Upload
m-j-van-der-rutgers-loeff
View
218
Download
4
Embed Size (px)
Citation preview
ARTIKEL
Interpersoonlijke psychotherapie (IPT) voor stemmingsklachten bij
chronische ziekte of handicap
M. J. van der Rutgers Loeff
Samenvatting In dit hoofdstuk wordt een nieuwe toe-
passing beschreven van de interpersoonlijke psychothe-
rapie (IPT; kader 1). De IPT is een voor depressie
ontwikkelde, kortdurende psychotherapie.1,2 Bij het ver-
werken van een chronische ziekte of handicap ontstaat
nogal eens stagnatie door het onvermogen te rouwen.
Deze stagnatie leidt regelmatig tot conflicten tussen
patienten en hun naaste omgeving. Stemmingsklachten
kunnen hierdoor ontstaan of verergeren. Dit is de aan-
leiding geweest om de IPT ook toepasbaar te maken op
stemmingsklachten bij mensen met een chronische ziekte
of handicap. Het gaat om stemmingsklachten waarbij de
ziekte depressie in engere zin niet meer centraal staat.
Deze nieuwe toepassing wordt in Groningen bij PsyQ
gegeven, zowel individueel als in groepsverband.
Kader 1 Interpersoonlijke psychotherapie Het concept
van interpersoonlijke psychotherapie (IPT) bij depres-
sie gaat uit van het medisch model waarbij depressie
als een goed behandelbare ziekte wordt beschouwd.1,2
De focus van de behandeling ligt daarbij op het ver-
beteren van de kwaliteit van de huidige sociaal-affec-
tieve relaties van de patient met zijn omgeving. Het
verbeteren van deze relaties is van belang voor het
herstelproces van de depressie. Interpersoonlijke psy-
chotherapie bij depressie is een bewezen goed alterna-
tief voor medicatie en kan ook aanvullend gegeven
worden. Deze vorm van psychotherapie wordt tegen-
woordig als alternatief voor CGT (cognitieve gedrags-
therapie) veel gegeven in de tweede lijn. Er bestaat ook
een korte variant van tien sessies die in de
huisartsenpraktijk door sociaalpsychiatrisch ver-
pleegkundigen en psychologen gegeven wordt aan
ouderen.3
Inleiding
Mensen die een chronische ziekte of handicap krijgen,
moeten daarmee leren leven en de beperking zien te
accepteren. Dat betekent rouwen om het verlies en de
bakens verzetten. Bij een deel van de mensen die een
chronische ziekte of handicap krijgen, stagneert de ver-
werking daarvan (kader 2). De te dragen last blijkt op een
gegeven moment te groot en kan leiden tot stemmings-
klachten. Wanneer mensen stemmingsklachten krijgen,
is dat vaak een teken dat zij het leven niet weer oppakken.
Een patient komt bijvoorbeeld telkens met dezelfde
klacht en de huisarts vraagt zich af of het hier eigenlijk
wel om gaat. Of de patient vraagt steeds om meer onder-
zoeken, waaruit misschien de conclusie te trekken valt
dat hij zijn ziekte niet kan accepteren. Soms komt de
partner op het spreekuur om te klagen over het feit dat
de patient zo veranderd is: zo teruggetrokken, machte-
loos en moedeloos of juist geırriteerd en agressief. En de
huisarts realiseert zich dat hij zich bij aankondiging van
deze patient de laatste tijd zelf ook wat moedeloos begint
te voelen. Hij weet niet meer wat hij nog voor hem kan
doen en merkt dat hij ook irritatie voelt. De machteloos-
heid van de huisarts is vaak een symptoom van stagnatie
van de verwerking bij de patient. In dit artikel worden
achtereenvolgens besproken: de oorzaak en gevolgen van
stagnatie; de rol van de huisarts; wat is IPT (kader 1)?;
hoe werkt IPT bij mensen die een chronische ziekte of
handicap en stemmingsklachten hebben?M.J. van der Rutgers Loeff (*)Psychotherapeut, PsyQ, Groningen
Bijblijven (2010) 26:81–86
DOI 10.1007/BF03088743
13
Kader 2 Verwerking Het ontstaan van een chronische
ziekte of handicap of in kennis gesteld worden van een
diagnose roept heftige gevoelens op. Dat kan soms zo
heftig zijn dat betrokkenen die gevoelens onbewust
wegstoppen. Dat betekent dat ze de verwerking nog
even uitstellen. Dit is een heel natuurlijk proces. De
persoon zelf en zijn lichaam worden nog even
beschermd tegen de stress die het hebben van een
chronische ziekte of een blijvende handicap met zich
meebrengt. Wie de gevoelens blijvend wegstopt, kan
ze niet verwerken, maar meestal komen die gevoelens
in de loop van de tijd vanzelf boven. Wegstoppen kan
verschillende oorzaken hebben. Het kan zijn dat het
ziekteproces nog in een veranderende fase is. De hoop
op volledig herstel verhindert in een dergelijke situatie
dat men gevoelens van verlies toelaat. Patienten staan
dan nog weinig stil bij die gevoelens en krijgen daar
dan ook vaak geen steun bij. Maar er sijpelt wel een
besef door dat het weleens langer kan duren of zelfs
blijvend kan zijn. Degenen die dit overkomt, kunnen
daar moedeloos, moe en eenzaam van worden. Ze
kunnen het gevoel hebben dat er te hoge eisen aan
hen gesteld worden of juist dat ze niet voor vol worden
aangezien.Ook wie zich wel bewust is van een eindpunt wat
betreft de mogelijkheden tot herstel, stelt soms de ver-
werking nog steeds uit. Dan ontstaan er zeker
problemen.
Soms is het besef van het nieuwe beeld van zichzelf
– als iemand met een chronische ziekte of handicap –
te schokkend en krenkend om er bij stil te kunnen
staan. Ook dit kan aanleiding geven tot verbittering
en interpersoonlijke problemen.
Bron: patientenfolder
Oorzaken en gevolgen van stagnatie
De oorzaken van de stagnatie kunnen zijn:
– De verwerking wordt uitgesteld. Dit gebeurt vaak als
het ziekteproces nog in een veranderende fase ver-
keert. Er is nog geen eindpunt. Soms is er daarbij
vooral sprake van angst, soms vooral van hoop op
herstel. De omgeving is meestal liefdevol betrokken.
Wanneer er wel sprake is van een eindpunt wat betreft
herstelmogelijkheden en de verwerking nog steeds
wordt uitgesteld, kunnen problemen ontstaan. Bij
een intermitterend ziekteverloop kan de cyclus van
uitstel, eindpunt en verwerking zich vele malen
herhalen.
– Een life-event kan de draaglast verhogen.
– Het netwerk van de client biedt onvoldoende steun
waardoor de draaglast te groot is of wordt. Het ver-
driet en/of de woede over het lot kunnen niet meer
gedeeld worden en slaan naar binnen. Dit kan ertoe
leiden dat conflicten tussen de client en zijn omgeving
escaleren. Ten gevolge hiervan ontstaan vaak
stemmingsklachten.
– De zelfbeleving komt zodanig in conflict met het ideale
zelfbeeld dat dit tot heftige frustratie leidt. Het onver-
mogen omover het verlies van het ideale zelf te rouwen,
heeft tot gevolg dat het acceptatieproces niet op gang
komt. Dat kan tot ontkenning van de ziekte leiden.
– Personen met een onvermogen te voelen waar ze
behoefte aan hebben, vragen dikwijls niet op de
goede manier hulp aan hun omgeving. Het zijn vaak
ook de mensen die een slecht contact hebben met hun
lichamelijk ervaren.
De gevolgen van de stagnatie van de verwerking kun-
nen zijn:
– Patienten nemen regelmatig hun grenzen niet meer in
acht wanneer zij hun ziekte of handicap niet accepte-
ren of zelfs ontkennen. Zij voelen die grenzen ook niet
meer. Dit kan tot gevaarlijke grensoverschrijdingen
van de eigen mogelijkheden leiden. In een dergelijk
geval nemen de bestaande klachten vaak fors toe.
Het niet accepteren van de ziekte kan ook tot het
tegenovergestelde gedrag leiden: het totaal opgeven.
In een dergelijk geval vertonen mensen een veel ern-
stiger ziektegedrag dan op grond van de onderzoeks-
gegevens te verwachten zou zijn. Deze beide
oplossingen om het rouwen te vermijden, zijn voor
de omgeving heel lastig te hanteren. En het risico van
overbelasting van het netwerk is in beide situaties
levensgroot aanwezig. Er kan een trieste vicieuze cir-
kel ontstaan. Overbelasting van het netwerk leidt
ertoe dat dit steeds meer tekortschiet.
– Terugtrekking in machteloosheid, ontstaan en toene-
men van angst en stemmingsklachten. Bijvoorbeeld de
angst voor een recidief bij hartfalen.
– Boosheid over het lot leidt soms tot verbittering en het
ontstaan van conflicten op vele levensgebieden.
– Wie niet in staat is te voelen waar hij of zij in wezen
behoefte aan heeft, komt veel tekort. Bijvoorbeeld aan
steun bij de verwerking van de rouw om het verlies aan
gezondheid. Of door een gebrek aan hulp bij de con-
flicten die zijn ontstaan in de relaties met de omgeving
naar aanleiding van de grote veranderingen in het
samenleven sinds de ziekte. Wanneer de client zich
deze behoeftes niet goed realiseert of kan verwoorden,
laat hij in de relatie tot zijn naaste of hulpverlener
voelen dat hij iets tekort komt, maar het wordt niet
duidelijk wat. De client weet het zelf niet. Deze onver-
vulde behoeftes kunnen soms tot uiting komen door
somatisatie. Neiging tot somatisatie kan al bestaan
voor aanvang van de ziekte. Somatisatie is te
82 Bijblijven (2010) 26:81–86
13
beschouwen als een vorm van niet-adequate commu-
nicatie. Een verstoorde communicatie tussen de pati-
ent en zijn behandelaars doet een dergelijke neiging tot
somatisatie helaas vaak toenemen.
Al deze gevolgen kunnen elk op zich uitmonden in veel
andere verliezen naast het gezondheidsverlies. Zowel op
het gebied van vriendschappen en werk, maar ook in de
relatie met hulpverleners.
Rol van de huisarts
De hiervoor beschreven stagnatie zullen huisartsen graag
willen voorkomen of opheffen. Meestal is er sprake van
een rouwproces. De vanzelfsprekendheid van de eigen
gezondheid is er ineens niet meer. Dit kan een heftige
schok zijn. Ten aanzien van dit rouwproces kan de huis-
arts een belangrijke functie vervullen door er gewoon te
zijn. Dat klinkt eenvoudig, maar is het niet. Het betekent
dat de huisarts zelf in enige mate de eindigheid van het
leven onder ogen durft te zien. Onervaren hulpverleners
hebben nogal eens de neiging erg actief te worden als ze
met een ernstige diagnose worden geconfronteerd. Hier
rustig onder blijven en aan de patient laten merken dat
zijn emoties je raken, geeft dikwijls meer troost dan veel
troostende woorden uitspreken of snel oplossingen aan-
dragen. Het kan een vertrouwensband scheppen die vol-
doende is om het rouwproces in de huisartsenpraktijk
goed te begeleiden.
Conflicten met de omgeving zijn een mooie aanleiding
om te onderzoeken of daaraan mogelijk een acceptatie-
probleem ten grondslag ligt. Dit onderzoek kost tijd,
maar is vaak heel vruchtbaar en soms voldoende. Op
het moment dat de huisarts zich geclaimd gaat voelen
of telkens irritatie voelt bij zichzelf of bij de patient, dan
betekent dit vaak dat de patient iets in de relatie teweeg-
brengt. Iemand die een chronische ziekte niet verwerkt
heeft, doet vaak een appel op de ander zonder te weten
wat hij van die ander wil. Hij wil bijvoorbeeld troost en
aandacht, maar hij vraagt dwingend om nog een onder-
zoek of uit zich somber. Zijn probleem wordt voelbaar in
het dwingende gedrag of de uitzichtloze stemming, maar
de patient kan het niet verwoorden. Onbewust probeert
de patient bij zijn gesprekspartner het effect te bereiken
dat de ander zich zorgen om hem moet maken en iets
voor hem moet doen. Hij doet misschien hetzelfde met
zijn partner als met zijn huisarts. In al deze gevallen kan
de huisarts proberen de gevoelens te bespreken die hij
meent waar te nemen. Als een gesprek over gevoelens van
verdriet, teleurstelling, boosheid en angst onvoldoende
blijkt of niet lukt, kan een verwijzing naar psychothera-
pie voor de verwerking van dit verlies een goede keuze
zijn. Dat kan bijvoorbeeld de hierna beschreven vorm
van interpersoonlijke psychotherapie (IPT) zijn.
Wanneer de gevoelens waaruit dit appel voortkomt
niet bespreekbaar blijken, kan er sprake zijn van per-
soonlijkheidsproblematiek. In een dergelijk geval
gebeurt er zoveel binnen de relatie van client en hulp-
verlener dat deze persoonlijkheidsproblematiek eerst
moet worden aangepakt. Daarvoor zijn nieuwe vormen
van psychotherapie beschikbaar die sterk verankerd zijn
in het clientgerichte, analytische en gedragstherapeuti-
sche gedachtegoed. De meer op het lichaam gerichte
behandelingen, zoals de psychomotorische therapie,
nemen daarbij ook een belangrijke plaats in. Een verwij-
zing voor deze behandelvormen is dan een goede keuze.
Doel van de interpersoonlijke psychotherapie voor
stemmingsklachten bij chronische ziekte of handicap
Interpersoonlijke psychotherapie (IPT) is een voor
depressie ontwikkelde, kortdurende psychotherapie (zie
kader 1).1,2 Interpersoonlijke psychotherapie wil zeggen
dat de therapie gericht is op de relatie van de client met de
mensen in zijn omgeving. Het onvermogen te bereiken
wat men wil in de relatie met dierbaren anderen leidt
vaak tot stemmingsklachten. De houding van de thera-
peut heeft het karakter van die van een coach. De relatie
tussen client en therapeut is geen doel van onderzoek,
behalve als daartoe aanleiding is.
Bij een chronische ziekte of handicap is er altijd sprake
van het thema acceptatie. Daar heeft niet iedereen hulp
bij nodig. Maar wanneer deze acceptatieproblematiek
leidt tot stemmingsklachten, kunnen klachten en proble-
matiek in relatie tot elkaar worden behandeld. De accep-
tatieproblematiek wordt met behulp van deze
behandeling een hanteerbaar probleem en de stemming
verbetert. Het doel is het gestagneerde verwerkingspro-
ces weer op gang te brengen. We kiezen voor een focus
aansluitend bij de factoren die aanleiding zijn geweest
voor het ontstaan van de stemmingsklachten en richten
ons op de huidige leefsituatie. Het gereedschap dat de
client krijgt aangereikt, is gericht op het vat krijgen op de
stemmingsklachten. De IPT bij chronische ziektes is
evenals de IPT bij depressie meer gericht op de relaties
met de omgeving dan op de relatie die de client met
zichzelf heeft, de zogenaamde intrapsychische problema-
tiek. Het ontdekken van een worsteling met het eigen
zelfbeeld kan daarbij wel degelijk aan de orde komen.
Dit kan soms aanleiding zijn voor een therapie die meer
gericht is op intrapsychische problematiek na afloop.
Dat is lang niet altijd nodig. IPT wordt beschreven als
een redelijk eenvoudig aan te leren behandelvorm voor
ervaren therapeuten. Voor onervaren behandelaren
Bijblijven (2010) 26:81–86 83
13
blijkt dit bepaald geen eenvoudig aan te leren behande-
ling te zijn. Ze is in tegenstelling tot cognitieve gedrags-
therapie gericht op beleving. Ervaren behandelaren
moeten wat bijleren uit vakgebieden waarin zij niet zijn
opgeleid. Beginnende behandelaren moeten zich eerst
nog een eigen behandelvorm eigen maken.
De kracht van de IPT ligt in het leren verbinding te
maken tussen interpersoonlijke ervaringen en stem-
mingsklachten. Bij de IPT voor stemmingsklachten bij
chronische ziekte of handicap staan de symptomen van
de ziekte depressie in engere zin niet meer centraal. Cen-
traal staat de stagnatie van de verwerking van de chro-
nische ziekte of handicap die tot stemmingsklachten
heeft geleid. Tijdens de therapie gaan patienten zich
afvragen wat hun eigen aandeel zou kunnen zijn in de
veranderde relatie tot anderen sinds zij ziek zijn gewor-
den. Vaak is dat ook gebaseerd op een veranderde relatie
met zichzelf; dit hoeft niet altijd expliciet aan de orde te
komen. Het weer invloed krijgen op de relatie met ande-
ren is een belangrijk doel van de therapie. Het besef weer
kapitein op het eigen schip te zijn, weer vrije keuzes te
kunnen maken, ontstaat vaak als een mooi resultaat bij
een goed geslaagde therapie.
Werkwijze van de interpersoonlijke psychotherapie voor
stemmingsklachten bij chronische ziekte of handicap
De therapeut maakt samen met de patient een inventa-
risatie van alle mensen die in zijn leven belangrijk zijn of
waren. Daarbij gaat het in het bijzonder om de verande-
ringen die zich hebben voorgedaan in de periode voor de
klachten ontstonden. Maar ook de relaties in het verle-
den worden in kaart gebracht. Samen met de therapeut
onderzoekt de patient waar de grootste pijn zit in zijn
leven of waarmee de grootste verandering samenhangt.
Het tekenen van een levenslijn in de vorm van een stem-
mingsgrafiek kan daarbij behulpzaam zijn. Plotselinge
emoties bij het tekenen van de hoogte- en dieptepunten
in het leven geven verrassende aanwijzingen. In twee tot
drie gesprekken bepalen therapeut en patient samen
waarop de therapie gericht zal zijn. Die keuze wordt ‘de
focus van de behandeling’ genoemd. Bij het bepalen van
de focus wordt onderzocht wat de aanleiding is voor het
ontstaan van de stemmingsklachten nu. Het actuele pro-
bleem kan een conflict met een belangrijke ander zijn of
de worsteling met een andere rol. De acceptatieproble-
matiek met betrekking tot de ziekte kan de patient
meestal niet aan en ligt op de achtergrond te sluimeren.
De therapeut gaat mee in de vaak onuitgesproken wens
van de patient die moeilijke problematiek nog niet cen-
traal te stellen, maar eerst het dilemma wat nu speelt aan
te pakken. Het thema van de chronische ziekte heeft een
duidelijke plaats op de achtergrond in deze therapie en
wordt wel als zodanig erkend en niet vermeden. Het
boeiende is dat dit acceptatieprobleem vanzelf aan de
orde komt als de therapie goed verloopt.
Binnen de IPT zijn vier mogelijke centrale thema’s te
onderscheiden: rouw, interpersoonlijk conflict, rolveran-
dering en interpersoonlijke sensitiviteit. Omdat IPT een
korte behandeling is, zullen vaak niet alle problemen
waar de patient mee te maken heeft aan bod kunnen
komen. De ervaring leert dat dit over het algemeen ook
niet nodig is. De oplossing van het probleem dat het
meest centraal staat, levert dikwijls genoeg energie en
mogelijkheden op om weer vooruit te kunnen. Dit bete-
kent niet dat alleen besproken mag worden wat met de
focus te maken heeft. In elke zitting onderzoeken patient
en therapeut samen de belevenissen in de contacten met
de mensen om hem heen. Op deze wijze wordt duidelijk
wat zijn stemming goed doet en wat niet. De therapeut
helpt om hetgeen de patient bezighoudt met de focus te
verbinden. Problemen met anderen kunnen met behulp
van rollenspelen geoefend worden. Zo kan de patient een
moeilijk gesprek voorbereiden. Hij kan zich ook inleven
in de rol van de ander, wat vaak erg verhelderend is. Deze
laatste versie, het zogenaamde reverse role-play, bevor-
dert ook het empathisch vermogen van de patient. Vaak
biedt de therapeutische relatie de noodzakelijke veilig-
heid en het vertrouwen om het verdriet, de boosheid of de
teleurstelling te voelen die thuis tot nu toe maar liever
werden weggestopt. Dat is niet makkelijk, maar daar
biedt de therapeut nu juist steun bij. Soms gaan mensen
keuzes maken waar ze eerder nooit aan toe gekomen zijn.
Dat kan hoop en ook plezier geven.
Over het algemeen duurt de behandeling 12-16 weken,
waarbij bij aanvang meestal wekelijks een sessie plaats-
vindt, later mogelijk een keer per twee weken.
Deze therapie wordt ook in groepsverband gegeven.
Voor mensen met een klein netwerk kan dat een goede
keuze zijn. De groep biedt in dat geval goede
oefenmogelijkheden.
Rouw als focus
In eerste instantie valt bij een chronische ziekte te denken
aan het focus rouw. De patient lijdt aan het besef van het
verlies van de vanzelfsprekendheid van gezondheid.
Boosheid en verdriet over het lot zijn niet problematisch.
In een gezond acceptatieproces wisselen gevoelens van
verdriet, boosheid en acceptatie elkaar af. Het wordt pas
problematisch als het verdriet en/of de boosheid verme-
den worden en blijvend omgezet worden in andere gevoe-
lens. Wanneer het stilstaan bij verdriet en boosheid tot
nog toe te pijnlijk was, kan rouw een goede focus zijn. De
84 Bijblijven (2010) 26:81–86
13
therapeut helpt de patient stil te staan bij zijn gevoelens.
Boos zijn op het lot is in heel orthodoxe kringen mis-
schien niet mogelijk, maar is over het algemeen vaak een
beleving die gevoeld mag worden. Als dit niet zo is, kan
het leiden tot stemmingsklachten. Boosheid op het lot
wordt vaak gevoeld als machteloosheid en wordt nogal
eens verschoven naar de brenger van de onheilstijding en
andere behandelaars. Ook onuitgesproken jaloezie op de
gezonde partner of anderen kan aanleiding geven tot
gevoelens van wrok. Als boosheid op hulpverleners of
naasten door wie mensen zich in de steek gelaten voelen
blijft bestaan, stagneert de rouw. Deze gevoelens kunnen
een goede reden zijn om in een interpersoonlijke therapie
bij chronisch zieken de focus interpersoonlijk conflict te
kiezen.
Interpersoonlijk conflict als focus
In het geval van stemmingsklachten bij een al langer
bestaande chronische ziekte of handicap zal de aanlei-
ding gezocht moeten worden in de factoren die de aan-
doening nu ineens niet meer dragelijk maken.Mensen die
een chronische ziekte of handicap krijgen, moeten
opnieuw hun eigen grenzen leren kennen. Het aanvaar-
den van deze nieuwe grenzen kan een te grote opgave
zijn. De neiging zichzelf te forceren enerzijds en afwach-
tend of afhankelijk te worden anderzijds zijn de risico’s
van het vermijden van het rouwen. Beide uitingen kun-
nen leiden tot conflicten met anderen. Door overbelas-
ting kunnen er conflicten bij de opvoeding ontstaan.
Sommigen hebben al bij aanvang relatieproblemen met
hun omgeving. Het krijgen van een chronische ziekte of
handicap met de daaruit voortkomende beperkingen kan
dat verergeren. Schuldgevoelens over het wederzijds
tekortschieten kunnen ook een rol spelen. Regelmatig is
een conflict de aanleiding om hulp te zoeken. In zo’n
geval is dat een goede reden om dat als focus te kiezen.
Rolverandering als focus
Bij het kiezen van rolverandering als focus zal men alert
moeten zijn. Veel mensen zijn in hun leven meer geınvali-
deerd door hun diagnose dan door de ziekte zelf. Een
handicap of ziekte hoeft bepaald geen rolverandering te
betekenen. Het loslaten van een baan moet bijvoorbeeld
pas overwogen worden als aanpassingen in de werksitua-
tie goed onderzocht zijn. Het is belangrijk de verande-
ringen in het leven zeer zorgvuldig te concretiseren om
daarachter te komen. Het verlies van een partner kan
soms voorkomen worden door de stemmingsklachten
goed te behandelen. Er zijn ook veel mensen die hun
begrenzing niet accepteren en de focus rolverandering
niet willen kiezen terwijl dat juist wel een goede keuze
zou zijn. Zij gaan uit van volledig herstel terwijl dat
duidelijk niet mogelijk is. Het leren ontvangen van hulp
kan als een moeilijke rolwisseling ervaren worden. Ook
de verandering van taken in huis kan een goede reden zijn
om deze focus te kiezen. Bijvoorbeeld het wisselen van
kostwinner naar thuiszorgende partner of juist
andersom. Levensfaseproblematiek kan door de ziekte
als een zwaardere opgave worden ervaren. Verhuizing in
verband met de ziekte kan heel verdrietig zijn. Zeker als
men al op jonge leeftijd moet kiezen voor een woon-
zorgvorm.
Interpersoonlijke sensitiviteit
Hieronder verstaan wij mensen met een verminderd ver-
mogen om relaties aan te gaan of te behouden. Deze
mensen hebben vaak te hoge verwachtingen van de
ander die niet gebaseerd zijn op reele inschattingen van
de mogelijkheden van de ander. Meestal is er sprake van
een zeer beperkt netwerk. In zo’n geval kan de therapie
de weerbaarheid vergroten en daarmee de stemmings-
klachten verminderen. Een arm netwerk is een goede
indicatie voor groeps-IPT. De groep vormt dan een
oefenmogelijkheid en vervangt het afwezige netwerk.
Het zal daarbij gaan om het beter leren uiten van wensen
en behoeftes. Maar ook over het overwinnen van
schaamte.
Afsluiten van de behandeling
Veel mensen vinden het moeilijk om afscheid te nemen
van hun therapeut. Zeker als de klachten of problemen
maar gedeeltelijk verholpen zijn. Maar als de therapie
goed verlopen is, blijkt een follow-upgesprek na een aan-
tal maanden vaak voldoende om goed afscheid te kunnen
nemen.
In sommige gevallen blijkt deze IPT onvoldoende
voor de bestaande klachten. Het probleem kan zich wel
uitkristalliseren tijdens de IPT, zodat een andere therapie
daarna mogelijk wordt.
Indicaties
Patienten met lichamelijke aandoeningen zoals een chro-
nische ziekte of handicap die vastlopen in hun dagelijks
leven. Hiertoe behoren ook mensen met kanker in een
uitbehandelde of stabiele fase. Het vastlopen kan zich
uiten in stemmingsklachten of verergering van
Bijblijven (2010) 26:81–86 85
13
lichamelijke klachten. Ook kan het zich uiten in conflic-
ten met de omgeving, verlies van werk en relaties.
Als DSM-IV-diagnoses bij intake komt een breed
scala in aanmerking:
– Stemmingsstoornis door een somatische aandoening
– Angststoornis door somatische aandoening
– Psychische factoren die een somatische aandoening
beınvloeden, waaronder assertiviteitsproblematiek en
lichte persoonlijkheidsproblematiek
– Aanpassingsstoornissen
– Relatieproblemen ten gevolge van een chronische
ziekte
Inclusie: mensen met stemmingsklachten die enigszins
open staan voor het onderzoeken van hun eigen accepta-
tieproblemen en interpersoonlijke problematiek.
Exclusie: als er nog of weer sprake is van een lichame-
lijke behandeling in een acute fase.
Doelen: verbeteren van de kwaliteit van leven, zich
anders leren verhouden tot de eigen beperkingen en ver-
minderen van het lijden daaronder.
Tot besluit
Een chronische ziekte of een handicap is niet te genezen.
Maar de stemmingsklachten die het gevolg zijn van het
verlies van gezondheid of van de daaruit ontstane con-
flicten met dierbaren, zijn wel te behandelen. Wanneer de
behandeling van stemmingsklachten bij mensen met een
chronische ziekte of handicap in de huisartsenpraktijk
niet aanslaat, is er vaak sprake van gestagneerde rouw.
Rouw om het verlies van gezondheid en toekomstper-
spectief. De in dit artikel beschreven behandeling biedt
een mogelijkheid om de stagnatie in het verwerkingspro-
ces op te heffen. Deze vorm van IPT is in Groningen
ontwikkeld en vindt op dit moment nog alleen bij PsyQ
plaats.
Praktische informatie
Een informatiebrochure voor patienten is op te vragen
bij PsyQ, afdeling Somatiek en Psyche. Als er een indi-
catie is voor groepsbehandeling wordt een aparte infor-
matiebrochure uitgereikt.
PsyQ Somatiek en Psyche
Hereweg 76
9725 AG Groningen
Tel.: 050-522 37 05
Literatuur
Weissman M, Markowitz J, Klerman G. Comprehensive guide tointerpersonal psychotherapy. New York: Basic Books, 2000.
Blom MBJ, Kerver MJ, Nolen WA. Inleiding in de interpersoon-lijke psychotherapie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum,1997.
Schaik A van, Marwijk H van. Interpersoonlijke psychotherapievoor depressieve ouderen. Huisarts Wet 2007;11:556-60.
86 Bijblijven (2010) 26:81–86
13