28
KORZYBSKI INSTITUUT Opleidings- en onderzoeksinstituut voor oplossingsgerichte cognitieve en systemische therapie OPLOSSINGSGERICHT WERKEN IN HET ONDERWIJS Katrien De Keukelaere en Sofie Mestdagh Proefschrift ingediend tot het behalen van de graad van therapeut Begeleider: Myriam Le Fevere de Ten Hove Academiejaar 2014-2015

OPLOSSINGSGERICHT WERKEN IN HET ONDERWIJS...3. Supporters werven 4. Voordelen van het doel onderzoeken 5. Reeds geboekte vooruitgang onderkennen 6. Komende vorderingen schetsen 7

  • Upload
    others

  • View
    5

  • Download
    1

Embed Size (px)

Citation preview

KORZYBSKI INSTITUUT Opleidings- en onderzoeksinstituut voor

oplossingsgerichte cognitieve en systemische therapie

OPLOSSINGSGERICHT WERKEN IN HET ONDERWIJS

Katrien De Keukelaere en Sofie Mestdagh

Proefschrift ingediend tot het behalen van de graad van therapeut

Begeleider: Myriam Le Fevere de Ten Hove

Academiejaar 2014-2015

2

Inhoud

1. Voorwoord....................................................................................................................................... 3

2. Inleiding ........................................................................................................................................... 4

3. Oplossingsgerichte basisprincipes opgefrist ................................................................................... 6

4. Brugs model als werkkader: de oplossingsgerichte flowchart ........................................................ 7

5. Partners in crime ............................................................................................................................. 8

6. Oplossingsgericht werken, enkele methodes onder de loep .......................................................... 9

6.1 Reteaming ..................................................................................................................................... 9

6.2 Handelingsgericht werken ........................................................................................................... 12

6.3 Vergroot de veerkracht in jezelf en je team ................................................................................ 13

6.4 GROWW....................................................................................................................................... 15

7. TEAM-model .................................................................................................................................. 16

7.1 TEAM-model toegelicht ............................................................................................................... 16

7.2 TEAM-model in flowchart ........................................................................................................... 17

7.3 Strategieën in TEAM-model ........................................................................................................ 17

8. Oplossingsgericht werken in het onderwijs .................................................................................. 19

8.1 Hoe is het oplossingsgericht werken volgens het Brugs model verenigbaar met

handelingsgericht werken? ............................................................................................................... 19

8.2 M-decreet .................................................................................................................................... 24

8.3 TEAM-model als instrument voor een zorggesprek .................................................................... 25

9. Besluit ............................................................................................................................................ 27

10. Bronnen ..................................................................................................................................... 28

3

1. Voorwoord

Werken in het onderwijs en leren samenwerken is de rode draad in ons eindwerk. Wat kan helpend

zijn voor ons team, onze leerlingen en onze collega’s binnen de visie van de school waarin we

werken? Wat kan en is nuttig voor onze manier van werken?

We zijn overtuigd dat werken met mensen verrijkend is. De verschillen, de unieke competenties van

elk individu dragen bij tot de uitdaging van ons werk, namelijk een eindresultaat afleveren waarin

differentiatie en integratie kunnen samengaan.

In dit eindwerk willen we graag onze partners bedanken, Axel en Sébastien. Jullie steun en geloof in

ons kunnen, zorgen nog steeds voor een drive om elke dag de uitdagingen op ons werk aan te gaan.

Daarnaast willen we graag onze collega’s en directie bedanken. Tijdens de vele uren die we mochten

spenderen in de opleiding, zorgden jullie voor een goede werking op school.

4

2. Inleiding

In het onderwijs is samenwerken belangrijk om de werking in een school, binnen een team en met

een leerling tot een hoger niveau te kunnen brengen. Met dit idee ontstond onze boeiende

samenwerking.

We stellen ons graag voor.

Ik, Katrien De Keukelaere, werk als directie (in duo team) en zorgcoördinator op een basisschool

(lager- en kleuterafdeling). Onze school telt ongeveer 350 leerlingen. Een heel gevarieerde groep,

stuk voor stuk met andere behoeften, stapt dagelijks onze schoolpoort binnen. Daarnaast werken er

nog een 30-tal personeelsleden waaronder leerkrachten, opvoeders, onderhoudspersoneel en

externe begeleiders (CLB medewerkers, logopedisten…).

Sinds een aantal jaren zijn we als schoolteam heel bewust aan de slag gegaan met handelingsgericht

werken (HGW), passend bij de schoolvisie en bij andere ontwikkelingen in de school. Het gaat hierbij

om reflecteren en keuzes maken: waarom willen we meer handelingsgericht werken? Wat hebben

we eraan? Wat levert het ons op? Verbeteren we met HGW ons onderwijs en de begeleiding voor

alle leerlingen in het perspectief van passend onderwijs?

De uitgangspunten van HGW, die we verder in het werk toelichten, bieden een wenselijk kader of

een ideale werkwijze om in het onderwijs aan de slag te gaan. De uitgangspunten komen tot hun

recht binnen een cyclisch proces. Een aantal daarvan kan een ommeslag betekenen in het denken:

- van wat een kind heeft (het probleem) naar wat het nodig heeft (de oplossing) - van probleemgericht naar oplossingsgericht denken en handelen - van een school die ouders informeert naar een school die tevens de ervaringsdeskundigheid

van ouders benut in haar onderwijs.

De nieuwe tendensen binnen het onderwijs met name het invoeren en goedkeuren van het M-

decreet kunnen we hier zeker niet terzijde laten.

Ik, Sofie Mestdagh, werk als domeincoördinator op een secundaire school in Gent en heb een volle

agenda. Op school hebben we te maken met een groot percentage leerkrachten dat frequent een

paar dagen ziek is. Sommige collega’s hebben het moeilijk met de mondigheid van leerlingen en hun

ouders. Voor een klas staan is vaak een uitdaging. Onze leerlingen komen vaak te laat toe, klassen

stellen het gezag en de expertise van leerkrachten in vraag. Ouders zijn mondiger geworden en

willen vaak inspraak in een sanctie.

Ik hou van mijn school. Mijn overvolle agenda plan ik zelf in. Elke morgen kijk ik uit naar de nieuwe

uitdagingen. Mijn leerlingen, collega’s en directie rekenen op mijn flexibiliteit, engagement en inzet.

Ik verwacht veel van mezelf. Ik wil de nieuwste ontwikkelingen op de voet volgen, ik werk graag

samen met mijn collega’s en heb een grote zelfstandigheid in mijn job. Ik krijg veel voldoening van

mijn werk. Een compliment van een collega, een glimlach van een leerling, een ouder die tevreden

mijn bureau verlaat.

De tendens waarin gesprekken met leerlingen verschuiven naar gesprekken met collega-leerkrachten

die om steun vragen bij de aanpak van leerlingen met zorg en/of problemen is bij ons voelbaar. Naast

5

individuele gesprekken maken we vaak tijd vrij om met grotere eenheden zoals klassen of groepen

van leerkrachten aan de slag te gaan.

In dit werkstuk bekijken we hoe we met groepen en individuen op een oplossingsgerichte manier te

werk kunnen gaan. We passen de oplossingsgerichte visie toe op het M-decreet.

We gingen ten rade bij heel wat oplossingsgerichte pioniers in het werken met groepen en vormen

een eigen kijk op het Brugse model als algemeen kader.

6

3. Oplossingsgerichte basisprincipes opgefrist

De basisprincipes van het oplossingsgericht werken kunnen we kort samenvatten (Le Fevere de Ten

Hove M., Callens N., Geysen T., Maene W., 2008):

1. Mensen hebben zelfhelende capaciteiten.

2. De oorzaak van een probleem zegt (vaak) niets over de oplossing.

3. De mogelijkheid om keuzes te maken is essentieel om zich goed te voelen.

4. Het verkregen mandaat bepaalt de mogelijke interventies.

Oplossingsgericht werken met als doel problemen op te lossen in samenwerking met de cliënt,

gericht op een gewenste toekomst (Beumer-Peeters, C., 2012):

1. Er is altijd ontwikkeling, verandering is onvermijdelijk.

2. Er is altijd sprake van samenwerking.

3. Geen enkel probleem doet zich altijd voor. In de uitzonderingen bevinden zich de sleutels

naar het vinden van oplossingen.

4. Verschillende standpunten kunnen even goed werken.

5. De cliënt definieert zelf het doel.

6. De cliënt bezit zelf de hulpbronnen die nodig zijn om tot oplossingen te komen.

Kortom:

Als iets niet werkt, leer ervan en doe iets anders.

Als iets wel werkt, doe er meer van.

Als iets blijkt te werken, leer het aan iemand anders (Cauffman, L., & van Dijk, D.J., 2011).

7

4. Brugs model als werkkader: de oplossingsgerichte flowchart

IS EEN OPLOSSING DENKBAAR? Ja Nee

Bron: Le Fevere de Ten Hove M., Callens N., Geysen T., Maene W., 2008

8

5. Partners in crime

Jongeren, kleuters, lagere schoolkinderen of leerlingen, leerkrachten, ouders, klastitularis, directie,

CLB medewerker, schoolklimaat, het middenkader, het ondersteunend personeel, de

schoolomgeving , de peergroup, externe hulpverleners…

Elke actor draagt bij tot de verantwoordelijkheid voor begeleiding. Afzonderlijke individuen of

groepen zijn actieve partners waar respect voor autonomie, competenties en participatie centraal

staan. Het erkennen van de deskundigheid van steunfiguren zorgt mee om het welbevinden van

cliënten te stimuleren.

Welk mandaat of volmacht krijgt ieder van hen toegewezen om een functie te kunnen uitoefenen?

Soms heb je niet een mandaat, maar krijg je een mandaat toegewezen. Een mandaat om in het

ontwikkelingsproces van anderen te interveniëren, verdien je (Cauffman en van Dijk, 2011).

Een coach of domein/zorgcoördinator neemt een probleem niet over, ze ondersteunen en scheppen

een context om zelfverantwoordelijkheid en zelfsturing te stimuleren. Coaches geven zelf geen

inhoudelijke invulling. De verschillende actoren blijven op elk moment eigenaar van het probleem en

verantwoordelijk voor het vinden van de oplossing. Deze mate van verantwoordelijkheid en

zelfstandigheid zorgt voor intrinsieke motivatie en werkt stimulerend voor het zelfvertrouwen.

Cliënten behalen zelf succes en dit zorgt voor een positief zelfbeeld. Cliënten leren nieuwe of

verbeteren bestaande vaardigheden, dit zorgt voor meer plezier en voor minder weerstand (Beumer-

Peeters, C., 2012).

9

6. Oplossingsgericht werken, enkele methodes onder de loep

Om onze werking te optimaliseren, gingen we ten rade bij oplossingsgerichte pioniers in het werken

met groepen en individuen en proberen we een eigen kijk hierop te vormen met het Brugse model

als algemeen kader . We beschrijven elke methode kort, plaatsen het in het Brugse model en geven

de klemtoon van elke methode weer.

6.1 Reteaming Kort toegelicht

Dit is een generieke, multifunctionele methode bestaande uit 12 stappen1 met als doel om personen

of groepen mensen te helpen door het stellen van doelen te vergemakkelijken, motivatie te

verhogen en samenwerking te verbeteren (Furman B., Ahola T., 2009).

Motivatie is de drijvende kracht die er voor zorgt dat wij iets willen. Om een doel na te streven moet

je eerst het gevoel hebben dat het jouw doel is en moet het voor jou ook waardevol zijn. Dan moet je

er vertrouwen in hebben dat je het kunt halen en je moet ook je vooruitgang kunnen zien. Tenslotte

moet je bereid zijn om tegenslag het hoofd te bieden. Dat allemaal samen zorgt voor je motivatie.

Methode in flowchart

Problemen of beperking

Moeilijkheden kunnen zich op verschillende niveaus vertalen. Op persoonlijk vlak als stress die

mensen ervaren bij een reorganisatie. Stilstaan bij hun leed zorgt er voor dat die personen au sérieux

worden genomen. Op organisatorisch vlak kunnen er veranderingen gebeurd zijn.

Vrijblijvende relatie

In het werken met groepen merk je dat personen vaak gericht zijn op hun problemen en zich dan ook

niet goed voelen bij een aanpak die hen uitnodigt om zich op de toekomst te concentreren. Caroline

Beumer-Peeters (2012) spreekt van een klantrelatie die eerst nodig is om nadien op zoek te kunnen

gaan naar een gemeenschappelijk doel. Het scheppen van vertrouwen, de mogelijkheid tot

1 We geven de 12 stappen kort weer:

1. Beschrijven van je droom 2. Doel bepalen 3. Supporters werven 4. Voordelen van het doel onderzoeken 5. Reeds geboekte vooruitgang onderkennen 6. Komende vorderingen schetsen 7. Erkennen dat het een hele opgave is 8. Redenen tot vertrouwen vinden 9. Iets beloven 10. Vooruitgang evalueren 11. Op mogelijke tegenslag voorbereiden 12. Succes vieren en supporters bedanken

10

samenwerking en groepsleden laten meedenken naar een oplossing verhoogt de intrinsieke

motivatie.

Zoekende relatie

Oplossingsgericht werken wil niet zeggen dat we problemen niet bespreken. Via goaling, het vertalen

van problemen naar doelen herformuleren we problemen in termen van het gewenste resultaat met

respect voor het tempo en het gevoel van de groep. Op elk niveau van de flowchart is het belangrijk

om te erkennen dat het een hele opgave is om een doel te realiseren. Door ruimte te geven aan

scepsis, krijgen groepsleden de kans om hun mening en twijfels te verwoorden. Respect tonen voor

groepsleden hun eerdere successen en hun vaardigheden schept een sfeer van vertrouwen om het

doel te kunnen bereiken. Via goaling wordt het mogelijk om te erkennen dat er al vorderingen

gemaakt zijn. Groepsleden worden in een positieve sfeer gebracht, waarin samenwerken al centraler

kan staan. Eenmaal de problemen hervertaald zijn in doelen kan een groep samen op zoek gaan rond

welke doelen ze willen werken. Welke positieve effecten zal het bereiken van een doel hebben op

elkaar? Wie kan hen meehelpen om dit doel te bereiken?

Toekomstige vorderingen schetsen door een oefening van verbeelding toe te passen waarvan je

uitgaat dat het doel bereikt wordt en je vervolgens visualiseert hoe die ontwikkeling er zal uitzien.

Toekomstvisies of dromen zijn beelden van de wijze waarop mensen zich een situatie in de toekomst

voorstellen. Doelen zijn concrete, beheersbare dingen. Doelen zijn opgebouwd uit Specifiek,

Meetbaar, Acceptabel of haalbaar, Realistisch, Tijdsgeboden. Ze zijn SMART.

Bij reteaming wordt er aan de groep gevraagd om meerdere doelen te formuleren. Vervolgens kiezen

ze uit hun lijstje één doel waaraan ze zullen werken. Kies het doel dat het meest positieve effect

heeft op alle andere doelen.

Niet elke groep zal tot een consensus komen. Je kan overwegen om de groep op te delen. De kleinere

groepen kunnen aan afzonderlijke doelen werken.

Consulterende relatie

Om een doel belangrijker te maken en er voor te zorgen dat dit wordt erkend door een groep kan je

een naam en een symbool geven. Doelen wordt vaak heel zinvol als de voordelen duidelijk worden.

Wat maakt dit doel zo belangrijk voor jullie? Welke positieve effecten zal het bereiken van dit doel

hebben op jullie? Welke positieve effecten zijn er nog? Op welke manier heeft dit een positief effect

voor jullie? Wie zal er het meest gebaat bij zijn? , Wie nog? Op welke punten hebben ze al

vooruitgang geboekt? Welke dromen kunnen door het bereiken van dit doel eerder gerealiseerd

worden? Bij groepen merk je dat deelnemers verschillende of zelfs tegengestelde ideeën hebben

over hoe de toekomst er uit moet zien. Vaak komen we niet tot een consensus. Accepteren dat er

verschillende toekomstvisies kunnen zijn en dit verder uitspitten kan de basis vormen om op voort te

bouwen.

11

Praten over gemaakte vooruitgangen stimuleert personen om hen te laten inzien dat ze al een tijdje

bezig zijn met het werken aan een doel.

Een van de meest voorkomende frustraties waar mensen die een doel proberen te bereiken mee te

maken krijgen, is de frustratie dat iets niet vooruitgaat. Het willen bereiken van een doel gaat met

vallen en opstaan. Even stilstaan bij het doel en nagaan of dit doel nog steeds het meest wenselijke

is. Zorgt de handelswijze nog steeds voor de juiste koers? Hebben we meer hulpbronnen nodig? Is

geduld belangrijk? Vorderingen blijven schetsen en samen een concreet actieplan opstellen om het

doel te bereiken via visualisatie.

Expertrelatie

Stilstaan bij de resources die aanwezig en die met succes worden toegepast. Als je eenmaal je doel

bereikt hebt of ver genoeg bent gekomen, is het tijd om dat te vieren en de supporters te bedanken.

Toevoeging bij flowchart

Supporters

Op elk niveau is reteaming gebaseerd op een filosofie van samenwerking waarin andere mensen een

cruciale, helpende rol spelen om doelen te bereiken. Het idee om supporters in te schakelen bij

reteaming gaat verder dan het bieden van hulp, steun en aanmoediging. Een publiek is nodig om te

veranderen.

Bij het begeleiden van een team kan het een goed idee zijn om de teamleden te laten aangeven

welke hulpbronnen zij in andere teamleden zien.

Bij het coachen van een team is het idee van ondersteuning, het informeren van diverse belangrijke

personen of partners over het project en hulp of steun vragen belangrijk. Wie moet je over dit

project inlichten? Waarom is het belangrijk dat deze personen hiervan weten? Wie wil je verder nog

informeren? Op welke manier kunnen zij jullie hierin helpen? Op welke manier is het voor hen

bruikbaar? Hoe hou je hen op de hoogte van vorderingen? Hoe hoop je hen te bedanken?

Evaluatie

Een belangrijk onderdeel bij reteaming is stilstaan bij de werkwijze, het bepalen van een doel, het

evalueren van vooruitgang.

Hoe heb je de afgelopen week gemerkt dat je vooruit bent gegaan? Wat zijn enkele hoogtepunten

van de afgelopen week geweest? Wat heb je afgelopen week zelf gedaan voor je doel? Wat hebben

andere mensen gedaan om je te helpen of te steunen? Wie heeft je vorderingen opgemerkt? Welke

positieve effecten heeft dit op andere gebieden in je leven? Wat is er afgelopen week gebeurd

waaraan je het vertrouwen ontleent dat je het gaat halen? Welke dingen heb je gedaan waar je trots

op bent? Wat waarderen anderen in de wijze waarop je te werk bent gegaan bij het nastreven van je

doel?

Schaalvragen kunnen hierin ook helpend en nuttig zijn. Ze kunnen acties die het doel op korte

termijn dichterbij kunnen brengen heel duidelijk weergeven en zorgen ervoor dat motivatie echt

intrinsiek beleefd wordt.

12

6.2 Handelingsgericht werken Kort toegelicht

Handelingsgericht werken heeft vijf fasen (situatieanalyse, probleemstelling, onderzoeken, handelen

en evalueren). Het uitgangspunt is dat onderzoek enkel gebeurt als dit noodzakelijk is om advies te

geven. In de onderwijspraktijk is er meer aandacht voor het signaleren en begeleiden van leerlingen

die problemen in het onderwijs ervaren. Met handelingsgericht werken worden de bruikbaarheid van

adviezen geoptimaliseerd door rekening te houden met de wensen en mogelijkheden van

leerkrachten, jongeren of ouders. Er is een nadrukkelijke aandacht voor positieve en veranderbare

kenmerken waarin het kind steeds centraal staat (Pameijer, N. & van Beukering, T., 2005 en 2011).

Methode in flowchart

Vrijblijvende relatie

In de situatieanalyse bekijkt en analyseert men wie welke problemen ervaart en wat de

moeilijkheden zijn. Aandacht voor het positieve, zoals aangeven wat goed loopt, waar jongeren

plezier aan beleven, waar ouders sterk in zijn, waar iedereen het over eens is. Overleg met school,

ouders en jongeren over visie van problemen en wensen worden bekeken. We zoeken naar de

onderwijsbehoeften van jongeren en ondersteuningsbehoeften van leerkrachten. Hoe kunnen we

een afstemming tussen de verschillende partijen hebben.

Zoekende relatie

In de probleemstellingsfase wordt er gekeken welk traject elke actor wil en hoe verschillende soorten

hulpvragen op elkaar worden afgestemd. Doelgericht, systematisch en transparant werken zodat

verschillende partijen weten waar ze naar toe willen, wat ze willen bereiken en wat haalbaar is.

Consulterende relatie

Bij de verschillende actoren wordt gekeken welke onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften

elke actor nodig heeft. Als leerkracht word je geconfronteerd met beperkingen bij leerlingen. Je gaat

in gesprek met alle betrokken partners op zoek naar de onderwijsbehoeften van een leerling. We

richten ons niet zozeer op wat er mis is met een kind (welk probleem het heeft), maar meer op wat

het nodig heeft om een bepaald doel te bereiken en welke aanpak een positief effect heeft. We

redeneren bewust samen met alle actoren van ‘wat een kind heeft’ naar ‘wat een kind nodig heeft’.

Expertrelatie

In de expertrelatie formuleert de cliënt een hulpvraag waarmee de therapeut aan het werk kan. De

cliënt is bereid zijn aandeel in de therapeutische arbeid op zich te nemen, stelt duidelijke bereikbare

doelen en beschikt over de resources en vaardigheden die hij nodig heeft om zijn gewoontes

effectief te veranderen (Isebaert, L., 2007).

Toevoeging bij flowchart

13

Bij het handelingsgericht werken ligt er een nadruk op samenwerking tussen verschillende actoren,

systematisch en transparant communiceren en transactionele benadering. Dit wordt verder

toegelicht in het stuk overeenkomsten en verschillen tussen handelingsgericht en oplossingsgericht

werken.

6.3 Vergroot de veerkracht in jezelf en je team Kort toegelicht

Dit boek geeft inspiratie en heel wat nuttige ideeën om onze veerkracht te vergroten. Vier grote

pijlers bij veerkrachtige mensen zijn: accepteren van gebeurtenissen waar ze geen vat op hebben, zin

geven aan het vervolg van hun leven, verbinden en handelen of bewegen naar een oplossing. Het

eerste deel geeft tips voor de persoonlijke veerkracht. Wij kijken vooral naar het tweede deel,

namelijk veerkracht in een team. Hierin wordt gewerkt aan de hand van de metafoor dat een

krachtig team als een groot bemand zeilschip is (Baeijaert, L., & Stellamans, A., 2009).

Methode in flowchart

Problemen versus beperkingen

Relaties die niet goed zitten, houden ons bezig. We richten onze focus op het probleem en zoeken

naar de oorzaak. Om aan de probleemspiraal te ontsnappen, is het nodig om de blik van de

moeilijkheid te richten naar de oplossing van die moeilijkheid. Door te praten over problemen als

doelen of wensen tot verandering, krijgen mensen meer vertrouwen in de toekomst en in zichzelf.

Via de techniek van Oase2 worden we uitgenodigd naar een hervertaling van problemen naar

oplossingen.

Vrijblijvende relatie

Ga aan dek en meng je onder de bemanning. Om anderen sterker en meer flexibel te maken is het

cruciaal om tijd te nemen. Het bieden van ruimte om zichzelf te zijn zonder daar je eigen mening

tegenover te zetten. Het begrip TEAM = Together Each Achieves More geeft weer dat de voldoening

van een team de ervaring is dat je samen meer kunt dan alleen. De dynamiek van een team trekt

groepsleden mee tot onverwachte hoogtes. Door aandacht te geven wat er leeft in een team, op

zoek te gaan naar wat een team nodig heeft, ontmoeting en dialoog te stimuleren bouw je

veerkrachtige teams.

2 OASE is ontwikkeld en geïnspireerd op de Solution Focused Reflecting Teams van Harry Norman, Tim Pidsley

en Michael Hjerth. Elke letter staat voor een verschillende fase in het overleg (Baeijaert, L., & Stellamans, A., 2009). O staat voor opstart waarin kort het probleem wordt besproken. De aanbrenger vraagt waar collega’s kunnen helpen en welke vraag je voor hen hebt. Collega’s kunnen informatieve vragen stellen. In A van appreciëren luistert de aanbrenger naar wat positief is opgevallen bij de collega’s. S van suggereren vertellen collega’s hoe zijzelf dergelijke problemen hebben opgelost. De aanbrenger noteert wat nuttig is voor hem. In de laatste ronde, evalueren; de E, bedankt de aanbrenger zijn collega’s en zegt wat hij meeneemt uit deze oplossingsronde.

14

Zoekende relatie

Zet een duidelijke koers uit.

Vervang “ja, maar” in “ja, en”. Dit is een uitnodiging om samen verder te zoeken. Een beter inzicht in

verschillen tussen mensen kan helpen om meer begrip op te brengen en duidelijker te

communiceren wat jij belangrijk vindt. De eigen positie binnen een team bekijken, nodigt uit om te

kijken wat de huidige positie is en wat de positie is die je wenst. De manier waarop je projecten

bespreekt, kan via de techniek van compas3 gebeuren.

Consulterende relatie

Koester alle schatten en rijkdommen aan boord.

Expertrelatie

Blijf samen varen.

Besluit

Een probleem of beperking als uitdaging bekijken. Hoe kan je in een team rekening houden met al de

actoren?

Veerkracht wordt niet in de eerste plaats weerspiegeld door de resultaten van een team, noch door

de kwaliteit van elk van de werknemers op zich. Het geheim schuilt in de manier waarop teamleden

met elkaar omgaan en samenwerken. Veerkracht kan je enkel bevorderen als je midden in je team

gaat staan en niet aan de zijlijn blijft kijken. Het maken van een connectie door anderen ruimte te

bieden om zichzelf te zijn, kwaliteiten van anderen waarderen, dialoog stimuleren, positieve

vooruitgangen opmerken, nieuwsgierig zijn naar ideeën van anderen en een teambuildingsdag

organiseren zijn hiervan voorbeelden.

3 Compas is een constructieve, veerkrachtige manier om projecten in teams te bespreken. Elke letter staat voor

een belangrijk onderdeel van motiverende gesprekstechnieken. In de context (C) wordt stilgestaan bij het belang van het project voor het team, de betrokkenen en wat als moeilijkheid wordt bekeken. Bij de oplossing (O) wordt via een visualisatie-oefening bekeken hoe het project kan slagen. Bij motiveren (M) worden de voordelen voor alle betrokkenen bekeken. In progressie (P) worden vooruitgangen uitvoerig besproken. Bij de appreciatie (A) wordt stilgestaan bij de kwaliteiten van het team en ten slotte wordt in stap (S) heel concreet een actieplan opgesteld. (Baeijaert, L., & Stellamans, A., 2009)

15

6.4 GROWW Kort toegelicht

Het 5-stappenspel of GRROW-model4 is beschreven door Jef Clement in Inspirerend coachen (2013)

en is geïnspireerd op het gespreksmodel van John Whitmore en Max Landsberg: GROW-model.

Het 5-stappenspel of de 5-stappendans biedt een kapstok aan om je er als coach aan te helpen

herinneren welke gebieden belangrijk zijn of welke te weinig werden uitgediept in het gesprek.

Methode in flowchart

Zoekende relatie

In het 5-stappenspel exploreren we het doel en de gewenste situatie (Goal). Wat wil je bereiken?,

Wat wil je anders? En waar wil je staan na dit gesprek? Direct naar het doel vragen, levert vaak een

algemeen en vaag antwoord. Soms is het formuleren van het woord ‘doel’ al te serieus. Wat maakt je

tevreden? Met welke doelstellingen van je leidinggevende voel je de meeste affiniteit. In het

verkennen van een doel is het belangrijk om voldoende tijd uit te trekken voor het exploreren van

problemen, realiteit en context en huidige situatie (Reality).

Consulterende relatie

Het beschrijven en in kaart brengen helpen mee om hulpbronnen in kaart te brengen (Resources).

Wat gaat er goed, wat kan jullie helpen en wie kan jullie helpen?Welke mogelijkheden om de situatie

aan te pakken en het doel te realiseren zijn er allemaal (Options). Alle mogelijkheden tot handelen en

actie worden bekeken. Dit is een creatieve fase waarin tijd wordt genomen om alternatieven te

bedenken en keuzemogelijkheden te creëren. Bij het maken van een keuze (Will) wordt de keuze

omgezet in concrete voornemens en plannen. Het uitwerken van concrete voornemens en het

maken van een plan (Will).

Expertrelatie

Gemaakte stappen die succesvol zijn bespreken. Hoe heb je dit aangepakt?

Besluit

Er wordt stil gestaan bij de rol van coach en de cliënt. Communicatie staat centraal zoals in de

flowchart.

4 De 5-stappendans, 5-stappenspel of GRROW-model bestaat uit de volgende 5 stappen:

1. Goal: exploreren van het doel en de gewenste situatie 2. Reality: exploreren van het probleem, de realiteit en haar context en de huidige situatie 3. Resources: exploreren van hulpmiddelen en krachtbronnen 4. Options: exploreren van mogelijkheden en opties 5. Will: maken van een plan en komen tot beslissingen en actie

16

7. TEAM-model

De bovenstaande inzichten willen we graag integreren in het Brugse oplossingsgerichte

flowchartmodel. We kiezen ervoor om dit te benoemen met TEAM-model.

7.1 TEAM-model toegelicht

TEAM staat enerzijds voor Together Each Achieves More en anderzijds is het een samentrekking van

een aantal belangrijke kernwoorden waarin we als coach of coördinator oog blijven hebben bij het

begeleiden van groepen en individuen namelijk Toeschouwers en supporT, Evaluatie, Actoren en

Meer dialoog. We opteren voor een cyclisch model waarin het individu of de groep centraal staat.

We bevragen telkens de doelstelling of de richting.

Togheter Each Achieves More

Stellamans (2009) beschrijft dat het geheim van veerkrachtige teams schuilt in de manier waarop

teamleden met elkaar omgaan en samenwerken. Door midden in je team te staan, bevorder je

samenwerking.

TEAM

De keuze voor TEAM is bewust gemaakt. Het zijn de teamleden die in de verf worden gezet, zij

hebben de capaciteiten om iets te bereiken. De insteek van elk individu is belangrijk. Niet iedereen

hoeft dezelfde visie te hebben. Elke visie is interessant en verrijkend.

T = Toeschouwers en supporT

Vertellen wat je wilt bereiken en je hierin laten ondersteunen door supporters om je doelen te

bereiken. Soms hebben we publiek nodig om te willen en te kunnen veranderen.

E = Evaluatie

Door stil te staan bij elke stap bekijkt het team of het individu nog steeds dezelfde richting wilt

uitgaan. Is de werkwijze nog gewenst, is het doel nog steeds hetzelfde, hoe wordt vooruitgang

ervaren?

A = Actoren

Rekening houden met alle cliënten die in het systeem betrokken zijn en hen hierin betrekken door

wensen, mogelijkheden en sterktes in kaart te brengen.

M = Meer dialoog of communiceren

Verbindend werken met de verschillende actoren waarin de nadruk ligt op samenwerking en

transparant en systematisch communiceren.

17

7.2 TEAM-model in flowchart

Als coördinator willen we graag een leidraad om het proces te begeleiden om met groepen van

leerkrachten/jongeren en individuen te werken. We stellen hieronder het oplossingsgericht werken

met groepen voor:

7.3 Strategieën in TEAM-model

Als coach streven we ernaar om een team of een individu zover te krijgen dat zij zelf hun team

kunnen leiden. We sommen een paar nuttige strategieën op.

Vrijblijvende relatie

Goaling, we herformuleren de problemen in doelen

Luisteren en respect tonen voor het tempo van de groep

Eerdere successen en vaardigheden aan bod laten komen

Connecties maken tussen groepsleden

Zoekende relatie

Op zoek gaan naar een gemeenschappelijk doel

Voordelen van het doel bespreken

Supporters bespreken en aanspreken

“Ja, en”

Vrijblijvende

relatie

Co-experten

relatie Zoekende relatie

Consulterende

relatie

TEAM TEAM

TEAM TEAM

18

Verschillende visies accepteren en uitspitten

Verschillende doelen oplijsten

Doelen SMART maken

Eigen positie bekijken (huidige en wenselijke positie bespreken)

Iedereen laten meedenken naar oplossingen

Voldoende tijd nemen om problemen te exploreren naar realiteit en context

Consulterende relatie

Voordelen doelen opsommen en het positieve effect op de groep bespreken

Vooruitgang bespreken en evalueren

Vooruitgang of een te verwachten terugval bespreken

Beschrijven en in kaart brengen van hulpbronnen

Evalueren van hulpbronnen

Mogelijkheden in kaart brengen om doel te realiseren

Tijd nemen om keuzemogelijkheden te creëren en alternatieven te bedenken

Actieplan opstellen

Beloftes maken met het team

Co-expertenrelatie

Vieren als een doel behaald is

Doe zo voort

19

8. Oplossingsgericht werken in het onderwijs

8.1 Hoe is het oplossingsgericht werken volgens het Brugs model

verenigbaar met handelingsgericht werken?

We sommen kort de zeven criteria op van het handelingsgericht werken en staan nadien stil bij de

overeenkomsten en verschillen (Pameijer N., van Beukering T., 2011). In het onderstaande schema

wordt het handelingsgericht werken toegelicht.

20

Onderwijsbehoeften van de leerling staat centraal. “Wat heeft deze leerling, van deze ouders, in deze klas, bij deze leerkracht, op deze school de komende periode nodig?” Onderwijsbehoeften geven aan wat een leerling nodig heeft om de onderwijsdoelen te bereiken. Ze bieden tevens aanknopingspunten voor het handelen van de leerkracht. Het werken vanuit onderwijsbehoeften concretiseert het streven naar afstemming (Stevens, 2002): leerlingen verschillen en de aanpak van de leerkracht en de ouders doet ertoe. We accepteren met andere woorden dat leerlingen verschillen en bereid zijn om met deze verschillen om te gaan. Ze bieden tevens een zinvol en helder kader voor communicatie over onderwijs op maat en vormen de basis voor een goede preventieve basiszorg. We blijven in gesprekken over kinderen vaak hangen in het opsommen van problemen. Of we praten lang door over de kenmerken van een diagnose of stoornis. Hierdoor bestaat het gevaar dat onze doelen en het traject daar naartoe minder aandacht krijgen. Kennis over een probleem of een diagnose blijft belangrijk bij HGW, toch moeten we gefocust blijven op het doel dat we willen bereiken en de aanpak die hiervoor nodig is. We benoemen het probleem kort en duidelijk: “Oké, dat weten we, dan is nu de vraag : wat willen we bereiken, wat is ons doel? En hoe gaan wat dat realiseren?” Door deze oplossingsgerichtheid ontstaat een ander gesprek, een gesprek met meer perspectief.

Het gaat om afstemming en wisselwerking. Kinderen ontwikkelen zich steeds in interactie met hun omgeving. Vanuit de context is er steeds sprake van wederzijdse beïnvloeding. Zijn we ons bewust van de wisselwerking tussen leerling en leerkracht, leerlingen onderling, kind en ouders en tussen school en ouders? Dan kan dat ons stimuleren tot reflectie : “Welk effect heeft mijn aanpak op deze leerling en hoe kan ik mijn aanpak beter afstemmen op wat deze leerling nodig heeft?” Deze wisselwerking tussen leerling en leerkracht, leerlingen onderling, kind en ouders en tussen school en ouders is een belangrijk thema bij HGW. Door deze wisselwerking te analyseren en te onderzoeken, kunnen we de situatie rondom een kind beter begrijpen om tot een goede oplossing komen. Wat gaat goed (stimulerende factoren)? En welke zijn de belemmerende factoren?

De leerkracht doet ertoe. Leerkrachten bieden kwaliteitsvol onderwijs aan en leveren hiermee een cruciale bijdrage aan een

positieve ontwikkeling van leerlingen. Met dit uitgangspunt willen we het belang van de rol van de

leerkracht zichtbaar maken. De leerkracht is namelijk diegene die onderwijs op maat kan maken en

veel mogelijkheden tot handelen heeft. Hij kan door extra aandacht, inzetten van aangepast

leermateriaal en betekenisvolle taken een positief effect hebben op zowel leerprestaties als het

sociaal-emotioneel functioneren van leerlingen.

Daarnaast is er de vaststelling dat leerkrachten veel impact hebben, veel meer dan ze zich realiseren.

Hun houding, hun uitspraken beïnvloeden in belangrijke mate het gedrag van hun leerlingen. Hun

manier van reageren staat model en wordt vaak overgenomen, soms bewust, soms minder bewust.

Leerkrachten maken een verschil, en wel op een manier die blijft hangen. Hun oplossingsgerichte

interventies lokken oplossingsgerichte reacties uit. Ze voeden zo niet alleen het zelfbeeld van de

leerlingen, ze geven hen ook een werkwijze mee om op een opbouwende manier te leren omgaan

met problemen, een andere manier om naar problemen te kijken en oplossingen te vinden. Kortom :

een andere levenshouding (Korzybski-instituut voor systeemgerichte psychotherapie : Luc Isebaert,

Mari-Christine Cabié, Louis Cauffman, Myriam Le Fevere de Ten Hove).

21

Positieve aspecten zijn van groot belang. Positieve aspecten van kinderen, leerkracht, school en ouders bieden perspectieven: dat wat goed

gaat, willen we verder uitbouwen in ons plan van aanpak. We betrekken positieve kenmerken in het

formuleren van doelen en we gebruiken ze ook in het formuleren van ’hulpzinnen

onderwijsbehoeften‘. Aandacht voor het positieve biedt tegenwicht aan het vormen van een al te

negatief, problematisch beeld. We spreken kinderen, ouders, leerkrachten en de school aan op hun

sterke kanten. We gaan op zoek naar situaties waarin het probleemgedrag zich niet voordoet (de

uitzonderingen): in welke situaties zien we het gewenste gedrag? Wanneer gaat/lukt het wel?

Wanneer kan het kind bijvoorbeeld wel zelfstandig werken, een rekentaak goed maken of

samenspelen zonder conflicten? We gaan dus op zoek naar situaties die positief zijn. Hierdoor

voorkom je tunnelvisie en zie je meer mogelijkheden. En juist die mogelijkheden zijn nodig bij het

oplossen van problemen. Positieve aspecten bieden perspectief: dat wat goed gaat, breiden we

verder uit. Bij iedere betrokkene zoek je daarom doelgericht naar positieve aspecten.

Een probleem bekijken in een breder kader, in de situatie waar het zich afspeelt, maakt het

begrijpelijker. Het toont aan dat het soms nut heeft voor het hele gezin of voor de klas of voor de

vrienden.

Dit ‘nuttig zijn’ valt niet meteen op, zeker niet voor de jongeren zelf. En ook voor de mensen in het

vak vraagt het een zekere oefening. Het voelt total anders aan wanneer gezien wordt dat het lastige

gedrag van een jongere de ouders weer aan de praat brengt, of wanneer hij en vooral zijn ouders het

kunnen begrijpen als een teken dat hij hen nog nodige heeft. Hij kan ervoor kiezen om op een

dergelijke manier te tonen dat het leven op ‘eigen benen’ nog niet aan hem besteed is. Misschien wil

hij juist wel laten zien dat hij op eigen benen kan staan door zich meer verantwoordelijk te gedragen

: afspraken nakomen, zorgen dat hij goede resultaten behaalt.

We werken constructief samen. Samenwerking tussen kind, ouders, leerkrachten en school is noodzakelijk. Ouders zijn

ervaringsdeskundigen, leerkrachten zijn onderwijsprofessionals en leerlingen zijn mederegisseur van

hun eigen leerproces. Dit vergt constructieve communicatie tussen betrokkenen. Samen wordt

gezocht naar een gemeenschappelijk doel.

Voor sommige moeilijkheden weten we dat oplossingen mogelijk zijn. Deze moeilijkheden noemen

we problemen. Heel anders is het bij iemand met een leerstoornis. Dat is een ‘koers met

hindernissen’, in bepaalde situaties blijvend, in andere minstens tijdelijk. Dit soort moeilijkheden

noemen we beperkingen.

Het onderscheid maken tussen ‘problemen’ en ‘ beperkingen’ bespaart ons een hele reeks

frustrerende situaties. Oplossingen zoeken voor beperkingen kan alleen maar mislukken : voor

beperkingen bestaan nu eenmaal geen oplossingen.

En wat dan met leerlingen met specifieke behoeften? Een groep die erg veel inspanning vraagt van

leerkrachten en begeleiders. Meestal hebben deze leerlingen meer dan één beperking. Is

oplossingsgericht werken dan onmogelijk met deze moeilijke groep?

22

Wanneer we de moeilijkheden met deze leerlingengroep onder de loep nemen, stellen we vast dat

het niet zozeer de beperkingen zijn die ons last bezorgen, maar eerder de gevolgen van die

beperkingen. En de gevolgen van die beperkingen, daarvoor zijn meestal wel oplossingen denkbaar.

Ze behoren dus tot de groep van de ‘problemen’.

Maar ook met de beperking zelf kan zinvol gewerkt worden, door op zoek te gaan naar hulpmiddelen

die ervoor zorgen dat ze minder last berokkent. Hiervoor kunnen we beroep doen op GON-

begeleiding. GON-begeleiding staat voor geïntegreerd onderwijs. Een leerkracht voor het

buitengewoon onderwijs gaat wekelijks één of twee lesuren naar de school ter ondersteuning van

een leerling met een visuele, auditieve, motorische beperking of een leerling met ASS (Autisme

Spectrum Stoornis).

Een eenvoudig schema toont hoe je beperkingen en problemen van leerlingen in kaart kan brengen.

Een kind of jongere kan natuurlijk meer dan één beperking hebben en één beperking meer dan één

gevolg. Daarnaast is er voor één probleem vaak méér dan één oplossing of kan één oplossing dienen

voor verschillende problemen : medicatie bij ADHD kan een oplossing zijn voor de

concentratieproblemen en voor het drukke gedrag, maar ook een Meichenbaumtraining kan helpen.

Beperking Gevolg(en) van de beperking = Proble(e)m(en)

Mogelijke oplossingen

ADHD Plannen lukt niet Taken intikken in computer agenda

Hoofd/bijzaken onderscheiden moeilijk

Overleg met leerkracht

Moeilijk vrienden houden door impulsief gedrag

Zelfcontroletraining volgens Meichenbaum/medicatie

Concentratieproblemen Meichenbaumtraining/medicatie

Ons handelen is doelgericht. De werken steeds doelgericht: waar willen we naartoe en op welke manier zijn we daar reeds mee bezig? Doelen zijn de eerste stap bij het formuleren van onderwijsbehoeften zowel voor heel de klas, voor subgroepjes als voor de individuele aanpak van leerlingen. Kleine snelle haalbare doelen hebben de grootste kans van slagen. Bovendien gebruiken we ze om onze aanpak regelmatig te evalueren. De doelen die we formuleren zijn zo SMART mogelijk. (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden).

23

De werkwijze is systematisch, in stappen en transparant. Het is voor iedereen duidelijk hoe we binnen HGW werken en waarom we zo werken. We maken

heldere afspraken over wie wat, waarom, waar, hoe en wanneer. De systematiek van onze werkwijze

bewaken we met formulieren en checklists. Ze zijn nooit een doel op zich maar wel hulpmiddelen,

een leidraad en geheugensteuntje.

Overeenkomsten tussen handelingsgericht (HGW) en oplossingsgericht werken (OGW)

HGW en OGW zijn allebei systematische werkwijzen, ze verlopen volgens een stappenplan. Ze hechten sterk aan positieve aspecten van kinderen, leerkrachten en ouders. Vragen als ‘Wanneer lukt het doelgedrag wel (zoeken naar de uitzondering) en wat betekent dat voor onze aanpak?’ en ‘Hoe bouwen we dit succes uit? komen in beide methodieken voor. HGW en OGW werken beide sterk doelgericht. Ieder probleem vertaalt zich in een helder doel: wat wil je als leerkracht met deze groep, deze leerling of deze ouders bereiken? Welke vaardigheden heb je hiervoor nodig? We evalueren ook ieder doel. Bij HGW en OGW werkten professionals daadwerkelijk samen met kind, leerkracht en ouders, ze zien hen als ervaringsdeskundigen. Daarom formuleren ze samen doelen en benutten ze elkaars oplossingen.

Enkele verschillen

HGW analyseert een problematische situatie (wat zou er aan de hand kunnen zijn?). Vanuit het begrip van de situatie zoeken we naar oplossingen. Het begrijpen is echter geen middel op zich maar een doel om een goed plan van aanpak te kunnen maken. Bij HGW is er dus aandacht voor problemen en voor diagnostische informatie. Deze informatie is ook nodig om reële doelen te kunnen stellen, dus niet te hoge of te lage. Als we bijvoorbeeld weten dat een kind kenmerken van autismespectrumstoornis heeft, dan begrijpen we bepaald gedrag van die leerling. We zullen dan ook andere sociale verwachtingen hebben dan van een kind zonder die kenmerken. Van een druk en afleidbaar kind verwachten we bijvoorbeeld een kortere tijd van zelfstandig en geconcentreerd werken dan van een rustig kind met een sterk concentratievermogen. Bij HGW zoek we in de aanpak vooral naar factoren waarop we invloed hebben die we kunnen veranderen. OGW vertrekt daarentegen direct vanuit oplossingen: wat werkt al een beetje en hoe kunnen we dat uitbreiden? Een verklaring van de situatie is hiervoor niet noodzakelijk. Bij HGW mogen we het doel van een kind of ouders bijstellen. Als we een doel te hoog of te laag vinden, dan kunnen we in overleg met het kind of de ouders bijsturen. We streven immers SMART-doelen na, omdat we daarmee de kans op een succesvol plan verhogen. OGW werkt vanuit de doelen van kind of ouder en stuurt in die zin veel minder. HGW hecht eraan om zo veel mogelijk verantwoorde instrumenten en inzichten te gebruiken en om vooral maatregelen toe te passen die gebaseerd zijn op “studies over goed werken”. Bij OGW hoeft dit niet per definitie. Iedere oplossing is goed als deze maar werkt. OGW gaat uit van de “handleiding van de cliënt”.

24

8.2 M-decreet

De nieuwe tendensen binnen het onderwijs met name het invoeren en goedkeuren van het M-decreet kunnen we in dit werkstuk zeker niet terzijde laten.

Over het M-decreet is al heel wat inkt gevloeid. Het vormt voor iedereen die met onderwijs in Vlaanderen bezig is een grote uitdaging. Waarover gaat het eigenlijk? Het M-decreet heeft als voornaamste doel een verandering in ons denken over het onderwijs te bewerkstelligen. Wanneer een leerling het op de één of andere manier moeilijk heeft, zou de leerkracht zich moeten afvragen wat de leerling nodig heeft en wat hij of de school hiervoor kan doen. Hij mag niet enkel de vraag stellen wat de leerling zelf moet doen. Vanzelfsprekend zijn er grenzen aan wat een leerkracht en de school kunnen doen.

De geest van het M-decreet handelt ook over wat ‘goed onderwijs’ nu eigenlijk is. Wat begrijpen we daaronder? De principes van handelingsgericht werken, dat is zeker. Het oplossingsgerichte gedachtegoed en het zorgcontinuüm liggen steeds aan de basis.

Vanaf 1 september 2015 is het verlenen van redelijke aanpassingen een recht voor elk kind. Meer nog, het niet verlenen van redelijke aanpassingen zal beoordeeld worden als discriminatie. De school zal de redelijke aanpassingen in kaart moeten brengen.

Het streefdoel is inclusief onderwijs. Inclusief onderwijs veronderstelt dat niet zozeer de persoon met een handicap zich aanpast aan de omgeving, maar dat de omgeving aangepast wordt aan zijn onderwijsbehoeften.

Centraal in het M-decreet zijn redelijke aanpassingen. We sommen de zeven criteria van redelijke aanpassingen op (Meirsschaut M., Monsecour F., Wilssens M., 2013).

1. De maatregel is maatwerk: hij is aangepast aan de onderwijsbehoeften en mogelijkheden van de leerling en zijn context.

2. De maatregel is SMARTI: hij is specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch, tijdsgebonden en innovatief.

3. De maatregel heeft waar mogelijk ook voor andere leerlingen een positieve impact. 4. De maatregel is in overleg met alle betrokkenen bepaald: hij wordt afgesproken in team, met

de leerling en zijn ouders. 5. De maatregel wordt goed gemotiveerd en herhaaldelijk gecommuniceerd: waarom, wanneer

en hoe we dit doen, ligt vast in een aantal richtlijnen. Tijdens het startoverleg wordt aan alle teamleden aan de hand van een voorbeeld getoond hoe een werkblad kan aangepast worden.

6. De maatregel is gebaseerd op de expertise en observaties van de leerkrachten, externe begeleiders en de andere betrokken hulpverleners: ervaring leert dat dit werkt voor deze leerling.

7. De maatregel is ingebed in de zorgvisie van de school: de school moedigt alle leerkrachten aan om voor leerlingen die dit nodig hebben aangepaste verwerkingsoefeningen te voorzien.

25

8.3 TEAM-model als instrument voor een zorggesprek

Hoe kunnen we de visie van het M-decreet concreet uitwerken? Wij dachten om dit op een oplossingsgerichte manier via het TEAM-model te motiveren. Als voorbeeld nemen we een zorggesprek. Bij de aanmelding van een nieuwe leerling of een leerling met een beperking (leerstoornis, ASS of andere) wordt een zorggesprek gehouden om de noden en behoeften in kaart te brengen. Steeds met het doel om het welbevinden van de leerling en zijn leercapaciteiten te verhogen.

We starten met het 4B-model (Meirsschaut M., Monsecour F., Wilssens M., 2013) en passen onze visie van het TEAM-model hierop toe (supporT, Evaluatie, Actoren, Meer dialoog). De vragen zijn van toepassing voor elke actor. Wij sommen er een paar op per kolom.

Behouden Bannen Bijsturen Benutten

Ouders:

Mama

Papa

Wat loopt goed? Wat vindt hun kind leuk? Wat zijn de sterktes van mijn kind? Hoe beleeft hun kind de school?

Wat wil je niet in de werking met je kind?

Welke tips hebben je voor leerkrachten?

Wat heb jij gelezen/gehoord dat helpend kan zijn voor je kind? Ben ik tevreden met het doel van dit gesprek?

Leerkrachten binnen visie school

Wat loopt goed? Wat maakt dat het goed loopt? Wat zijn de sterktes van die leerling?

Welke zorgen of problemen ervaren leerkrachten met betrekking tot deze leerling?

Wat is er al gedaan en wat is helpend? Wat is het effect? Wat is er nog niet gedaan? Wat loopt moeilijk? Welke tips naar onderwijsondersteuning kunnen we geven aan de school?

Wanneer komen we opnieuw samen? Wat zijn succescriteria?

Leerling

Wat zijn mijn sterktes? Waar ben ik fier op?

Wat wil je anders zien?

Wat heb je nodig om doelstelling te bereiken? Wat is je doel? Wanneer ga je tevreden zijn? Van wie heb je steun?

Sta jij open om nieuwe methodes uit te proberen?

Externe partner

Wat zijn de sterktes van deze leerling?

Wat zijn helpende methodes, vanuit jouw ervaringen?

Welke verwachtingen heeft hij?

Hoe communiceren we als er nieuwe informatie is? Wie doet wat wanneer? Is het doel van dit gesprek bereikt? Wat wil je in het volgende gesprek anders aanpakken?

26

De expertise van de verschillende partners kunnen we verwerken in het Supportraster van het kind. We nemen afstand van de term handelingsplan en introduceren naar analogie met het ondersteuningsraster (Meirsschaut M, Monsecour F., Wilssens M, 2013) , de term supportraster van het kind.

Een ondersteuningsRAster: dit staat voor ondersteuning door Redelijke Aanpassingen, met aandacht

voor de STERKtes van een leerling’. Wij willen met het supportraster de nadruk leggen op de hulp en

steun die het kind krijgt binnen zijn systeem (leerkrachten, ouders, vrienden).

In het supportraster geef je, voor elk ontwikkelingsdomein dat van toepassing is voor deze leerling, aan:

wat de specifieke onderwijsbehoeften zijn;

welke sterktes van de leerling je hierbij kan inzetten; welke doelstelling je vooropstelt vanuit de specifieke onderwijsbehoeften;

welke strategie je zal hanteren om aan de doelstelling te werken, geconcretiseerd onder vorm van maatregelen/redelijke aanpassingen;

wie er wat zal doen, wanneer, waar, hoe en waarom;

wanneer je zal evalueren;

wat wel of niet(niet) gewerkt heeft en waarom;

wanneer je gegevens hebt ingevuld of aangevuld.

Ontwikkelings- domein

Sterktes/ Eigen oplossing

Specifieke onderwijsbehoefte

Doelstelling

Strategie Evaluatie

Maatregel/ redelijke aanpassing

Wie? Wanneer? Waar? Hoe? Waarom?

Steun-figuur

Evaluatie op : Wat werkt (niet) en waarom?

1. Sociaal-emotionele en gedragsmatige ontwikkeling

2. Lichamelijke, zintuiglijke en motorische ontwikkeling

3. Cognitieve ontwikkeling

4. Muzische ontwikkeling

5. Werkhouding en taakgedrag

6. Communicatie, spraak- en taalontwikkeling

7. Maatschappelijke vaardigheden

8. Omgaan met hulpmiddelen

9. …

27

9. Besluit

Wij zijn overtuigd en doordrongen van de oplossingsgerichte visie. We willen graag in onze werking,

onze collega’s, onze leerlingen en ouders meenemen in het oplossingsgerichte werken en handelen.

We waren op zoek naar een paar concrete handvaten om oplossingsgericht te blijven werken en op

een toegankelijke manier onze collega’s te “overtuigen” en te inspireren van de kracht van deze

manier van werken.

Samenwerken is voor ons één van de sleutelwoorden in onze werking. Zonder onze leerlingen,

ouders, collega’s zou onze begeleiding nooit een positief samen- verhaal kunnen worden.

Met een paar kernwoorden zoals voorgesteld in het TEAM-model proberen we de oplossingsgerichte

visie en handelen te implementeren. We proberen om problemen om te buigen naar oplossingen en

vaardigheden. We willen onze leerlingen en hun omgeving zoveel mogelijk betrekken en activeren.

Als school zijn we steeds bereid om hun verhaal mee een positieve wending te geven.

We pleiten ervoor om niet te kiezen voor het oplossingsgerichte of het handelingsgerichte. We willen

gebruik maken van de kracht van beide.

Samengevat OGW en HGW geven het onderwijs een impuls om tot hogere opbrengsten te komen.

De werkwijze van HGW zorgt ervoor dat je steeds uitgaat van gegevens (testresultaten en een

diagnose), dat je deze analyseert en weer gebruikt om je handelingsplan aan te passen. OGW

vertrekt vanuit de handleiding van de cliënt. HGW benoemt wat alle actoren nodig hebben om de

gestelde doelen te bereiken. Een geïntegreerde aanpak tussen de twee schenkt voor beiden een win-

win situatie.

28

10. Bronnen

Baeijaert, L., & Stellamans, A. (2009). Vergroot de veerkracht in jezelf en je team. Leuven: Lannoo.

Beumer-Peeters, C. (2012). Mission Possible. Kids’ Skills voor jongeren. Amsterdam: Boom/Nelissen

Cauffman, L., & van Dijk D.J. (2011). Handboek oplossingsgericht werken in het onderwijs. Den Haag:

Boom Lemma

Clement, J. (2013). Iedereen coach. Tielt: Lannoo.

Clement, J. (2013). Inspirerend coachen. Leuven: Lannoo Campus.

Detrez, C., Bosman, L., Combeir, D. (2004). Handboek leerlingbegeleiding. Wolters Plantyn

Furman, B., & Ahola, T. (2012). Reteaming. Oplossingsgericht werken als veranderingsstrategie.

Amsterdam: Boom/Nelissen.

Isebaert, L. (2007). Praktijkboek Oplossingsgericht cognitieve therapie. Utrecht: De Tijdstroom.

Le Fevere de Ten Hove, M., Callens, N., Geysen, T., Maene, W. (2008). Survivalkit voor leerkrachten.

Oplossingsgericht werken op school. Antwerpen-Apeldoorn: Galant.

Pameijer, N. & van Beukering, T. (2005). Handelingsgerichte diagnostiek. Een praktijkmodel voor

diagnostiek en advisering bij onderwijsleerproblemen. Leuven: Acco.

Pameijer, N. & van Beukering, T., de Lange, S. (2011). Handelingsgericht werken: een handreiking

voor het schoolteam. Leuven: Acco.

Meirsschaut, M., Monsecour, F., Wilssens, M. (2013). Klaar voor redelijke aanpassingen. Een leidraad.

Gent: Bulckens.