6
ARTIKEL Interpersoonlijke psychotherapie (IPT) voor stemmingsklachten bij chronische ziekte of handicap M. J. van der Rutgers Loeff Samenvatting In dit hoofdstuk wordt een nieuwe toe- passing beschreven van de interpersoonlijke psychothe- rapie (IPT; kader 1). De IPT is een voor depressie ontwikkelde, kortdurende psychotherapie. 1,2 Bij het ver- werken van een chronische ziekte of handicap ontstaat nogal eens stagnatie door het onvermogen te rouwen. Deze stagnatie leidt regelmatig tot conflicten tussen patie¨nten en hun naaste omgeving. Stemmingsklachten kunnen hierdoor ontstaan of verergeren. Dit is de aan- leiding geweest om de IPT ook toepasbaar te maken op stemmingsklachten bij mensen met een chronische ziekte of handicap. Het gaat om stemmingsklachten waarbij de ziekte depressie in engere zin niet meer centraal staat. Deze nieuwe toepassing wordt in Groningen bij PsyQ gegeven, zowel individueel als in groepsverband. Kader 1 Interpersoonlijke psychotherapie Het concept van interpersoonlijke psychotherapie (IPT) bij depres- sie gaat uit van het medisch model waarbij depressie als een goed behandelbare ziekte wordt beschouwd. 1,2 De focus van de behandeling ligt daarbij op het ver- beteren van de kwaliteit van de huidige sociaal-affec- tieve relaties van de patie¨nt met zijn omgeving. Het verbeteren van deze relaties is van belang voor het herstelproces van de depressie. Interpersoonlijke psy- chotherapie bij depressie is een bewezen goed alterna- tief voor medicatie en kan ook aanvullend gegeven worden. Deze vorm van psychotherapie wordt tegen- woordig als alternatief voor CGT (cognitieve gedrags- therapie) veel gegeven in de tweede lijn. Er bestaat ook een korte variant van tien sessies die in de huisartsenpraktijk door sociaalpsychiatrisch ver- pleegkundigen en psychologen gegeven wordt aan ouderen. 3 Inleiding Mensen die een chronische ziekte of handicap krijgen, moeten daarmee leren leven en de beperking zien te accepteren. Dat betekent rouwen om het verlies en de bakens verzetten. Bij een deel van de mensen die een chronische ziekte of handicap krijgen, stagneert de ver- werking daarvan (kader 2). De te dragen last blijkt op een gegeven moment te groot en kan leiden tot stemmings- klachten. Wanneer mensen stemmingsklachten krijgen, is dat vaak een teken dat zij het leven niet weer oppakken. Een patie¨nt komt bijvoorbeeld telkens met dezelfde klacht en de huisarts vraagt zich af of het hier eigenlijk wel om gaat. Of de patie¨ nt vraagt steeds om meer onder- zoeken, waaruit misschien de conclusie te trekken valt dat hij zijn ziekte niet kan accepteren. Soms komt de partner op het spreekuur om te klagen over het feit dat de patie¨nt zo veranderd is: zo teruggetrokken, machte- loos en moedeloos of juist geı¨rriteerd en agressief. En de huisarts realiseert zich dat hij zich bij aankondiging van deze patie¨ nt de laatste tijd zelf ook wat moedeloos begint te voelen. Hij weet niet meer wat hij nog voor hem kan doen en merkt dat hij ook irritatie voelt. De machteloos- heid van de huisarts is vaak een symptoom van stagnatie van de verwerking bij de patie¨nt. In dit artikel worden achtereenvolgens besproken: de oorzaak en gevolgen van stagnatie; de rol van de huisarts; wat is IPT (kader 1)?; hoe werkt IPT bij mensen die een chronische ziekte of handicap en stemmingsklachten hebben? M.J. van der Rutgers Loeff (*) Psychotherapeut, PsyQ, Groningen Bijblijven (2010) 26:81–86 DOI 10.1007/BF03088743 13

Interpersoonlijke psychotherapie (IPT) voor stemmingsklachten bij chronische ziekte of handicap

Embed Size (px)

Citation preview

ARTIKEL

Interpersoonlijke psychotherapie (IPT) voor stemmingsklachten bij

chronische ziekte of handicap

M. J. van der Rutgers Loeff

Samenvatting In dit hoofdstuk wordt een nieuwe toe-

passing beschreven van de interpersoonlijke psychothe-

rapie (IPT; kader 1). De IPT is een voor depressie

ontwikkelde, kortdurende psychotherapie.1,2 Bij het ver-

werken van een chronische ziekte of handicap ontstaat

nogal eens stagnatie door het onvermogen te rouwen.

Deze stagnatie leidt regelmatig tot conflicten tussen

patienten en hun naaste omgeving. Stemmingsklachten

kunnen hierdoor ontstaan of verergeren. Dit is de aan-

leiding geweest om de IPT ook toepasbaar te maken op

stemmingsklachten bij mensen met een chronische ziekte

of handicap. Het gaat om stemmingsklachten waarbij de

ziekte depressie in engere zin niet meer centraal staat.

Deze nieuwe toepassing wordt in Groningen bij PsyQ

gegeven, zowel individueel als in groepsverband.

Kader 1 Interpersoonlijke psychotherapie Het concept

van interpersoonlijke psychotherapie (IPT) bij depres-

sie gaat uit van het medisch model waarbij depressie

als een goed behandelbare ziekte wordt beschouwd.1,2

De focus van de behandeling ligt daarbij op het ver-

beteren van de kwaliteit van de huidige sociaal-affec-

tieve relaties van de patient met zijn omgeving. Het

verbeteren van deze relaties is van belang voor het

herstelproces van de depressie. Interpersoonlijke psy-

chotherapie bij depressie is een bewezen goed alterna-

tief voor medicatie en kan ook aanvullend gegeven

worden. Deze vorm van psychotherapie wordt tegen-

woordig als alternatief voor CGT (cognitieve gedrags-

therapie) veel gegeven in de tweede lijn. Er bestaat ook

een korte variant van tien sessies die in de

huisartsenpraktijk door sociaalpsychiatrisch ver-

pleegkundigen en psychologen gegeven wordt aan

ouderen.3

Inleiding

Mensen die een chronische ziekte of handicap krijgen,

moeten daarmee leren leven en de beperking zien te

accepteren. Dat betekent rouwen om het verlies en de

bakens verzetten. Bij een deel van de mensen die een

chronische ziekte of handicap krijgen, stagneert de ver-

werking daarvan (kader 2). De te dragen last blijkt op een

gegeven moment te groot en kan leiden tot stemmings-

klachten. Wanneer mensen stemmingsklachten krijgen,

is dat vaak een teken dat zij het leven niet weer oppakken.

Een patient komt bijvoorbeeld telkens met dezelfde

klacht en de huisarts vraagt zich af of het hier eigenlijk

wel om gaat. Of de patient vraagt steeds om meer onder-

zoeken, waaruit misschien de conclusie te trekken valt

dat hij zijn ziekte niet kan accepteren. Soms komt de

partner op het spreekuur om te klagen over het feit dat

de patient zo veranderd is: zo teruggetrokken, machte-

loos en moedeloos of juist geırriteerd en agressief. En de

huisarts realiseert zich dat hij zich bij aankondiging van

deze patient de laatste tijd zelf ook wat moedeloos begint

te voelen. Hij weet niet meer wat hij nog voor hem kan

doen en merkt dat hij ook irritatie voelt. De machteloos-

heid van de huisarts is vaak een symptoom van stagnatie

van de verwerking bij de patient. In dit artikel worden

achtereenvolgens besproken: de oorzaak en gevolgen van

stagnatie; de rol van de huisarts; wat is IPT (kader 1)?;

hoe werkt IPT bij mensen die een chronische ziekte of

handicap en stemmingsklachten hebben?M.J. van der Rutgers Loeff (*)Psychotherapeut, PsyQ, Groningen

Bijblijven (2010) 26:81–86

DOI 10.1007/BF03088743

13

Kader 2 Verwerking Het ontstaan van een chronische

ziekte of handicap of in kennis gesteld worden van een

diagnose roept heftige gevoelens op. Dat kan soms zo

heftig zijn dat betrokkenen die gevoelens onbewust

wegstoppen. Dat betekent dat ze de verwerking nog

even uitstellen. Dit is een heel natuurlijk proces. De

persoon zelf en zijn lichaam worden nog even

beschermd tegen de stress die het hebben van een

chronische ziekte of een blijvende handicap met zich

meebrengt. Wie de gevoelens blijvend wegstopt, kan

ze niet verwerken, maar meestal komen die gevoelens

in de loop van de tijd vanzelf boven. Wegstoppen kan

verschillende oorzaken hebben. Het kan zijn dat het

ziekteproces nog in een veranderende fase is. De hoop

op volledig herstel verhindert in een dergelijke situatie

dat men gevoelens van verlies toelaat. Patienten staan

dan nog weinig stil bij die gevoelens en krijgen daar

dan ook vaak geen steun bij. Maar er sijpelt wel een

besef door dat het weleens langer kan duren of zelfs

blijvend kan zijn. Degenen die dit overkomt, kunnen

daar moedeloos, moe en eenzaam van worden. Ze

kunnen het gevoel hebben dat er te hoge eisen aan

hen gesteld worden of juist dat ze niet voor vol worden

aangezien.Ook wie zich wel bewust is van een eindpunt wat

betreft de mogelijkheden tot herstel, stelt soms de ver-

werking nog steeds uit. Dan ontstaan er zeker

problemen.

Soms is het besef van het nieuwe beeld van zichzelf

– als iemand met een chronische ziekte of handicap –

te schokkend en krenkend om er bij stil te kunnen

staan. Ook dit kan aanleiding geven tot verbittering

en interpersoonlijke problemen.

Bron: patientenfolder

Oorzaken en gevolgen van stagnatie

De oorzaken van de stagnatie kunnen zijn:

– De verwerking wordt uitgesteld. Dit gebeurt vaak als

het ziekteproces nog in een veranderende fase ver-

keert. Er is nog geen eindpunt. Soms is er daarbij

vooral sprake van angst, soms vooral van hoop op

herstel. De omgeving is meestal liefdevol betrokken.

Wanneer er wel sprake is van een eindpunt wat betreft

herstelmogelijkheden en de verwerking nog steeds

wordt uitgesteld, kunnen problemen ontstaan. Bij

een intermitterend ziekteverloop kan de cyclus van

uitstel, eindpunt en verwerking zich vele malen

herhalen.

– Een life-event kan de draaglast verhogen.

– Het netwerk van de client biedt onvoldoende steun

waardoor de draaglast te groot is of wordt. Het ver-

driet en/of de woede over het lot kunnen niet meer

gedeeld worden en slaan naar binnen. Dit kan ertoe

leiden dat conflicten tussen de client en zijn omgeving

escaleren. Ten gevolge hiervan ontstaan vaak

stemmingsklachten.

– De zelfbeleving komt zodanig in conflict met het ideale

zelfbeeld dat dit tot heftige frustratie leidt. Het onver-

mogen omover het verlies van het ideale zelf te rouwen,

heeft tot gevolg dat het acceptatieproces niet op gang

komt. Dat kan tot ontkenning van de ziekte leiden.

– Personen met een onvermogen te voelen waar ze

behoefte aan hebben, vragen dikwijls niet op de

goede manier hulp aan hun omgeving. Het zijn vaak

ook de mensen die een slecht contact hebben met hun

lichamelijk ervaren.

De gevolgen van de stagnatie van de verwerking kun-

nen zijn:

– Patienten nemen regelmatig hun grenzen niet meer in

acht wanneer zij hun ziekte of handicap niet accepte-

ren of zelfs ontkennen. Zij voelen die grenzen ook niet

meer. Dit kan tot gevaarlijke grensoverschrijdingen

van de eigen mogelijkheden leiden. In een dergelijk

geval nemen de bestaande klachten vaak fors toe.

Het niet accepteren van de ziekte kan ook tot het

tegenovergestelde gedrag leiden: het totaal opgeven.

In een dergelijk geval vertonen mensen een veel ern-

stiger ziektegedrag dan op grond van de onderzoeks-

gegevens te verwachten zou zijn. Deze beide

oplossingen om het rouwen te vermijden, zijn voor

de omgeving heel lastig te hanteren. En het risico van

overbelasting van het netwerk is in beide situaties

levensgroot aanwezig. Er kan een trieste vicieuze cir-

kel ontstaan. Overbelasting van het netwerk leidt

ertoe dat dit steeds meer tekortschiet.

– Terugtrekking in machteloosheid, ontstaan en toene-

men van angst en stemmingsklachten. Bijvoorbeeld de

angst voor een recidief bij hartfalen.

– Boosheid over het lot leidt soms tot verbittering en het

ontstaan van conflicten op vele levensgebieden.

– Wie niet in staat is te voelen waar hij of zij in wezen

behoefte aan heeft, komt veel tekort. Bijvoorbeeld aan

steun bij de verwerking van de rouw om het verlies aan

gezondheid. Of door een gebrek aan hulp bij de con-

flicten die zijn ontstaan in de relaties met de omgeving

naar aanleiding van de grote veranderingen in het

samenleven sinds de ziekte. Wanneer de client zich

deze behoeftes niet goed realiseert of kan verwoorden,

laat hij in de relatie tot zijn naaste of hulpverlener

voelen dat hij iets tekort komt, maar het wordt niet

duidelijk wat. De client weet het zelf niet. Deze onver-

vulde behoeftes kunnen soms tot uiting komen door

somatisatie. Neiging tot somatisatie kan al bestaan

voor aanvang van de ziekte. Somatisatie is te

82 Bijblijven (2010) 26:81–86

13

beschouwen als een vorm van niet-adequate commu-

nicatie. Een verstoorde communicatie tussen de pati-

ent en zijn behandelaars doet een dergelijke neiging tot

somatisatie helaas vaak toenemen.

Al deze gevolgen kunnen elk op zich uitmonden in veel

andere verliezen naast het gezondheidsverlies. Zowel op

het gebied van vriendschappen en werk, maar ook in de

relatie met hulpverleners.

Rol van de huisarts

De hiervoor beschreven stagnatie zullen huisartsen graag

willen voorkomen of opheffen. Meestal is er sprake van

een rouwproces. De vanzelfsprekendheid van de eigen

gezondheid is er ineens niet meer. Dit kan een heftige

schok zijn. Ten aanzien van dit rouwproces kan de huis-

arts een belangrijke functie vervullen door er gewoon te

zijn. Dat klinkt eenvoudig, maar is het niet. Het betekent

dat de huisarts zelf in enige mate de eindigheid van het

leven onder ogen durft te zien. Onervaren hulpverleners

hebben nogal eens de neiging erg actief te worden als ze

met een ernstige diagnose worden geconfronteerd. Hier

rustig onder blijven en aan de patient laten merken dat

zijn emoties je raken, geeft dikwijls meer troost dan veel

troostende woorden uitspreken of snel oplossingen aan-

dragen. Het kan een vertrouwensband scheppen die vol-

doende is om het rouwproces in de huisartsenpraktijk

goed te begeleiden.

Conflicten met de omgeving zijn een mooie aanleiding

om te onderzoeken of daaraan mogelijk een acceptatie-

probleem ten grondslag ligt. Dit onderzoek kost tijd,

maar is vaak heel vruchtbaar en soms voldoende. Op

het moment dat de huisarts zich geclaimd gaat voelen

of telkens irritatie voelt bij zichzelf of bij de patient, dan

betekent dit vaak dat de patient iets in de relatie teweeg-

brengt. Iemand die een chronische ziekte niet verwerkt

heeft, doet vaak een appel op de ander zonder te weten

wat hij van die ander wil. Hij wil bijvoorbeeld troost en

aandacht, maar hij vraagt dwingend om nog een onder-

zoek of uit zich somber. Zijn probleem wordt voelbaar in

het dwingende gedrag of de uitzichtloze stemming, maar

de patient kan het niet verwoorden. Onbewust probeert

de patient bij zijn gesprekspartner het effect te bereiken

dat de ander zich zorgen om hem moet maken en iets

voor hem moet doen. Hij doet misschien hetzelfde met

zijn partner als met zijn huisarts. In al deze gevallen kan

de huisarts proberen de gevoelens te bespreken die hij

meent waar te nemen. Als een gesprek over gevoelens van

verdriet, teleurstelling, boosheid en angst onvoldoende

blijkt of niet lukt, kan een verwijzing naar psychothera-

pie voor de verwerking van dit verlies een goede keuze

zijn. Dat kan bijvoorbeeld de hierna beschreven vorm

van interpersoonlijke psychotherapie (IPT) zijn.

Wanneer de gevoelens waaruit dit appel voortkomt

niet bespreekbaar blijken, kan er sprake zijn van per-

soonlijkheidsproblematiek. In een dergelijk geval

gebeurt er zoveel binnen de relatie van client en hulp-

verlener dat deze persoonlijkheidsproblematiek eerst

moet worden aangepakt. Daarvoor zijn nieuwe vormen

van psychotherapie beschikbaar die sterk verankerd zijn

in het clientgerichte, analytische en gedragstherapeuti-

sche gedachtegoed. De meer op het lichaam gerichte

behandelingen, zoals de psychomotorische therapie,

nemen daarbij ook een belangrijke plaats in. Een verwij-

zing voor deze behandelvormen is dan een goede keuze.

Doel van de interpersoonlijke psychotherapie voor

stemmingsklachten bij chronische ziekte of handicap

Interpersoonlijke psychotherapie (IPT) is een voor

depressie ontwikkelde, kortdurende psychotherapie (zie

kader 1).1,2 Interpersoonlijke psychotherapie wil zeggen

dat de therapie gericht is op de relatie van de client met de

mensen in zijn omgeving. Het onvermogen te bereiken

wat men wil in de relatie met dierbaren anderen leidt

vaak tot stemmingsklachten. De houding van de thera-

peut heeft het karakter van die van een coach. De relatie

tussen client en therapeut is geen doel van onderzoek,

behalve als daartoe aanleiding is.

Bij een chronische ziekte of handicap is er altijd sprake

van het thema acceptatie. Daar heeft niet iedereen hulp

bij nodig. Maar wanneer deze acceptatieproblematiek

leidt tot stemmingsklachten, kunnen klachten en proble-

matiek in relatie tot elkaar worden behandeld. De accep-

tatieproblematiek wordt met behulp van deze

behandeling een hanteerbaar probleem en de stemming

verbetert. Het doel is het gestagneerde verwerkingspro-

ces weer op gang te brengen. We kiezen voor een focus

aansluitend bij de factoren die aanleiding zijn geweest

voor het ontstaan van de stemmingsklachten en richten

ons op de huidige leefsituatie. Het gereedschap dat de

client krijgt aangereikt, is gericht op het vat krijgen op de

stemmingsklachten. De IPT bij chronische ziektes is

evenals de IPT bij depressie meer gericht op de relaties

met de omgeving dan op de relatie die de client met

zichzelf heeft, de zogenaamde intrapsychische problema-

tiek. Het ontdekken van een worsteling met het eigen

zelfbeeld kan daarbij wel degelijk aan de orde komen.

Dit kan soms aanleiding zijn voor een therapie die meer

gericht is op intrapsychische problematiek na afloop.

Dat is lang niet altijd nodig. IPT wordt beschreven als

een redelijk eenvoudig aan te leren behandelvorm voor

ervaren therapeuten. Voor onervaren behandelaren

Bijblijven (2010) 26:81–86 83

13

blijkt dit bepaald geen eenvoudig aan te leren behande-

ling te zijn. Ze is in tegenstelling tot cognitieve gedrags-

therapie gericht op beleving. Ervaren behandelaren

moeten wat bijleren uit vakgebieden waarin zij niet zijn

opgeleid. Beginnende behandelaren moeten zich eerst

nog een eigen behandelvorm eigen maken.

De kracht van de IPT ligt in het leren verbinding te

maken tussen interpersoonlijke ervaringen en stem-

mingsklachten. Bij de IPT voor stemmingsklachten bij

chronische ziekte of handicap staan de symptomen van

de ziekte depressie in engere zin niet meer centraal. Cen-

traal staat de stagnatie van de verwerking van de chro-

nische ziekte of handicap die tot stemmingsklachten

heeft geleid. Tijdens de therapie gaan patienten zich

afvragen wat hun eigen aandeel zou kunnen zijn in de

veranderde relatie tot anderen sinds zij ziek zijn gewor-

den. Vaak is dat ook gebaseerd op een veranderde relatie

met zichzelf; dit hoeft niet altijd expliciet aan de orde te

komen. Het weer invloed krijgen op de relatie met ande-

ren is een belangrijk doel van de therapie. Het besef weer

kapitein op het eigen schip te zijn, weer vrije keuzes te

kunnen maken, ontstaat vaak als een mooi resultaat bij

een goed geslaagde therapie.

Werkwijze van de interpersoonlijke psychotherapie voor

stemmingsklachten bij chronische ziekte of handicap

De therapeut maakt samen met de patient een inventa-

risatie van alle mensen die in zijn leven belangrijk zijn of

waren. Daarbij gaat het in het bijzonder om de verande-

ringen die zich hebben voorgedaan in de periode voor de

klachten ontstonden. Maar ook de relaties in het verle-

den worden in kaart gebracht. Samen met de therapeut

onderzoekt de patient waar de grootste pijn zit in zijn

leven of waarmee de grootste verandering samenhangt.

Het tekenen van een levenslijn in de vorm van een stem-

mingsgrafiek kan daarbij behulpzaam zijn. Plotselinge

emoties bij het tekenen van de hoogte- en dieptepunten

in het leven geven verrassende aanwijzingen. In twee tot

drie gesprekken bepalen therapeut en patient samen

waarop de therapie gericht zal zijn. Die keuze wordt ‘de

focus van de behandeling’ genoemd. Bij het bepalen van

de focus wordt onderzocht wat de aanleiding is voor het

ontstaan van de stemmingsklachten nu. Het actuele pro-

bleem kan een conflict met een belangrijke ander zijn of

de worsteling met een andere rol. De acceptatieproble-

matiek met betrekking tot de ziekte kan de patient

meestal niet aan en ligt op de achtergrond te sluimeren.

De therapeut gaat mee in de vaak onuitgesproken wens

van de patient die moeilijke problematiek nog niet cen-

traal te stellen, maar eerst het dilemma wat nu speelt aan

te pakken. Het thema van de chronische ziekte heeft een

duidelijke plaats op de achtergrond in deze therapie en

wordt wel als zodanig erkend en niet vermeden. Het

boeiende is dat dit acceptatieprobleem vanzelf aan de

orde komt als de therapie goed verloopt.

Binnen de IPT zijn vier mogelijke centrale thema’s te

onderscheiden: rouw, interpersoonlijk conflict, rolveran-

dering en interpersoonlijke sensitiviteit. Omdat IPT een

korte behandeling is, zullen vaak niet alle problemen

waar de patient mee te maken heeft aan bod kunnen

komen. De ervaring leert dat dit over het algemeen ook

niet nodig is. De oplossing van het probleem dat het

meest centraal staat, levert dikwijls genoeg energie en

mogelijkheden op om weer vooruit te kunnen. Dit bete-

kent niet dat alleen besproken mag worden wat met de

focus te maken heeft. In elke zitting onderzoeken patient

en therapeut samen de belevenissen in de contacten met

de mensen om hem heen. Op deze wijze wordt duidelijk

wat zijn stemming goed doet en wat niet. De therapeut

helpt om hetgeen de patient bezighoudt met de focus te

verbinden. Problemen met anderen kunnen met behulp

van rollenspelen geoefend worden. Zo kan de patient een

moeilijk gesprek voorbereiden. Hij kan zich ook inleven

in de rol van de ander, wat vaak erg verhelderend is. Deze

laatste versie, het zogenaamde reverse role-play, bevor-

dert ook het empathisch vermogen van de patient. Vaak

biedt de therapeutische relatie de noodzakelijke veilig-

heid en het vertrouwen om het verdriet, de boosheid of de

teleurstelling te voelen die thuis tot nu toe maar liever

werden weggestopt. Dat is niet makkelijk, maar daar

biedt de therapeut nu juist steun bij. Soms gaan mensen

keuzes maken waar ze eerder nooit aan toe gekomen zijn.

Dat kan hoop en ook plezier geven.

Over het algemeen duurt de behandeling 12-16 weken,

waarbij bij aanvang meestal wekelijks een sessie plaats-

vindt, later mogelijk een keer per twee weken.

Deze therapie wordt ook in groepsverband gegeven.

Voor mensen met een klein netwerk kan dat een goede

keuze zijn. De groep biedt in dat geval goede

oefenmogelijkheden.

Rouw als focus

In eerste instantie valt bij een chronische ziekte te denken

aan het focus rouw. De patient lijdt aan het besef van het

verlies van de vanzelfsprekendheid van gezondheid.

Boosheid en verdriet over het lot zijn niet problematisch.

In een gezond acceptatieproces wisselen gevoelens van

verdriet, boosheid en acceptatie elkaar af. Het wordt pas

problematisch als het verdriet en/of de boosheid verme-

den worden en blijvend omgezet worden in andere gevoe-

lens. Wanneer het stilstaan bij verdriet en boosheid tot

nog toe te pijnlijk was, kan rouw een goede focus zijn. De

84 Bijblijven (2010) 26:81–86

13

therapeut helpt de patient stil te staan bij zijn gevoelens.

Boos zijn op het lot is in heel orthodoxe kringen mis-

schien niet mogelijk, maar is over het algemeen vaak een

beleving die gevoeld mag worden. Als dit niet zo is, kan

het leiden tot stemmingsklachten. Boosheid op het lot

wordt vaak gevoeld als machteloosheid en wordt nogal

eens verschoven naar de brenger van de onheilstijding en

andere behandelaars. Ook onuitgesproken jaloezie op de

gezonde partner of anderen kan aanleiding geven tot

gevoelens van wrok. Als boosheid op hulpverleners of

naasten door wie mensen zich in de steek gelaten voelen

blijft bestaan, stagneert de rouw. Deze gevoelens kunnen

een goede reden zijn om in een interpersoonlijke therapie

bij chronisch zieken de focus interpersoonlijk conflict te

kiezen.

Interpersoonlijk conflict als focus

In het geval van stemmingsklachten bij een al langer

bestaande chronische ziekte of handicap zal de aanlei-

ding gezocht moeten worden in de factoren die de aan-

doening nu ineens niet meer dragelijk maken.Mensen die

een chronische ziekte of handicap krijgen, moeten

opnieuw hun eigen grenzen leren kennen. Het aanvaar-

den van deze nieuwe grenzen kan een te grote opgave

zijn. De neiging zichzelf te forceren enerzijds en afwach-

tend of afhankelijk te worden anderzijds zijn de risico’s

van het vermijden van het rouwen. Beide uitingen kun-

nen leiden tot conflicten met anderen. Door overbelas-

ting kunnen er conflicten bij de opvoeding ontstaan.

Sommigen hebben al bij aanvang relatieproblemen met

hun omgeving. Het krijgen van een chronische ziekte of

handicap met de daaruit voortkomende beperkingen kan

dat verergeren. Schuldgevoelens over het wederzijds

tekortschieten kunnen ook een rol spelen. Regelmatig is

een conflict de aanleiding om hulp te zoeken. In zo’n

geval is dat een goede reden om dat als focus te kiezen.

Rolverandering als focus

Bij het kiezen van rolverandering als focus zal men alert

moeten zijn. Veel mensen zijn in hun leven meer geınvali-

deerd door hun diagnose dan door de ziekte zelf. Een

handicap of ziekte hoeft bepaald geen rolverandering te

betekenen. Het loslaten van een baan moet bijvoorbeeld

pas overwogen worden als aanpassingen in de werksitua-

tie goed onderzocht zijn. Het is belangrijk de verande-

ringen in het leven zeer zorgvuldig te concretiseren om

daarachter te komen. Het verlies van een partner kan

soms voorkomen worden door de stemmingsklachten

goed te behandelen. Er zijn ook veel mensen die hun

begrenzing niet accepteren en de focus rolverandering

niet willen kiezen terwijl dat juist wel een goede keuze

zou zijn. Zij gaan uit van volledig herstel terwijl dat

duidelijk niet mogelijk is. Het leren ontvangen van hulp

kan als een moeilijke rolwisseling ervaren worden. Ook

de verandering van taken in huis kan een goede reden zijn

om deze focus te kiezen. Bijvoorbeeld het wisselen van

kostwinner naar thuiszorgende partner of juist

andersom. Levensfaseproblematiek kan door de ziekte

als een zwaardere opgave worden ervaren. Verhuizing in

verband met de ziekte kan heel verdrietig zijn. Zeker als

men al op jonge leeftijd moet kiezen voor een woon-

zorgvorm.

Interpersoonlijke sensitiviteit

Hieronder verstaan wij mensen met een verminderd ver-

mogen om relaties aan te gaan of te behouden. Deze

mensen hebben vaak te hoge verwachtingen van de

ander die niet gebaseerd zijn op reele inschattingen van

de mogelijkheden van de ander. Meestal is er sprake van

een zeer beperkt netwerk. In zo’n geval kan de therapie

de weerbaarheid vergroten en daarmee de stemmings-

klachten verminderen. Een arm netwerk is een goede

indicatie voor groeps-IPT. De groep vormt dan een

oefenmogelijkheid en vervangt het afwezige netwerk.

Het zal daarbij gaan om het beter leren uiten van wensen

en behoeftes. Maar ook over het overwinnen van

schaamte.

Afsluiten van de behandeling

Veel mensen vinden het moeilijk om afscheid te nemen

van hun therapeut. Zeker als de klachten of problemen

maar gedeeltelijk verholpen zijn. Maar als de therapie

goed verlopen is, blijkt een follow-upgesprek na een aan-

tal maanden vaak voldoende om goed afscheid te kunnen

nemen.

In sommige gevallen blijkt deze IPT onvoldoende

voor de bestaande klachten. Het probleem kan zich wel

uitkristalliseren tijdens de IPT, zodat een andere therapie

daarna mogelijk wordt.

Indicaties

Patienten met lichamelijke aandoeningen zoals een chro-

nische ziekte of handicap die vastlopen in hun dagelijks

leven. Hiertoe behoren ook mensen met kanker in een

uitbehandelde of stabiele fase. Het vastlopen kan zich

uiten in stemmingsklachten of verergering van

Bijblijven (2010) 26:81–86 85

13

lichamelijke klachten. Ook kan het zich uiten in conflic-

ten met de omgeving, verlies van werk en relaties.

Als DSM-IV-diagnoses bij intake komt een breed

scala in aanmerking:

– Stemmingsstoornis door een somatische aandoening

– Angststoornis door somatische aandoening

– Psychische factoren die een somatische aandoening

beınvloeden, waaronder assertiviteitsproblematiek en

lichte persoonlijkheidsproblematiek

– Aanpassingsstoornissen

– Relatieproblemen ten gevolge van een chronische

ziekte

Inclusie: mensen met stemmingsklachten die enigszins

open staan voor het onderzoeken van hun eigen accepta-

tieproblemen en interpersoonlijke problematiek.

Exclusie: als er nog of weer sprake is van een lichame-

lijke behandeling in een acute fase.

Doelen: verbeteren van de kwaliteit van leven, zich

anders leren verhouden tot de eigen beperkingen en ver-

minderen van het lijden daaronder.

Tot besluit

Een chronische ziekte of een handicap is niet te genezen.

Maar de stemmingsklachten die het gevolg zijn van het

verlies van gezondheid of van de daaruit ontstane con-

flicten met dierbaren, zijn wel te behandelen. Wanneer de

behandeling van stemmingsklachten bij mensen met een

chronische ziekte of handicap in de huisartsenpraktijk

niet aanslaat, is er vaak sprake van gestagneerde rouw.

Rouw om het verlies van gezondheid en toekomstper-

spectief. De in dit artikel beschreven behandeling biedt

een mogelijkheid om de stagnatie in het verwerkingspro-

ces op te heffen. Deze vorm van IPT is in Groningen

ontwikkeld en vindt op dit moment nog alleen bij PsyQ

plaats.

Praktische informatie

Een informatiebrochure voor patienten is op te vragen

bij PsyQ, afdeling Somatiek en Psyche. Als er een indi-

catie is voor groepsbehandeling wordt een aparte infor-

matiebrochure uitgereikt.

PsyQ Somatiek en Psyche

Hereweg 76

9725 AG Groningen

Tel.: 050-522 37 05

[email protected]

Literatuur

Weissman M, Markowitz J, Klerman G. Comprehensive guide tointerpersonal psychotherapy. New York: Basic Books, 2000.

Blom MBJ, Kerver MJ, Nolen WA. Inleiding in de interpersoon-lijke psychotherapie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum,1997.

Schaik A van, Marwijk H van. Interpersoonlijke psychotherapievoor depressieve ouderen. Huisarts Wet 2007;11:556-60.

86 Bijblijven (2010) 26:81–86

13