende districtshoofd, resp. door een AlleensprekendRechter. Zijn funktie van Alleensprekend Rechter c.q. adviseur van deLandschapsrechtbank bracht mee, dat het onderafdelingshoofd voortdu-rend in nauw kontakt stond met de bevolking. Van dit tweetal instrumen-ten kon, binnen het kader van hun specifieke doelstellingen, een bij de

180

Page 192: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

plaatselijke omstandigheden passend gebruik worden gemaakt. Het politie-apparaat werd behalve voor de handhaving van de openbare orde ookvoor dienstverlening en voor voorlichtingsdoeleinden ingezet. In feite washet veruit de belangrijkste schakel tussen Bestuur en bevolking. Dit vooralook omdat de detachementen voor een deel uit plaatselijke autochtonenbestonden. Zo telde het ca. 40 man sterke detachement Agats in de lagererangen 6 Asmatters; het 45 man sterke detachement Kokonao niet min-der dan 30 Mimikanen, wat echter met het oog op de preventieve gezags-handhaving aan de hoge kant moet worden geacht.

Op het vertrouwen van de bevolking in de Overheid en, meer in het al-gemeen, haar houding t.o.v. de buitenwereld en al hetgeen zij daarmedein verband bracht, bleek de wijze waarop die instrumenten werden gehan-teerd een verreikende invloed uit te oefenen. Wat betreft hun impact ophet sociaal-psychologische klimaat gaat het bij beleidsinstrumenten nueenmaal altijd om het feitelijke gebruik. Veel hing af van de persoonlijkeinstelling van de plaatselijke gezagsdragers en van hun kennis van desociaal-strukturele en kulturele situatie ter plaatse. Ofschoon het bezwaardat, in dit licht bezien, aan de zeer frekwente overplaatsingen van dezeambtenaren kleefde, tot op zekere hoogte werd ondervangen door de ver-plichting bij overdracht van het bestuur de opvolger d.m.v. een Memorievan Overgave over de situatie in het betreffende gebied in te lichten, washet daarmede toch geenszins geheel uit de wereld geholpen. Zeker was ditniet het geval, als de betreffende ambtenaar te kort in een gebied werk-zaam was geweest om zich met de plaatselijke problematiek vertrouwd tekunnen maken. Het resultaat was dan ook, dat bij de bestuursuitoefeningniet altijd voldoende rekening kon worden gehouden met allerlei lokaleen regionale verschillen die, vooral tijdens de periode onmiddellijk na deopenlegging, tot een gedifferentiëerde bestuurlijke aanpak noodzaakten.

Voor het verkrijgen van de nodige lokale kennis waren bestuursambte-naren in belangrijke mate aangewezen op de in hun gebied werkzame cor-poraties. Begrijpelijkerwijs namen die t.a.v. de autochtone kuituur geenwaardevrij standpunt in, zodat de mogelijkheid van interpretatieve ver-tekening van de van die zijde ingewonnen informaties over plaatselijkegewoonten en gebruiken niet denkbeeldig was. Daarenboven werd het in-winnen van kulturele informatie uit de eerste hand sterk bemoeilijkt doorde gebrekkige, door taalverschillen en verschillen in geestelijke achter-grond belemmerde communicatie tussen de autochtone bevolking en deallochtone bestuursambtenaren. Alleen bij uitzondering waren deze in degelegenheid zich de streektaal, al was het maar passief, eigen te maken.Toetsing van informatie uit de tweede hand aan die uit de eerste was danook vrijwel uitgesloten. Een en ander in aanmerking genomen, is het nietverwonderlijk, dat bestuursambtenaren wat hun geïnformeerdheid overlokale aangelegenheden betreft gewoonlijk in een afhankelijkheidspositieverkeerden ten opzichte van de plaatselijke vertegenwoordigers der cor-poraties. Voor laatstgenoemden was het daarom soms moeilijk weerstand

181

Page 193: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

te bieden aan de verleiding bij het nastreven van de doeleinden der corpo-raties het bestuursapparaat als werktuig te gebruiken. Of de betrokkenfunktionarissen er desondanks in slaagden botsingen te vermijden, hinggeheel af van hun persoonlijke geaardheid en van de mate van begrip, diezij voor eikaars professionele standpunt wisten op te brengen. Maar met eenredelijke dosis sportiviteit en verdraagzaamheid bracht men het meestaleen heel eind. Het ging er immers vooral om de onderlinge communicatietussen de instanties niet in gevaar te brengen, aangezien dit de bestuurs-voering van zijn feed-back zou beroven en in feite onmogelijk maken.

Snelle opeenvolging van overplaatsingen was onder dergelijke omstan-digheden bepaald ongewenst. Niet alleen omdat daardoor van kontinuïteitin de lokale beleidsvoering nauwelijks sprake kon zijn, maar vooral ookomdat beleidswendingen zich daardoor sneller voltrokken dan sociaal-psychologisch verantwoord was.

3 GEZONDHEIDSZORG

3.1 Algemeen

Zowel met betrekking tot de medische situatie van West-Irian in zijngeheel als met betrekking tot die van afzonderlijke gebieden, zagen enkelevoortreffelijk gedocumenteerde studies het licht. De medische, de organi-satorische, alsmede de medisch-antropologische aspekten van het werkvan de Dienst van Gezondheidszorg werden daarin uitgebreid onderzocht.1

Voor wat betreft het Asmatgebied, geschiedde dit door Van Amelsvoort.Onderstaande, op 1962 betrekking hebbende gegevens dienen als indicatievoor de toestand op het gebied van de medische verzorging in Mimika.

Instellingen:Naast een ressortziekenhuis-annex-polikliniek in Kokonao met een personeels-bezetting van 1 gouvernementsarts, 2 Europese verpleegsters en 9 autochtoneverzorgsters en met een opnamekapaciteit van 34, in noodgevallen uit te breidentot ± 50, patiënten bevond zich een buitenpolikliniek in:Akimuga (bezetting 1 gediplomeerde verpleger);Atuka (bezetting 1 gediplomeerde verpleger);Poronggo (bezetting 1 gediplomeerde verpleger);Belekmakama (bezetting 1 dorpsverzorgster van de Afdeling Zorg voor Moederen Kind).

Belangrijkste volksziekten:Malaria, tuberculose en worminfestaties.

Tuberculose is in Mimika wijd verbreid en vindt een goede verbreidingskans inde jaarlijks tijdens de regentijd optredende en veelal verwaarloosde longontste-kingen.

1. O.m. Van Amelsvoort (1964) en Vogel (1965).

182

Page 194: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

De meest frekwente worminfestatie is die van de ascaris of spoelworm, alhoewelook ankylestomiasis vaak voorkomt.

Aktiviteiten van de gezondheidszorg:Preventief:a. Op gezette tijden herhaalde tournee's voor bevolkingsonderzoek;b. B.C.G.-vaccinatiecampagnes in het kader van de tuberculosebestrijding;c. Prophylactische verstrekking van I.N.H. aan de leerlingen van een aantal dorps-

scholen;d. Prophylactische malariabestrijding op de buitenpoliklinieken te Akimuga en

Belekmakama door daraprimverstrekking aan de gehele plaatselijke bevolking.Curatief:a. Poliklinische en ziekenhuisbehandeling van voorkomende ziektegevallen;b. Tandheelkundige ingrepen;c. Kleine chirurgische ingrepen;d. Verloskundige hulp in voorkomende gevallen.

Hierna zullen van de gezondheidszorg in Asmat en Mimika slechts dieaspekten worden belicht, welke voor het verloop van de sociaal-economi-sche aanpassing relevant zijn. Vooropgesteld zij, dat het netto-resultaatvan het totaal van medische aktiviteiten nog niet exact kan worden be-paald. De daartoe noodzakelijke afweging van positieve en negatieve effek-ten veronderstelt immers, dat men over de nodige wegingsfaktoren be-schikt. Dit nu lijkt vooralsnog zeker niet het geval te zijn. Wat van devereiste informatie momenteel beschikbaar is, staat nl. in geen enkeleverhouding tot de komplexiteit van het evaluatievraagstuk. Zo dient b.v.rekening te worden gehouden met de omstandigheid, dat zich in de rang-orde der wegingsfaktoren met het voortschrijden van het aanpassingspro-ces nog al eens verschuivingen voordoen. Het onderstaande houdt dan ookgeen sociaal-economische evaluatie van medische aktiviteiten in. We be-perken ons ertoe de aandacht te vestigen op de meer algemene beleids-aspekten, die zich als gevolg daarvan in het licht van het aanpassings-proces aftekenen.

Door de verbreking van het isolement van het Mimika- en, enige tientallenjaren later, dat van het Asmatgebied ontstond wegens de overgevoeligheidvan de autochtone bevolking voor geïmporteerde infektieziekten, een ster-ke behoefte aan medische begeleiding van de openleggingsaktiviteiten.Maar omdat de bevolking, afgezien van de framboesiagevallen, op het tijd-stip van de confrontatie met de buitenwereld een zeer gezonde en vitaleindruk maakte en er sedertdien in het autochtone levenspatroon geen ver-anderingen van betekenis leken te hebben plaatsgehad, deed de bezettingvan de daar gevestigde afdelingen van de Dienst van Gezondheidszorg bijoppervlakkige beschouwing nogal zwaar aan. Bij nader inzien echter moeternstig worden betwijfeld of, met name bij de openlegging van het Mimika-gebied, aanvankelijk wel voldoende met het begeleidingsaspekt rekeningwas gehouden. Eerst in 1955 werd daar een ressortarts geplaatst, terwijl

183

Page 195: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

er tot dan toe vrijwel niet aan preventieve gezondheidszorg werd gedaanen de enige curatieve voorziening bestond uit de door een religieuze ver-pleegster geleide polikliniek te Kokonao. In het Asmatgebied was desituatie van meet af aan gunstiger. Tussen de feitelijke openlegging van ditgebied in 1954 en de plaatsing van de ressortarts in 1958 lag een tijds-bestek van slechts 3½ jaar, waarin evenwel de bestrijding van de alom-verbreide framboesia al ter hand werd genomen.

Dat met name in die beginperiode het zwaartepunt van de medischeaktiviteiten bij de preventieve gezondheidszorg lag, is met het oog op denoodzakelijke medische begeleiding van de openlegging zeker verantwoord.Maar gezien de wenselijkheid van een snelle sociaal-economische aanpas-sing is een geleidelijke verschuiving van de preventieve naar de curatievegezondheidszorg geboden. Dit temeer nog, omdat de begeleidende funktieaan belang inboet naarmate het kontakt met de buitenwereld intensieverwordt en zich als gevolg daarvan bij de autochtone bevolking een toene-mende immuniteit ontwikkelt tegen infektieziekten, die in de omringendewereld algemeen zijn. We komen hier in de volgende paragrafen op terug.

3.2 Het demografische aspekt

Uitgaande van de noodzaak van een effektieve medische begeleiding vanhet openleggingsproces, dient men bij de bepaling van de opzet en deomvang van het medische ontwikkelingswerk rekening te houden met eentweetal voor de sociaal-economische aanpassing in hoge mate relevantedemografische implicaties:

a. de verminderde mortaliteit in de economisch aktieve leeftijdsklasse,m.a.w. die dergenen welke tegenover de offers, welke de samenleving zichte hunnen behoeve heeft getroost, reeds bezig zijn min of meer adekwatetegenprestaties te leveren, alsmede in de leeftijdsklasse waarin de samen-leving al aanzienlijk heeft geïnvesteerd - in de vorm van voeding en ver-zorging - maar die hoewel zij nog niet aan het produktieproces deelneemtdaar toch vrijwel aan toe is;

b. de verminderde mortaliteit in de leeftijdsklasse waarin de samenlevingnog nauwelijks heeft geïnvesteerd enwaarvan niet kan worden verwacht datzij binnen afzienbare tijd tegenprestaties zal leveren, alsmede in die leef-tijdsklasse waarvan geen netto-bijdrage t.b.v. de samenleving meer is teverwachten; bedoeld worden resp. die van de zeer jonge kinderen en dievan de ouden van dagen, waartoe in dit verband ook lichamelijk en gees-telijk zwaar gehandicapten kunnen worden gerekend.

Het vaststellen van de grens tussen a (positief) en b (negatief) is in be-ginsel mogelijk door de kontante waarde van de offers, welke de samen-leving zich ten behoeve van de betrokken leden (heeft) getroost, af te wegentegen de kontante waarde van hun netto-tegenprestaties. Berekening stuitechter op de moeilijkheid, dat vooral het toekomstige verloop van de ar-

184

Page 196: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

beidsproduktiviteit in hoge mate onzeker is. Behalve door technologischeontwikkelingen wordt die in een open economie sterk beïnvloed door demarktverhoudingen op de wereldmarkt, die mede door machtsverhoudin-gen worden gedikteerd. Ten aanzien van de onder a genoemde implicatieskunnen we stellen, dat zij op het proces van sociaal-economische aan-passing een gunstige invloed hebben; van de onder b genoemde moet hettegendeel worden vastgesteld. Tenminste in zoverre zich daardoor wijzi-gingen hebben voorgedaan in de leeftijdsopbouw van de bevolking, die demogelijkheid tot het vormen van een maatschappelijk surplus in nadeligezin hebben beïnvloed. Gezien de demografische ontwikkeling in de groteontwikkelingsgebieden: Zuidoost-Azië in een vergevorderd stadium, eengroot deel van Latijns-Amerika in een gevorderd stadium en Centraal-Afrika in een nog betrekkelijk jong stadium, mag, mede gelet op het overMimika en Asmat beschikbare cijfermateriaal (zie hoofdstuk I), niet wor-den aangenomen dat deze streken (en trouwens ook West-Irian als geheel)t.a.v. de voor de economische ontwikkeling weinig gunstige demografischetendenties een uitzondering vormen. Waar terugschakelen op een aanzien-lijk lager niveau van gezondheidszorg op ethische gronden, dan wel omgevoelsmatige redenen uitgesloten wordt geacht, dienen tijdig andere maat-regelen te worden getroffen om de dreiging van een mede door de intro-duktie van de westerse gezondheidszorg veroorzaakte excessieve bevol-kingstoeneming af te wenden. Hierbij mag niet uit het oog worden verlo-ren, dat de westerse gezondheidszorg tot ontwikkeling is gekomen in eenmaatschappij, waarin het nucleaire gezin met zijn praktisch volledige over-lapping van sociaal en biologisch ouderschap het enige primaire samen-levingsverband van betekenis was, dit in afwijking van wat de traditionelesituatie in laatstgenoemde streken te zien gaf. Daar immers kende mensamenlevingen waarin min of meer uitgebreide lokale verwantengroepen debelangrijkste primaire verbanden waren. De verantwoordelijkheid voor deregeling van het kindertal, teneinde dit binnen de grenzen van de econo-mische mogelijkheden te houden, was daarin gespreid en in feite eengroepsaangelegenheid. Zolang de sociale struktuur in een hecht geïnstituti-onaliseerd stelsel van regulatie van hun ledental voorzag, konden de groe-pen die verantwoordelijkheid ook aan. In geval van twijfel of een kindmocht blijven leven, besliste de groepsoudste. Van belang is in dit verband,dat de groepen in economisch opzicht self-supporting waren en dat zij zichin de veelal letterlijke strijd om schaarse natuurlijke hulpbronnen alleenten koste van rivaliserende verwantengroepen konden handhaven (Habak-kuk 1965, pp. 125-127). Daartoe was weerbaarheid vereist, hetgeen deaanwezigheid van een zekere reserve aan mankracht noodzakelijk maakte.Overigens is het niet juist m.b.t. die reserve van braakliggen te spreken.In de eerste plaats zou het inzetten ervan in de produktie van materiëlegoederen bij de gegeven technologische ontwikkeling weinig meer dan sub-marginaal kunnen zijn. Bovendien moet ook de geboden veiligheid alseconomisch goed worden aangemerkt.

185

Page 197: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

In het licht van het voorgaande is het onderscheid tussen preventieveen curatieve gezondheidszorg zinvol. Benadrukking van de preventievegezondheidszorg resulteert in een ontwikkelingssituatie immers al spoedigin een verslechtering van de numerieke verhouding tussen het produktieveen het improduktieve volksdeel. In veel geringere mate geldt dit bezwaarde curatieve gezondheidszorg. Niet alleen tast deze de bestaande leeftijds-opbouw minder aan, maar ook leidt zij in meerdere mate dan de preven-tieve tot verlaging van de morbiditeit in de produktieve leeftijdsklassen.Het zwaartepunt mag dan ook niet te veel bij de laatste blijven liggen,zodra de extra-behoefte aan protectie tegen geïmporteerde ziekten een-maal geweken is. In het algemeen mag worden aangenomen, dat de be-hoefte aan protectie geringer is naarmate het tijdstip van de openleggingverder in het verleden ligt.

3.3 Het antropogenetische aspekt

Op korte en middellange termijn is het vooral via de implicaties op demo-grafisch gebied en, in mindere mate, ook via de hierna te bespreken im-plicaties op sociaal-psychologisch gebied, dat de gezondheidszorg doorhaar beïnvloeding van de menselijke faktor ook het sociaal-economischeaanpassingsproces heeft beïnvloed. Maar op lange termijn - we denken indit geval in termen van enige generaties - mogen ook de implicaties opantropogenetisch gebied niet worden veronachtzaamd. Om dit in te zienis het goed een ogenblik stil te staan bij het demografische aspekt van deaanpassing waarvoor de betrokken samenlevingen gesteld zijn. Aanpassinghoudt immers de overgang in van een toestand, waarin het demografischeevenwicht wordt bereikt door kompensatie van een hoge fertiliteit dooreen hoge mortaliteit, naar een waarin dit evenwicht weliswaar ook wordtbereikt, maar dan doordat een verlaagde mortaliteit een eveneens verlaag-de fertiliteit tegenover zich vindt (Germani 1965, p. 95). Nu bieden bei-de evenwichtstoestanden - dus zowel die aan het begin als die aan het ein-de van het demografische aanpassingsproces — voldoende mogelijkhedenvoor een effektieve natuurlijke selektie,2 maar dit geldt niet voor de over-gangsfase. Van evenwicht is dan geen sprake, aangezien de westerse ge-zondheidszorg en de verbeterde hygiënische voorzieningen (drinkwater-winning, afvalverwijdering) de mortaliteit, zoals bekend, reeds aanzienlijkdrukken voor er van een daling van de fertiliteit ook maar iets te bespeu-ren valt. Het gevolg daarvan is een tijdelijke verzwakking van de natuur-

2. Met betrekking tot die eindtoestand mag worden verwezen naar de bevindingenvan Crow (1961) en Spuhler (1961), volgens welke de relatieve verschillen in vrucht-baarheid groter zijn naarmate het gemiddeld aantal kinderen per ouderpaar kleineris, zodat uit dien hoofde ook bij geringe kindersterfte van een voldoende mate vannatuurlijke selektie sprake zal kunnen zijn. Zie Th. Dobzhansky, De biologische enculturele evolutie van de mens (vert. Utrecht 1965, pp. 236-238).

186

Page 198: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

lijke selektie en wel omdat het negatieve effekt, dat de plotselinge dalingvan de kindersterfte daarop uitoefent, nog niet wordt gekompenseerd doorhet positieve effekt van de daling van het aantal kinderen per ouderpaar.Op den duur komt het wel weer goed. Maar omdat de bevolking juist ineen periode verkeert, waarin snelle aanpassing aan de door het kontakt metde buitenwereld ontstane verandering in levensomstandigheden dringendgeboden is, komt de weliswaar voorbijgaande daling van de kans dat denatuurlijke teeltkeuze zich doet gelden, bijzonder ongelegen. Anders danin de oorspronkelijke situatie zijn niet meer die individuen in het voordeel,wier erfelijke konstitutie gunstig is voor een min of meer statische aange-pastheid aan de ecologische kondities van het eigen woongebied. Nú zijndat juist degenen die in het bezit zijn van een genenpatroon dat gunstig isvoor een flexibele aanpassing aan de veranderlijke eisen welke de wijzigingin levensomstandigheden aan de mens stelt, en die ter plaatse nog in deminderheid zijn.

3.4 Het sociaal-psychologische aspekt

Als laatste aspekt van de westerse gezondheidszorg noemen we de invloeddie er op sociaal-psychologisch gebied van uitgaat. Het kontakt dat debevolking heeft met de plaatselijke afdelingen van de Dienst van Gezond-heidszorg (DGZ) is intensiever dan dat met welke andere overheidsinstan-tie ook. We behoeven slechts te denken aan de framboesia-eradicatiecam-pagnes en de daaropvolgende kontrole-tournees, aan de op uitgebreideschaal ter hand genomen akties ter bestrijding van tuberculose en malaria,aan de verhoogde medische aktiviteiten waartoe achtereenvolgens eenkinkhoest-, een influenza- en een cholera-epidemie noodzaakten, alsmedeaan de uitbreiding die gegeven werd aan het polikliniekwerk door de ope-ning van buitenpoliklinieken. Met name het polikliniekwerk is in dit ver-band van belang. Spontane bezoeken aan de poliklinieken overtreffen inaantal nl. alle andere kontakten tussen autochtonen en westerlingen, waar-bij het initiatief tot interactie niet van de allochtone maar van de autochto-ne partij uitgaat. Wat dat betreft worden de poliklinieken alleen overtrof-fen door de Chinese winkels. Maar daar vertonen zich praktisch alleenmannen, terwijl poliklinieken veelvuldig ook door vrouwen met kinderenworden bezocht.

De aard van de aktiviteiten van DGZ en, bovenal, de wijze waarop de-ze dienst haar taken vervult, zijn in hoge mate bepalend voor het beelddat zich bij de bevolking vastzet van de westerse wereld. De georganiseerdegezondheidszorg is daar immers een van de meest opvallende exponentenvan. Als zodanig oefent zij diepgaande invloed uit op de houding van debevolking t.o.v. die wereld met haar sociale instituten en haar op eenberoepsmatige arbeidsverdeling berustende economie. De eis dat vooralDGZ-funktionarissen bij de uitvoering van hun taak elke schijn van discri-

187

Page 199: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

minatie dienen te vermijden - wat in de praktijk wegens overgevoelighedenop dit punt lang niet altijd gemakkelijk is - behoeft, gezien het karaktervan de interactie tussen de arts c.q. het verplegend personeel en de patiënt,niet te worden onderstreept. Hetgeen boven m.b.t. het Bestuur werd op-gemerkt, nl. dat de persoonlijke instelling van de betrokken funktionarissenveelal van doorslaggevende betekenis is, geldt, mede gelet op de grotebreedte van zijn aktieveld, wellicht nog sterker voor de Dienst van Ge-zondheidszorg.

Als we de aktiviteiten van de Dienst van Gezondheidszorg in het Mimi-ka- en Asmatgebied in hun geheel overzien, is het duidelijk, dat zij doorde verlaging van de mortaliteit en de morbiditeit in de economisch aktieveleeftijdsklasse een positieve invloed hebben gehad op het autochtone ar-beidspotentiëel. Daar staat tegenover, dat de relatieve positie die de arbeidals produktiefaktor binnen de regionale economie inneemt, gaandewegdreigt te verslechteren, zodra de door medische aktiviteiten bevorderdebevolkingstoename eenmaal doorwerkt in het arbeidsaanbod. Daar komtbij, dat onevenredige sterke verlaging van de kindersterfte impliceert, dathet zwaartepunt van de bevolkingspyramide dichter bij haar basis komtte liggen. Naar het zich thans laat aanzien zal dit het proces van economi-sche en, als gevolg daarvan, dat van sociale integratie van het gebied in eenruimer nationaal of mondiaal kader nog geruime tijd vertragen. Eerst zodrade westerse gezondheidszorg, in het bijzonder voor zover zij zich bezighoudt met de uitroeiing van volksziekten, zal hebben opgehouden bij tedragen tot een relatieve toeneming van het aantal economisch inaktievet.o.v. het aantal economisch aktieve leden van de samenleving, mag wor-den verwacht dat de numerieke verhouding tussen aktieven en inaktievenzich weer ten goede keert (verg. Wander 1965, pp. 13-36). Al met al is hetzeer de vraag of het geheel van medische bemoeiingen, gezien de mededaardoor veroorzaakte wijzigingen in de demografische struktuur wel opti-maal van omvang en samenstelling mag worden geacht. Een planning vande gezondheidszorg waarbij meer dan voorheen rekening wordt gehoudenmet de realiseerbare ontwikkelingsmogelijkheden op economisch gebiedlijkt daarom, nog afgezien van de financiële en personele aspekten verbon-den aan de instandhouding van een medisch apparaat van enige omvang,uitermate gewenst.

4 VORMING EN ONDERWIJS

4.1 Algemeen

Meer dan het geval was bij de bespreking van de invloed van de gezond-heidszorg, waarbij het vooral ging om kwantitatieve aspekten, zullen weons bij het nagaan van de invloed welke uitging van het stelsel van vormingen onderwijs met kwalitatieve aspekten bezig houden. Voor zover ook

188

Page 200: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

kwantitatieve aspekten ter sprake komen, gebeurt dit voornamelijk om deverkrijging van een indruk van de plaats die het in het geheel van westersebemoeiingen innam, te vergemakkelijken.

4.2 Lager onderwijs

4.2.1 De onderwijssituatie van Asmat en Mimika in Nieuw-Guinees pers-pektiefBij de beschouwing van het lager onderwijs in jonge ontwikkelingsgebiedenals Mimika en Asmat dienen we ons te realiseren, dat het onderwijs, hoeeenvoudig dit ook moge zijn, er in het maatschappelijk leven een meercentrale positie inneemt dan in een westerse maatschappij het geval pleegtte zijn. In traditionele samenlevingen die eerst kortgeleden geconfronteerdwerden met de buitenwereld, vervult het in sterke mate de funktie vanintermediair. Waar de school in een westerse maatschappij slechts één - zijhet hoogst belangrijk - instituut is van de vele die in onderlinge samen-hang de jonge mens voorbereiden op een passende plaats in de samenle-ving, is in een niet-westerse maatschappij die nog in een jong overgangs-stadium verkeert, het belang van de school relatief groter. Complemen-taire instituten, waarvan een vormende invloed uitgaat, die enigszins metdie van de school te vergelijken is (kerk, jeugdvereniging, sport- en ont-spanningsverenigingen, jongerensociëteit), zijn er immers niet of hoogstensin embryonale vorm aanwezig. Enerzijds houdt dit verband met de geringemate van diversiteit van het sociaal-economische leven ter plaatse, ander-zijds met het zelfgenoegzame karakter van de besloten familiegroepen,waardoor de sociale horizon van de leden nauw begrensd blijft en aan der-gelijke instituten geen behoefte bestaat.

Voor het bestudeerde gebied geldt ten volle hetgeen door de samen-stellers van het in 1964 door de Wereldbank aan de Australische regeringuitgebrachte rapport over de economische ontwikkeling van de Territory ofPapua and New Guinea aangaande de dorpsscholen werd opgemerkt:

. . . the village school will be for many years to come be far more importantthan it is in developed countries as a focal point for the efforts and aspirationof the people, rather than being merely an instrument for passing on to theyounger generation the traditions of the older (p. 289).

In vergelijking tot het merendeel der gebieden die op een ontwikkelings-niveau staan, dat enigszins met het Nieuw-Guinese vergelijkbaar is, namWest-Irian in het begin van de jaren zestig op onderwijsgebied een goede,zij het ook voor verbetering vatbare, plaats in. In al langer onder bestuurs-en zendingsinvloed verkerende streken als de Schouten-eilanden (Biak),Wandamen en Japen was de situatie in dit opzicht zelfs gunstig te noemen.Onderstaande tabel, die op geheel West-Irian betrekking heeft, geeft eenindruk van het ontwikkelingsverloop tot 1961. Sindsdien is het leerlingen-

189

Page 201: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

tal aan de erkende lagere scholen bijna verdrievoudigd, al ging die uitbrei-ding niet met veel kwalitatieve verbetering gepaard.

Tabel 11. Lager onderwijs aan autochtone kinderei

Bron: Uno-rapporten

De versnelde toename van het aantal autochtone leerlingen, dat enigerleivorm van gesubsidiëerd onderwijs genoot, komt tot uiting in het volgendestaatje:

Op de dorpsscholen bedroeg het aantal leerlingen per leerkracht ca. 30,hetgeen volgens algemeen gangbare maatstaven als redelijk wordt aan-gemerkt.

Als we de situatie, zoals die per ultimo 1961 op onderwijsgebied inMimika bestond, vergelijken met die in Asmat,zien we dat in eerstgenoemdgebied de scholendichtheid hoger was; dat vrijwel alle onderwijs er gesub-sidiëerd was, dit in tegenstelling tot in Asmat waar de ongesubsidiëeerdedorpsscholen (catechistenscholen) nog in de meerderheid verkeerden; als-mede dat het peil van het gesubsidiëerde dorpsonderwijs, als we tenminstede verhouding tussen de aantallen A-, B- dn C-scholen3 en het aantal leer-

3. Voor het onderscheid tussen A-, B- en C-scholen moge worden verwezen naar deeerdergenoemde Uno-rapporten o.a. dat over 1961, p.132.

190

Page 202: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

lingen per leerkracht, dat er gemiddeld 25 bedroeg, als maatstaf nemen,4

er niet onderdeed voor het Nieuw-Guinese gemiddelde. De bevolkings-omvang van Mimika in aanmerking genomen, kan het aantal gesubsidiëer-de dorpsscholen, dat er eind 1961 26 bedroeg, waarvan 3 A-scholen, 13B-scholen en 10 C-scholen met in totaal 47 onderwijskrachten en 1164leerlingen, alleszins bevredigend worden geacht. Dit temeer omdat zich inKokonao ook een gemengde vervolgschool met 125 leerlingen en eenvoorschool bevonden. Aangezien het aantal schoolbezoekende kinderen14 a 15 % van de gehele autochtone bevolking uitmaakte, was het school-bezoek in Mimika al praktisch algemeen.

Het onderwijs aan alle genoemde instellingen werd verzorgd door de R.K.Missie die - eveneens te Kokonao - ook een vierjarige ambachtpraktijk-cursus (13 leerlingen) en een driejarige meisjeshuishoudschool (45 leer-lingen) onder haar beheer had. Het zendingsonderwijs beperkte zich inMimika tot het 20 leerlingen tellende schooltje van The Evangelical Alli-ance Mission (TEAM) in genoemde onderafdelingshoofdplaats. In Mimikawas het schoolabsenteïsme dooreengenomen laag. Volgens de schoolbe-heerder zou het zelfs vrijwel nergens meer dan 2 % hebben bedragen.Daarbij moet worden aangetekend, dat onder absenteïsme niet afwezigheidwegens ziekte werd begrepen. Bij raadpleging van de presentiecahiers vaneen 15-tal bezochte scholen stuitte schrijver dezes in één geval op het uit-zonderlijk hoge percentage van gemiddeld 40 (Potoway). In alle overigevariëerde het tussen 1 en 3. Met behulp van onderstaande tabel kan menzich een beeld vormen van de ontwikkeling van het dorpsonderwijs inMimika.

Tabel 12. Dorpsscholen in Mimika; 1961/1962

Nederzetting

IpiriTimikaKokonaoUmarPoronggoUtaMupurukaKeakwaAtukaKipea/MaparAinduaMoare/Pigapu

Schooltype

AAABBBBBBBBB

Aantalonderwijskrachten

434111143211

Jaar vanvestiging

ca. 192619291927193019301930193019291927

?

19301930

4. Dat het peil van het onderwijs beter is naarmate de klassen kleiner zijn gaatoverigens niet altijd op. Wat op een gegeven ogenblik de optimale klasseomvang is,hangt b.v. mede af van de gemiddelde leeftijd van de leerlingen en de spreidingdaarin, alsmede van de bij het onderwijs gevolgde methodiek (zie ook Ph. Foster1965, p.227, alsmede Lê Thành Khôi 1967, p.242).

191

Page 203: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Asmat verkeert, in overeenstemming met het latere tijdstip van openleg-ging, ook op onderwijsgebied in een jonger stadium. Per ultimo 1960 hadde R.K. Missie daar pas 11 gesubsidiëerde dorpsscholen onder haar be-heer, t.w. 4 B-scholen en 7 C-scholen. Tegenover het aantal onderwijs-krachten van 23 stond een leerlingental van 833. Bij de opening van hetschooljaar 1962/1963 was het aantal gesubsidiëerde dorpsscholen meerdan verdubbeld: 23 scholen telden toen 43 onderwijskrachten en 1472leerlingen (UNTEA 1963). Het aantal leerlingen per leerkracht was dusgedaald van 36 naar 34 maar bleef daarmee nog boven het toen voorWest-Irian geldende gemiddelde. Het percentage meisjes, gerekend op hettotaal aantal leerlingen dat de dorpsscholen bezocht, was er met 38 %lager dan het voor geheel West-Irian geldende percentage van 44. Het ge-middelde schoolabsenteïsme lag in Asmat om en nabij de 6%. De vol-gende tabel illustreert de onderwijsontwikkeling in Asmat tot 1960:

192

Page 204: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Behalve de dorpsscholen onderhield de R.K. Missie in het centrale Asmat-gebied in 32 nederzettingen een catechistenschool; ook in die waarin aleen gesubsidieerde dorpsschool gevestigd was. Van bovengenoemde As-matnederzettingen waren alleen Agats en Sjuru niet meer in bezit van eencatechistenschool. Van de 50 catechisten, die de R.K. Missie in 1960 indienst had, waren er drie van Keiese landaard; de overigen waren Mimi-kanen. In september 1962 werden in het gehele Asmatgebied 45 catechis-tenscholen door 2011 kinderen bezocht (UNTEA 1963). Geleidelijk wer-den toen, mede ter vervanging van de Mimikanen, ook Muju-catechisteningezet.

Ultimo 1960 waren in het ongesubsidiëerde meisjesinternaat te Agats63 meisjes opgenomen, in leeftijd variërend van 7 tot 17 jaar. Aan deouderen werd o.m. huishoudonderwijs gegeven, terwijl een aantal van henin opleiding was als verpleeghulp bij de plaatselijke afdeling van DGZ.

Afgaande op kwantitatieve gegevens als scholendichtheid; aantal kinde-ren dat een of andere vorm van formeel onderwijs genoot; gemiddeld aan-tal kinderen per onderwijskracht; verhouding tussen de aantallen A-, B- enC-scholen, mogen we over het onderwijs in Mimika zeker niet ontevredenzijn. Hierna zal worden nagegaan in hoeverre het doelmatig mocht wordengeacht. Dit vooral ook omdat Mimika wat zijn sociaal-economische aan-passing betreft duidelijk was achtergebleven bij andere gebieden van West-Irian, die ongeveer tegelijkertijd of later waren opengelegd (Waropen± 1925, Nimboran 1925, Muju 1933) en waarvan de economische moge-lijkheden al even spaarzaam waren. Maar alvorens nader op het probleemvan de doelmatigheid in te gaan, moet worden opgemerkt, dat het navol-gende voornamelijk gebaseerd is op in Mimika opgedane bevindingen. Hetonderwijs is Asmat was immers nog van dermate recente datum, dat hetwegens de geringe hoeveelheid beschikbare informatie niet mogelijk was eral een verantwoord beeld van te vormen, laat staan dat we ons aan eenevaluatie zouden durven wagen. Overigens zijn we ons ervan bewust, dathet aanleggen van doelmatigheidskriteria met betrekking tot het onderwijsin een jong ontwikkelingsgebied nu eenmaal altijd een hachelijke aange-legenheid is; vooral ook omdat onderwijsresultaten ten dele pas na verloopvan geruime tijd - tot enkele generaties toe - waarneembaar worden. Ditlaatste wordt nog al eens - ook in onderwijskringen - met name wat hetonderwijs aan vrouwen en meisjes aangaat, enigszins onderschat. In dit ver-band zij herinnerd aan het belangrijke aandeel dat grootmoeders er vanoudsher in de opvoeding hebben.

Om het inzicht in het komplex van faktoren die van invloed zijn op deeffektiviteit van het onderwijs, te vergemakkelijken maken we onderscheidtussen 1. faktoren die bij het onderwijs zelf zijn gelegen en 2. faktoren diemet het onderwijs als zodanig niets uitstaande hebben en van algemeen-institutionele en sociaal-psychologische aard zijn (b.v. de positie van deguru in de samenleving). In het onderstaande beperken we ons tot deonder 1 bedoelde faktoren. Voor die onder 2 moge worden verwezen naar

193

Page 205: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

hoofdstuk II par. 1.3, pp. 93 e.v., waarin m.n. de rol van de guru bij deconfrontatie met het westen al ter sprake kwam en naar par. 3 van het-zelfde hoofdstuk, waarin aandacht werd besteed aan de houding van debevolking t.o.v. de dorpsscholen en aan de teleurstelling die daarin totuiting kwam (zie pp. 130).

Zonder op specifiek-vaktechnische aspekten van het onderwijs in tegaan - waarmede we een problematiek zouden aansnijden, waarvan debehandeling ons buiten het bestek van onze studie zou voeren en die trou-wens op een vakgebied ligt, dat niet het onze is - willen we in de volgendeparagraaf eerst nagaan of en, zo ja, in hoeverre wellicht ook de opzet vanhet onderwijs in het toenmalige Nederlands-Nieuw-Guinea bepalend wasvoor zijn effektiviteit. Als bijkomende faktor in dit verband zal vervol-gens het door de R.K. Missie in Mimika m.b.t. de dorpsscholen gevoerdebezettingsbeleid in ogenschouw worden genomen.

Omdat volgens de UNO-verslagen bij die opzet was uitgegaan van eenaanpassing aan Nieuw-Guinese toestanden, komt het zinvol voor na tegaan, wat die aanpassing in de praktijk voor Mimika inhield. We ziendan, dat het aantal leervakken en de leerstof van het dorpsonderwijs invergelijking tot die van het lager onderwijs in Europa uiterst beperkt wer-den gehouden. Al naargelang het B- en C- danwei A-scholen betrof, be-droeg het gehele leerprogramma 3 resp. 4 jaren. Van de andere kant ver-schilde de wijze van lesgeven weinig of niets van die in het westen in dejaren dertig. De daar sedertdien plaatsgevonden vernieuwingen in didak-tiek en methodiek waren aan de dorpsscholen in het Nieuw-Guinese bin-nenland, althans aan die in de ons van nabij bekende zuidelijke onder-afdelingen Mappi, Asmat en Mimika, vrijwel voorbijgegaan. Gezien hethistorische verloop van de benadering van de ontwikkelingsgebieden doorhet westen, behoeven we ons over het eenzijdig karakter van die aan-passing niet te verbazen. Teminder als we het paternalistische stempel inaanmerking nemen, dat westerse instanties tientallen jaren lang op het on-derwijs in niet-westerse gebieden hadden gedrukt. Het was immers te ver-wachten dat er wel enige tijd zou verlopen, voordat dit instituut ook in zijnonderste geledingen van de laat-koloniale tweeslachtigheid bevrijd zouzijn, die was ontstaan doordat het westen zich aan zichzelf verplicht voel-de de westerse beschaving uit te dragen lang voor men er algemeen tot hetinzicht was gekomen, dat de bevolking van niet-westerse gebieden rechtheeft op onderwijs dat haar in staat stelt zich in de moderne wereld tehandhaven. De geschiedenis van het onderwijs in Indonesië vanaf 1900tot 1940 biedt een boeiend relaas van de maar matig met succes bekroon-de pogingen om het van die tweeslachtigheid te ontdoen (Neys 1945, pp-211 e.v.).

4.2.2 Enkele sociale aspektenNiet uit het oog mag worden verloren, dat formeel onderwijs in een om-vang, zoals in het twintigste eeuwse westen gebruikelijk is, zowel wat be-

194

Page 206: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

treft zijn opzet als wat betreft de gevolgde methoden geheel en al westersvan oorsprong is. In het kader van de voortschrijdende beroepsmatige ar-beidsverdeling lag het voor de hand voor zover mogelijk specialisten metde opvoeding van het kind te belasten. Wat van die taak voor delegatie inaanmerking kwam, was in de eerste plaats de overdracht van kennis. Maaromdat kennisoverdracht en vorming in wezen één geheel vormen, was hetonvermijdelijk, dat bij de taakverdeling tussen gezin en school deze laatstezich ook een deel van de vormingstaak toegewezen zag. Alleen een reedsver voortgeschreden arbeidsverdeling maakt delegatie op uitgebreide schaaleconomisch mogelijk. Het is ook als gevolg van de arbeidsverdeling, datsecundaire samenlevingsverbanden een steeds belangrijker rol in de sa-menleving zijn gaan spelen en dat van de primaire uiteindelijk nog slechtshet nucleaire gezin iets te betekenen heeft.5 Vooral in zijn westerse vormvan de burgerlijke familie biedt dit laatste het voordeel uitstekend tege-moet te komen aan de behoefte aan geborgenheid van het kind tijdens zijneerste levensjaren.6 Maar het nadeel van die gezinsvorm is, dat het op-groeiende kind veelal te weinig wordt geconfronteerd met de eisen die desamenleving aan de volwassene stelt (Mead 1928, heruitgave 1961). Vooreen belangrijk deel ontleent het formele onderwijs zijn bestaansrecht aande kompenserende funktie die het in dit verband uitoefent. Daarnaast no-pen de toenemende ingewikkeldheid van het maatschappelijk bestel in sa-menhang met de hoge vlucht van de techniek, alsmede het tot gigantischeproporties uitgedijde, op velerlei wijzen vastgelegde informatiebezit van degemeenschap, ook op het gebied van de kennisoverdracht meer en meertot specialisatie.

Aangezien de traditionele situatie in het door ons onderzochte gebied,zoals we zagen, aanmerkelijk afwijkt van de hedendaagse westerse, ligt hetvoor de hand, dat het formele onderwijs er een totaal andere positie in-neemt dan in het westen, waar het ontstaan is uit een behoefte, waar hetzich als instituut heeft ontwikkeld en waar zijn funktionele plaats binnenhet maatschappelijke kader gewaarborgd is. In feite vormt formeel onder-wijs in Mimika en Asmat een dysfunktioneel element (verg. Foster, Ph.1965, p. 67) waarvoor in de sociaal-economisch nog weinig gedifferenti-eerde samenleving geen plaats is en dat daarom steeds dreigt te wordenafgestoten. Het moet na zijn introduktie dan ook van buitenaf in leven wor-den gehouden en wel zolang tot het, na zijn dysfunktionele karakter tehebben verloren, uiteindelijk in de zich ontwikkelende samenleving ge-integreerd is. Hoelang dit zal duren, is op voorhand niet nauwkeurig te

5. Het hier gebezigde onderscheid tussen primaire en secundaire samenlevingsver-banden werd ontleend aan H. Nieuwenhuis. Een noodzakelijke verandering in detaak van de school, Inaug. rede, Amsterdam 1954. Zie ook Germani 1965, p.93.6. Het traditionele familieleven in Asmat en Mimika beantwoordt daar met zijn overvelen gespreide verantwoordelijkheid voor het kind veel minder aan. Ongewoongroot is er in westerse ogen het aantal personen, dat min of meer ernstige ver-minkingen heeft overgehouden van brandwonden, opgelopen tijdens de uren dat zijals zuigeling aan de hoede van anderen dan de eigen ouders waren toevertrouwd.

195

Page 207: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

bepalen. Maar het is duidelijk, dat het antwoord op die vraag niet alleenafhankelijk is van de samenlevingsstruktuur en de daardoor geboden aan-knopingspunten, maar ook van de mogelijkheden daartoe, die in de struk-tuur van het onderwijs zelf gelegen zijn.

Wegens de starre uniformiteit van zijn opzet kon bij de invoering vanhet dorpsonderwijs niet overal in voldoende mate rekening worden gehou-den met de plaatselijk nog sterk uiteenlopende omstandigheden die inlaatste instantie bepalen in hoeverre de schoolopleiding tegemoet komt aande behoefte aan middelen om zich sociaal te onderscheiden. Daardoor,vooral ook gezien de afwezigheid van economische vooruitzichten-op-kor-te-termijn, is het er niet in geslaagd een bres te slaan in de hecht geïnte-greerde traditionele samenlevingsstruktuur. Dertig jaren intensief dorps-onderwijs waren niet toereikend om het als instituut een plaats te gevenin de autochtone samenleving en door de bevolking als zinvol te doen er-kennen. Integendeel, nu deze haar hoop op spoedige deelname aan dewesterse welvaart heeft laten varen, ziet zij de school nog slechts als eenonvermijdelijk kwaad. Het kontakt met de buitenwereld, dat de aanwezig-heid van een school meebrengt, vindt zij met het daardoor veroorzaakteongerief te duur betaald. In haar ogen is de school een element dat hetgroepsleven doelloos verstoort door er de kinderen op ongelegen momen-ten en onnodig lang aan te onttrekken om hen in een halfbegrepen taalwoorden te laten memoriseren (tot voor kort uit schoolboekjes die eldersallang waren afgeschreven), cijfers waarvan de zin verborgen bleef te latenreciteren en letters te laten calligraferen zonder uitzicht op een ook prak-tisch bruikbare schriftelijke taalbeheersing. Anders dan de bevolking vanMimika, leek die van Asmat in 1961 het stadium van teleurstelling overhet onderwijs nog niet te hebben bereikt. De opmerkingen waarmee deouderen daar, naar aanleiding van het gedreun dat tot getuigenis van deaktiviteiten der guru's uit de schoollokaaltjes opsteeg, blijk gaven van hunwaardering voor de school, wezen tenminste op een nog weinig of nietverflauwde hoop.

Met betrekking tot de doelbewuste integratie van westers onderwijs ineen niet-westerse samenleving zijn in beginsel twee methoden denkbaar,die met passief respektievelijk aktief kunnen worden aangeduid:

1. inhaken op de behoefte aan formeel onderwijs, nadat die eenmaaldoor een al tamelijk vergevorderd en door andere faktoren dan het onder-wijs zelf - met name de intrede van de westerse geldeconomie - op ganggebracht proces van sociale en economische aanpassing is geïnduceerd, enwel door het zonder meer, zoals het vanuit het westen werd ingevoerd, aante bieden in de veronderstelling, dat het tezijnertijd wel zal worden geac-cepteerd. De op grond van de Lager Onderwijs en Subsidie Ordonnantie1955 (L.O.S.O.) gestelde eis, dat de Nieuw-Guinese plattelandsbevolkingten bewijze van haar onderwijswilligheid een bijdrage in de kosten dientte leveren - meestal in de vorm van een schoolgebouwtje - alvorens totsubsidiëring wordt overgegaan, past geheel in deze, van de assimilatie-idee uitgaande gedachtengang.

196

Page 208: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

2. het onderwijs zelf aanpassen — niet aan de traditionele levensomstan-digheden maar aan de sociaal-economische omstandigheden, waarin de be-volking, naar mag worden verwacht, zal komen te verkeren als het traditio-nele subsistentiepatroon eenmaal tot het verleden behoort - zodat het vanmeet af aan aktief kan zijn in het proces van sociale hervorming; de tijdbenodigd om als sociaal instituut funktioneel te worden wordt zodoendebekort, waardoor het eerder in staat is de vraag naar zijn diensten op tewekken. Aanpassen betekent in dit verband voortdurend bijstellen. Dit,omdat de lokale situatie op sociaal en kultureel gebied geen statisch gege-ven is. Daarbij dient er rekening mee te worden gehouden, dat het onder-wijs zelf die situatie welke zijn effektiviteit in belangrijke mate medebe-paalt, hetzij in gunstige, hetzij in ongunstige zin beïnvloedt.7

Met het oog op de effektiviteit van het onderwijs is het bovendien ge-wenst met behulp van andere aktiviteiten, waardoor de bevolking zich dewerking van het sociaal-economische proces bewust wordt - b.v. gemeen-schapsontwikkeling - , het leven van alledag meer rechtstreeks te beïn-vloeden. De afstand tussen de traditionele samenleving en het ingevoerdeonderwijs wordt zodoende ook van die kant uit verkleind.

In Mimika en Asmat werd overwegend de methode gevolgd, die we metpassief hebben aangeduid. Daarbij speelt het onderwijs in het proces vansociale ontwikkeling een secundaire en weinig stimulerende rol. Die me-thode leent zich daarom beter voor een al min of meer verstedelijkt ge-bied met een onder invloed van de markteconomie snel evoluerend samen-levingspatroon. Op zichzelf is zij zeker niet verwerpelijk, aangenomen ten-minste dat men ruimschoots de tijd heeft en niet op mankracht behoeftte letten. Maar omdat dat noch in Mimika noch in Asmat — zomin als inandere typologisch daarmee te vergelijken ontwikkelingsgebieden - hetgeval is en de markteconomie er nog nauwelijks is ingeburgerd, lijkt depassieve methode er toch weinig op haar plaats. De doeltreffendheid daar-van hangt immers af van de mate van plaatsgevonden verwestersing (Fos-ter, Ph. 1965, p. 125). Aanbeveling verdient het daarom het accent te ver-leggen naar de tweede - de aktieve - methode, die dus waarbij men zichop het standpunt plaatst dat onderwijs, dat een taak heeft te vervullen inhet sociale en economische vlak, zo spoedig mogelijk een funktioneleplaats in de samenleving moet hebben ingenomen. Alleen dan kan er eenduidelijk stimulerende invloed vanuit gaan.

De gedachte, dat de sociaal-strukturele integratie van het onderwijs kanworden bevorderd door het aan te passen aan lokale omstandigheden, iszeker niet nieuw. Voor wat betreft het volksonderwijs in het voormaligeNederlands-Indië dateert zij al uit de jaren rond de eeuwwisseling. Deop die gedachte gebaseerde opzet van het volksonderwijs of inlands on-derwijs, die in westelijk Nieuw-Guinea t.a.v. het dorpsonderwijs nagenoeg

7. In dit verband moge worden verwezen naar de onderzoekingen verricht door hetCentrum voor de Studie van het Onderwijs in Veranderende Maatschappijen teAmsterdam.

197

Page 209: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

ongewijzigd gehandhaafd bleef, gaat terug tot omstreeks de jaren dertig{Te Flierhaar 1941; Neys 1945, pp. 211 e.v.). Maar de moeilijkheidschuilt juist in de inhoud die het begrip aanpassing daar in de loop derjaren had verkregen. In de praktijk hield het minder in een afstemmen opde sociale en kulturele situatie, waarin de bevolking van pas opengelegdegebieden verkeerde, dan een afstemmen op het peil van de beschikbareonderwijskrachten. Omdat over het algemeen werd uitgegaan van de - o.i.valse - veronderstelling, dat in een pas opengelegd gebied het geven vandorpsonderwijs, ongeacht zijn kwaliteit, te allen tijde de voorkeur verdientboven het achterwege laten daarvan, wekt dit geen verbazing. De omstan-digheid, dat de corporaties bij hun kersteningsarbeid van het onderwijseen instrumenteel gebruik maakten, is zijn kwaliteit niet ten goede geko-men. In het algemeen waren deze ten aanzien van de dorpsscholen meer opkwantiteit dan op kwaliteit bedacht. Met name was dit het geval tijdensde periode van de dubbele zending, toen het er beide rivaliserende partijenom ging in zo kort mogelijke tijd in een zo groot mogelijk aantal neder-zettingen een school te openen. Hetzelfde gold trouwens - zij het ook opwat kleinere schaal - in 1962 nog voor het Asmatgebied, m.n. de streekaan de middenloop van de Süretsj, waar de R.K. Missie en TEAM metelkaar wedijverden in de bouw van katechistenscholen.

De omstandigheid, dat het leerprogramma beperkt was tot 3 of 4 jaren— op grond van in Nederlands-Indië opgedane ervaringen toereikend ge-acht om tot blijvend alfabetisme 8 te geraken - , is naar alle waarschijn-lijkheid niet bevorderlijk geweest voor de integratie van het onderwijs alsinstituut. Enerzijds was de uiteindelijk in de loop van 6 tot 8 jaren (hetaantal jaren dat de kinderen in Mimika, ondanks het drie- c.q. vierjarigeleerprogramma, op school doorbrachten) door de leerlingen vergaardekennis veelal niet toereikend om in een samenleving met een zich ontwik-kelende markteconomie van veel nut te kunnen zijn. Anderzijds betekendediezelfde kennis voor de traditionele samenleving loze ballast. Dit nog te-meer, omdat zij grotendeels in het verbale vlak bleef steken, wat aan haargebruiksmogelijkheden afbreuk deed.

Het laat zich aanzien, dat het verbalisme 9 in Mimika in de hand werdgewerkt door de omstandigheid, dat het onderwijzend personeel voor hetovergrote deel uit Keiezen bestond, wie, hun (summiere) westerse oplei-ding ten spijt, het oude oosterse guru-ideaal nog voor ogen zweefde (verg.Neys 1945, p. 228). Dit ideaal van de guru als geestelijke leidsman wasnl. in strijd met westerse onderwijsmethoden. Volgens de oosterse opvat-ting is de verhouding tussen de leerling en zijn leraar of guru een uitge-sproken persoonlijke. Zij beoogt eerder het doorgeven van een levensstijl

8. Het hangt er maar vanaf wat men onder alfabetisme verstaat. Het moeizaamspellen van een krantekop is immers heel wat anders dan het schrijven van een een-voudige brief en het lezen en begrijpen van het antwoord daarop.9. Taalgebruik waarbij de betekenis van de gebezigde woorden de gebruiker niethelder voor de geest staat.

198

Page 210: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

en een levenshouding dan het bevorderen van een efficiënte, op verstan-delijke benadering van de buitenwereld gerichte hantering van begrippen.Anders dan in het westen heeft 'kennis' in zijn oosterse kontext een uitge-sproken normatieve inslag. Het gaat daarbij niet zozeer om het objektiefware als om het moreel juiste. De guru beschouwt het primair als zijnplicht zijn leerlingen een passende houding t.o.v. de zin - de 'diepte' -van kosmos, leven en samenleving bij te brengen; kortom, hun te leren'hoe het hoort'. Het oosterse systeem van 'be-leren', I. mengadjari, is, an-ders dan dat van het westerse onderwijs, overwegend gefundeerd op na-volging. Gericht als het is op de handhaving van bestaande maatschappe-lijke verhoudingen, doet het de leerlingen geen middel aan de hand hunsociale positie te verbeteren en is het niet bevorderlijk voor de socialemobiliteit. Inzicht komt er weinig aan te pas.

Het aloude oosterse guru-ideaal beïnvloedde, naar bij bezoeken aaneen aantal dorpsscholen bleek, de wijze van lesgeven van met name deoudere Keiese onderwijzers in Mimika in belangrijke mate. In de neder-zettingen min of meer aan zichzelf overgelaten, kon het hun niet wordenaangerekend dat zij, ouder wordend, op den duur terugvielen op de idealenwelke golden in de traditionele oosterse maatschappij waarin zij hun jeugdhadden doorgebracht. Dat het lesgeven aan de Mimikaanse dorpsscholen,in weerwil van de au fond westerse opzet van het onderwijs meer opmemoriseren dan op begrijpen was afgestemd, ligt gezien de tamelijk ge-vorderde gemiddelde leeftijd van de guru's enigszins voor de hand. Vooralook, omdat niet van hen kon worden verwacht, dat zij door een meer opde leerstof afgestemde manier van lesgeven zouden bijdragen tot de on-dermijning van hun eigen sociale positie door de jongere generatie.

Ongunstig voor het peil van het dorpsonderwijs was, dat de beste abituri-enten van de Opleidingsscholen voor Dorpsonderwijzers (O.D.O.'s) werdenuitverkoren voor het volgen van een Kweekschoolopleiding of Normalis-tencursus. Zij werden daardoor weliswaar tot beter gekwalificeerde leer-krachten gevormd, maar voor het dorpsonderwijs gingen zij verloren. We-gens het verschil in woon- en leefklimaat tussen de stedelijke centra enhet platteland konden de dorpsscholen bij de bestaande salarisverhoudin-gen niet konkurreren met de in de stedelijke centra gevestigde LagereScholen B die immers ook voortdurend met personeelstekorten kampten.

Aangezien de opzet van het dorpsonderwijs in geheel West-Irian gelijkwas, verklaart de beperking van het leerprogramma, hoewel die tot opzekere hoogte stellig debet is aan de onvoldoende integratie van het dorps-onderwijs in de Mimikaanse samenleving, niet waarom het proces van so-ciaal-economische aanpassing er zo al niet geheel is gestagneerd, dan tochonmiskenbaar is achtergebleven bij dat in andere, uit het oogpunt vaneconomische mogelijkheden en het tijdstip van openlegging met Mimika tevergelijken gebieden. De ontstane discrepantie houdt tenminste voor eendeel ook verband met het feit, dat de R.K. Missie in Mimika, evenals inhet Marind- en het Mappigebied waar een soortgelijke stagnatie viel te

199

Page 211: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

konstateren, aanvankelijk overwegend gebruik heeft gemaakt van Keieseonderwijskrachten. Als additionele faktor heeft dit de integratie van hetonderwijs in de samenleving belemmerd. Door de oosters-traditionele wij-ze van lesgeven - vooral van de nog op Kei geboren onderwijzers - bleefvrijwel alle op school opgedane westerse kennis meer nog dan eldersin West-Irian verbaal. Praktisch was zij bijgevolg van geen nut, zo zij bijuitzondering de dag van de schoolinspektie al overleefde.

Wat betreft het Mimikaanse dorpsonderwijs is het daarenboven aan-nemelijk, dat de overhaaste uitbreiding van het aantal dorpsscholen doorde corporaties, vooral ten tijde van de dubbele zending, een verlaging vanhet onderwijspeil ten gevolge heeft gehad. Aangenomen mag worden, dathet op ruime schaal aantrekken van incompetente leerkrachten (die menna het keren van het tij om sociale redenen niet onmiddellijk kon ontslaan)jarenlang de zo dringend geboden kwaliteitsverbetering heeft tegengehou-den. Daar men verder wilde springen dan de financiële polsstok toeliet,moest die uitbreiding wel leiden tot verwatering. Bovendien nam men inzijn haast onvoldoende de tijd zich van de lokale omstandigheden met in-begrip van wat er bij de bevolking leeft aan wensen en toekomstverwach-tingen op de hoogte te stellen. Bij de introduktie van het onderwijs washet daarom niet mogelijk er daadwerkelijk rekening mee te houden.

Het voorgaande, dat hoofdzakelijk betrekking had op de sociaal-struk-turele integratie van het onderwijs, willen we nu trachten in enkele puntensamen te vatten:

1. Zolang in de bestudeerde gebieden nog een overwegend traditioneelsamenlevingspatroon overheerst, leeft bij de bevolking niet de behoefte aanformeel onderwijs naar westerse trant.

2. Het dankt zijn bestaansrecht bijgevolg nog volledig aan een exogenedoelstelling, t.w. de door niet-autochtonen beoogde kulturele, sociale eneconomische inpassing van de autochtone samenleving in een breder na-tionaal en mondiaal kader.

3. Onder deze omstandigheden wordt onderwijs, dat nalaat zelf tot dieinpassing bij te dragen en zo zichzelf ook bij de bevolking waar te maken,door deze als zinloos ervaren zolang althans het proces van sociaal-econo-mische aanpassing nog niet het stadium heeft bereikt, dat het de vraagnaar formeel onderwijs opwekt.

4. Wil onderwijs echter een effektieve bijdrage kunnen leveren tot dieinpassing, dan moet de bevolking er ook het nut van inzien en dient hetals instituut in de samenleving te zijn verankerd; maar dat kan pas hetgeval zijn zodra het aan een behoefte beantwoordt; het enige middel om datte bereiken - en zo de vicieuze cirkel te doorbreken - is gelegen in eengedifferentiëerde aanpassing aan de lokale situatie op economisch, sociaal enkultureel gebied, zoals die medebepaald wordt door het voortschrijdendeaanpassingsproces.

5. In de praktijk van het dorpsonderwijs in Mimika was van een aan-passing van het onderwijs in de vorenbedoelde zin geen sprake.

200

Page 212: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

6. Door de op memoriseren van de leerstof toegespitste wijze van les-geven door de Keiese guru's, met als gevolg een overwegend verbale ken-nis van het geleerde, bleef het dorpsonderwijs langer dysfunktioneel danbij een meer op de aard van de leerstof afgestemde wijze van lesgeven hetgeval zou zijn geweest.

Wanneer we aan het slot van deze paragraaf de blijkens het laatsteover Nederlands-Nieuw-Guinea uitgebrachte Uno-verslag (1961, p. 124)door het Gouvernement gehuldigde mening:

In de landelijke gebieden, in het bijzonder in de recent onder bestuur gebrachtestreken, blijkt slechts een allereenvoudigst (driejarig) onderwijs te kunnen aan-slaan, waarbij in verband met het nog geringe ontwikkelingspeil van de bevolkingaan schoolse vakken weinig aandacht kan worden gegeven.

toetsen aan de ervaringen op onderwijsgebied in Mimika, dan blijkt datdaar juist van het 'allereenvoudigste (driejarige)' onderwijs niet mocht wor-den verwacht, dat het ook maar enige kans maakte sociaal ooit te zullenaanslaan. Hierna willen we nagaan of de kans op kultureel aanslaan wel-licht groter was.

4.2.3 Enkele kulturele aspektenWanneer men de mening van Dottrens onderschrijft dat 'the starting pointof the child's first schoolactivities should be his knowledge of his environ-ment; observation of its natural, human and social phenomena shouldprovide the material for the first things he is taught, co-ordinated incentres of interest' (1962, p.155) en men beziet dan het dorpsonderwijs inMimika en Asmat dan valt op, dat juist de 'co-ordination in centres ofinterest' ontbreekt. De bemoedigende uitspraak die op deze regels volgt:'It is good to find that this is so in curricula in which global methods areemployed to help the assimilation and co-ordination of the superficialknowledge acquired from outside', geldt daarvoor dan ook niet.

In de praktijk van het lager onderwijs vindt men het als regel vanzelf-sprekend, dat kinderen, die voor het eerst naar school gaan, in het bezitzijn van een zekere hoeveelheid ervaringskennis. Dat die kennis echter isverkregen op een wijze die heeft geleid tot het ingriffen van associatiepatro-nen, waardoor de wijze van begrippenassociatie ook voor de toekomst minof meer is geschabloneerd, is iets waar men zich niet of nauwelijks reken-schap van geeft. Het kind heeft m.a.w. een pre-conditionering van zijnintellekt ondergaan, die de manier waarop de leerstof zal worden opgeno-men sterk beïnvloedt. Daar hangt het vooral vanaf of het er in zal slagenhet op school geleerde in zijn denkwereld te incorporeren en tot een ge-integreerd geheel te verwerken.

In het westen levert het gewoonlijk geen moeilijkheden op, dat men zichbij het onderwijs nauwelijks van die pre-conditionering bewust is. Immersleraar en leerling hebben er doorgaans t.a.v. hun kulturele achtergrondvoldoende gemeen om het aanslaan van het westerse (intellektualistische)

201

Page 213: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

onderwijs, dat in de gezamenlijk door hen gedeelde kuituur zijn voedings-bodem vond, alsmede de integratie van de leerstof met de ervaringen vanalledag min of meer te waarborgen. De gevallen echter, waarin die kul-turele aansluiting ook in een westerse samenleving wordt gemist, wijzener op, dat het aanslaan van het onderwijs lang niet vanzelfsprekend is; tevaak verhindert de heterogeniteit van de subkulturen van onderwijzer enleerling een soepele aansluiting. Illustratief zijn in dit verband de pogingen,die de sociale pedagogie aanwendt om de invloeden te analyseren, die hetmilieu van het kind op de onderwijsresultaten uitoefent. Maar in grotetrekken is het toch zo, dat in een samenleving die in kultureel opzichtbetrekkelijk homogeen is, de wijze waarop ervaringen en indrukken gedu-rende de eerste levensjaren geordend worden vastgelegd in een geleidelijkaan komplexiteit winnend kennispatroon, behoorlijk overeenkomt met diewaarop de school de leerstof aanbiedt. De verse loot van op school ver-kregen kennis wordt er als het ware op een verwante onderstam geënt.

Al in de prille jeugd, lang voor een kind naar school gaat, speelt bij demethodisch-ordenende benadering van de omringende werkelijkheid hetdiscursieve denken - dat zich in het taalgebruik manifesteert - een rol. Inhet westen is het daarbij zo, dat de mens zich reeds als kleuter een zekereroutine eigen maakt in het hanteren van allerlei abstrakte begrippen dieonmisbaar zijn om tijdig tot het analytische inzicht te kunnen geraken, datnodig is om zich een met het oog op zijn zelfhandhaving bruikbaar beeldvan zijn getechnificeerde wereld te vormen.

In het door zijn isolement beschermde geestelijke milieu van Mimika enAsmat kon zich daarentegen een denktraditie ontwikkelen en handhaven,die heel wat minder op analytisch inzicht gericht was. Bij de methodisch-ordenende benadering van de werkelijkheid lag het accent veeleer op deassimilatie van pasklare, met behulp van magisch-mythische kategorieën apriori door vorige generaties sluitend gemaakte en als entiteiten overgele-verde komplexen van begrippen. Analytisch inzicht, waaraan het steedsweer kunnen stellen van nieuwe vragen en een voortdurende vergroting vanhet aantal associatiemogelijkheden inherent zijn, heeft trouwens in deautochtone, sinds lang redelijk goed uitgebalanceerde levenssituatie langniet zoveel zin als in het dynamische westen, dat zijn recente technologi-sche sprongen nog sociaal en kultureel moet verwerken. In de beslotenautochtone gemeenschappen brengen de oudere generaties de jongere alvroeg de magisch-mythische kategorieën bij, die integratief zijn voor hetwereldbeeld dat de achtergrond vormt waartegen het menselijke bestaanals zinvol wordt ervaren. Als kinderen in een dergelijk geestelijk milieuopgroeien, kapselt hun denkwereld, waarvan die magisch-mythische kate-gorieën de hoekstenen vormen, zich al spoedig in. De kansen, dat alsnogassociatie van traditionele met westerse denkbeelden plaatsvindt, vermin-deren daarbij zienderogen. Omdat zij afbreuk doen aan de afgerondheidvan het traditionele wereldbeeld, worden de laatste categorisch geweerduit het hechte komplex van associaties, waarmede men van kindsbeen af

202

Page 214: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

vertrouwd is. Verbannen naar de beslotenheid van de school, is hun vervan het leven van alledag, nog slechts een geïsoleerd leven beschoren.

Gelet op het bovenstaande, zal het duidelijk zijn dat het Mimikaansedorpsonderwijs, daar het zich met zijn verouderde westerse opzet be-paalde tot het opdienen van de voor geheel West-Irian uniform voorge-schreven leerstof op een manier die alleen maar verbale stofbeheersingtoestond, weinig bijdroeg tot het overbruggen van de kulturele kloof tus-sen de autochtone en de westerse wereld. Het stelde zich op het stand-punt, dat de geestelijke beïnvloeding van het kind tot het ogenblik, waar-op het voor het eerst kennis maakt met de school, te onbelangrijk wasom daadwerkelijk met daarbij optredende lokale verschillen rekening tebehoeven houden. Nergens bleek b.v. dat men er zich bij het geven vanrekenonderricht van bewust was, dat Mimikaanse en Asmatse kinderen opschool moeten omschakelen van het eigen tweetallige op het westerse tien-tallige stelsel. Al ligt voor de hand, dat zij daarom een aanpak behoeven,die m.n. in het begin fundamenteel afwijkt van die van b.v. Muju- ofAmungme-kinderen die van huis uit met een nummersysteem vertrouwdzijn, dat de tien ver overschrijdt. Al met al voorzag het onderwijs in devorm waarin en de wijze waarop het gebracht werd niet in een soepeleaansluiting met de gedachtenwereld van het kind. Ook al verliest dezeeen zekere kneedbaarheid nooit volledig, toch staat zij in de kleuterperiodete zeer aan kulturele beïnvloeding vanuit de huiselijke omgeving bloot omop een leeftijd van vijf, zes jaar nog ongestraft als tabula rasa te kunnenworden beschouwd.

Een moeilijkheid vormde het gebruik van de Bahasa Indonesia alsinstruktiemedium. Zomin als het eveneens tot de Austronesische of Maleis-Polynesische taalfamilie behorende Keiees, de moedertaal van het meren-deel der guru's, vertoont de Bahasa verwantschap met de Asmat- en deMimikataal. Al evenmin is er sprake van verwantschap met de Indo-Germaanse talen, met behulp waarvan de onderwezen leerstof oorspron-kelijk was ontwikkeld (Drabbe, Het onderwijs op Nieuw-Guinee). Geziende wisselwerking tussen taal en denkwijze (Kwant 1964, pp. 155 e.v.;Langer 1965, pp. 99 e.v.) is het daarom niet verwonderlijk, dat de denk-wereld van de leerlingen gespleten was. De wereld van de school stond losvan die van het huiselijke milieu. Die scheiding ging zover dat tal vanovereenkomstige, wat hun inhoud aangaat zelfs gelijke kategorieën, vooralals zij ook maar enigszins gekompliceerd waren, vanwege het verschil inkulturele kontext niet als overeenkomstig werden onderkend. Volledig vantoepassing op de onderwijssituatie in Mimika is de opmerking van Hans(1949, p. 42):

Before entering the school the pupils have acquired a proficiency in their mothertongue, have built up a vocabulary covering most of the objects of sense-im-pressions and their daily activities. At school they have to superimpose on thisbasis a language of ideas and abstract relations expressed entirely in a foreignmedium. Their minds become split into two water-tight compartments- one for

203

Page 215: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

ordinary things and actions expressed in their mother tongue and another forthings connected with school subjects and the world of ideas expressed in aforeign language. As a result they are unable to speak of their home affairs inthe school language and about learned subjects in their mother tongue.

Niet overbodig is daarom zijn waarschuwing:

Educators who boldly undertake to impose a foreign language as a medium orinstruction run the risk of loosing the fruits of all their efforts by producing ageneration with a superficial knowledge inconnected with its surroundings andprevious experiences.

waaraan hij terecht toevoegt:

The danger is especially great when the mother tongue and the school languagebelong to different linguistic groups (1949, p. 62).

Daar komt bij, dat de meeste met het dorpsonderwijs belaste guru's deBahasa Indonesia zelf onvoldoende beheersten om in staat te zijn tot hetgenuanceerde taalgebruik dat voor de uitleg van (westerse) abstrakte be-grippen onmisbaar was. Bovendien was hun eigen kennis van het westersebegrippenapparaat grotendeels in het verbale vlak blijven hangen. Zo zij alin staat waren die begrippen buiten het verband van het leerboek te ge-bruiken, lukte hun dit doorgaans alleen dankzij zelfbedachte betekenis-sen, die echter nogal eens van de algemeen gangbare afweken. Niet alleenwas dit het geval met samengestelde begrippen als 'democratie', 'zedelijk-heid', 'ontwikkeling' en 'vooruitgang', maar ook met eenvoudige als'goed', 'mooi', 'werk' en 'ijver'. In feite deed het zich voor bij alle begrip-pen, waarvan de betekenis een normatieve inslag verraadt en die daaromalleen vanuit een kontext kunnen worden verstaan. Geen wonder is hetdaarom, dat zij de westerse leerstof niet in begrijpelijke vorm konden aan-bieden en dat hun leerlingen bijgevolg ook in het boeiendste proza nietmeer dan een opeenstapeling van frasen zagen.

Een en ander in aanmerking genomen, is er reden te over om voor watbetreft de eerste schooljaren de keuze van de Bahasa Indonesia als instruk-tiemedium weinig gelukkig te achten. De intellektuele gespletenheid van deleerlingen werd er immers door in de hand gewerkt, terwijl zij de kans opkortsluiting bij de overdracht van westerse begrippen vergrootte.

Men kan zich nu afvragen of er wel een andere keuze mogelijk geweestwas. Die vraag kan zonder meer bevestigend worden beantwoord. Er valtgeen zinnig motief te bedenken, waarom het onvolprezen linguistische werkvan pater Drabbe behalve voor de uitbreiding van het missie-areaal en tenbehoeve van het godsdienstonderricht niet systematisch voor het dorps-onderwijs zou kunnen worden aangewend. Voor huiselijk gebruik immershadden heel wat guru's en njora's zich reeds een behoorlijke spreekvaar-digheid in de lokale taal eigen gemaakt, al waren er maar weinigen bereiddie kennis ook in de klas buiten de godsdienstoefeningen en de ordehand-

204

Page 216: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

having te gebruiken. Dialektverschillen waren daarenboven niet van dienaard, dat zij een onoverkomelijke hindernis zouden vormen.

4.2.4 SamenvattingDe Mimikaanse onderwijssituatie in haar geheel overziende - in het mid-den wordt gelaten in hoeverre de situatie in Asmat of in andere delen vanWest-Irian daarmee vergelijkbaar mag worden geacht - hebben we be-merkt, dat het dorpsonderwijs noch in sociaal noch in kultureel opzichtvoldoende lokaal geïntegreerd was om een effektieve rol in het aanpas-singsproces te kunnen spelen. Het laat zich aanzien, dat dit in belangrijkemate zowel te wijten was aan de opzet van dit onderwijs als aan de per-soneelsbezetting en het gebruik van de Bahasa Indonesia als instruktie-medium. De redenen daarvoor kunnen als volgt worden samengevat:Wat betreft zijn opzet:a. de in drie c.q. vier jaren onderwijs geboden leerstof was in de gegeven

omstandigheden te elementair om van praktisch nut te kunnen zijn;b. het bood te weinig mogelijkheden voor een soepele aanpassing aan de

per nederzetting soms sterk uiteenlopende lokale omstandigheden.Wat betreft de personeelsbezetting:

het peil van de bezetting was dooreengenomen laag, wat zich m.n. inde wijze van lesgeven wreekte; vaak, vooral ook omdat op ruimeschaal - in het begin vrijwel uitsluitend - Keiese leerkrachten wareningezet, was het lesgeven overmatig op memoriseren gericht, wat ver-balisme in de hand werkte.

Wat betreft het Indonesisch als instruktiemedium:de taalfamilie, waartoe het Indonesisch behoort, is een andere dan dievan de moedertaal der leerlingen of die van de westerse talen, waarinhet bij het onderwijs gebruikte begrippenapparaat is ontwikkeld, hetgeenal evenzeer tot verbalisme heeft geleid.

4.2.5 Regionaal onderwijsbeleid; mogelijkheden en beperkingenWat kan nu worden gedaan om de effektiviteit van het onderwijs op tevoeren? Vooropgesteld zij, dat een totale opheffing van de genoemde ge-breken op korte termijn in elk geval niet mogelijk is. Behalve met dechronische schaarste aan mensen en middelen, dient immers rekening teworden gehouden met institutionele faktoren die een efficiënt onderwijs-beleid bemoeilijken. Men denke aan de historische bindingen van het on-derwijs met de corporaties die in het verleden op onderwijsgebied baan-brekend werk hebben verzet, maar, door moeilijkheden van financiële enpersonele aard in hun vernieuwingspogingen gehinderd, vaak niet meermet de tijdsomstandigheden meekunnen. Die faktor doet vooral opgeld insituaties waarin een versnelde sociaal-economische aanpassing aan debuitenwereld noodzakelijk is.

Wat het in Mimika waargenomen verbalisme betreft, moeten we onsrealiseren, dat dit verschijnsel niet specifiek is voor de onderwijssituatie in

205

Page 217: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

dat gebied, ook al heeft het daar ongewoon ernstige vormen aangenomen.Het feit alleen al dat een kuituur optreedt als referentiekader van een an-dere, brengt het min of meer klakkeloos overnemen van allerlei symbo-len met zich mee, waarvan de betekenisinhouden niet, of althans niet on-middellijk, voor de dragers van de overnemende kuituur duidelijk zijn. Opzichzelf schuilt daar niets verontrustends in. Het gaat dan ook niet zozeerom het verschijnsel als zodanig als om de mate, waarin het zich in eenbepaalde situatie - i.c. die van Mimika - voordoet. Dit laatste vanwegezijn vertragende invloed op het aanpassingsproces.

De maatregelen, gericht op verhoging van de effektiviteit van het on-derwijs, zijn vanuit beleidsoogpunt te onderscheiden in:a. maatregelen die om organisatorische redenen en ter vermijding van een

chaos op onderwijsgebied slechts op nationaal of supra-regionaal niveaukunnen worden getroffen;

b. maatregelen die bij voorkeur op regionaal niveau dienen te worden ge-troffen.

Tot a behoren m.n. die maatregelen, welke de algemene opzet van hetonderwijs betreffen. In het bijzonder rekenen we daartoe het geheel vanmaatregelen, dat in de loop van 1961 genomen werd ter uitvoering van hettegen eind 1960 opgestelde onderwijsplan. Dit voorzag voor geheel hettoenmalige Nederlands-Nieuw-Guinea in zevenjarig lager onderwijs, voorde landelijke streken in twee fasen: vier jaar elementair lager onderwijsvoor alle leerlingen, waarna de meer begaafden met drie jaar aansluitendonderwijs het zevenjarige lager onderwijs zouden voltooien, terwijl deoverigen meer praktisch gericht eindonderwijs zouden ontvangen (Uno-rapport 1961, p. 124; Lagerberg 1962, p. 179).

Terecht wijzen de opstellers van het eerder aangehaalde rapport van de Wereld-bank over de Territory of Papua and New Guinea erop dat leerlingen die hunopleiding niet vervolgen 'must not be regarded or be given cause to regard them-selves as failures, . . . it should be a normal thing for them to attend primaryschool as a preparation for village life'. Ook voor West-Irian geldt: 'However,if this outlook is to become accepted and the boys and the girls who are notselected for secundary schools or vocational training - and their parents - arenot to feel disillusioned or dissatisfied, it appears that a new orientation needsto be given to the primary curriculum, since those who pursue the present oneshow little desire to remain in the villages'. Volledig onderschrijven we de me-ning van de opstellers, dat, om dit te bereiken, 'the grounding (the primary schoolcurriculum gives in literacy and the other knowledge and skills required forentry to secundary school training) must be so related to village life that itsvalue in enriching this may be obvious to both pupils and parents' (1964, p. 293).

Rechtstreeks op de opvoering van de effektiviteit van het lager onderwijsgerichte maatregelen - zoals de genoemde wijziging van zijn opzet - heb-ben alleen zin, als zij geïntegreerd zijn in het totale onderwijsbeleid metals een der belangrijkste doelstellingen de afstemming van het aantal abitu-riënten van verschillende schooltypen op de allengs toenemende behoefte

206

Page 218: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

van de samenleving aan werkers met uiteenlopende opleidingen. Een teruim aanbod van mensen die zijn opgeleid voor een leidinggevende en/ofadministratieve funktie, maar voor wie in de economisch nog weinig ge-differentieerde samenleving onvoldoende gelegenheid bestaat hun verwor-ven bekwaamheden rendabel te maken, is al even verwerpelijk als eente krap aanbod. Het eerste moet vanuit het sociaal-economische gezichts-punt van de faktorallocatie zonder meer als verspilling worden beschouwd.Bovendien geeft het aanleiding tot politieke instabiliteit. Vooral zal dit hetgeval zijn, als relatief grote aantallen gegadigden met een door scholingsterk verhoogde aspiratie-niveau geen emplooi kunnen vinden in de be-roepen, waarvoor zij zijn opgeleid, zodat velen van hen zich op de politiekwerpen. Alleen daarin is het hun immers mogelijk om, ongeacht het —veelal negatieve - marginale sociale nut van hun aktiviteiten en ten kostevan een rechtvaardige inkomensverdeling, een inkomen te verwerven datenigszins aan hun verwachtingen tegemoet komt.10 Het tweede remt deeconomische ontwikkeling omdat het zich wreekt in een tekort - ook eente geringe arbeidsreserve moet als zodanig worden aangemerkt — aan(midden)kader. Voor de bezetting van sleutelposities in de moderniserendeeconomie moet dan een beroep worden gedaan op — dure — ex-patriates.Dit brengt ons op het onderwerp van het vak- en beroepsonderwijs, waar-op hierna nog zal worden teruggekomen.

Een afstemming van het aanbod van op de vraag naar gekwalificeerdearbeid is bij de gegeven bevolkingsdichtheid in West-Irian op regionaalniveau niet mogelijk. Met name geldt dit voor het landelijke gebied, waar-toe Mimika en Asmat behoren en dat wat zijn economische ontwikkelingbetreft nog in de kinderschoenen staat. Pogingen daartoe zouden slechtsafbreuk doen aan het tempo van de sociaal-economische integratie van deafzonderlijke gebieden tot een groter geheel. In het bijzonder zou de tot-standkoming van een effektieve regionale arbeidsverdeling worden vertraagd.

Maatregelen als bedoeld onder b zijn met name die, welke zich mindermet de algemene opzet van het onderwijs als zodanig, dan met zijn invoe-ring ter plaatse bezig houden. Ten aanzien van het regionale onderwijs-beleid dringt zich een drietal vragen op t.w.1. Wanneer is bepaald gebied of een bepaalde nederzetting rijp voor

formeel onderwijs?2. Hoe dient het te worden ingevoerd en wat zijn de belangrijkste punten

waarop daarbij moet worden gelet?3. Aan welke eisen dient het in te voeren onderwijs te voldoen?

10. 'Discrepantie tussen schoolse kennis en een daaraan niet evenredig economischpeil leidt enkel tot ontevredenheid. Deze ervaring werd ook meermalen in Indonesiëopgedaan. Daar beschikte men over bekwame onderwijsdeskundigen en knappeguru's, doch in de regel ontbrak de socioloog die de onderwijsvoorziening op dereële structuur van de samenleving wist af tet stemmen. Door dit manco zijn vaakbelangrijke fouten gemaakt in sommige streken.' P. Koeze, Nota over 'FundamentalEducation' op Nieuw-Guinea, 1949.

207

Page 219: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

ad 1. Ten aanzien van het tijdstip van invoering geldt, dat formeel onder-wijs eerst dan op zijn plaats is, wanneer er voldoende economische pers-pektieven bestaan om de maatschappelijke hervorming te kunnen verant-woorden, die noodzakelijk is om het als sociaal instituut zijn plaats in desamenleving te doen innemen. We mogen immers niet vergeten, dat on-derwijs bij degenen die eraan deelnemen verwachtingen opwekt van beteretoekomstkansen. Het is daarom een eis, dat op de duur aan die verwach-tingen tenminste in zoverre wordt voldaan, dat er voldoende mogelijkhedenbestaan om het op school geleerde zinvol in praktijk te brengen.

ad 2. De ervaringen met het dorpsonderwijs in Mimika leren, dat het geenaanbeveling verdient in een samenleving als de Mimikaanse, waarvan desociale struktuur nog veel vragen onbeantwoord laat en waarvan de gees-telijke kuituur grotendeels nog een gesloten boek is, meteen met onderwijsnaar westers voorbeeld te beginnen. De doeltreffendheid van de openingvan katechistenschooltjes als voorbereidende stap wagen we in dit verbandte betwijfelen. Voor het godsdienstonderricht geldt immers hetzelfde alsvoor andere vormen van westers onderwijs, nl. dat de mogelijkheden totzijn sociaal-strukturele en kulturele integratie aanvankelijk zeer gering zijn.Vooral wanneer we zien dat de bevolking bijzonder geestdriftig is voor eenhaar van huisuit vreemd instituut als het westerse onderwijs, is het zaakdat we ons, ter vermijding van eventuele teleurstelling, terdege afvragenwat wel de beweegredenen van dat enthousiasme mogen zijn. Juist het na-laten hiervan heeft in Mimika geleid tot toenemende aversie tegen dedorpsschool. Daar komt nog bij, dat haar rol van statussymbool in deprestigestrijd tussen de verschillende lokale groepen, anders dan in Asmat,inmiddels was uitgespeeld. Zij wordt er nog slechts beschouwd als middelom het ondanks alles toch wel op prijs gestelde kontakt met de buiten-wereld te handhaven - een nederzetting met een guru heeft nu eenmaaleen zekere aantrekkingskracht voor Chinese handelaren en opkopers vanbevolkingsprodukten - of eenvoudig om moeilijkheden met het Bestuur uitde weg te gaan.

Zoals we zagen, waren in de bestudeerde gebieden de verwachtingen tenaanzien van het onderwijs met hun nog sterke magisch-mythische onder-toon hoog gespannen. Om de kans op teleurstelling en aversie zoveel mo-gelijk te verkleinen dient de aanbieding van westers onderwijs mede daar-om van meet af aan ingecorporeerd te zijn in een op sociale en economi-sche inpassing in een supra-regionaal kader gerichte politiek. Alleen dankan worden bereikt, dat zij plaats maken voor meer gematigde, op econo-misch-rationele overwegingen gefundeerde verwachtingen. Complementai-re overheidsaktiviteiten in dit verband zijn:

a. het scheppen - ook ter plaatse - van werkgelegenheid voor de ge-bruikmaking waarvan kennis van 'the three R's' onmisbaar is en die zo-doende het direkte economische nut van het onderwijs demonstreert;

b. adult education en/of gemeenschapsontwikkeling, die weliswaar een

208

Page 220: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

aanzienlijk breder terrein bestrijkt, maar in West-Irian, behalve als alge-mene beleidsconceptie, wegens de zware personeelslasten en de absoluteschaarste aan geschikte krachten slechts op bescheiden schaal is te reali-seren; beide hebben met elkaar gemeen, dat zij bij oordeelkundig gebruikde aanzet vormen voor een de gehele samenleving doordringend bewust-wordingsproces, waardoor deze elk alternatief van de traditionele situatieniet meer bij voorbaat verwerpt. Het spreekt vanzelf, dat adult educationdan wel meer moet omvatten dan een analfabetencursus - waarbij de na-zorg in de vorm van lektuurvoorziening gewoonlijk ontbreekt - en watobligate lessen in environmental sanitation. Hoe men dergelijke, de be-wustwording van de bevolking prikkelende aktiviteiten overigens noemt,is van minder belang. Het allesoverheersende praktische probleem daaren-tegen is hoe personeel aan te trekken, dat zó vrij is van etnocentrisme, dathet, zonder zich blind te staren op de vertrouwde westerse oplossingen,niettemin vanuit de eigen kuituur kan bijdragen tot de oplossing van delokale problematiek.

ad 3. Als we er vanuit gaan, dat formeel onderwijs als instituut geaccep-teerd moet zijn, wil het in het proces van sociale en economische her-strukturering van de samenleving een daadwerkelijke rol kunnen vervul-len, is het duidelijk dat het als een van origine vreemde, i.c. westerse, in-stelling bij zijn invoering voldoende moment mede moet brengen. Is dit nl.niet het geval, dan induceert het door zijn vreemdheid al spoedig zoveelweerstanden, dat zijn integratie in de besloten autochtone zelfvoorzienings-gemeenschappen belangrijk wordt vertraagd. Het bezit van voldoendemoment houdt in, dat het aan een tweetal eisen voldoet:

a. t.a.v. het peil: de geboden scholing moet van een behoorlijke omvangen samenstelling zijn, m.n. toegespitst op de praktische toepassing; alleendan kan worden verwacht dat de bevolking met behulp daarvan haaroriëntatie in haar sedert de openlegging grondig veranderde wereld kanhervinden, zodat zij er, mede dankzij het onderwijs, in slaagt haar zelf-handhaving veilig te stellen;

b. t.a.v. de snelheid van invoering: het onderwijs moet voldoende flexi-bel zijn om in het beginstadium, wanneer de lokale verschillen in kuituuren maatschappelijke struktuur het grootst zijn, onmiddellijk te kunnen aan-haken bij behoeften die, hoewel bewust, toch te nieuw zijn dan dat erreeds door de traditionele instituten in zou kunnen worden voorzien.

Met betrekking tot de eerstgenoemde eis kan worden opgemerkt, datonderwijs dat voor de praktijk van het leven van alledag weinig bruikbaarste bieden heeft, door de bevolking al spoedig als zinloos wordt ervaren.Als we dan ook konstateren, dat de autochtone belangstelling gaandewegvermindert, is het zaak ons af te vragen of de bevolking wel vrede heeftmet het bestaande onderwijspeil. Overigens gaat het bij de opvoering vandat peil niet alleen om uitbreiding van de leerstof, maar al evenzeer om debestrijding van het verbalisme (zie boven). Als dit wordt nagelaten, zouden

209

Page 221: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

de leerlingen met al hun op de schoolbanken opgedane kennis spoedig ineen positie komen te verkeren, welke te vergelijken is met die van eenambachtsman die in het bezit is van een prachtige kollektie gereedschap-pen, maar de sleutel mist van de kist waarin alles is opgeborgen.

Bezien we nu het onderwijs in Mimika in het licht van het voorgaande,dan blijkt aan de eerste eis nauwelijks, aan de tweede niet te zijn voldaan.Verhoging van het peil, maar vooral ook verbetering van de aansluiting bijde eigen kuituur waren er daarom geboden. Wat betreft het eerste, mochtworden verwacht, dat de uitvoering van het eerdergenoemde onderwijs-plan ook de onderwijssituatie in Mimika op den duur gunstig zou beïn-vloeden. Daarmede zou immers worden bereikt, dat het dorpsonderwijsin vergelijking tot voorheen meer te bieden heeft, b.v. een taalbeheersingdie de leerlingen in beginsel in staat stelt tot het onderhouden van een brief-wisseling. In hoeverre zij daar in de praktijk hun voordeel mede zullendoen, blijft echter de vraag, aangezien dit mede van de mate van verbalismeafhangt. Gelijktijdig met de uitbreiding van de leerstof dient men zich danook met de beteugeling van dat verbalisme bezig te houden Dit vereistbezinning op de onderwijsmethoden in het bijzonder op de wijze van les-geven. Het veilig stellen van de aansluiting van de leerstof bij de ervarings-kennis, die de leerlingen al in hun eigen omgeving hebben opgedaan, isimmers noodzakelijk om vervreemding van het eigen milieu te voorkomen.

De manier waarop een onderwijzer lesgeeft is in hoge mate een uitingvan diens totale persoonlijkheid, zoals die mede door zijn vakopleiding ge-vormd is. Bestrijding van verbalisme dient daarom te beginnen met eenverbeterde selektie van het onderwijspersoneel en een vakopleiding, dierekening houdt met de door het aanpassingsproces aan het onderwijs ge-stelde eisen. Van stringente voorschriften aangaande de wijze van lesgevenis in dit verband niet veel te verwachten. In de eerste plaats is de kontroleop hun naleving in een gebied als Mimika onbegonnen werk. In de tweedeplaats zouden zij al spoedig tot frustratie van het verantwoordelijkheids-gevoel van de betrokken leerkrachten leiden en hen van hun taak ver-vreemden. Mede daardoor zou - indirekt weliswaar - aan de toch almatige roep, die het dorpsonderwijs bij ODO- of Kweekschoolabituriën-ten geniet, afbreuk worden gedaan.

Bij een opleiding als boven bedoeld, dient, meer nog dan bij een onder-wijzersopleiding in een westers land, aandacht te worden besteed aan vak-ken als sociale pedagogie en maatschappijleer. Met het oog op het alsregel landelijke milieu van tewerkstelling zou het ook goed zijn als in hetlesprogramma een eenvoudige inleiding in de ecologie zou worden opge-nomen. Het gaat er om bij de toekomstige onderwijzers begrip te kwekenvoor de sociale en economische problemen waarmee zij in aanraking ko-men. In zoverre hun geschiktheid voor dorpsonderwijzer afhangt van hetbezit van eigenschappen als verdraagzaamheid en improvisatietalent, wordtmen geacht op de aanwezigheid daarvan al bij de selektie van de kandi-daten te hebben gelet.

210

Page 222: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Als middel om de nadelen van het dorpsonderwijs-oude-stijl, t.w. zijngeringe doeltreffendheid, te verminderen hebben de - driejarige - vervolg-scholen nuttige diensten bewezen. Zij beschikten over beter gekwalificeerdeleerkrachten (in Mimika was de meerderheid van Europese landaard), zo-dat mocht worden verwacht, dat de wijze van lesgeven er, beter dan bijhet dorpsonderwijs het geval was, op de aard van de leerstof was afge-stemd. Toch heeft het instituut van het vervolgonderwijs nooit meer daneen noodoplossing kunnen bieden. Aan dit instituut zijn nl. twee nadelenverbonden, die het voor streken als Mimika minder geschikt maken:

1. De leerlingen hadden, alvorens tot de vervolgschool te worden toe-gelaten, op een leeftijd waarop hun ontvankelijkheid nog zeer hoog was,al drie klassen van een dorpsschool doorlopen, waarin zij voornamelijk opop memoriseren waren getraind en zelfstandig redeneren nauwelijks aanbod kwam. Daar kwam bij, dat het advies van de dorpsonderwijzers bijde toelating tot de vervolgschool zwaar woog. Gezien hun opvattingenover het onderwijs en de geschiktheid daarvoor, moet dit twijfelachtigworden geacht. Met name aan de geheugenfunktie werd overdreven veelbelang gehecht.

2. Het merendeel der leerlingen was intern, bovendien min of meerdwangmatig onttrokken aan hun huiselijke omgeving. Ofschoon op kortetermijn aan de plaatsing op internaten voordelen verbonden zijn, b.v. datvan een meer regelmatig schoolbezoek - zoals we zagen vormde dit inMimika geen probleem - , hebben op lange termijn de nadelen toch deoverhand. Niet alleen werkte het onttrekken uit de vertrouwde omgevinghet ontstaan van verbalisme in de hand, maar ook bracht de opname in deinternaten met hun puriteinse kostschoolsfeer de evenwichtige emotioneleontwikkeling van het kind in gevaar. De opname in internaten heeft deintellektualistische vervreemding van de eigen omgeving en van het eigenkulturele erfgoed bevorderd en de abituriënten van de vervolgscholen, openkele gunstige uitzonderingen na, buiten de autochtone gemeenschap ge-plaatst.

Te weinig werd ermede rekening gehouden dat 'Any educational system orcurriculum which cuts the child off from the sources of his experience andemotions stands self-condemned, for human beings cannot develop normallyexcept through intellectual and emotional contacts with their fellows within thevarious communities to which they naturally belong or to which they are linkedby necessity or affinity' (Dottrens 1962, p. 155).

De in de nederzettingen algemeen waargenomen afkeer van het inter-naatssysteem, die o.m. tot uiting kwam in de ongeïnteresseerdheid van debevolking als het er om ging leerlingen voor de vervolgschool te selek-teren, was dan ook bepaald niet zonder grond. Dit neemt uiteraard nietweg, dat ook de nog beperkte economische horizon daaraan tot op zekerehoogte debet zou kunnen zijn.

Al met al menen we aan een ander instituut, t.w. dat van de eveneens

211

Page 223: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

driejarige centrale dorpsscholen zonder internaat (Uno-rapport 1961, p.133), voor het lager vervolgonderwijs de voorkeur te moeten geven bo-ven dat van de vervolgscholen. Van het instituut van de centrale dorps-scholen, dat op het tijdstip van de overdracht van het Bestuur over West-Irian aan UNTEA in 1962 nog in een pril stadium van ontwikkelingverkeerde, zijn voor het Minika- en Asmatgebied bijkomende voordelente verwachten:

a. Invoering van centrale dorpsscholen leidt tot vermindering van de indit gebied nog overheersende sociale beslotenheid van de afzonderlijke lo-kale groepen, die er onder meer toe heeft geleid dat huwelijken over enweer sedert de pacificatie tot de uitzonderingen behoren en die bovendiende ontwikkeling van een regionaal en nationaal besef belemmert. Te ver-wachten is, dat de belangstelling voor de centrale dorpsscholen snel zaltoenemen zodra de bevolking er eenmaal van overtuigd is, dat aan datschooltype in veel mindere mate dan aan de vervolgscholen het bezwaarvan vervreemding kleeft. Vooral zal dit het geval zijn als er voor de abi-turiënten een goede kans is, dat zij hun kennis nuttig in praktijk kunnenbrengen. Om de kinderen naar de centrale dorpsscholen te zenden zal danmeer en meer een beroep worden gedaan op verwanten, woonachtig in denederzettingen, waarin die scholen gevestigd zijn. Daardoor wordt het ookvoor kinderen uit afgelegen nederzettingen, voor wie het dagelijkse heenen weer trekken naar de dichtstbijzijnde centrale dorpsschool te bezwaar-lijk is, mogelijk volledig lager onderwijs te volgen. Gezamenlijk school-bezoek van kinderen van verschillende lokale groepen bevordert het ont-staan van grotere samenlevingsverbanden van secundaire aard. Deze ma-ken de voorheen door de oorlogen uitgeoefende kompenserende en sane-rende funkties geheel of gedeeltelijk overbodig. Daar komt bij, dat zij instrijd zijn met groepsisolationisme-oude-stijl dat de aanpassing op econo-misch gebied in de weg stond. We kunnen slechts hopen, dat groepsisola-tionisme-nieuwe-stijl - niet dat van familiegroepen maar dat van groepenop levensbeschouwelijke grondslag - hetwelk onder het Nederlandse be-wind op West-Irian hier en daar al even de kop opstak, niet als rem opde sociale ontwikkeling in de plaats treedt. Een voorbeeld daarvan biedende Moslimgemeenschappen in overwegend christelijke gebieden.

b. Invoering van centrale dorpsscholen maakt een algehele sanering vanhet dorpsonderwijs psychologisch haalbaar. Een dergelijke, o.i. noodzake-lijke, sanering houdt het samenvoegen in van een aantal wegens hun inferio-riteit ondoelmatige (eenmans)scholen van het bestaande type tot groteredorpsscholen, zoveel mogelijk in die nederzettingen waarin ook de centraledorpsscholen worden gevestigd. Hierdoor bereikt men: 1. dat de versnip-pering van krachten over een groot aantal elk voor zich ondoelmatige een-heden wordt tegengegaan; 2. een efficiënter schoolbeheer door vergemak-kelijking van de kontrole; 3. meer gelegenheid tot het coachen van aan-komende onderwijzers; 4. verkleining van de kans dat onderwijzers per-soonlijke, voor de sociaal-economische ontwikkeling schadelijke hobbies

212

Page 224: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

uitleven en 5. vergroting van de mogelijkheid ter bestrijding van het ver-balisme audio-visuele hulpmiddelen te gebruiken.

Het centrale Asmatgebied met zijn naar verhouding omvangrijke be-volkingsconcentraties en zijn net van goed bevaarbare waterwegen (ziehfdst. I par. 2 en 3), dat het gebruik van snelle motorboten bij wijze vanvarende schoolbussen mogelijk maakt, leent zich beter voor de vestigingvan centrale dorpsscholen (CDS'en) dan het gebied van de Casuarinen-kust en het Mimikagebied. Gunstige vestigingsplaatsen zijn de Asmatneder-zettingen: Saowa/Erma, Agats, Ajam, Atsj en, in een later stadium. wel-licht ook Omandesep. Vanuit dat vijftal nederzettingen kan een gebiedworden bestreken, dat ongeveer 22.500 inwoners telt, waaronder rond4.800 kinderen in de leeftijd van 6 tot 14 jaar. In het gebied van deCasuarinenkust en in Mimika zouden met het oog op de moeilijke ver-bindingen 4 resp. 4 a 5 CDS'en nodig zijn voor een gebied met ongeveer9.000 resp. 9.300 inwoners, waarvan er tenminste 1.900 resp. 2.000 totde genoemde leeftijdsgroep behoren. Als mogelijke vestigingsplaatsen aande Casuarinenkust kunnen worden genoemd Basim, Simsagar, Samun enTareo. In Mimika komen als vestigingsplaatsen in aanmerking: Poronggo,Kokonao, Atuka, Hiripao en eventueel ook Waoneripi of Neigeripi.

Indien door het in verhouding tot het leerlingenaanbod grote aantalbenodigde CDS'en in Mimika en aan de Casuarinenkust de kosten perleerling en/of de schaarste aan gekwalificeerde leerkrachten prohibitiefmochten blijken voor een algehele omschakeling op het CDS-systeem, zoueen tussenweg bewandeld kunnen worden. Zo zou men één of meerdereCDS'en (tijdelijk) kunnen kombineren met een klein internaat. In dat gevalzou met minder scholen kunnen worden volstaan. Maar ter beperking vanhet vervreemdingsgevaar dient het aantal interne leerlingen toch zo geringmogelijk te blijven. Vooral in de beginperiode, als het leerlingenaanbod nogop gang moet komen, lijkt de mengvorm de meest aangewezene. Dit nogte meer, omdat wat de kwaliteit van het onderwijs betreft in geen gevalconcessies mogen worden gedaan. Het uiteindelijke succes van de CDS'enhangt daar immers grotendeels van af.

4.3 Vak-en beroepsonderwijs

Hoewel noch in Mimika, noch in Asmat - afgezien van de in 1961 door13 leerlingen gevolgde ambachtspraktijkcursus te Kokonao - instellingenvoor vak- en beroepsonderwijs aanwezig zijn, dienen we er toch wel eenenkel woord aan te wijden. In tweeërlei opzicht is het voor de situatie inde door ons bestudeerde streek van belang:

1. Het is ten dele debet aan het kompromis-karakter dat aan het lageronderwijs en met name het dorpsonderwijs eigen is: enerzijds moev dit eengoede voorbereiding geven om later met succes vakonderwijs te kunnenvolgen; anderzijds mag dit niet leiden tot een overmaat aan parate kennis

213

Page 225: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

waarvoor de samenleving vooralsnog geen emplooi biedt. In dit verbandmoge het eerder aangehaalde citaat uit het rapport van de Wereldbankover de Territory of Papua and New Guinea in herinnering worden ge-roepen (p. 206). Ook de sociale en economische bezwaren, die kleven aaneen overmaat van administratief geschoolden (zie p. 207), mogen niet uithet oog worden verloren.

2. Het opent perspektieven voor een intensivering van het kontakt metde buitenwereld, waarvan de bevolking allerlei - voornamelijk materiële -voordelen verwacht.

Bij het vak- en beroepsonderwijs viel de nadruk tamelijk eenzijdig opde beheersing van technieken. Toch is het voor autochtone werkers, af-komstig uit een traditioneel milieu, heel wat gemakkelijker zich een aantaltechnische handgrepen (in de meest ruime zin van het woord) eigen temaken, dan een juist inzicht te verkrijgen in een konkrete arbeidssituatiedie steeds wesr noodzaakt tot kiezen uit een reeks van alternatieve han-delingen en beschikbare technische mogelijkheden. Technische trainingdient dan ook, meer dan in het westen, vergezeld te gaan van een alge-mene vorming, die de werkers in staat stelt de eigen arbeidssituatie sociaalen economisch te overzien. Eerst dan kan van hen een keuze worden ver-wacht, die zowel in economisch als in sociaal opzicht verantwoord is. Dekans wordt erdoor verkleind, dat de arbeid tot een zinloze routine vervalt,daardoor emotioneel onbevredigend wordt en op den duur - wegens on-juist reageren op situatieveranderingen - in zijn economische rendabiliteitwordt aangetast. Juist door hun gebrekkig inzicht in de arbeidssituatieweten autochtone werkers de westerse technieken, waarmede zij o.m. doormiddel van het vak- en beroepsonderwijs vertrouwd zijn geworden en dievoor hen de toegangssleutel vormen tot de moderne technische beschaving,zelden of nooit doelmatig te gebruiken bij hun pogingen tot beïnvloedingvan hun omgeving.

5 GEMEENSCHAPSONTWIKKELING

5.1 De situatie ter plaatse

We gaan ervan uit, dat de autochtone samenleving voor haar instandhou-ding op menswaardig niveau snel in een ruimer (nationaal, supra-regionaal)verband moet worden opgenomen. Zulks kan alleen worden bereikt d.m.v.economische en sociale aanpassing aan de buitenwereld en we vragen onsaf in hoeverre daarbij ook aan gemeenschapsontwikkeling (communitydevelopment) een rol kan worden toebedeeld. In het laatstuitgebrachteUNO-rapport over Nederlands-Nieuw-Guinea (1961, p. 122) wordtCommunity Development (CD) omschreven als

een benaderingswijze bij het ontwikkelingsbeleid, waarbij getracht wordt niet al-

214

Page 226: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

leen het individu, doch een hele gemeenschap door zelfwerkzaamheid tot beterelevensomstandigheden te brengen. Maatregelen op sociaal en economisch gebiedworden hierbij in gecoördineerd verband toegepast met opvoeding in ruime zin.

Het rapport vermeldt verder, dat er geen afzonderlijke organisatie voorCD bestaat en dat CD als het ware is ingebouwd in het bestaande over-heidsapparaat.

In het toenmalige Nederlands-Nieuw-Guinea was er dus sprake vaneen vorm van gemeenschapsontwikkeling, waarbij het bestaande overheids-apparaat zoveel mogelijk intakt wordt gelaten en die als adaptief bekendstaat. Dit lag ook wel voor de hand. De situatie was er overzichtelijk, hetwerk als geheel bezat er nog een hanteerbare omvang, het overheidsapparaatfunktioneerde er adekwaat en in het algemeen bestond er een bevredigendecoördinatie tussen de betrokken diensten (Bertholet 1963, p. 11). Op re-gionaal niveau berustte de algemene coördinatie van de verschillende akti-viteiten op het gebied van gemeenschapsontwikkeling bij het Bestuur, i.c.de resident en het onderafdelingshoofd. De onderafdelingen Mimika enAsmat vormden wat dat betreft geen uitzondering.

De algemene conceptie van het in het begin van de jaren zestig gevoerdebestuursbeleid berust in belangrijke mate op dezelfde denkbeelden, die ookaan de gangbare opvattingen over gemeenschapsontwikkeling ten grondslagliggen. Het is daarom niet verwonderlijk, dat bij de behandeling daarvanin par. 2 van dit hoofdstuk reeds aspekten naar voren kwamen, die ditbeleid deelt met wat men onder gemeenschapsontwikkeling pleegt te ver-staan. Zo bespraken we al:

1. de coördinatie van de werkzaamheden der overheidsdiensten die zichelk op hun eigen terrein met ontwikkelingswerk bezighouden met de doorde corporaties uitgeoefende aktiviteiten en met de op aanpassing gerichteeigen inspanningen van de bevolking;

2. de verbetering van het sociaal-psychologische klimaat mede door hetherstel van het vertrouwen in de Overheid en het development mindedmaken van de bevolking;

3. het bevorderen van een algemeen bewustwordingsproces bij de be-volking als conditio sine qua non a. voor het wekken van begrip voor dedoor de openlegging ontstane verandering in levensomstandigheden en vande daardoor opgeroepen problematiek en b. voor het onderkennen van deontoereikendheid van de traditionele, in de autochtone instituten veran-kerde middelen om de — nieuwe — problemen tot oplossing te brengen;

4. de sociale zowel als de kulturele integratie van het onderwijs, waar-door dit aan effektiviteit wint en, meer in het bijzonder, ook zijn betekenisvoor het aanpassingsproces toeneemt.

Aan het aktiveren van de zelfwerkzaamheid van de bevolking — betergezegd het richten van haar creativiteit en expansiedrang op de beoogdeaanpassing — anders dan door maatregelen in het kader van de vier ge-noemde punten dient nog een enkel woord te worden gewijd.

215

Page 227: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Voor een doelmatig richten van creatieve en expansieve neigingen opversnelde aanpassing is nodig, dat de instanties die zich dit tot taak hebbengesteld, een juiste voorstelling hebben van hetgeen aanpassing uiteindelijkinhoudt. De vraag kan worden opgeworpen, in hoeverre dit inderdaad hetgeval was. Wat betreft de als noodzakelijk onderkende herstruktureringvan de autochtone samenleving, is het niet gewaagd te veronderstellen, datde betrokken instanties bij de voorstelling die zij zich daarvan maakten,uitgingen van een maatschappijopbouw waarvan het beeld hun vertrouwd'voorkwam. In West-Irian was dit destijds een westerse, en wel de Neder-landse, vooral ook omdat de leidinggevende funktionarissen toen nog over-wegend uit Nederland afkomstig waren. De meesten van hen waren er nietop getraind in sociaal-strukturele alternatieven te denken, zodat hun alsregel maar één maatschappijbeeld min of meer helder voor ogen stond.Hun visie op de toekomst refereert dan ook begrijpelijkerwijs in hoge ma-te aan de hedendaagse westerse aktualiteit.

Het is duidelijk, dat zich in de door ons bestudeerde autochtone samen-levingen struktuurwijzigingen aan het voltrekken zijn, waardoor de over-eenkomst met westerse samenlevingen toeneemt. Zo gaat zich een groterdeel van het sociale leven afspelen in secundaire samenlevingsverbanden.Maar dat betekent niet, dat zij uiteindelijk volledig zal verwestersen, al-thans niet in de gebruikelijke zin van het woord. In de eerste plaats is destruktuur van de westerse samenlevingen zelf weinig homogeen, zodateigenlijk niet van 'de' westerse maatschappij kan worden gesproken.Voorts is ook die struktuur bij voortduring onderhevig aan demografischeen technologische veranderingen en, niet te vergeten, aan kulturele beïn-vloeding van buitenaf als gevolg van het kontakt met niet-westerse vol-keren.

In de tweede plaats kent ook de westerse samenleving tal van instituten,die, door onvoldoende aanpassing min of meer a-funktioneel of reedsdysfunktioneel geworden, tot verdwijnen zijn gedoemd, maar nochtans,omdat zij nu eenmaal een zeker - zij het ook afnemend - moment bezitten,voortgaan de maatschappijstruktuur mede te bepalen. Volledige overnamevan een midden-twintigste-eeuwse westerse maatschappijstruktuur doorde autochtone samenleving zou daarom inhouden, dat deze zich ook deballast van verouderde c.q. onaangepaste instituten op de hals haalt. Datkan er alleen maar toe leiden dat haar aanpassing wordt vertraagd: behal-ve van de oorspronkelijke last van haar eigen, uit de tijd zijnde institutenzou zij zich dan bovendien nog moeten zien te bevrijden van een soort-gelijke last van vreemde origine.

In de derde plaats wijken de economische omstandigheden, waaronderde autochtone samenleving haar aanpassing moet trachten te bewerkstelli-gen, hemelsbreed af van die waaronder de economische reeds ver ontwik-kelde westerse samenlevingen destijds de basis voor hun huidige welvaarthebben gelegd. Daardoor is het voor ex-patriates van westerse origine -met name voor degenen die daar niet uit hoofde van opleiding en/of spe-

216

Page 228: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

ciale belangstelling op bedacht zijn - moeilijk zich te verplaatsen in de speci-fieke problematiek van het betreffende ontwikkelingsgebied. Dat beschiktnu eenmaal niet over een omvangrijke, uit het verleden daterende en nogsteeds groeiende kapitaalgoederenvoorraad, een reeds in een ver verledentot traditie geworden beroepsmatige arbeidsverdeling en een volledig ge-institutionaliseerd onderwijs, dat, alle onvolkomenheden en verouderingenten spijt, reeds generaties lang op die arbeidsverdeling is afgestemd. Menkonstateert het gemis wel, maar beseft niet de draagwijdte daarvan opsociaal en economisch gebied.

De drie genoemde punten maken het meer dan aannemelijk, dat wes-terse, reeds geïnstitutionaliseerde oplossingen voor de problemen waarvoorhet westen staat dan wel tot voor enkele decennia stond, zich niet zondermeer lenen voor de problemen, waarvoor samenlevingen als die van hetdoor ons bestudeerde gebied na de openlegging zijn komen te staan enwaarmee zij in de loop van het aanpassingsproces alsnog zullen wordengeconfronteerd. Pogingen om de westerse maatschappijstruktuur bij eenin overgang verkerende, niet-westerse samenleving integraal ingang te doenvinden zijn dan ook bij voorbaat tot mislukking gedoemd.

Op grond van het voorgaande valt het te verwachten, dat niet de huidigewesterse maatschappij struktuur het uiteindelijke resultaat van het procesvan maatschappelijke herstrukturering zal zijn. Ook is het weinig zinvolte veronderstellen, dat de vernieuwde en nieuw ontwikkelde institutenergens het midden zullen houden tussen die van de traditionele autochtoneen die van de tegenwoordige westerse samenleving(en) met hun grotediscrepanties tussen de sociale en de technologische ontwikkeling. Vande andere kant is het zeker niet gemakkelijk, zo niet onmogelijk, met eenredelijke mate van betrouwbaarheid te voorspellen hoe die samenlevingener na hun aanpassing aan de buitenwereld dan wel uit zullen zien.

In het algemeen hadden de door het Gouvernement en de R.K. Missiein Mimika en Asmat tewerkgestelde Europeanen bij hun sociale hervor-mingspogingen nauwelijks oog voor de historische en ecologische bepaald-heid van de samenleving, waaruit zijzelf afkomstig waren. Omdat zij despecifieke aspekten van haar problemen niet voldoende onderkenden, ont-ging hun de betrekkelijkheid van de situationesl gebonden oplossingen,welke de in die samenleving bestaande instituten bieden. Onwillekeurigprezen zij daardoor, alle inmiddels geëvolueerde richtlijnen van hogerhanden hun eigen goede bedoelingen ten spijt, toch westerse oplossingen als deenig juiste aan. Te veel leek het er op, dat zij als vanzelfsprekend be-schouwden dat

modernization and the adoption of western technology and forms of economicactivity require the simultaneous transformation of a society to exhibit westernsocial structure and even to assume most of the social values of the West(Hoselitz 1960, p. 56).

Dit, gevoegd bij het vanwege hun voor autochtone begrippen ongehoorde

217

Page 229: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

materiële welstand aanklevende supcrioriteitsodium en de reminiscentiesdie zij opriepen aan de koloniale machtshebbers van weleer met hun straf-sankties, maakte hen voor hun taak van 'community development work-ers' minder geschikt. Het door hen ter hand genomen maatschappelijkeontwikkelingswerk ondervond daarvan de nadelen.

In de eerste plaats werd vruchtbare communicatie tussen de westersefunktionarissen en de plaatselijke bevolking bemoeilijkt door wat we hetverschijnsel van de pseudo-gesprekken zouden willen noemen. Wat in hetkader van de gemeenschapsontwikkeling doorging voor 'gesprekken' tussende vertegenwoordigers van de autochtone groepen en de betrokken funk-tionarissen, had meestal maar weinig gemeen met het mondelinge uitwis-selen van gedachten dat een gesprek per definitie is. Menige met voorlich-tingswerk belaste ambtenaar nam tijdens tournees niet de tijd om te luis-teren naar argumenten die aan een onderhoud een andere wending zoudenkunnen geven als met het door hem beoogde instruktieve karakter over-eenkwam. Vooroordelen beletten nogal eens dat men zich openstelde voorde mening van autochtone gesprekspartners. Tegenspel was dan al bijvoorbaat uitgesloten. Hoewel aan de gespreksvorm de hand werd gehou-den, bracht geen enkel onderhoud het dan in wezen verder dan een mo-noloog. De door de spreker niet helemaal au serieux genomen autochtonepartners hadden het toehoren, op gezette tijden weliswaar afgewisseld metobligate betuigingen van instemming. Laatstgenoemden legden zich daarmet een verstandig opportunisme bij neer en wel door het spel mee te spe-len en de schijn op te houden. Een en ander in de trant van: 'U bent heter toch zeker allemaal wel mee eens?' 'Natuurlijk, mijnheer, hoe zoudenwe iets beters kunnen bedenken'. Dit gaf het voordeel, dat zo bij de wes-terse partner de illusie werd gewekt, dat men het volmaakt met zijn plan-nen eens was, hoe weinig realistisch men die ook mocht vinden. Huneigen mening, waar hooguit pro forma om werd gevraagd, deed er immerstoch niet toe. En wat had het dan voor zin de westerling die het kennelijkgoed bedoelde, voor het hoofd te stoten? In het gunstigste geval zou eendergelijke onbeleefdheid alleen maar tot de verlenging van een vervelendemonoloog leiden; in het ongunstigste liep men, door aldus de schijn vanonvoldoende coöperatieve gezindheid op zich te laden, ook nog de inuitzicht gestelde materiële steun (in de vorm van plantmateriaal, tuin-bouwgereedschappen, dakzink, cement etc, zaken die het meespelen vanhet spel best waard waren) mis. Het geschetste euvel viel in Asmat o.m.waar te nemen bij de van bestuurszijde ondernomen voorlichting m.b.t. deklapperaanplant. In Mimika deed het zich met name voor bij de aanlegvan het modeldorp te Kokonao en de vaststelling van de bijbehorende werk-schema's. In feite manifesteerde het zich op elk gebied waarop doeltref-fende voorlichting en volledige medewerking van alle betrokkenen onmis-baar waren voor het welslagen van een gemeenschappelijke aktiviteit.

Het ontbreken van een werkelijke communicatie tussen de met het ont-wikkelingswerk belaste funktionarissen en de lokale bevolking verhinderde

218

Page 230: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

de juiste vaststelling van een prioriteitenschema voor de behoeften ter be-paling van de in het kader van de gemeenschapsontwikkeling te onder-nemen akties. Het had nl. tot gevolg:a. dat bij de bevolking reeds langer levende behoeften — '(originally) felt

needs' - niet of nauwelijks naar voren kwamen;b. dat reëel bestaande, maar nog niet ervaren behoeften vaak verborgen

bleven, n.1. voor zover noch de bevolking, noch de betrokken funktio-narissen zich van hun bestaan bewust waren, hoewel een open gesprekdergelijke behoeften al spoedig zou hebben kunnen onthullen en zo in'(newly) felt needs' transformeren;

c. dat de 'ascertained needs' voor een belangrijk deel bestonden uit be-hoeften, die de autochtone gemeenschap ten onrechte - uitsluitend van-uit de westerse achtergrond van die funktionarissen - werden toege-schreven; behoeften dus die niet reëel zijn maar wel als zodanig wordengesuggereerd.

Gelet op het voorgaande, lijkt ons het gebruikelijke onderscheid tussen'felt needs' en 'ascertained needs' voor de praktijk van het ontwikkelings-werk in Mimika en Asmat weinig zinvol te zijn. Integendeel, het geeft aan-leiding tot misverstanden tussen de autochtone bevolking en de betrokkenfunktionarissen en werkt bij laatstgenoemden een scheve voorstelling vande lokale situatie in de hand. Meer zinvol komt daarentegen het onder-scheid voor tussen reëel aanwezige behoeften - bewuste zowel als onbe-wuste — en op grond van hun veronderstelde aanwezigheid gesuggereerdebehoeften, alsmede dat tussen behoeften van de gemeenschap als zodanigen behoeften van haar leden als individu. Anders dan de eerste, laten dezeonderscheidingen een meer objektieve benadering van de plaatselijke pro-blematiek toe.

Een ander nadeel, dat in laatste instantie eveneens op de eenzijdigegerichtheid van de communicatie valt terug te voeren, is dat van infor-matieverlies. Het blijkt b.v. dat oudere autochtonen die aan hun kennis ophet gebied van de voedselvoorziening en van de farmaceutische waardevan inheemse kruiden en andere natuurprodukten ten dele hun gezag ont-leenden, weinig geneigd zijn die kennis (die overigens met kundighedenvan magische en rituele aard verweven is) aan anderen over te dragen.Sinds hun weinig bemoedigende ervaring, dat hun daarop gebaseerderaadgevingen niet alleen door betweterige Europeanen, maar ook door dejongere generatie die de school heeft bezocht, in de wind worden geslagen,geven zij, liever dan de kans te lopen zich belachelijk te maken, er devoorkeur aan hun kennis voor zich te houden. Kortom, doordat de ouderenweigeren hun traditionele rol van gemeenschapsgeheugen nog langer tevervullen, stokt de mondelinge overlevering van know how en gaat dezeop de duur voor het nageslacht verloren (verg. Kouwenhoven 1958, p. 64).

219

Page 231: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

5.2 Dorpsraden

De opvatting, dat men bij het streven naar versnelde ontwikkeling vaneen traditionele gemeenschap haar leden aktief behoort in te schakelen wan-neer prijs wordt gesteld op blijvende resultaten, is niet van de laatste jaren.Zij ligt niet alleen ten grondslag aan wat onder gemeenschapsontwikkelingwordt verstaan, maar vormt ook de achtergrond van het instituut van dedorpsraden, dat als concept reeds van oudere datum is. In Mimika hieldmen zich van bestuurszijde vanaf 1952 met dorpsraden bezig. Toch is mener het experimentele stadium nimmer te boven gekomen, hoewel Mimika,mede dankzij het toenmalige onderafdelingshoofd ctr. Lagerberg, de eersteonderafdeling was, waar dorpsraden werden geïnstalleerd. Hun geschie-denis was niettemin een leerzame.

In de dorpsraden hadden zitting: a. het dorpshoofd als voorzitter, b.diens plaatsvervangers en helpers, c. de taparú-oudsten en d. het school-hoofd als raadgever. Bij de instelling van de raden ging men er van uit, dataldus aansluiting werd verkregen bij de traditionele struktuur waaraan,zoals in hoofdstuk I reeds werd opgemerkt, eenhoofdig gezag vreemd was.In de raden dacht men een middel te hebben gevonden om, in afwijkingvan de traditie, bij de beraadslagingen over dorpsaangelegenheden ookjongeren te betrekken. Deze zouden zich daardoor in meerdere mate voorde gang van zaken in de nederzetting verantwoordelijk voelen. Gehooptwerd, dat de raden de taak van de dorpshoofden op den duur zoudenovernemen. Ondanks de gezonde gedachtengang, waarop het instituut vande dorpsraden steunde, hebben deze toch nimmer aan de verwachtingenbeantwoord. Enkele oorzaken kunnen daarvoor worden aangewezen.

Als eerste noemen we het bestuurlijke klimaat. De instelling van deraden anticipeerde nog op de daartoe onmisbare verandering in de taak-opvatting van de met het bestuur belaste distriktshoofden en andere amb-tenaren. In het begin van de jaren vijftig had de bestuursvoering in hetNieuw-Guinese binnenland nauwelijks een voet buiten de koloniale tred-molen gezet. Men zag toen in de autochtone bevolking vrijwel uitsluitendeen passief voorwerp van bestuursuitoefening. Het doorsijpelen van meereigentijdse ideeën met betrekking tot het overheidsbeleid naar de lagerebestuurlijke niveaus, m.n. die van het distriktsbestuur, was nog maar pasbegonnen. Het geheel op Europese leest geschoeide bestuursapparaat metzijn frekwente overplaatsingen belette in het bijzonder de lagere, meren-deels nog uit de koloniale periode stammende 'inheemse' (lees: Molukse)bestuursambtenaren de perfektionistische regelingen van bestuurszijde,waarmee zij vertrouwd waren, te laten wijken voor op het eerste gezichtminder doelmatige regelingen. Ook al hadden die het voordeel van de be-volking zelf afkomstig te zijn. Dit is wel verklaarbaar. De op een goedestaat van dienst bedachte ambtenaren konden zich de weelde van het expe-riment niet veroorloven. Hun ambtelijke carrière dwong hen, als het er opaan kwam, de voorkeur te geven aan snelle, éclatante schijnsuccessen bo-

220

Page 232: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

ven duurzame, reële successen. Niet alleen zijn die als regel weinig specta-culair, maar omdat zij nu eenmaal een veel langere rijpingstijd nodig ple-gen te hebben, is de kans groot dat zij op het krediet van een opvolgerkomen. Daardoor, en door het ontbreken van deugdelijke evaluatiemaat-staven, heerste in het lagere bestuurskorps niet zelden een après-nous-le-déluge-stemming. Voor de jonge dorpsraden, die hun vorm en werkwijzenog moesten trachten te ontdekken, was dit niet bevorderlijk. De beproefdemethode van het 'vlot even regelen' - vaak om papieren successen achterafinhoud te kunnen geven — was in hoge mate debet aan de in bestuurskrin-gen alom gewraakte tunggu perintah-(ikut perintah-, turut perintah-)men-taliteit van de bevolking (verg. o.m. Pouwer 1955. Schoorl 1957, alsmedeeen reeks van bestuursverslagen, betrekking hebbend op geheel het toen-malige Nederlands-Nieuw-Guinea).

Een tweede, al even belangrijke oorzaak waarom de dorpsraden in Mi-mika er niet in zijn geslaagd van de grond te komen, is gelegen in hunsamenstelling. De dorpshoofden, die de raden ambtshalve voorzaten, wa-ren op voordracht van de distriktshoofden door het onderafdelingshoofdaangesteld. Evenals dit ook elders op Nieuw-Guinea - Westelijk zowel alsOostelijk — wel het geval was geweest, vielen die door het Bestuur aange-stelde dorpshoofden - enkele gunstige uitzonderingen daargelaten (Ipiri,Keakwa, Timika en Potoway) - op door een volslagen gemis aan oor-spronkelijk gezag. In de eerste plaats werd bij hun aanstelling vrijwel nim-mer het bezit van leidinggevende kapaciteiten als eis gesteld, doch veeleereen zekere inschikkelijkheid, alsmede kennis van het Indonesisch. In detweede plaats hielden de eigenlijke leiders zich tijdens bezoeken van tour-nerende ambtenaren zoveel mogelijk op de achtergrond. Mocht de gemeen-schap al eens de neiging koesteren invloedrijke figuren naar voren te schui-ven (wat onwaarschijnlijk moet worden geacht, omdat zij er geen belangbij had hen ook nog officiële sankties te laten geven) dan nog had zij wei-nig kans. Dat waren immers juist degenen die zich dankzij hun gevestigdeinvloed met succes konden verweren tegen pogingen hun de rol van offici-ele zondenbok op te dringen. Als regel bezaten de door de bevolking alskandidaten voor het hoofdschap naar voren geschoven figuren niet meerpersoonlijkheid dan nodig was om met succes als stootkussen tussen Be-stuur en dorpsgemeenschap te kunnen dienen. Deze hield het dorpshoofddan ook voldoende de hand boven het hoofd om het risico van zijn afzet-ting te vermijden. Daardoor zou zij immers andermaal voor de moeilijk-heid worden geplaatst een representatieve, maar tamelijk invloedlozegroepsgenoot te vinden, die bereid was regelmatig in de nederzetting aan-wezig te zijn wanneer blijken van misnoegen van tournerende bestuurs-ambtenaren en missionarissen in ontvangst moesten worden genomen(Worsley 1957, p. 41).

Waren de Mimikaanse dorpshoofden wegens hun geringe prestige alniet de meest geschikte figuren om het voorzitterschap van de dorpsradenuit te oefenen, het raadmanschap van de dorpsonderwijzers moest ronduit

221

Page 233: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

bedenkelijk worden genoemd. Door het aanvaarden van het raadman-schap namen deze impliciet de taak op zich de dorpsgemeenschap tecoachen. In hun kwaliteit van raadsman stonden zij tot de gemeenschapin een verhouding, ongeveer als die van een full time community develop-ment worker, een verhouding die echter niet met hun officiële onderwij-zersstatus verenigbaar was. Volledig van toepassing op de Mimikaansesituatie is het navolgende citaat van Batten:

. . . , they (= the people) tend to see them (= government-officers) in the samelight as they see themselves - with power to order, direct, and even to punish.The same is true of the teachers, even village teachers, whenever they act as localrepresentatives of outside authority - in this case the authority that controls theschool - rather than as members of the village community.

The community development worker needs an attitude of quite a differentkind. He has to establish friendly personal relations with people; to get alongsidethem, as it were, so that he can find out with them what their difficulties areand to interest them in finding ways to overcome them. To do this he must bepatient and unassuming, adept at getting people to think for themselves, andslow to put forward ideas of his own. He must be able to sit through discussionswithout dominating them, helping to reconcile differences and always emphasiz-ing the common interest (1959, p. 18).

Voor elke dorpsonderwijzer, Mimikaans of Keiees, moet het kombinerenvan zijn funktie van onderwijzer met die van raadsman van de dorpsraadwegens de onvermijdelijke rolkonflikten die dit met zich meebrengt, on-gewenst worden geacht. Wat betreft de onderwijzers van Mimikaanse ori-gine, komt daar nog bij, dat de meesten te jong waren om in de gemeen-schap, waarin zoals we zagen vanouds ouderen de toon aangaven, eengezaghebbende stem te kunnen laten horen over andere zaken dan deschool. Daarenboven bleven zij, behalve als zij toevallig in de nederzettingvan hun eigen verwanten waren geplaatst, evenals hun Keiese collega's,voor de dorpsgemeenschap vreemden. Vooral laatstgenoemden droegenals regel alleen kennis van dorpsaangelegenheden, in zoverre die kerk enschool aangingen. Voor het overige waren zij van de reële en vermeendebehoeften van de gemeenschap in hoge mate onkundig, hetgeen gezien hunhouding t.o.v. de bevolking niet zo verwonderlijk is (zie boven pp. 95).Diskussiëren met autochtonen was voor hen eenvoudig ondenkbaar: mendiskussiëert nu eenmaal niet in ernst met personen van wie men geen ver-standig woord terug verwacht. In het gunstigste geval deelt men zijn beve-len op een vriendelijke manier uit. Van alle onderwijzers die we sprakenover de aktiviteiten van de dorpsraad in hun standplaats gaf de meerder-heid onomwonden te verstaan het absurd te vinden het recht van de autoch-tonen op eigen traditionele waarden te moeten erkennen. In het algemeenmisten zij een der eigenschappen die onontbeerlijk zijn om met succeste kunnen werken in het kader van de gemeenschapsontwikkeling nl.'cultural understanding, acknowledgement of the right of rural people tohave their own traditions and values' (Bertholet 1963, p. 15). Het voor-

222

Page 234: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

gaande in aanmerking genomen, wekt het geen verwondering dat de dorps-raden niet als zodanig funktioneerden. Na korte tijd dienden zij alleennog als spreekbuis van Bestuur en Missie. Als zij al bijeen kwamen, washet uitsluitend na oproep door de dorpsonderwijzer voor de voorlezing vanambtelijke missives, die als regel opdrachten van het betrokken distrikts-hoofd inhielden, ofwel voor het doorgeven van bestellingen, afkomstig vande Missie. De onderwijzer deelde dan eigenhandig het werk in, waarbij hijzo min mogelijk aan het toeval of - wat voor hem op hetzelfde neerkwam- aan het initiatief van de autochtone raadsleden overliet. Samenvattendmenen we te mogen vaststellen, dat het Mimikaanse dorpsradenexperimentniet geslaagd is en dat dit minder aan de onderliggende principes dan aanhet bestuurlijke klimaat en - vooral - aan de samenstelling van de radenmoet worden geweten.

5.3 De Mimika-Adviesraad

Op 6 juni 1952 werd in Mimika een regionale adviesraad geïnstalleerd,waarin vertegenwoordigers van de Dienst van Binnenlandse Zaken (bin-nenlands bestuur, politie, bevolkingszaken), van de Dienst van CultureleZaken (onderwijs), alsmede van de R.K. Missie zitting hadden. Ondermeer stelde de raad voor de bevolking een aktiviteitenschema op, waarinwerken en feesten elkaar afwisselden en dat het samenlopen van opdrach-ten van verschillende instanties beoogde te voorkomen. Het inzicht, dat dehoogste wijsheid m.b.t. het ontwikkelingswerk niet gelegen is in het vanhogerhand tot in finesses indelen van het leven van alledag, had in deMimika-Adviesraad nog geen baan gebroken. De raad die overigens nietsgemeen had met de streekraden elders in West-Irian, die van veel lateredatum waren, verwaterde kort na zijn oprichting.

5.4 Van traditionele naar nieuwe vormen van samenwerking

In het algemeen houdt maatschappelijke herstrukturering van fragmenta-rische samenlevingen als die van Asmat en Mimika in, dat de voorheenbesloten lokale gemeenschappen meer en meer opgaan in grotere territori-ale verbanden. Die gemeenschappen waarbinnen het leven van de enkelingzich in zijn totaliteit placht af te spelen, boeten dan als levenskader meeren meer aan betekenis in. Secundaire samenlevingsverbanden die de pri-maire doorkruisen nemen die funktie in toenemende mate over.

Op beperkte schaal was, zoals we zagen (pp. 38 e.v.), doorbreking van de grenzender familiegroepen ook aan de traditionele struktuur niet geheel vreemd. Zij wasechter ondergeschikt aan de handhaving-tot-alle-prijs van de familiegroepen. Menherinnere zich in dit verband de bondgenootschappen die ter gelegenheid van

223

Page 235: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

oorlogen tussen onderling soms weinig verwante groepen werden gesloten. Hetverschijnsel deed zich daarbij voor, dat die bondgenootschappen door uitwisselingvan vrouwen en kinderen verwantschappelijk werden bezegeld dan wel dat daar-toe d.m.v. rituelen als het Asmatse adoptieritueel bij uitstek: tsjeser jiwi (ziep. 45) een quasi-familieband in het leven werd geroepen. In het algemeen wer-den relaties met personen, die niet tot de eigen groep behoorden, verwantschap-pelijk geïnterpreteerd. Men bleef zodoende uitdrukkelijk binnen de primaire sfeer.

Op economisch gebied heeft dat opgaan in grotere verbanden, m.n. waarhet gepaard gaat met of mede veroorzaakt wordt door de intrede van(westers) geld en goederen, tot gevolg dat de traditionele stelsels van on-derling en wederkerig hulpbetoon (met name die in het kader van de ver-wantschappelijke dichotomie) in sociaal-economisch opzicht niet meer vol-doen. Voor de verkrijging van geldinkomen, benodigd voor de aanschafvan de zo begeerde importartikelen, zijn die immers van weinig of geennut. Langzamerhand ontstaat er dan behoefte aan vormen van samenwer-king, die wat dat betreft meer mogelijkheden bieden. Een eerste eis isdaarom, dat zij op de markteconomie zijn afgestemd. Hun betekenis insociaal-struktureel opzicht blijft echter beperkt, zolang de bestaande stel-sels van onderling en wederkerig hulpbetoon hun sociaal-integratieve taakvoor het overige nog naar behoren vervullen.

Mede aangespoord door de resultaten, behaald in tropisch Afrika waar de Over-heid zich al vanaf 1920 met coöperaties als middel tot bevordering van de wel-vaart der plattelandsbevolking heeft bezig gehouden (Huizinga 1959, pp. 215-232), heeft het Gouvernement van het voormalige Nederlands-Nieuw-Guinea ineen aantal landelijke streken de oprichting van - als regel gemengde - coöpera-ties geëntameerd. Gezamenlijk en voor gemeenschappelijke rekening producerenzou de autochtone bevolking in staat moeten stellen tot een efficiënter gebruikvan de haar ter beschikking staande produktiemiddelen. Haar concurrentiepositieop de afzetmarkt zou zodoende worden versterkt met als gevolg een verhogingvan het geldinkomen. Uitschakeling van door derden uitgeoefende kleinhandel zouhaar in de gelegenheid stellen dit zo voordelig mogelijk te besteden. In een aan-tal gevallen was de oprichting een uitgesproken succes. Zo konden de hout-hakkerscoöperatie van Roembati in de onderafdeling Fak-Fak, alsmede decoöperatie van copaltappers van Makororo in de onderafdeling Teminaboeanals bloeiend worden aangemerkt (Van Dooren 1959, pp. 241-259).

Bij de gemeenschapsontwikkeling kunnen coöperaties een katalysator-funktie vervullen en wel door lokale initiatieven te bundelen en op eenniet te ver verwijderd, konkreet doel te richten. Indien de omstandighedendaartoe gunstig zijn, is het mogelijk, dat een coöperatie haar werkterreingeleidelijk uitbreidt en, zoals in Rumbati, tot een multipurpose instellingvan formaat uitgroeit. Maar het gevaar is niet denkbeeldig dat men, af-gaande op dergelijke voorbeelden, die katalysatorfunktie enigszins over-schat en vergeet, dat de uitoefening daarvan afhankelijk is van een reeksvan voorwaarden waaraan in West-Irian pas op enkele plaatsen wordt vol-daan. Veelal verwacht men meer van de sociaal-integratieve invloed van

224

Page 236: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

coöperaties dan overeenkomt met het karakter van die instellingen, dieals van opzet eenzijdig-zakelijke belangengemeenschappen aan de tra-ditionele maatschappijstruktuur vreemd zijn. Al te vaak wordt bij de op-zet uit het oog verloren, dat het belang van de coöperatie haar leden door-gaans te weinig aanspreekt om zich daarvoor bij afwezigheid van interneof externe sancties blijvend offers te getroosten. Nu hebben externe sanc-ties in de vorm van dwang van buitenaf wegens de weerstanden die zijoproepen weinig zin, terwijl interne sancties het bestaan van een op behar-tiging van het coöperatiebelang gerichte sociale kontrole veronderstellen.Maar daarvan kan eerst sprake zijn zodra dat belang een evident gemeen-schapsbelang is geworden, zodat zijn behartiging als een sociale plicht wordtervaren. In het algemeen kan men stellen, dat, naarmate dit laatste minderhet geval is, de institutionalisering van de coöperatie meer tijd vergt dn dezeminder kans van slagen heeft.

Een levenskrachtige coöperatie kan als regel alleen tot ontwikkelingkomen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:1. er moet reeds een enigszins ontwikkelde markteconomie bestaan;2. de traditionele stelsels van onderling en wederkerig hulpbetoon dienen

mede als gevolg daarvan m.b.t. hun welvaartsbevorderende taak in ge-breke te zijn geraakt;

3. de samenleving mag niet te sterk gefragmenteerd zijn;4. de voordelen van de coöperatie moeten de bevolking duidelijk voor

ogen staan, b.v. door de aanwezigheid ter plaatse van welvarende, al-lochtone handelaren die als referentiekader fungeren;

5. er moeten voldoende gekwalificeerde autochtone krachten beschikbaarzijn om de kontinuïteit van de leiding der coöperatie veilig te stellen;

6. er moet effektieve kontrole op de leiding mogelijk zijn, daar anders depersoonlijke belangen van de leiders al spoedig meer dreigen te wordenbehartigd dan die van de coöperatie als zodanig, die daardoor tot eenpseudo-coöperatie vervalt die alleen nog maar dient ter verrijking vanenkelingen.

Aangezien Asmat en Mimika aan geen der genoemde voorwaarden beant-woordden, heeft men er van overheidswege met het entameren van coöpe-raties nog weinig haast gemaakt. Een in Oost-Mimika door derden onder-nomen poging een coöperatie op te richten bleek niet tot duurzame resul-taten te hebben geleid.

SLOTBESCHOUWING

In het voorgaande hebben we allereerst getracht tot een voor beleidsdoel-einden bruikbare analyse te komen van de complexe problematiek die hetgevolg was van de overgang van de oorspronkelijke situatie waarin deautochtone samenlevingen van Mimika en Asmat verkeerden, naar desituatie die was ontstaan door de verbreking van hun isolement. Een ver-

225

Page 237: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

gelijking van beide gebieden in sociaal en kultureel opzicht bleek daarbijnuttige diensten te hebben bewezen. Nadat uit een antropografische ver-gelijking van hun sociale struktuur en hun kultuur-in-engere-zin aanwij-zingen waren bekomen, dat de oorspronkelijke Asmat- en Mimikasamen-leving noch in struktureel, noch in kultureel opzicht diepgaand van elkaarverschilden, kwam het verantwoord voor met gebruikmaking van de gege-vens waarover werd beschikt, een rekonstruktie-in-grondtrekken te be-proeven van de situatie zoals die vóór de confrontatie met de buitenwereldin het gehele bestudeerde gebied heeft bestaan. De basis voor een be-schrijving van het overgangsproces was hiermede gelegd.

Voortgaande analyse, verricht o.m. aan de hand van een vergelijkendhistorisch overzicht van de openlegging der betreffende gebieden, leerdedat op het beleidsvlak de problematiek grotendeels viel terug te voerenop het feit van de openlegging en, meer speciaal, op de wijze waarop dieopenlegging destijds heeft plaatsgevonden. Opgemerkt worde in dit ver-band, dat de Overheid t.a.v. de openlegging als zodanig niet over een alter-natief beschikte. Zij, d.w.z. het Gouvernement van Nederlandsch-Indië envervolgens dat van Nederlands-Nieuw-Guinea, was door omstandighedendie zij niet in de hand had - de aktiviteiten van paradijsvogel- en krokodil-lenjagers, alsmede het werk van Missie en Zending — in feite gedwongende Mimika- en Asmatstreek onder bestuur te brengen op een tijdstip, dathet haar nog ontbrak aan de voor het voeren van een effektief aanpas-singsbeleid noodzakelijke kennis en mankracht. Bovendien ontbraken devoor een integrale aanpak benodigde financiële middelen. Het aanvanke-lijke Overheidsoptreden ging er onmiskenbaar mank aan eenzijdigheid.Zowel in Mimika als in Asmat hield men zich lange tijd uitsluitend metde pacificatie bezig. Eerst jaren na de openlegging - in Mimika zelfsmeerdere decennia later - werd deze gevolgd door aktiviteiten op het ter-rein van de gezondheidszorg. Specifiek op de economische ontwikkelinggerichte maatregelen zijn in Asmat geheel uitgebleven, terwijl de econo-mische ontwikkeling van Mimika pas in 1958 ter hand werd genomen. Dieeenzijdigheid had de uitschakeling ten gevolge van de oorspronkelijkeregelketen die bij het gegeven lage peil van technologische ontwikkelinghandhaving van het demografische evenwicht bewerkstelligde en waaraanhet te danken was, dat het dreigende gevaar van genetische verarming vande in hoge mate geïsoleerde bevolking niet manifest werd. Met name inMimika werd het gemis aan komplementaire maatregelen, die ofwel eengesloten regelketen overbodig zouden maken - men denke in dit verbando.m. aan maatregelen gericht op economische ontwikkeling en opheffingvan het groepsisolationisme, alsmede op vergrote interterritoriale mobili-teit van de bevolking - ofwel tot zijn vervanging door een aan de ver-anderde omstandigheden aangepaste regelketen zouden kunnen leiden, teduidelijker voelbaar naarmate het tijdstip van de openlegging verder in het

verleden lag.De van buitenaf door westerse instanties, t.w. het Bestuur als het be-

226

Page 238: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

langrijkste plaatselijke orgaan van het Gouvernement, alsmede Missie enZending, ondernomen re-integratiepogingen getuigden in het algemeen vaneen weinig eigentijdse instelling van de betrokken funktionarissen. Dit ver-klaart ten dele waarom deze - veelal onbewust — hebben getracht westerseinstituten en westerse sociale waarden ingang te doen vinden zonder zichaf te vragen of en in hoeverre de autochtone samenleving daar ook medegebaat was. Op grond van onze bevindingen menen we te mogen stellen,dat het matige resultaat van de totdusverre in Mimika ondernomen re-integratiepogingen aan een samenstel van faktoren is te wijten, waarvan weals belangrijkste noemen:

1. het gebrekkige inzicht in de sociaal-ecologische betrekkingen die demaatschappelijke struktuur van de onderzochte samenlevingen in belang-rijke mate medebepalen;

2. de omstandigheid dat de betrokken westerse instanties over lokaleomstandigheden doorgaans te vaag geïnformeerd waren om een beleid tekunnen voeren, dat in voldoende mate lokaal gedifferentiëerd was om aan-sluiting te kunnen vinden bij plaatselijke behoeften;

3. een zekere blindheid voor het feit dat de autochtone bewoners vanhet gebied er met hun archaïsche, door onderlinge strijd gekenmerkte sa-menlevingsstruktuur toch maar in zijn geslaagd zich door de eeuwen heenin hun milieu te handhaven op een niveau dat, strikt genomen, alleen intechnisch opzicht aanmerkelijk lager was dan in het westen en dat zonderroofbouw van betekenis te plegen;

4. de miskenning van het feit dat westerse sociale waarden niet abso-luut zijn en dat westerse sociale instituten niet voor alle tijden en voor alleplaatsen de enig juiste behoeven te zijn;

5. de onvoldoende inschakeling van de autochtone bevolking bij hetzoeken naar een oplossing voor de problemen, waarmee zij in de laatstedecennia werd geconfronteerd;

6. het inzetten van naar verhouding te veel allochtoon personeel, datom zijn sociale en kulturele achtergrond minder geschikt moet wordengeacht (lagere bestuursambtenaren en dorpsonderwijzers van Amboneseresp. Keiese origine);

7. de met name in de beginperiode nog overgrote onbekendheid methet wereldbeeld en de denktradities van de autochtone bevolking, waar-door haar reakties op het nieuwe waarmee zij geconfronteerd werd, devoor het aanpassingsbeleid verantwoordelijke funktionarissen in hoge mateonbegrijpelijk voorkwamen, hetgeen een doelmatige aanpak, m.n. op hetgebied van het onderwijs en de gemeenschapsontwikkeling, verhinderde.

Van die faktoren kunnen er hooguit enkele, t.w. de 3e, de 4e en de 5e,in laatste instantie tot een zeker etnocentrisme of een paternalistisch-distanciërende instelling van de verantwoordelijke funktionarissen wordenherleid. Dit lijkt ons, wanneer we het lijstje in zijn geheel bezien, echterstellig niet voldoende om de achterstand van Mimika op ontwikkelings-gebied kategorisch aan westers etnocentrisme en paternalisme te wijten.

227

Page 239: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Bovendien zou het een generalisatie inhouden, welke aan een niet te on-derschatten aantal plichtsgetrouwe en vooral ook wijze werkers uit vroe-ger dagen, wie het lot van de bevolking waaronder zij werkzaam warenmeer dan gewoon ter harte ging, beslist onrecht zou aandoen.

Aan alle mensenwerk kleven fouten en onvolkomenheden. Op deze re-gel maken noch het ontwikkelingswerk, zoals dat tot in het begin van dejaren zestig in Mimika en Asmat werd uitgevoerd, noch deze bladzijdeneen uitzondering. Zo we bij het ontwikkelingswerk al zekere minder ge-lukkige grepen meenden te moeten onderkennen, dient toch altijd te wor-den bedacht, dat het achteraf konstateren daarvan wel uiterst gemakkelijkis in vergelijking met de taak waarvoor de werker in het veld — die immerszelden in de gelegenheid is zich met het oog op zijn beslissingen goed entijdig te oriënteren - zich geplaatst ziet. Met deze studie werd getracht eenbijdrage te leveren tot de verbetering van het inzicht in de komplexe pro-blematiek waarmee men in de praktijk van het ontwikkelingswerk te ma-ken heeft. Misschien zal zij van enig nut kunnen zijn voor soortgelijkesituaties als die in Mimika of Asmat, waarbij groepen van mensen dieover minder technologische verworvenheden beschikken dan de westersemens van vandaag, door de technische beschaving onder de voet dreigente worden gelopen. Opdat men door eigen fouten wijzer geworden, doormoge gaan in een onaflatend streven naar een voor allen bewoonbarewereld.

228

Page 240: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

LIJST VAN MIMIKAANSE EN ASMATSE TERMEN*

* Mimikaanse termen zijn aangegeven met M, Asmatse met A. Een S geeft aan dathet betreffende woord uit de Sempan-taal afkomstig is. De spelling van de klankensluit zoveel mogelijk aan bij die van het Nederlands. De u staat echter voor deNederlandse oe-klank, de ü voor de Nederlandse u-klank. Mb, m en b zijn wat hunuitspraak betreft vrijwel identiek: ze stellen de labiale m voor. Omdat het labialekarakter aan het begin van een woord het meest tot uiting komt, werd bij woordendie met die consonant aanvangen, aan de spelling mb gewoonlijk de voorkeur ge-geven. Hetzelfde geldt voor nd, n en d, die staan geschreven voor de dentale n-klank. Verdubbeling van een letterteken dat een vocaal aanduidt, wijst op verlengingvan de betreffende klank, b.v. mbaare (= hand).

229

aj jew mbi A

aj tiw Aaj tiw mbakajim A

akam Aakapà Makwere Kamorota Maman tsjes Aambos Aamokojai-ípuku Mamoko we Mamotà Man A

apoo Mar Aaràtsjar ipitsj Aaraw Aaséstsjowotsj AAsmat atakam A

até Mat jan ow Aawer A

awòr A

àwro Mdjení Adji Adjine A

feest ter gelegenheid van het betrekken van eennieuw mannenhuisjongelingenbaring; ook ter aanduiding van de rituele baringals blijk van adoptiepalmsoort met eetbare vruchten: Nipa fruticansschertsKamoro-taalboog met pijlensago: Metroxylonkultuurheroskultuurheroën; mensen van de mythische voortijdsago, sagopalm, zie ambos A(I) schaal, vervaardigd van sagobladschede; (II)vissoort: Lates calcarifer (kakap)houtsoort: Bruguierazaagvis en/of zaagdragergroepsoudste, mvd. aràtsjar owmedicijnbijvrouwAsmat-taal; vroeger alleen gebruikt in de zin van:'over deze nederzetting gesproken,'. . .mannenhuismoralisten, enkelvoud at jan ipitsjschaamschort, oorspronkelijk alleen door gehuwdevrouwen gedragenvissoort: Plotusus (Ikan sembilan)

vissoort, zie awor Ahoutsoort: Heritiera Dryand (ambau)houtsoort: Calophyllumhoutsoort: Terminalia catappa

Page 241: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

djurak Adramane M

em A

emakame Membaktsjem Aem mbakurum Aenem Aenem mber Aépere Mesakap A

étamoko Metsjo pok A

far Afaripis . A

faté . Sfatsj Afatsj pitsjin ep A

fátsjowotsj Afisjerfo A

ipu ndatà M

iuki Míware Miwe M

jahé Sjatiri Mjembes pokmbwi Ajeseni Ajew Ajewew somot Ajew juas A

ji A

ji mbwi Aji ow A

jipae, jipaj; Ajispaar atakam Ajiwi mbakajim A

230

houtsoort: Palaquium spec.houtsoort, zie djurak A

(I) zandlopertrom, (II) houtsoort gebruikt voor hetvervaardigen van zandlopertrommen: Campnosper-ma spec.lett. trom-huis; bepaald feestinitiatie- en wedergeboortefeesttromgeroffel ter begeleiding van gezangvis in het algemeenop visvangst gaanuiterlijkheden, bijkomstighedenvriend met wie men op gezette tijden van huwe-lijkspartner wisselt; zie papisjvissoort: Lutjanus (kakap merah)voorwerp dat herinnert aan de plicht doden tewreken

vishaag

leden van de jew, niet behorend tot de tsjewi ofkerngroep, maar tot de tsjoworekoeskoeszie fate Skoeskoezehuid (met staart), gebruikt als hoofdtooi(ep = staart)eerste vrouw, hoofdvrouwhoutsoort: Canariumhoutsoort: Myristica

echte, authentieke geesthoutsoort: Pometia pinnatavissoort, zie an Ahoutsoort: Hibiscus tiliaceus (waru)

mannenhuishoutsoort: Inocarpus fagiferus

schildenfeesthoutsoort, zie jatiri Mmannenhuisvreemde, m.a.w. vijandelijke nederzettinglett. mannenhuisnaam, ter aanduiding van een

lokale groep

een der beide kosmische beginselen, vitale energie,mannelijk, geassocieerd, ook wel geïdentificeerdmet spermapalmietfeestvooroudergeesten die als dragers van levenskracht

worden beschouwdverzoeningsfeest (pae of paj = verzoening)(verspreiden van) geruchtenbaring (jiwi = kind)

Page 242: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

231

Page 243: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

232

Page 244: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

oneoooo kameootoooto ipíkareo pi mberoréoré kameoseros mbopan ndatoté mburuotsjanowowéowèn

paepae, pai, paj

pajtipakarepapisjpasperdeko

pére kaokapersé tsjenwispipipirkaworpirowpísuwepiwpokpok mberpokmbi, pokmbwipokmbi tsjempota

safansaw mbi

so ets] owsok mbot

somot

M lawangolieM zie o AM lett. varkenshuis: varkensfeestM medicijnM medicijnmanA op jacht gaanM atap: dakbedekking, vervaardigd van palmbladenM semi-permanent huisA houtsoort, zie fo AA boomgeestM knuppel (mburu = kort)A werpspeerA mensen (mvd.)S mensen (mvd.)A duel tussen groepen; in algemene zin ook wel ge-

bruikt voor gevecht, veldslag

A houtsoort, zie apoo MA verzoening, vrede, ook in de betekenis van ver-

zoeningsritueelM beschaamd (gemaakt), beledigdM links, gezegd van vlucht- en schaakhuwelijkA onderlinge ruil van huwelijkspartnerA houtsoort: IntsiaM degenen die behoren tot de moedersgroep van ego

(lett. vagina-mensen)M maitresseA door verwanten geregeld huwelijkM casuarisA idemA tritonschelpA buidelratA dolk vervaardigd van casuarisbotA werpspeerA goederen, voedsel in het algemeenA verzamelen van voedselA feest in het algemeenA feesthuisM houtsoort, zie pas A

A bovenwereldA het mbi van hen die niet op natuurlijke wijze hun

dood gevonden hebben (saw = spijt, verdriet,jammer)

A gezangA zangersA vogelveren, gebruikt als hoofdtooi (sok = vogel in

het algemeen)A nederzetting; ook gebruikt ter aanduiding van de

bewoners

233

Page 245: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat
Page 246: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

235

Page 247: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

GERAADPLEEGDE LITERATUUR

Amelsvoort, V. F. P. M. van

Asch, S. E.

Culture, Stone Age and Modern Medicine, Assen1964Health education aspects of a Nigerian malaria pro-ject: say it through their own people, in: InternationalJournal of Health Education, Vol. XI/1968, No. 2Social Psychology, Englewood Cliffs 1952

Baal, J. van

Bakker, J. C. M.

Batten, T. R.Bertholet, C. J. L.

Beattie, J.Blanco,C.

Boelaars, J.Brookfield, H. C , en

Paula BrownBruton, H. J.

Bruijnis, N. W.Bijlmer, H. J. Th.

Cannegieter, C. A.

Carr-Saunders, A. M.

Colijn, A. H.

Godsdienst en samenleving in Nederlandsch-Zuid-Nieuw-Guinea, Amsterdam 1934Volksopvoeding en onderwijs in Nieuw-Guinea, nota1950Bevolkingspolitiek, nota Hollandia, mei 1954Dema; description and analysis of Marind-anim cul-ture (South New Guinea), 's-Gravenhage 1966Mensen in verandering, Amsterdam 1967De strategie van het economische ontwikkelingsbeleidin het voormalige Nederlands-Nieuw-Guinea, diss.Utrecht 1965School and Community in the Tropics, Londen 1959Community Development in het landelijke milieu, in:Problemen van landen in versnelde ontwikkeling,UCISS, Nijmegen 1963Het ontwikkelingsprobleem in sociaal perspectief, Rot-terdam 1967Other Cultures, Londen 1965The Determinants of Regional Factor Mobility, diss.Rotterdam 1962Papoea's aan de Mappi, Utrecht 1957

Struggle for Land, Melbourne 1963Principles of Development Economics, EnglewoodCliffs 1965Ethnologische Economie, diss. Utrecht 1933Naar de achterhoek der aarde, Amsterdam 1938

De economische toekomstmogelijkheden van Neder-lands-Nieuw-Guinea, Leiden 1959The Population Problem; A Study in Human Evolu-tion, Oxford 1922Naar de eeuwige sneeuw van tropisch Nederland,Amsterdam 1937

236

Page 248: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Correa, H.

Curie, A.

The Economics of Human Resources, diss. Rotterdam1962Educational Strategy for Developing Societies, Lon-den 1963

Dienst van Culturele Zakenvan het Gouvernement vanNederlands-Nieuw-Guinea

Dobzhansky, Th.

OnderwijsplanningHollandia 1960

voor Nederlands-Nieuw-Guinea,

Dooren, P. J. van

Doorn, J. A. A. van, enLammers, C. J.

Dottrens, R.Doucy, A., en Feldheim, P.

Drabbe, P.

Duncan, Otis Dudley

Eisenstadt, S. W.Erasmus, Ch. J.

Firth, R.Firth, R., en

Yamey B. S. (red.)Flierhaar, H. te

Foster, George M.

Foster, Philip

Gajdusek, D. C.

Galenson, W., en Pyatt G.

Gerbrands, A. A.

(red.)

Mankind Evolving, New Haven 1962, Ned. vert.: Debiologische en culturele evolutie van de mens, Aula217, Utrecht/Antwerpen 1965The role of co-operatives in community development,in: Nieuw-Guinea Studiën, Jrg. 3, 1959, pp. 241-259.Moderne Sociologie, Aula 29, Utrecht/Antwerpen1962The primary school curriculum, Unesco, Parijs 1962Travailleurs Indigènes et Productivité du Travail auCongo Beige, Brussel 1958Het onderwijs op Nieuw-Guinee, nota ± 1936Spraakkunst van de Kamoro-taal, 's-Gravenhage 1953Drie Asmat-dialecten, 's-Gravenhage 1963Human Ecology and Populations Studies, in: TheStudy of Population, onder redactie van Ph. M. Hauseren O. D. Duncan, Chicago 1959

Essays on Comparative Institutions, New York 1965Man takes Control; Cultural Development and Ameri-can Aid, Minneapolis 1961

Human Types, Londen 1956Capital, Saving and Credit in Peasant Societies, Lon-den 1964De aanpassing van het Inlandsch onderwijs op Baliaan de eigen sfeer, art. in: Koloniale Studiën, no. 2,1941Traditional Cultures and the Impact of TechnologicalChange, New York 1962Education and Social Change in Ghana, Chicago 1965

Factors Governing the Genetics of Primitive HumanPopulations, in: Cold Spring Harbor Symposia onQuantitative Biology, Vol. XXIX, 1964, pp.121-135.The Quality of Labour and Economic Development incertain Countries, ILO Geneve 1964De taal der dingen, inaug. rede Leiden, Den Haag1966Wow-ipits, 's-Gravenhage 1967The Asmat of New Guinea; The Journal of MichaelClark Rockefeller, New York 1967

237

Page 249: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Germani, G.

Godart, A. L.

Goodenough, W. H.Grant, B.

Habakkuk, H. J.

Hance, W. A.Hanrath, J. J.

Hans, N.

Harbison, F., enMyers, Ch. A.

Held, G. J.

Homans, G. C.

Hoselitz, B. F.

Huizenga, L. H.

Hyrenius, H.

International AfricanInstitute

International Bank forReconstruction andDevelopment

International Labour Office

Ishwaran, K.

Janssen, L. H.

Keesing, F. M.

Politica y Sociedad en una Epoca de Transicion de lasociedad traditional a la sociedad de masas, BuenosAires 1965Social and Cultural Aspects of Integrated Rural Devel-opment in some West African Countries, in: Inter-national Labour Review, Vol. 94, no. 3, 1966Co-operation in Change, New York 1963Indonesia. Ned. vert. Hilversum/Antwerpen 1965

Historical Experience of Economic Development, in:Problems in Economic Development, onder redactievan E. A. G. Robinson, Londen 1965African Economie Development, Londen 1958De plaats van de economische geografie in het con-crete economische onderzoek en enkele harer metho-dische hulpmiddelen, inaug. rede Makassar 1948Comparative Education, a Study of Educational Fac-tors and Traditions, Londen 1949Education, Manpower and Economie Growth, NewYork 1964Ontwikkeling der autochtone bevolking van Nieuw-Guinea, nota z.j.The Human Group, New York 1961. Ned. vert.:Individu en Gemeenschap, Aula 278, Utrecht/Ant-werpen 1966Sociological Aspects of Economie Growth, Glencoe(111.) 1960Enkele aspecten van het landbouw-coöperatiewezen inTropisch Afrika, in: Nieuw-Guinea Studiën, Jrg. 3,1959, pp.215-232New Techniques of studying demographic-economic-social relations, Göteborg 1965

Social Implications of Industrialization and Urbaniza-tion in Africa South of the Sahara, Unesco, Parijs1956The Economie Development of the Territory of Papuaand New Guinea, Washington 1964

The Role of Co-operatives in the Economie and SocialDevelopment of Developing Countries, Genève 1965Tradition and Economy in Village India, Londen 1966

Vicieuze cirkels en planning in Afrika, inaug. redeTilburg 1962

Cultural Anthropology, New York 1958. Ned. vert.:Culturele Antropologie, Aula 234, Utrecht/Antwerpen1965

238

Page 250: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Kimura, Motoo

Köbben, A. J. F.

Koeze, P.

Kouwenhoven, W. J. H.

Kuenstler, P.

Kwant, R. C.

Lagerberg, C. S. I. J.

Langer, S.

Lapré, M.

Lê Thành KhôiLeeden, A. C. van der

Leefers, C. L.Lévi-Strauss, Cl.

Lienhardt, G.

Mahalanobis, P. C.

Mampioper, A.

Massal, E., en Barrau, J.

Mather, K.

Maturbongs, V. P. C.

Mauss, M.

Recent Advances in the theory of popuiation genetics,in: Proceedings of the World Popuiation Conference1965, United Nations, New York 1967Van primitieven tot medeburgers, Assen 1964Structuralism versus comparative functionalism; somecomments, in: Bijdragen TLVK 122, 1966, pp.145-150Nota over 'Fundamental Education' op Nieuw-Guinea,Amsterdam 1949Nimboran, a study of social change and socio-economic development in a New-Guinea society, diss.Leiden 1958Individuals, Groups, and Communities, in: World,Nations, and Groups in Development, 's-Gravenhage1963Fenomenologie van de taal, Aula 131, Utrecht/Ant-werpen 1964

Memorie van Overgave Onderafdeling Mimika, 1954(ongepubl. rapport)Jaren van Reconstructie 1949-1961, diss. Utrecht 1962Philosophy in a New Key, Cambridge (Mass.) 1960.Ned. vert.: Filosofische vernieuwing, Aula 194,Utrecht/Antwerpen 1965Memorie van Overgave Onderafdeling Asmat, 1959(ongepubl. rapport)L'industrie de l'enseignement, Parijs 1967Social Structure in New Guinea, in: Bijdragen TLVK,116, 1960, pp. 119-150Asmatbosopname 1956/1957 (ongepubl. rapport)Les structures élémentaires de la parenté, Parijs 1949Anthropologie structurale, Parijs 1958Tristes Tropiques. Ned. vert.: Het trieste der tropen,Aula 107, Utrecht/Antwerpen 1962La pensée sauvage, Parijs 1962Les Discontinuités Culturelles et le DéveloppementEconomique et Social, in: Social Sciences Information,Vol. II, 2, 1963Social Anthropology, Londen 1964

The Social Transformation for National Development,in: Sankhya, Series B, Vol. 25 parts 1 & 2, 1963Memorie van Overgave van het District Oost-Mimika,Kokonao 1961 (ongepubl. rapport)Food Plants of the South Sea Islands, South PacificCommission, Noumea 1956Medicine and Natural Selection in Man, in: BiologicalAspects of Social Problems, Edinburgh/Londen 1956Memorie van Overgave Casuarinenkust, 1959 (Onge-publ. rapport)Essai sur Ie don, Parijs 1952

239

Page 251: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Mead, M.

Meillassoux, Cl.

Merrill, E. D.

Mitchel, J. Clyde

Mohr, R.

Montalenti, G.

Muhsam, H. V.

Mukherjee, P. K.

Nadel, S. F.

Coming of Age in Samoa, New York 1928, Ned.vert.: De groei naar volwassenheid, Aula 209, Utrecht/Antwerpen 1965Sex and Temperament in three Primitive Societies.Ned. vert.: Seksualiteit en temperament, Aula 86,Utrecht/ Antwerpen 1962Growing Up in New Guinea, New York 1935. Ned.vert.: Natuurvolk en westerse beschaving, Aula 171,Utrecht/Antwerpen 1964Anthropologie Économique des Gouro de Cöted'Ivoire, Parijs 1964De plantengroei van de Maleise Archipel. Ned. be-werking door J. Th. Koster van: Plant Life in thePacific, Leiden 1949Labour and Population Movements in Central Africa,in: Formulation and Economic Appraisal of Develop-ment Projects, onder redactie van Barbour en Pro-thero, Londen 1961Die Mission im sozialen und kulturellen WandelSchwarzafrikas, in: Afrika im Wandel seiner Gesell-schaftsformen, onder redactie van W. Fröhlich, Leiden1964Infectious Diseases as Selective Agents, in: BiologicalAspects of Social Problems, Edinburgh/Londen 1965Critique of two theories on the population factor ineconomic growth of developing countries, in: WorldViews of Population Problems, onder redactie vanEgon Szabady, Boedapest 1968Economie Surveys in Under-developed Countries,Londen 1959

Social Control and Self Regulation, in: Social Forces,Vol. 31, no. 3, 1953

: The Theory of Social Structure, Londen 1957Nederlands Gesprek Centrum Ontwikkelingsgebieden, Kampen/Utrecht/Antwerpen/

Den Haag 1962Westerse acculturisatie en Oosters Volksonderwijs,diss. Utrecht 1945Philosophical Anthropology and Practical Politics,New York 1960Some Considerations on the Nature of Social Struc-ture and Model Building: A Critique of Claude Lévi-Strauss and Edmund Leach, in: The American Anthro-pologist, Vol. 67, 1965, pp.707-731On the Concepts of Epistemological Order and Co-ordinative Definitions, in: Bijdragen TLVK, 124, 1968,pp.1-21

Neys, K.

Northrop, F. S. C.

Nutini, H. G.

Oomen, H. A. P. C. Voeding en milieu van het Papoeakind, 's-Graven-hage 1963

240

Page 252: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Paliama, M.

Piatier, A.

Ponsioen, J. A.

Pouwer, J.

Memorie van Overgave Onderafdeling Mimika, 1954(ongepubl. rapport)Êquilibre entre Développement Ëconomique et Déve-loppement Social, Parijs 1962Education as a method for development, in: SocialWelfare Policy II, 's-Gravenhage 1963Geschiedbeschouwing der bewoners der Kamora-vlakte, nota Hollandia z.j. (ongepubl.)Rapport gronden-, vis-, verzamel- en jachtrechten in deonderafdeling Mimika, Hollandia 1953 (ongepubl.)Enkele aspecten van de Mimika-cultuur, diss. Leiden,'s-Gravenhage 1955Overzicht grondrechten in de Mimika, 1956 (onge-publ.)Het vraagstuk van de Kain Timur in het Mejbratge-bied (Ajamaroemeren), in: Nieuw-Guinea Studiën, jrg.1, 1957, pp.295-319Radcliffe-Brown's ideas on joking relationships, testedby data from Mimika, in: Nieuw-Guinea Studiën, jrg.2, 1958, pp.11-28.Loosely structured societies in Netherlands New Gui-nea, in: Bijdragen TLVK, 116, 1960, pp. 109-119Het individu in samenleving en cultuur, inaug. redeAmsterdam 1962The structural and functional approach in culturalanthropology; theoretical reflections with reference toresearch in western New Guinea, in: Bijdragen TLVK,122, 1966, pp.129-144

Raad voor Volksopvoeding

Radcliffe-Brown, A. A.

Renselaar, H. C. vanRombouts Camps

Rostow, W. W. (red.)

Verslag van de eerste zitting, 15-28 mei 1951, Hol-landia 1951Structure and Function in Primitive Society, Londen1952Kunst van Asmat, Amsterdam z.j.Le Cocq d'Armandville s.j.; eerste missionaris vanNieuw-Guinea, art. in Missienieuws, jrg. 69, no. 6,1961The Economics of Take-off into Sustained Growth,m.n. de bijdragen van Rostow, Kuznets en de Bulhoes,Londen 1963

Salisbury, R. F.Sapir, E.

Schoorl, J. W.

Schoot, H. A. van der

From Stone to Steel, Londen/New York 1962Language, art. in: Encyclopedia of Social Sciences,New York 1937Kuituur en kultuurveranderingen in het Moejoe-gebied,'s-Gravenhage 1957Niet-westerse sociologie, inaug. rede Amsterdam 1962Aanvullende Memorie van Overgave OnderafdelingAsmat, 1960 (ongepubl. rapport)

241

Page 253: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Serpenti, L. M.Shapiro, H. L. (red.)

Sierksma, F.

Simnons, R. T.,Gajdusek, D. C. enNicholson, M. K.

Singer, H. W.

Smelser, N. J.Sowada, A.

Stalpers, J. A.

Stichting DemografischOnderzoek WestelijkNieuw-Guinea

Suggs, R. C.

Thoday, J. M.

Thooft, J.

Thurnwald, R.

Tinbergen, J. .

Unesco

United Nations Bureau ofSocial Affairs

UNO

UNTEA (United NationsTemporary ExecutiveAuthority)

Vogel, L. C.

242

Memorie van Overgave van de Onderafdeling Mimika,1962 (ongepubl. rapport)Cultivators in the Swamps, Assen 1965Man, Culture and Society, New York 1960. Ned. vert.:Culturele Antropologie, Aula 191, Utrecht/Antwerpen1965Een nieuwe hemel, een nieuwe aarde; messianistischeen eschatologische bewegingen en voorstellingen bijprimitieve volken, 's-Gravenhage 1961Blood Group Genetic Variations in Inhabitants ofWest New Guinea, with a Map of the Villages andLinguistic Groups of South West New Guinea, in:American Journal of Physical Anthropology, Vol. 27,1967, pp.277-302Development Projects as Part of National Develop-ment Programmes, in: Formulation and EconomicAppraisal of Development Projects, onder redactievan Barbour en Prothero, Londen 1961The sociology of economic life, Englewood Cliffs 1963New Guinea Letter, Report from the Crosier MissionsNr. 16, 1964, pp.26 e.v.Zelfbehoud, aanpassing en cultuur, Arnhem/Zeist1964Resultaten van het Demografisch Onderzoek, delen It/m VI, door K. Groenewegen en D. J. van der Kaa,'s-Gravenhage 1964/1967The Island Civilizations of Polynesia, New York 1960

Genetism and Environmentalism, in: Biological As-pects of Social Problems, Edinburgh/Londen 1965Memorie van Overgave van de Onderafdeling Asmat,1957 (ongepubl. rapport)Economics in Primitive Communities, Londen 1965(herdruk; eerste druk 1932)Shaping the World Economy, New York 1962. Ned.vert.: Naar een nieuwe wereldeconomie, Rotterdam1967Central Planning, Londen 1964

Economie and social aspects of educational planning,Parijs 1964Social Progress through Community Development,New York 1955Rapporten inzake Nederlands-Nieuw-Guinea, uitge-bracht ingevolge artikel 73 E van het HandvestEducation in Irian Barat, Projection 1963/1964, op-gesteld door Robert Davee, 1963

Het beleid van de Dienst van Gezondheidszorg inWest-Nieuw-Guinea 1950-1962, diss. Utrecht 1965

Page 254: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Voorhoeve, C. L.

Vries, E. de

Wander, H.

Wisseman Jr., C. L.,Gajdusek, D. C ,Schofield, F. D., enRosenzweig, E. C.

Worsley, P.

Wynne-Edwards, V. C.

Zegwaard, G. A.

Zegwaard, G. A. enBoelaars, J.

Zelinsky, W.

Zwollo, M.

Zijderveld, A. C.

The Flamingo-bay dialect of the Asmat Language,'s-Gravenhage 1965Man in Rapid Social Change, Londen 1961

Die Beziehungen zwischen Bevölkerungs- und Wirt-schaftsentwicklung, dargestellt am Beispiel Indonesiens,Tübingen 1965Arthropod-Borne Virus Infections of Aborigines Indi-genous to Australasia, in: Papua and New GuineaMedical Journal, Vol. 7, no. 1, 1964

The Trumpet shall Sound: A study of cargo cults inMelanesia, Londen 1957Animal Dispersion in relation to Social Behaviour,Edinburgh/Londen 1962

Bevolkingsgegevens van de Asmatters, nota ddo. 14/12/1953, opgenomen in: Adatrechtbundels XLVNieuw-Guinea, 's-Gravenhage 1955Head hunting practices of the Asmat of NetherlandsNew Guinea, in: The American Anthropologist, Vol.61, 1959, pp. 1020-1041De sociale structuur van de Asmatstam, Hollandia1954, opgenomen in: Adatrechtbundels XLV Nieuw-Guinea, 's-Gravenhage 1955A prologue to population geography, Englewood Cliffs1966Rapport Sago-onderzoek in de onderafdeling Inanwa-tan, Sorong 1950 (ongepubl. rapport)Institutionalisering, Hilversum/Antwerpen 1966

243

Page 255: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

SUMMARY

A central government responsible for areas in an early stage of acceleratedsocial and economic development faces a set of problems that differs inmany respects, especially in its composition, from the ones met bygovernments elsewhere. The differences are due to technological andorganizational lags, to the accelaration of development as such, and, parti-cularly, to the fact that discrepancies in the speed of sectoral social, psy-chological, political, demographic and economic processes result in aslowing down of the overall development process. Development processesenacted in socially and economically retarded parts of the world havemany features in common. Situation bound, they are, nevertheless, alsospecific for the ecologically and historically determined local conditions.Their specific aspects are expressed by the interaction between demo-graphic, economie, social and cultural factors, resulting in an intricatepattern of inter-relation.

For policy purposes it would be useful to fit the entire pattern into aquantified model. However, a difficulty which appears to be impossibleto overcome is that much more information is needed for such an approachthan is generally found to be available in new development areas. Muchrelevant data is hard to quantify, especially data concerning social, socio-psychological and socio-cultural processes. As an integrated approach is,as yet, beyond the limits set by the availability of data, restriction is im-perative. The present study, therefore, confines itself to an exploration ofthe possibilities of determining — by analysing a specific developmentsituation — the relations between the abovementioned factors which wouldbe relevant for a policy aimed at the social and economie integration ofsuch an area into a broader national or world framework. The approachis based on findings derived from a range of disciplines: demography,economics, sociology, social psychology, ecology, biology and culturalanthropology. The development situation in focus is the one that existed inthe western part of the coastal plain in southwest New Guinea during thelate fifties and the early sixties. The area, situated in West Irian, is in-habited by a Papuan population of some 40,000 belonging to two linguis-tic groups: the Mimikans in the western part of the area, and the Asmateast of them. Mimikans and Asmat are not only related linguistically butalso as regards all the main themes of their culture and their socialstructure.

In Chapter One the situation prior to the opening-up of the area is

244

Page 256: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

sketched in outline. The chapter opens with a brief survey of the ecologicalframework resulting from geomorphological conditions and climate on theone hand and the level of available technology on the other. Transportpossibilities linked with the dislocation of natural resources such as sagogroves and fishing-grounds were decisive factors in the dispersion of thepopulation. A comparison of the size of settlement populations indicatesthat ecological conditions together with the social requirements of grouplife led to the development of an optimum size for settlements. An un-stable strategic equilibrium existed between local groups, occasionallydisrupted by sudden flares of warfare. The whole system perfectly servedthe avoidance of lasting spatial disequilibria. Warfare had a far-reachinginfluence on social and economic life. First, it affected the location andthe size of settlements, since group life can only flourish in an atmosphereof comparative safety in which children can be brought up. Second, itaffected the division of labour between sexes and between age groups.Third, it affected family structure and the marital system. Fourth, by thestrategie pacts and treaties connected with it, it determined inter-groupcommunication to a great extent. Fifth, it was indispensable under thegiven conditions and in view of the prevalent marriage regulations inorder to maintain the genetic quality of the population as a whole on alevel to safeguard survival. Sixth, it contributed to the maintenance ofdemographic equilibrium.

Mimikans and Asmat had developed a semi-nomadic way of life inview of the ecological conditions. The decisive factor was the scarcity ofprotein food. Regular shifting of settlements within the group areas, how-ever, made it possible to maintain a well-balanced diet. In general, solu-tions of ecological problems were firmly institutionalized. Social institu-tions were multi-functional as links in several feed-back systems, e.g. theone preventing the population density from outrunning the long-termcapacity of natural resources at the given level of technology, or the oneeffectuating an optimum dispersion of the population.

The social systems of Mimikans and Asmat were very much alike.Local communities consisted of a small number of groups with territoriallydetermined membership, whilst the social position of the members — themajority being close relatives — was interpreted in terms of kinship. Thispractice enabled marriages to be arranged between group members in sucha way that the risk of losing favourable genetic information was minimized.

The marriage system was marked by rules of bride exchange the en-forcing of which resulted in a genealogical dichotomy of exogamous sub-groups. The exchange of sex-partners between married people was insti-tutionalized in Asmat society. In the author's opinion the institution func-tioned mainly as a safety-valve for intragroup tensions of a socio-psycho-logical nature that tend to arise easily in small, closely-knit communities.Whether partner exchange, mythically and magically rationalized as itwas, also had a biologically relevant impact remains to be proved.

245

Page 257: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

A marked feature of group life was the high rate of social integration.This made it impossible to separate single (e.g. economic) roles from theroie sets they were originally embedded in without entirely disruptingtraditional social life. Consequently, social control was strong. The societywas basically a-cephalic. Leadership was highly informal, group eldersowing their authority to their wisdom, experience, and special skills, mostof them closely connected with warfare. In general it was to a great extentsituationally bound. Mimikans and Asmat have developed systems ofnorms and values adding considerably to the momentum of their socialorder. The similarities between their myths and rituals are paramount.With the exception of rituals connected with head-hunting, counterpartsof Asmat rituals were found all over Mimika, though the way of com-posing them into celebrations differed. In Mimika, where head-huntingdoes not seem to have occurred for at least the last fifty years, the authorstruck upon a ceremony similar if not identical with the ceremonial brag-ging of head-hunting successes by Asmat elders. This might be understoodto be an indication of the former existence of the practice of head-huntingin that area. However, since other evidence is lacking, it would be ratherrash to conclude that there actually was head-hunting in Mimika in thepast.

As cultural expressions, myths, rituals and art proved to be of heuristicvalue for an investigation of philosophies and views of life. Althoughdifferences occur superficially, not only particularly between Asmat andMimikans, but also between local groups and, as regards details, evenbetween members of the same local group, there are marked fundamentalsimilarities. Basic are (a) the belief that the entire cosmos originates fromthe joining of the two antagonistic principles keeping each other in balance;(b) the belief that all tangible matter can be traced to specific „secrets" ofa non-temporal character; (c) the belief that man must constantly striveto maintain his key-position in the circular flow of the cosmos; (d) theconviction that by magic action (for the greater part already incorporatedin secular activities) man is able — and socially obliged — to direct theorientation of one of the two principles, whilst as regards the other he issupposed to be at the mercy of his ancestors; in a sense these are con-sidered as „real" spirits and associated with the formative principle per-sonified by a specific culture hero closely associated with the sun; (e) theexpectation that eventually the ancestors will return from beyond andresume their earthly life amongst their descendants. This expectationstrongly influenced the people's attitude when they first met humans fromoutside their area.

Chapter Two gives an analysis of the transition process. A survey of thehistory of contacts showed that for the Mimikans the period of intensiveand permanent contact with the outside world started in 1926/27. Forthe Asmat the corresponding years were 1953/54. There was, then, a 27

246

Page 258: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

year gap between the opening-up dates. During that period contact chang-ed the Mimikan situation considerably. However, two other points haveto be kept in mind besides the time-lag. First, the fact that, unlike theAsmat area, Mimika had known a series of incidental contacts with theMoluccas. Covering a period of several centuries, the contacts preceded theopening-up proper of the area. Second, the rather one-sided stress onpacification and, especially in Mimika, the lengthy omission of compen-sating measures of any kind.

Several implications on the original situation are discussed: demo-graphic, anthropogenetic, social and economic. Opening-up led to a rangeof diseases being imported into the area. The recessive influence onpopulation numbers is particularly notable in Mimika, where medicalsupervision had a slow start (table 4). Later on, as western medicinesucceeded in eliminating yaws and became effective in attacking malariaand tuberculosis the demographic trend moved upward. Combined withpacification and the gradual penetration of western norms upsetting localmethods of family planning, it led to an alteration of the shape of thepopulation pyramid. The proportion of people belonging to the economic-ally productive age-groups dwindled. In general, the feed-back systemscontrolling population dispersion and relative density were thrown out ofaction, either partially or entirely.

The paralyzation of the selective check on population numbers as exer-cised by inter-group warfare and of the continuous exchange of geneticalinformation between local groups had long-term anthropogenetical conse-quences. Equally important in this respect was the casting out of poly-gynous marriage, which lowered the mean age of first marriage for malesand, consequently, the effectiveness of selection.

Social and economic implications are classified in two categories. First,side effects of non-economie measures and developments; second, impli-cations resulting from measures aimed at integration into the world econo-my. Implications of the first category were those originated by (a) pacifi-cation, (b) the reduction of spatial mobility of local groups by discouragingfrequent removal of settlements, and (c) familiarization of the populationwith the use of money. Under the second category fell the supply of em-pioyment outside the traditional subsistence economy and the importationof western merchandise. Pacification not only resulted in changes in thedivision of labour, but also had the effect of leading to the social degra-dation of the men. In particular the prospective young warriors, who hadlost all significance as such, became socially displaced. Loss of orientationlay at the bottom of the rather one-sided identification with the glorifiedpast. The sex-bound disorientation lag between men and women explainswhy the value system of the female part of the population was still suitableas a yardstick for social conduct in its traditional context when the serious-ly blurred value system of the males, who were more directly exposed tothe changes, had already lost its suitability.

247

Page 259: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

The reduction of spatial mobility is partly due to measures aimed atresettlement, partly induced by the mere presence and the local activityof missions, civil administration, and, particularly in Asmat, of western-type business. In general, it resulted in an unbalanced use of natural re-sources, a deterioration of the soil in the immediate vicinity of the settle-ments, and a decline of nutritional conditions. The inexpert cutting down oftrees in order to lay out gardens at the instigation of village teachers (apractice praised by school authorities for its supposed educational value)gave rise to an increase in mortality and morbidity resulting from malaria.

The introduction of money affected social life in that it obscured theexisting intra-group systems of mutual social obligations that, for thegreater part, used to be status bound. Social control weakened as thesystem as a whole lost its comprehensiveness for those involved. Groupelders faced a gradual shrinking of the field in which their influence waseffective. With the separation of economic roles, role segregation startedand subsequently social integration decreased. With respect to humanlabour, the supply of employment outside the traditional economy gaverise to competition between the subsistence economy and the marketeconomy. Not accustomed to the sole application of economic profitabilityas a yardstick for human activities, people were at a loss in evaluatingpaid labour. This again reinforced the abovementioned effect of the intro-duction of money, i.e. role segregation lowering the rate of social inte-gration. However, as even full-time workers in western-type business werestill largely dependent on their kinsfolk for their livelihood, the processof role segregation could not rise above a rather low level.

Most of the consumption needs of the population brought in by contactwith the outside world had to remain unsatisfied. The sharply rising as-piration level brought on social discontent as the availability of purchasingpower lagged f ar behind. Under the influence of the mythical interpretationof the origin of western goods, and the — mythically rationalized — ex-pectation to share ultimately the basic „secrets" of western wealth, localdiscontent led to the beginning of cargo-cults. Thanks to an early under-standing of the situation, cargo-cults did not survive their initial stages inthe Asmat area. In Mimika evidence was found that, as a result of thegradual re-shaping of philosophies through contact, mythical support wasrather weak so that cults could not gather enough momentum to becomemanifest.

The attitude of the population towards the West and its representativesin their various aspects is complex. The impression made by westernwealth dwarfed its other determinants. After a slight hesitation, represen-tatives of the West — in the broad sense of from the outside world •—were enthusiastically welcomed everywhere in the area. The newcomerswere looked upon if not as the long expected ancestors themselves, thenas their heralds. The fact that they represented various agencies and thattheir division of labour consequently followed occupational lines was fully

248

Page 260: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

overlooked. The population had only eyes for the role they were supposedto have in common with each other i.e. the one of announcer and inter-mediary of the coming wealth. Initially people exhausted themselves inmeeting even their most extreme and ridiculous seeming demands. Re-presentatives of missions, administration and public health services weremet with the same eagerness as were hunters of birds of paradise orcrocodiles. Needless to say that this atmosphere of co-operativeness, basedas it was on mere mythical expectations, could not last. Disillusionmentand disappointment led to the predominance of negative attitudes towardseverything associated with the West. Village schools in particular whichhad received high esteem consideration in their quality of transmittingagent „par excellence" of the secret of western wealth immediately afterthe opening-up, lost the initial goodwill shown them. Where confidencein western agencies did not disappear entirely, attitudes towards them atbest became ambivalent.

The chapter ends with a review of the role played by the central govern-ment during the contact period. The shift in policy on approach to thepopulation which became manifest after the Second World War is particu-larly noteworthy. What is of interest for the present study is the consider-able widening of the government's field of action. Formerly populationpolicy was marked by a certain avoidance of socio-economic measureshaving much more than trivial impact. The evolving, however, of newpolicy conceptions at the top of the administrative hierarchy and theirpractical application in the field are two different things. Especially so inWest Irian, where even the lower posts in the administrative apparatushad, until the late fifties, to be occupied largely by non-local officials witha record of long-standing pre-War service. Therefore, the modernizedpolicy conceptions at the top did not filter through to the bottom easily.On the contrary, it took a long time before the administrative approach inthe interior was sufficiently freed from its colonial stigma. Moreover, therealization of new conceptions was severely hampered by the fact that,owing to frequent transfers, the majority of the local administrators onlyhad a meagre knowledge of the main problems in their area.

Chapter Three examines development as an objective of the central go-vernment. Measures aimed at the socio-economic development of sub-marginal areas like those in question are only prompted by non-utilitarianmotives. For reasons of social justice, action should be taken to avoid theautochtonous society having to pay the full price for its adaptation to thechanges forced upon it from outside. This is reinforced by the doubtwhether the people concerned, if left to themselves, would be able tobridge the ever widening technological gap and at the same time re-shapetheir social organization. The problems met by the central government— the only authority being in a position to tackle the problem of inte-grated development with some chance of success — fall into two categories:

249

Page 261: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

1. those predominantly general in character and similar if not identicalwith problems met in other areas in an early stage of development;

2. those predominantly specific to the local situation.The first consists of problems mainly of a socio-psychological nature.As a whole they are inter-connected to a great extent. Special attentionis paid to the ambivalent attitude induced by the alien quality of the out-side world in view of its superiority in technological and economic respects,and of the fact that the mental and emotional appropriation of the artef actsof an alien culture takes more time than their introduction proper. Alloch-tonous development agencies, by introducing their own civilization or partof it, therefore, invariably clash with autochtonous efforts to create aworld that mirrors man's inner aspect and makes him feel at home. It isimperative not to close one's eyes to the urge for self-projection and self-realization which, in a fast changing world, permanently forces man toseek new devices to maintain the close relation between himself and hisenvironment. By failing to do so he would suffer alienation and loss oforientation. This explains that western articles in Mimika and Asmat havea function somewhat differing from their social meaning as status objects,especially as in close communities conspicuous consumption appears to beless effective as a means to distinguish oneself socially than in open com-munities.

The following set of problems is more specific to the local situation:2.1 the transport problem; the area is at a disadvantage both as regards

the overall accessibility of its coast-line and ease of passage throughits interior;

2.2 the limited exploitability of the soils;2.3 the scarcity of other natura! resources exploitable on a commercial

basis; though lumber is available in great variety including market-able species of wood (particularly Intsia), forest exploitation whichwould not only cover money costs but also make up for the dis-amenities to the local population proved impossible as yet. Infra-structural improvements, however, may lower freight charges andcreate a sound basis for exploitation. Recent technological develop-ments will enable the exploitation of the mineral wealth in the moun-tain area up river to be taken up in the not too remote future.

Closely linked with these problems are:— the growing tension between employment demand and supply;— following on this, the increasing discrepancy between the level of needs

induced by contact, and the purchasing-power in the hands of the popu-lation;

— the regressive effects on the human factor of the worsening of thenutritional situation, insufficient compensation for the disturbance oftraditional systems affecting heredity, and the exodus of the mostdaring, adventurous members of the population;

250

Page 262: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

— the ambivalent attitudes towards the central government and its localrepresentatives;

— the problems caused by the unbalanced desintegration of the traditionalstructure of society.

From a practical point of view, problems can be categorized asa. problems whose solution depends directly and to a large extent on the

availability of financial means, e.g. those concerning the economicinfrastructure;

b. problems that can only be solved on the local level by a socio-psycho-logically adequate approach to the population, avoiding ethnocentrismand paternalism by allochtones on the spot, as these attitudes are easilyinduced by a lack of cultural understanding. The solution of theseproblems largely depends on the supply of proper personnel.

Given the actual conditions, the central government has no alternativebut active engagement in the transition process. Active engagement, how-ever, does not exclude temporizing of development measures, which mightbe desirable in view of the scarcity of means. Temporizing is consideredto be ethically acceptable if it is only moderately detrimental to theinterests of the local population in view of other group interests.

Government tasks have been classified as primary and secondary. Theformer category contains those considered to be inherent to the positionof the central government as such; the latter consists of tasks having amore incidental nature and which are enforced on the governmentby the local situation, though, according to the prevalent ideology, theydo not lie within the government's field of activity. It is these that imposeheavily on the administrative apparatus. Primary tasks of the governmentin its role of development authority are (1) planning, (2) conditioning,(3) stimulating, and (4) conducting. Their logical arrangement does notcorrespond with the order in which they are in fact carried out. In practicethey are intertwined and their performance is highly simultaneous.

It would not be advisable to enter into too great detail as regards plan-ning, as much more information is required than can be obtained underthe given circumstances to render a reasonable actuality content of elabor-ately detailed programs. A set of relatively simple alternatives based on alimited number of realistic assumptions is, therefore, far preferable to anelaborate one with a doubtful actuality content. Regional plans should beflexible and leave a rather broad margin for improvisations in order forthem to be able to be adapted to differing local conditions. A third re-commendation concerns the drawing-up of plans. For a region in an earlystage of development like West Irian, the most appropriate way is to gearprovisional local plans to each other in order to draw up the overall masterplan from which the definite local plans are to be derived.

Conditioning by the central government occurs in both the materialand the immaterial field. The establishment of the necessary infrastructureis predominantly material, whereas those measures centring on human

251

Page 263: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

factor development have a more immaterial character. The purpose ofhuman factor development is twofold: (1) to ensure the availability ofqualified manpower as needed for development — a push — and (2) topromote the diversification of consumption needs — a pull. By reducingthe import needs of allochtonous labour it contributes to the gradualclosing of the gap between consumptive aspirations and purchasing-power,to the improvement of the social climate, and, consequently, to the im-provement of the investment climate.

The main objectives of manpower development proper are:— the safeguarding or improvement of the physical and mental health

of the population;— the adjusting of the labour supply to socio-economic development in

general.The latter implies that schooling and vocational education should neitherrun far ahead of the opening-up of employment opportunities, nor lagbehind it. Running ahead involves the risk of creating social unrest, thusspoiling the development climate, whilst lagging behind hampers economicdevelopment more directly as a result of the lack of qualified labour. Bothare indications that factor allocation needs improvement.

Stimulating is performed by means of various devices, of which thespecific and general measures taken in order to create and induce employ-ment opportunities are mentioned first. A specific factor was the develop-ment of the agricultural sector in Mimika. The achievements of the agri-cuitural extension work undertaken there until the end of 1961 are des-cribed. In western Mimika, perspectives for copra as a cash-crop provedto be hopeful. The planting of coconut trees was well under way in thatpart of the area (table 9). In eastern Mimika and in the Asmat area theresults of the experimental planting of rubber was encouraging. It is, how-ever, uncertain whether rubber as a cash-crop will continue to be able tocompete with its synthetic substitutes long enough to contribute substan-cially to development. It is rather hazardous, therefore, to base the area'sexchange economy solely on the growing of rubber.

A serious handicap to economic development is that both general andspecific measures are far less effective in young development areas than inmore advanced ones. The cause of this is to be found in the low multipliervalues due to the low rate of economie differentiation resulting in com-paratively big import leaks and a great deal of hoarding. The latter may,as in the Mejbrat area in the north-western part of West-Irian (Vogelkop)eventually lead to the institutionalizing of autochtonous credit practiceswhose economie implications are trivial in comparison with their consti-tutive effect on social communication, especially that between local groups.

The effectiveness of measures to induce people to participate in themarket economy is influenced by social structure as a main determinantof labour mobility and, in particular, of the readiness to undergo schoolmgand training. Not surprisingly, therefore, social development is regarded

252

Page 264: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

as an objective of government policy. This does not alter the fact thatthere are also non-economic reasons that justify attempts to that end. Itis argued that measures taken to attain social development should notconsist in the mere introduction of allochtonous institutions or the re-modelling of traditional ones to suit allochtonous value systems. The in-direct method of making people conscious of the functioning of theirtraditional social system and of the institutions constituting it is far morerewarding, especially since only this will enable them to realize why theold solutions, embodied as they are in their traditional institutions, failto be effective under the present conditions. The effectiveness of the proce-dure outlined above — marked by the emphasis on the appeal to commonsense — depends on the way the information needed for that purpose istransmitted. Both social acceptability and cultural comprehensibility arecrucial factors here.

Conducting covers regulating and co-ordinating. As a regulator thecentral government — and regional and local government too — has toguard against disproportionalities between part-processes that may hamperintegrated adaptation. As a co-ordinator it will bring its own stimulatingactivities into line with private action, in particular with efforts to adjustmade by the population involved. For the sake of efficiency it is advisable,wherever possible, to substitute direct regulating by regulating by meansof inserting feed-back systems. The chapter closes with an inventory ofthe government's local tool-kit: (1) administration (with an emphasis onregulating and co-ordinating; (2) public health care (human factor con-ditioning); (3) formal education and agricultural extension (mainly humanfactor conditioning); (4) public building and works (infrastructure); and(5) transport and energy (stimulating and infrastructure).

Chapter Four discusses, with special reference to Mimika and Asmat, theimpact and efficiency of the instruments directly used in human factordevelopment. As pointed out, the crucial point for the administration washow to regain or maintain goodwill. Given its vulnerability, it goes withoutsaying that the administration cannot afford to make mistakes that mightspoil it, particularly mistakes due to a lack of knowledge of local circum-stances in the ecological and social field.

As regards health care, it is argued that whether preventive or curativemedicine should be emphasized, depends on the demographic situation ofthe moment, on demographic trends, and on the economic perspectives.

According to quantitative data (table 11) the educational situation inMimika was found comparatively favourable. The school system, however,suffered from a lack of integration both socially and culturally. Firstly,the village schools did not cope with parental demands concerning thekind of schooling given. It became increasingly clear that the schoolingwas neither appropriate to traditional life, nor to a satisfactory partici-pation in the market economy. This prevented the schools from gathering

253

Page 265: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

sufficicnt institutional momentum to become functional in the developmentprocess. Secondly, village teachers had adopted a technique of instruc-tion that was neither in accordance with the — basically western — sub-ject-matter and curriculum, nor corresponded methodologically with theway in which children digest childhood experiences in building up aworkable knowledge of their environment. The high rate of empty ver-balism resulting from this was detrimental to the ultimate usefulness ofthe schooling. A certain concentration of one-teacher schools is deemeddesirable to improve the quality of primary education, as this allows moreefficient control by school authorities and makes the use of audio-visualdevices more easily possible. Furthermore, the boarding-schools in Agatsand Kokonao might be replaced by a few central village schools for thehigher classes, as these schools suffer far less from the disadvantage ofcutting the children off from their sources of childhood experiences, whichcutting off not only promotes verbalism but also threatens their balancedemotional development. Geographical conditions - particularly in Asmat -very much favour such a replacement.

Finally, the question of the lack of success so far of the Mimikanvillage councils is looked into. It is argued that the composition of thecouncils, with the advisory participation of the village teachers, was aprohibitive factor for the development of the institution. Not surprisinglyso, since the functions of teacher and advisor should, because of roleincompatibility, not be fulfilled by one person.

The foregoing offers ample evidence that, particularly in Mimika, theprocess of socio-economic adaptation was marked by a slow start. Thecauses of this have been discussed. Fortunately, however, there are severalreasons for the future situation in Mimika and Asmat not having to remainas dreary as the recent Mimikan past. The present study reveals that anumber of handicaps can be removed within a reasonably short time andat comparatively low cost, and that the problem of the socio-economicdevelopment of the area is by no means a purely financial one. A thoroughrevision of local primary education, especially with respect to the compo-sition of the teaching staff, and measures to ensure more active partici-pation by the local population in administration must go hand in handwith infrastructural provisions. The analysis, in as far as it deals withproblems not directly linked to specific local conditions, may be of helpin tackling similar problems occurring in comparable situations elsewhere.

254

Page 266: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

ZAKENREGISTER

aanpassing aan milieu, 36aanpassingsproces, bespoediging van, 139abortus provocatus, 20, 104, 106, 177adoptie 38, 39, 47adoptieritueel, 45adult education, 159afscheiding, voorbeelden van, 48afwatering, mogelijkheden tot, 8, 10Agathis, 11Agats, vestiging bestuurspost, 90agnatische verwantengroep, 35, 57, 113alfabetisme, 198allocatie van arbeidstijd, 39allocatieverbetering, middelen tot, 168akapa, 61Akimuga-projekt, 164ambachtspraktijkcursus, 213Amungme, 6, 13, 19anciënniteit, 37antropogenetische implicaties, 106Aowejao, 71, 74arbeid, aanbod van, 156, 177

allocatiemogelijkheid van autochtone,178concurrentie om, 120geschiktheid voor beroepsmatige, 157,159, 177en kapitaal, 179karakter van, 179positie als produktiefaktor van de,177, 188

arbeidskracht, re-allocatie van, 135arbeidspotentieel, autochtoon, 188arbeidsproduktiviteit, 177, 178, 184arbeidsverdeling, beroepsmatige, 129,

172, 187, 195, 217regionale, 207in de traditionele samenleving, 82

aspiratieniveaus, stijging van, 157, 207

Bahasa Indonesia als instruktiemedium,203-205

bandjirs, gevaar van, 22, 85basisnederzettingen, 26, 27, 96Batia.somot, 15beeldende kunst, 67behoeften, primaire, 178

reële en vermeende, 222toegeschreven en veronderstelde, 95,218, 219

behoeftenbevrediging, niveau van, 156beleidsapparatuur, lokale, 174beleidslijnen, realisatie van nieuwe, 136,

137beleidsproblemen, onderscheid in, 146beroepsrollen, differentiatie in, 129beschavingsscholen, 91bestaansoptimum, 169bestuurskontakten, 83, 87, 89bestuursvestigingen, 83, 87bestuursvoering, 180-182bevaarbaarheid, 10, 18bevolking, 18

benadering van, 135loop van, 103, 104

bevolkingsdichtheid, 8, 22, 207bevolkingsdichtheidscoëfficiënt, 27, 81bevolkingsdruk, 39, 91, 100, 173bevolkingsomvang, aanpassing van, 104bevolkingsopbouw, 18, 20, 188bevolkingspolitiek, 136, 137bevolkingstoeneming, (-aanwas), 19, 21,

22, 104, 172remmen op, beheersing van, 132, 173,177, 178

bevolkingsvoorlichting, 175bevoogding, 105bewustwordingsproces, entameren van,

171, 209, 215Binnenlands Bestuur, 174, 180bloedverwanten, 40bodem, beïnvloeding van, 115

benutting van, 23, 81, 104, 152, 180mogelijkheid tot exploitatie van, 144produktiviteit van, 27

bodemvruchtbaarheid, 22bondgenootschappen, 39, 45, 117bosprodukten, 29bovenwereld, 110bruidsprijs, 53buitenwereld, aanpassing aan, 217

confrontatie met, 83, 92, 93, 104, 126,138, 170kontakt met, 77, 93, 138

255

Page 267: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

buku djiwa (doopboeken), 16bijlen, invoer van ijzeren, 39bijvrouw, 55

calorieën, 26calorieënbehoefte, 26calorische waarde van sago, 24cargo cults, 125-127cargo-mythe, 126cash crops, zie handelsgewassencasuarinen, 11charisma, betekenis voor leiderschap

van, 62centrale dorpsscholen, 212centrifugale krachten, 100, 104centripetale krachten, 100, 104, 105ceremoniële gebeurtenissen, 49ceremoniën, 37, 68Chinese handelaren, 12communicatie, tussen de bevolking en

allochtone funktionarissen, 181, 218community development, zie gemeen-

schapsontwikkelingconcentratie van de bevolking, 18concentratiegraad, 16conditionering, 153, 160connubium, 33, 52conspicuous consumption, 122conspicuous giving, 118, 167coöperaties, 224, 225

en sociale kontrole, 224leiding van, 225werkterrein van, 225

copra-export, 162, 163corporaties, 94, 181

aktiviteiten van, 94beleid van, 137kontakten met, 83, 87

cousins, parallel en cross, 36cultusobjekten, 67

dans, rituele, 37darminfekties, 104deelprocessen, afremmen van, 173deelprocessen, synchronisatie van, 140degeneratie, 107delfstoffen, 145demografisch optimum, 170demonstratieëffekt, gebruik van, 172denktradities, analytisch inzicht en tradi-

tionele, 202desintegratie van traditionele samenle-

vingsstrukturen, 112desintegratie, sociale, 50dialekten, 13

distriktshoofden, 63, 98, 221dood, opvattingen over de, 71doopboeken, 16dorpsaangelegenheden, beraadslagingen

over, 220kennis van, 222

dorpsabsenteïsme, 105dorpshoofden, 63, 221dorpsonderwijs, opzet van, 196, 203dorpsonderwijzers, 12, 98

en westerse onderwijsmethoden, 198,200, 210als raadsman van de dorpsraad, 221selektie van, 210abstrakte begrippen en taalbeheersingvan, 204vakopleiding van, 210

dorpsraden, 220-223samenstelling van, 221bijeenkomsten van, 223

dorpsscholen, 130houding der bevolking t.o.v., 194, 208leerprogramma van, 194, 198, 205personeelsbeleid m.b.t., 194, 205

echtverbintenissen, duur van, 56ecologisch kader, kondities gesteld door,

99, 100, 107, 114, 120, 172economische prikkels, reaktie op, 172eengezinswoningen, 97eenzijdigheid, bij huwelijk, 55eiwitdeficiëntie, 114eiwitschaarste, 26endogamie, 49energie, vitale, 46, 59épere, 65erfelijke informatie, uitwisseling van, 106erfelijke mutaties, 36erfelijke samenstelling, 35ervaring, betekenis voor leiderschap van,

62ervaringskennis, overlevering van, 219eschatologische opvattingen en verwach-

tingen, 128, 130, 142, 146etnische groepering, 15etnische samenstelling, 13etsjo pok, 46evenwicht, demografisch, 186evenwicht, herstel van magisch, 70evenwicht, strategisch, 39, 42

verstoring van, 39expansiemogelijkheden, verlies van, 132expedities, 83, 87

familiebanden, 32

256

Page 268: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

feestencycli, 75feesthuizen, 37fertiliteit, 186formules, magische, 80framboesia, 103, 133

eradicatiecampagnes, 187frekwentie-interpretatie, 36

garantieprijzen, 168gastrecht, 33, 44, 48geboorte- en sterftecijfers, 19geboorte-overschot, 19, 21, 38, 47geborgenheid, behoefte aan - van het

jonge kind, 195gedrag, consistentie van, 50

patronen van, 113geesten, soorten van, 73

boom-, dier- en aardgeesten, 74geestenpalen, 67, 75, 78geheimen, als zijnsprincipes, 125geheimen, rituele, 40geld, gebruik van, 109, 117, 118, 120

invoering van, 116, 118, 121als vergelijkingsmaatstaf, 118, 120

geldinkomen, afhankelijkheid van, 114,121

gemeenschapsgeheugen, funktie van ou-deren als, 219

gemeenschapsontwikkeling, 197, 208,214, 219, 222

genenverdeling, 36genetisch evenwicht, 108genetisch peil, handhaving van, 106geslachtsverkeer, magische betekenis van,

70gesnelden, 69getij, 9, 10getijstanden, 10, 29getijstromen, 26getijwerking, 10, 25gezinsgrootte, opvattingen over, 178gezinsplanning, 178gezinswoningen, 30, 37Gezondheidszorg, Dienst van, 182, 183gezondheidszorg, westerse, 104, 182-189

curatief en preventief, 184, 186demografisch aspekt van, 184niveau van, 185

giften, uitwisseling van, 38, 111, 117,118, 120

godsdienstonderricht, 208goudexploratie, 89grammatika, 65grasmoerassen, 9groepen, concentratie van, 26

territoriaal aspekt van, 36groeperingen, onderscheiden naar mate

van onderlinge verwantschap, 14groepsareaal, 28groepsduel, 40groepsintegriteit, 110groepsleven, 39, 49

verstoring van, 196groepslidmaatschap, 33groepsoudsten, 28, 35, 63, 119grondbehoefte, 23grondvoogden, mythische, 72, 73grondwaterstand, 25gross birth rate, 20

haaienvangst, 29handelsgewassen 144, 164handelsreizen, 44handelskontakten, 83, 87, 92, 93havenfaciliteiten, 154heimwee, van overledenen, 68, 72hergroepering, proces van, 46

voorbeelden van, 48herstrukturering, sociale, 101, 169-172,

216, 217herstrukturering, motieven tot sociale,

169heterosis, 36hoofdschap, 63houding, ambivalentie in, 71houtbestand, exploitatie van, 144houthandel, 88houtskulptuur, 11, 67houtsoorten, 11houtwinning, 168hulpbetoon, stelsels van onderling, 224-

225hulpbetoon, wederzijds, 121hulpbronnen, natuurlijke, 100hulpkrachten, inschakeling van, 94huwelijk, 13, 52-58, 167

"links", 36localiteit van, 56"rechts", 35van weduwen, 55

huwelijksbeleving, opvattingen over, 61huwelijkskeuze, 108huwelijkskringen, 36, 52, 107, 108huwelijksmarkt, evenwicht op de, 57huwelijksregeling, 33-37, 51, 53, 54, 58,

81, 108, 119, 146huwelijksschema, inpasbaarheid in, 55

verstoring van, 54huwelijkstrouw, opvattingen over, 61huwelijksvoltrekking, 54

257

Page 269: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

importgoederen, beschikking over, 127129

importlek, 166improvisatie, marge voor, 152infanticide, 20, 104, 106, 177infektieziekten, 103influenza-epidemie, 22infra-struktuur, 144, 145, 154, 176initiatieritueel, 37, 80Inkomstenbelasting Kleine Aanslag

(IBKA), 160instabiliteit, politieke, 207instituten, functionele betekenis van, 101integratie, sociale, 49-51

sociaal-economische, 207integratieoptimum, sociaal, 50integriteit, politieke, 61intergroepsverhoudingen, evenwicht in,

61internaten, voor- en nadelen van, 211intimidatie, van rivalen, 45, 46Intsia, 11inwonertal per nederzetting, 15, 105inwijdingsperiode, 80isolement, van lokale groepen, 51, 52

van missionarissen en zendelingen, 139van woongebied, 7verbreking van, 100, 103

jacht, 29, 31jachtterreinen, 25Japanse bezetting, 85Japero, vestiging bestuurspost, 93Jaqai, 47, 91, 113ji, 46, 69, 75, 80ji-potentiëel, 46, 59, 69

Kaimo-groepering, 14kain-timur praktijk, 166Kajaghar, 15kapita, 68kapitaalgoederenvoorraad, 217katechisten, 12, 129

scholen, 198, 208kennisoverdracht, delegatie van, 195kenteringperioden, 10kerstening, 86, 106kindersterfte, 40, 104, 187kindertal, regeling van, 185klapper, uitbreiding van areaal, 163klapperkultuur, 161klimaat, sociaal-psychologisch, 142-144,

157, 174, 175, 181, 215bestuurlijk, 220

komposities, artistieke, 67kontaktpersonen, voor de communicatie

met de geestenwereld, 81voor intergroepcommunicatie, 42

kontraktarbeiders, 70, 87kontrole, sociale, 49, 51, 111, 225koopkracht, beschikbaarheid van, 123koopkracht, weglekken van, 166kosmisch evenwicht, herstel van, 60kosmos, kringloop van de, 75, 80kredietstelsels, autochtone, 166kringloopgedachte, 125krokodillehuiden, opkoop en export van,

88, 120, 123-124, 162krokodillenjacht, 120, 123krokodillenjagers, 12krijgers, 37, 108, 110krijgstochten, 38, 44, 82, 110, 112krijgstriomfen, rituele opsomming van,

42, 79kuituur, geestelijke, 64-80kuituur, toeëigening van vreemde, 142kultuurgrond, 22kultuurtuin, 161kunst, beeldende, 67kunstuitingen, 67kustlijn, 9

ladangkultuur, 23, 115landbouwvoorlichting, 175Landbouwvoorlichtingsdienst (LVD), 161larventeelt, 25leefbaarheid, van de groepssamenleving,

50van nederzettingen, 47, 97, 105

leeftijdskategorieën, 18leeftijdsopbouw, 185, 186leerlingen, aantal per leerkracht, 190,

192, 193leerlingenaanbod, 213leiderschap, 61, 62, 64

voorwaarden voor, 62leven, kringloop van, 68levensbeschouwing, 64levensgebieden, overlapping van, 119levenskracht, 46levensomstandigheden, verbetering van,

122, 179wijziging in, 170

levensonderhoud, 32, 42, 104, 121levenspeil, van dorpsonderwijzers, 97levenssferen, scheiding tussen, 133levensstandaard, verschil in, 123levenswijze, traditionele, 31, 114localiteit, van het huwelijk, 56lokale problemen, 144-147loop van de bevolking, 19

258

Page 270: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

machtsevenwicht, 61machtsvertoon, 46magie, 80, 82, 143magische middelen, 62, 80malaria, 116, 182, 183, 187mangroven, 26mankracht, 39, 42, 156

op peil houden en versterken van, 41mannenhuizen, 30, 32, 36, 37marakomà-relaties, 60Marind-anim, 134markteconomie, 157, 224, 225

participatie in, 171maskers, 75matrilocaliteit, 57mbàpare, 65Mbetsjmbup-groepering, 14mbi, 69, 75, 80Mbiiminarejao, 71, 72, 74mbis-feest, 78Mbisman, 14Mbiwiripitsj, 72medezeggenschap, in dorpsaangelegen-

heden, 98medicijnen, 80medicijnmannen, 63, 80medische aktiviteiten, 183menselijke faktor (human factor), 177,

179, 180mensenvlees, buitmaken van, 40

verdeling en consumptie van, 40Militaire Exploratie, 84, 88, 91, 94Mimika-Adviesraad, 223mobilisatie van arbeidskracht, 51mobiliteit, van de arbeid als produktie-

faktor, 177sociale, 199territoriale, 27, 81, 104, 109, 113

moerasbos, 10moerasbosvegetatie, 26Moluks Protestantse Kerk, 87monogamie, 172moralisten, 62morbiditeit, 103, 116, 175, 186, 188mortaliteit, 103, 116, 175, 186

differentiële, 184, 188motieven in de houtskulptuur, 67multipliereffekt, 160mutaties, erfelijke, 36mythen, 74, 82, 93

overlevering van, 63

Nafarepi, 14namen, uitwisseling van, 32Naowa, 44

nati, 44Nederlandsche Nieuw Guinee Petroleum

Maatschappij, 88, 110nederzettingen, 30, 32, 145, 174nibungpalm, 11niet-inmengingsverdragen, 41, 45normenstelsels, 102, 179nutriënten, 26

oerkrokodil, 75oervaraan, 75, 79omvang, van lokale groepen, 34

van nederzettingen, 16, 81onderwijs, basis, 179

lager, 189, 190aanpassing van, 197, 200, 205effektiviteit van, 193, 205, 206, 211invoering van, 207, 209kwaliteit van, peil van, 198, 200, 209,210kulturele integratie van, 200, 215sociaal-strukturele integratie van, 196,200, 215opzet van, 194, 205-207positie van, 190, 195, 209vernieuwingen van, 194en associatiepatronen, 201, 203en dubbele zending, 198vorming en, 175

onderwijsbeleid, regionaal, 205onderwijsmethoden, westerse, 198onsterfelijkheid, verlies van, 71ontwikkelingsaktiviteiten, coördinatie

van, 215delegatie van, 140

ontwikkelingsbeleid, aspekten van, 140-173

ontwikkelingsprogramma, aktualiteits-waarde van, 152flexibiliteit van, 152opstelling van, 152

ontwikkelingsverloop, disproportionali-teiten in, 173oorlogen, onderscheid in, 40

sterfte door, 42oorlogsgeruchten, verspreiding van, 45oorlogsleiders, 63oorlogsmedicijnen, 80oorlogsprauwen, aanmaak van, 46oorlogstechniek en -taktiek, 39oorlogswapens, vervaardiging van, 39oorlogvoering, 38, 42, 44, 46, 93, 104,

106, 107, 110, 112, 113intensiteit van, 42manuren beschikbaar voor, 39

259

Page 271: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

oostmoesson, 10openlegging, 71, 83, 92, 103, 181, 184orde, kosmische, 58, 60ordening, verwantschappelijke, 51ordening, politieke, 61, 63oriëntatie, sociale, 50oriëntatie, verlies van, 112, 132Overheid, goodwill van, 159

houding tegenover, 146, 158, 181rol van, 134afbakening werkterrein van, 150

overheidsbeleid, achtergronden van, 139176

overheidsmaatregelen, sociale en sociaal-economische, 135temporisering van, 149wekken van begrip voor, 158

overheidstaken, onderscheid in, 149traditionele, 134, 139

overnachtingshuizen, 31overstromingen, 22overvallen, 30, 46, 85, 89, 104

paalwoningen, 30paalwormen, rituele nuttiging van, 79pacificatie, 52, 85, 94, 104, 106, 107,

110-113, 115, 134, 139, 174, 180pantomimes, 75papisj, 58-60

als communicatief medium, 58als magisch medium, 59

papisjrelatie, 58participatie, met het westen, 143, 155partnerkeuze, beperkte vrijheid van, 58partnerruil, zie papisjpaternalisme, en filialisme, 99patrilocaliteit, 57pax neerlandica, 41, 110peráeko-groepen, 38peráeko-huwelijk, 55pleegkinderen, 96ploegenindeling, 28ploegverband, 30politieapparaat, 180polygynie, 56, 108prauwen, 11, 31, 67, 75premaritale verhoudingen, 52prauwen- en maskerfeest, 79prestaties, substitutie van, 118prestige, groepsleven en, 40, 62, 110prioriteit, bij verdeling van beschikbare

middelen, 154procreatie, bijdrage tot, 107, 108produktiefaktoren, allocatie van, 165,

167, 169, 207

mobiliteit van, 169, 177produktiviteit, van de bodem, 27

reboissatie, eis tot, 168rechtspraak, inheemse, 134, 174, 180referentiekader, ontwikkelingsinstanties

als, 142kuituren als, 205

regelketen, 99, 101, 172bijstellen van, 173

registratie, 18rekenonderricht, 203religie, 130ritme, verschillen in spreek-, 67rituelen, kerkelijke, 130

traditionele, 37, 74, 80 82, 93, 111,119

rituele scherts, 61riviermondingen, 9R.K. Missie, aanvang kerstening door,

86, 91roldifferentiatie, 35rolkonflikten, 50rollen, sociale, 49, 119roofbouw, 132rubberproefaanplant, 164rubber/wegenplan, 154, 155, 164ruil, van huwelijkspartner, 58ruilhuwelijk, 35, 57, 82ruilverkeer, 117, 118rijst, 70

sago, 11, 23, 47, 68, 70, 90, 156diefstallen van wild en, 38, 48, 115opbrengst per stam, 24winningsrendement van, 25

sago-aanplant, 24sagobehoefte, 25sagobestanden, 23, 25, 115sagoboktor, 24, 117sagogrond, 24sagokloppen, 28sagokomplexen, 25, 26, 100sago-opstand, 25sagomenu, 29sagowinning, 28, 31samenlevingsverbanden, doorkruisen van,

223sankties, sociaal-economische, 51, 111.

119Sapansomot, 15Sawuj, 15schaakhuwelijken, 52, 55schaal- en schelpdieren, 26, 29Scheepvaart, Dienst van Verkeer en

260

Page 272: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Energie afdeling, 176scheiding, van sexen, 52scherts, rituele, 60schimmen, kenmerken van, 71scholen, zie dorpsscholenscholendichtheid, 190, 193schoolabsenteïsme, 191, 192school beheer, 212schoolbezoek, 190schooltuinen, 96, 115schoonzoon, plichten van, 52schijngevechten, 75selektie, natuurlijke, 187Sempanowé, 14, 129sex ratio, 36, 37, 39, 100, 132, 148sexuele relaties, buitenechtelijke, 60Simai, 14Sirao, 14smeedkunst, 93snelsuccessen, rituele opsomming van,

42, 79sneltochten, 41, 49, 110, 113, 134sociaal-ecologisch systeem, 172sociale spanning, 47sociale struktuur, lokale verschillen in,

179veranderingen in, 172, 175

somot, lidmaatschap van, 58soort, sociale struktuur en handhaving

van de, 169sperma, identificatie van levenskracht

met, 60springvloeden, 22stabiliteit, van de groep, 49stagnatie, van ontwikkeling, 96stamvader, 32stapelplaatsen, 168status, verlies van, verlaging van, 110,

112, 132vervaging van, 50

status quo, t.a.v. intergroepverhoudingen,148

stimuleren, taak van de Overheid tot,160-172

stimuleringsmaatregelen, effektiviteitvan, 165

strafexpedities, 89, 94strandwallen, 8, 10streekraden, 223strijdknotsen, 46subsidies als middel tot allocatieverbete-

ring, 168subsistentie-aktiviteiten, 39subsistentie-economie, 120, 121, 132,

133, 145, 157

taalgebruik, en discursief denken, 202talen als onderwijsmedium, 67taparú-oudsten, 63tatouage, 80teeltkeuze, 187tegenkoppeling, (terug-), 50, 101, 173territoir, 38

rechten op, 40schending van, 38

territoirnaam, 32territoiruitbreiding, 38The Evangelical Alliance Mission

(TEAM), 87, 191traditionele oplossingen, institutionalise-

ring van, 171transport, 10, 144trekcycli, 114trekfrekwentie, 32trekritme, 27trommen, 11tsjenwishuwelijk, 54tunggu perintah-instelling, 158, 221tweedeling, verwantschappelijke, 33, 37,

82tijverschil, 9

uitdagingen, 40, 46uitloging, 22uitwisseling van namen, 32Uta, vestiging bestuurspost, 85

vaardiepte, 10vaccinatiecampagnes, 183vak- en beroepsonderwijs, 159, 176, 213vegetatie, 10, 144veiligheid, 105verbalisme, 198, 205verbroederingsrituelen, 45verbruiksgoederen, import van, 166Vereenigde Oost-Indische Compagnie

(VOC), 83verhuiscyclus, 26verhuispatroon, 27verhuizingen, 26verloving, 52, 53veroudering, demografische, 106verpleeghulp, opleiding tot, 175versterking, magische, 46vervolgscholen, 191, 211vervreemding, 142verwantengroepen, 37verwantschapsstruktuur, 33, 51, 113verwantschapssysteem, als middel tot

sociale classificatie, 50, 51verwantschapsterminologie, 51

261

Page 273: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

verzamelnederzettingen, 96, 105verzinnebeelding, 68verzoening, met voorouders, 79vestigingsplaatsen, 30veten, 48, 105visgronden, 25, 100 'vishagen, 29visharpoenen, 41visrechten, 38visvangst, 26, 27, 29, 31viswaters, zie visgrondenvliegvelden, en landingsstroken, 154vloedbos, 10vluchthuwelijken, 52, 55, 56voedingspatroon, 28voedingstoestand, 132, 180voedsel, behoefte aan, 104

verduurzamen van, 31voedselarealen, afstand tot, 47, 105, 114

beschikingsmacht over, 169voedselcyclus, 69voedselgebied, 18voedselgiften, uitwisseling van, 54, 77voedselschaarste, 100, 114voedselvoorziening, 27, 39, 47, 110, 121,

219volksgezondheid, 20, 156, 175volksverhuizing, 91, 94volksziekten, 182, 188voorouders, 40, 46, 70, 73, 126

relikwieën van, 80vooroudergeesten, 70, 79voorouderschimmen, 71vrachtkosten, 145vrede, 39

sluiting van, 45, 106vredesceremoniëlen, 45vrouwenhuizen, 38vrouwenoverschot, 19vrouwenroof, 18, 40, 52, 57, 106vrouwenschaarste, 40vruchtbaarheid, 68vrijgezellenhuis, 36vuurplaatsen, 31, 36

waardenstelsel, 95, 113, 120, 179waardeoordelen, convergentie van, 102,

103diversiteit van, 102, 103

Waituku, 14wapens, gebruik van, 47waringinboom, 67Warowé, 14waterspiegel, 10waterstanden, 30

wedergeboorte, 72wederkerigheid, 28, 38, 58, 82, 118, 119wederkerigheidsplichten, 40weduwen, huwelijk van, 55weerbaarheid, 39, 110, 185weerstandsvermogen, peiling van militair,

45wegen, aanleg van, 154, 155welstandssymbolen, omzetting in, 166welvaart, verwachtingen m.b.t. de wes-

terse, 129, 130, 131welvaartsprincipes, verwachte overdracht

van, 131, 133wereld, ruimtelijke conceptie van de, 71wereldbeeld(en), 64, 68, 82, 122, 125,

179, 202overeenstemming tussen, 65veranderingen in, 93

werkgelegenheid, in de westerse sfeer,109, 110, 120, 145, 160, 165, 177, 208

werkploegen, 28werk- en taakverdeling (zie ook arbeids-

verdeling), 27, 110, 112werving, van kontraktarbeiders, 88, 110westen, zie buitenwereldwesten, houding t.o.v. het, 127, 128, 132,

174westerlingen, opvattingen over, 129westerse denkbeelden, infiltratie van, 95westerse goederen, 109, 121, 122, 128

aanbod van, 122opvattingen over, 122

westmoesson, 10woningen, 30, 31woongebied, 8, 16woordenschat, overeenkomst in, 66

ijzerhout, 11

zandbanken, 8zandstranden, 8zelfexpressie, 179zelfrealisatie (ook: -verwerkelijking),

streven naar, 142, 156, 179zending, dubbele, 87, 198zetmeelgehalte, van sagomerg, 28zetmeelopbrengst, van sagopalmen, 25zielenprauw, 67Zuid Nieuw-Guinea Expedities, 88Zuidwest Nieuw-Guinea Expeditie, 84zuigelingensterfte, 20, 103

262

Page 274: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

S T E L L I N G E N

Ook op micro-niveau geldt, dat ontwikkelingssamenwerking alleen danvrucht kan afwerpen, als zij is gegrondvest op de vertrouwensbasis diegevormd wordt door de onverholen erkenning van het belang, dat alledeelnemende partijen bij het welslagen ervan hebben.

II

Voor gebieden als Mimika en Asmat in West-Irian stuit de vervaardigingvan meubels voor exportdoeleinden vooralsnog af op het feit dat deze inhoge mate market oriented is.

III

In zoverre een ontwikkelingsland bij het aantrekken van industrie dekeuze heeft tussen importvervangende en exportbevorderende takken vanbedrijvigheid, dient er rekening mede te worden gehouden, dat de daarbijals richtsnoer te bezigen marginale netto-waardetoevoeging per werkkrachtmedebepaald wordt door het al dan niet aanwezig zijn van external eco-nomies, alsmede economies of scale op het punt van organisatie en mana-gement.

Hal S. Lary, Imports of Manufactures front Less Developed Countries,New York en Londen 1968.

IV

Bij afwezigheid van een thuismarkt voor industriële eindprodukten is hetvoor een land uiterst moeilijk een concurrentiepositie op te bouwen, diehet toegang tot de betreffende wereldmarkt verschaft. De keuze tussenimportvervanging en exportbevordering zal daarom nooit een absolutekunnen zijn.

V

Met betrekking tot het economische ontwikkelingsbeleid dient te wordenbedacht, dat een sterk benadrukken van de materiële behoeftenbevredi-ging - met name voor zover de vraag naar duurzame verbruiksgoederener door wordt geëntameerd - op den duur kan leiden tot voortschrijdende

Page 275: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

depersonalisatie van het sociale verkeer, waardoor de maatschappij gaatlaboreren aan verschraling van de intermenselijke betrekkingen en bijge-volg aan leefbaarheid inboet.

VI

Het feit dat ex-patriate deskundigen die ieder voor zich met de oplossingvan een deelprobleem van het ontwikkelingsvraagstuk belast zijn, door-gaans weinig begrip vermogen op te brengen voor eikaars wetenschappe-lijke achtergrond, leidt niet zelden tot communicatiestoornissen en ver-absolutering van deeltaken, zulks ten detrimente van de bevolking waar-onder zij werkzaam zijn. Dat werkers in het bezit van een ss-vorming, de-genen die in het bezit zijn van een a-vorming, veelal gebrek aan praktischezin verwijten, moet in dit verband symptomatisch worden geacht.

VII

Zo het al juist is, dat bij het kontakt tussen westerlingen en niet-wester-lingen paternalisme en filialisme, zoals Van Baal zegt, elkaar uitlokkenen bevestigen, moet toch altijd worden bedacht dat de aanzet van dit cu-mulatieve proces is gelegen in het feit dat de niet-westerling, al dan nietterecht, voordeel ziet in het beantwoorden aan de rolverwachtingen diehij op grond van zijn eigen gedragsnormen en de initiële houding van dewesterling bij laatstgenoemde aanwezig acht.

J. van Baal, Mensen in verandering, Amsterdam 1967, p. 72.

VIII

Bij een door hem als wederrechtelijk ervaren overschrijding van de grensvan een gebied waarop reeds territoriale rechten gevestigd zijn, onder-vindt de overschrijder een daling van zijn moreel, die niet onmiddellijkverband houdt met de weerbaarheid van de oorspronkelijke occupant endie een sterke behoefte aan rechtvaardiging oproept.

R. Ardrey, The Territorial Imperative, New York 1966.

IX

De mythische rationalisering waaraan sociale gebruiken onderhevig zijn,geeft uitdrukking aan de wisselwerking tussen de samenlevingsstruktuurals resultaat van institutionalisering enerzijds en het vigerende wereld-beeld anderzijds.

Page 276: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat

Om aan de tragische, met elk besef van sociale rechtvaardigheid spotten-de gang van zaken met betrekking tot de nog op traditionele wijze leven-de Indiaanse groeperingen in het Braziliaanse binnenland een eind te kun-nen maken, zijn een goede salariëring en een moderne uitrusting van hetambtenarenkorps dat met de verbetering van hun situatie belast is, als-mede een ingrijpende herziening van het geldende grondenrecht eerstevereisten.

XI

Op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking dreigt zelfs voor demeest geëngageerde werkers het gevaar door belangengroepen te wordeningekapseld.

H. A. van der Schoot, Het Mimika- en Asmatgebied (West-Irian) vóór en na deopenlegging.

X

Page 277: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat
Page 278: HET MIMIKA- EN ASMATGEBIED - Papua Erfgoed · 2012. 8. 24. · 2. Mimika en Asmat als woongebied 8 2.1 De geomorfologische situatie 8 2.2 Het vegetatiebeeld 10 3. Mimika en Asmat