Upload
others
View
7
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
.
Ict-gebruik in het onderwijs 2017
Stand van zaken per sector
Ed Smeets Pieter Aalders
Joost van der Horst
ii
Projectnummer: 2017.735 Opdrachtgever: Kennisnet 2017 KBA Nijmegen
Sommige rechten voorbehouden. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aan-vaarden de auteur(s), redacteur(s) en uitgever van Kennisnet geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolko-menheden.
iii
Inhoudsopgave 1 Inleiding 1 2 Primair onderwijs 3
2.1 Karakterisering van de school 3 2.2 Typering van het onderwijs 4 2.3 Aard van het ict-gebruik 4 2.4 Effecten van ict-gebruik 7 2.5 Verwachtingen rond ict-gebruik 7
3 Voortgezet onderwijs 11
3.1 Karakterisering van de school 11 3.2 Typering van het onderwijs 12 3.3 Aard van het ict-gebruik 12 3.4 Effecten van ict-gebruik 15 3.5 Verwachtingen rond ict-gebruik 15
4 Middelbaar beroepsonderwijs 19
4.1 Karakterisering van de school 19 4.2 Typering van het onderwijs 20 4.3 Aard van het ict-gebruik 20 4.4 Effecten van ict-gebruik 23 4.5 Verwachtingen rond ict-gebruik 23
5 Totaaloverzicht 27
1
1 Inleiding In het voorjaar van 2017 zijn in opdracht van Kennisnet gegevens verzameld in het kader van de Vier in balans-monitor. Daarbij stond de vraag centraal in hoeverre scholen in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs gebruik maken van ict in het onderwijs, op welke manier dat gebeurt en welke effecten men daarvan in de scholen ziet. Vragen over de huidige situatie zijn via een internetvragenlijst gesteld aan leraren. Aan schoolleiders is, eveneens via een internetvragenlijst, gevraagd naar hun opvattingen over ict-gebruik op hun school over twee jaar en naar de verwachte effecten daarvan. Deelnemers aan het onderzoek zijn deels geworven via telefonische benadering van een random steekproef aan scholen en instellingen en deels door aanmelding via bovenschoolse ict-coördinatoren. In dit rapport worden de resultaten van het onderzoek bij schoolleiders en bij leraren gepresen-teerd in de vorm van tabellen en grafieken, voorzien van korte toelichtingen. Dit gebeurt voor elk van de drie onderwijstypen afzonderlijk. Tot slot worden de resultaten bij de belangrijkste thema’s gezamenlijk gepresenteerd in enkele grafieken.
3
2 Primair onderwijs 2.1 Karakterisering van de school Een kwart van de schoolleiders geeft aan dat hun school alleen ict gebruikt voor zover het past binnen bestaande werkwijzen. Zes op de tien schoolleiders geven aan dat hun school ict ge-bruikt om het onderwijs stap voor stap te veranderen en te verbeteren. Volgens een op de ze-ven heeft de school de ambitie om het onderwijs (met gebruik van ict) ingrijpend te veranderen (zie tabel 2.1). Tabel 2.1 – Typering door de schoolleider van het ict-gebruik op school (n=367)
Aantal %
Onze school of instelling gebruikt ict alleen voor zover het past binnen bestaande werkwijzen
94 26%
Onze school of instelling gebruikt ict om het onderwijs stap voor stap te veranderen en te verbeteren
219 60%
Onze school of instelling heeft de ambitie om het onderwijs ingrijpend te veranderen en gebruikt daarbij ict
54 15%
Gemiddeld is er – volgens opgave door de schoolleiders – per vier leerlingen één computer beschikbaar. Figuur 2.1 laat zien dat dit tussen kleinere en grotere scholen verschilt. Op kleine-re scholen (minder dan 200 leerlingen) is gemiddeld één computer beschikbaar per drie leer-lingen, op grotere scholen (300 leerlingen of meer) per vijf leerlingen. Figuur 2.1 – Gemiddeld aantal leerlingen per computer, naar schoolgrootte (n=350)
3,03,8
4,9
4,0
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
4,5
5,0
1-199 200-299 300 of meer totaal
4
2.2 Typering van het onderwijs De leerkrachten is verzocht aan de hand van tien stellingen het onderwijs te typeren dat zij geven. Daarin zijn twee dimensies te herkennen: onderwijs waarin de leerkracht centraal staat (de eerste vijf items) en onderwijs dat leerlinggericht is (item zes tot en met tien). Figuur 2.2 geeft een overzicht. Daaruit blijkt dat vooral activiteiten waarin de leerkracht centraal staat veel voorkomen. Acht op de tien leerkrachten laten leerlingen vaak of heel vaak leerstof verwerken door opdrachten te geven en oefeningen te laten maken. Een even grote groep stelt vaak of heel vaak vragen tijdens de les om te controleren of leerlingen de leerstof beheersen. Van de meer leerlinggerichte items scoort alleen het eerste item hoog: zeven op de tien leerkrachten begeleiden leerlingen vaak of heel vaak individueel bij hun leerproces. De overige vier items die op leerlinggericht onderwijs betrekking hebben, komen aanzienlijk minder vaak voor. Figuur 2.2 – Typering door leerkrachten van het onderwijs dat zij geven (n=1036 tot 1041)
2.3 Aard van het ict-gebruik Figuur 2.3 geeft een indruk van het gebruik van ict tijdens de les door de leerkrachten. Zij ma-ken veelvuldig gebruik van een beamer of digibord (87% vaak of heel vaak) en van digitaal leermateriaal (72% vaak of heel vaak). Rond twee derde (65%) geeft vaak of heel vaak klassi-kaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen. Bij de lesvoorbereiding gebruikt 63% vaak of heel vaak internet. Ruim de helft (55%) plaatst vaak of heel vaak informatie over de prestaties van leerlingen in een digitaal informatiesysteem van de school.
4%
3%
3%
6%
2%
8%
5%
18%
11%
9%
10%
11%
3%
3%
5%
6%
24%
35%
38%
25%
25%
20%
15%
16%
25%
23%
35%
24%
28%
29%
44%
41%
46%
41%
40%
45%
27%
16%
17%
25%
18%
15%
34%
39%
28%
25%
8%
4%
3%
6%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
bepaal ik wat mijn leerlingen op welk moment leren
ga ik met behulp van toetsen na of leerlingen de behandelde stofbeheersen
laat ik leerlingen leerstof verwerken door opdrachten enoefeningen te geven
stel ik tijdens de les vragen over de leerstof om te controleren ofleerlingen de leerstof beheersen
vat ik de leerstof samen tijdens de les
begeleid ik leerlingen individueel bij hun leerproces
geef ik leerlingen ruimte om zelf te ontdekken op welke manier zehet beste leren
stimuleer ik dat leerlingen zelf kiezen wanneer ze wat willen leren
laat ik leerlingen elkaar feedback geven over hun werk
laat ik samenwerken en initiatief nemen ookmeewegen bij de beoordeling van het werk
nooit/nvt zelden (bij 1-10% van de lessen) soms (bij 10-40% van de lessen)regelmatig (bij 40-60% van de lessen) vaak (bij 60-90% van de lessen) heel vaak (bij >90% van de lessen)
5
Figuur 2.3 – Aard van ict-gebruik door leerkrachten, volgens hun eigen opgave (n=993 tot 1014)
De volgende vraag gaat over specifieke toepassingen van ict in de lessen (apparatuur en pro-grammatuur). Figuur 2.4 toont de resultaten. Leerkrachten gebruiken vooral een digibord (86% vaak of heel vaak), methodegebonden leermiddelen (71% vaak of heel vaak), papieren werk- en leerboeken (68% vaak of heel vaak), desktopcomputers of laptops (54% vaak of heel vaak) en oefensoftware (49% vaak of heel vaak),
21%
4%
6%
52%
25%
21%
12%
26%
35%
28%
3%
15%
26%
16%
28%
3%
32%
41%
21%
25%
8%
9%
3%
6%
24%
19%
19%
15%
15%
18%
15%
5%
6%
18%
14%
21%
4%
11%
19%
15%
4%
7%
26%
26%
15%
11%
21%
15%
28%
28%
29%
27%
21%
24%
19%
8%
26%
25%
22%
10%
15%
20%
20%
6%
18%
14%
29%
20%
22%
33%
5%
17%
20%
24%
21%
16%
20%
28%
16%
15%
26%
17%
18%
17%
12%
19%
24%
38%
10%
26%
29%
38%
31%
9%
10%
17%
10%
8%
12%
33%
31%
12%
17%
10%
37%
17%
5%
19%
63%
34%
3%
6%
22%
25%
9%
4%
12%
24%
3%
28%
8%
6%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
gebruik ik een beamer of digibord
maak ik bij mijn lessen gebruik van digitaal leermateriaal
stel ik door mijzelf ontwikkeld digitaal leermateriaal beschikbaaraan mijn leerlingen
toon ik websites tijdens mijn les
bereid ik mijn lessen voor met behulp van digitale voorzieningenzoals laptop of mobiele telefoon
gebruik ik internet bij mijn lesvoorbereiding
maak ik afdrukken/ prints voor leerlingen
leer ik leerlingen programmeren of coderen
leer ik leerlingen hoe om te gaan met sociale media
praat ik met leerlingen over veiligheid op internet
breng ik websites met (extra) uitleg of oefenmateriaal onder deaandacht
help ik leerlingen bij het vinden en beoordelen van informatie opinternet
laat ik zien hoe online woordenboeken of digitaleencyclopedieën kunnen helpen bij schoolwerk
help ik leerlingen bij gebruik van algemene computer-programma’s voor bijvoorbeeld tekstverwerking of mail
gebruik ik specifieke leer- of oefenprogramma’s die bij mijn lessen passen
plaats ik informatie over de prestaties van leerlingen in eendigitaal informatiesysteem van de school
laat ik leerlingen online een test of (oefen)toets maken
stimuleer ik leerlingen gebruik te maken van digitaletoepassingen die bijdragen aan leren
attendeer ik leerlingen op (extra) uitleg van leerstof diebeschikbaar is via internet
geef ik klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen
laat ik alle leerlingen tegelijk met een digitale voorzieningwerken, zoals een laptop of iPad
laat ik leerlingen werken met digitale toepassingen die ze nodighebben in hun latere beroep
stem ik mijn instructie en feedback af op leerlingresultaten verkregen via computerprogramma’s
nooit/nvt zelden (bij 1-10% van de lessen) soms (bij 10-40% van de lessen)
regelmatig (bij 40-60% van de lessen) vaak (bij 60-90% van de lessen) heel vaak (bij >90% van de lessen)
6
Figuur 2.4 – Gebruik van specifieke ict-toepassingen (apparatuur en programmatuur) door leerkrachten, volgens hun eigen opgave (n=951 tot 967)
81%
10%
52%
3%
29%
13%
6%
51%
34%
12%
6%
19%
57%
66%
35%
36%
76%
64%
47%
63%
9%
6%
5%
10%
5%
20%
8%
13%
3%
13%
16%
14%
6%
12%
22%
18%
22%
19%
12%
11%
17%
19%
4%
3%
11%
5%
11%
16%
3%
14%
25%
13%
10%
19%
28%
18%
20%
12%
10%
23%
20%
5%
6%
10%
10%
7%
6%
22%
20%
6%
7%
19%
25%
28%
9%
14%
23%
32%
19%
6%
3%
13%
16%
3%
9%
9%
4%
12%
13%
30%
28%
4%
23%
20%
18%
36%
9%
13%
18%
28%
23%
3%
5%
7%
3%
8%
9%
28%
32%
24%
26%
63%
10%
6%
13%
7%
3%
5%
9%
7%
3%
7%
40%
39%
8%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
e-books
desktop-computer of laptop
mobiele telefoon
digibord
tabletcomputer (bv iPad)
presentatiesoftware (bv. Powerpoint)
oefensoftware
programma’s met combinatie van instructie, oefenen en feedback (bv Snappet)
evaluatiesoftware, (bv toetsen, adaptief toetsen)
video’s met uitleg (bv via Youtube)
internet als informatiebron
verwerkingssoftware (bv Word, Excel)
digitale meet- en weeginstrumenten (bijv. voor lessen techniekof scheikunde)
simulatiesoftware (bv. natuurkundige proefjes)
cognitieve ondersteuningsprogramma’s (bv mindmaps)
game ontwikkeld voor educatieve doeleinden / leerdoelen
elektronische leeromgeving (bv Blackboard)
digitale voortgangsregistratie (bv. E-portfolio)
communicatiesoftware (bv email, skype, chat)
Social media (bv Facebook, Twitter, Blog)
papieren werkboeken en leerboeken
methodegebonden leermiddelen
niet-methodegebonden leermiddelen (zelf ontwikkeld of gevonden, bijvoorbeeld via collega’s of internet)
nooit/nvt zelden (bij 1-10% van de lessen) soms (bij 10-40% van de lessen)
regelmatig (bij 40-60% van de lessen) vaak (bij 60-90% van de lessen) heel vaak (bij >90% van de lessen)
7
2.4 Effecten van ict-gebruik De leerkrachten hebben zich ook uitgesproken over de effecten die zij zien van ict-gebruik. Uit figuur 2.5 blijkt dat zij vooral zien dat leerlingen meer gemotiveerd zijn door het gebruik van ict (56% vaak of heel vaak). Ook vinden relatief veel leerkrachten dat het lesgeven efficiënter verloopt als zij gebruik maken van ict (37% vaak of heel vaak) en zij beter overzicht hebben over de vorderingen van de leerlingen (eveneens 37% vaak of heel vaak). Over de vraag of de leerprestaties verbeteren, zijn de meningen verdeeld: 41% ziet dit hooguit soms gebeuren, 23% ziet dat vaak of heel vaak. Figuur 2.5 – Effecten van ict-gebruik, volgens inschatting van de leerkrachten (n=927 tot 934)
2.5 Verwachtingen rond ict-gebruik Figuur 2.6 geeft een overzicht van de meningen van schoolleiders omtrent het ict-gebruik op hun school over twee jaar. Bijna alle schoolleiders (90 procent of meer) zijn van mening dat leerkrachten over twee jaar in meer dan de helft van de lessen gebruik zouden moeten maken van een beamer of digibord en van digitaal leermateriaal en specifieke leerprogramma’s die bij de les passen. Ook vindt de overgrote meerderheid (meer dan 80 procent) dat leerkrachten over twee jaar in meer dan de helft van de lessen hun leerlingen zouden moeten helpen bij het vinden en beoordelen van informatie op internet, praten met hun leerlingen over veiligheid op internet en hun leerlingen leren hoe zij moeten omgaan met sociale media. Ook vinden meer dan acht op de tien schoolleiders dat leerkrachten over twee jaar meer dan de helft van hun lessen zouden moeten voorbereiden met behulp van internet. Figuur 2.7 geeft een beeld van de mening van schoolleiders over apparatuur en programmatuur die over twee jaar in meer dan de helft van de lessen zou moeten worden gebruikt. Ruim 90 procent van de schoolleiders vindt dat de leerkrachten op hun school in meer dan de helft van de lessen gebruik zouden moeten maken van een digibord en van een leerlingvolgsysteem.
6%
6%
5%
8%
8%
16%
5%
6%
6%
8%
9%
14%
30%
10%
30%
24%
23%
20%
27%
36%
30%
31%
29%
29%
25%
22%
21%
46%
23%
28%
26%
28%
16%
10%
3%
9%
6%
9%
6%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
leerprestaties verbeteren
leerlingen meer gemotiveerd zijn
leerlingen sneller leren
lesgeven efficiënter verloopt
leerlingen onderwijs krijgen dat is afgestemd op hun individueletalenten
u beter overzicht hebt over vorderingen van leerlingen
leerlingen beter zicht hebben op hun eigen leerproces
nooit/nvt zelden (bij 1-10% van de lessen) soms (bij 10-40% van de lessen)
regelmatig (bij 40-60% van de lessen) vaak (bij 60-90% van de lessen) heel vaak (bij >90% van de lessen)
8
Verder vinden acht op de tien schoolleiders dat hun leerkrachten over twee jaar in meer dan de helft van de lessen gebruik zouden moeten maken van desktopcomputers of laptops en van tablet-computers. Drie kwart vindt dat een digitaal toetssysteem zou moeten worden gebruikt in meer dan de helft van de lessen en twee derde is van mening dat een digitaal systeem voor afwezigheidsregistratie deel zou moeten uitmaken van de voorzieningen die in meer dan de helft van de lessen worden gebruikt. Figuur 2.6 – Gewenst ict-gebruik door leerkrachten, over twee jaar, in meer dan de helft van de lessen, naar de mening van de schoolleider (n=191)
97%
95%
91%
90%
87%
87%
81%
80%
77%
77%
76%
76%
74%
73%
71%
70%
64%
62%
59%
58%
41%
38%
33%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
maken gebruik van een beamer of digibord
gebruiken tijdens hun les digitaal leermateriaal
leren leerlingen hoe om te gaan met sociale media
gebruiken specifieke leerprogramma's passend bij de les
gebruiken internet bij hun lesvoorbereiding
praten met leerlingen over veiligheid op internet
helpen bij vinden/beoordelen van informatie op internet
geven klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen
tonen websites tijdens hun les
helpen bij gebruik van algemene computerprogramma's
plaatsen leerling-prestaties in digitaal informatiesysteem
brengen websites met leermateriaal onder de aandacht
stimuleren het gebruik van digitale toepassingen
bereiden lessen voor met gebruik van digitale voorzieningen
laten leerlingen online een test of (oefen)toets maken
stemmen hun instructie en feedback af op leerlingresultatenverkregen via computerprogramma's
maken afdrukken/prints voor hun leerlingen
laten zien hoe online encyclopedieën kunnen helpen
laten de hele klas tegelijk met digitale voorzieningen werken
attenderen op leerstof dat beschikbaar is via internet
leren leerlingen programmeren of coderen
stellen digitaal zelf ontwikkeld leermateriaal beschikbaar
laten leerlingen werken met digitale toepassingen die zenodig hebben in hun latere beroep
9
Figuur 2.7 – Gewenst gebruik van apparatuur en programmatuur door leerkrachten, over twee jaar, in meer dan de helft van de lessen, naar de mening van de schoolleider (n=187)
De schoolleiders is ook gevraagd hun verwachtingen uit te spreken over de effecten van ict-gebruik op school, over twee jaar (zie figuur 2.8). Schoolleiders verwachten vooral dat de leer-lingen op hun school door het gebruik van ict meer gemotiveerd zullen zijn (70% verwacht een groot of zeer groot effect), dat zij onderwijs krijgen dat naar inhoud, instructievorm en tempo is afgestemd op hun individuele talenten (62% groot of zeer groot effect), dat de leerlingen beter zicht hebben op hun eigen leerproces (61% groot of zeer groot effect), en voorbereid zijn op het leven als burger in de 21e eeuw (65% groot of zeer groot effect). Daarnaast verwachten veel schoolleiders dat ouders dankzij het gebruik van ict beter geïnfor-meerd zullen zijn over de ontwikkeling van hun kind (62% groot of zeer groot effect) en dat ver-volgopleidingen meer gebruik zullen maken van in het schoolinformatiesysteem opgeslagen gegevens over prestaties van de leerlingen (65% groot of zeer groot effect).
92%
91%
80%
78%
75%
67%
50%
20%
16%
16%
12%
12%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
digibord
leerlingvolgsysteem
tabletcomputer (bv iPad)
desktop-computer of laptop
digitaal toetssysteem
afwezigheidsregistratiesysteem
elektronische leeromgeving
mobiele telefoo
roostersystemen
beroepsspecifieke toepassingen
e-books
digitale meet- en weeginstrumenten
10
Figuur 2.8 – Mening van schoolleiders over effecten die op hun school over twee jaar kunnen worden bereikt door gebruik van ict (n=398)
11%
3%
3%
3%
5%
17%
6%
18%
9%
11%
11%
17%
13%
10%
35%
23%
34%
28%
26%
22%
34%
21%
16%
37%
57%
40%
46%
47%
49%
30%
48%
43%
9%
13%
6%
15%
15%
16%
6%
14%
22%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
leerprestaties verbeteren
leerlingen zijn meer gemotiveerd
leerlingen leren sneller
leerlingen hebben beter zicht op hun eigen leerproces
leerlingen krijgen onderwijs dat naar inhoud, instructievorm entempo is afgestemd op hun individuele talenten
leerlingen zijn voorbereid om als burger te leven in de 21ste eeuw
leerlingen vinden later gemakkelijker een baan op de arbeidsmarkt
ouders van leerlingen zijn beter geïnformeerd over de ontwikkelingvan leerlingen
gegevens over leerling-prestaties die u heeft opgeslagen in uwschoolinformatiesysteem worden door vervolgopleidingen gebruikt
niet / n.v.t. zeer beperkt (bij <10% van de leerlingen)beperkt (bij 10-40% van de leerlingen) ongeveer de helft (bij 40-60% van de leerlingen)groot (bij 60-90% van de leerlingen) zeer groot (bij >90% van de leerlingen)
11
3 Voortgezet onderwijs 3.1 Karakterisering van de school Volgens bijna een derde van de schoolleiders wordt ict op hun school alleen gebruikt voor zover het past binnen bestaande werkwijzen. Bijna de helft van de schoolleiders geeft aan dat hun school ict gebruikt om het onderwijs stap voor stap te veranderen en te verbeteren. Volgens bijna een kwart heeft de school de ambitie om het onderwijs (met gebruik van ict) ingrijpend te veranderen (zie tabel 3.1). Tabel 3.1 – Typering door de schoolleider van het ict-gebruik op school (n=257)
Aantal %
Onze school of instelling gebruikt ict alleen voor zover het past binnen bestaande werkwijzen
79 31%
Onze school of instelling gebruikt ict om het onderwijs stap voor stap te veranderen en te verbeteren
119 46%
Onze school of instelling heeft de ambitie om het onderwijs ingrijpend te veranderen en gebruikt daarbij ict
59 23%
Gemiddeld is er – volgens opgave door de schoolleiders – op ruim vier leerlingen één computer beschikbaar. Figuur 3.1 laat zien dat dit tussen kleinere en grotere scholen verschilt. Op kleine-re scholen (minder dan 500 leerlingen) is er gemiddeld één computer op iets minder dan drie leerlingen, op grotere scholen (1500 leerlingen of meer) één computer op ruim vijf leerlingen. Figuur 3.1 – Gemiddeld aantal leerlingen per computer, naar schoolgrootte (n=227)
2,7
4,75,4
4,4
0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
1-499 500-1499 1500 of meer totaal
12
3.2 Typering van het onderwijs De leraren is verzocht aan de hand van tien stellingen het onderwijs te typeren dat zij geven. Daarin zijn twee dimensies te herkennen: onderwijs waarin de leraar centraal staat (de eerste vijf items) en onderwijs dat leerlinggericht is (item zes tot en met tien). Figuur 3.2 geeft een overzicht. Daaruit blijkt dat vooral activiteiten waarin de leraar centraal staat veel voorkomen. Acht op de tien leraren laten leerlingen vaak of heel vaak leerstof verwerken door opdrachten te geven en oefeningen te laten maken. Bijna drie kwart stelt vaak of heel vaak vragen tijdens de les om te controleren of leerlingen de leerstof beheersen. Van de meer leerlinggerichte items scoort alleen het eerste item hoog: de helft van de leraren begeleidt leerlingen vaak of heel vaak individueel bij hun leerproces. De overige vier items die op leerlinggericht onderwijs be-trekking hebben, komen aanzienlijk minder vaak voor. Figuur 3.2 – Typering door leraren van het onderwijs dat zij geven (n=1148 tot 1160)
3.3 Aard van het ict-gebruik Figuur 3.3 geeft een indruk van het gebruik van ict tijdens de les door de leerkrachten. Zij ma-ken veelvuldig gebruik van een beamer of digibord (73% vaak of heel vaak) en van digitaal leer-materiaal (51% vaak of heel vaak). De helft geeft vaak of heel vaak klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen. Bij de lesvoorbereiding gebruikt 59% vaak of heel vaak internet, ter-wijl 55% lessen vaak of heel vaak voorbereidt met behulp van digitale voorzieningen zoals lap-top of mobiele telefoon. Iets meer dan de helft (52%) plaatst vaak of heel vaak informatie over de prestaties van leerlingen in een digitaal informatiesysteem van de school.
3%
7%
3%
12%
7%
4%
22%
19%
19%
8%
17%
3%
5%
12%
14%
25%
33%
41%
25%
25%
28%
13%
21%
26%
31%
33%
21%
23%
22%
45%
33%
44%
41%
37%
33%
27%
13%
11%
17%
20%
12%
38%
32%
21%
19%
9%
4%
3%
5%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
bepaal ik wat mijn leerlingen op welk moment leren
ga ik met behulp van toetsen na of leerlingen de behandelde stofbeheersen
laat ik leerlingen leerstof verwerken door opdrachten enoefeningen te geven
stel ik tijdens de les vragen over de leerstof om te controleren ofleerlingen de leerstof beheersen
vat ik de leerstof samen tijdens de les
begeleid ik leerlingen individueel bij hun leerproces
geef ik leerlingen ruimte om zelf te ontdekken op welke manier zehet beste leren
stimuleer ik dat leerlingen zelf kiezen wanneer ze wat willen leren
laat ik leerlingen elkaar feedback geven over hun werk
laat ik samenwerken en initiatief nemen ookmeewegen bij de beoordeling van het werk
nooit/nvt nooit/nvt zelden (bij 1-10% van de lessen)
soms (bij 10-40% van de lessen) regelmatig (bij 40-60% van de lessen) vaak (bij 60-90% van de lessen)
13
Figuur 3.3 – Aard van ict-gebruik door leraren, volgens hun eigen opgave (n=1102 tot 1117)
De volgende vraag gaat over specifieke toepassingen van ict in de lessen (apparatuur en pro-grammatuur). Figuur 3.4 toont de resultaten. Leraren gebruiken vooral een digibord (60% vaak of heel vaak), methodegebonden leermiddelen (59% vaak of heel vaak), papieren werk- en leer-boeken (66% vaak of heel vaak), desktopcomputers of laptops (54% vaak of heel vaak) en pre-sentatiesoftware (46% vaak of heel vaak).
5%
3%
12%
4%
6%
6%
77%
23%
15%
6%
12%
31%
20%
13%
13%
21%
8%
7%
4%
18%
31%
35%
3%
8%
18%
12%
10%
6%
17%
13%
27%
27%
11%
20%
24%
22%
19%
8%
21%
15%
14%
8%
17%
26%
25%
7%
17%
22%
24%
12%
13%
29%
6%
27%
29%
29%
31%
24%
22%
22%
11%
22%
25%
25%
14%
18%
21%
20%
11%
21%
18%
27%
17%
20%
26%
3%
15%
19%
26%
24%
13%
18%
21%
16%
18%
26%
25%
24%
18%
13%
11%
21%
25%
19%
23%
22%
30%
16%
7%
8%
22%
12%
7%
15%
18%
27%
14%
20%
24%
30%
17%
7%
7%
52%
26%
11%
10%
33%
29%
5%
6%
4%
6%
25%
5%
6%
6%
20%
11%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
gebruik ik een beamer of digibord
maak ik bij mijn lessen gebruik van digitaal leermateriaal
stel ik door mijzelf ontwikkeld digitaal leermateriaal beschikbaaraan mijn leerlingen
toon ik websites tijdens mijn les
bereid ik mijn lessen voor met behulp van digitale voorzieningenzoals laptop of mobiele telefoon
gebruik ik internet bij mijn lesvoorbereiding
maak ik afdrukken/ prints voor leerlingen
leer ik leerlingen programmeren of coderen
leer ik leerlingen hoe om te gaan met sociale media
praat ik met leerlingen over veiligheid op internet
breng ik websites met (extra) uitleg of oefenmateriaal onder deaandacht
help ik leerlingen bij het vinden en beoordelen van informatie opinternet
laat ik zien hoe online woordenboeken of digitaleencyclopedieën kunnen helpen bij schoolwerk
help ik leerlingen bij gebruik van algemene computer-programma’s voor bijvoorbeeld tekstverwerking of mail
gebruik ik specifieke leer- of oefenprogramma’s die bij mijn lessen passen
plaats ik informatie over de prestaties van leerlingen in eendigitaal informatiesysteem van de school
laat ik leerlingen online een test of (oefen)toets maken
stimuleer ik leerlingen gebruik te maken van digitaletoepassingen die bijdragen aan leren
attendeer ik leerlingen op (extra) uitleg van leerstof diebeschikbaar is via internet
geef ik klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen
laat ik alle leerlingen tegelijk met een digitale voorzieningwerken, zoals een laptop of iPad
laat ik leerlingen werken met digitale toepassingen die ze nodighebben in hun latere beroep
stem ik mijn instructie en feedback af op leerlingresultaten verkregen via computerprogramma’s
nooit/nvt zelden (bij 1-10% van de lessen) soms (bij 10-40% van de lessen)
regelmatig (bij 40-60% van de lessen) vaak (bij 60-90% van de lessen) heel vaak (bij >90% van de lessen)
14
Figuur 3.4 – Gebruik van specifieke ict-toepassingen (apparatuur en programmatuur) door leraren, volgens hun eigen opgave (n=1054 tot 1069)
77%
9%
16%
17%
55%
8%
21%
54%
42%
7%
6%
12%
76%
76%
45%
52%
41%
52%
27%
60%
10%
10%
7%
62%
86%
85%
10%
8%
19%
6%
12%
9%
16%
18%
19%
10%
8%
12%
10%
11%
23%
20%
10%
14%
14%
19%
5%
6%
9%
14%
5%
7%
6%
13%
27%
6%
11%
17%
25%
14%
16%
25%
18%
18%
7%
8%
18%
16%
10%
13%
17%
11%
7%
9%
20%
9%
4%
4%
3%
16%
23%
11%
9%
19%
20%
7%
13%
25%
28%
25%
4%
4%
9%
7%
12%
9%
19%
6%
13%
15%
27%
6%
3%
19%
13%
19%
7%
24%
15%
6%
8%
25%
29%
23%
3%
4%
14%
8%
16%
26%
31%
24%
6%
35%
3%
41%
6%
22%
4%
8%
11%
10%
12%
5%
7%
40%
28%
13%
3%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
e-books
desktop-computer of laptop
mobiele telefoon
digibord
tabletcomputer (bv iPad)
presentatiesoftware (bv. Powerpoint)
oefensoftware
programma’s met combinatie van instructie, oefenen en feedback (bv Snappet)
evaluatiesoftware, (bv toetsen, adaptief toetsen)
video’s met uitleg (bv via Youtube)
internet als informatiebron
verwerkingssoftware (bv Word, Excel)
digitale meet- en weeginstrumenten (bijv. voor lessen techniekof scheikunde)
simulatiesoftware (bv. natuurkundige proefjes)
cognitieve ondersteuningsprogramma’s (bv mindmaps)
game ontwikkeld voor educatieve doeleinden / leerdoelen
elektronische leeromgeving (bv Blackboard)
digitale voortgangsregistratie (bv. E-portfolio)
communicatiesoftware (bv email, skype, chat)
Social media (bv Facebook, Twitter, Blog)
papieren werkboeken en leerboeken
methodegebonden leermiddelen
niet-methodegebonden leermiddelen (zelf ontwikkeld of gevonden, bijvoorbeeld via collega’s of internet)
ict-toepassingen om leerlingenberoepsvaardighedente latenoefenen
simulaties om beroepsspecifieke vaardigheden aan te leren
beroepsspecifieke hardware of daarop afgestemde interfacesdie later ook in de praktijk gebruik wordt
nooit/nvt zelden (bij 1-10% van de lessen) soms (bij 10-40% van de lessen)
regelmatig (bij 40-60% van de lessen) vaak (bij 60-90% van de lessen) heel vaak (bij >90% van de lessen)
15
3.4 Effecten van ict-gebruik De leraren hebben zich ook uitgesproken over de effecten die zij zien van ict-gebruik. Uit figuur 3.5 blijkt dat zij vooral zien dat leerlingen meer gemotiveerd zijn door het gebruik van ict (30% vaak of heel vaak), dat het lesgeven efficiënter verloopt als zij gebruik maken van ict (28% vaak of heel vaak) en zij beter overzicht hebben over de vorderingen van de leerlingen (26% vaak of heel vaak). Over het geheel genomen, zien leraren in het voortgezet onderwijs minder effecten van ict-gebruik dan leerkrachten in het basisonderwijs. Figuur 3.5 – Effecten van ict-gebruik, volgens inschatting van de leraren (n=1029 tot 1034)
3.5 Verwachtingen rond ict-gebruik Figuur 3.6 geeft een overzicht van de meningen van schoolleiders omtrent het ict-gebruik op hun school over twee jaar. De overgrote meerderheid van de schoolleiders vindt dat leraren over twee jaar in meer dan de helft van de lessen gebruik zouden moeten maken van een bea-mer of digibord (91%) en van digitaal leermateriaal (88%). Ook zijn veel schoolleiders van me-ning dat leraren over twee jaar meer dan de helft van hun lessen zouden moeten voorbereiden met behulp van internet (86%). Acht op de tien schoolleiders vinden dat leraren op hun school over twee jaar in meer dan de helft van de lessen websites met lesmateriaal onder de aandacht zouden moeten brengen, specifieke leerprogramma’s gebruiken die bij de les passen en bij het voorbereiden van lessen digitale voorzieningen gebruiken. Figuur 3.7 geeft een beeld van de mening van schoolleiders over apparatuur en programmatuur die over twee jaar in meer dan de helft van de lessen zou moeten worden gebruikt. Veel school-leiders vinden dat leraren op hun school in meer dan de helft van de lessen gebruik zouden
8%
6%
8%
7%
12%
15%
13%
15%
9%
16%
12%
17%
14%
19%
33%
25%
34%
26%
25%
23%
29%
27%
30%
26%
28%
25%
23%
22%
15%
26%
13%
22%
16%
20%
14%
4%
6%
5%
6%
3%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
leerprestaties verbeteren
leerlingen meer gemotiveerd zijn
leerlingen sneller leren
lesgeven efficiënter verloopt
leerlingen onderwijs krijgen dat is afgestemd op hun individueletalenten
u beter overzicht hebt over vorderingen van leerlingen
leerlingen beter zicht hebben op hun eigen leerproces
nooit/nvt zelden (bij 1-10% van de lessen) soms (bij 10-40% van de lessen)regelmatig (bij 40-60% van de lessen) vaak (bij 60-90% van de lessen) heel vaak (bij >90% van de lessen)
16
moeten maken van een leerlingvolgsysteem (87%), een digitaal systeem voor afwezigheidsre-gistratie (84%), een elektronische leeromgeving (81%) en een digibord (80%). Figuur 3.6 – Gewenst ict-gebruik door leraren, over twee jaar, in meer dan de helft van de les-sen, naar de mening van de schoolleider (n=212)
91%
88%
86%
80%
80%
80%
79%
76%
75%
74%
74%
72%
71%
71%
70%
69%
62%
56%
56%
51%
40%
39%
16%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
maken gebruik van een beamer of digibord
gebruiken tijdens hun les digitaal leermateriaal
gebruiken internet bij hun lesvoorbereiding
brengen websites met leermateriaal onder de aandacht
gebruiken specifieke leerprogramma's passend bij de les
bereiden lessen voor met gebruik van digitale voorzieningen
geven klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen
tonen websites tijdens hun les
plaatsen leerling-prestaties in digitaal informatiesysteem
praten met leerlingen over veiligheid op internet
attenderen op leerstof dat beschikbaar is via internet
leren leerlingen hoe om te gaan met sociale media
laten leerlingen online een test of (oefen)toets maken
helpen bij gebruik van algemene computerprogramma's
stimuleren het gebruik van digitale toepassingen
helpen bij vinden/beoordelen van informatie op internet
laten de hele klas tegelijk met digitale voorzieningen werken
laten zien hoe online encyclopedieën kunnen helpen
stellen digitaal zelf ontwikkeld leermateriaal beschikbaar
stemmen hun instructie en feedback af op leerlingresultatenverkregen via computerprogramma's
laten leerlingen werken met digitale toepassingen die zenodig hebben in hun latere beroep
maken afdrukken/prints voor hun leerlingen
leren leerlingen programmeren of coderen
17
Figuur 3.7 – Gewenst gebruik van apparatuur en programmatuur door leraren, over twee jaar, in meer dan de helft van de lessen, naar de mening van de schoolleider (n=208)
De schoolleiders is ook gevraagd hun verwachtingen uit te spreken over de effecten van ict-gebruik op school, over twee jaar (zie figuur 3.8). Schoolleiders verwachten vooral dat de leer-lingen op hun school door het gebruik van ict beter zicht hebben op hun eigen leerproces (54% groot of zeer groot effect), dat zij onderwijs krijgen dat naar inhoud, instructievorm en tempo is afgestemd op hun individuele talenten (49% groot of zeer groot effect), dat zij voorbereid zijn op het leven als burger in de 21e eeuw (47% groot of zeer groot effect) en meer gemotiveerd zullen zijn (46% verwacht een groot of zeer groot effect). Daarnaast verwachten veel schoolleiders dat ouders beter geïnformeerd zullen zijn over de ontwikkeling van hun kind (46% groot of zeer groot effect). Evenals de leraren, voorzien ook de schoolleiders minder grote effecten van ict in vergelijking met hun collega’s in het primair onderwijs.
87%
84%
81%
80%
76%
66%
64%
50%
42%
35%
27%
16%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
leerlingvolgsysteem
afwezigheidsregistratiesysteem
elektronische leeromgeving
digibord
desktop-computer of laptop
digitaal toetssysteem
roostersystemen
tabletcomputer
mobiele telefoon
beroepsspecifieke toepassingen
digitale meet- en weeginstrument
e-books
18
Figuur 3.8 – Mening van schoolleiders over effecten die op hun school over twee jaar kunnen worden bereikt door gebruik van ict (n=262 tot 266)
3%
5%
9%
6%
4%
6%
5%
5%
3%
10%
6%
13%
26%
16%
27%
14%
15%
18%
25%
17%
23%
35%
33%
39%
26%
29%
29%
35%
29%
22%
28%
41%
22%
45%
40%
36%
21%
40%
25%
3%
5%
3%
9%
9%
11%
3%
6%
7%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
leerprestaties verbeteren
leerlingen zijn meer gemotiveerd
leerlingen leren sneller
leerlingen hebben beter zicht op hun eigen leerproces
leerlingen krijgen onderwijs dat naar inhoud, instructievorm entempo is afgestemd op hun individuele talenten
leerlingen zijn voorbereid om als burger te leven in de 21ste eeuw
leerlingen vinden later gemakkelijker een baan op de arbeidsmarkt
ouders van leerlingen zijn beter geïnformeerd over de ontwikkelingvan leerlingen
gegevens over leerling-prestaties die u heeft opgeslagen in uwschoolinformatiesysteem worden door vervolgopleidingen gebruikt
niet / n.v.t. zeer beperkt (bij <10% van de leerlingen)beperkt (bij 10-40% van de leerlingen) ongeveer de helft (bij 40-60% van de leerlingen)groot (bij 60-90% van de leerlingen) zeer groot (bij >90% van de leerlingen)
19
4 Middelbaar beroepsonderwijs 4.1 Karakterisering van de school De helft van de schoolleiders geeft aan dat hun instelling ict gebruikt om het onderwijs stap voor stap te veranderen en te verbeteren en een derde geeft aan dat hun instelling de ambitie heeft om het onderwijs (met gebruik van ict) ingrijpend te veranderen (zie tabel 4.1). Tabel 4.1 – Typering door de schoolleider van het ict-gebruik op de instelling (n=119)
Aantal %
Onze school of instelling gebruikt ict alleen voor zover het past binnen bestaande werkwijzen
17 14%
Onze school of instelling gebruikt ict om het onderwijs stap voor stap te veranderen en te verbeteren
62 52%
Onze school of instelling heeft de ambitie om het onderwijs ingrijpend te veranderen en gebruikt daarbij ict
40 34%
Gemiddeld is er – volgens opgave door de schoolleiders – per 3,5 leerling één computer be-schikbaar. Figuur 4.1 laat zien dat dit tussen kleinere en grotere instellingen verschilt. Op klei-nere instellingen (minder dan 400 leerlingen) beschikken gemiddeld twee leerlingen over één computer, op grotere instellingen (2000 leerlingen of meer) is er gemiddeld één computer per vijf leerlingen. Figuur 4.1 – Gemiddeld aantal leerlingen per computer, naar schoolgrootte (n=93)
2,0
4,34,9
3,5
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
4,5
5,0
1-399 400-1999 2000 of meer totaal
20
4.2 Typering van het onderwijs De leraren is verzocht aan de hand van tien stellingen het onderwijs te typeren dat zij geven. Daarin zijn twee dimensies te herkennen: onderwijs waarin de leraar centraal staat (de eerste vijf items) en onderwijs dat leerlinggericht is (item zes tot en met tien). Figuur 4.2 geeft een overzicht. Daaruit blijkt dat vooral activiteiten waarin de leraar centraal staat veel voorkomen. Acht op de tien leraren laten leerlingen vaak of heel vaak leerstof verwerken door opdrachten te geven en oefeningen te laten maken. Twee derde stelt vaak of heel vaak vragen tijdens de les om te controleren of leerlingen de leerstof beheersen. Van de meer leerlinggerichte items scoort alleen het eerste item hoog: 56% van de leraren begeleidt leerlingen vaak of heel vaak individu-eel bij hun leerproces. De overige vier items die op leerlinggericht onderwijs betrekking hebben, komen minder vaak voor. Figuur 4.2 – Typering door leraren van het onderwijs dat zij geven (n=519 tot 522)
4.3 Aard van het ict-gebruik Figuur 4.3 geeft een indruk van het gebruik van ict tijdens de les door de leraren. Zij maken veelvuldig gebruik van een beamer of digibord (74% vaak of heel vaak) en van digitaal leerma-teriaal (66% vaak of heel vaak). Rond de helft (52%) geeft vaak of heel vaak klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen. Ruim de helft (56%) laat alle leerlingen tegelijk met een digitale voorziening (zoals laptop of tabletcomputer) werken Bij de lesvoorbereiding gebruikt 71% vaak of heel vaak internet en 74% bereidt lessen voor met digitale voorzieningen zoals laptop of mobiele telefoon. Ruim de helft (57%) plaatst vaak of heel vaak informatie over de prestaties van leerlingen in een digitaal informatiesysteem van de school.
5%
4%
10%
4%
7%
6%
19%
12%
11%
12%
22%
3%
6%
10%
13%
20%
35%
34%
21%
32%
30%
17%
26%
31%
28%
33%
20%
28%
25%
38%
29%
47%
40%
37%
37%
29%
16%
18%
26%
12%
10%
33%
27%
19%
19%
11%
5%
4%
7%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
bepaal ik wat mijn leerlingen op welk moment leren
ga ik met behulp van toetsen na of leerlingen de behandelde stofbeheersen
laat ik leerlingen leerstof verwerken door opdrachten enoefeningen te geven
stel ik tijdens de les vragen over de leerstof om te controleren ofleerlingen de leerstof beheersen
vat ik de leerstof samen tijdens de les
begeleid ik leerlingen individueel bij hun leerproces
geef ik leerlingen ruimte om zelf te ontdekken op welke manier zehet beste leren
stimuleer ik dat leerlingen zelf kiezen wanneer ze wat willen leren
laat ik leerlingen elkaar feedback geven over hun werk
laat ik samenwerken en initiatief nemen ookmeewegen bij de beoordeling van het werk
nooit/nvt zelden (bij 1-10% van de lessen) soms (bij 10-40% van de lessen)
regelmatig (bij 40-60% van de lessen) vaak (bij 60-90% van de lessen) heel vaak (bij >90% van de lessen)
21
Figuur 4.3 – Aard van ict-gebruik door leraren, volgens hun eigen opgave (n=497 tot 512)
Leraren gebruiken in hun lessen vooral desktopcomputers of laptops (82% vaak of heel vaak), presentatiesoftware (62% vaak of heel vaak) en verwerkingssoftware, zoals Word of Excel (60% vaak of heel vaak) (zie figuur 4.4).
7%
3%
4%
6%
71%
20%
14%
4%
5%
26%
15%
11%
12%
12%
5%
4%
4%
8%
12%
20%
3%
5%
11%
8%
3%
21%
13%
26%
26%
11%
15%
23%
17%
15%
5%
14%
13%
14%
6%
7%
14%
18%
5%
9%
17%
22%
7%
9%
33%
7%
29%
29%
27%
28%
27%
20%
21%
7%
22%
21%
22%
14%
9%
16%
20%
15%
18%
18%
25%
12%
15%
21%
4%
15%
22%
28%
28%
14%
23%
20%
18%
23%
28%
27%
24%
20%
18%
22%
30%
34%
25%
28%
29%
34%
17%
8%
7%
23%
19%
8%
18%
23%
28%
21%
26%
25%
31%
30%
23%
14%
44%
32%
21%
15%
45%
37%
4%
3%
7%
5%
8%
11%
29%
7%
7%
7%
21%
26%
16%
6%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
gebruik ik een beamer of digibord
maak ik bij mijn lessen gebruik van digitaal leermateriaal
stel ik door mijzelf ontwikkeld digitaal leermateriaal beschikbaaraan mijn leerlingen
toon ik websites tijdens mijn les
bereid ik mijn lessen voor met behulp van digitale voorzieningenzoals laptop of mobiele telefoon
gebruik ik internet bij mijn lesvoorbereiding
maak ik afdrukken/ prints voor leerlingen
leer ik leerlingen programmeren of coderen
leer ik leerlingen hoe om te gaan met sociale media
praat ik met leerlingen over veiligheid op internet
breng ik websites met (extra) uitleg of oefenmateriaal onder deaandacht
help ik leerlingen bij het vinden en beoordelen van informatie opinternet
laat ik zien hoe online woordenboeken of digitaleencyclopedieën kunnen helpen bij schoolwerk
help ik leerlingen bij gebruik van algemene computer-programma’s voor bijvoorbeeld tekstverwerking of mail
gebruik ik specifieke leer- of oefenprogramma’s die bij mijn lessen passen
plaats ik informatie over de prestaties van leerlingen in eendigitaal informatiesysteem van de school
laat ik leerlingen online een test of (oefen)toets maken
stimuleer ik leerlingen gebruik te maken van digitaletoepassingen die bijdragen aan leren
attendeer ik leerlingen op (extra) uitleg van leerstof diebeschikbaar is via internet
geef ik klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen
laat ik alle leerlingen tegelijk met een digitale voorzieningwerken, zoals een laptop of iPad
laat ik leerlingen werken met digitale toepassingen die ze nodighebben in hun latere beroep
stem ik mijn instructie en feedback af op leerlingresultaten verkregen via computerprogramma’s
nooit/nvt zelden (bij 1-10% van de lessen) soms (bij 10-40% van de lessen)regelmatig (bij 40-60% van de lessen) vaak (bij 60-90% van de lessen) heel vaak (bij >90% van de lessen)
22
Figuur 4.4 – Gebruik van specifieke ict-toepassingen (apparatuur en programmatuur) door leraren, volgens hun eigen opgave (n=470 tot 484)
59%
15%
27%
50%
3%
20%
45%
32%
4%
3%
7%
76%
73%
35%
57%
31%
30%
14%
44%
10%
17%
11%
53%
71%
69%
18%
10%
10%
16%
6%
13%
19%
16%
8%
4%
6%
12%
11%
22%
18%
8%
10%
8%
23%
12%
10%
5%
12%
10%
9%
8%
5%
27%
7%
11%
11%
18%
13%
19%
20%
9%
8%
4%
5%
18%
12%
10%
12%
12%
14%
14%
13%
17%
10%
6%
6%
8%
11%
25%
11%
7%
19%
21%
10%
16%
27%
26%
20%
3%
3%
14%
8%
14%
14%
20%
11%
25%
17%
22%
9%
5%
6%
7%
27%
18%
20%
9%
35%
20%
8%
14%
31%
40%
37%
3%
5%
9%
4%
20%
21%
27%
5%
21%
25%
29%
8%
4%
7%
55%
5%
26%
6%
27%
8%
3%
4%
10%
18%
23%
18%
12%
18%
3%
18%
16%
15%
9%
3%
4%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
e-books
desktop-computer of laptop
mobiele telefoon
digibord
tabletcomputer (bv iPad)
presentatiesoftware (bv. Powerpoint)
oefensoftware
programma’s met combinatie van instructie, oefenen en feedback (bv Snappet)
evaluatiesoftware, (bv toetsen, adaptief toetsen)
video’s met uitleg (bv via Youtube)
internet als informatiebron
verwerkingssoftware (bv Word, Excel)
digitale meet- en weeginstrumenten (bijv. voor lessen techniek ofscheikunde)
simulatiesoftware (bv. natuurkundige proefjes)
cognitieve ondersteuningsprogramma’s (bv mindmaps)
game ontwikkeld voor educatieve doeleinden / leerdoelen
elektronische leeromgeving (bv Blackboard)
digitale voortgangsregistratie (bv. E-portfolio)
communicatiesoftware (bv email, skype, chat)
Social media (bv Facebook, Twitter, Blog)
papieren werkboeken en leerboeken
methodegebonden leermiddelen
niet-methodegebonden leermiddelen (zelf ontwikkeld of gevonden, bijvoorbeeld via collega’s of internet)
ict-toepassingen om leerlingenberoepsvaardighedente laten oefenen
simulaties om beroepsspecifieke vaardigheden aan te leren
beroepsspecifieke hardware of daarop afgestemde interfaces die later ook inde praktijk gebruik wordt
nooit/nvt zelden (bij 1-10% van de lessen) soms (bij 10-40% van de lessen)regelmatig (bij 40-60% van de lessen) vaak (bij 60-90% van de lessen) heel vaak (bij >90% van de lessen)
23
4.4 Effecten van ict-gebruik Wat de effecten van het gebruik van ict betreft, vinden leraren vooral dat zij door ict te gebrui-ken een beter overzicht hebben over de vorderingen van de leerlingen (40% vaak of heel vaak). Een derde vindt dat het lesgeven efficiënter verloopt als zij gebruik maken van ict en ruim een kwart (29%) is van mening dat de leerlingen beter zicht hebben op hun eigen leerproces (zie figuur 4.5). Figuur 4.5 – Effecten van ict-gebruik, volgens inschatting van de leraren (n=457 tot 460)
4.5 Verwachtingen rond ict-gebruik Figuur 4.6 geeft een overzicht van de meningen van schoolleiders over ict-gebruik op hun in-stelling over twee jaar. De overgrote meerderheid van hen vindt dat leraren over twee jaar in meer dan de helft van de lessen gebruik zouden moeten maken van een beamer of digibord (86%) en van digitaal leermateriaal (85%). Ook vinden meer dan acht op de tien schoolleiders dat leraren over twee jaar meer dan de helft van hun lessen zouden moeten voorbereiden met behulp van digitale voorzieningen en met behulp van internet (beide 84%). Daarnaast zijn acht op de tien schoolleiders van mening dat leraren over twee jaar in meer dan de helft van de lessen websites met leermateriaal onder de aandacht zouden moeten brengen en informatie over de prestaties van leerlingen in een digitaal informatiesysteem zouden moeten plaatsen. Figuur 4.7 geeft een beeld van de mening van schoolleiders over apparatuur en programmatuur die over twee jaar in meer dan de helft van de lessen zou moeten worden gebruikt. Ruim 80 procent van de schoolleiders vindt dat de leraren van hun instelling in meer dan de helft van de lessen gebruik zouden moeten maken van een digitaal systeem voor afwezigheidsregistratie (87%), een elektronische leeromgeving en een leerlingvolgsysteem (beide 86%). Verder vindt
6%
5%
6%
5%
8%
5%
6%
11%
9%
13%
5%
12%
10%
12%
30%
29%
35%
21%
28%
19%
25%
30%
35%
30%
35%
26%
25%
28%
20%
20%
14%
26%
20%
30%
23%
3%
3%
3%
7%
5%
10%
6%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
leerprestaties verbeteren
leerlingen meer gemotiveerd zijn
leerlingen sneller leren
lesgeven efficiënter verloopt
leerlingen onderwijs krijgen dat is afgestemd op hun individueletalenten
u beter overzicht hebt over vorderingen van leerlingen
leerlingen beter zicht hebben op hun eigen leerproces
nooit/nvt zelden (bij 1-10% van de lessen) soms (bij 10-40% van de lessen)regelmatig (bij 40-60% van de lessen) vaak (bij 60-90% van de lessen) heel vaak (bij >90% van de lessen)
24
84% dat hun leraren over twee jaar in meer dan de helft van de lessen gebruik zouden moeten maken van desktopcomputers of laptops. Figuur 4.6 – Gewenst ict-gebruik door leraren, over twee jaar, in meer dan de helft van de les-sen, naar de mening van de schoolleider (n=122)
86%
85%
84%
84%
80%
80%
77%
77%
75%
75%
73%
73%
72%
72%
71%
70%
67%
65%
63%
52%
52%
39%
13%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
maken gebruik van een beamer of digibord
gebruiken tijdens hun les digitaal leermateriaal
bereiden lessen voor met gebruik van digitale voorzieningen
gebruiken internet bij hun lesvoorbereiding
brengen websites met leermateriaal onder de aandacht
plaatsen leerling-prestaties in digitaal informatiesysteem
tonen websites tijdens hun les
geven klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen
praten met leerlingen over veiligheid op internet
laten leerlingen online een test of (oefen)toets maken
leren leerlingen hoe om te gaan met sociale media
laten leerlingen werken met digitale toepassingen die zenodig hebben in hun latere beroep
helpen bij vinden/beoordelen van informatie op internet
gebruiken specifieke leerprogramma's passend bij de les
stellen digitaal zelf ontwikkeld leermateriaal beschikbaar
stimuleren het gebruik van digitale toepassingen
attenderen op leerstof dat beschikbaar is via internet
helpen bij gebruik van algemene computerprogramma's
laten de hele klas tegelijk met digitale voorzieningen werken
laten zien hoe online encyclopedieën kunnen helpen
stemmen hun instructie en feedback af op leerlingresultatenverkregen via computerprogramma's
maken afdrukken/prints voor hun leerlingen
leren leerlingen programmeren of coderen
25
Figuur 4.7 – Gewenst gebruik van apparatuur en programmatuur door leraren, over twee jaar, in meer dan de helft van de lessen, naar de mening van de schoolleider (n=117)
De schoolleiders is ook gevraagd hun verwachtingen uit te spreken over de effecten van ict-gebruik op hun instelling, over twee jaar (zie figuur 4.8). Schoolleiders verwachten vooral dat de leerlingen door het werken met ict beter zicht hebben op hun eigen leerproces (70% groot of zeer groot effect) en dat zij voorbereid zijn op het leven als burger in de 21e eeuw (60% groot of zeer groot effect).
87%
86%
86%
84%
76%
74%
68%
68%
61%
36%
27%
22%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
afwezigheidsregistratiesysteem
elektronische leeromgeving
leerlingvolgsysteem
desktop-computer of laptop
roostersystemen
beroepsspecifieke toepassingen
digibord
digitaal toetssysteem
mobiele telefoon
tabletcomputer
e-books
digitale meet- en weeginstrument
26
Figuur 4.8 – Mening van schoolleiders over effecten die op hun instelling over twee jaar kunnen worden bereikt door gebruik van ict (n=121)
3%
3%
9%
11%
7%
4%
7%
1%
4%
4%
5%
12%
30%
22%
24%
8%
17%
6%
16%
15%
28%
30%
37%
42%
21%
30%
30%
38%
25%
16%
27%
34%
26%
63%
39%
53%
33%
44%
30%
4%
7%
9%
7%
6%
4%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
leerprestaties verbeteren
leerlingen zijn meer gemotiveerd
leerlingen leren sneller
leerlingen hebben beter zicht op hun eigen leerproces
leerlingen krijgen onderwijs dat naar inhoud, instructievorm entempo is afgestemd op hun individuele talenten
leerlingen zijn voorbereid om als burger te leven in de 21ste eeuw
leerlingen vinden later gemakkelijker een baan op de arbeidsmarkt
ouders van leerlingen zijn beter geïnformeerd over de ontwikkelingvan leerlingen
gegevens over leerling-prestaties die u heeft opgeslagen in uwschoolinformatiesysteem worden door vervolgopleidingen gebruikt
niet / n.v.t. zeer beperkt (bij <10% van de leerlingen)beperkt (bij 10-40% van de leerlingen) ongeveer de helft (bij 40-60% van de leerlingen)groot (bij 60-90% van de leerlingen) zeer groot (bij >90% van de leerlingen)
27
5 Totaaloverzicht Tot slot geven we een overzicht van de resultaten over de drie sectoren heen. Dit doen we in de vorm van drie grafieken, die tevens de basis vormen voor de terugkoppeling die aan de deelne-mers aan het onderzoek is geleverd. Een sectoroverstijgend overzicht is mogelijk doordat uit factor- en betrouwbaarheidsanalyses is gebleken dat de voorgelegde items zowel in het primair en voortgezet onderwijs als in het middelbaar beroepsonderwijs een betrouwbare indicatie ge-ven van het gebruik van ict en de waargenomen effecten daarvan. De drie grafieken tonen de resultaten van de vragenlijst die bij leraren is afgenomen. Figuur 5.1 geeft een beeld van de aard van het ict-gebruik in de lessen. Daarin zijn de percen-tages van de lessen opgenomen waarbij de genoemde toepassingen vaak of heel vaak zijn ingezet. Daaruit blijkt dat in meer dan de helft van de lessen gebruik is gemaakt van een bea-mer of digibord (79%), klassikaal uitleg werd gegeven met behulp van digitale leermiddelen (63%) en gebruik is gemaakt van digitaal leermateriaal (55%). In ruim de helft van de lessen is door de leraar vaak of heel vaak met leerlingen gepraat over de veiligheid op internet (56%) en heeft de leraar de leerlingen geholpen bij het vinden en beoordelen van informatie op internet (54%). Leraren hebben bij de voorbereiding van ruim de helft van de lessen gebruik gemaakt van internet (62%). Figuur 5.2 toont de resultaten van de vraag naar specifieke toepassingen. In ruim twee derde van de lessen is vaak of heel vaak gebruik gemaakt van een digibord (69%), in meer dan de helft van de lessen is vaak of heel vaak gebruik gemaakt van desktop-computers of laptops (62%). Wat leermiddelen betreft, is in meer dan de helft van de lessen vaak of heel vaak ge-bruik gemaakt van papieren werkboeken en leerboeken (62%) en van methodegebonden leer-middelen (eveneens 62%). Figuur 5.3, tot besluit, geeft inzicht in de effecten van ict-gebruik die leraren de afgelopen drie maanden in hun lessen hebben waargenomen. Zij constateren vooral dat hun leerlingen door het gebruik van ict meer gemotiveerd zijn (41% heeft dit vaak of heel vaak waargenomen). Als leraar zien zij dat zijn een beter overzicht hebben van de vorderingen van de leerlingen (door 33% vaak of heel vaak waargenomen) en dat het lesgeven efficiënter verloopt (door 32% vaak of heel vaak waargenomen). Rond een kwart (26%) heeft in de lessen vaak of heel vaak waar-genomen dat leerlingen dankzij het gebruik van ict onderwijs krijgen dat is afgestemd op hun individuele talenten.
28
Figuur 5.1 – Aard van ict-gebruik in de afgelopen drie maanden; percentage lessen waarin dit ‘vaak’ of ‘heel vaak’ voorkwam (N varieert van 2165 tot 2193)
29
Figuur 5.2 – Gebruik van specifieke toepassingen in de afgelopen drie maanden; percentage lessen waarin dit ‘vaak’ of ‘heel vaak’ voorkwam (N varieert van 2072 tot 2100, m.u.v. items over beroepsspecifieke toepassingen)
30
Figuur 5.3 – Waargenomen effecten van ict-gebruik in de afgelopen drie maanden; percentage lessen waarin dit ‘vaak’ of ‘heel vaak’ is waarge-nomen (N varieert van 2036 tot 2046