2
Redactioneel ten geleide De irritatie na een nachtje slecht slapen, net nu het zo belangrijk was om goed uitgerust te zijn, herkent u vast. Stelt u zich nu voor dat u niet e ´e ´n nacht maar meer dan drie weken slecht slaapt, dat is toch een bijna gekmakend perspectief. In Nederland heeft e ´e ´n op de tien mensen hier last van! Vaak ziet u hen op het spreekuur en dan begint het grote zoeken naar een oorzaak, en naar een goede aanpak. In dit nummer van Bijblijven leert u veel over het schemerdeel van het leven van uw patie ¨nten. Uit die nachtelijke crypten komt veel bijzonders tevoorschijn. Allereerst kunt u in de bijdrage van Janssen en zijn collega’s de laatste stand in het land lezen met betrekking tot het voorkomen van de ver- schillende soorten slaapstoornissen. Maar daar blijft het niet bij, want u krijgt hulpmiddelen aangereikt om zelf diagnostisch aan de slag te gaan. Als u er daar niet mee uitkomt, lijkt een slaapanalyse met behulp van een polysomnografie geı ¨ndiceerd om uit te vinden of en zo ja, welke slaap- stoornis de patie ¨nt parten speelt. Vervolgens krijgt u achtergrondinformatie over de fysiologie van slaap. Verbraecken neemt u mee in de wondere wereld van de ‘flip flop’-theorie over de dynamiek van slaap en waak. Niet alleen beschrijft hij het belang van slapen, maar u krijgt ook een blik diep in het brein, waar onder andere adenosinen, galanine en de reticulaire formatie een rol spelen bij het kunnen slapen. Natuurlijk komen ook de verschillende slaapstadia (REM en non-REM) aan bod en ten slotte komt u te weten dat bijna 10% van ons leven een droomwereld is. Verbeek beschrijft dat onze goedbedoelde slaaphygie ¨neadviezen slechts goedbedoeld blijven als ze geen onderdeel zijn van een goede slaapthera- pie. In slaaptherapie wordt psycho-educatie gecombineerd met ontspan- ningsoefeningen en cognitieve gedragstherapie (CGT). Het lijkt erop dat de POH GGZ of een psycholoog de aangewezen mensen zijn om dit in de eerste lijn te doen. Vanaf nu moeten we dus meer uit de kast halen dan ons standaardadvies mee te delen en hebben we een extra reden om niet aan pillen te beginnen als ons advies niet helpt. Komt u dan toch niet uit met psycho-educatie en CGT, dan zult u soms alsnog naar de pillen grijpen om patie ¨nten te laten slapen. In de bijdrage van Dost kunt u lezen dat het allereerst belangrijk is om te weten wat de oorzaak van het slaapprobleem is. Voor een ‘gewoon’ slaapprobleem blijft een kort tot middellang werkende benzodiazepine voor korte tijd voorge- schreven nog steeds eerste keuze. Over het gebruik van het steeds popu- lairder wordende melatonine bestaat controverse. Terwijl Dost aangeeft

Redactioneel ten geleide

Embed Size (px)

Citation preview

Redactioneel ten geleide

De irritatie na een nachtje slecht slapen, net nu het zo belangrijk was omgoed uitgerust te zijn, herkent u vast. Stelt u zich nu voor dat u niet eennacht maar meer dan drie weken slecht slaapt, dat is toch een bijnagekmakend perspectief. In Nederland heeft een op de tien mensen hierlast van! Vaak ziet u hen op het spreekuur en dan begint het grote zoekennaar een oorzaak, en naar een goede aanpak. In dit nummer van Bijblijvenleert u veel over het schemerdeel van het leven van uw patienten. Uit dienachtelijke crypten komt veel bijzonders tevoorschijn.

Allereerst kunt u in de bijdrage van Janssen en zijn collega’s de laatstestand in het land lezen met betrekking tot het voorkomen van de ver-schillende soorten slaapstoornissen. Maar daar blijft het niet bij, want ukrijgt hulpmiddelen aangereikt om zelf diagnostisch aan de slag te gaan.Als u er daar niet mee uitkomt, lijkt een slaapanalyse met behulp van eenpolysomnografie geındiceerd om uit te vinden of en zo ja, welke slaap-stoornis de patient parten speelt.

Vervolgens krijgt u achtergrondinformatie over de fysiologie van slaap.Verbraecken neemt u mee in de wondere wereld van de ‘flip flop’-theorieover de dynamiek van slaap en waak. Niet alleen beschrijft hij het belangvan slapen, maar u krijgt ook een blik diep in het brein, waar onder andereadenosinen, galanine en de reticulaire formatie een rol spelen bij hetkunnen slapen. Natuurlijk komen ook de verschillende slaapstadia (REMen non-REM) aan bod en ten slotte komt u te weten dat bijna 10% van onsleven een droomwereld is.

Verbeek beschrijft dat onze goedbedoelde slaaphygieneadviezen slechtsgoedbedoeld blijven als ze geen onderdeel zijn van een goede slaapthera-pie. In slaaptherapie wordt psycho-educatie gecombineerd met ontspan-ningsoefeningen en cognitieve gedragstherapie (CGT). Het lijkt erop dat dePOH GGZ of een psycholoog de aangewezen mensen zijn om dit in deeerste lijn te doen. Vanaf nu moeten we dus meer uit de kast halen dan onsstandaardadvies mee te delen en hebben we een extra reden om niet aanpillen te beginnen als ons advies niet helpt.

Komt u dan toch niet uit met psycho-educatie en CGT, dan zult u somsalsnog naar de pillen grijpen om patienten te laten slapen. In de bijdragevan Dost kunt u lezen dat het allereerst belangrijk is om te weten wat deoorzaak van het slaapprobleem is. Voor een ‘gewoon’ slaapprobleem blijfteen kort tot middellang werkende benzodiazepine voor korte tijd voorge-schreven nog steeds eerste keuze. Over het gebruik van het steeds popu-lairder wordende melatonine bestaat controverse. Terwijl Dost aangeeft

dat er nog onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing is, geeft VanSomeren in zijn bijdrage over slaapstoornissen bij ouderen aan dat er weldegelijk evidence is om – in ieder geval bij ouderen – desgewenst eenbehandeling met melatonine te proberen. Tegelijkertijd wordt in dezebijdrage het gebruik van niet-medicamenteuze alternatieven benadrukt.Ouderen zijn de grootverbruikers van slaapmedicatie, terwijl juist bij henbijwerkingen meer voorkomen en tevens grotere gevolgen hebben.

Grote angst bij het voorschrijven van slaappillen is dat patienten nietmeer zonder willen. Eenmaal een chronisch gebruiker lijkt het onbegon-nen werk om mensen te laten stoppen. Gorgels beschrijft echter stap voorstap hoe u op een relatief eenvoudige manier toch een deel van dezepatienten kunt laten stoppen met hun benzodiazepinegebruik. Met ditartikel in de hand kunt u dus zo een verbeterproject in uw praktijkbeginnen.

Het auteurscollectief van De Vries zoomt vervolgens in op het obstructiefslaapapneusyndroom (OSAS). Alle ins en outs komen aan bod, waarbijzowel in deze als in de volgende bijdrage wordt aangegeven hoe belangrijkhet is alert te zijn op OSAS, ook bij minder klassieke verschijnselen alssnurken en moe zijn. Daarnaast maakt de relatie met cardiovasculaireaandoeningen het stellen van de diagnose relevanter dan aanvankelijkgedacht werd.

Ten slotte is de patient zelf aan het woord. Eigenlijk is het verbazing-wekkend dat we patienten niet vaker een podium hebben gegeven, wantbehalve van collega-zorgverleners kunnen praktijkkennis en inzichten vanpatienten natuurlijk ook waardevol nascholingsmateriaal zijn. Voor eendeel komt deze kennis – als het goed is tenminste – aan bod tijdens hetconsult. Maar vaak neemt men weinig tijd voor een extra verdiepingsslagof enige metacommunicatie. Volgens een redelijk vast format kunt u ditkeer een relaas lezen over restless legs en over obstructief slaapapneusyn-droom verzorgd door Jaarsma en Van Mechelen. In volgende nummers vanBijblijven zult u wat ons betreft vaker een bijdrage van de patient vinden.

De Redactieraad

Redactioneel ten geleide6