47
1 Provincie Vlaams-Brabant Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020 Aan de slag met gebiedsgerichte maatregelen! Geactualiseerde versie Plattelandsloket - Dienst Europa BB Consult vzw Goedgekeurd door de provincieraad van Vlaams-Brabant op 02/02/2016

Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

1

Provincie Vlaams-Brabant

Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant

2014 - 2020

Aan de slag met gebiedsgerichte maatregelen! Geactualiseerde versie

Plattelandsloket - Dienst Europa

BB Consult vzw

Goedgekeurd door de provincieraad van Vlaams-Brabant op 02/02/2016

Page 2: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

2

Voorwoord ............................................................................................................................3

Inleiding……………………………………………………………………………………………….4

Deel 1 Omgevingsfactoren voor plattelandsontwikkeling in Vlaams-Brabant ..............5

1. Vlaams-Brabant ...........................................................................................................5

2. Plattelandsontwikkeling ................................................................................................6

Bodemkenmerken ...........................................................................................................7

Socio-demografische kenmerken ....................................................................................8

Plattelandseconomie: het platteland werkt…………………………………………………..10

Plattelandseconomie: landbouwsector .......................................................................... 13

Plattelandseconomie: toerisme en recreatie .................................................................. 15

Bereikbaarheid .............................................................................................................. 17

Deel 2 Missie en principes van het plattelandsbeleid in Vlaams-Brabant ................... 19

1. Missie ........................................................................................................................ 19

2. Beleidsprincipes......................................................................................................... 19

Samenwerking .............................................................................................................. 19

Participatie en bevordering van sociale samenhang .................................................... ..20

Investeren in innovatie .................................................................................................. 20

Verhogen van omgevingskwaliteit en landschapsintegratie ........................................... 20

Deel 3 Doelstellingen van het plattelandsbeleid in Vlaams-Brabant ............................ 21

1. Visie ........................................................................................................................... 21

2. Doelstellingen ............................................................................................................ 22

DS 1: Het bevorderen van de leefbaarheid en de duurzaamheid van dorpen. ........... 22

DS 2: Duurzame mobiliteit bevorderen in en buiten de dorpen. ................................. 25

DS 3: Bestrijden van plattelandsarmoede ................................................................. 26

DS 4: Beleving op het platteland valoriseren met respect voor de streekidentiteit ..... 28

DS 5: Begeleiden van toekomstgerichte land- en tuinbouwbedrijven ........................ 31

DS 6: Oprichten van minstens twee Plaatselijke Groepen (LEADER) in het

plattelandsgebied. ......................................................................................................... 33

Deel 4 Het platteland geprogrammeerd: kansen binnen het Europees Programma

voor Plattelandsontwikkeling (2014 – 2020) ..................................................................... 34

1. Inleiding ..................................................................................................................... 34

2. De PDPO III sporen onder de loep ............................................................................ 35

3. Het Vlaamse platteland in kaart gebracht................................................................... 41

4. Programmawerking .................................................................................................... 43

Bronnen en referentieteksten……………………………………………………………………45

Page 3: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

3

Voorwoord

Het platteland is kwetsbaar en in onze samenleving een schaars goed. Zowel ruimtelijk als

sociaaleconomisch staat het platteland onder druk. Landbouwgronden verdwijnen en er

komen steeds meer woningen bij. Het aantal banen in de plattelandseconomie daalt en het

inwonerstal neemt gestaag toe. Het gebied transformeert van ruraal naar sub-urbaan tot

urbaan. De internationale graadmeter is de bevolkingsdichtheid.

Europa heeft sinds 1997 een volwaardig beleid voor het platteland. Het debat in Europa over

het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid mondde in dat jaar immers uit in de wens om de

duurzame ontwikkeling van de plattelandsgebieden te garanderen. De eerste verordening

verplichtte de lidstaten een beleidsplan te maken voor het platteland. Dit beleid kwam naast

het al lang in voege zijnde structureel beleid van de EU dat gericht is op

achterstellingsgebieden.

De belangrijkste opdracht van het plattelandsbeleid is het verduurzamen van de

plattelandsgebieden en het mogelijk maken van verdere ontplooiing. Hiervoor is inzet van

technologie, innovatie en menselijke coöperatie nodig en alles wat daarbij hoort zoals

motivatie, coördinatie en materiële steun.

De Europese verordening ziet het plattelandsbeleid niet als markt corrigerend of

herverdelend maar als steun bij lokale en regionale ontwikkelingsprocessen. Het Europees

Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (het ELFPO) voorziet cofinanciering of subsidie

onder de koepel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). In de verordening

staan artikels die de lidstaten volgens de eigen prioriteiten kunnen omzetten naar

maatregelen en uitvoeren op het terrein. In België kregen de regio’s het mandaat om deze

maatregelen op te maken en uit te voeren.

Vlaanderen maakt bij deze voor de derde keer een beleidsplan op in uitvoering van de

Europese verordening. Dit document heet het Vlaams Programmadocument voor

Plattelandsontwikkeling 2014 – 2020, of afgekort PDPO III.

Naast maatregelen gericht op de ondernemers bevat PDPO III ook drie gebiedsgerichte

sporen die enkel uit te voeren zijn in een op voorhand aangemeld plattelandsgebied. Het

zijn:

Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland;

Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën (LEADER) en uitvoering;

Plattelandsontwikkeling door samenwerking met de stedelijke omgeving.

De rol van de provincie in het plattelandsbeleid is door het Witboek interne staatshervorming

(april 2011) bevestigd als regisseur van het gebiedsgericht plattelandsbeleid.

De gebiedsgerichte maatregelen uit het PDPO III worden aanzien als het belangrijkste

instrument voor het gebiedsgericht beleid van de provincie. Het bestuur van de provincie

Vlaams-Brabant legt dit beleidsplan op tafel ter uitvoering van 2014 tot 2020.

Monique Swinnen

Gedeputeerde plattelandsbeleid

Page 4: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

4

Inleiding

Plattelandsbeleid is in essentie een integraal beleid. Deze wijze van werken is door de

plattelandsverordening verplicht gesteld binnen de Leadergebieden1. Het zijn landelijke

gebieden waar een Plaatselijke Groep (PG) zeggingskracht verwerft over de besteding van

de middelen voor plattelandsontwikkeling. Binnen dit experiment van streekgericht bestuur is

participatie een belangrijke drijfveer2.

Dit beleidsplan is in essentie een continuering van het vorige beleidsplan uit 2007. De

beleidsprincipes zijn nagenoeg dezelfde. De doelstellingen zijn geherformuleerd en

aangepast door evaluaties van projecten, provinciale diensten en samenwerkingsverbanden.

In de volgende delen komen achtereenvolgens de omgevingsfactoren (deel 1) of waarmee

plattelandsontwikkeling moet rekening houden, de missie en de principes (deel 2) die de

provincie zelf wil hanteren en de doelstellingen (deel 3) die het provinciaal beleid wil halen

tegen het einde van deze programmaperiode.

Deel 4 stelt hoe de projectoproepen en projectafhandeling in Vlaams-Brabant zullen

verlopen.

1 Bekijk de merites van de Leaderbenadering op http://enrd.ec.europa.eu/rural-development-

policy/leader/en/leader_home_en.cfm, the Leader Approach – a basic Guide (pdf). 2 Bestuurskundig is er sprake van een experiment in het beleid als er redenen zijn om het bestaande

bestuursregime te veranderen. Door de experimenten ontstaat er nieuwe kennis die dan later in een

nieuw stabiel bestuursregime wordt ingezet. (naar het algemeen model over de verandering van het

bestuursregime, uit Studying Public Policy, M. Howlett & M. Ramesh (2003), Oxford University Press).

Page 5: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

5

Deel 1 Omgevingsfactoren voor

plattelandsontwikkeling in Vlaams-Brabant

1. Vlaams-Brabant

Oppervlakte: 2.106 km² of 210 600 ha (kleinste Vlaamse provincie)

Aantal inwoners: 1.101.280 inwoners (2013) (prognose: 1.135.907 in 2020)

Bevolkingsdichtheid: 525 inw/km² (Vla: 470 inw/km²).

Aantal gemeenten: 65 (Arr. Halle-Vilvoorde: 35, Arr.

Leuven 30)

Vlaams-Brabant ligt in het centrum van het land. De in 1995 opgerichte provincie omgordt

het Brussels Gewest waarin de Belgische en Europese hoofdstad vervat zit en waar ook alle

hoofdwegen samenkomen of vervoersmodi (HST, luchthaven) geconcentreerd zijn. Deze

ruimtelijke situatie verklaart de erg sterke invloed van dit Brussels Gewest op het centrale

deel van de provincie, zowel economisch als sociaal. Hierin is de provincie uniek in

vergelijking met de andere provincies. Het programma ‘plattelandsontwikkeling van de

Vlaamse Rand’ in uitvoering door de VLM en het provinciaal woonbeleid gefaciliteerd door

Vlabinvest in het Vlaams Strategisch gebied rond Brussel zetten in op deze ruimtelijke

uitdaging. Verder weg van de centraal gelegen steden liggen nog twee duidelijke, vrij

homogene plattelandsgebieden in de provincie, zijnde het Pajottenland en het Hageland. In

het vorige programma PDPO II was in beide gebieden de Leader-maatregel actief.

Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat

staat voor 27 procent van de totale provinciale oppervlakte, een aandeel vergelijkbaar met

het Vlaams gewest. 41% (87.000 ha) van de totale ruimte bedraagt landbouwgrond. Tussen

2003 en 2011 is het bebouwd terrein in de provincie met 3.072 ha toegenomen wat

overeenkomt met een gemiddelde van +384 ha per jaar. Het groeicijfer bedraagt in het

plattelandsgebied 1,15 % (+804 ha), in de semi-rurale zone 2,57 % (+2.096 ha) en in Leuven

6,63 procent (+171 ha).

Een berekening toont aan dat van de 1,1 miljoen inwoners in Vlaams-Brabant (2014) er net

géén 17 % in het plattelandsgebied4 wonen met 218 inw/km². Dit gebied kenmerkt zich door

veel open ruimte (84 %)5, kleinere bewoningskernen en een prominente rol voor de

plattelandseconomie, meestal land- en tuinbouw6. Het merendeel, bijna drie kwart, van de

3 Bron: ADSEI – bodemgebruik. Het betreft niet alleen bebouwde grond maar ook terrein in een

bebouwde omgeving die er onlosmakelijk mee verbonden zijn zoals tuinen en pleinen. 4 Dit zijn de 22 donkergroene gemeenten op de kaart PDPO III.

5 Berekeningen op basis van het aantal ha niet-bebouwde gronden (ADSEI, 2003 en 2011).

6 Ongeveer 55 procent van de totale oppervlakte (82.731 ha) is in gebruik door de land- en

tuinbouwsector, wat overeenkomt met 46.228 ha. Bron: ADSEI 2011, 2012 op basis van gemeenten.

In deze zone is veel landbouwgrond in handen van particulieren waarop ze paarden houden of andere

activiteiten beoefenen.

Page 6: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

6

Vlaams-Brabanders woont echter in een ‘tussenzone’, een semi-ruraal gebied7 gekenmerkt

door een bewoningsstructuur van kleine tot grotere agglomeraties, verkavelingen en

lintbebouwing. De bevolkingsdichtheid bedraagt hier 672 inw/km², duidelijk lager dan in een

stedelijk gebied. Deze tussenzone kenmerkt zich door veel open ruimte (66 %) en is minder

sterk georiënteerd op de actieve land- en tuinbouw.

2. Plattelandsontwikkeling

Zoals eerder gesteld zijn de gebiedsgerichte maatregelen voor plattelandsontwikkeling uit

het PDPO III het belangrijkste instrument voor het provinciaal plattelandsbeleid. Deze

maatregelen kunnen maar effectief zijn als ze betrekking hebben op de kansen en

problemen van een gebied. Ze moeten dus ‘gebiedsgericht’ en ‘gedifferentieerd’ worden

ingezet.

Kennis van het gebied is noodzakelijk om binnen de randvoorwaarden van beperkte

middelen keuzes te maken. De referentieteksten achteraan het plattelandsbeleidsplan geven

waardevolle informatie over de dynamiek en de positie van sectoren en beleidscategorieën.

Vijf structurele omgevingsfactoren verdienen verdere uitwerking:

Bodemkenmerken;

Bevolkingsevolutie;

Plattelandseconomie: de landbouwsector;

Plattelandseconomie: toerisme en recreatie;

Ontsluiting.

Dit zijn bekende ingrediënten van een structurele plattelandsontwikkeling.

7 Of wie wil: semi-urbaan. Of ‘tussenstad’ naar ‘Zwischenstadt’, een begrip van de Duitse planner

Thomas Sieverts (2000).

Page 7: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

7

Bodemkenmerken

Vlaams-Brabant beschikt over een groot areaal aan vruchtbare bodems. Het zuidelijke deel

ligt volledig in de Leemstreek en het middendeel is zandleem, het resultaat van geologische

processen met wisselende klimaatomstandigheden. Het ermee verbonden landschap

(Haspengouw, Henegouw), sinds mensenheugenis door het landgebruik gemaakt, reflecteert

de goede productiecapaciteit waar rijke bosbestanden staan en veeleisende teelten worden

geoogst. In het noordelijk deel overwegen lager gelegen zandbodems en nattere

valleibodems (Demer, beneden-Dijle, beneden-Zenne, Molenbeek…) met opgestoven

bodems wat een landschap oplevert dat aansluit bij de Kempen.

Page 8: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

8

Socio-demografische kenmerken

Geprojecteerde verandering van het aantal inwoners per gemeente, 2008-2018,procentuele verandering en verandering in het aantal eenheden, uitgedrukt ten opzichte van 2008 (bron: ADSEI).

Over de periode van het vorige programma PDPO II (2007 – 2013) nam de bevolking met

méér dan 62.000 eenheden toe8. De groei was het sterkst in de centrumstad Leuven,

gevolgd door de landelijke woongemeenten rondom het Brussels Gewest en Leuven en in de

kleinstedelijke kernen. In het plattelandsgebied van de provincie bedroeg het net geen 5 %9.

Prognoses wijzen uit dat de bevolkingsgroei zal blijven doorgaan, ook in het

plattelandsgebied! Dit staat Europees gezien in schril contrast met de ontvolking van

plattelandsgebieden waarvoor de Europese verordening voor plattelandsontwikkeling is

bedoeld. Vlaams-Brabant dient de facto rekening te houden met méér burgers en

consumenten gedurende de volgende periode10.

Vlaams-Brabant kent een jonge, goed opgeleide bevolking. Vooral rond Leuven en

rond het Brussels Gewest is de vergroening merkbaar11. Het zijn nu net jonge

gezinnen, meestal tweeverdieners die bij voorkeur buiten de stad een nieuwe woning

zoeken. Zij combineren ‘ligging’ met ‘landelijkheid/groen’. Dit verhuisgedrag is de

oorzaak van het ontstaan van landelijke woongemeenten of de tussenzone. En in een

volgende fase, bij een gelijk blijvend welvaartsniveau en een verder ontwikkelend

wegennet, zullen de nu nog landelijke gemeenten die weg opgaan.

8 Dat is twee maal ‘Tienen’ of ‘Asse’ plus ‘Halle’.

9 Leuven: 8 %. Tussenzone: 5,9 %. Plattelandsgebied: 4,9 %. Eigen berekeningen op basis van

ADSEI. 10

‘What if’ scenario’s kunnen enig inzicht brengen. Te verwijzen is ook naar de ontwikkelingstheorie

van Nassim Taleb (De Zwarte Zwaan, 2008). 11

Bron: Dossier kinderen en jongeren.

Page 9: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

9

Jonge gezinnen rapporteren vaak het gebrek aan kinderopvang. Cijfers wijzen uit dat

de provincie de norm van 33 opvangplaatsen per 100 kinderen haalt (38,9, voor

kinderen tussen 0 en 3 jaar) maar door in te zoomen valt het op dat enkele

gemeenten in de landelijke gebieden die norm niet halen. Dit beeld is anders voor de

buitenschoolse kinderopvang (3 – 11 jaar). In het arrondissement Leuven is er grosso

modo een veel hoger aanbod dan gemiddeld, terwijl het in het arrondissement Halle-

Vilvoorde eerder lager is dan het gemiddelde. Nog steeds vormt de familie het

grootste opvangnet, maar dit is langzaam aan het afnemen. Ofwel verhuist men naar

een andere streek en dan moet er beroep worden gedaan op externe hulp. Ofwel

vinden de ouders het toch niet meer vanzelfsprekend dat zij altijd de opvang doen,

waardoor er ook externe hulp moet komen. Organisaties voor tijdelijke of occasionele

opvang bv. voor een ziek kind zijn eerder te vinden in de centrumgemeenten en in de

peri-urbane gemeenten. Het Hageland vormt een blinde vlek.

In het plattelandsgebied van de provincie is het aandeel 65-plussers net iets hoger

dan in de landelijke woongemeenten12. Vooral het hoge aandeel in het Hageland is

opvallend. Tegen 2030 zal het aandeel 65-plussers 22 % bedragen en tegen 2060

zelfs meer dan 25 %. In de beroepsgroep land- en tuinbouwers bedroeg het aandeel

65-plussers in 2010 al 26,3 %13.

In het plattelandsgebied wonen de senioren veel meer verspreid dan in de

centrumgemeenten. Zo’n spreiding betekent een meerkost voor de logistieke

ondersteuning bij zorgbehoefte. De OCMW’s en zorgverstrekkers voelen dat.

Daarenboven heeft 80 % van de huishoudens met een inwoner tussen 60 en 70 jaar

een eigen woning die ze meestal nog zelf gebouwd hebben, wat maakt dat de

meeste senioren ook het liefst in de eigen omgeving verzorgd worden. De kwaliteit

van de omgeving (fysiek, organisatorisch) moet dus van deze aard zijn dat dit

mogelijk is. Na de mantelzorg zijn thuiszorg en gezinszorg zéér populair. Een nijpend

probleem is het vinden van het geschikte personeel. In het semi-ruraal gebied is de

meeste zorg nodig maar net daar zijn er weinig werknemers te vinden.

Tussenvormen als dagopvang en kort verblijf zijn nog onvoldoende ontwikkeld.

12

Landelijke gemeenten: 18,3 %. Landelijke woongemeenten: 17,1 %. Hageland: 18,4 %.

Centrumgemeenten: 14,8 %. De indeling van gemeenten is naar de DEXIA-typologie. Bron: eigen

berekening. 13

Bron: ADSEI, landbouwenquête per gemeente (2010).

Page 10: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

10

Plattelandseconomie: het platteland werkt14

We stellen vast dat in de landelijke gebieden niet voldoende arbeidsplaatsen aanwezig zijn

om de plaatselijke bevolking een job te geven. En toch werkt het platteland.

In meerdere gemeenten van Vlaams-Brabant zijn er meer jobs dan nodig om

driekwart van de bevolking op beroepsactieve leeftijd aan de slag te krijgen. In enkele

gemeenten zijn er meer jobs dan dat er inwoners op beroepsactieve leeftijd zijn, tot

zelfs méér dan tweemaal zoveel. In 46 gemeenten echter, voornamelijk op het

platteland, bedraagt de jobratio minder dan 50. Dit betekent echter niet dat de

werkloosheid torenhoog is in deze gemeenten, wel integendeel. De activiteitsgraad

en werkzaamheidsgraad in de steden en in de stadsrand ligt lager dan op het

platteland, zie kaart hierboven. De hoogste activiteitsgraden van 72% en meer,

vinden we in de landelijke gebieden. Ondanks het feit dat er minder economische

activiteiten zijn, is de bevolking er meer actief op de arbeidsmarkt. Paradoxaal

genoeg zijn op de plaatsen waar de minste jobs zijn, de mensen actiever op de

arbeidsmarkt. Er is een hoger percentage werkenden dan in de gebieden waar er niet

zeer veel jobs zijn.

14

Bronnen: Steunpunt WSE (Vlaamse Arbeidsrekening); Mijn platteland aan de horizon, L. De Witte

(2005).

Page 11: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

11

Eén en ander houdt natuurlijk in dat er een belangrijke pendel is vanuit de landelijke

gebieden naar de steden en omliggende gebieden met een hoge densiteit aan

economische activiteiten en jobs. In Vlaams-Brabant en Brussel leidt deze pendel tot

een mobiliteitsproblematiek die dreigt onze economie te verlammen. Het creëren van

jobs in de plattelandsregio’s verdient dus de nodige aandacht.

De economie in Vlaams-Brabant is bij uitstek een diensteneconomie geworden. Ruim

80% van het totaal aantal arbeidsplaatsen is terug te vinden in de tertiaire en

quartaire sectoren. De economie in de plattelandsgebieden vertoont eenzelfde beeld,

weliswaar in minder uitgesproken proporties. Het aandeel van de dienstensectoren in

de Vlaamse en in de Vlaams-Brabantse economie blijft stijgen. Dat zal ook in de

plattelandsgebieden het geval zijn. Daar zijn verscheidene redenen voor aan te

duiden. Het aantal bewoners in de plattelandsgemeenten groeit (sterk) en het

gemiddeld inkomen stijgt. Daarnaast zullen onder de steeds beter opgeleide

bewoners er een aantal zelf een zelfstandige zaak of een bedrijfje starten, vooral in

de dienstensector. Door de problemen in verband met mobiliteit en de speciale

charme van de omgeving, zullen ook een aantal niet-plattelandsbewoners gaan

uitkijken om hun bedrijvigheid over te planten naar het platteland (en er dan

misschien meteen ook zelf gaan wonen). Vandaag zie je al dat sommige kleine,

geavanceerde bedrijven zich links en rechts op het platteland gaan vestigen,

bijvoorbeeld tuinaanleg en onderhoud.

Het lokaal economisch beleid dient te helpen de voorwaarden te scheppen of te

bevorderen waardoor dienstenbedrijven zich kunnen ontwikkelen én zich kunnen

inpassen in de landelijke omgeving. De kleinere dienstenbedrijven mogen niet

schaden, maar moeten veeleer bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving en aan

het dorpskarakter.

Aan de hand van de jobratio in de landelijke gebieden (laag tot zeer laag) en de

relatief hoge werkzaamheidsgraad in diezelfde gemeenten, blijkt dat er een

aanzienlijke pendelbeweging is in de richting van de tewerkstellingspolen. In 26

gemeenten in Vlaams-Brabant werkt minder dan 10% van de werkende inwoners in

eigen gemeente. Deze gemeenten zijn niet allen plattelandsgemeenten, het betreft

ook enkele gemeenten in de meer stedelijke gebieden, die klein zijn van oppervlakte.

Gemeenten waar meer dan 20 % van de werkende inwoners in eigen gemeente

werkt zijn er maar weinig: het betreft Aarschot, Asse, Diest, Halle, Leuven,

Londerzeel, Tienen, Vilvoorde en Zaventem. Op Londerzeel na (dat wel een

economisch knooppunt is, zijn het allemaal stedelijke gemeenten. Leuven heeft het

hoogste percentage werkenden in eigen gemeente, namelijk 45,63%. In het ruime

Pajottenland heeft enkel Halle een verhouding van meer dan 16% werkenden in

eigen gemeente. In het Hageland zijn enkel de steden Aarschot, Diest, Leuven en

Tienen die meer dan 16% van zijn werkende inwoners in eigen gemeente ziet

werken. In de rurale gemeenten van het PDPO III programmagebied blijft slechts

10,18% van de werkenden in eigen gemeente voor de job.

Page 12: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

12

De recente economische dynamiek van de gemeenten toont een procentuele stijging

van het aantal jobs tussen 2006 en 2012. Er zijn sterke verschillen in de evolutie van

de jobs. Het aantal jobs groeide in de vermelde periode in Vlaams-Brabant met

7,98%. In de centrumstad Leuven groeide het aantal jobs met 12,53%. In het

overgangsgebied van de PDPO III-indeling (geen centrumstad, maar ook geen rurale

gemeente van het programmagebied) groeide het aantal jobs trager: met 7,05%. In

het programmagebied voor PDPO III groeide het aantal jobs met 7,49% en in de

plattelandsgemeenten met 11,02%. De stedelijke gebieden groeien sneller dan het

platteland. Men moet er bovendien rekening mee houden dat het hier relatieve groei

betreft. In de gemeenten van het platteland en van het overgangsgebied zijn er veel

minder jobs dan in de steden (verhouding in 2012: 69,22% van de jobs in de 20

stedelijke gemeenten, en 30,77% van de jobs in de overgangsgebieden en de

plattelandsgebieden). In absolute getallen groeide het aantal jobs in Vlaams-Brabant

met bijna 34.900. Daarvan zijn er ruim 25.700 gecreëerd in de 20 stedelijke

gemeenten. In de rurale gemeenten van het programmagebied werden iets meer dan

3.300 jobs gecreëerd. Volgens de PDPO III-classificatie zijn er in de rurale

gemeenten van het programmagebied 10,14% van de Vlaams-Brabantse jobs te

vinden (cijfer voor 2012). We moeten hieruit besluiten dat de economische dynamiek

van de rurale gemeenten van de PDPO III-classificatie relatief gezien niet veel moet

onderdoen voor die van de 20 stedelijke gemeenten in de VRIND-classificatie (groei

2006-2012: 7,49% tov. 8,54%), maar dat de omvang van de economie in de

stedelijke gemeenten van een heel andere orde is dan de economie in de

plattelandsgemeenten. Niettemin is het investeren in de economie op het platteland

belangrijk.

De plattelandsgemeenten worden gekenmerkt door een lage bevolkingsdichtheid, en

een lage economische densiteit. Ook de verhouding tussen het aantal jobs en het

aantal inwoners op beroepsleeftijd (de jobratio) is bijzonder laag, en bijlange niet

toereikend om voldoende inwoners aan het werk te zetten. Nochtans is de

werkzaamheidsgraad in de plattelandsgemeenten relatief hoog. Pendel is hiervan het

logische gevolg. De plattelandsgemeenten zien nog minder inwoners in eigen

gemeente werken dan de steden. De economie van het platteland benadert in

omvang niet de economie van de stedelijke gebieden. Dit betekent niet dat men het

kan nalaten te investeren in economische omgevingsfactoren op het platteland.

Page 13: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

13

Plattelandseconomie: landbouwsector

De agrovoedingscluster is in Vlaanderen een sterke speler met méér dan 40.000 bedrijven

en 155.000 tewerkgestelden. Op het platteland zijn de grootste werkgevers de land- en

tuinbouwbedrijven, de (lokale) overheid en op sommige plaatsen de vrijetijdsindustrie, enkele

voedingsbedrijven niet te na gesproken (zuivelverwerking, suikernijverheid, brouwerijen…).

De landbouw speelt dus een belangrijke rol: ongeveer de helft van de oppervlakte in Vlaams-

Brabant wordt aanzien als landbouwgrond. Vooral in de vruchtbare delen is er veel

landbouwgrond. Dichter bij de steden neemt het belang af.

In het plattelandsgebied met 54 % van het landbouwareaal zit het merendeel van het

agro-business complex. In het Hageland komt dit vooral neer op fruitteelt (peren,

appelen) aangevuld met gemengde en enkele gespecialiseerde bedrijven. In Zuid

Hageland en in het lemige Pajottenland overweegt de akkerbouw met suikerbieten,

ook aangevuld met enkele verbrede of gespecialiseerde bedrijven. De tewerkstelling

is er hoog. In de fruitsector is dit seizoensgebonden.

Het semi-rurale gebied ligt overwegend in de zandleemstreek dichter bij de stedelijke

zones en bezit 44 % van het landbouwareaal. Het vertoont én kenmerken van

landbouw op goede grond (tarwe, aardappelen, bieten) én kenmerken van

stadsnabije productie (druiven, groenten, kleinfruit, witloof, hop, sierteelt, melk),

aangevuld met vleesvee-bedrijven wat typisch is voor een zone in transitie. Bepaalde

Vlaams-Brabantse specialiteiten zoals de tafeldruif en het grondwitloof behoren

inmiddels tot het cultureel en culinair erfgoed.

Page 14: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

14

Veel landbouwgrond in Vlaams-Brabant ligt dicht bij of tussen bebouwing en

bewoning in. Dit schept een heel bijzondere burenbinding waardoor bepaalde

ontwikkelingen anders gaan verlopen. Door het versnipperd areaal van de bebouwing

en doordat afstandsregels voor de intensieve veehouderij zijn ingesteld, is het

mogelijk dat in bepaalde delen ‘bestemd voor de landbouw’ geen intensivering meer

kan plaatsvinden. Tegelijkertijd zien we de actiecomités opduiken die zich verzetten

tegen stallen, windmolens, biomassa-installaties, serrebouw e.d.m. ‘License to

produce’ wordt dikwijls letterlijk ‘lokaal’ genomen.

De bodemvariatie heeft geleid tot het ontstaan van authentieke landschappen die nog

steeds herkenbaar zijn maar omwille van de modernisering in de landbouw en de

algemene verstedelijking langzaam verdwijnen. Als dit proces leidt tot

kwaliteitsverlies, wat negatief is voor de beleving van het platteland, is het

aangewezen om binnen dit beleidskader te zoeken naar andere vormen van beheer

en landgebruik. Individuele beheersovereenkomsten kunnen soelaas bieden maar

zijn niet opgewassen tegen een grootschalige verandering. Hoewel ruilverkaveling en

landinrichting een antwoord kunnen bieden voor grondgebonden problemen, hebben

de projecten het maatschappelijk gezien moeilijk. Transparantie en een actieve

communicatie met stakeholders kan het draagvlak verhogen, maar is zeker geen

garantie voor succes.

Er is weinig intensivering en dus weinig milieudruk (cf.kaart dierlijke mestafzet), wat

maakt dat de landbouw maatschappelijke aanvaarding kent. Toevoegingen zoals

warmtekrachtkoppeling (WKK), windturbines, bio-vergisting, glastuinbouw… worden

met argwaan bekeken en draaien soms uit tot echte NIMBY-oorlogen.

Page 15: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

15

Via de adviezen van de provinciale Landbouwkamer en proeftuinen worden de

landbouwers en de gemeentebesturen actief betrokken bij uitdagingen zoals

bodemkwaliteit en erosie.

Plattelandseconomie: toerisme en recreatie

Vlaams-Brabant behoort tot een groep van zeer welvarende Europese regio’s. Mede

daardoor is er voor het toerisme een sterke ondersteunende rol weggelegd in de plannen

voor plattelandsontwikkeling, waarbij ook de groep van landbouwers wordt betrokken die

verbrede toeristische activiteiten willen opzetten.

De aandacht voor toeristische activiteiten op het platteland is niet nieuw. De tewerkstelling

en ermee samenhangende activiteiten worden gerekend tot de dienstensector. Ze hebben

ook een hogere toegevoegde waarde en genereren daadwerkelijk inkomen voor het gebied.

Wie toeristische infrastructuur gebruikt m.i.v. cultuurgoederen, en daarvoor betaalt, draagt

dus bij tot de vrijetijdseconomie. Volgens deskundigen is dit soort economie voor sommige

rurale streken nog zowat de enige maatschappelijk aanvaarde inkomstenbron die vrij zeker

is. Veel streken zoeken ook meerwaarde door een ‘streek-merk’ of ‘regional brand’ te maken.

De provincie beschikt op het vlak van recreatie en toerisme over veel mogelijkheden.

Aan het platteland gerelateerde vormen van toerisme en openluchtrecreatie zitten in

de lift. De vraag naar mogelijkheden tot zachte recreatie en zinvolle ontspanning in

een rustige en groene omgeving blijft stijgen. De provinciale domeinen zijn bekend.

Page 16: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

16

De strategische beleidsplannen toerisme hebben het over iconen zoals het kasteel

van Gaasbeek en het Brabantse trekpaard. Ze willen inzetten op ‘vakmannen’ en

‘streekproducenten’. De Groene Gordel scoort 6,2 miljoen dagtrips, het Hageland

ongeveer de helft. Per dagtrip is er een gemiddelde besteding van 32 euro. In totaal

is er een omzet van 439 miljoen euro (2012) voor verblijfstoerisme en dagtoerisme in

Vlaams-Brabant samen (uitgezonderd Leuven). Het aanbod van vakantiewoningen is

echter eerder beperkt.

De verscheidenheid aan landschappen met belangrijke cultuurhistorische elementen

vormt een mooi decor voor een verkenning per fiets of al wandelend. De provincie

beschikt over 5.410 km bewegwijzerde routes: 2.850 km voor fietsers, 2.560 km voor

wandelaars en 670 km voor ruiters en menners. De volgende jaren komt daar nog

eens 600 km bij.

Vlaams-Brabant heeft een ruim aanbod streekbieren, lokale wijnen, diverse

tuinbouwproducten en artisanale bereidingen. De producten zelf, alsook het

artisanaal productieproces, de plaatselijke verbondenheid, de verankering in de

geschiedenis maken van streekproducten de culturele ambassadeurs van hun regio.

De vzw Streekproducten Vlaams-Brabant promoot en ondersteunt de beste

streekeigen producten uit de provincie.

Page 17: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

17

Bereikbaarheid

Vlaams-Brabant heeft door zijn centrale ligging en zijn geschiedenis met de hoofdstad een

dicht netwerk van autowegen: ongeveer 83 km weg per 1.000 km² wat méér is dan het

gemiddelde van 64 per 1.000 km² voor Vlaanderen. Na de Tweede wereldoorlog begon de

suburbanisatie van huishoudens, het autogebruik was toen immers comfortabel en

goedkoop. Omdat de werkgelegenheid in de tertiaire en quartaire sector vooral in de

centrumsteden te vinden was, ontstond er een grote dagelijkse pendelbeweging.

Een goede transportverbinding of –ligging trekt gezinnen en activiteiten aan. Dit is

vooral in de tussenzone te merken aan de lintbebouwing langsheen de steenwegen

of aan de vestiging van grotere koopoppervlakken. Gemeenten dicht bij een afrit van

de autosnelweg (en met een aanbod van bouwkavels) groeien in aantal huishoudens.

Enkele plaatsen in het plattelandsgebied zonder goede verbinding behoren tot de

periferie. Zij liggen wat verder af. Maar ook daar blijven zich gezinnen vestigen want

de bouwgrond is er goedkoper. Vooral voor ouderen en gezinnen met één auto die

én tweeverdiener zijn én voor kleine kinderen moeten zorgen, vormt het gebrek aan

ontsluiting een uitdaging.

Page 18: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

18

Recent beginnen de openbaar vervoersknooppunten (treinstation, busstation) als

aantrekker te fungeren. Helaas staat dat in schril contrast met het dagelijkse fileleed,

vooral in het centrale deel van de provincie. Verkeerstellingen (2007) geven aan dat

19 van de 25 meest congestiegevoelige punten in het Vlaamse Gewest gelegen zijn

in Vlaams-Brabant. Bijna 50 % van de 2,7 miljoen verliesuren op jaarbasis15 worden

geleden in Vlaams-Brabant wat zowel milieu- als economische nadelen oplevert.

Door haar strategische ligging en de hoge werkgelegenheidsgraad in de regio, kampt

de provincie Vlaams-Brabant met grote mobiliteitsproblemen. Die hebben een impact

op de mobiliteit voor heel Vlaanderen. Daarom vestigt de provincie Vlaams-Brabant,

de POM en RESOC via de actie Vlot Vlaanderen aandacht op het belang van vlotte,

veilige en multimodale mobiliteit. Niet alleen voor de eigen provincie, maar voor

iedereen, voor een vlot Vlaanderen. De fiets voor korte verplaatsingen, openbaar

vervoer als het kan en de auto als het moet. Dat is in een notendop het STOP-

principe en een mogelijke oplossing voor de mobiliteitsknoop.

15

www.vlotvlaanderen.be

Page 19: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

19

Deel 2 Missie en principes van het

plattelandsbeleid in Vlaams-Brabant

1. Missie

“Met respect voor de streekidentiteit stelt Vlaams-Brabant zich tot doel middelen te

verschaffen om de omgevingskwaliteit van het plattelandsgebied16 te verhogen en de

leefbaarheid voor de bewoners en ondernemers te verbeteren.”

De provincie kan vanuit haar positie als regisseur van het gebiedsgericht plattelandsbeleid

actoren (d.w.z. marktpartijen, coöperaties, sociale en sociaal-culturele vzw’s, gemeenten en

intergemeentelijke samenwerkingsverbanden,…) helpen en ondersteunen in duurzame

plattelandsontwikkeling.

Projectsubsidies zijn het belangrijkste middel. Om aanspraak te maken op deze subsidies

moeten de indieners het reglement uit deel 4 volgen.

Gezien de beperktheid aan PDPO III-middelen17 is het aangewezen om strategische keuzes

te maken bij het begin van de programmaperiode. Hierbij neemt de provincie zich voor niet

alles vast te leggen, wetend dat het programma zes jaar duurt. Enige flexibiliteit laat toe om

in de toekomst in te spelen op opportuniteiten.

Voor de projecten die enkel passen binnen het PDPO III-kader wil Vlaams-Brabant

benadrukken dat de meerwaarde van deze projecten moet liggen in de duurzame

versterking van het plattelandsgebied met een geïntegreerde aanpak

2. Beleidsprincipes18

Samenwerking

Bij schaarste van middelen of complexiteit is samenwerking een voordeel, met netwerken

waarbij verschillende stakeholders samen complexe beleidsproblemen kunnen oplossen. De

provincie Vlaams-Brabant is voorstander van samenwerking tussen private en publieke

partijen binnen de regels van de wet of een juridische werkvorm. Voor

samenwerkingsverbanden zoals een Plaatselijke Groep is de procesvoering binnen de groep

van kapitaal belang.

16

Het betreft het PDPO III ‘plattelandsgebied’ samen met het semi-ruraal gebied. 17

De publieke middelen waarover de provincie beschikt, zijn afkomstig van het Europees

Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, de Vlaamse overheid en de eigen provinciale begroting. 18

Ook te zien als procesdoelstellingen.

Page 20: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

20

Participatie en bevordering van sociale samenhang

Participatie19 leidt tot gedragen beleid en dat maakt aanpassingen in de samenleving

mogelijk. De samenleving op het platteland is niet ongevoelig voor de grote verschuivingen

die deze wereld meemaakt20: globalisering, migratie, vergrijzing, digitalisering,

welvaartscreatie, specialisering,... Ze brengen zonder twijfel voordelen op, maar in hun zog

toch ook nadelen zoals vervreemding en vereenzaming. Nadelen van deze grootschalige

trends kunnen opgevangen worden door te streven naar meer sociale samenhang, hetzij in

verenigingsverband, hetzij in publieksacties. Vlaams-Brabant wil dat het streven naar sociale

samenhang deel uitmaakt van PDPO III - projecten. De inzet van communicatie, bv. een

dorpskrant, en educatie (landbouw, voedsel, biodiversiteit, landschap…) zijn hierbij erg

belangrijk.

Investeren in innovatie

Vlaams-Brabant onderschrijft het PDPO III - strategisch thema over innovatie:

“Investeren in innovatie en opleiding met het oog op een toekomstgerichte aanpak

van zowel de individuele, bedrijfsgerichte als de meer algemeen maatschappelijke

uitdagingen”.

Vlaams-Brabant hecht veel waarde aan projecten en acties die een hefboomwerking

vertonen of een pioniersrol vervullen.

De provincie kan hierbij pro-actieve acties ondernemen zoals het organiseren van

netwerkbijeenkomsten en creatieve werkateliers om innovatie aan te moedigen.

Verhogen van omgevingskwaliteit en landschapsintegratie

Vlaams-Brabant ziet in ontwikkelingsprocessen op het platteland de kans om de

omgevingskwaliteit te verhogen. Hiermee wordt het samengaan van de gebruikswaarde, de

belevingswaarde en de toekomstwaarde bedoeld21. Dit geldt voor zowel de bebouwde ruimte

(dorp, huis) als voor de open ruimte. Voor de uitwerking van dit principe kan de provinciale

Kwaliteitskamer een belangrijke rol spelen maar ook het advies bij het beplantingsplan voor

boerderijen door de provinciale landschapsarchitect van de dienst Landbouw. De vernieuwde

samenwerking van de provinciale diensten Leefmilieu en Cultuur met de regionale

landschappen betreffende landschapsontwikkeling kan eveneens inspirerend werken22.

19

Hoewel de participatieladder al dateert van 1969, is het nu pas dat participatie tot de kern van het

beleid behoort, mee mogelijk gemaakt door de vooruitgang in de sociale media. De meest

doorgedreven participatie is het bewonersbudget waar men in Nederland al ervaring mee heeft (De

Rynck & Dezeure, 2009). 20

Bron: Omgevingsanalyse Socius – Idea consult (2013). 21

Begrippen uit de Nederlandse RO-praktijk cfr. Multiplex, het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit. 22

Op 29 april 2014 ondertekende de provincie Vlaams-Brabant de nieuwe samenwerkings-

overeenkomst met de 5 Vlaams-Brabantse Regionale Landschappen. Hiermee bekrachtigde de

provincie Vlaams-Brabant, als eerste Vlaamse provincie, de samenwerking nieuwe stijl met de

regionale landschappen. Met deze overeenkomst bevestigde de provincie een samenwerking die al

sinds het ontstaan van de regionale landschappen aanwezig is.

Page 21: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

21

Deel 3 Doelstellingen van het plattelandsbeleid in

Vlaams-Brabant

1. Visie

Het plattelandsgebied in de provincie heeft duidelijk een eigen karakter en dynamiek. Daar

waar het vroeger vooral (voedsel)productiegebied was, is het nu gekenmerkt door een sterke

verwevenheid van functies. Wonen, werken en ontspannen gebeuren er naast elkaar. Deze

verwevenheid bepaalt, samen met de natuur en het cultuurhistorisch erfgoed, sterk de

eigenheid en de identiteit en daarmee ook de aantrekkelijkheid van het

plattelandslandschap.

In onze samenleving manifesteren zich een aantal trends zoals de toenemende aandacht

voor gezondheid, welzijn en ontspanning, behoefte aan veiligheid en zekerheid, de vraag

naar kwaliteitsvol en veilig voedsel, de hang naar echtheid en authenticiteit, de behoefte aan

een rustige, groene woonomgeving. Deze trends vragen dat het platteland belangrijke

maatschappelijke behoeften vervult: voedsel duurzaam produceren, grondstoffen leveren

zoals water, natuur en biodiversiteit beheren, duurzame vrijetijdsbesteding mogelijk maken,

aan een sterke plattelandseconomie bouwen, meedoen aan klimaatadaptatieplannen en tot

slot een kwaliteitsvolle woongelegenheid, zinvol werk en een gezond milieu aan de inwoners

verzekeren. Voor vele van die behoeften is het platteland flankerend ten aanzien van de

nabij gelegen (klein)stedelijke gebieden.

Deze visie vertaalt de provincie in vijf strategische doelstellingen voor de middellange

termijn. Elke doelstelling bevat een korte inleiding met enkele operationele doelstellingen die

tevens een relatie legt met de gebiedsgerichte maatregelen van PDPO III of andere

programma’s.

Hoe deze doelstellingen via subsidieprogramma’s kunnen ingevuld worden wordt toegelicht

in deel 4.

Page 22: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

22

2. Doelstellingen

DS 1: Het bevorderen van de leefbaarheid en de duurzaamheid van dorpen.

Met een dorp kunnen de mensen zich identificeren23. Een dorp combineert drie

componenten: gebouwen, bewoners en voorzieningen. Om de leefbaarheid en de

duurzaamheid te bevorderen is het aangewezen op deze aspecten te werken, zonder de

samenhang te verliezen.

Vlaanderen voorziet een extra behoefte aan 330.000 woningen (waarvan ongeveer 50.000 in

Vlaams-Brabant) binnen tien jaar bovenop de 2,7 miljoen bestaande woningen. Ongeveer 40

% zal op het platteland gerealiseerd worden bij ongewijzigd beleid. In de toekomst zullen

dorpen dus groeien omdat er vraag naar bouwgrond is vanuit de bevolkingsevolutie (zie

hoger) en de welvaart. Helaas tonen berekeningen ook aan dat de bouwgrondreserve nog

voor méér dan 30 % in ‘linten’ ligt. In veel streken hinderen de bebouwde linten nu al de

plattelandsbeleving naast andere economische minwaarden: aanleg nutsvoorzieningen,

onveilige verkeerssituaties, ecologische versnippering,…

Tegen 2021 moeten nieuwbouwwoningen volledig energie neutraal (BEN) zijn. Een hoog

aandeel woningen wordt bewoond door de eigenaar. Die kan natuurlijk op zijn eigen kosten

een vernieuwing doorvoeren voor het verhogen van de energie-efficiëntie, en er bestaan

subsidies om dit aan te moedigen. De kwaliteit van de woning hangt grotendeels samen met

het bouwjaar. Vooral het oosten van het Hageland en het zuiden van het Pajottenland

hebben een verouderd woonpatrimonium. Het Argusrapport (2013) geeft aan dat woningen

van honderd jaar en ouder, of van slechte kwaliteit, moeilijk op een goed energetisch niveau

kunnen worden gebracht.

De toenemende immigratie, en daarmee samenhangend de veranderende samenstelling van

de bevolking, heeft een invloed op het sociaal weefsel. Het klassieke verenigingsleven op

het platteland wordt geconfronteerd met een verminderde betrokkenheid van de

dorpsbewoners en een verminderde voeling met het dorpsleven.

Sommige dorpen in de schaduw van de steden zijn slaapdorpen geworden. Rationalisering

(kostenbeheersing) en schaalvergroting (centralisatie) zorgen ervoor dat de voorzieningen

op het platteland verminderen. Zowel de openbare (scholen, telefoon, post, openbaar

vervoer,...) als private (vakbonden, mutualiteit, dokters,...) en commerciële (buurtwinkels,

horeca, wellness, cultuur,...) verdwijnen ondanks de inspanningen van de lokale besturen

voor hun plaatselijke economie. Vooral voor de minder mobiele en vervoersafhankelijke

bevolkingsgroepen (vrouwen zonder inkomen, jongeren, senioren, personen met een

beperking,...) zijn de afnemende voorzieningen op het platteland een probleem (zie verder

DS 3).

23

Etymologisch betekent ‘dorp’ een hoopje huizen, herkenbaar van ver in het vlakke land. Een stad is

complexer en grootser. Zie Habets et al (2004), Een dorp als daad.

Page 23: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

23

Volgens een onderzoek (2012) kweekt één Belg op vijf groenten en/of fruit, d.i. meer dan een

derde van wie een tuin heeft24. De groeiende interesse voor duurzame consumptie in al zijn

vormen doet dit aantal echter stijgen, zeker bij jonge gezinnen. En de recente financiële

crisis doet de minder begoeden de stap zetten naar zelf gekweekt voedsel. Moestuinen

hebben een ecologisch en economisch belang en gemeenschapstuinen spelen hierbij een

niet te onderschatten rol. In dorpen, eerder in het semi-ruraal gebied, zowel als in steden

komen ze voor. Naast verenigingen, wijkwerking en transitiebewegingen vertonen ook lokale

overheden een grote belangstelling voor het fenomeen.

Volgende subdoelstellingen kunnen via Omgevingskwaliteit of via Leader of via Platteland

Plus (in functie van de gekozen thema’s) gerealiseerd worden.

DS 1.1 Het bewaken van de kwaliteit van dorpsontwikkeling

De stedenbouwkundige component vormt de basis voor een leefbaar en duurzaam dorp.

Naast dorpskernversterking (speelweefsel, waterbeheer cf. klimaatadaptatie, collectief

groen) moeten er ook goede manieren om in te breiden én uit te breiden worden gezocht.

Het verder ‘verlinten’ is op termijn onhoudbaar. De publieke ruimte moet de ruggengraat

vormen voor de leefbaarheid van het dorp. Hier ‘ontmoeten’ mensen elkaar. Kinderen spelen

er en ouderen voelen er zich veilig. Voor de inrichting van de publieke ruimte op het

platteland is o.a. het Team van de Vlaamse Bouwmeester25 en de provinciale

Kwaliteitskamer raadpleegbaar.

DS 1.2 Duurzaam bouwen en verbouwen promoten

Het woonpatrimonium moet een opwaardering krijgen naar de huidige (toekomstige)

energienormen en moet méér levensloopbestendig worden of ‘design for all’26. Hiervoor

bestaan er al verschillende (provinciale) programma’s waar de gebiedsgerichte maatregelen

kunnen bij aansluiten. Collectieve oplossingen hebben (schaal)voordelen en moeten sterker

gepromoot en ondersteund worden. Ook woonvormen als samenhuizen of woningdelen

dragen bij aan deze doelstelling. Ze verminderen immers het ruimteverbruik, versterken het

lokale en sociale weefsel en dragen zo bij tot klimaatneutraliteit.

DS 1.3 Grotere functieloze gebouwen integreren

Waar grotere gebouwen in dorpen voorkomen die hun functie verloren zijn (kerken,

instellingen, industriële panden, monumentale boerderijen,…) moet nagegaan worden of ze

eventueel in aanmerking komen voor ombouw. Zij kunnen dienen als antwoord op de

toenemende vraag naar woningen voor meerdere gezinnen (samenhuizen, woningdelen),

24

Bron: Test Aankoop. 25

Zij bemiddelen onder meer tussen de architect en de opdrachtgever over de kwaliteit van de

publieke ruimte. 26

Designforalleurope.org.

Page 24: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

24

voor de lokalisatie van nieuwe (economische) activiteiten (kinderopvang27, ouderenzorg28,

recreatiebedrijf,…) of voor de jeugdwerking. Vooral variatie in gebruik en dit op een originele

en creatieve manier is een belangrijke hefboom.

DS 1.4 Eigentijdse ontmoetingsinfrastructuur ter beschikking stellen

De aanwezigheid van een goede ontmoetingsruimte is noodzakelijk voor de leefbaarheid van

een dorpsgemeenschap. Vergaderingen, feesten, sociaal-culturele evenementen,

jeugdbijeenkomsten, repetities,… moeten ook buiten het commerciële circuit kunnen

plaatsvinden. De bestaande infrastructuur is, gezien de historiek, langzaam aan vervanging

en opwaardering toe, cfr. het energieverbruik. De huidige verantwoordelijken, voornamelijk

vrijwilligers, deinzen terug voor de investeringen. Veel dorpen dreigen dus hun “zaal” te

verliezen.

Procesmatig kan de provincie de dorpsgemeenschappen helpen om een duurzame

oplossing te zoeken29. Een mogelijk perspectief is de gebouwen multifunctioneel in te richten

waarbij sociale, publieke (bv. een postpunt) en commerciële behoeften worden

gecombineerd. Afhankelijk van de ligging tot bijvoorbeeld de school of een zorginstelling is

een gemeenschappelijk gebruik van lokalen ook aan te bevelen. Dorpshuizen, vooral bekend

in Nederland, vormen een voorbeeld. De jongeren vormen een bijzondere belangengroep:

voor hen is het belangrijk dat ze mekaar kunnen blijven ontmoeten in de lokaliteit van een

kleine gemeenschap, zij vormen immers het toekomstig bindweefsel van een dorp.

DS 1.5 Verschraling van voorzieningen compenseren

Het verschralen van voorzieningen vormt vooral voor kwetsbare groepen een probleem.

Andere bewoners zullen ofwel méér autokilometers rijden ofwel het gebrek compenseren

met eigen middelen. Voor zowel de leefbaarheid als de duurzaamheid lijkt het aangewezen

het dorp te ontwikkelen rekening houdende met die kwetsbare groepen zodat hun behoeften

meetellen. Voor de financiering kan een samenwerking tussen privaat en publiek soelaas

bieden, maar andere samenwerkingsvormen zoals coöperatie of VZW kunnen ook.

DS 1.6 Promoten van het gebruik van moestuinen en gemeenschapstuinen

Lokale overheden die de nood voelen om initiatieven i.v.m. lokale voedselstrategieën op te

zetten, kunnen nu nog beroep doen op ondersteuning van Vlaanderen via een jaarlijkse

projectoproep. Op termijn kan die ondersteuning ook met PDPO III-middelen. Naast de

aanleg van volkstuinen voor individuele tuiniers kunnen gemeenten ook denken aan de

27

De organisatie van kinderopvang komt toe aan ‘Kind en Gezin’. Zelfstandige ondernemers moeten

hier rekening mee houden. 28

Het investeringsvolume in de sector van de ouderenzorg neemt sterk toe. Nu 200 miljoen euro of 14

% van het totale volume. Bron: Trends 27 februari 2014. 29

Vijf ruimtelijke modellen zijn bekend: 1) netwerkmodel, 2) openstellen infrastructuur, 3)

gemeenschappelijke accommodatie samen inrichten, 4) campusmodel en 5) samen onder één dak.

Bron: Socius.

Page 25: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

25

aanleg van collectieve moestuinen en CSA30 die naast productie vooral sociale effecten

beogen. Vooral ‘eigen gronden’ (OCMW, gemeentelijk patrimonium) en ruimtes in parken en

plantsoenen komen in aanmerking.

DS 2: Duurzame mobiliteit bevorderen in en buiten de dorpen.

Autogebruik is alomtegenwoordig. De milieudruk en de verkeersdrukte zijn navenant. De

inrichting van plattelandswegen en een betere functietoekenning kunnen natuurlijk weinig

inbrengen tegen het autoverkeer met fileleed, vooral in het semi-ruraal gebied. Er is een

integrale aanpak nodig van ruimtelijke ordening, wegeninfrastructuur en

bewustmaking/actievoering van de voorzieningen (onderwijs, zorginstelling, dagcentrum,…).

Nieuwe woningen kunnen beter geïmplementeerd worden vlakbij een goed openbaar

vervoer aanbod. Waarschijnlijk zal de drukvermindering eerder door toepassing van

technologische middelen - om de invloed van de elektrische fiets in te schatten is het nog

wat vroeg - en fiscale maatregelen komen dan van spontane gedragswijzigingen31. Indirect

kan het creëren van werkgelegenheid in het plattelandsgebied of combinaties van thuiswerk

& verplaatsing naar gedecentraliseerde werkhubs wel iets betekenen. De voordelen zijn

groot: minder milieudruk (fijn stof, CO2,…), dalende energievraag32, meer beweging voor de

inwoners.

Volgende subdoelstellingen, voor zover ze betrekking hebben op de uitbouw van een

functioneel trage wegennet op het platteland, kunnen via Omgevingskwaliteit of via Leader of

via Platteland Plus (in functie van de gekozen thema’s) gerealiseerd worden.

DS 2.1 Dorpsontwikkeling met respect voor voetgangers en fietsers

Voetgangers en fietsers bepalen de norm voor de verkeersafwikkeling in het dorp.

Hierdoor verhoogt de kans dat korte verplaatsingen (< 2 - 4 km) zonder verbruik van

fossiele energie worden uitgevoerd. In het kader van het STOP principe (eerst

stappen, dan trappen, gevolgd door openbaar vervoer en de auto (als het moet)) van

Vlot Vlaanderen is het dan ook aangewezen om voldoende rekening te houden met

de trage weggebruiker.’

DS 2.2 Een lokaal netwerk van trage wegen verbindt het dorp en het ommeland

Voor kleine recreatieve ‘ommetjes’ en functionele verplaatsingen (winkel, school, sport,…) is

een netwerk van trage wegen nodig dat in verbinding staat met de omliggende open ruimte.

Eventuele ‘missing links’ of betere routeaanduidingen kunnen ontwikkeld worden. PDPO III

kan hier zeker aanvullend werken op het reeds in voege zijnde programma ‘trage wegen’ van

de provincie Vlaams-Brabant.

30

Community Supported Agriculture: de klanten zijn tegelijkertijd de aandeelhouders. 31

In concreto bekijkt een burger die werk zoekt of een woning een regionale markt. Daarbinnen is het

hem op het eerste zicht gelijk waar hij zich vestigt. 32

Nu 20 % van het energetisch eindverbruik. Bron: Argus.

Page 26: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

26

DS 3: Bestrijden van plattelandsarmoede

Armoede is een structureel onrecht. Onderzoek heeft uitgewezen dat armoede en sociale

uitsluiting op het platteland niet verschillend zijn van die binnen de stedelijke context33. De

specifieke plattelandscontext onderscheidt zich wel en zorgt ervoor dat plattelandsgebieden

méér of in een andere vorm met problemen worden geconfronteerd.

Armoede en sociale uitsluiting op het platteland hebben vaak een verborgen karakter. De

armoedeproblemen zijn vaak moeilijker op te sporen omwille van diverse redenen zoals de

ruimtelijke kleinschaligheid en het versnipperd karakter van de armoede alsook het groter

schaamtegevoel rond financiële problemen.

Indicatoren zoals inkomen, inkomensongelijkheid, woningprijs, bouwgrondprijs, aandeel

bevolking niet-Belg en werkloosheid laten duidelijk het verschil zien tussen de

woongemeenten in het semi-ruraal gebied en de gemeenten van het plattelandsgebied. In de

eerste staat de indicator altijd hoger behalve bij de werkloosheid waar het landelijk gebied

lager scoort.

Bepaalde categorieën bewoners lopen een hoger risico op armoede:

Alleenstaande en allochtone ouderen, vooral vervoersafhankelijke;

Jongeren en kinderen met een bepaald scholingsprofiel of instellingverleden;

Alleenstaande ouders en hun kinderen;

Eenpersoonshuishoudens en één-wagengezinnen;

Multiprobleemgezinnen;

Landbouwers en zelfstandigen in moeilijkheden en hun kinderen (UNIZO stelt

dat 1 op 6 van de zelfstandigen met armoede wordt geconfronteerd);

Huurders in sociale huisvesting en ‘noodkopers’;

Permanente campingbewoners (bekend in Vlaams-Brabant).

Omdat het platteland zich kenmerkt door een grotere afstand t.o.v. voorzieningen of een

totaal gebrek eraan, zijn mobiliteitsproblemen dikwijls het belangrijkste struikelblok om de

sociale rechten zoals werk en onderwijs toegankelijk te maken. Permanent verhuizen naar

de stad is vaak niet mogelijk, in realiteit doet zich eerder het omgekeerde voor.

Volgende subdoelstellingen kunnen, voor zover ze betrekking hebben op landbouw

gerelateerde sociaaleconomieprojecten, groene zorg en armoede in de landbouw- en

plattelandsgemeenschap, via Omgevingskwaliteit of via Leader of via Platteland Plus (in

33

Jan Vranken (2004) in het Jaarboek Armoede en Uitsluiting: “In België leeft ongeveer 12% van de

bevolking onder de armoedegrens. Een kwart van de Belgen is al eens tijdelijk in de armoede beland.

De generatiearmen vormen zo’n 1,5% van de bevolking. Ze komen gedurende hun hele leven vrijwel

nooit boven de armoedegrens.” Generatiearmoede is de meest hardnekkige vorm van armoede om te

bestrijden omdat er een culturele component aan verbonden is.

Page 27: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

27

functie van de gekozen thema’s) gerealiseerd worden. De overige kunnen worden

opgenomen door andere programma’s en provinciale acties.

DS 3.1 Van armoedebestrijding een prioriteit maken

Dit is de letterlijke overname van een Europese prioriteit binnen het PDPO III: “de

bevordering van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling in

plattelandsgebieden”.

DS 3.2 Armoedebestrijding geïntegreerd aanpakken

Om armoede te bestrijden moet met verschillende beleidsdomeinen worden samengewerkt

bv. wonen, werk, ouder- en kinderzorg,….

In de landelijke gebieden is het moeilijker om beroep te doen op bv. arbeidsactivatie

omdat er te weinig vacante jobs ter plaatse zijn of omdat de persoon in kwestie

weinig mobiel is. Kunnen sociale economie projecten, vooral in de landbouw, daar

gedeeltelijk een antwoord op bieden?

Land- en tuinbouwers met financiële problemen vragen een heel aparte benadering.

In dit PDPO is meer aandacht voor risicobeheer, maar het zal het aantal landbouwers

in nood niet onmiddellijk doen dalen. Begeleiding van deze problematiek vraagt een

gedegen kennis van de sector en van het sociaalrechtelijk stelsel (familiale bedrijven,

faillissementswetgeving, overnames).

Projecten voor lokale voedselvoorziening (moestuincomplexen, gemeenschaps-

tuinen, CSA etc.) blijken ook voor minder begoeden aantrekkelijk (zie DS 1).

De inbreng van vrijwilligers is eveneens cruciaal. Het sociaal-cultureel werk dat op

het platteland nog sterk aanwezig is, kan een bijdrage leveren aan de oprichting van

dorpsnetwerken, dorpsrestaurants, alternatieven voor individueel en collectief

vervoer…

Oplossingen gaan meestal in de richting van het verhogen van het aanbod aan de

(kwetsbare) dorpsbewoners: outreachend werken34, proactief handelen in OCMW’s

bv. tegen financiële onderbescherming, multifunctionele dorpshuizen, woning-

delen,…Maar veel heeft ook te maken met de cultuur en psychologie van armoede:

louter materiële tegemoetkomingen zijn ontoereikend als ze niet gepaard gaan met

een goede begeleiding om de doelgroep in kwestie ‘mee te krijgen’.

34

Het hanteren van een werkmethode waarbij actief ingezet wordt op het leggen van contact met de

doelgroep, het onderzoeken van de vragen en het motiveren en verwijzen van de doelgroep naar

vormen van hulpverlening en/of maatschappelijke opvang.

Page 28: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

28

DS 3.3 Groene zorg en sociale economie inzetten voor kwetsbare groepen

De opvang van mensen met een grote zorg nood op zorgboerderijen of sociale economie-

projecten35 kan in het plattelandsgebied binnen het lokaal sociaal beleid een welgekomen

aanvulling zijn op het welzijnsaanbod.

DS 4: Beleving op het platteland valoriseren met respect voor de

streekidentiteit

De belevingseconomie maakt furore, ook op het platteland. Een ondernemer die aan de slag

wil gaan om bepaalde inkomsten te verwerven door het aanbieden van producten en

diensten, merkt dat de markt van de ‘belevenissen’ sturend is. Een ‘beleving’ is iets wat een

klant zich blijft herinneren omdat het een mix is tussen ‘amusement’, ‘leren’, ‘esthetiek’ en

‘ontsnapping’36. De meest volledige belevenis heeft ze alle vier. Ondernemers op het

platteland zien hierin kansen om een meerwaarde te creëren op basis van hun traditionele

activiteiten bijvoorbeeld hun landbouwbedrijf. Naast produceren voor de ‘anonieme’ markt

beginnen ze te produceren voor klanten die aan huis komen (korte keten). Er wordt uitleg

verstrekt, bezoekdagen geregeld, arrangementen gemaakt met scholen en groepen.

Sommigen ontwikkelen een volledig nieuw aanbod en zoeken een nichemarkt.

Plattelandsbeleving zit in de lift.

Imago-onderzoeken betitelen het platteland overwegend als een arcadisch beeld. “Platteland

betekent rust, ruimte en groen, met relatief kleine agrarische bedrijven, losjes verspreid in

open landschap”37. Dit heeft een sterk visueel en zintuiglijk karakter, maar ook een

verschuiving van de (vroegere) waarden van nut, modernisering en kwantiteit, naar beleving,

authenticiteit en kwaliteit. Deze specifieke waarden moeten leiden tot (nieuwe) functies die

de plattelandseconomie kunnen versterken. Het is de vraag of dit overal kan worden

gecombineerd met de leefbaarheid van agrarische ondernemers in een concurrerende

markt38.

Het (cultuurhistorisch) erfgoed vormt een belangrijk tegengewicht tegen vervlakking en

standaardisering van het platteland. Erfgoed bepaalt mee het beeld, het karakter en de

eigenheid van een streek of dorp. Denk aan het historisch en cultureel patrimonium 39 of

materieel erfgoed (kunst, streekproducten,...) maar vooral aan het minder tastbare

immaterieel erfgoed (volksverhalen, muziek, dialecten, bereidingswijzen van

streekproducten,...). Door hun positief effect op de beleving, vormt erfgoed een belangrijke

hefboom voor vrijetijdsbesteding en toerisme.

35

De provincie heeft reeds een subsidiereglement voor sociale economie organisaties en

arbeidszorginitiatieven. 36

Bron: Pine & Gilmore (1999). 37

Bron: Van der Ziel (2006) 38

Zo botst bijvoorbeeld de vraag naar streekbeplanting voor de landschapsbezoeker met de vraag

van de fruitkweker naar een kiemvrije omgeving voor de perenteelt. Voor de export van peren staat

België op de derde plaats. 39

In de Groene Gordel ligt het merendeel van dit erfgoed bv. 23 abdijen (Leuven: 5, Hageland: 2),

historische gebouwen: 70 (Leuven: 64, Hageland:65) of kerken en kapellen: 78 (Leuven: 59,

Hageland: 13). Bron: Strategisch plan Groene Gordel (2013).

Page 29: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

29

Het landschap kleurt in sterke mate het karakter en de eigenheid van een gebied. Op het

platteland vormen de landbouw, de natuur- en bosgebieden, het culturele erfgoed en de

dorpen belangrijke dragers van dit landschap. Ze bepalen in grote mate in hun onderlinge

verhouding en door hun intrinsieke kenmerken de belevingswaarde voor bewoner en

bezoeker. Uit onderzoek blijkt dat Vlaams-Brabant ondanks de verstedelijking

cultuurhistorisch waardevolle ‘traditionele’ landschappen op het platteland bezit (relictzones,

ankerplaatsen).

De vrijetijdssector kan een belangrijke impuls geven aan de plattelandseconomie. Zeker in

de nabijheid van de grote centra en zeker met het vooruitzicht van de vergrijzing. Naast een

verhoogde vraag naar zorg kenmerkt deze leeftijdscategorie zich immers door een verlangen

naar meer outdoor-activiteiten, meestal in groep en cultureel getint.

Wandelnetwerken, fietsknooppunten-netwerken en (digitale) ruiter-menroutes beginnen

standaard te worden. Toeristische diensten melden een toenemend gebruik van deze

toeristische infrastructuur in de provincie. Ze geven ook aan dat er tekorten zijn wat betreft

jeugdlogies (voor groepen), rugzaktoeristen en faciliteiten voor zwerfwagens.

Nauw verbonden met erfgoed en toerisme zijn de streekproducten. De opmars van de

artisanale bereiding of het product met een verhaal is niet te veronachtzamen. Veel van die

producenten zijn rechtstreeks actief in het aan de man brengen van een stukje ‘platteland’.

De meerwaarde bij deze producten ligt in een combinatie van korte keten, nabijheid, terroir,

beleving en een toegevoegde waarde voor de producent. Organisaties ondersteunen de

promotie en zorgen voor logistieke hulp.

Volgende subdoelstellingen kunnen via Omgevingskwaliteit of via Leader of via Platteland

Plus (in functie van de gekozen thema’s) gerealiseerd worden, aangevuld met provinciale

acties.

DS 4.1 Bevorderen van kwaliteitsvolle plattelandsbeleving

De provinciale werking i.v.m. landbouwverbreding, erfgoed, landschap, trage wegen,

toerisme & recreatie en streekproducten genereren een kader waarmee plattelandsbeleving

kan ontwikkelen. Vooral de kwaliteitsbevordering is aan de orde. Plattelandsbeleving is bij

uitstek geïntegreerd en overstijgt de sector-benadering. Initiatieven op lokaal niveau kunnen

aanvullend met PDPO III - middelen plattelandsbeleving ondersteunen. Hier lijkt

samenwerking, zeker binnen de Leadergebieden, aangewezen.

DS 4.2 Coachen en adviseren van rurale ondernemers

Landbouwverbreding vraagt dat de ondernemer van alle markten thuis is: productie,

verwerking, logistiek, verkoop, boekhouding, marketing, communicatie,… Wie zelf begint met

de verkoop van hoeve en streekproducten, stapt in een korte keten-bedrijf (pluktuin,

boerenmarkt…) of een dienst opzet (educatie, groene zorg, logies,…) heeft nood aan steun

en advies. Geldelijke steun is te vinden bij het VLIF. Advies en begeleiding is mogelijk onder

de gebiedsgerichte maatregelen van het PDPO III.

Page 30: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

30

DS 4.3 Plattelandsbeleving baseren op de streekidentiteit

Erfgoed, landschap, gebruiken, verhalen, …maken onderdeel uit van de streekidentiteit.

‘Regional branding’ is het proces om deze identiteit te vermarkten via belevingsprojecten.

Elke streek is verschillend is en vraagt een aparte benadering. Een gebiedsgericht beleid

zoals in de Leadergebieden is daarmee te onderbouwen.

DS 4.4 Ontwikkelen van toeristische infrastructuur op het platteland

Om toeristische activiteiten mogelijk te maken, moet het gebied worden ontsloten, ingericht

en beheerd. Daarnaast is er de vraag naar vernieuwing van het toeristisch aanbod.

Een ondertussen gekende techniek van ontsluiting zijn de routenetwerken (wandelen,

fietsen, paarden) waar nog groei is in voorzien.

Waarschijnlijk kan de belevingscomponent ook nog versterken door bijvoorbeeld

bezoekerscentra in te richten of op het netwerk aangesloten bedrijven informatie en onthaal-

activiteiten te laten uitvoeren.

Meer specifiek dient de toegankelijkheid van de infrastructuur te verhogen voor mensen met

een beperking. Binnen de beleidslijn ‘toerisme voor allen’ valt er nog heel wat vooruitgang te

boeken.

Page 31: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

31

DS 5: Begeleiden van toekomstgerichte land- en tuinbouwbedrijven

Vlaams-Brabant beschikt over een goed landbouwareaal met zandbodems in het noorden tot

vruchtbare leembodems in het zuiden. De grondprijs ligt hoog. Omwille van de

duurzaamheid is het aangeraden om zorgzaam met de bodem om te springen. Hieraan

verbonden is de strijd tegen de bodemerosie die vooral op hellende percelen met een fijne

bodemstructuur voorkomt, dikwijls bij intense regenval40.

Méér dan de helft van de amper 3.000 land- en tuinbouwbedrijven41 in de provincie heeft een

bedrijfsleider ouder dan 55 jaar. Per jaar stoppen er ongeveer 220 bedrijven42.

Procentueel neemt het hobbyboeren, het tuinieren, de schapenliefhebberij en de

paardenhouderij toe. In veel van deze verkoopsegmenten stijgt de omzet. Vooral de actieve

landbouwer ervaart dit als verstedelijkingsdruk omdat de prijs van de landbouwgrond stijgt

aangezien er nieuwe vragers zijn die per ha meer kunnen bieden. Een goede ruimtelijke

ordening kan gedeeltelijk soelaas bieden maar de instroom van nieuwe ‘kleine’ boeren is niet

te stoppen. Het productieareaal zal hierdoor verder versnipperen en de uitwisselbaarheid

neemt af. De kans dat de grond terug naar de beroepslandbouw gaat is klein. Positief is

evenwel dat in deze tussenruimtes de biodiversiteit meestal hoger is. Hier liggen kansen

voor niet-beroepsboeren (of natuurverenigingen) om een aantrekkelijk landschap te creëren.

De toekomst van de landbouw zal in dit sterk verstedelijkt platteland heel erg beïnvloed

worden door de veranderingsbereidheid van de landbouwsector zelf. Vorming,

adviesverlening, coaching kunnen deze veranderingen mee faciliteren op voorwaarde

natuurlijk dat er voldoende ‘human potential’ aanwezig is. Land- en tuinbouwers zijn

plattelandsondernemers bij uitstek, hoewel de veranderingen op het vlak van economie en

samenleving zich zeer sterk laten voelen. Naast hun primaire productie begint het gangbaar

te worden een productietak ‘diensten’ uit te bouwen. Er kan ingezet worden op het verlenen

van diensten bij het beheer van collectieve goederen (water, natuur, landschap) en het

verlenen van diensten van algemeen nut (sneeuw ruimen, waterlopenbeheer…). De

behoeften zullen in de toekomst alleen maar groeien. Zo is in landelijke gebieden de nazorg

of het structureel onderhoud van landschapselementen een zware dobber.

Volgende subdoelstellingen kunnen, voor zover ze betrekking hebben op duurzame energie-

en klimaatadaptatie en -mitigatie, landbouwverbreding, via Omgevingskwaliteit of via Leader

of via Platteland Plus (in functie van de gekozen thema’s) gerealiseerd worden. De overige

kunnen worden opgenomen door andere programma’s en provinciale acties.

40

De Vlaamse overheid heeft erosiebestrijding als prioriteit geformuleerd. Alle bewerkte percelen

hebben een risico-inschatting gekregen, zie de kaart op https://www.dov.vlaanderen.be/portaal,

waardoor er een bepaald beheer wordt aangegeven. 41

2010: 3.402 bedrijven. 2012: 2.961 bedrijven. Bron:ADSEI gemeentelijke telling. 42

Als dit zo doorgaat, zijn er in het jaar 2025 nog 100 land- en tuinbouwbedrijven. Bron: ADSEI en

eigen berekening.

Page 32: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

32

DS 5.1 De strijd tegen bodemerosie coördineren

Tijdens het vorige programma participeerde de provincie in het project ‘Bodembreed’

waarvan de resultaten te gebruiken zijn voor deze doelstelling. Bijkomend beschikt de

provincie over een subsidiereglement voor gemeenten en stelt ze erosiecoördinatoren ter

beschikking. Het PDPO III heeft aandacht voor het behoud van de bodem via individuele

beheersovereenkomsten. De Leadergebieden kunnen kiezen voor de strategische thema’s

‘Erosiebestrijding’ en ‘Bodem- en waterbeheer’.

DS 5.2 De instroom van nieuwe (jonge) landbouwers bevorderen

Het belang van verjonging en vernieuwing in deze provincie is zéér groot. Het ruimtelijk

aandeel van de sector is immers zo aanzienlijk dat zowel de omgevingskwaliteit als de

leefbaarheid onder druk komen als er niet genoeg ‘handen’ meer zijn. Het aantal bedrijven

zal de volgende jaren zeker nog dalen en het aantal leegkomende boerderijen43 zal navenant

zijn.

Evenwel beloftevol is de opgang van wat gemakshalve ‘stadslandbouw’ heet. Het zijn

bedrijven met meestal een eigen verkoopapparaat, die zich richten op de (nabije) stedelijke

markt of een nichemarkt. Stadsnabije boeren kunnen toeristische, recreatieve, educatieve,

zorgende of landschap beherende functies opnemen waaruit een arbeidsinkomen kan

gehaald worden. Ondersteuning door afzetorganisaties of logistieke partners is aangewezen.

Het toenemend aantal gecertificeerd-biologisch werkende bedrijven en het aantal CSA –

bedrijven is betekenisvol (zie ook DS 1).

Gezamenlijke acties en projecten met stakeholders waarbij de provinciale dienst landbouw

kan coördineren, zijn wenselijk.

DS 5.3 Landbouwverbreding maximaal kansen geven

Teeltdiversificatie bestaat (in de grote teelten minder) en is markt-gestuurd. Zo kunnen de

klimatologische veranderingen in de toekomst andere teelten en teelttechnieken vereisen44.

Ondernemers dienen te streven naar een hogere toegevoegde waarde om te blijven

overleven. Een mogelijkheid is verbreden en/of diversifiëren van de activiteiten. Deze

activiteiten kunnen binnen de agro-sector zelf blijven of zich richten naar andere sectoren, de

agro-industrie of dienstverlening. De invulling van deze verbredings- en

diversificatieactiviteiten kan lokaal zeer verschillend zijn. In de nabijheid van

43

Vlaams-Brabant telt 2.686 hoevegebouwen, wat 11,4 % is van het Vlaamse totaal. Bron: ADSEI. 44

Het recente VN-Klimaatrapport stelt dat de stijgende temperatuur zal leiden tot een

voedselproductieverlies van 2 % over de komende 10 jaar. Voor de landbouwproductie op gematigde

breedte geven de voorspellingen meer droge zomers en nattere winters. Inzaaidata kunnen

verschuiven, eventueel andere teelten. Tegelijkertijd schuiven ook in het zuiden voorkomende

parasieten en ziekteverwekkers op naar het noorden waardoor dierziektebestrijding en zorg voor de

menselijke gezondheid in het vizier komt. Bron: Vanuytrecht (2013).

Page 33: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

33

consumentenconcentraties is het opnemen van toeristische, recreatieve, educatieve en

groene zorgfuncties belangrijk, alsook de productie en verwerking van hoeveproducten45

(korte keten) en bv. wijnbouw. In bepaalde kwetsbare gebieden gaat er dan weer meer

aandacht naar maatregelen om het landbouwgebruik beter af te stemmen op het fysisch

systeem: erosiebestrijding, natuurlijke waterberging en behoud en herstel van

landschappelijk en ecologisch waardevolle structuren en biodiversiteit (bijvoorbeeld het

bijenplan).

Verbreding gebeurt, maar is in verhouding ondermaats. Het huidige PDPO III heeft méér

impact op de landbouw dan het vorige omwille van de verplichte ‘agrarische focus’.

Landbouwers, hun organisaties en de dienst landbouw zullen dus nauwer betrokken kunnen

worden bij het opstellen en uitvoeren van projecten.

DS 6: Oprichten van minstens twee Plaatselijke Groepen (LEADER) in het

plattelandsgebied.

Een Plaatselijke Groep (PG) is een Publiek-Private samenwerking. Hierin zitten de actieve

plattelandsactoren samen met de lokale overheden van een plattelandsgebied. Zij stellen

samen een gebiedsgerichte lokale ontwikkelingsstrategie (LOS) op en voeren die uit met de

middelen van de PDPO III- gebiedsgerichte maatregel LEADER. In Leadergebieden zullen

zelfs profit-organisaties en feitelijke verenigingen projecten kunnen uitvoeren.

Deze doelstelling wordt via Leader gerealiseerd.

Zie verder deel 4.

45

Zie het strategisch plan korte keten.

Page 34: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

34

Deel 4 Het platteland geprogrammeerd: kansen

binnen het Europees Programma voor

Plattelandsontwikkeling

(2014 – 2020)

1. Inleiding

Europese fondsen zijn belangrijke hefbomen voor de uitvoering van het lokaal beleid, maar

ze worden niet zomaar toegekend. Lokale projecten en acties dienen immers aan te sluiten

bij de programma’s die elke lidstaat op aanwijzen van Europa opmaakt. De maatregelen

binnen deze programma’s vormen de kapstokken waaraan deze projecten en acties kunnen

opgehangen worden.

Het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) is het financieel

instrument voor het 2e pijlerbeleid van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU

waaronder het plattelandsbeleid valt. Samen met de Europese Basisverordening voor

Plattelandsontwikkeling en het Gemeenschappelijk Strategisch Kader ligt het aan de basis

voor plattelandsontwikkeling in Vlaanderen.

De basisverordening bevat 6 prioriteiten voor plattelandsontwikkeling die elk bijdragen aan

de doelstellingen van de Europa 2020 Strategie voor een slimme, duurzame en inclusieve

groei. Deze prioriteiten worden onderverdeeld in sub-prioriteiten of ‘focusgebieden’. M.b.t. de

inhoudelijke actieradius van voorliggend plattelandsbeleidsplan focussen we in het bijzonder

op:

Prioriteit 6: de bevordering van sociale inclusie, armoedebestrijding en

economische ontwikkeling in plattelandsgebieden.

De versnippering van het Vlaams platteland vraagt om een specifiek gebiedsgericht

beleidskader en een vlotte samenwerking tussen Vlaamse, provinciale, gemeentelijke

overheden en lokale actoren om nauwgezet te kunnen inspelen op specifieke lokale kansen

en noden. Voor deze gebiedsgerichte werking binnen PDPO III wordt in het bijzonder ingezet

op 3 sporen:

Projectoproepen voor de versterking van de omgevingskwaliteit en de vitaliteit op

het platteland

De Leaderwerking (incl. samenwerkingsprojecten met rurale en niet-rurale

gebieden)

Plattelandsontwikkeling door samenwerking met de stedelijke omgeving

De geografische scheiding binnen PDPO II tussen ‘As 3’ en Leader wordt in de nieuwe

programmaperiode opgeheven. Projecten binnen de maatregel ‘Omgevingskwaliteit’ en

Leader kunnen namelijk door het nieuwe programma in één en hetzelfde

uitvoeringsgebied.

Page 35: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

35

2. De PDPO III sporen onder de loep

De maatregel ‘Versterken van omgevingskwaliteit en vitaliteit op het platteland’ werd

opgesplitst naar 2 maatregelen, de ene maatregel legt de nadruk op acties door

investeringen en de andere maatregel legt nadruk op acties door samenwerking.

Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit op het platteland door investeringen

Deze actie kent 5 deelthema’s met voorbeelden:

Beleving op het platteland kansen geven met respect voor de streekidentiteit:

o Bevorderen toeristische activiteiten (oa fiets/wandel/ruiterroutes, bezoekers-

centra/landbouwthematiek, interactieve tools);

o Instandhouding/opwaardering landelijk erfgoed (oa cultuurhistorisch,

immaterieel, natuurlijk, streekidentiteit, landschapsherstel);

o Duurzame energie en klimaatadaptatie (oa waterretentie, creatie van

overstromingsgebieden, vergisters);

o …

De open ruimte vrijwaren en ontwikkelen:

o Gebiedsgerichte oefening mbt economische activiteiten in leegstaande

gebouwen op het platteland, uitmondend in:

Herbestemming van boerderijen;

Landschapsinpassing van een site na sloop;

Aandacht voor kwetsbare groepen op het platteland:

o Investeringen rond armoede in de landbouw- en plattelandsgemeenschap;

o Armoede in de landbouw- en plattelandsgemeenschap;

o …

Leefbare dorpen:

o Lokale voedselstrategieën (oa volkstuinen, pluktuinen, CSA, ecologische

moestuincomplexen, food hubs);

o Herbestemming oude agrarische infrastructuur, bv. naar zorgfunctie;

o Herbestemming semi-publiek dorpspatrimonium naar nieuwe

gebruiksfuncties;

o Bouwen/renoveren multifunctionele gebouwen rekening houdend met het

multfunctioneel gebruik;

o Dorpskernvernieuwing onder voorwaarde van participatief traject;

o In/herinrichten ontmoetingsplaatsen lokale bevolking onder voorwaarde van

participatief traject;

o …

Naar een functioneel wegennet op het platteland:

o Inrichting van plattelandswegen rekening houdende met de functietoekenning

o Opmaak functietoekenningsplan landelijke wegen;

o Visieontwikkeling/heropwaardering trage wegen gekoppeld aan een realisatie;

o …

Page 36: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

36

Voorwaarden:

Vnl. investeringen (behalve gebiedsgerichte oefening/opmaak functietoekennings-

plannen/ visieontwikkeling rond trage wegen);

Bij goedkeuring max. 65 % overheidssteun en niet combineerbaar met andere

Europese of Vlaamse steun uitgezonderd de middelen van het Plattelandsfonds;

Het project kan pas worden goedgekeurd als bij goedkeuring de reeds gekende

vergunningen aangevraagd zijn. De toegekende subsidie wordt pas uitbetaald nadat

alle vergunningen rond zijn (en bewijs daartoe wordt voorgelegd)

Uitvoering: enkel binnen donkergroene gemeenten (tenzij locatie uitvoering over

verschillende aangrenzende gemeenten loopt) (cf. kaart)

Geen financiering van zuivere studies (tenzij gebiedsgerichte oefening/opmaak

functietoekenningsplannen en visieontwikkeling rond trage wegen )

Minimum continuïteit van de investering: 5 jaar na laatste uitbetaling

Opstart binnen 3 maanden na goedkeuring

Communicatieverplichting

Wet op de overheidsopdrachten

Volgende begunstigden kunnen indienen onder deze actie:

Gemeenten, gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen, intergemeentelijke

samenwerkingsverbanden, OCMW’s en verzelfstandigde agentschappen van het

OCMW;

Provincies46 en provinciale verzelfstandigde agentschappen;

Verenigingen zonder winstoogmerk (vzw’s);

Stichtingen;

Publiekrechtelijke rechtspersonen (met uitzondering van de Vlaamse Gemeenschap,

het Vlaamse Gewest en de verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse

Gemeenschap en het Vlaamse Gewest)

Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit op het platteland door samenwerking

8 soorten van samenwerkingsverbanden vallen hieronder:

Proefprojecten47:

o Milieu/biodiversiteit;

o Klimaat (duurzame energie en klimaatadaptatie);

o Armoede in de landbouw- en plattelandsgemeenschap;

o Landbouw gerelateerde sociaal economieprojecten;

o Toeristische proefprojecten met landbouwlink;

46

Max. 5% van de middelen die gedurende de volledige periode voorzien zijn, kunnen toegewezen

worden aan de provincie. 47

Proefprojecten moeten experimenteel zijn en de resultaten ervan moeten worden verspreid. Voor

proefprojecten m.b.t. de korte toeleveringsketen: max. één intermediair tussen landbouwer en

consument. Voor proefprojecten over lokale markten: productie en afzet binnen een straal van 50 km.

Page 37: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

37

Samenwerking tussen kleinschalige marktdeelnemers rond voorzieningen,

hulpbronnen en plattelands-toerisme:

o Kwalitatief onthaal, communicatie en samenwerking in een streek met

aandacht voor het educatieve (miv landbouw-thematiek) rond het verhaal van

de streek;

o Ondersteunen van kleinschalige toeristisch recreatieve structuren in

plattelandsgebieden door promotie, begeleiding en kwaliteitsbewaking;

o Ondersteuning activiteiten zorgtoerisme;

o Begeleiding van landbouwers die bedrijfsbezoeken organiseren;

o …

Bovenstaande projecten worden enkel uitgevoerd door kleine micro-

ondernemingen.

Samenwerking ikv toeleveringsketen, afzet, markten48:

o Hoeve- en streekproducten, landbouwverbreding;

o Upgrade van boerenmarkten;

o Opzetten ondernemersnetwerken ikv gezamenlijke distributie;

o Kloof maatschappij landbouwer verkleinen;

o Opstart digitaal platform;

o Stimuleren en versterken van de verwerking van hoeve- en streekproducten;

o Afzet bevorderende acties (promotie en publiciteit);

o Projecten rond voedseloverschotten van lokaal en op het platteland

geproduceerd voedsel;

o …

Gezamenlijke acties mbt klimaatmitigatie, adaptatie, milieuprojecten (efficiënt

waterbeheer, hernieuwbare energiebronnen, instandhouding landbouwlandschap):

o Milieuprojecten rond agrobiodiversiteit;

o Landschapsherstel uitvoeren door landbouwers;

o Landschapsintegratie van land- en tuinbouwinfrastructuur en

paardenhouderijen (evt erfbeplantingsacties);

o Projecten rond lokale energiecoöperaties, biomassastromen uit

landschapsbeheer, sensibilisatie rond energieverbruik en isolatie,

energiescans/snoeiers, energielandschappen;

o Begeleiding van energieproducenten op het platteland;

o Draagvlak/betrokkenheid en participatie vergroten rond klimaat gerelateerde

problemen via communicatiecampagnes, groepsaankopen;

o Adaptief faunabeheer/exotenbestrijding;

o Loket onderhoud buitengebied;

o …

48

Volgende voorwaarden moeten vervuld zijn: voor korte toeleveringsketen: max. één intermediair

tussen landbouwer en consument. Voor lokale markten: productie en afzet binnen een straal van 50

km.

Page 38: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

38

Samenwerking toeleveringsketen biomassa (mbt voeding, energieproductie,

industriële processen):

o Opmaak beheerplan kleine landschapselementen voor een gemeente ism

lokale landbouwers, drogen/vergisten van houtsnippers KLE voor verwarming

overheidsgebouwen, verkoop van pellets;

o Projecten om lokaal en regionaal biomassastromen uit landschapsbeheer te

valoriseren (evt gekoppeld aan energieproducten);

o …

Diversificatie landbouwactiviteiten (oa naar gezondheidszorg, sociale integratie,

gemeenschapslandbouw, onderricht milieu/voedsel):

o Ondersteuning landbouw gerelateerde sociaal economie projecten;

o Groene zorg;

o CSA (Community Supported Agriculture) of landbouw gedragen door de

gemeenschap;

o Diversificatie landbouwactiviteiten naar welzijnszorg, sociale integratie,

voorlichting/informatie over milieu en voedsel;

o …

Deze projecten kunnen eventueel ook uitgevoerd worden door micro-

ondernemingen.

Samenwerkingsprojecten rond erfgoed (bv gebiedsgerichte/geïntegreerde aanpak

van landschapsonderhoud en –herstel): de nadruk ligt hier voornamelijk op levend en

immaterieel erfgoed;

Samenwerkingsprojecten rond armoede (oa mbt huisvesting, basisvoorzieningen,

gezonde voeding, tewerkstelling, verenigingsleven);

Voorwaarden:

Samenwerking is verplicht via samenwerkingsovereenkomst, er kunnen 2 vormen van

samenwerking zijn:

o Promotor met minimaal één copromotor

o Promotor met minimaal één partner

Bij goedkeuring 65 % overheidssteun en niet combineerbaar met andere Europese of

Vlaamse steun, uitgezonderd met middelen van het Plattelandsfonds;

Uitvoering: zowel in licht- als in donkergroene gemeenten (cf. kaart)

Geen financiering van zuivere studies;

Voor korte toeleveringsketen: max. één interrmediair tussen landbouwer en consument;

Voor lokale markten: productie en afzet binnen een straal van 50 km;

Samenwerkingsovereenkomst is getekend binnen de 3 maanden na goedkeuring;

Project start op binnen de 3 maanden na goedkeuring;

Communicatieverplichting;

Wet op de overheidsopdrachten;

Page 39: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

39

Volgende begunstigden kunnen indienen onder deze actie (met uitzondering van deelthema

2 ):

Gemeenten, gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen, intergemeentelijke

samenwerkingsverbanden, OCMW’s en verzelfstandigde agentschappen van het

OCMW;

Provincies49 en provinciale verzelfstandigde agentschappen;

Verenigingen zonder winstoogmerk (vzw’s);

Stichtingen;

Publiekrechtelijke rechtspersonen (met uitzondering van de Vlaamse Gemeenschap, het

Vlaamse Gewest en de verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse Gemeenschap

en het Vlaamse Gewest).

Voor het deelthema 2 (samenwerking tussen kleinschalige marktdeelnemers) kunnen

uitsluitend kleine micro-ondernemingen samenwerkingsprojecten indienen. Voor het

deelthema 6 (diversificatie landbouwactiviteiten) kunnen aanvullend ook kleine micro-

ondernemingen50 samenwerkingsprojecten indienen rond bepaalde types van

landbouwactiviteiten.

LEADER

Op Europees niveau ontstond begin jaren ’90 LEADER als een vernieuwende methode om

aan plattelandsbeleid te doen. Het spoor LEADER-werking51 heeft tot doelstelling

plattelandsactoren te verenigen en helpen na te denken over de plattelandsopportuniteiten

van hun gebied en dit via de Leader-methodiek van bottom-up samenwerking. Gebieden

komen in aanmerking als Leader-gebied indien ze voldoen aan volgende criteria:

Ruraal zijn op gebiedsniveau: max. 350 inw./km² of een bebouwde oppervlakte van

minder dan 15%;

Geografisch en bestuurlijk coherent zijn;

Vanuit fysisch, economisch en sociaal oogpunt een geheel vormen;

Beschikken over een adequate kritische massa in termen van menselijke, financiële

en economische hulpbronnen;

Minstens 3 gemeenten, waarvan minstens 1 gemeente behoort tot het

plattelandsgebied in Vlaanderen;

De gebiedsgrenzen vallen samen met de gemeentegrenzen;

Max. 240.000 inwoners omvatten. Per provincie ligt de bovengrens op 540.000

inwoners voor de som van de respectievelijke Leader-gebieden.

49

max. 5% van de middelen die gedurende de volledige periode voorzien zijn, kunnen toegewezen

worden aan de provincie. 50

Een micro-onderneming is een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en

waarvan de jaaromzet of het jaarlijks balanstotaal 2 miljoen euro niet overschrijdt. Een onderneming

wordt beschouwd als iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit

uitvoert. Natuurlijke personen zonder rechtsvorm komen niet in aanmerking als micro-onderneming. 51

Leader bestaat de facto uit 4 maatregelen: opmaak lokale ontwikkelingsstrategie, uitvoering lokale

ontwikkelingsstrategie, samenwerkingsprojecten, werking plaatselijke groepen.

Page 40: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

40

De afgebakende Leadergebieden kunnen rond 3 thema’s52 werken, te kiezen uit

onderstaande lijst:

Erosiebestrijding;

Bodem- en waterbeheer;

Duurzame energie en klimaatadaptatie;

Werken aan biodiversiteit op het Vlaamse platteland;

Duurzaam bosbeheer;

Lokale voedselstrategieën en streekproducten;

Landbouw- en natuureducatie;

Kennisoverdracht en innovatie in de reguliere en/of biologische land-, tuin- en

bosbouwsector;

Stimuleren van startende en jonge rurale ondernemers;

Armoede en kwetsbaarheid in de landbouw- en plattelandsgemeenschap;

Leefbare dorpen;

Opwaardering en/of herbestemming van agrarisch ruraal erfgoed;

De open ruimte vrijwaren en ontwikkelen;

Profilering en promotie van de streekidentiteit (met inbegrip van toerisme en

recreatie);

Uitbouw van een functioneel wegennet op het platteland.

Bij de uitwerking van deze thema’s mag de agrarische focus niet uit het oog verloren worden.

Een Leadergebied kan niet inzetten op dorpskernvernieuwing en investeringen in erfgoed

binnen de dorpskern. Alle acties moeten ook passen binnen het provinciaal

plattelandsbeleidsplan.

Naast de klassieke Leaderprojecten voorziet het PDPO III programma eveneens de

mogelijkheid om samen te werken tussen Leadergebieden onderling.

Inmiddels heeft Vlaams-Brabant twee goedgekeurde leadergebieden: Leader Pajottenland

en Leader Hageland.

Leader Pajottenland werkt rond volgende thema’s:

Duurzame energie en klimaatadaptatie;

Leefbare dorpen;

Profilering en promotie van de streekidentiteit (met inbegrip van toerisme en

recreatie);

52

Deze thema’s kunnen nog herzien worden tijdens de programmaperiode onder voorbehoud van

goedkeuring door het Provinciaal Managementcomité en enkel in volgende gevallen: gebrek aan te

weinig kwaliteitsvolle projectvoorstellen bij één of meerdere geselecteerde thema’s of ontstaan van

alternatieve financieringsbronnen bij één of meerdere gekozen thema’s.

Page 41: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

41

Leader Hageland werkt rond volgende thema’s:

Armoede en kwetsbaarheid in de landbouw- en plattelandsgemeenschap;

Leefbare dorpen;

Profilering en promotie van de streekidentiteit (met inbegrip van toerisme en

recreatie);

Het derde spoor ‘Plattelandsontwikkeling door samenwerking met de stedelijke

omgeving’ creëert de mogelijkheid tot samenwerking voor de thema’s: lokale

voedselvoorzieningen en hernieuwbare energie. De provincie Vlaams-Brabant zal hier echter

niet apart op inzetten, maar het werkingsbudget toevoegen aan het spoor

Omgevingskwaliteit.

3. Het Vlaams platteland in kaart gebracht

In het kader van PDPO III wordt het plattelandsgebied in Vlaanderen afgebakend als de

groep van Vlaamse rurale gemeenten (cf. donkergroen op de kaart). Een rurale gemeente

heeft een bevolkingsdichtheid lager dan 350 inw./km² of een bebouwde oppervlakte van

lager dan 15%53. Gezien de sterke verweving van stad en platteland in Vlaanderen en de

problematiek van de verstedelijking van minder rurale gemeenten is het opportuun dat PDPO

III in Vlaanderen voorwaarden biedt voor acties buiten het afgebakende plattelandsgebied

die de stad-platteland-relaties ten goede komen en de integratie van het plattelandsthema in

andere EU-fondsen stimuleert.

Donkergroene gemeenten komen in aanmerking voor de projecten die worden ingediend

onder de maatregel omgevingskwaliteit door investeringen, tenzij de locatie van uitvoering

over verschillende aangrenzende gemeenten loopt, dan moet min. één aangrenzende

gemeente in het plattelandsgebied liggen.

De maatregel “Omgevingskwalteit door samenwerking” kan uitgevoerd worden in de

donkergroene en lichtgroene gemeenten.

53

Bron: ADSEI-gegevens 2011/2012.

Page 42: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

42

Page 43: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

43

4. Programmawerking

Bij de uitvoering van het PDPO III programma speelt de provincie een belangrijke rol. Als

regisseur van het buitengebied geeft ze, in samenwerking met Vlaanderen en de

beheersdienst (VLM), de lokale actoren en andere besturen concreet gestalte aan een

gebiedsgericht plattelandsbeleid.

Voor projecten die vallen onder het spoor ‘Omgevingskwaliteit’ 54

Per provincie wordt er een Provinciaal Managementcomité (PMC) voorzien dat een

bestuurlijke samenstelling kent, de projectoproepen lanceert en de plattelandsprojecten

goedkeurt. Dit PMC wordt ondersteund door een Technische Werkgroep (TW) dat ambtelijk

advies verleent. De dagelijkse opvolging en coördinatie van de plattelandswerking is de taak

van de provinciale plattelandscoördinator.

De projecten worden uitgevoerd in het plattelandsgebied en het plattelandsgebied met

verstedelijkingsdruk. Projectoproepen dienen te passen binnen het provinciaal

plattelandsbeleidsplan en één van de maatregelen van ‘Omgevingskwaliteit’. Goedgekeurde

projecten ontvangen max. 65% subsidie. Deze subsidie is samengesteld uit Europese,

Vlaamse en provinciale cofinanciering. Enkel project gerelateerde kosten komen in

aanmerking. De selectiecriteria worden uitgebreid gecommuniceerd bij de lancering van een

projectoproep55.

Voor projecten die vallen onder het spoor LEADER-werking56

Elk afgebakend Leadergebied is samengesteld uit een Plaatselijke Groep (PG) die op een

evenwichtige manier is samengesteld uit de gemeentebesturen van het gebied en de socio-

economische partners, middenveld en verenigingen. Op het niveau van de besluitvorming

moet de private sector minstens 50% van het plaatselijke partnerschap uitmaken. Het is

deze Plaatselijke Groep die een Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) voorbereidt57 en

uitvoert, na goedkeuring door het Provinciaal Managementcomité. Deze gebiedsgebonden

ontwikkelingsstrategie dient een stimulans en meerwaarde voor het betrokken gebied aan te

tonen. De strategie moet o.a.:

Gedifferentieerd en gebiedsspecifiek zijn;

Participatief en bottom-up tot stand komen;

Rekening houden met specifieke doelgroepen;

54

Cfr. PDPO III sporen onder de loep. 55

Enkele voorbeelden: conformiteit met het provinciaal plattelandsbeleidsplan en de maatregel

‘Omgevingskwaliteit’, link met landbouw, link met duurzame economische bosbouw, motivering

plattelandsproject, samenwerking, werkgelegenheid, haalbaarheid, continuïteit, innovativiteit,

duurzaamheid, prijs/kwaliteit, participatie inwoners, advies kwaliteitskamer voor infrastructuurwerken,

identiteit versterkend, realistische indicatoren, geïntegreerd karakter etc. 56

Cfr. PDPO III sporen onder de loep. 57

De lokale ontwikkelingsstrategie wordt ingediend bij de provincie 6 tot 7 maanden na het lanceren

van de oproep. Uiterlijk 2 maanden na de uiterste indieningsdatum voor lokale

ontwikkelingsstrategieën wordt de beslissing over al dan niet goedkeuring bekend gemaakt aan de

kandidaat Plaatselijke Groep. De eerste selectieperiode wordt ten laatste op 1 maart 2015 voltooid.

Page 44: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

44

Economisch levensvatbaar zijn en een duurzaam karakter hebben;

Innovatief zijn;

Samenwerking met andere plattelandsgebieden vooropstellen.

De strategie zelf is onlosmakelijk gekoppeld aan de afbakeningscriteria en de samenstelling

van de Plaatselijke Groep.

Samenwerking met andere Leadergebieden kan zowel interterritoriaal58 als transnationaal59.

De oproep hiertoe wordt ten vroegste 1 jaar na de selectie van de Leadergebieden

georganiseerd door de beheersdienst en blijft lopen zolang er samenwerkingsbudget bij de

Leadergroepen aanwezig is60. De ingediende samenwerkingsprojecten worden beoordeeld

door een Vlaamse Technische Werkgroep en het bevoegd Provinciaal Managementcomité.

De uiteindelijke goed/afkeuring ligt bij de Vlaamse Minister voor Plattelandsbeleid61.

Voor projecten die vallen onder het spoor ‘Platteland PLUS’

Platteland PLUS is een extra financieringsspoor van de Vlaamse minister bevoegd voor

plattelandsbeleid en de provincie, aanvullend op PDPO III. De provincie kan kiezen tussen

cofinanciering van gebiedsgerichte projecten waarbij promotoren projecten kunnen indienen

in het kader van door Vlaanderen reeds goedgekeurde gebiedsgerichte projecten zoals de

Merode en de Vlaamse Rand rond Brussel of een open oproep rond een specifiek thema,

aanvullend aan de thema’s van Omgevingskwaliteit/Leader en vnl. m.b.t. de

subdoelstellingen uit het plattelandsbeleidsplan (cf. deel 3) die niet via PDPO-middelen

kunnen gerealiseerd worden. Ook het operationeel programma voor de Demervallei verdient

de nodige aandacht. Goedkeuring van deze Platteland PLUS projecten gebeurt door de

provincie, de beheersdienst (VLM) en de vertegenwoordigers van de Vlaamse Ministers.. De

uitvoering van Platteland PLUS zal administratief beheersbaar blijven, het maximum

cofinancieringspercentage bedraagt 65% (analoog aan PDPO III).

M.b.t. andere fondsen

Voor initiatieven buiten de PDPO III scope, hetzij inhoudelijk, hetzij geografisch kunnen

kansen gezocht worden in andere financieringsbronnen zoals het Plattelandsfonds (50

plattelandsgemeenten), het Stedenfonds (13 centrumsteden), de stadvernieuwingsprojecten

(een ruimere groep steden dan de 13 centrumsteden), het Europees Fonds voor Regionale

Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), landinrichtingsprojecten en

gebiedsgerichte projecten van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) alsook provinciale

initiatieven m.b.t. plattelandsontwikkeling.

58

Tussen Leadergebieden binnen eenzelfde lidstaat. 59

Tussen gebieden van verschillende staten binnen en buiten de Europese Unie. 60

Elke Plaatselijke Groep krijgt een gelijk budget voor samenwerking toegewezen. PG’s zijn niet

verplicht om aan samenwerking te doen. Indien er geen samenwerkingsprojecten worden uitgevoerd

kan het budget aangewend worden voor de uitvoering van de courante Leaderprojecten. 61

De laatste selectie zal gebeuren uiterlijk op 31 december 2020.

Page 45: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

45

Bronnen en referentieteksten

Bronnen

Argusrapport (2013). Samen zorgen voor de energie van morgen, naar een duurzaam

energiesysteem in 2050, Discussiebasis voor het Argusforum op 26/9/13.

Danckaert S., Cazaux G., Bas L. & Van Gijseghem D. (2010) Landbouw in een groen en

dynamisch stedengewest, Departement Landbouw en Visserij, afdeling Monitoring en Studie,

Brussel.

Danckaert Sylvie (2013). Bestemming en gebruik van landbouwgrond, Departement

Landbouw en Visserij, afdeling Monitoring en Studie, Brussel.

De Rynck Filip & Karolien Dezeure (2009). Burgerparticipatie in Vlaamse steden,

Vandenbroele, Brugge.

Devisch Oswald, An Dreesen, An Jamers & Patrick De Groote (2009). Dorpsverschr(aling in

kleine landelijke dorpen in Vlaanderen, In de Sociale Staat van Vlaanderen, Studiedienst van

de Vlaamse Regering.

Dhaene Lieve & Luc Vints (2001). Geuren en kleuren. Een sociale en economische

geschiedenis van Vlaams-Brabant 19de en 20ste eeuw, Peeters, Leuven, 399.

Dienst diversiteit en gelijke kansen (2012). Oog voor een goed beleid. Concrete tips en

haalbare praktijkvoorbeelden van Vlaams-Brabantse steden en gemeenten, Provincie

Vlaams-Brabant, Leuven. www.vlaamsbrabant.be/gelijkekansen

Dienst Europa (2011). Vlaams-Brabant heeft oog voor het platteland, Provincie Vlaams-

Brabant, Leuven.

Eline Vanuytrecht (2013). Crops responses to climate change, PhD Dissertation KU Leuven.

Fosselle Sylvie (2014). Alternatieve financieringssystemen voor het platteland, Interreg

project Rural Alliances, VLM, Brussel.

Fresco Louise O. (2012). Hamburgers in het paradijs, voedsel in tijden van schaarste en

overvloed, Bert Bakker, Amsterdam, 539..

Habets Ad, Titia Hajonides, Sandra Schuit, Rik Herngreen (2004). Dorp als daad,

bouwstenen voor de dorpen van het oosten, Larenstein, Arnhem.

INAGRO (2013). Landbouw in de stad(srand), brochure.

Joachim Declerck (2012). Ambition of the Territory, inzending voor de Biënnale in Venetië en

tentoonstelling in deSingel, Antwerpen.

Jones Peter Tom & Vicky De Meyere (2009). Terra Reversa, De transitie naar rechtvaardige

duurzaamheid, EPO, Berchem, 359.

Page 46: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

46

Kesteloot Christian (2009). Achterstelling op het Vlaamse platteland, Ruimte & Maatschappij

1 (1), 3-26.

Lousbergh Bram, Filip De Maesschalck & Tine de Rijck (2013). Dossier kinderen en jongeren

in Vlaams-Brabant 2013, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven.

Maertens Gwendolyn & Isabelle Nauwelaers (2014). Tuinieren in de stad, gezond en

gezellig. Onderzoek in Testaankoop 585, 12 – 17.

Mouffe Chantal (2014). Agonistics. Thinking the World Politically, Verso, 224.

Pine II B. Joseph & James H. Gilmore (1999). De beleveniseconomie, Academic service,

Schoonhoven, 319.

Segers et al (2013). Handboek ruimtelijke kwaliteit/het SPINDUS project, ASP, Brussel, 311.

Steunpunt sociale planning (2007). Dossier Ouderen in Vlaams-Brabant, Provincie Vlaams-

Brabant, Leuven.

Van der Ziel Tjirk (2006). Leven zonder drukte; Wat stedelingen waarderen in het platteland,

Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 80.

Willems, P. & Lodewijckx, E. (red.) (2011), SVR-projecties van de bevolking en de

huishoudens voor Vlaamse steden en gemeenten, 2009-2030, SVR-Studie 2011/2

Tabel basisgegevens (Bron:ADSEI)

Type aantal inw. (2014) bvdh groei 06 – 14 (abs) groei rel

D.groen 186.320 218 8.826 4,97 %

L.groen 821.998 672,5 46.065 5,9 %

Rood 97.996 1.730 7.290 8 %

totaal 1.106.314 62.181

Type Oppervlakte (2011) (ha)

Niet-beb (2011) (ha)

Niet-beb (2003) (ha)

OCG12 (ha)

Bedr12

D.groen 82.731 69.647 70.451 46.228 1.543

L.groen 122.220 81.462 83.558 37.943 1.371

Rood 5.663 2.579 2.750 1.604 47

totaal 210.614 153.688 156.760 85.776 2.961

Referentieteksten

Verordening (EU) Nr. 1305/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17

december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees

Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van

Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, PB EU 20.12.2013 L 347/487 - 548.

Ter voorbereiding van het PDPO III stelde Vlaanderen een omgevingsanalyse, een

SWOT-oefening en een nodenanalyse op. Hieraan werkten verschillende actoren

mee o.a. de provincies.

Page 47: Plattelandsbeleidsplan Provincie Vlaams-Brabant 2014 - 2020...Vlaams-Brabant had in 2011 ongeveer 56.926 ha ‘bebouwde gronden en aanverwante’3 wat staat voor 27 procent van de

47

Vlaamse overheid, Beleidsdomein Landbouw & Visserij (2011). Strategisch plan korte

keten.

Vlaams ministerie van landbouw en plattelandsbeleid (2013). Strategische thema’s

PDPO III.

Vlaamse Landmaatschappij (2013). Vlaams plattelandsbeleidsplan –

Actieprogramma 2013 – 2015.

Vlaamse overheid, Beleidsdomein Landbouw & Visserij (2014). Vlaams

Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling 2014 – 2020 (PDPO III).

Vlaamse overheid, Beleidsdomein natuur. Natura 2000 en

instandhoudingsdoelstellingen.

Vlaamse overheid, Beleidsdomein erfgoed. Erfgoedlandschappen.

Vlaams-Brabant – Dienst ruimtelijke ordening (2004). Ruimtelijk structuurplan

Vlaams-Brabant.

Vlaams-Brabant – Dienst Europese zaken (2007). Plattelandsbeleidsplan provincie

Vlaams 2007 – 2013.

Vlaams-Brabant – Dienst welzijn en gezondheid (2007). Dossier ouderen.

Vlaams-Brabant – Dienst welzijn en gezondheid (2009). Investeren in welzijn.

Vlaams-Brabant – Dienst Europa (2011). Vlaams-Brabant heeft oog voor het

platteland.

Vlaams-Brabant – Dienst economie. Subsidiereglementen ter versterking van de

handelskernen, professionalisering sociale economie, arbeidszorginitiatieven,

streekproductenwerking.

Vlaams-Brabant – Dienst diversiteit en gelijke kansen (2012). Brochure “Oog voor

een goed beleid”.

Vlaams-Brabant – Dienst welzijn en gezondheid (2013). Dossier kinderen en

jongeren.

Vlaams-Brabant – Provinciaal beleidsplan trage wegen 2014 – 2019.

Vlaams-Brabant – Dienst land- en tuinbouw (2013). Actieplan en doelstellingenboom.

Vlaams-Brabant – Dienst cultuur (2013). Provinciale ondersteuning voor onderhoud

van waardevolle gebouwen en klein historisch erfgoed voor openbare besturen.

Vlaams-Brabant – Dienst wonen (2013). Actieplan gericht op particulieren,

huisvestingsinitiatieven en lokaal woonbeleid.

Vlaams-Brabant – Meerdere directies (2014). Bijenplan provincie Vlaams-Brabant.

Vlaams-Brabant – Meerdere directies (2014). Transversale beleidsthema’s van de

provincie o.a. klimaatneutraliteit.

Vlaams-Brabant– Meerdere directies. Resultaten van de Europese

samenwerkingsprojecten o.a. Bodembreed, Leader, Regional branding.

RESOC Leuven (2013). Streekpact Leuven 2013 – 2018.

RESOC Halle-Vilvoorde (2013). Streekpact Halle – Vilvoorde 2013 – 2018.

Toerisme Vlaams-Brabant (2014). Strategisch beleidsplan toerisme Groene Gordel

2014 – 2019.

Toerisme Vlaams-Brabant (2014). Strategisch beleidsplan toerisme Hageland 2014 –

2019.