Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Inleiding en doel
Dit document identificeert kansen op het gebied van energiebesparing en
energieproductie voor de metropoolregio Amsterdam (MRA). De regio heeft de
ambitie geformuleerd om in 2040 onafhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen. De
MRA kan inzetten op twee hoofdlijnen: energiebesparing en productie van energie uit
hernieuwbare bronnen. Veel mogelijkheden zijn al in kaart gebracht. In dit document
wordt een selectie gemaakt, gebaseerd op de bijdrage aan de energiedoelstelling, de
economische impuls in investeringen, innovatie en werkgelegenheid en de
beleidskansen voor de MRA.Er wordt ook aandacht besteed aan de kosten en
mogelijke belemmeringen.
Kansen energietransitie MRA
Maart 2013
ECN-O-13-016
Auteur: Ton van Dril
ECN Policy Studies
Postbus 1
1755 ZG Petten
T:+31 88 515 4424
ecn.nl
2
Samenvatting
Op basis van het rapport “MRA: route naar energieneutraliteit” (CE 2011) is gezocht
naar kansen op het gebied van energiebesparing en energieproductie voor de
metropoolregio Amsterdam (MRA). Er is een selectie gemaakt van de
beleidsmaatregelen om fossiel energiegebruik terug te dringen. Aanvullend zijn ideeen
gegeven om dit beleid nader effectief en efficient in te vullen. De selectie is gebaseerd
op:
Wordt het fossiel energiegebruik verminderd?
Wordt er een impuls gegeven aan de economie?
Wordt er kennis mee opgebouwd?
Sluit het aan op de mogelijkheden van de MRA?
In onderstaand overzicht zijn de beleidsmaatregelen opgesomd en kort omschreven.
De figuur brengt in beeld welke beleidskansen het meest aansluiten op de criteria.
Woningen duurzaam renoveren: in 2014 met alle gemeenten een vernieuwde
"Blok voor Blok" aanpak starten. Dit brengt bestaande woningen naar label B-
niveau. Deze actie levert snel veel energiebesparing en veel werkgelegenheid
op. De technieken zijn bekend en meestal kosteneffectief. Coördinatie en
ondersteuning kan op MRA-niveau plaatsvinden.
Passieve en klimaatneutrale renovatiemethoden ontwikkelen: in 2013 starten
met een stimuleringsregeling. Hiermee kunnen woningen nog verder worden
verduurzaamd. Deze actie scoort vooral op innovatie en kennisopbouw, en
draagt daarmee op termijn bij aan energietransitie en economie. Binnen de
MRA zijn de condities zeer geschikt voor een innovatieve aanpak.
De warmtekaart gebruiken: in 2013 starten met een gebiedsplan voor
verduurzaming van de warmtevoorziening. Dit kan met geothermie of
restwarmte eventueel in combinatie met zonne-energie en energieopslag.
Deze actie draagt op langere termijn ook bij aan de energiezekerheid,
economische- en kennisontwikkeling. De MRA kan nu in een plan hier aan
richting geven.
Zon- en windenergie faciliteren op alle woningen: in 2014 een loket voor
advies, kennis, kwaliteit en toezicht. De actie scoort vooral op de
economische impuls: de installaties vertegenwoordigen een grote investering
en leveren veel werk op. Er zijn veel gebouwen in de regio en de MRA is
geschikt om de ontwikkelingen regionaal te stroomlijnen.
Aanpak energiebesparing bij bedrijven intensiveren: samen met de
installatiesector in 2014 een bedrijfs-APK voor energie gaan toepassen. De
actie scoort hoog, zowel op energie, economie, als kennisontwikkeling bij
installatiebedrijven. Er kunnen nog veel kosten bespaard worden op energie
en handhaving bij de overheid. Het is geschikt om in MRA-verband of door de
regionale uitvoeringsdiensten te worden opgepakt.
3
Draagvlak voor windenergie vergroten: in 2014 een platform bouwen voor
alle belanghebbenden. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor substantiële
hernieuwbare energieproductie op lange termijn. Dit geeft dan ook
economische impuls, niet zozeer technisch. De MRA is hier een geschikte
regio voor vanwege de diversiteit en sociale vernieuwingsgezindheid.
Gebruik van kleinere en nieuwere auto's stimuleren: in 2013 inventariseren
wat de lokale mogelijkheden zijn. Dit levert direct minder energiegebruik en
luchtverontreiniging op en verbetert de leefomgeving. Er zijn daarnaast geen
directe voordelen op economisch gebied of kennisontwikkeling. De
gemeenten in de MRA hebben de kennis in huis en hebben belang bij
regionale stroomlijning.
Andere vervoersvormen ontwikkelen: vanaf 2014 succesvolle projecten
uitbreiden in de regio en daarbuiten. De actie kan potentieel scoren op
energie, milieu, economie en kennis. De MRA is bij uitstek geschikt om
succesvolle projecten verder uit te rollen.
In de figuur worden de genoemde kansen grafisch weergegeven: Hoog in de figuur
staan de opties met de meeste economische betekenis. De omvang van de bollen
geeft een indicatie wat de MRA voor beleidseffect kan bereiken op energie en milieu.
Van links naar rechts is voor de beleidskansen aangegeven op welk bestuurlijk niveau
ze effectief zijn. Diverse beleidskansen liggen op bovenregionaal niveau. Scherpere
eisen aan energiezuinigheid van nieuwbouw is momenteel in strijd met het Lente-
akkoord en de woningwet. Er zal naar verwachting geen medewerking van de
bouworganisatie voor zijn (Lenteakkoord 2012). Beleid voor besparing in de industrie
is ook landelijk en Europees geregeld. Ook voor biobrandstoffen of kilometerbeprijzing
ligt landelijk beleid meer voor de hand. Voor smart grids is de regionale netbeheerder
de voor de hand liggende initiatiefnemer.
4
Gemeente
Eco
no
mie
>>
>>
Industrie
Biofuels
MRA Landelijk EU
Nieuwbouw zuiniger
Woningen Duurzaam
Passief renoveren
Gebruik efficiëntere auto stimuleren
Ander vervoer
Kilometerbeprijzing
Snelheidsbeperkingen
Glastuinbouw
Draagvlak wind
Alle daken energie
Warmtekaart
Smartgrids
Innovatie/cultuur
Aanpak bedrijven
Effect voor energie/milieu Extra kennis
Figuur: overzichtsplot van beleidskansen voor de MRA
5
Wat zijn de uitgangspunten?
Het rapport “MRA: route naar energieneutraliteit” (CE 2011) geeft kwantitatief de
mogelijkheden op het gebied van energiebesparing en energieproductie voor de
metropoolregio Amsterdam (MRA). Onderstaande figuur illustreert de huidige
energiesituatie, mogelijke groei naar 2040 en het technisch potentieel. De
mogelijkheden voor de MRA om met instrumenten dit potentieel te realiseren zijn
beperkt. Het kan alleen samen met Europa, de Rijksoverheid, provincies en gemeenten
en niet in de laatste plaats met burgers en bedrijven.
Figuur 1: Huidige energiesituatie, mogelijke groei naar 2040 en technisch potentieel
Welke maatregelen zijn nodig?
De routekaart geeft voor de verschillende onderdelen maatregelen aan en doet
suggesties om die maatregelen te realiseren. In de volgende tabel is dat samengevat.
De getallen hebben betrekking op de maatregelen uit de routekaart (CE 2011) voor
2040. Volgens de routekaart kunnen regio en gemeenten vooral in de rood gemerkte
gebieden een rol spelen. De vervanging van fossiele energie is uitgedrukt in PJ (Peta
joule primair). 1 PJ is gelijk aan 32 mln m3 aardgas of 120 mln kWh elektriciteit.
6
Tabel 2: Potentiëlen voor vermindering van fossiel energiegebruik in de MRA volgens CE (2011) in
2040
Sector Maatregel PJ
Huishoudens (woningen) 35
nieuwbouw nog zuiniger maken 11
corporatiewoningen naar label B 8
particuliere woningen naar label B 16
Personenvervoer 30
Vrachtvervoer 15
efficiëntere voertuigen 25
meer elektrisch vervoer 6
minder auto, meer fiets en OV 12
kilometerbeprijzing 10
snelheidsbeperkingen 8
Commerciële diensten 45
Niet-commerciële diensten 10
Totaal utiliteitsbouw diensten 56
nieuwe utiliteitsbouw 11
bestaande utiliteitsgebouwen 29
zuiniger bedrijfsprocessen 16
Landbouw excl. glastuinbouw
Glastuinbouw efficiëntere kassen 35% 7
Industrie (niet ETS) efficiëntere processen 22,5% 12
Totaal besparing 154
Hernieuwbare energieproductie
Windenergie
groot van 270 naar 1000 MW 19
klein kleinschalige wind op alle daken 17
Energie uit biomassa extra bijmenging biobrandstoffen 14
Energie uit zon
PV 15% bebouwd oppervlak 40
boilers op alle woningen en gebouwen 7
Geothermie 40% bestaande bouw aansluiten 29
Totaal hernieuwbaar 126
Resterend fossiel Innovatie en cultuurverandering 80
Totaal vermeden fossiel 359
7
Wat kenmerkt de Metropoolregio?
In 2008 is onderzoek gedaan (DHV 2008) naar het economisch potentieel van ‘de
duurzaamheidscluster’ in de Metropoolregio, en hoe dit kan worden gestimuleerd.De
sterke punten van de regio zijn vooral de grote diversiteit aan bedrijven en
duurzaamheidsinitiatieven, gecombineerd met een grote groep bewuste en
experimenteerlustige consumenten. Clusters waar grote duurzame en economische
kansen lijken te liggen voor de Metropoolregiozijn het bouw-, vastgoed-, voedings-,
energie- en mobiliteitscluster.
De rol gemeenten en provincies
Veel activiteiten vloeien voort uit de wettelijke provinciale en gemeentelijke taken,
waar aandacht aan energie kan worden besteed. Dat begint bij het toezicht op
bouwactiviteiten en het handhaven van de bouwvoorschriften betreffende energie.
Het geldt ook voor het toezicht op bedrijven met de Wet Milieubeheer en het
activiteitenbesluit en het opnemen van windenergie in bestemmingsplannen. De
gemeenten hebben ook veel energiebeleid ontwikkeld gericht op eigen diensten,
gebouwen en openbare verlichting. Bij al dit beleid heeft de MRA geen directe rol,
maar kan eventueel platform zijn voor uitwisseling van ervaringen. Inspanningen op
dit gebied kunnen in MRA-verband worden afgestemd en gestroomlijnd.
De rol van Rijks- en Europese overheid
De Europese en Nederlandse overheid bepalen in belangrijke mate het energiebeleid.
Dat betreft het beleid voor de elektriciteitsproducenten en energie-intensieve
industrie en glastuinbouw. Ook het beleid op het gebied van zuinigheid van apparaten
en voertuigen wordt in Brussel bepaald. Lagere overheden kunnen op een aantal
gebieden verder gaan, zoals bij bestaande woningen en utiliteitsbouw en bij energie-
extensieve bedrijven. Het Rijk beperkt echter sterk de mogelijkheden van gemeenten
om strengere eisen te stellen voor nieuwbouw, de uitstoot van voertuigen of
financiële instrumenten als kilometerbeprijzing. Dit bepaalt ook sterk de
mogelijkheden op energiegebied voor de MRA.
Het Rijk heeft de provincie en gemeenten ook nodig om de nationale ambities voor
hernieuwbare energieproductie te realiseren. Hier schept het Rijk de financiële
condities. Provincies en gemeenten zijn evenwel onmisbaar om windenergie, energie
uit afval en biomassa en zonne-energie ruimtelijk, milieutechnisch en
stedenbouwkundig mogelijk te maken.
Criteria voor de selectie van kansen
De verschillende mogelijkheden voor realisatie van de energieambitie van MRA
worden in dit document als volgt beoordeeld:
Energie en milieu. Hier is de maatstaf hoeveel van het potentieel uit de routekaart
door de MRA met beleid kan worden gerealiseerd.
8
Draagt het bij aan het doel van energieneutraliteit in 2040?
Zijn er bijkomende voordelen voor milieu of leefbaarheid?
Economie en werk. Maatstaf zijn hier de investeringen en arbeidsjaren in de regio. Dit
is gebaseerd op kengetallen uit de routekaart en van ECN.
Levert het een investerings- en werkgelegenheidsimpuls op voor de MRA?
Is de verhouding tussen kosten en baten verantwoord?
Kennis en innovatie. Maatstaf is hier of bedrijven in de regio kennis en producten
ontwikkelen die ze op termijn groeimogelijkheden geven.
Versterkt het de kennispositie en concurrentiepositie in de regio?
Geknipt voor de MRA? Maatstaf is hier of de MRA met beleidsinitiatieven meer kan
bereiken dan de andere overheden.
Voegt de MRA echt iets toe aan wat toch al gebeurt vanuit rijk, provincies en
gemeenten?
Kan er beleid voor ontwikkeld en effectief en efficiënt ingezet worden?
Wat zijn de belangrijkste kansen?
Energieneutraliteit is een grote opgave. Er zijn niet alleen grote “klappers” nodig maar
ook nog talloze kleinere maatregelen. De volgende hoofdstukken brengen de grote en
kleinere maatregelen in beeld die aan de criteria voldoen.
Woningen duurzaam renoveren
De routekaart beoogt labelsprongen voor alle bestaande woningen (ca 1 mln),
gemiddeld naar B-label. Op landelijk niveau kan beleid ontwikkeld worden: afspraken
met woningcorporaties, convenanten met de bouwsector (Meer met Minder), allerlei
fiscaal beleid en verplichtingen. De convenant Meer met Minder is vooral gericht op
informatie en ontzorgen. Gemeenten kunnen op basis van vrijwilligheid met
bewoners, bewonersgroepen en coöperaties verdere afspraken maken over
verbetering. Een voorbeeld is de Blok voor Blok aanpak die ook in Amsterdam en
Haarlem is toegepast (AGNL 2012). Hierin neemt de gemeente initiatief richting
corporaties, buurten of verenigingen van eigenaren. De gemeente kan informatie
geven, helpen met organisatie, aanbesteding, financiering en controle. De gemeente
kan lokale bedrijven betrekken en selecteren. Deze aanpak wordt nu geëvalueerd. De
MRA kan op basis van de evaluatie van de eerste Blok voor Blokprojecten de MRA-
gemeenten helpen met deze aanpak en afspraken maken over projecten. Belangrijke
ondersteuning kan ook vanuit AgentschapNL plaatsvinden. Een belangrijke factor is
verder de financiële haalbaarheid van renovatieprojecten. Hier heeft met name de
Rijksoverheid meer mogelijkheden met subsidies, financieringsinstrumenten en fiscaal
beleid. In de loop van 2013 komt er meer helderheid over de te verwachten
intensivering van het Rijksbeleid op dit gebied. Het is aan te bevelen hierop te
wachten.
9
Welke actie, en wat levert het op?
De MRA formuleert begin 2014 een plan over de Blok voor Blok aanpak op basis van
de evaluatie en de ontwikkelingen in het Rijksbeleid. Indien dit voldoende positief is
gaat de MRA met de gemeenten afspraken maken over een nieuwe serie projecten.
De Blok voor Blok aanpak of een vergelijkbare actie van gemeenten levert per 1000
woningen 10-15 mln aan investeringen,120-180 mensjaar aan werk en 0,01-0,02 PJ
energiebesparing. De gemeenten moeten ook zelf middelen vrijmaken. Binnen de
MRA kunnen dan jaarlijks enkele tienduizenden woningen aangepakt worden. Deze
actie scoort vooral op energiebesparing en op economie en niet zozeer op innovatie.
De MRA en gemeenten hebben bij uitstek een rol om dit op te pakken omdat het
landelijk beleid minder goed van de grond komt.
Passieve en klimaatneutrale renovatie ontwikkelen
De bestaande woningvoorraad zal ook in 2040 nog grotendeels aanwezig zijn. Hoe zien
bestaande woningen er in 2040 uit die onafhankelijk zijn van fossiele brandstoffen?
Grondige opknapbeurten vinden eens in de 15-30 jaar plaats. Op die momenten kan
passief renoveren1 plaatsvinden: zeer zwaar isoleren, een nieuwe
verwarmingsinstallatie en aanpak van de ventilatie. Samen met toepassing van een
zon-PV-installatie is het nu al soms mogelijk om de energienota tot nul te reduceren.
In veel situaties is echter ook een verduurzaamde warmtevoorziening nodig: met
aardwarmte, warmtepompen, restwarmtegebruik of biomassaketels. Dit vereist vaak
een collectieve aanpak bij een grotere opknapbeurt. De gemiddelde woning die de
komende jaren aan een opknapbeurt toekomt wordt nog niet zo grondig aangepakt.
Het huidige beleid is gericht oplabelsprongen, gemiddeld naar B-label. Dat zal tussen
nu en 2030 grotendeels gerealiseerd worden. Maar op termijnzal passief renoveren de
norm moeten worden. Dat betekent dat er de komende jaren
verdergaandeoplossingen moeten worden ontwikkeld in de bouw- en installatiesector.
Dat worden geen uniforme oplossingen, ze moeten toepasbaar zijn in een grote
diversiteit van woningen: van de Amsterdamse 19eeeuwse gordel, tot het Gooi, tot de
nieuwbouwwijken in Flevoland. De oplossingen moeten niet alleen technisch voldoen
en acceptabele kosten hebben. Er worden ook eisen gesteld aan de functionaliteit, de
gezondheid, het uiterlijk, de veiligheid, de degelijkheid. Passief renoveren kost nu
gemiddeld nog ongeveer een ton per woning. De oplossingen liggen immers niet
zomaar op de plank. De sleutel om kosteneffectieve oplossingen te ontwikkelen ligt in
de bouw- en installatiesector. Maar dat kan alleen samen met ontwerpers, technische
opleidingen en gebruikers.
De MRA kan ondersteunen bij initiatieven van bewoners en bouwbedrijvenvoor
passief renoveren en duurzamere warmtetoepassingen. Dat kan door
voorbeeldprojecten te documenteren en te ontsluiten voor andere bewoners. En door
te delen in de kosten van de planontwikkeling, waardoor de risico’s voor de
1 Passief bouwen betreft zodanig beperken van warmteverliezen dat nauwelijks meer actief
verwarmen nodig is. Het komt overeen met labelklasse A++ of hoger. Dit betekent meestal een extra isolerende schil aan de buitenzijde.
10
bouwbedrijven worden beperkt. Daardoor wordt de noodzakelijke kennis opgebouwd
en verspreid. De combinatie van een grote dichtheid en diversiteit aan woningen en
een experimenteerlustige bevolking kan leiden tot een voorsprong voor de bouw- en
installatiesector. Bouwbedrijven en technisch adviseurs in de regio die laten zien dat
ze grondig woningen kunnen verduurzamen worden door de MRA gemeenten
gepromoot. Onderwijsinstellingen ondersteunen deze bedrijven met onderzoek en
stage. Bewoners die hun woning of bedrijfsgebouw grondig willen verduurzamen
kunnen bij MRA aankloppen voor financiële ondersteuning bij de planontwikkeling
door genoemde bedrijven.
Welke actie, en wat levert het op?
De MRA kan het initiatief nemen voor steun aan passieve of klimaatneutrale
renovatie. Er wordt een regeling (zie b.v. klimaatneutraal bouwen Amsterdam)
opgezet voor financiële ondersteuning bij initiatieven van bewoners en bouwbedrijven
voor passief renoveren en duurzamere warmtetoepassingen. Hieraan wordt een
verplichting gekoppeld voor kennisopbouw en verspreiding via vakopleidingen en
lokale bouw- en installatiebedrijven. Enkele honderden woningen kunnen de komende
jaren als voorbeeldproject dienen. Het resultaat is een innovatievere bouwsector die
op termijn in staat is om vergaande verduurzaming van de bestaande bouw tot stand
te brengen. Dit gebeurt door het ontwikkelen van betaalbare renovatiemethoden en
producten bij bedrijven in de regio. Dat helpt nu initiatiefnemers over de streep, legt
een basis voor werkgelegenheidsgroei in de bouw en bouwadviessector en vergroot
de knowhow van bedrijven in de regio. Per 1000 passieve of energieneutrale
woningen wordt 20-40 mln extra geïnvesteerd en dat levert 250-500 mensjaar extra
werk en 0,04-0,05 PJ energiebesparing. Deze woningen worden onafhankelijk van
aardgas. Deze actie scoort vooral op innovatie en kennisopbouw, en draagt daarmee
op termijn bij aan energietransitie en economie. Binnen de MRA zijn de condities zeer
geschikt voor een innovatieve aanpak.
De warmtekaart gebruiken
Waar grondig renoveren en isoleren te ingrijpend of kostbaar wordt kan een
duurzamere warmtevoorziening uitkomst bieden. Volgens de routekaart is er een
groot potentieel voor restwarmte, geothermie en warmte-koudeopslag (WKO). Deze
mogelijkheden zijn landelijk in kaart gebracht door Agentschap NL (AGNL 2011) en in
de MRA lijken er veel kansen te zijn. Investeringen in duurzamere warmte zijn
kostbaar en moeten kunnen vertrouwen op een lange levensduur. De MRA kan
verkennen en bepalen welke bebouwde gebieden op termijn geschikt worden
hiervoor. In het Noordzeekanaalgebied bestaat een overschot aan restwarmte van
industrie en centrales. Bestaande warmtenetten in de MRA kunnen worden
aangesloten op duurzamer bronnen, zoals geothermie.De netten kunnen worden
uitgebreid op plaatsen waar de toekomstige warmtevraag voldoende is. De MRA kan
hier als initiatiefnemer partijen bij elkaar brengen. Inbreiplannen voor meerdere
woningen of bedrijven kunnen WKO toepassen.
11
Welke actie, en wat levert het op?
De MRA kan proactief de mogelijkheden voor WKO aangeven, vergunningverlening
stroomlijnen en daarmee bouwprojecten en bewonersinitiatieven helpen. De MRA kan
gebieden aanwijzen die geschikt zijn voor toepassing van diepe geothermie en
selecteert welke nu het meest kansrijk zijn. Vervolgens worden samen met
marktpartijen projecten ontwikkeld. Investeringen in een duurzamere
warmtevoorziening leveren vooral werkgelegenheid op bij de aanleg en voorbereiding.
Maar het zijn geen projecten die even snel geïnitieerd kunnen worden. Ter indicatie :
een project voor 1000 woningen met een investering van 15-20 mln levert 150-200
mensjaren arbeid en 0,04-0,05 PJ besparing op. De gebruikers zijn verzekerd van een
duurzamere energievoorziening waarvan de kosten voorspelbaar en stabiel zijn.
Verdere kennis wordt ontwikkeld voor de optimalisatie van deze installaties en de
combinatie met zonne-energie en energieopslag. Deze acties scoren op langere
termijn op energietransitie, economie en kennis. Het is noodzakelijk dat de MRA nu in
een plan richting geeft aan verduurzaming van de warmtevoorziening.
Zonne- en windenergie faciliteren in de bestaande bouw
Photovoltaïsche zonnepanelen (PV) maken een flinke groei door (2012-2013). De
investeringskosten, elektriciteitsprijzen en het fiscale beleid zijn zodanig dat
kleinverbruikers een PV-installatie in circa tien jaar kunnen terugverdienen. De MRA
heeft de ambitie om gemiddeld per woning 10m2 PV-panelen te realiseren. Er zijn nu
veel initiatieven van particulieren, groepen bewoners en bedrijven voor kleinschalige
installaties. Op dit gebied groeit ook de installatiesector sterk.Dat betekent niet dat
iedereen nu PV panelen op het dak gaat installeren. Naar verwachting is er bij grote
groepen volgers nog veel aarzeling en behoefteaan onafhankelijk advies en
ondersteuning. Bovendien is er ook kans op weerstand om uiteenlopende redenen als
veiligheid of welstand.
De zonnecollector met voorraadvat (zonneboiler) is volwassen techniek en kan
worden geplaatst op momenten dat een CV-combiketel vervangen wordt. Niet alle
daken zijn geschikt. Gemiddeld is de zonneboiler momenteel niet kosteneffectief.
Kleinschalige windenergie in de gebouwde omgeving staat nog in de kinderschoenen.
Mogelijk ontwikkelt dit zich op termijn zodanig dat het een zelfde vlucht kan maken als
zon-PV. De technologie loopt voor afzonderlijke woningen echter nog circa tien jaar
achter bij PV. Ook hier is behoefte aan kennis over mogelijkheden en beperkingen.
De rol van de MRA kan bestaan uit het identificeren van geschikte dakvlakken en het
attenderen van gebouweigenaren over de mogelijkheden en te volgen stappen.
Afspraken met woningcorporaties zijn belangrijk. Ook nader overleg met het Rijk over
salderingsregels is nodig. De MRA kan ook collectieve aanbestedingen van installaties
initiëren en faciliteren. De MRA kan afspraken maken met de installatiebranche over
procedures, kwaliteitsnormen, onderhoud en garantiebepalingen.
12
Welke actie en wat levert het op?
De MRA heeft de ambitie om op alle woningen en bedrijfspanden zoveel mogelijk
kleinschalige hernieuwbare productie toe te passen. Alle “natuurlijke” momenten dat
zo’n installatie kan worden geplaatst moeten dus benut worden: de vervanging van
dakbedekking c.q. verwarmingsketel. De MRA kan samen met de installatiebranche en
een onafhankelijk loket openen om particulieren te informeren over mogelijkheden en
beperkingen, kosten, risico’s. De MRA kan in overleg met de installatiebranche
kwaliteitseisen stellen aan het product en de installatie en het toezicht organiseren.
De drempel voor particulieren en kleine bedrijven wordt lager om de stap te zetten
naar een eigen hernieuwbare energie-installatie. Initiatiefnemers hebben meer
zekerheid. Installatiebedrijven kunnen makkelijker de stap zetten naar
professionaliteit door aan te sluiten bij het kwaliteitskader. Financiering van
installaties wordt mogelijk makkelijker door dit kwaliteitskader.
Tabel 2: Economische effecten zon- en windenergie
Per 1000 woningen Investering [mln] Arbeidsjaren Besparing [PJ]
min max min max
Zon PV 2,5 3,5 14 19 0,01
Kleinschalig wind 2 4 13 20 0,01
Zonneboiler 2 3 11 16 0,005
De actie scoort vooral op de economische impuls: de installaties vertegenwoordigen
een grote investering en leveren veel werk op. Er zijn veel gebouwen in de regio en de
MRA is geschikt om de ontwikkelingen regionaal te stroomlijnen. Kennisontwikkeling is
mogelijk voor kleinschalige windenergie en optimale bezonning.
Aanpak energiebesparing bij bedrijven intensiveren
Het energiegebruik van bedrijven heeft een enorme verscheidenheid, van Tata steel
tot de ZZP-er met werkruimte aan huis. Voor grote verbruikers die onder landelijke
convenanten (MJA3 en MEE) vallen ligt de aanpak vast. De gemeenten en provincies
zien bij deze bedrijven toe op de uitvoering van de energiebesparingsplannen. Voor de
andere grotere energiegebruikers die onder de Wet Milieubeheer vallen geldt een
verplichting om rendabele besparingsmaatregelen toe te passen. Hier kunnen
gemeenten en provincies hun handhavingsbeleid nader vormgeven. Voor middelgrote
en kleinere gebruikers die vallen onder het activiteitenbesluit komt het meer aan op
het wijzen op verantwoordelijkheden en stimuleren. Dit gebeurt op basis van de
Uniforme Leidraad Energiebesparing (Infomil). Deze activiteiten in de sfeer van
handhaving zijn arbeidsintensief. De prioriteiten worden niet alleen op basis van
energiedoelengesteld. CE verwijst naar een effectieve Plan-Do-Check-Act benadering
van DCMR die kan worden overgenomen in MRA-verband.
Er is ook een benadering via de bouw- en installatiesector mogelijk. Voor veel
maatregelen uit de Uniforme Leidraad Energiebesparing moeten bedrijven een beroep
13
doen op installatiebedrijven. Deze bedrijven kunnen actiever hun klanten wijzen op de
verplichtingen en verantwoordelijkheden uit het activiteitenbesluit. Ze kunnen
bijvoorbeeld een check op de maatregelen uit de leidraad aanbieden op momenten
dat ze een klant bezoeken. Dat kan de tussenkomst van de overheid in veel gevallen
overbodig maken. Mogelijk kan dit worden vormgegeven in een convenant van MRA
met de installatiebranche.
Welke actie en wat levert het op?
Rendabele besparingsmaatregelen worden meer toegepast doordat meer bedrijven er
op worden gewezen dat ze die kunnen of moeten nemen. Dat betekent extra
inspanning van milieudiensten en handhavers, maar ook extra werk voor de
installatiebedrijven in de regio. De MRA start samen met de installatiebedrijven een
initiatief om actief besparingsopties op te sporen bij bedrijfsvestigingen, een soort APK
voor energiebesparing. Dat initiatief bestaat uit het uitvoeren van een stappenplan en
het ontwikkelen van een scan die door installatiebedrijven gratis kan worden
aangeboden en uitgevoerd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de ervaring bij DCMR.
Met opbouwen en bijhouden van kennis bij installatiebedrijven over de wettelijke
regels wordt ook de kennispositie van bedrijven in de regio versterkt. Het
besparingspotentieel uit de routekaart is 45 PJ voor ongeveer 110000 bestaande
bedrijven. Per PJ bespaard (gemiddeld 2500 vestigingen) wordt 30-60 mln
geïnvesteerd, hetgeen 250-600 arbeidsjaren oplevert. Daarbij is er van uitgegaan dat
bedrijven alle maatregelen gaan treffen die binnen vijf jaar worden terugverdiend
(gemiddelde terugverdientijd 3 jaar). E.e.a. kan in 2013 ontwikkeld worden en in 2014
starten. De actie scoort zowel op energie, economie, als kennisontwikkeling bij
bedrijven. Het kan handhavingskosten bij de overheid verminderen. Het is geschikt om
in MRA-verband of door de regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) te worden
opgepakt.
Draagvlak voor windenergie vergroten
Grootschalige windenergie op land is de belangrijkste en meest kosteneffectieve
mogelijkheid om hernieuwbare energie te produceren in de MRA. Er is echter op veel
plaatsen verzet tegen nieuwe windturbines. Op grond daarvan heeft de provincie
Noord-Holland vorig jaar besloten tot een bouwstop. In recente afspraken met het rijk
van het IPO (IPO 2013) is Noord-Holland verplicht om minimaal 580 MW wind
planologisch vast te leggen. Volgens CBS staat er in 2011 326 MW opgesteld in Noord-
Holland. Flevoland heeft eind 2011 612 MW staan en heeft zich verplicht tot 1370
MW.
De gemeente Amsterdam wil op korte termijn de huidige capaciteit in de haven van 66
MW uitbreiden naar 100, wat nu wordt tegengehouden door het provinciaal beleid.
Op langere termijn wil Amsterdam naar 200-250 MW en in 2040 naar 400 MW.
Publieke acceptatie van windenergie blijft een belangrijke afweging bij het provinciale
en gemeentelijke bestuur. Die heeft geleid tot een bouwstop van de provincie Noord-
Holland en vormt daarmee een belemmering voor windenergie. Voor het realiseren
van een grote hoeveelheid windenergie op de termijn van 2040is een breed en
14
bestendig draagvlak noodzakelijk. In de komende jaren moet er ook in Noord-Holland
nog veel windenergie worden bijgebouwd. Voor het welslagen daarvan is het
belangrijk dat publiek, bedrijven en overheden in de MRA bereidheid en
betrokkenheid voelen bij de realisatie. Windenergie wordt op termijn alleen
geaccepteerd als de belanghebbenden nut of voordeel zien, en als de lusten en lasten
eerlijk verdeeld worden.De MRA kan als platform dienen voor dit afwegingproces. De
regio heeft een grote diversiteit aan gebieden waar windplannen worden ontwikkeld
en een grote diversiteit aan belanghebbenden. Die kunnen in de MRA worden
samengebracht. Op dit platform kan worden bepaald hoe consistent belangen worden
afgewogen en lusten en lasten worden verdeeld. Dit kan vertaald worden naar
consistente randvoorwaarden voor de ontwikkelaars van windprojecten. Als voorbeeld
kan de windvisie van de gemeente Amsterdam dienen, waarin een “windcoalitie”
wordt voorgesteld (Amsterdam 2012).
Welke actie en wat levert het op?
Het MRA schaalt de Amsterdamse windcoalitie op naar alle gemeenten. Deze actie
verandert niet de recent met provincies, IPO en Rijk afgesproken windplannen maar
creëert draagvlak op langere termijn. Dit plan kan er toe bijdragen dat de ambities
m.b.t. wind op land worden gerealiseerd in de regio, en dat bedrijven en publiek in de
regio er de voordelen van hebben. Per MW hiermee extra gerealiseerd windvermogen
wordt 0,0185 PJ fossiel verbruik vermeden. Het levert een investering van 1,3 mln
waarvan 0,3 mln in de regio, en 2,5 mensjaar werk. Onderhoud levert 0,2 permanente
banen per MW op. De actie scoort op hernieuwbare energieproductie op lange
termijn. Dit geeft dan ook economische impuls. Het initiatief is belangrijk voor de
cultuuromslag en sociale innovatie, niet zozeer technisch. De MRA is hier een
geschikte regio voor vanwege de diversiteit en vernieuwingsgezindheid.
Gebruik van kleinere en nieuwere auto's stimuleren
In het routekaartrapport worden een aantal maatregelen voorgesteld in de
vervoerketen. Efficiencyverbetering van motorvoertuigen wordt vooral afgedwongen
door Europees beleid. Kilometerbeprijzing is een interessante optie voor de MRA,
maar wordt hier niet verder uitgewerkt gezien de ervaringen met de landelijke
initiatieven. Toepassing van nieuwere en kleinere motorvoertuigen in de MRA kan nog
wel gestimuleerd worden. Vervoersplannen van bedrijven en parkeerbeleid kunnen
ook differentiëren naar kleine auto’s. Een groter aandeel kleine auto’s spaart naast
energie ook ruimte die benut kan worden voor groene toepassingen. Een belangrijke
win-win situatie ontstaat omdat relatief nieuwe efficiënte voertuigen minder de lucht
verontreinigen. Voor vrachtverkeer heeft de gemeente Amsterdam restricties op basis
van de uitstoot kunnen invoeren. Streng landelijk, regionaal of stedelijk luchtbeleid
gericht op nieuwe voertuigen met scherpe uitstootnormen helpt dus omgekeerd ook
direct voor energie. In MRA-verband kan worden bekeken via welk beleid de
toepassing van kleinere en schonere auto’s verder kan worden gestimuleerd. Dit
beleid haalt vooral de voordelen op het gebied van uitstoot en energie naar voren. De
MRA kan hier voorop lopen ten opzichte van andere stedelijke regio’s.
15
Welke actie en wat levert het op?
De MRA inventariseert de wettelijke mogelijkheden voor stimulering van kleinere en
schonere auto’s met lokaal beleid. Daarna worden met de MRA gemeenten
consistente afspraken gemaakt over de implementatie. Afspraken over kleinere en
nieuwere auto’s leveren direct minder energiegebruik en uitstoot op. Dat verbetert de
leefomgeving. Het parkeerbeleid wordt consistenter. Er zijn daarnaast geen directe
voordelen op economisch gebied of kennisontwikkeling. De gemeenten in de MRA
hebben de kennis in huis en hebben belang bij regionale stroomlijning.
Andere vervoersvormen ontwikkelen
De verkeersknelpunten in de MRA liggen vooral bij de ontsluiting van Amsterdam met
de nabije regio (Amsterdam 2010,2011). Verdere versterking van de openbaar
vervoersverbindingen met de regio inclusief meer fietsvoorzieningen zijn nodig. Meer
openbaar vervoer, fiets, maar ook deelauto’sen elektrisch vervoer leiden tot
veranderingen in de energievraag. Dit leidt meestal ook tot meer ruimte en minder
luchtverontreiniging. Binnen de MRA wordt voorop gelopen met
vervoersexperimenten. Hierdoor wordt kennis en nieuwe bedrijvigheid opgebouwd.
Welke actie en wat levert het op?
De MRA kan inventariseren welke succesvolle lopende vervoersprojecten op grotere
schaal kunnen worden toegepast in het MRA-gebied. Naast de vervoersaspecten kan
daarmee op energiebesparing worden gestuurd. Dit levert in ieder geval kennis over
andere vormen van vervoer op en zicht op nieuwe economische activiteiten.
Succesvolle concepten kunnen immers ook elders toegepast worden. Over de
hoeveelheid energiebesparing, werkgelegenheid, etc. kan nu nog geen uitspraak
worden gedaan. De actie kan potentieel scoren op energie, milieu, economie en
kennis. De MRA is bij uitstek geschikt om succesvolle projecten verder uit te rollen.
Tot slot: de eigen organisatie
Dit rapport beoogt niet specifieke acties te benoemen om de eigen organisatie van de
MRA, MRA-gemeenten en –provincies op de energietransitie te richten. Het
opbouwen van kennis, competenties en een organisatie gericht op energietransitie is
een belangrijke voorwaarde om de ambities te realiseren. Daarbij hoort natuurlijk: aan
de buitenwereld laten zien dat het mogelijk is in de eigen gebouwen, diensten,
bedrijven, voertuigen. Maar ook een instelling van kennis delen en een duurzame
bedrijfscultuur.
Geraadpleegde documenten
(CE 2011) Leguijt, C. et.al. MRA: Route naar energieneutraliteit, CE Delft, juni 2011
16
(PBL/ECN 2013) H.Elzenga et.al. Verkenning mogelijke klimaatmaatregelen lokale
klimaatagenda: CO2-reductie, werkgelegenheid, kosten voor de overheid en
woonlasten. Maart 2013. ECN-publicatienummer: ECN-O--13-007
(AGNL 2011) http://agentschapnl.kaartenbalie.nl/gisviewer/
(DHV 2008) Duurzaamheid, Economische kans voor de Metropoolregio Amsterdam,
DHV februari 2008
(MRA 2013) Metropoolregio Amsterdam 2025, Scenarioanalyse voor de MRA,
Amsterdam Economic Board, 12 februari 2013
(MRA 2012) Economische actieagenda Noordvleugel (concept), november 2012
(Amsterdam 2010) Energiestrategie Amsterdam 2040, nieuwe amsterdamse energie
voor een nieuwamsterdamsklimaat, brochure 2010.
(CE 2010) Leguijt, C. et. al. Energiestrategie Amsterdam 2040 Brug naar een duurzame
energievoorziening, CE Delft 2010
(Almere 2012) Afspraken duurzaam Almere 2012-2014, RRAAM Rijksoverheid,
provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland en de gemeenten Almere en
Amsterdam 2012
(Almere 2011) Energietransitie in Almere: noodzakelijk en kansrijk, Masterplan
energiehuishoudingAlmere 2.0, Primum Driebergen 2011
(Noordholland 2012) Koersdocument Duurzame Energie, Aanzet beleid duurzame
energie 2012-2015
(BZK) Zonnecollectoren en zonnepanelen, wanneer vergunningvrij, wanneer
omgevingsvergunning nodig? Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,ongedateerd
(IPO 2013) Afspraken overleg Rijk en IPO over wind op land van 22 januari 2013
http://www.ipo.nl/files/6513/5971/7336/Afspraken_windenergie_tussen_rijk_en_p
rovincies.pdf
(Infomil) http://www.infomil.nl/onderwerpen/duurzame/energie/uniforme-
leidraad/
(Amsterdam 2011) Schone lucht voor Amsterdam, herijking Amsterdamse
maatregelen luchtkwaliteit, gemeente Amsterdam dienst infrastructuur en vervoer
(Amsterdam 2010) Mobiliteit in en rond Amsterdam, een blik op de toekomst vanuit
historisch perspectief, gemeente Amsterdam, dienst infrastructuur en vervoer
(Amsterdam 2012) De windvisie, Ruimte voor windmolens in Amsterdam, dienst
ruimtelijke ordening, concept juli 2012
(AGNL 2012) Blok voor blok, stand van zaken over de periode januari - juni 2012
17
(Lenteakkoord 2012) Lente-akkoord Energiezuinige Nieuwbouw: Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Bouwend Nederland, NEPROM, NVB,
Aedes. http://www.lente-akkoord.nl/.