Upload
others
View
10
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Samenvatting Familierecht
2012-2013
Deel I
Verticale Relaties
Jonathan Van Dooren
Met lesnotities van Bram De Roo, Bart de Groote, Jonathan Van Dooren En Roxanne Willems
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 2
Deel I Verticale relaties Inhoud
Titel I: Afstamming
• Hoofdstuk 1: Algemeen o Afdeling 1: Begrip
Algemene betekenis Juridische betekenis Belang afstamming Verschil afstamming adoptie
o Afdeling 2: Openbare orde-karakter van het afstammingsrecht Afstammingsrecht
o Afdeling 3: Bloed- en aanverwantschap Bloedverwanten Aanverwanten Systeem van de graden
o Afdeling 5: Belgisch afstammings- en erfrecht in het licht van het EVRM Afstammingsrecht en erfrecht en het EVRM
• Arrest Marckx • Arrest Vermeire
o Afdeling 6: Afstammings- en erfrecht en de Belgische grondwet Zaak Verreyt Zaak M’Bayo
• Hoofdstuk 2: Vaststelling van de afstamming
o Afdeling 1: Vaststelling moederschap Vaststelling moederschap 3 manieren
• Vermelding naam moeder in geboorteakte • Erkenning door een vrouw • Gerechtelijke vaststelling
Bijzondere regels voor overspelige kinderen o Afdeling 2: Vaststelling van vaderschap
Binnen het huwelijk • De vaderschapsregel • Vermoedens i.v.m. de verwekking • Uitzonderingen op het vermoeden van vaderschap • Vaderschapsconflicten
Buiten het huwelijk • Erkenning door een man • Gerechtelijke vaststelling onderzoek naar vaderschap
• Hoofdstuk 3: Betwisting van de afstamming
o Afdeling 1: Betwisting van moederschap Betwisting wettelijk vastgesteld moederschap Betwisting moederlijke erkenning Betwisting gerechtelijk vastgesteld moederschap
o Afdeling 2: Betwisting van vaderschap Betwisting vaderschap van de echtgenoot Betwisting vaderlijke erkenning
o Casussen
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 3
• Hoofdstuk 4: Gevolgen van de afstamming o Afdeling 1: Algemeen
De regel Uitzonderingen
o Afdeling 2: Naam Familienaam 6 regels De naam van de vondeling Naamsbetwisting Naamsverandering
• Familienaamsverandering • Voornaamsverandering
Naamsverbetering o Afdeling 3: Wettelijke erfopvolging
Algemeen Erfgenamen Voorwaarden Aanvaarding en verwerping
• Zuivere aanvaarding • Verwering • Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving
Vereffening en verdeling Erfrechtelijk reserve en beschikbaar deel De orden van erfopvolging De lijn De Graad Plaatsvervulling Kloving Toebedeling binnen de orden Erfrecht langstlevende echtgenoot Erfrecht langstlevende wettelijk samenwonende Casussen
o Afdeling 4: Alimentatie De gemeenrechtelijke familiale onderhoudsverplichting
• Tussen welke personen • Voorwerp van de onderhoudsverplichting • Kenmerken • Pluraliteit van onderhoudsplichtigen • Pluraliteit van onderhoudsgerechtigden • Verhaal • Gerechtelijke verwezenlijking/afdwinging • Methodes van gedwongen tenuitvoerlegging
o Beslag of ontvangstmachtiging o Tussenkomst van de DAVO
Drie bijzondere onderhoudsverplichtingen • In hoofde van de ouders • In hoofde van de langstlevende stiefouder/LLWSP • In hoofde van de vermoedelijke verwekker
De onderhoudsplicht ten laste van de nalatenschap • Twee categorieën begunstigden • Gemeenschappelijke kenmerken • Onderhoudsvordering van de langstlevende echtgenoot • Onderhoudsvordering van de ascendenten
o Afdeling 5: Ouderlijk gezag
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 4
Titel II: Adoptie
• Hoofdstuk 1: Algemeen o Afdeling 1: Definitie o Afdeling 2: Historiek o Afdeling 3: Federaal en regionaal adoptierecht
Verdragsrecht Huidige adoptiewetgeving
o Afdeling 4: Twee vormen van adoptie Gewone adoptie Volle adoptie
• Hoofdstuk 2: Grondvoorwaarden voor adoptie
o Afdeling 1: Instellingsvoorwaarden Wettige redenen Het hoger belang van het kind Bekwaamheid en geschiktheid voor de adoptie van een minderjarige Wettige belangen
o Afdeling 2: Vereisten inzake de burgerlijke staat o Afdeling 3: Leeftijdsvereisten
Adoptanten Adoptandus
o Afdeling 4: Toestemmingen tot adoptie Wie moet toestemmen? Hoe toestemmen of een toestemming weigeren? Toestemming tot de adoptie zonder kennis van de identiteit van de
adoptant(en) Intrekking van een gegeven toestemming Verhaal tegen toestemmingsweigering GwH 12 juli 2012, nr. 93/2012
• Hoofdstuk 3: Procedure
o Afdeling 1: Voorbereiding tot adoptie (van een minderjarige) o Afdeling 2: Rechtspleging
Inleiding van de procedure Onderzoek door het Openbaar Ministerie (Inlichtingen en adviezen) Maatschappelijk onderzoek (omtrent geschiktheid tot adopteren) Fasen in de rechtspleging + Specifieke regels
o Afdeling 3: Rechtsmiddelen o Afdeling 4: Administratieve formaliteiten
• Hoofdstuk 4: Gevolgen van de adoptie
o Afdeling 1: Gevolgen van de gewone adoptie Basisprincipes Naam en voornaam (Art. 353-‐1 tot 6 BW) Ouderlijk gezag (Art. 353-‐8 tot 10 BW) Huwelijksbeletselen (Art. 353-‐13 BW) Alimentatie (Art. 353-‐14 BW) Erfrecht (Art. 353-‐15 t.e.m. 353-‐17 BW)
o Afdeling 2: Gevolgen van de volle adoptie Algemeen Ouderlijk gezag Naam Onderhoudsverplichtingen
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 5
Erfrecht
• Hoofdstuk 5: beëindiging va de adoptie o Afdeling 1: Herziening van de adoptie
Toepassingsgebied Gevolgen
o Afdeling 2: Herroeping van de gewone adoptie Toepassingsgebied Gevolgen
o Afdeling 3: Nieuwe adoptie o Afdeling 4: Vaststelling van de afstammingsband ten aanzien van de
adoptant(en) o Afdeling 5: Omzetting van de gewone adoptie in volle adoptie
Titel III: Beschermingsstatuten voor minderjarigen
• Hoofdstuk 1: Het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind
• Hoofdstuk 2: Handelingsonbekwaamheid van de minderjarige o Afdeling 1: Principiële handelingsonbekwaamheid
Materiële rechtshandelingen Proceshandelingen
o Afdeling 2: Uitzonderlijke handelingsbekwaamheid
• Hoofdstuk 3: Ouderlijk gezag, verblijf en recht op persoonlijk contact o Afdeling 1: Ouderlijk gezag
Definitie Doel Einde Bestaat enkel voor ouders (met juridisch vastgestelde afstammingsband) Evolutie Wettelijk kader
o Afdeling 2: Gezag over de persoon van de minderjarige Uitoefening: Gezagsregimes Gezamenlijke gezagsuitoefening door beide ouders (= de regel) Uitsluitende gezagsuitoefening door één ouder (= de uitzondering) Twee tussenmodellen (“getemperde” regimes) Verblijf
o Afdeling 3: Rechten omtrent het vermogen van de minderjarige Ouderlijk goederenbeheer → Wettelijk beheer Ouderlijk vruchtgenot → Wettelijk genot
o Afdeling 4: Recht op persoonlijk contact Algemeen Titularissen Modaliteiten Procedure
o Afdeling 5: Bijzondere rechtspleging voor de jeugdrechtbank o Afdeling 6: Sancties bij niet-naleving
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 6
• Hoofdstuk 4: Voogdij o Afdeling 1: Ontstaan van de voogdij o Afdeling 2: Organisatie van de voogdij o Afdeling 3: Werking van de voogdij
Algemeen Bij aanvang van de voogdij Goederenbeheer door de voogd
o Afdeling 4: Einde van de voogdij en definitieve voogdijrekening Gevallen van beëindiging van de voogdij Definitieve voogdijrekening
• Hoofdstuk 5: Pleegvoogdij
o Afdeling 1: Omschrijving en praktisch nut o Afdeling 2: Grondvereisten o Afdeling 3: Vormvereisten o Afdeling 4: Gevolgen o Afdeling 5: Beëindiging
• Hoofdstuk 6: Ontvoogding
o Afdeling 1: Omschrijving en nut o Afdeling 2: Vormen o Afdeling 3:Rechtsstatuut van de ontvoogde minderjarige o Afdeling 4: Beëindiging o Afdeling 5: Sancties als gevolg van de onbekwaamheid van de ontvoogde
minderjarige Titel IV: Beschermde meerderjarigen
• Hoofdstuk 1: Publiekrechtelijke maatregelen houdende vrijheidsberoving o Afdeling 1: De in een Psychiatrische dienst opgenomen of in een gezin
verpleegde geesteszieke Behandeling in een (psychiatrisch) ziekenhuis De gedwongen verpleging in een gezin (Art 23-‐29 wet bescherming
persoon geesteszieke) o Afdeling 2: De geïnterneerde persoon met een geestesstoornis
• Hoofdstuk 2: Privaatrechtelijke beschermingsstatuten
o Afdeling 1: Verlengde minderjarigheid Toepassingsgebied Procedure Statuut Beëindiging
o Afdeling 2: Voorlopig bewind Inleiding Toepassingsgebied ratione personae Procedure tot aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder Publiciteit Gevolgen Einde Sancties
o Afdeling 3: Gerechtelijke onbekwaamverklaring Toepassingsgebied Procedure Publiciteit
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 7
Gevolgen Sancties
o Afdeling 4: Bijstand van een gerechtelijk raadsman Toepassingsgebied Procedure Publiciteit Gevolgen Sanctie
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 8
Deel I: Verticale relaties
Titel I: Afstamming Hoofdstuk 1: Algemeen
Afdeling 1: Begrip Algemene betekenis
• Afstamming, ouderschap (bijzonder) en bloedverwantschap (algemeen) hangen aan elkaar
o Algemene betekenis afstamming Bloedverwantschap o Bijzondere betekenis afstamming Ouderschap
Juridische betekenis
• Juridisch is er sprake van afstamming wanneer de band van een ouder ten opzichte van een kind is vastgesteld overeenkomstig de door de wet bepaalde regels
• Biologische juridische afstamming (HIER juridische afstamming, volgens BW)
o Juridische afstamming is gebaseerd op de biologische realiteit, maar kan ook verschillen!
Bv. : Als vader een kind erkennen (en niet bloedverwant zijn) Als er een biologische band is, wil dit niet zeggen dat men juridisch verwant is! Er is vaak een discrepantie tussen de biologische en de juridische afstamming Procedures Afstamming belang: Diverse gevolgen Gekoppeld aan een juridisch vastgestelde afstammingsband
• (Familie)naam, erfrecht, alimentatie, ouderlijk gezag Verschil tussen afstamming en adoptie:
• Afstamming is declaratief (aanwijzen) o Het oorspronkelijke afstammingsrecht 'declareert' dat een bepaalde
vader, vader is van een bepaald kind. o Ouderschapsband die geacht wordt altijd al te hebben bestaan, zelfs van
bij de verwekking o Biologische grondslag (om kinderen die je verwekt hebt, om daar juridisch
mee verbonden te worden)
• Adoptie is constitutief (vestigen) o Komt op een bepaald ogenblik tot stand ( zal maar zeer beperkt
terugwerken in de tijd, tot de neerlegging van het verzoekschrift van adoptie) Door de adoptie wordt de afstammingsband bevestigd
o Er zullen maar gevolgen zijn vanaf de neerlegging van het verzoekschrift van adoptie Enkel gevolgen voor de toekomst
o Socio-‐affectieve grondslag (kinderen die je zelf verwekt heb, kan je zelfs niet adopteren)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 9
Afdeling 2: Openbare Orde-karakter van het afstammingsrecht
Afstammingsrecht • Raakt integraal de openbare orde!
o Het overstijgt louter private belangen van cruciaal belang voor de ordening van de maatschappij
o Wettelijke regels van afstamming van moederskant, kan niet van worden afgeweken via private overeenkomst
o Draagmoederschapsovereenkomst Als hierin staat dat de wensmoeder de moeder is van het kind, dan is dit absoluut nietig (eenieder kan dit opwerpen), want dit gaat in tegen regels van openbare orde, de moeder die het kind gebaard heeft, is de moeder in de geboorteakte. Het Belgisch recht koppelt de vrouw die het kind gebaard heeft aan de juridische moeder (Art. 312-‐ 333 BW)
Afdeling 3: Bloed- en aanverwantschap
Bloedverwanten:
• In rechte lijn: stammen rechtstreeks van elkaar af (juridisch bloedverwanten) o Bv. : Vader, grootvader, kinderen, kleinkinderen
• In de zijlijn: Hebben een gemeenschappelijke stamouder o Bv. : Broer, zus, oom, tante, nicht
• Bloedverwantschap heeft in het familierecht voornamelijk gevolgen op het vlak
van naam, nationaliteit, erfrecht, levensonderhoud, uitoefening ouderlijk gezag, … Aanverwanten:
• Bloedverwanten van de echtgenoot o Bv. : Schoonbroer of schoonmoeder
• Echtgenoten van de bloedverwanten
o Bv. : Schoonzoon, schoonbroer
• Aanverwantschap heeft geen gevolgen op het vlak van erfrecht of van de uitoefening van het ouderlijk gezag, wel beperkte gevolgen op het vlak van de onderhoudsverplichting en de huwelijksbeletsels
• Gebaseerd op huwelijk (niet op wettelijke of feitelijke samenwoning) Samengevat:
• Bloedverwantschap op basis van afstamming o In rechte lijn:
Ascendenten (opgaande lijn) en Descendenten (nederdalende lijn)
o In de zijlijn: collateralen
• Aanverwantschap op basis van huwelijk (aangetrouwd familielid)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 10
• Stiefbroer = geen aanverwant noch bloedverwant, noch aanverwant Dit is de zoon van de echtgenote van uw ouder (Kind van iemand die geen ouder is van u, maar wel getrouwd is met een ouder van u )
o 'Stief' wijst op huwelijk in de strikt juridische betekenis
• Halfbroer = bloedverwant o Er is 1 gemeenschappelijke ouder (Ze zijn Bv. geboren uit dezelfde vader
en een verschillende moeder) Systeem van de graden
• Bloedverwantschap: o Elke generatie is een graad in rechte lijn o In de zijlijn generaties tot aan de gemeenschappelijke ouder
o Bv. :
Ik + oom 3e graad Ik + neef 4e graad
• Aanverwantschap: zelfde systeem, maar geen graad voor het huwelijk dat de
aanverwantschap deed ontstaan Bv. :
o Schoonbroer/schoonzus 2e graad o Schoonmoeder 1e graad
Toepassing:
• KK1 -‐ K2 oom of tante (bloedverwanten) • KK1 -‐ y oom of tante (aanverwant) 3e graad • KK1 -‐ KK3 4e graad
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 11
Afdeling 5: Belgisch afstammings- en erfrecht in het licht van het EVRM
Afstammingsrecht en erfrecht (en het EVRM) Art. 8 juncto art. 14 EVRM
• Arrest Marckx: 13 juni 1979 o Art. 8 EVRM: Recht op eerbiediging van het gezinsleven
Schending in hoofde van het kind en in hoofde van de moeder
o Art. 14 EVRM: Non-‐discriminatiebeginsel
o Art. 1 Protocol 1 EVRM: Recht op eigendom De bekwaamheid van de moeder om te beschikken om niet ten
voordele van haar dochter werd beperkt
o Verhaal: Paula Marckx en natuurlijke dochter Alexandra Marckx Paula
Marckx was een bewust ongehuwde moeder Oud afstammings-‐ en erfrecht: Zij moest haar eigen kind erkennen,
maar ook adopteren om het dezelfde rechten te geven dan een 'zogenaamd' wettig kind (uit een huwelijk geboren)
Het feit dat een ongehuwde moeder haar kind moest erkennen was in strijd met het EVRM. Buitenhuwelijkse kinderen konden ook minder begiftigd worden bij een schenking
België veroordeeld in 1979 Afstammingswet 31 maart 1987 In Vlaanderen een ruime interpretatie van het arrest Marckx
in Wallonië veel strikter
• Arrest Vermeire: 29 november 1991 o Schending van Art. 14 EVRM en Art. 8 EVRM
o Verhaal:
Astrid Vermeire was een buitenhuwelijks kind. Haar grootouders waren gestorven. Krachtens het toenmalige erfrecht kon ze niet erven in de nalatenschap van haar grootouders.
Het verlies van erfrechten in de nalatenschap van de in 1980 overleden grootvader moest worden vergoed
Het verlies van erfrechten in de nalatenschap van de in 1975 overleden grootmoeder moest niet worden vergoed
o Nalatenschappen opengevallen na 13/06/1979 (Marckx) Oude erfrecht niet meer van toepassing
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 12
In welke mate heeft Art. 8 EVRM directe werking? Kan je art. 8 gebruiken om toe te passen rechtstreeks voor de Belgische rechter en Belgische wetgeving daarmee uitschakelen Kan men Belgisch intern afstammingsrecht buitenspel laten door toepassing van Art. 8 EVRM?
• Hof van Cassatie aanvaardt niet dat Art. 8 EVRM gebruikt wordt om Belgisch intern recht uit te schakelen voor vaststelling van de afstamming 'Art. 8 is onvoldoende nauwkeurig en volledig’
• Wel voor erfrecht (gevolg van de afstamming)
Afdeling 6: Afstammings- en erfrecht en de Belgische grondwet (in het licht van het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel)
Oud discriminatoir erfrecht (Art. 756 en 762 oud BW) is blijven doorwerken krachtens een overgangsbepaling (met eerbiedigende werking voor het oude recht) uit de afstammingswet (1987) Art. 107, 1e lid Afstammingswet van 31/3/1987 Art. 107, eerste lid Afstammingswet: De nieuwe wet (die van 1987) is van toepassing op kinderen geboren vóór en nog in leven op 6 juni 1987, “zonder dat daaruit enig recht in de voordien opengevallen erfenissen kan volgen”
• Oud Art. 756 BW: natuurlijke kinderen zijn geen erfgenaam, ze kunnen maar erfgenaam worden als ze wettelijk erkend zijn. Geen erfrecht voor buitenhuwelijkse kinderen
• Oud Art. 762 BW: overspelige kinderen: verkregen enkel recht op levensonderhoud, geen erfrecht nog slechter dan buitenhuwelijkse kinderen
Dit is eigenlijk blijven doorwerken door die overgangsbepaling Overgangsbepaling was dus eigenlijk strijdig met het Marckx-‐arrest:
• Arbitragehof: De zaak Verreyt (4 juli 1991): o Gebrek aan erfrecht van een niet-‐erkend buitenhuwelijks kind in de
nalatenschap van haar moeder (+1956) en haar tante (+1983)
o In toepassing van het Marckx arrest heeft het grondwettelijk hof beslist dat er toch erfrecht moest zijn in de nalatenschap van de tante
Het ongrondwettigheidsoordeel telt enkel voor nalatenschappen van na het marckx-‐arrest
o Het Hof concludeerde dat het discriminerende artikel (Art. 756 (oud) BW) nog kan worden toegepast op voor 13 juni 1979 opengevallen nalatenschappen, maar niet meer op de nalatenschappen die vanaf die datum zijn opengavellen
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 13
• Arbitragehof: De zaak M'Bayo (1 december 1993): o Gebrek aan erfrecht van overspelige kinderen a patre in de nalatenschap
van hun vader (+1984) o Toepassing van art 762 oud BW , krachtens overgangsbepaling in werking
gebleven Erfrecht want na Marckx-‐arrest
o Het oude artikel 756 BW kan overspelige kinderen a patre nog uitsluiten van de erfopvolging van hun vader bij nalatenschappen die zijn opengevallen voor 13 juni 1979, maar niet meer indien de nalatenschap is opengevallen vanaf die datum
De overgangsbepaling is niet vernietigd conclusie: nalatenschap opengevallen na 1979 betere, nieuwe erfrecht toepassen
Synthese
De nalatenschap is opengevallen voor 13 juni 1979 Art. 107 afstammingswet van 1987 wordt onverkort toegepast
Oud Art. 756-‐766 BW blijft van toepassing Het oude erfrecht dat buitenhuwelijkse kinderen discrimineert dient te worden
toegepast De nalatenschap is opengevallen in de periode vanaf 13 juni 1979, maar voor 6 juni 1987
Rekening houden met de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof Op basis van de arresten Verreyt en M’Bayo kan het nieuwe niet-‐discriminatoir erfrecht worden toegepast, hoewel strikt wettelijk het oude discriminatoire erfrecht (via de overgangsbepaling Art. 107 afstammingswet van 31 maart 1987) zou moeten spelen voor alle nalatenschappen die zijn opengevallen voor de inwerkingtreding van de
afstammingswet
De nalatenschap is opengevallen na 6 juni 1987 De oude discriminatoire artikelen 756-‐766 BW werden met ingang van 6 juni 1987
opgeheven Indien de nalatenschap na die datum is opengevallen, vindt het nieuwe erfrecht
toepassing
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 14
Hoofdstuk 2: Vaststelling van de afstamming
• Elke vastgestelde afstammingsband kan betwist worden!
• Vaderschap: onderscheid kinderen binnen huwelijk en buiten huwelijk vermoeden van vaderschap
• Buiten huwelijk 2 wijzen van vaststelling: o Erkenning:
Gebeurt altijd vrijwillig Man wil juridische vader worden Bij de burgerlijke stand of de notaris
o Onderzoek naar het vaderschap:
In de regel tegen de wil van de betrokken man in Gerechtelijke procedure voor de rechtbank van eerste aanleg
Afdeling 1: Vaststelling moederschap
Vaststelling van het moederschap: 3 manieren Strikte hiërarchische orde
• Vermelding naam van de moeder in de geboorteakte (Art. 312 §1 BW) o (meeste gevallen) o De vrouw wie het kind baart, enkel zij moet in de geboorteakte worden
vermeld (Art. 57 BW) o Registratie in de geboorteakte impliceert meteen de juridische
afstammingsband 'mater semper certa est' (Art. 312 BW)
o In België kan men dus niet anoniem bevallen Anonieme bevalling (zonder enig spoor van de moeder terug te
vinden , de letter X in de geboorteakte) Kan in Frankrijk, Luxemburg, Italië Bevalling in discretie = de naam van de moeder niet in de
geboorteakte vermeld. Maar wel gegevens bijgehouden van de bevallen vrouw en het kind om later de koppeling mogelijk te maken (wil men in België invoeren)
Vondelingenschuif (moeder dus ook anoniem) misschien dan bevalling in discretie in bepaalde gevallen
Als men bevalling in discretie als algemene toepassing zou invoeren dan zou een vrouw een mongooltje bv. bij de geboorte weigeren
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 15
• Erkenning door een vrouw (Art. 313 BW) (enkel mogelijk als 1 niet mogelijk)
o Indien de naam van de moeder niet vermeld is in de geboorteakte o Indien er geen geboorteakte is
o Bv. Toepassing bij draagmoederschap o Bv. Vondeling kan door eender welke vrouw erkend worden
o Voorwaarde: De man met vaststaande afstamming moet toestemmen
(meestal de man die het kind prenataal heeft erkend) Niet de echtgenoot van de erkennende vrouw
• Gerechtelijke vaststelling (Art. 314 BW) (enkel mogelijk als 1 en 2 niet mogelijk)
o Bij gebrek aan (vermelding van de naam van de moeder in de) geboorteakte
o Wanneer het kind onder een valse naam is ingeschreven in de geboorteakte
o Bij gebrek aan moederlijke erkenning o Onder dezelfde voorwaarden als de gerechtelijke vaststelling van het
vaderschap
o Bewijs van de bevalling moet geleverd worden (normaal de vrouw die van het kind bevallen is)
De bevalling kan bewezen worden via bewijs van bezit van staat (socio-‐affectief) = de vrouw die zich altijd als moeder heeft gedragen mogelijk dus ten gunste van de wensmoeder
Enkel als er geen bewijs is van staat kunnen de wettelijke bewijsmiddelen aangewend worden dus bezit van staat is primaire bewijsmiddel
Sociaal gedrag moet primeren op de genetische realiteit
Bijzondere regels voor overspelige kinderen • Erkenning door een overspelige vrouw:
o Mededelingsverplichting (art. 313, § 3 BW), op straffe van (relatieve) niet-‐tegenwerpelijkheid
• Gerechtelijke vaststelling overspelig moederschap: o Echtgenoot moet in het geding worden geroepen (art. 332ter, vierde lid
BW)
• Erkenning of gerechtelijke vaststelling waaruit absoluut huwelijksbeletsel tussen ouders blijkt = verboden (zie art. 313, § 2 en 314, tweede lid BW)
o Opmerking: de vroegere absolute huwelijksbeletselen tussen aanverwanten in de rechte lijn zijn vatbaar geworden voor ontheffing (en dus niet langer absoluut, maar relatief)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 16
Afdeling 2: Vaststelling van vaderschap
Voor de vaststelling van de afstamming langs vaderszijde zijn er ook 3 vaststellingswijzen Fundamenteel verschil naargelang binnen het huwelijk of buiten het huwelijk:
• Binnen huwelijk Vaderschapsregel • Buiten huwelijk
o Door erkenning o Door een gerechtelijk onderzoek naar het vaderschap
Afstamming van vaderszijde binnen het huwelijk
De vaderschapsregel (art. 315 BW) “Pater is est quem nuptiae demonstrant” De vader is diegene die het huwelijk aanwijst
• De echtgenoot is vader van kinderen geboren: o Binnen het huwelijk van de moeder
o Binnen de 300 dagen na de ontbinding of nietigverklaring van dit huwelijk
Tekst van de wet, sinds 1804 niet meer aangepast Ratio:
• 300 dagen (10 maand) is een bijzonder lange zwangerschap • Men gaat uit van de verwekking • De ratio van de vaderschapsregels is dat kinderen die
verwekt zijn tijdens het huwelijk de echtgenoot van de moeder als vader moeten hebben
• De tekst van de wet gaat uit van geboren kinderen, de ratio gaat uit van verwekte kinderen
• Huwelijk kan ontbonden worden op 2 manieren (Art. 227 BW) :
o Door overlijden o Door echtscheiding Definitief op het ogenblik dat
het echtscheidingsvonnis in kracht van gewijsde is getreden Als er geen rechtsmiddelen meer openstaan (dus geen hoger beroep meer) 1 maand na de betekening van het vonnis
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 17
Vermoedens i.v.m. de verwekking (art. 326 BW) De vaderschapsregel (Art. 325 BW) moet gelezen worden met Art. 326 BW dat 2 vermoedens bevat:
• Tijdvak van de verwekking (verwekkingsperiode): o Kind wordt vermoed te zijn verwekt in het tijdvak van de 300ste t.e.m. de
180ste dag vóór de geboorte = vermoeden juris tantum (weerlegbaar vermoeden) Tijdvak = periode van 121 dagen, maar tegenbewijs is mogelijk
o Er kan dus tegenbewijs worden geleverd Kinderen geboren binnen het huwelijk tot 300 dagen na de
ontbinding van het huwelijk vallen onder de vaderschapsregel
o Toepassing 1: kind geboren 301 dagen na ontbinding, maar zwangerschap heeft 302 dagen geduurd
Vaderschapsregel speelt voor dit laat geboren kind (dat tijdens het huwelijk is verwekt)
o Toepassing 2: kind geboren 180 dagen na ontbinding, maar zwangerschap heeft slechts 179 dagen geduurd
Vaderschapsregel speelt niet voor dit prematuur kind (dat na het huwelijk is verwekt)
o Toepassing 3: Het kind is geboren 179 dagen na de huwelijksontbinding Valt onder de vaderschapsregel (zuivere toepassing wet) Als men kan bewijzen dat de zwangerschap maar 178 dagen
geduurd heeft dan blijkt dit dat het kind verwekt is 1 dag na de huwelijksontbinding onttrekken aan het toepassingsgebied van de vaderschapsregel
• Omni meliore momento (= meest gunstige tijdstip) o Kind wordt vermoed te zijn verwekt (binnen het wettelijke tijdvak) op
het voor het kind gunstigste tijdstip = vermoeden juris tantum
o Praktisch belang: toepassing van de vaderschapsregel kan erdoor worden uitgeschakeld (bv. indien men de verwekking situeert binnen het wettelijk tijdvak, maar na de ontbinding van het huwelijk)
300 dagen Huwelijkssluiting Huwelijksontbinding 180 dagen
Kinderen die onder de toepassing van de vaderschapsregel vallen
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 18
Uitzonderingen op het vermoeden van vaderschap
• Afwezigheid o Een beslissing houdende vaststelling van het vermoeden van afwezigheid
waaruit blijkt dat het kind geboren is meer dan 300 dagen na de verdwijning van de echtgenoot (art. 316 BW)
o 2 fasen van afwezigheid Vermoeden van afwezigheid Verklaring van afwezigheid (gevolgen van overlijden)
• Automatische uitschakeling van de vaderschapsregel
o Drie (eigenlijk vijf) gevallen waarin het vaderschap van de echtgenoot onwaarschijnlijk is, tenzij de echtgenoten op het ogenblik van de aangifte van de geboorte een gemeenschappelijke verklaring van vaderschap hebben afgelegd (opgesomd in art. 316bis BW)
o Uitzondering van 316 bis Kind is vaderloos
o Tenzij gemeenschappelijke verklaring van vaderschap Vaderschapsregel toch handhaven Gemeenschappelijke verklaring ≠ gezamenlijke verklaring
• Bij gemeenschappelijke verklaring moeten ze niet beiden verschijnen voor de burgerlijke stand
• Bij een gezamenlijke verklaring moet men in persoon de wil gezamenlijk uiten
o Globaal gezien zal het vaderschap van de echtgenoot krachtens de wet niet vaststaan
Wanneer kind geboren is > 300 dagen na: • Inleiding van een echtscheidingsprocedure (EOO =
onherstelbare ontwrichting of EOT = onderlinge toestemming) (drie te onderscheiden gevallen: 2 EOO en 1 EOT)
• Geregistreerde inschrijving op verschillende adressen o Bevolkingsregister Belgen o Vreemdelingenregister vreemdelingen o Wachtregister vluchtelingen
• Machtiging van de vrederechter tot afzonderlijk verblijf
(Art. 223 BW) Bij een huwelijk in crisis
(ZIE art. 316bis, 1° tot 3° BW)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 19
Vaderschapsconflicten
• Na een nieuw huwelijk van de moeder: o Bv. : Na overlijden of echtscheiding o Voorkeur voor de nieuwe echtgenoot (art. 317, eerste lid BW)
• Na bigamie:
o Bigamie = 2 huwelijken tegelijkertijd afgesloten (Strafbaar in België) Komt wel eens voor bij mensen van vreemde origine (gehuwd in
thuisland en gehuwd in België)
o De rechter stelt de meest waarschijnlijke afstamming vast (art. 331septies BW)
Vaststelling van vaderschap buiten het huwelijk
Twee essentieel verschillende wijzen:
• Erkenning door een man (vrijwillig) • Gerechtelijke vaststelling van (=onderzoek naar het) vaderschap (onvrijwillig)
Vaststelling van vaderschap Erkenning door een man
• Grondvoorwaarden o Je kan juridisch maar 1 man als vader en 1 vrouw als moeder hebben
(tegelijkertijd) o Het vaderschap staat niet vast krachtens de vaderschapsregel ex art. 315
of 317 BW (art. 319 BW) o Noodzakelijke tussenstap: eerst het vaderschap van de echtgenoot van de
moeder uit de weg ruimen betwisting van het vaderschap o Één of meerdere toestemmingen (zie art. 329bis BW)
Kind < 12 jaar: moeder moet toestemmen, ook bij prenatale erkenning (bij prenatale erkenning spreken we dan van zwangere vrouw)
Kind ≥ 12 jaar: moeder + kind (maar kind niet wanneer het onbekwaam verklaard is, verlengd minderjarig werd verklaard of werd geoordeeld dat het geen onderscheidingsvermogen heeft)(art. 329bis, § 2 BW)
Kind meerderjarig of ontvoogd: moet zelf toestemmen (art. 329bis, § 1 BW = vetorecht)
• Bij oorspronkelijke afstamming kan een kind ook meerderjarig zijn (Bij adoptie is leeftijd kind omschreven)
Uitzondering: bijzondere gevallen ex art. 329bis, § 3 BW: erkenning zonder toestemming moet ter kennis worden gebracht, met het oog op eventuele vordering tot nietigverklaring
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 20
o Verhaal na toestemmingsweigering(en) bij de rechtbank van eerste aanleg (art. 329bis, § 2, derde lid BW)
Aspirant-‐erkenner dagvaardt wie weigert Partijen worden gehoord in raadkamer
2 fasen in het geding voor de rechtbank (art. 329bis, § 2, derde lid
BW) • Verzoeningspoging (mislukt in 90% van de gevallen) • Uitspraak van de rechtbank (indien de nodige
toestemmingen niet worden bekomen) volgens de wettelijke regels
Wat zal de rechtbank beslissen? • Bij bewijs van biologisch niet-‐vaderschap: verzoek
afgewezen
• Indien het niet-‐vaderschap niet wordt bewezen, kan de rechtbank de erkenning weigeren als ze “kennelijk” in strijd is met de belangen van het kind
o Kennelijk marginale toetsing o Manifest ipv kennelijk zou beter zijn o Strikt volgens de wet voor kinderen ouder dan 1 jaar
Discriminerend bevonden door het Grondwettelijk hof ook ≤ 1 j., zie GwH 16 december 2010.
• Indien tegen de aspirant-‐erkenner een strafvervolging is gestart wegens verkrachting van de moeder gedurende het wettelijk tijdperk van de verwekking, kan de erkenning niet plaatsvinden (art. 329bis, § 2, vierde lid BW)
De procedure na toestemmingsweigering kan door de aspirant-‐erkenner worden ingeleid vóór de geboorte (art. 328bis BW), = Schijnmogelijkheid want er rijzen in voorkomend geval problemen i.v.m. het bewijs van de biologische realiteit
• Vruchtwaterpunctie Moeder kan weigeren (men mag haar niet dwingen als ze niet wil)
• Zinloze procedure als de moeder niet wil meewerken
Geen absoluut huwelijksbeletsel tussen de erkenner en de moeder De vader kan het kind niet erkennen, wanneer uit die erkenning een absoluut huwelijksbeletsel tussen hem en de moeder zou blijken, ( niet huwen met bloedverwanten in de rechte opgaande en nederdalende lijn en niet met broer of zus ook niet halfbroer of halfzus)
• Tenzij het huwelijk waardoor dat (huwelijks)beletsel is ontstaan, nietig werd verklaard of werd ontbonden door overlijden of door echtscheiding (Art. 321 BW),
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 21
• Opgelet: de huwelijksverboden tussen aanverwanten in de rechte lijn zijn relatief geworden na de wet van 15 mei 2007 (er moet geen uitzondering meer gemaakt worden want het huwelijk waardoor aanverwantschap bestaat kan nooit meer leiden tot absolute huwelijksbeletselen)
• Vormvereisten o Een authentieke akte, maar geen testament (art. 327 BW) o Opgemaakt door een bevoegde ambtenaar (ABS, notaris, diplomatieke of
consulaire ambtenaar) ABS gratis of dossierkosten (Goedkoper) Notaris Duurder
• Modaliteiten
o Erkenning door een man die niet de biologische vader is (= erkenning uit welwillendheid)
o Erkenning door een onbekwame (art. 328, eerste lid BW) Uitdrukkelijk in de wet toegelaten Minderjarige kan een kind erkennen (Vaders bij Tienermoeders) Men moet wel over het vereiste onderscheidingsvermogen
beschikken Dus geen krankzinnigen
o Erkenning van een verwekt kind vóór de geboorte (= prenatale erkenning) is mogelijk (Art. 328, tweede lid BW)
2 voordelen van prenatale erkenning: • Kind zal onmiddellijk de naam krijgen van de erkennende
man • = anticiperen op het overlijden van de erkenner (het kind
zal erven) o erfrecht in de nalatenschap van de erkennende
man. o Afstamming werkt declaratief dus erkenning
werkt terug tot geboorte of tot de verwekking (in het voordeel van het kind) en het kind zal dus kunnen erven
ABS vereist (praeter legem = naast de wet) een zwangerschapsattest
• Ministeriele omzendbrief 1848 ABS mag geen akte van burgerlijke stand opmaken voor een wezen dat geen 180 dagen oud is
• Zwangerschapsattest men mag dit wel degelijk vereisen
o Erkenning van een overleden kind (= postume erkenning) is mogelijk indien dit afstammelingen heeft nagelaten Een zonder afstammelingen overleden kind kan enkel binnen het jaar na zijn geboorte worden erkend (art. 328, tweede lid BW)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 22
o Erkenning van een reeds erkend kind (= opeenvolgende erkenningen) Mogelijk, maar enkel de eerste erkenning heeft uitwerking zolang ze niet is vernietigd (art. 329 BW)
o Erkenning van een doodgeboren kind (heeft nooit geademd en dus nooit juridische persoonlijkheid gehad) is NIET mogelijk, omwille van de theorie van de juridische persoonlijkheid
Juridische persoonlijkheid pas op het ogenblik van de geboorte van een levend en levensvatbaar geboren kind
Wel wordt een akte van aangifte van levenloos kind opgemaakt (art. 80bis BW)
• Declaratief karakter o Vindt praktische toepassing vooral bij de prenatale erkenning (erfrecht) o Werkt retroactief tot de geboorte of zelfs tot de verwekking
“Infans conceptus pro jam nato habetur, quoties de commodis eius agitur”
• Publiciteit o Algemeen kantmelding in de geboorteakte van het erkende kind (art.
62, § 2 BW); niet in de geboorteakte van de erkenner
o Specifiek de erkenning van een overspelig kind a patre Overspelig kind a patre = De gehuwde man is overspelig geweest
en heeft een kind verwekt bij een andere vrouw Wettig of feitelijke samenwonenden kunnen niet overspelig zijn
Moet ter kennis worden gebracht aan de echtgeno(o)t(e) van de
erkenner, op straffe van relatieve niet-‐tegenwerpelijkheid (art. 319bis BW)
• Hoe? o Indien de erkenningsakte werd opgemaakt door een
Belgische ABS of notaris, wordt een afschrift van de erkenningsakte door hem verzonden bij een ter post aangetekende brief, binnen de drie dagen na de opmaak van de erkenningsakte;
o In andere gevallen wordt ze betekend bij deurwaardersexploot, op verzoek van de vader, het kind of diens wettelijke vertegenwoordiger.
• Straf bij niet-‐kennisgeving?
o Vaststelling van de erkenning is niet-‐tegenwerpelijk aan sommige mensen De echtgenote en de gemeenschappelijke kinderen
o Echtgenote en huwelijkse kinderen mogen doen alsof het kind er niet is. Ze mogen de nalatenschap van de erkenner verdelen zonder rekening te houden met het overspelig kind
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 23
Onderzoek naar het vaderschap = Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap • Grondvereisten
o Het vaderschap staat niet vast krachtens de vaderschapsregel (art. 315 of 317 BW)
Geen 2 vaders tegelijk dus eerst betwisting indien nodig o noch op grond van erkenning o het recht van verzet wordt niet succesvol uitgeoefend(art. 322 BW)
Recht van verzet tegen de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap:
• Regeling analoog aan de toestemmingen vereist voor een erkenning (zie art. 332quinquies BW): na uitoefening relatief verzetsrecht wordt de vordering pas afgewezen indien de vaststelling “kennelijk” strijdig is met de belangen van het kind (ook al is dat ≤ 1 j., zie GwH 3 mei 2012)
o Geen absoluut huwelijksbeletsel tussen de moeder en de vermeende vader
Het onderzoek is onontvankelijk wanneer uit het vonnis een absoluut huwelijksbeletsel tussen de vermeende vader en de moeder zou blijken, tenzij het huwelijk waardoor dat beletsel is ontstaan, nietig werd verklaard of werd ontbonden door overlijden of door echtscheiding (art. 325 BW)
GwH 9 augustus 2012: Artikel 325 BW schendt de artikelen 10 en 11 Gw., in zoverre het de rechter bij wie een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van vaderschap is ingediend, verhindert dat verzoek in te willigen indien hij vaststelt dat de vaststelling v/d afstamming overeenstemt met de belangen v/h kind. praktische draagwijdte = gerechtelijke vaststelling moet toegelaten worden als de rechter dit in het belang van het acht
Voorbeeld. : • Man en vrouw zijn koppel en komen gaandeweg te weten
dat ze halfbroer en halfzus zijn (zelfde moeder). Ze krijgen samen 3 kinderen en wonen feitelijk samen
• 8 jaar na de geboorte van het jongste kind besluiten ze wettelijk te gaan samenwonen (2008). In 2010 verongelukt de man op weg naar zijn werk. De nalatenschap is opengevallen. De kinderen hun afstamming stond nog niet absoluut vast
• Moeder zet onderzoek in naar het vaderschap post mortum want er was geen juridisch vastgestelde afstammingsband
• Men stootte op deze bepaling in art. 325 BW Grondwettelijk Hof zegt: het is zeker in het patrimoniaal belang van de kinderen dat de afstammingsband alsnog kan vastgesteld worden Art. 325 discrimineert de kinderen en wordt ongrondwettelijk bevonden
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 24
• Bewijs (art. 324 BW) o Door bezit van staat (art. 324, eerste lid BW)
= onweerlegbaar, primair bewijsmiddel (omschreven in art. 331nonies BW)
man heeft zich als vader gedragen (vaderschap kan zelfs tegen zijn wil worden vastgesteld)
o Door alle wettelijke middelen, bij gebreke van bezit van staat (art. 324, tweede lid BW)
Bv. DNA-‐onderzoek (kost tijd en geld) • Kan door de rechter bevolen worden • Of buitengerechtelijk aangevoerd worden (via internet
DNAkits)
Maar ook andere wettelijke bewijsmiddelen zijn toegelaten, behalve de eed
Conflict: man A gedraagt zich als vader en man B is vader volgens DNA-‐onderzoek man A zal vader zijn
DNA-‐onderzoek post mortem is mogelijk, zelfs na crematie
Rechtsgevolgen van de onrechtmatige weigering een deskundigenonderzoek te ondergaan: Cass. 17 december 1998 (i.v.m. art. 331octies BW)
• Uit weigering blijkt dat men iets te verbergen heeft • Verbod van dwanguitvoering op de persoon is een algemeen
rechtsbeginsel, maar uit de onrechtmatige weigering mag de rechter een feitelijk vermoeden afleiden (van vaderschap) dat die man toch de vader is. Dat in combinatie met andere elementen in het dossier (die in dezelfde richting wijzen) mag leiden tot de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap
• Rechtmatige weigeringen om een DNA onderzoek te ondergaan
o Vroeger wel toen er nog bloed moest geprikt worden
o Nu niet meer schraapsel wangslijmvlies
o Door vermoeden van vaderschap wegens geslachtsgemeenschap met de moeder
“behalve wanneer er twijfel over bestaat” in welke gevallen ? Als de vrouw meerdere minnaars heeft (exceptio plurium concubentium)
De bedoelde twijfel betreft het causaal verband tussen de (bewezen) geslachtsgemeenschap en de verwekking. (art. 324, derde lid BW)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 25
• Procedureregels o Titularissen van de vordering:
het kind + “elk van zijn ouders persoonlijk” (art. 332ter, eerste lid BW)
Ook de beweerde vader
o Termijn (art. 331ter BW): 30 jaar, te rekenen vanaf het einde van het bezit van staat of, bij
gebrek daaraan, vanaf de geboorte Deze verjaringstermijn wordt geschorst tijdens de minderjarigheid,
maar loopt tussen echtgenoten
Voorbeeld: vordering inleiden als 20-‐jarige ja nog geen verjaring Als meerderjarige kan je de vordering inleiden tot de dag dat je 48
jaar wordt
o Partijen in het geding: zie art. 332ter, derde lid BW
o Vertegenwoordiging: zie art. 331sexies BW Aanstelling voogd ad hoc bij tegenstrijdigheid van belangen, die in
concreto moet worden bewezen (wanneer hoedanigheden van eiser en verweerder niet gecombineerd worden)
(meestal situatie dat de moeder de vordering inleidt) Als moeder eiser en kind verweerder is kan de moeder kind niet vertegenwoordigen
o Materieel en territoriaal bevoegde rechtbank: zie art. 331, § 1 BW
o Wijzen van gedinginleiding (altijd een dagvaarding ,geen verzoekschrift mogelijk)
(geding kan niet vóór de geboorte worden ingeleid, zie art. 331bis BW) Het kind moet al levend en levensvatbaar geboren zijn
• Uitwerking van het vonnis o Veel post mortem om erfrecht van de vader te kunnen genieten o Declaratief karakter o 1 maand na de betekening van het vonnis is dit definitief (geen hoger
beroep meer mogelijk)
• Publiciteitsregeling o zie art. 333 BW
• Bijkomende vormvereiste bij overspelige kinderen a patre
o Betekening van het vonnis aan de echtgeno(o)t(e) van de overspelige man, op straffe van relatieve niet-‐tegenwerpelijkheid (art. 322, tweede lid BW)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 26
Hoofdstuk 3: Betwisting van de afstamming Vereist altijd een gerechtelijke procedure! langs moederszijde (komt minder voor) langs vaderszijde (komt veel voor)
Afdeling 1: Betwisting van moederschap Betwisting wettelijk vastgesteld moederschap
• Art. 312, § 2 BW o Omdat de naam van de moeder in de geboorteakte staat Het baren is de
juridische grondslag voor de vaststelling van het moederschap (312 §2 juncto art 57 BW)
o ‘Mater sempra certa est’
o Door alle wettelijke middelen moet worden bewezen dat de moeder niet van het kind bevallen is
o Bezit van staat ten aanzien van de moeder maakt de vordering onontvankelijk
Baby J geboren uit een draagmoeder maar het moederschap van de Nederlandse wensmoeder is frauduleus in de geboorteakte van het kind geschreven (SIS-‐kaart)
Afstammingsprocedure Wat moet bewezen worden ? Dat de moeder (vrouw wiens naam in geboorteakte) niet van het kind bevallen is (dit kan bewezen worden)
Bezit van staat Nederlandse wensmoeder had bezit van staat Zaak onontvankelijk Socio-‐affectieve werkelijkheid primeert op de biologische werkelijkheid afwezigheid van bezit van staat is een ontvankelijkheidsvoorwaarde voor het instellen van de vordering
• Termijn o 1 jaar vanaf de ontdekking v/h leugenachtige karakter v/d afstamming
• Titularissen van de vordering
o De vader, het kind, de moeder en de persoon die het moederschap opeist (blijkbaar geen automatische vaststelling van moederschap in dit laatste geval)
o Wanneer de beweerde moeder de vordering inleidt, is niet in de wet bepaald dat haar betwistingvordering maar gegrond is wanneer haar moederschap is komen vast te staan, noch dat de beslissing die deze betwistingvordering inwilligt, van rechtswege de vaststelling van de afstamming van verzoekster met zich meebrengt, met inachtneming van art. 332quinquies BW (een systeem dat wel vooropgesteld wordt bij de betwisting van het vaderschap van de echtgenoot door de beweerde vader, (zie art. 318, § 5 BW)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 27
Betwisting van een moederlijke erkenning • Ontvankelijkheid
o Wanneer staat het moederschap van de vrouw niet vast? als de vrouw anoniem bevallen is (bv. Bevallen in Frankrijk)
o Algemeen: afwezigheid van bezit van staat ten aanzien van de erkennende vrouw
o Bijzonder (voor de erkennende vrouw en degenen die hebben toegestemd): erkennende vrouw wil zelf haar erkenning betwisten een wilsgebrek (art. 330, § 1, eerste en tweede lid BW)
o Titularissen en termijnen WET (art. 330, § 1, vierde lid BW) De erkennende vrouw en de vader moeten de vordering inleiden
binnen 1 jaar na de ontdekking dat de erkennende vrouw niet de moeder is
De beweerde moeder: binnen 1 jaar na de ontdekking dat zijzelf de moeder is
Het kind: ten vroegste vanaf de 12de verjaardag, uiterlijk op de 22ste verjaardag of binnen 1 jaar na de ontdekking dat de erkennende vrouw niet zijn moeder is
• Gegrondheid o De erkenning wordt tenietgedaan indien door alle wettelijke middelen is
bewezen dat de betrokkene “niet de moeder” is (art. 330, § 2 BW) Begrijpen als “niet van het kind bevallen is”
cf. de bijzondere hypothese van art. 329bis § 3, vijfde lid BW: “niet de biologische moeder” Bio-‐fysiologische moeder
Stel draagmoeder na anonieme bevalling in Frankrijk Draagmoeder erkent zelf het kind dat ze gebaard heeft Geding tussen wensmoeder en draagmoeder Wensmoeder zal erkenning betwisten betwisting moederlijke erkenning zal niet lukken (ook al genetisch van de wensmoeder via embryo) Wensouders zullen daar de lege lata niets kunnen aan doen
o Toch moet bewezen worden dat de erkennende vrouw niet van het kind is bevallen (cf. het ongewijzigde art. 314, derde lid BW) (bewijs van genetisch niet-‐moederschap is niet doorslaggevend)
o De vordering van de beweerde moeder is slechts gegrond indien haar eigen moederschap is komen vast te staan; het vonnis dat de betwistingvordering inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van het moederschap van de beweerde moeder mee, indien aan de voorwaarden van art. 332quinquies BW is voldaan (art. 330, § 3 BW)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 28
Betwisting gerechtelijk vastgesteld moederschap • Art. 331decies BW • Door middel van een bijzonder rechtsmiddel: derdenverzet
Afdeling 2: Betwisting van vaderschap Betwisting van het vaderschap van de echtgenoot
• Artikel 318 BW: o §1, § 2 en § 4 = ontvankelijkheid o § 3 en § 5 = gegrondheid van de vordering
• Ontvankelijkheid (Algemeen)
o Afwezigheid van bezit van staat t.a.v. de echtgenoot (aanhef art. 318, § 1 eerste lid BW) Maar: deze regel is ongrondwettig bevonden GwH nr. 20/2011, 3 februari 2011 Art. 318, § 1 eerste lid BW schendt art. 22 Gw., in samenhang gelezen met art. 8 EVRM, in zoverre de vordering tot betwisting van vaderschap niet ontvankelijk is indien het kind bezit van staat heeft t.a.v. de echtgenoot van de moeder
Rechtsoverweging B.10: Door het « bezit van staat » als absolute grond van niet-‐ontvankelijkheid van de vordering tot betwisting van het vermoeden van vaderschap in te stellen, heeft de wetgever de socio-‐affectieve werkelijkheid van het vaderschap steeds laten prevaleren op de biologische werkelijkheid. Door die absolute grond van niet-‐ontvankelijkheid wordt de echtgenoot van de moeder die te goeder trouw het socio-‐affectieve vaderschap heeft opgenomen, op absolute wijze uitgesloten van de mogelijkheid om zijn vaderschap te betwisten omdat zijn handelen te goeder trouw precies heeft bijgedragen tot de totstandkoming van de feiten die de criteria uitmaken van het bezit van staat. Aldus bestaat voor de rechter geen enkele mogelijkheid om rekening te houden met de vaststaande feiten en de belangen van alle betrokken partijen. Een dergelijke maatregel is onevenredig met de door de wetgever nagestreefde, legitieme doelstellingen, en derhalve niet bestaanbaar met artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Schending van art 22 GW (recht op privéleven wordt grondwettelijk beschermd) De basisregel wordt ongrondwettig bevonden!
Feiten:
• Man (echtgenoot) die bedrogen was door de moeder • 10 jaar lang overtuigd van het feit dat dit zijn kind was • Na 10 jaar bekent de moeder dat ze overspelig is geweest,
man is 10 jaar in de waan geweest dat hij het kind had
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 29
verwekt en had zich dus ook als vader gedragen (bezit van staat)
• Vaderschap is bevestigd door bezit van staat • De man heeft te goeder trouw (misleid door de moeder) het
kind beschouwd als het zijne hij zou dit nooit gedaan hebben had hij geweten dat het kind niet van hem was Grondwettelijk Hof volgt hem
• Zijn gedragingen worden tegen hem ingeroepen probleem: voor de rechter bestaat geen enkele mogelijkheid om rekening te houden met de vaststaande feiten (DNA onderzoek betreft de gegrondheid) en de belangen van alle betrokken partijen (men gaat blind voor de socio-‐affectieve werkelijkheid)
Conclusie: dergelijke maatregel is onevenredig met de door de wetgever nagestreefde doelstellingen
Wat met afstammingsgeschil na dit arrest ? Bezit van staat mag niet langer een absolute grond van onontvankelijkheid zijn
Wat is dan nog wel de betekenis van bezit van staat ? Kijken naar de vaststaande feiten en de belangen van de partijen
Nu moet de rechter met bezit van staat een beetje rekening houden, met de biologische realiteit en met de belangen van de partijen Afstammingsgeschil wordt zeer onvoorspelbaar
o Toestemming van de echtgenoot tot K.I.(kunstmatige inseminatie) of een andere daad die de voortplanting tot doel had maakt de vordering onontvankelijk, tenzij de verwekking van het kind hiervan niet het gevolg kan zijn (art. 318, § 4 BW)
Andere daad die voortplanting tot doel hebben = • Bv. Seks (man onvruchtbaar en huisvriend mag vrouw
bevruchten) • invitro fertilisatie eicel en zaadcel samengebracht en
embryo wordt ingebracht • intra cytoplasamtische sperma-‐injectie slechte
zwemmertjes 1 beweeglijke zaadcel inspuiten in eicel
o De levende en levensvatbare geboorte van het kind (art. 331bis BW) Uitzondering: De man die het vaderschap opeist, kan de vordering
reeds vóór de geboorte instellen (zie art. 328bis BW) = Lex specialis op de lex generalis van Art. 331bis BW
Er zijn evenwel gevallen waarin het onduidelijk is of het kind meer of minder dan 300 dagen na de gebeurtenissen vermeld in art. 316bis BW zal worden geboren. In deze gevallen rijst het praktische probleem dat de rechtbank verzocht wordt om uitspraak te doen over de betwisting van een vaderschap dat misschien nooit zal worden gevestigd
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 30
• Titularissen van de vordering o Moeder, echtgenoot en kind (Art. 318, § 1, eerste lid BW)
o De persoon die het vaderschap opeist (betwistingrecht onder
voorwaarde en met gevolg, zie Art. 318, § 5 BW) Bijzonderheid voor de vordering van de beweerde biologische
vader : Indien hij de betwistingvordering inleidt, is zijn vordering maar gegrond als zijn vaderschap “is komen vast te staan”; de beslissing die de betwistingvordering inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van het vaderschap van de verzoeker mee. De rechtbank gaat na of de voorwaarden van art. 332quinquies BW vervuld zijn (art. 318, § 5 BW)
Zijn vaderschap = het vaderschap van de beweerde biologische vader
2 in 1 afstammingsvordering: • Beweerde biologische vader betwist vaderschap echtgenoot
En tegelijkertijd • Vaststelling vaderschap van de beweerde biologische vader
Kind wordt op geen enkel moment vaderloos
o Subsidiair, na overlijden van de echtgenoot: diens bloedverwanten
o De eerste echtgenoot bij vaderschapsconflict (Art. 318, § 2, tweede en derde lid BW)
• Termijnen o Moeder: 1 jaar na de geboorte (Art. 318, § 2, eerste lid BW)
o Echtgenoot: 1 jaar na de ontdekking van het feit dat hij niet de
(biologische) vader van het kind is (Art. 318, § 2, eerste lid BW)
o Man die het vaderschap opeist: 1 jaar na de ontdekking van het feit dat hij de (biologische) vader van het kind is (Art. 318, § 2, eerste lid BW)
o Kind: Ten vroegste op de 12de verjaardag, ten laatste op de 22ste verjaardag of binnen 1 jaar na de ontdekking van het feit dat de echtgenoot zijn vader niet is (Art. 318, § 2, eerste lid BW)
Normaalgezien zijn minderjarigen procesonbekwaam maar in afstammingszaken kan een kind wel procederen
GwH nr. 96/2011, 31 mei 2011 • In de hypothese dat het vaderschap van de echtgenoot niet
overeenstemt met de biologische, noch met de socio-‐affectieve waarheid, schendt art. 318, § 2 BW de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met art. 8 en 14 EVRM
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 31
• Rechtsoverweging B.14: Door te bepalen dat een kind het vermoeden van vaderschap dat is vastgesteld ten aanzien van de echtgenoot van zijn moeder niet meer kan betwisten na de leeftijd van tweeëntwintig jaar of na het jaar te rekenen vanaf de ontdekking van het feit dat diegene die de echtgenoot van zijn moeder was, niet zijn vader is, terwijl dat vermoeden met geen enkele biologische, noch socio-‐affectieve realiteit overeenstemt, wordt evenwel op discriminerende wijze afbreuk gedaan aan het recht op de eerbiediging van het privéleven van dat kind. Door de korte verjaringstermijn zou het kunnen dat dat kind niet meer beschikt over de mogelijkheid om zich tot een rechter te wenden die rekening kan houden met de vaststaande feiten, alsook met het belang van alle betrokken partijen, zonder dat een en ander kan worden verantwoord door de zorg om de rust der families te bewaren terwijl de familiale banden te dezen onbestaande zijn.
• Art. 22 Gw. als in privéleven van het kind deze keer
• Feiten: o Meerderjarige van rond de 40 (kind van rond de 40)
had een wettelijke vader ( geboren binnen het huwelijk)
o In de jaren 70 huwelijk op de klippen feitelijke scheiding nadien echtscheiding echtgenoot had nooit voor het kind gezorgd geen bezit van staat hij was trouwens niet de biologische vader
o In 2000 ontdekt kind via DNA onderzoek dat de echtgenoot niet de biologische vader is
o In 2010 kind stelt vordering in (Te laat! kind kan vordering niet meer indienen want vervaltermijn van 1 jaar) Deze termijnregeling schendt het EVRM en de grondwet
• Arrest Grondwettelijk Hof zorgt dat het kind nog over een vorderingsrecht kan beschikken! De rechter zal in deze zaak niet anders kunnen dan de vordering gegrond te verklaren
De ouders kunnen niet optreden qualitate qua (namens) het minderjarige kind: het vorderingsrecht van de minderjarige tussen 12 en 18 jaar dient via (zijn voogd of) een voogd ad hoc te worden uitgeoefend
• Wie dient de aanwijzing van de voogd ad hoc uit te lokken? Zeker niet de vader of de moeder (die zelf verweerder zijn in deze procedure), maar het kind zelf.
• De ouders kunnen niet optreden (in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van het kind) Voogd ad hoc op vraag van het kind zelf
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 32
o (subsidiair) Bloedverwanten van de echtgenoot: Enkel na overlijden van de echtgenoot 1 jaar na de geboorte, indien de echtgenoot overleden is vóór de
geboorte 1 jaar na het overlijden, indien de echtgenoot na de geboorte is
overleden (Art. 318, § 2, tweede lid BW)
o De eerste echtgenoot bij vaderschapsconflict: zelfde termijn als de (enige) echtgenoot 1 jaar (naar analogie met het vroegere art. 332, vierde lid BW, dat voor echtgenoot en vorige echtgenoot dezelfde termijn bepaalde)
Al deze termijnen zijn vervaltermijnen, die de openbare orde raken o Niet vatbaar voor stuiting of schorsing o Enkel verlengbaar bij overmacht
Het begrip “overmacht” moet – restrictief – verbintenisrechtelijk worden geïnterpreteerd; men moet in de absolute onmogelijkheid zijn om de vordering in te leiden binnen de voorgeschreven termijn, als gevolg van gebeurtenissen onafhankelijk van de wil van de betrokkene die hij niet heeft kunnen voorzien of voorkomen, terwijl hij de volgehouden intentie had de handeling te stellen
• Bewijs Art. 318, § 3 BW bevat 2 wijzen van betwisting:
o Op tegenbewijs Op tegenbewijs Eisende partij bewijst zelf dat de echtgenoot
niet de vader is Door alle wettelijke middelen (behalve de eed) kan worden
bewezen dat echtgenoot niet de vader is (Art. 318, § 3, eerste lid BW)
• DNA onderzoek is meest sluitende bewijsmiddel
o Via eenvoudige verklaring In drie (eigenlijk zeven) gevallen waarin het vaderschap van de
echtgenoot onwaarschijnlijk is, opgesomd in Art. 318, § 3, tweede lid BW vermoedens juris tantum van niet-‐vaderschap, zonder verdere bewijsvoering
De vermelding van “de gevallen bedoeld in artikel 316bis” (art. 318, § 3, tweede lid, 1° BW) is bekritiseerbaar, aangezien de vaderschapsregel in deze gevallen niet speelt, behoudens gemeenschappelijk verklaring van de echtgenoten op het ogenblik van de aangifte van de geboorte. Het is bijzonder eigenaardig dat in voorkomend geval het bewijs van niet-‐vaderschap niet zou moeten worden geleverd. Tijdens de parlementaire voorbereiding verklaarde de minister van Justitie dat de ambtenaar van de burgerlijke stand zich zou kunnen vergissen en ten onrechte de echtgenoot in de geboorteakte als vader zou kunnen vermelden.
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 33
Deze vergissing behoort evenwel te worden rechtgezet door een vordering tot verbetering van de akten van de burgerlijke stand (Art. 1383-‐1385 Ger. W.) en niet d.m.v. een (eenvoudige) betwistingvordering van een vaderschap dat juridisch niet eens vast mocht staan (het is overigens niet door de vermelding van de naam van de (ex-‐) echtgenoot in de geboorteakte dat het vaderschap komt vast te staan, maar krachtens de wet zelf (Art. 315-‐317 B.W.)).
Vermoeden juris tantum van niet-‐vaderschap als men in deze wettelijke voorwaarden verkeert veel goedkoper dan DNA-‐onderzoek
Juridisch correcte oplossing voor vader in geboorteakte die verkeerd is = fout in de geboorteakte
• ‘vordering tot verbetering van de geboortakte’ in Art. 1383 – 1385 Ger. W. veel loggere procedure dan de betwisting op eenvoudige verklaring
• Partijen in het geding o Het kind (of zijn afstammelingen) o De moeder o De echtgenoot (art. 332bis BW)
Betwisting van de vaderlijke erkenning
• Ontvankelijkheidsvoorwaarden o Algemeen:
Afwezigheid van bezit van staat ten aanzien van de erkenner (art. 330, § 1, eerste lid BW)
o Bezit van staat is een onontvankelijkheidsgrond voor elke vordering tot betwisting van een erkenning
o Bijzondere ontvankelijkheidsvoorwaarde: Bij een betwisting door de erkenner zelf of door iemand die tot de
erkenning heeft toegestemd: Een wilsgebrek (art. 330, § 1, tweede lid BW) (verschoonbare dwaling, bedrog, geweld)
In de rechtspraak wordt de ingeroepen dwaling meestal niet-‐verschoonbaar bevonden (bv. bij erkenning van een kind geboren na zes maanden zwangerschap, zogezegd zonder complicaties). dwaling moeilijk aanvaard
Bedrog is opzettelijk verwekte dwaling (meestal door de moeder geïnduceerd).
Moreel geweld wordt in de rechtspraak aanvaard als wilsgebrek bij geesteszwakke erkenners (of bij jonge erkenners vooral door de familie van de moeder) geen fysiek geweld
Bewijs van biologisch niet-‐vaderschap is vereist voor (de gegrondheid van) elke betwisting van een erkenning, ook deze ingeleid door de erkenner zelf (na bewijs van een wilsgebrek)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 34
Zie Cass. 7 mei 2007 (Deskundigenonderzoek = meest betrouwbare bewijsmiddel)
• Voorwaarde voor de gegrondheid van de vordering o Bewijs van niet-‐vaderschap door alle wettelijke middelen (art. 330, § 2
BW) o GEEN toetsing van het belang van het kind!
Het belang van het kind speelt geen enkele rol! Het belang van het kind mag volgens Cassatie geen rol spelen bij de beoordeling van de betwisting van vaderlijke erkenning
Wanneer bij erkenning wel rekening gehouden met belang van het kind ? Alleen bij de vaststelling van vaderschap na weigering door de moeder
Belang van het kind speelt op zichzelf geen rol maar in hoofde van de rechter wel belangrijker als hij zich moet uitspreken over het bezit van staat
DUS OFFICIEEL niet, maar INDIRECT speelt het wel een rol
o Ontvankelijkheid bezit van staat ja of nee o Gegrondheid heeft hij het kind verwekt? ja of nee
• Procedureregels
o Titularissen van de vordering: De moeder, het kind, de erkennende man en de man die het
vaderschap opeist (art. 330, § 1, eerste lid BW), maar… De vordering van de persoon die beweert vader te zijn, is maar
gegrond als diens vaderschap is komen vast te staan. De beslissing die de betwistingvordering inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van het vaderschap van de biologische vader mee (de rechtbank gaat na of aan de voorwaarden van art. 332quinquies BW is voldaan) (art. 330, § 3 BW)
o Termijnen (art. 330, § 1, vierde lid BW): Voor de moeder en de erkennende man: 1 jaar na de ontdekking
dat de erkennende man niet de vader is Voor de man die het vaderschap opeist: 1 jaar na de ontdekking dat
hijzelf de vader is Voor het kind: ten vroegste de dag van de 12de verjaardag, ten
laatste de dag van de 22ste verjaardag
Opmerking: een overgangsbepaling (art. 25 § 3) stelt dat het hier om een verjaringstermijn gaat (wat evenwel merkwaardig is, gelet op de korte duurtijd van de termijn)
GwH nr. 54/2011, 6 april 2011 • Art. 330, § 1, vierde lid BW schendt de artikelen 10-‐11 Gw.,
in zoverre de daarin bepaalde vervaltermijn voor de
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 35
persoon die de afstamming opeist, kan aanvangen vooraleer de betwiste erkenning plaatsvindt
• Termijn corrigeren aan de hand van dit arrest 1 jaar na de erkenning van de vorige
• De moeder kan haar toestemming weigeren
Art. 331decies BW • Via het bijzonder rechtsmiddel derdenverzet, in te stellen
door degenen die ten onrechte niet in de procedure werden betrokken
• Kan tot 30 jaar na de uitspraak (of 3 maanden na betekening aan de derde)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 36
Vaststelling van de afstamming Schema
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 37
Betwisting van de afstamming Schema
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 38
Casussen Casus 1: U treedt op voor een gehuwd koppel (man en vrouw). De vrouw heeft geen baarmoeder. De zus van de vrouw is bereid als draagmoeder te fungeren en krijgt een embryo ingeplant dat gecreëerd is met gameten van het echtpaar (eicel van de vrouw en zaadcel van de man). Het koppel wenst niet over te gaan tot adoptie. Kunnen zij een (oorspronkelijke) afstammingsband met het kind tot stand brengen en, zo ja, hoe? Oplossing: Wensmoeder = genetische moeder Draagmoeder = biofysiologische moeder Oplossing: moederschap
• moeder = de vrouw die bevallen is (Art. 312 BW) • Draagmoeder = juridische moeder
• Tenzij : anoniem bevallen in buitenland en dan erkennen, X in de geboorteakte.
De erkenning door de (genetische) wensmoeder in België (art. 313 BW, geen bewijslast) in principe geen toestemming nodig
• Wie moet tot deze erkenning toestemmen? Als het vaderschap vaststaat moet de vader toestemmen (dus indien de vader het kind prenataal erkend heeft, maar dan moet de draagmoeder toestemmen met de prenatale erkenning)
• Onderzoek naar het moederschap bevalling moet bewezen worden bevalling kan bewezen worden via bezit van staat
• gerechtelijke vaststelling moederschap bezit van staat
• Art. 314 lid 3 en 4 BW o Wensmoeder voert bezit van staat aan o Draagmoeder ‘ik ben bevallen’ o Bezit van staat primeert op bewijs van de bevalling door alle wettelijke
middelen in wet: bij gebreke van bezit van staat.. bezit van staat is het eerste, primaire, onweerlegbare bewijsmiddel
• Zal de draagmoeder haar verzet kunnen uitoefenen in deze procedure ? Neen want ze is geen moeder
• Als het kind in België geboren is ? Moederschap van de draagmoeder, zij zal de juridische moeder zijn (in geboorteakte) kan wensmoeder het moederschap van de draagmoeder betwisten? art. 312 §2 BW
o Er moet bewezen worden dat de draagmoeder niet van het kind is bevallen onmogelijk, bewijs kan nooit geleverd worden Maar de betwistingsvordering kan ook onontvankelijk zijn als de draagmoeder bezit van staat heeft
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 39
o Zelf als er geen bezit van staat is van de draagmoeder zal de betwistingvordering nooit lukken omdat de gegrondheid nooit zal bewezen kunnen worden
o Betwistingsprocedure zal dus nooit lukken
• Er is dus de omweg nodig van de anonieme bevalling Oplossing: vaderschap
• Vaderschap wensvader moet vastgesteld worden (tevens biologische vader) • De draagmoeder (juridische moeder) moet toestemmen met de erkenning • Overspelig kind a patre?
o Doelbewust draagmoederschap maar toch wordt er hier een kind verwekt bij een andere vrouw dan de echtgenote, de erkenning zal moeten worden medegedeeld aan de echtgenote (Art. 319bis BW)
Casus 2: Een echtpaar leeft al sinds 2010 feitelijk gescheiden (zonder daartoe door een rechter te zijn gemachtigd) omdat de man toen is ingetrokken bij zijn vriendin. Kort nadien is ook zijn echtgenote ingetrokken bij haar nieuwe vriend. Op 19 maart 2012 beviel zij van een zoon die verwekt is door haar nieuwe vriend. De verwekker wil zijn verantwoordelijkheid voor het kind opnemen en vraagt u welke stappen hij dient te ondernemen om juridische vader van het kind te worden. Oplossing:
• Echtpaar = getrouwd • Erkenning van een kind dat onder toepassing van vaderschapsregel valt (want
geboren binnen het huwelijk)
• Man kan niet erkennen, botst op de vaderschapsregel (Art. 315 BW)
• Echtgenoot is de juridische vader o Art 316 bis kent geen toepassing o Tenzij misschien woonst (2°), staat niet in casus (vaderschapsregel speelt
niet) erkenning kan doorgaan mits toestemming
• Vaderschapsregel speelt wel: procedure betwisting vaderschap (318 §5 en 332 quinques)
o Gerechtelijke vaststelling biologisch vaderschap verwekker o Binnen het jaar na geboorte (als de moeder procedeert) o Binnen het jaar na ontdekking vaderschap (als de verwekker procedeert) o Kind kan niet procederen voor zijn 12e
• Recht van verzet
o De moeder (zou kunnen) o De echtgenoot ? NEE art 332 quinquies §3. (is zeker niet de biologische
vader)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 40
• Na procedure : erkennen en toestemming • Is de verwekker gehuwd : Aangetekende zending naar zijn echtgenote als
mededeling Casus 3: Een ongehuwde vrouw beleefde een kortstondige relatie, maar haar minnaar liet haar in de steek op het ogenblik dat hij vernam dat ze zwanger was van hem. De vrouw wenst dat de verwekker van haar kind zijn verantwoordelijkheden opneemt. Het kind is momenteel 3 maanden oud en de ex-‐minnaar weigert elk contact met moeder en kind. Op welke wijze kan de afstamming van de biologische vader worden vastgesteld? Specificeer de procedurele stappen (wie kan de procedure inleiden, binnen welke termijn, wat moet worden bewezen en hoe kan dit bewijs worden geleverd)? Oplossing:
• Procedure = gerechtelijke vaststelling vaderschap (Art 322, 1e lid BW) o Voorwaarde ? Vaderschap echtgenoot mag niet vaststaan
• Er is geen huwelijk • Er is geen erkenning
• Procedure ingesteld door de moeder : Art 332 ter, 1e lid BW • Termijn : 30 jaar (331 ter BW)
o Vertrekpunt: geboorte (want geen bezit van staat: weigert elk contact)
• Bewijs : o Biologisch vaderschap (biologische band tussen vader en kind)
Art 324 lid 1 maar hier niet door bezit van staat naar lid 2 Art 324, lid 2: “alle wettelijke middelen” (Bv DNA onderzoek)
(beste) Art 324 lid 3 Vermoeden van vaderschap op basis van
geslachtsgemeenschap met de moeder (kosten DNA onderzoek uitsparen)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 41
Casus 4: Echtgenoten leven al sinds januari 2011 feitelijk gescheiden nadat de vrederechter eind 2009 een vonnis heeft gewezen waarbij zij gemachtigd werden een afzonderlijke verblijfplaats te betrekken gedurende een periode van 1 jaar. Op 3 september 2012 bracht de echtgenote een dochter ter wereld. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakte op 15 september 2012 een geboorteakte op en vermeldde daarin de echtgenoot als vader van het kind. Partijen leven vandaag nog steeds feitelijk gescheiden. Deze man raadpleegt u en beweert het kind niet te hebben verwekt. Wat raadt u hem aan? Oplossing:
• Man= echtgenoot van moeder, wil geen verantwoordelijkheid dragen vraagt info en raad
• Vaderschapsregel Art. 315 B.W. speelt (in hoofde van de echtgenoot van de moeder) want het kind is geboren binnen het huwelijk.
• Kijken naar de uitzonderingen: Art. 316bis, 3°. • Vonnis uitgesproken, meer dan 300 dagen later kind geboren geldt. Nu kijken
naar termijn van de maatregel: het is meer dan 180 dagen na (want de machtiging verloopt eind 2010) 316bis, 3° speelt niet
• valt onder vaderschapsregel: echtgenoot is de vader!
• Uitweiding Art. 316bis, 2°: hier niet duidelijk of het geregistreerd is. Even aannemen van wel: vanaf het begin van de feitelijke scheiding in het register. Dan speelt de uitzondering wel. De echtgenoot is de vader niet, maar staat wel zo in akte. Oplossing: de vergissing kan op 2 manieren rechtgezet worden: verbetering van de geboorteakte (=procedure EA) of betwisting van het vaderschap van de echtgenoot : 318 §3, op eenvoudige verklaring betwist;
• Wat doen nu blijkt dat vaderschap geldt? o Betwisting vaderschap echtgenoot: 318 BW, ingeleid door vader. Termijn
= 1 jaar vanaf het ogenblik dat hij weet dat hij niet de vader is. Bewijzen met wettelijke middelen
Casus 5: Een gehuwde man heeft een kind verwekt bij een vrouw die niet zijn echtgenote is. Op het ogenblik dat het kind 2 jaar is, wil hij het kind erkennen. a) Kan dit nog? b) Zo ja, welke personen dienen tot deze erkenning toe te stemmen? c) Wat kan de man ondernemen als de moeder zich tegen deze erkenning verzet? d) Hoe kan de echtgenote van de erkenner deze erkenning verhinderen? Oplossing: a) Overspelig kind a patre, vader wil kind erkennen wanneer het al 2jaar is kan want erkenning is niet aan een termijn onderworpen
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 42
b) De moeder want het kind is minderjarig en niet ontvoogd. Kind zelf niet want dat is pas mogelijk vanaf 12 jaar: Art. 329bis BW c) Als moeder verzet: man moet procedure instellen bij rechtbank dagvaarding van moeder. Art 329bis §2: eerst proberen te verzoenen, wanneer moeder volhardt (meestal het geval), kijkt rechter naar bewijs dat de man de vader niet is: is er niet. Nu volgt een opportuniteitsoordeel omtrent belang, meestal in het belang van kind bevonden dat het erkend wordt. d) Echtgenote kan er niets tegen doen. Maar het kan voor haar niet tegenwerpelijk zijn, indien ze geen aangetekende brief ontvangen heeft. Dit is enkel een vormvereiste, het ontbreken ervan houdt de erkenning niet tegen. Stel kind was enkele maanden oud: ook opportuniteitsoordeel? Ja want grondwettelijk hof had onderscheid tussen kinderen ouder en jonger dan 1 jaar ongrondwettelijk bevonden. Casus 6: Mevr. DE POORTER heeft ongehuwd samengewoond met de heer CRUCKE, een vrijgezel. Op 1 juli 2012 bracht zij een zoontje Kurt ter wereld. Dit kind werd echter verwekt door de heer OTTEN. Omdat deze zelf gehuwd is (met mevr. DE VILDER) en mevr. DE POORTER vermoedt dat hij het kind nooit zal willen erkennen, liet zij de heer CRUCKE opzettelijk in de waan dat Kurt zijn zoon is en stuurde zij erop aan dat hij het kind zou erkennen. Enkele dagen na de geboorte erkende de heer CRUCKE het kind voor de ambtenaar van de burgerlijke stand. Na zware meningsverschillen i.v.m. de opvoeding van het kind verliet de heer CRUCKE op 15 juli 2012 het land en liet vanaf die datum niets meer van zich horen. Het kind heeft hij sindsdien niet meer gezien en ook met de moeder heeft hij geen enkel contact meer. Eergisteren kreeg de heer CRUCKE bij toeval een brief voor ogen, gericht aan mevr. DE POORTER en geschreven door de heer OTTEN, waaruit duidelijk blijkt dat de heer OTTEN de biologische vader van Kurt is. a) Wat is uw advies mocht u vandaag geraadpleegd worden door de heer CRUCKE die beseft dat hij misleid is en zijn erkenning ongedaan wil maken? b) Welke juridische stappen kan mevr. DE POORTER nog ondernemen om de afstamming langs vaderszijde vast te stellen indien de heer CRUCKE zijn erkenning ongedaan heeft gemaakt en de heer OTTEN alle medewerking weigert? Oplossing: a) Procedure betwisting vaderlijke erkenning: art. 330 BW. Geen bezit van staat want bekommerde zich er niet om, dus dit deel van het ontvankelijkheidsvereiste is voldaan + er moet een wilsgebrek bewezen worden; hier: bedrog van moeder omtrent de biologische realiteit de procedure is ontvankelijk. Gegrondheid: Art. 330 §2 is hij biologische vader? Vordering zal slagen.
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 43
b) Biologische vader wil niet meerwerken gerechtelijke vaststelling vaderschap: Art. 322 BW. Staat vaderschap al vast? Er is geen echtgenoot, dus geen probleem (art. kan toegepast worden).
• Wat moet bewezen worden? Dat hij biologische vader is, zie artikel 324 BW. 1. Bezit van staat: hier waarschijnlijk niet 2. Alle wettelijke bewijsmiddelen, meestal DNA (meest waarschijnlijke
optie) 3. Geslachtsgemeenschap bewijzen
Art. 322 j° 324 BW
Moeder is gerechtigd vordering in te stellen: 332ter lid 1, termijn: 30 jaar Als uit de gegevens blijkt dat de man gehuwd is vonnis laten betekenen aan echtgenote. Casus 7: Mevrouw JANSSENS is gehuwd met de heer PEETERS. Er rijzen ernstige huwelijksmoeilijkheden en op 1 oktober 2011 werd door de heer PEETERS een echtscheidingsvordering o.g.v. onherstelbare ontwrichting van het huwelijk ingesteld. Op 12 oktober 2011 machtigde de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg de partijen om afzonderlijk te wonen. Op 1 september 2012 bracht mevr. JANSSENS een zoontje Bart ter wereld. Dit kind werd verwekt door de heer LIEVENS, die zelf ook gehuwd is. Mevr. JANSSENS wenst dat de heer LIEVENS als juridische vader van het kind zal worden beschouwd, maar deze weigert halsstarrig enige verantwoordelijkheid op te nemen. De echtscheiding van het echtpaar PEETERS-‐JANSSENS is op heden nog niet uitgesproken. a) U wordt vandaag geraadpleegd door de heer PEETERS, die aanvoelt dat hij niet de biologische vader is van Bart. Hij heeft ook nooit naar het kind omgekeken. Wat raadt u hem aan? b) U wordt vandaag gecontacteerd door mevr. JANSSENS. Wat zal u haar adviseren? Oplossing: a) Peeters (echtgenoot moeder) keek nooit om naar kind geen bezit van staat (noch kind verwekt). Vaderschapsregel geldig? Geboren binnen huwelijk dus hij is de vader. Uitzondering van toepassing? Art. 316bis punt 1, tweede hypothese: meer dan 300 dagen na de beschikking? 12 oktober is vertrekpunt dus meer dan 300 echtgenoot is vader niet, want valt onder de uitzondering. Advies: hij moet niets doen, moet geen procedure voeren want is uit kracht van de wet de vader niet. b) Man weigert procedure tot gerechtelijke vaststelling vaderschap (basisartikel: 322 BW) Art. 332ter lid 1: moeder is titularis. Vaderschap echtgenoot staat niet vast, dus geen enkel probleem. Termijn is 30 jaar (331ter). Bewijs: Art. 324 BW. Moet het betekend worden? Ja, aan zijn echtgenote.
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 44
Casus 8: Staf COPPENS is gisteren vierentwintig jaar geworden. Zijn moeder, mevr. JANSSENS, werd verlaten door haar echtgenoot COPPENS, een steriele man, toen zij twee maanden zwanger was, ongeveer zeven maanden voor de geboorte van Staf, maar beide echtgenoten bleven tot voor kort op hetzelfde adres gedomicilieerd. Mevr. JANSSENS had destijds een relatie met de heer PEETERS die nog vóór de geboorte bekend was geraakt. De heer PEETERS is de biologische vader van Staf. Op 3 oktober 2011 werd door het echtpaar JANSSENS-‐COPPENS een procedure echtscheiding door onderlinge toestemming ingeleid; uitspraak v/d EOT viel in mei 2012 De heer COPPENS heeft al te kennen gegeven aan geen enkele andere procedure meer te willen meewerken. Staf heeft ondertussen een stevige band met de heer PEETERS ontwikkeld. U wordt geraadpleegd door Staf en de heer PEETERS. Beiden willen dat de heer PEETERS de juridische vader van Staf wordt. De heer PEETERS wil daartoe alle medewerking verlenen. Mevr. JANSSENS leeft momenteel echter in onmin met haar zoon zodat op haar medewerking niet gerekend moet worden. Oplossing: Is echtgenoot van moeder (Coppens) juridisch de vader? Ja, op grond van Art. 315 BW want geboren binnen huwelijk
• Uitzondering van Art.316bis van toepassing? Geval 1 meer dan 300 dagen na 3 oktober 2011? Nee. echtgenoot is vader.
‘Meewerken’ erkenning. Art. 319 BW: vaderschap staat wel vast, dus kan niet rechtstreeks erkennen. Omweg via 318 Ger. W. ? Betwisting vaderschap van echtgenoot Ontvankelijkheid:
• Afwezigheid van bezit van staat echtgenoot: heeft nooit voor kind gezorgd, dus hieraan is voldaan
• Titularis: 318 §2 BW: kind en beweerde biologische vader • Termijn: 318 §2 BW:
o Binnen jaar na ontdekking dat de beweerde biologische vader is = vervaltermijn. Vordering onontvankelijk.
o Kind: 12-‐22 jaar of jaar na ontdekking dat echtgenoot van moeder niet zijn vader is ook niet voldaan, kind wist vroeger.
o Termijnen verstreken. Maar Grondwettelijk Hof: Als vaderschap noch met socio-‐affectieve, noch met biologische werkelijkheid overeenstemt, moet kind vorderingsmogelijkheden hebben. Er moet met de belangen van de partijen rekening gehouden kunnen worden: rechter moet gegrondheid kunnen bekijken.
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 45
Casus 9: Mevr. JANSSENS is al meer dan 10 jaar gehuwd met de heer LIEVENS. Na echtelijke moeilijkheden zijn de echtgenoten vanaf 1 september 2010 feitelijk gescheiden gaan leven, zonder daartoe door een rechter te zijn gemachtigd. Eind 2010 begon mevr. JANSSENS een relatie met de heer PEETERS die gehuwd is met mevr. COPPENS en nog steeds met zijn echtgenote samenleeft. De heer LIEVENS is pas op 15 januari 2011 officieel ingeschreven op het adres waarop hij al sinds de feitelijke scheiding woont. Uit de relatie van mevr. JANSSENS en de heer PEETERS werd op 5 augustus 2011 een kind Piet geboren. De relatie tussen mevr. JANSSENS en de heer PEETERS werd nog vóór de geboorte verbroken. Piet werd tot nog toe enkel door zijn moeder opgevoed. Wat is uw advies mocht u vandaag geraadpleegd worden a) Door mevr. JANSSENS die wenst dat de heer PEETERS zijn verantwoordelijkheden opneemt en de juridische vader van Piet wordt, terwijl de heer PEETERS dat helemaal niet wil. b) Door de heer LIEVENS die pas gisteren -‐ na toevallig contact met de heer PEETERS -‐ te horen kreeg dat zijn ex-‐echtgenote meer dan een jaar geleden een kind ter wereld heeft gebracht. Hij meldt u dat hij evenmin iets met het kind te maken wil hebben. Oplossing: a) Geldt vaderschapsregel? Ja, kind is tijdens huwelijk geboren. Kijken naar uitzonderingen:
• Art. 316bis BW geval 2: afzonderlijk adres niet van toepassing. De echtgenoot is juridische vader.
Gerechtelijke vaststelling vaderschap (want wil niet meewerken): Art. 322 BW, maar vaderschap staat vast. Oplossing: betwisting vaderschap echtgenoot: 218 BW.
• Afwezigheid bezit van staat: in orde • Titularis: moeder kan betwisten • Termijn: jaar na de geboorte, termijn is verstreken
onontvankelijk. Echtgenoot Lievens kan niet betwisten, want wist reeds langer dat hij vader niet was. Het kind zelf is vorderingsgerechtigd tussen 12-‐ 22 jaar of 1 jaar na ontdekking. Kan momenteel niet, maar wanneer hij 12 jaar wel is. Beweerde vader? Zeker niet, wil niet b) Betwisting van zijn vaderschap: Art. 318 BW Binnen termijn? Ja binnen 1 jaar (te rekenen vanaf gisteren). Bewijs dat hij biologisch vader niet is:
• Eenvoudige verklaring gevallen niet vervuld (Art. 318 §3 BW) • Bewijsmiddelen: DNA
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 46
Hoofdstuk 4: Gevolgen van de afstamming
Afdeling 1: Algemeen De regel
• Principe = gelijke gevolgen • Wederkerige gelijkheidsregel in Art. 334 BW
o Ongeacht de wijze van vaststelling van de afstamming, hebben kinderen ten opzichte van ouders en vice versa dezelfde rechten en verplichtingen
Ouders en kinderen hebben dezelfde rechten en verplichtingen jegens mekaar
• Ongeacht de wijze van vaststelling van de afstamming • Huwelijkse, buitenhuwelijkse in principe zelfde gevolgen
Uitzonderingen (met betrekking tot de overspelige afstamming) Verleden tijd: Beperkingen ten nadele van de overspelige kinderen
• Afschaffing van de beperkingen ten nadele van de kinderen door de wet van 1 juli 2006
Na 1 juli 2007 nog steeds beperkingen voor overspelige ouders: (2) De overspelige ouder verliest automatisch de voordelen door de echtgenoot toegestaan bij huwelijkscontract en schenkingen in het huwelijkscontract gedaan (Art. 334ter, eerste en vierde lid BW)
• Vaststelling van overspelige afstamming, man erkent dat kind automatisch verlies van huwelijksvoordelen en de schenkingen die in het huwelijkscontract zijn gedaan (voordelen gaan automatisch verloren bij vaststelling van overspelige afstamming)
• Verlies van patrimoniale voordelen
• Ratio: o Waarom bestaat dit ? Ingevoerd in 1987. De bedoeling was om de
overspelige ouder te straffen, met de bedoeling dat het niet tot een echtscheiding zou komen. Echtscheidingen vermijden want onder het oude echtscheidingsrecht waren dit de sancties die tegen de schuldige werden genomen. (Meer huwelijken behouden omdat de trouwe echtgenoot de scheiding dan niet zou vragen)
o Heeft deze bepaling nog zin ? Deze voordelen verdwijnen sowieso na echtscheiding
• Welke voordelen verdwijnen? o Huwelijksvoordelen
Beding van vooruitmaking Gratis goederen uit het gemeenschappelijk vermogen voorafnemen, zonder dat dat op zijn deel wordt aangerekend
Beding van ongelijke verdeling Elke afwijking van de 50-‐50 verdeling
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 47
Verblijvingsbeding Alles naar de langstlevende (eigenlijk extreem beding van ongelijke verdeling)
Dit alles vervalt ten gevolge vaststelling overspelige afstamming Beding van inbreng vervalt niet ten gevolge van vaststelling
overspelige afstamming Inbrengen in gemeenschappelijk eigendom wat nog niet hiertoe behoorde
o Schenkingen bij huwelijkscontract (Tegenwoordige en toekomstige goederen)
Huwelijkscontract ( vooraleer je trouwt) kunnen ook schenkingen in worden gedaan zowel in het heden als de toekomst Schenking van toekomstig goed = contractuele erfstelling Vervalen ten nadele van de overspelige echtgenoot
• Correcties mogelijk o Huwelijksvoordelen handhaven initiatief van de bedrogen echtgenoot
en moet bij notariële akte gebeuren Discussie, kan je hier nadien nog op terugkomen? Overwegend
kan dit niet! (Art. 334ter, eerste lid in fine BW)
o Verval van huwelijksvoordelen doet geen afbreuk aan de rechten van
derden te goeder trouw Echtgenoot beschikt over een goed dat hij eigenlijk niet meer zal
krijgen (een goed al verkocht aan een derde, derde is al eigenaar geworden) vooraleer erkenning van het overspelig kind daarna erkenning echtgenoot heeft eigenlijk geen recht op dat goed
• De trouwe echtgenoot zal zijn geld willen recupereren • De trouwe echtgenoot moet de derde gerust laten, maar kan
de geldwaarde van het goed terugvorderen van de overspelige echtgenoot
(Art 334ter lid 2 BW) De overspelige ouder kan geheel of gedeeltelijk worden onterfd door zijn mede-echtgenoot, met uitzondering van het vruchtgebruik op de gezinswoning en het daarin aanwezige huisraad
• Deze aantasting van het erfdeel van de langstlevende echtgenoot is mogelijk door middel van testament, legaat, schenking, …
• Men kan nooit zijn concrete reserve ontnemen, vruchtgebruik op de gezinswonin
• (art. 334ter, derde lid BW)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 48
Afdeling 2: Naam Familienaam 6 regels in Art. 335 BW 1. Enkel vaderschap staat vast naam vader (art. 335, § 1 BW) 2. Enkel moederschap staat vast naam moeder (art. 335, § 2 BW)
• Is het verlies van de naam van de vader na betwisting van het vaderschap discriminatoir voor meerderjarigen, vergeleken met behoud naam moeder voor meerderjarigen met laat vastgestelde afstamming van vaderszijde?
o Zie Arbitragehof nr. 171/2005, 23 november 2005, dat geleid heeft tot art. 335, § 4 BW
o Enkel vaderschap staat vast: situatie waarbij moederschap dus niet vaststaat vrouw anoniem bevallen in het buitenland
o Hoe kan dan vaderschap vaststaan ? Man heeft het kind erkend, vaderschap gerechtelijk vastgesteld
o Meer gevallen waar enkel het moederschap vaststaat ? Geen echtgenoot, ongehuwde vrouw kind zal naam moeder
dragen als ‘bedpartner’ zijn verantwoordelijk niet neemt op het ogenblik dat de geboorteakte wordt opgemaakt. Enkel bij prenatale erkenning of erkenning in de geboorteakte zal het kind direct naam vader krijgen (geldt voor iedereen die niet gehuwd is)
Regel 2 speelt ook voor kinderen die binnen het huwelijk geboren zijn bij betwisting van het vaderschap van de echtgenoot (Betwistingvonnis in kracht van gewijsde vaderschap valt weg)
• Automatische naamswijziging, enkel bij minderjarige kinderen! Meerderjarige kinderen geen automatische naamswijziging (zonder hun toestemming)
3. Vaderschap en moederschap staan tegelijk vast naam vader (art. 335, § 1 BW)
• Wordt de vrouw gediscrimineerd door deze verplichte patrilineaire naamsverkrijging?
o Arbitragehof 6 november 2002 Discriminatie ? Binnenhuwelijkse kinderen kunnen de naam van de
moeder niet krijgen, buitenhuwelijkse wel Het doel van de wettelijke regeling is de familienaam op
eenvoudige en eenvormige wijze bepalen en een zekere onveranderlijkheid geven
De voorkeur voor de familienaam van de vader gaat terug op historische patriarchale opvattingen
In de opvattingen van de huidige samenleving zouden andere regelingen aan de doelstellingen kunnen beantwoorden, maar dit volstaat niet om de geldende regeling discriminatoir te achten.
Het recht op een naam is een persoonlijkheidsrecht. Het recht om zijn naam door te geven aan zijn kind is geen grondrecht.
Meest voorkomende geval • Bv. Kinderen die onder de vaderschapsregel zijn gevallen
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 49
4. Moederschap komt vast te staan na vaderschap naam vader blijft • (impliciet maar zeker, nu art. 335 BW geen modaliteiten tot naamswijziging in dit
geval bevat) • Situatie ?
o Anonieme bevalling in het buitenland en nadien erkent een andere vrouw het kind ( terwijl het vaderschap al vaststond)
o Komt minder voor 5. Vaderschap komt vast te staan na moederschap naam moeder blijft, maar…
• Ouders kunnen samen verklaring tot naamswijziging afleggen voor ABS (art. 335, § 3, eerste lid BW)
o Bv. : Man erkent een kind enkele minuten na het opstellen van de geboorteakte
o Basisregel naam van de moeder blijft bestaan, maar er zijn mogelijkheden om het kind de naam van de vader te geven
o Ze moeten samen voor de ambtenaar van de burgerlijke stand komen, tegelijk wilsuiting
o Deze verklaring tot naamswijziging moet worden afgelegd: Binnen het jaar na het vernemen van de vaststelling van de
afstamming Vóór de meerderjarigheid of ontvoogding Als het kind 18 is
geworden kan de verklaring niet meer worden afgelegd (openbare orde)
o Bij erkenning van een overspelig kind a patre begint de termijn van één jaar te lopen op de dag die volgt op de in Art. 319bis, tweede lid BW bedoelde kennisgeving of betekening (Art. 335, § 3, tweede lid in fine BW)
• Worden meerderjarigen gediscrimineerd doordat de ouders de verklaring tot naamswijziging moeten afleggen vóór de meerderjarigheid van het kind?
o Arbitragehof 14 juli 1994 Neen
• Worden buitenhuwelijkse kinderen gediscrimineerd door de mogelijkheid voor de moeder haar toestemming tot de erkenning te weigeren?
o Arbitragehof 28 november 1995 Neen
• Worden buitenhuwelijkse kinderen gediscrimineerd doordat bij onenigheid tussen vader en moeder hun naam onveranderd blijft?
o Arbitragehof 7 november 1996 en 6 november 1997 Gezamenlijke verklaring ze moeten beiden voor de ABS komen Geen discriminatie beide ouders zijn samen het best geplaatst
om het belang van het kind te beoordelen
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 50
• Worden buitenhuwelijkse kinderen gediscrimineerd nu hun naamswijziging niet meer mogelijk is doordat de moeder weigert de verklaring af te leggen, hoewel zij eerder heeft toegestemd tot de erkenning?
o Arbitragehof nr. 82/2004, 12 mei 2004 De wetgever mag ervan uitgaan dat de ouders het best (samen) het
belang van het kind kunnen beoordelen tot diens meerderjarigheid of ontvoogding; het gegeven dat hun onenigheid niet vanaf het begin blijkt, is niet relevant.
De naamswijziging is mogelijk via de administratieve procedure; de overheid zal niet anders kunnen dan een verzoek van iemand om de naam van zijn vader te dragen als ernstig beschouwen.
Antwoord Grondwettelijk Hof Neen • Belangrijke overweging de naamswijziging is mogelijk
via de administratieve procedure • De overheid (FOD justitie) zal niet anders kunnen dan de
aanvraag van iemand om de naam van zijn vader te dragen als ernstig beschouwen De naamsverandering zal toegestaan worden (naamwet)
6. Indien de afstamming van een kind wordt gewijzigd wanneer het de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, mag er zonder zijn akkoord geen enkele verandering aan zijn naam worden aangebracht
• (art. 335, § 4 BW)
• Is verlies naam vader na betwisting vaderschap discriminatoir voor meerderjarigen, vergeleken met behoud naam moeder voor meerderjarigen met laat vastgestelde afstamming van vaderszijde?
o Arbitragehof nr. 171/2005, 23 november 2005
o De verplichting tot naamsverandering na betwisting van vaderschap is een inmenging in de uitoefening van het recht op eerbiediging van het privé-‐leven van de betrokkene
o Er is sprake van een onevenredige aantasting van de sociale waarborg op de onveranderlijkheid van de naam na een wijziging van staat
o De mogelijkheid tot administratieve naamswijziging kan het aangevoerde verschil in behandeling niet redelijkerwijs verantwoorden, aangezien die mogelijkheid per definitie hypothetisch blijft
o Conclusie: art. 335 § 2 B.W. schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het van toepassing is op meerderjarige kinderen die met succes het vaderschap hebben betwist
Curiosum: De naam van de vondeling (art. 58 BW)
• Wordt gegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand aan wie het kind werd afgegeven
o Vondeling krijgt 1 of 2 voornamen waarvan er 1 als achternaam dient Niet altijd zo
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 51
o In België meer achternaam afgeleid uit de omstandigheden waarin het kind gevonden werd (of met inachtneming van de feitelijke gegevens)
Omstandigheden familienaam: • ‘Verpackt’ • Familienaam autocoureur Jacky ickx l’acouchement X
Feitelijke gegevens:
• Familienaam Bruynogen (een vondeling gelegd met bruine ogen)
Naamsbetwisting
• = een mogelijkheid die voortvloeit uit het Decreet 6 Fructidor jaar II (23 augustus 1794)
o “Iedereen is verplicht de naam te dragen die in zijn geboorteakte is vermeld” (art. 1)
• Recht op naam is een onvervreemdbaar en onverjaarbaar persoonlijkheidsrecht, dat verdragsrechtelijk gewaarborgd is Bescherming via gerechtelijke vordering tot naamsbetwisting (stopzetting + art. 1382 BW)
o Elke belanghebbende kan een vordering tot naamsbetwisting instellen tegen degene die de naam van een ander persoon draagt of er misbruik van maakt. Het alledaags karakter van de naam volstaat niet om de vordering te beletten (Cass. 25 mei 1962)
Zie evenwel Brussel 12 januari 1994, R.W. 1994-‐95, 229: in de zaak Xavier De Baere oordeelde het hof dat de drager van een naam zich tegen het gebruik van een gelijkluidende naam niet kan verzetten op grond van zijn persoonlijkheidsrecht. (klasgenoot van acteur Lukas van den Eynde)
o Als er iemand anders uw naam draagt dan kan diegene wiens naam misbruikt wordt een vordering instellen van naamsbetwisting weinig rechtspraak
Naamsverandering
• = administratieve procedure Geregeld door wet van 15 mei 1987 • Is een gunst, toegestaan door de uitvoerende macht, geen recht van de aanvrager
o In de praktijk toepassen als de mogelijkheden van Art 335 BW geen soelaas bieden
o Dit is een bijzondere wet buiten het BW o Nooit een garantie op succes!
• Onderscheid:
o Familienaamsverandering: bij KB o Voornaamsverandering: bij MB (eenvoudiger)
Voornaamsverandering zal duurder blijken
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 52
• Familienaamsverandering: o Het verzoek moet op “ernstige redenen” steunen:
Een belachelijke, hatelijke of onzedelijke naam • Is basisvereiste! • Kan ook voortvloeien uit belachelijke combinatie tussen
voornaam en achternaam: Selie Peter • Hatelijke famileinaam: Dutroux (al aanvaard geweest) • Filip Geubels ( ook een mogelijkheid) • Onzedelijke naam Neuckermans
Belgicisering van een naam, Bv. ter integratie Toekenning van de naam van de biologische vader Toekenning van de naam van de pleegouder. Voorkomen van het uitsterven van een naam (uitzonderlijk)
o Gevraagde naam mag geen aanleiding geven tot verwarring en de
verzoeker of derden niet schaden o KB wordt in BS bekendgemaakt; verzet kan
Administratieve rechtshandeling, beroep bij RvS kan dus ook o Registratierecht is verschuldigd (€ 49 of € 740)
Registratierecht: zie art. 249 §§ 2 en 3 W. Reg. In de regel € 49, Maar € 740 voor vergunningen om aan een naam een andere naam
toe te voegen of een hoofdletter door een kleine letter te vervangen
• Voornaamsverandering: o Kan “om enigerlei reden” o Moet worden toegestaan onder de voorwaarden van Art. 2, derde lid wet
namen en voornamen (transseksuelen, zie art. 3, tweede lid wet namen en voornamen))
o Gevraagde voornaam mag nooit aanleiding geven tot verwarring en de verzoeker of derden niet schaden
o Soepeler! (maar duurder) o Bij Transseksuelen (die aan de wettelijke voorwaarden voldoen)
enigen die echt het recht hebben om hun voornaam te wijzigen o Ministerieel besluit, verzet niet mogelijk, niet bekendgemaakt in het BS
o Registratierecht is verschuldigd (€ 490, verminderbaar tot € 49 om
bepaalde redenen) Vermindering van registratierecht (zie art. 249 § 1 W. Reg.): in de
regel € 490, maar € 49 indien de voornamen waarvan de wijziging wordt gevraagd:
• Op zichzelf of samengenomen met de naam, belachelijk of hatelijk zijn, of dit zijn omdat ze manifest ouderwets zijn;
• Vreemdklinkend zijn; of • Tot verwarring aanleiding kunnen geven • Enkel aangepast worden door een diakritisch teken of leesteken toe te
voegen of weg te nemen; • Afgekort worden • Transseksuelen
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 53
Naamsverbetering 2 procedures
• Vordering tot verbetering van de akte van de burgerlijke stand na een gerechtelijke procedure (art. 1383-‐1385 Ger.W.)
o Logge procedure o Ingeval van onjuiste naam in de geboorteakte (die geen tikfout is)
Juiste naam = deze van de vader, zoals vermeld in de geboorteakte van het kind (Cass. 29 oktober 1976)
o Procedure na vordering tot verbetering: Verzoekschrift bij de rechtbank van eerste aanleg van de plaats
waar de foutieve akte van de burgerlijke stand is opgemaakt Behandeling in raadkamer + kantmelding in de foutieve akte
• Verbetering van een materiële misslag door de ABS (art. 99-‐100 BW)
o Soepele procedure ( enkel mogelijk bij een tikfout) o Limitatieve opsomming in art. 100 BW) o In deze context: tikfout in naam of voornamen o Oplossing = verbetering via randmelding in rode inkt, na gunstig advies
van de Procureur des Konings
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 54
Afdeling 3: Wettelijke erfopvolging Algemeen
• Art. 718 BW: “Erfenissen vallen open door de dood” • De nalatenschap wordt verdeeld onder de wettelijke erfgenamen van de erflater
(bij gebrek aan testament of huwelijkscontract) • Erfrecht krachtens de wettelijke regels (als er geen testament,
huwelijkscontract gemaakt is) Wie zijn de wettelijke erfgenamen?
• De bloedverwanten met juridisch (niet: louter biologisch) vastgestelde afstammingsband ten aanzien van de erflater
o Bloedverwanten in de juridische betekenis: o Zie GwH 7 november 2007, nr. 136/2007 o Grondwettelijk Hof Buitenhuwelijkse kinderen zonder juridisch
vastgestelde afstammingsband die graantje probeereden mee te pikken o Geen afstammingsband geen succesvolle betwistingsvordering niet
kunnen erven o Niet kennelijk onredelijk dat enkel juridisch de bloedverwaten worden
gezien
• De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende partner o Erfdeel langstlevende (reservatair) o Wettelijk samenwonende partner kan ontnomen worden (niet
reservatair) o
• De adoptieve verwanten van de overledene o (gewone ≠ volle adoptie) o Erfrecht is ook gevolg van adoptieve afstamming
Volle adoptie is enkel bij minderjarigen Veel adopties van meerderjarigen (louter om erfrechtelijke
redenen)
o Onderscheid gewone en volle adoptie: Gewone adoptie beperktere gevolgen enkel en alleen
juridische band tussen adoptant, de geadopteerde en de afstammelingen van de geadopteerde (niet verder, men treedt niet in de familie van de adoptant)
Volle adoptie gaat veel verder (enkel als minderjarige) Je treedt volledig in de familie van de adoptant (volledige gelijkstelling) gevolgen voor erfrecht dus ook groter
• Bij gebrek daaraan: de Staat
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 55
Voorwaarden om te erven • Bestaan bij het openvallen van de nalatenschap
o Openvallen op ogenblik van overlijden (overlijdensakte)
o Verwekt uiterlijk op het ogenblik van overlijden EN o Naderhand levend en levensvatbaar geboren o (Art. 725 BW) o Dus juridische persoon
o Nut prenatale erkenning (man sterft na erkenning en voor geboorte van
het kind) Kan het kind erven ? Ja, het zal erven eens het levend en levensvatbaar geboren is en het is erkend nadat het verwekt is
• De erflater overleven o Je moet zelf nog leven op het ogenblik dat de nalatenschap openvalt
o Problemen bij:
Afwezigheid • Wie feitelijk afwezig is (nog geen vermoeden of verklaring)
kan erven • Vermoeden van afwezigheid kan ook erven • Verklaring van afwezigheid door de rechtbank (als het
beschikkend gedeelte van het vonnis van deze verklaring is overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand) heeft de waarde van een overlijden dus dan kan men niet erven
Gelijktijdig overlijden (leer van de commorientes) • Gelijktijdig overlijden (komt niet veel voor) Cum mori =
samen sterven (mensen die op hetzelfde ogenblik overleden zijn en waarvan niet kan vastgesteld worden wie voor de andere overleden is, er kan geen chronologie bewezen worden)
• Vanaf het bewijs van chronologie van overlijden geen commorieten
• Praktisch voorbeeld neerstorten van een vliegtuig (geen herkenbare lijken), ook bij gewone woningbrand
• Basisregel commorienten erven niet van elkaar • Dit belet niet dat jij als kind van commorienten (Bv. beide
ouders in auto-‐ongeval dood) erfgerechtigd in de nalatenschap van de vader en van de moeder er wordt vererfd alsof de vader en de moeder niet van mekaar erven (deze leer = afwijking op het wettelijk kerfrecht)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 56
• Niet onwaardig zijn o Niet onwaardig Schandelijk gedrag ten opzichte van de erflater dat je
zou kunnen uitsluiten o Limitatief in de wet omschreven oorzaken van onwaardigheid (art. 727
BW) o Ontzetting uit ouderlijk gezag kan leiden tot onwaardigheid met
betrekking tot de nalatenschap van het kind (art. 33, 5° jeugdbeschermingswet) of echtgenoot (art. 745septies, §§ 1 en 2 BW)
Aanvaarding en verwerping van de nalatenschap Principe = drievoudig keuzerecht Een erfgenaam kan:
• Zuiver aanvaarden • Verwerpen • Aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving
Zuivere aanvaarding
• Uitdrukkelijk (via een akte) • Impliciet (door de goederen in bezit te nemen of te beheren)
o Een daad van impliciete of stilzwijgende aanvaarding is elke daad die meer is dan een daad van behoud of voorlopig beheer, waaruit men de bedoeling van de erfgenaam kan afleiden om de nalatenschap waartoe hij is geroepen, zuiver te aanvaarden
o Veelal een zuivere aanvaarding op impliciete manier
• Binnen de 30 jaar na het overlijden
• Banaal voorbeeld: Bij overlijden van de grootouders iets uit de garage van uw grootouders bij u thuis zetten daad die duidt op een zuivere aanvaarding (impliciet) ook risico’s (zuivere aanvaarding schulden gaan ook over)
• De aanvaarding werkt retroactief: o Vanaf het overlijden treedt de aanvaardende erfgenaam in de rechten en
plichten van de overledene (sustinet personam defuncti) o De aanvaarding is definitief: semel heres, semper heres
1 maal erfgenaam , altijd erfgenaam
• Niemand is verplicht de nalatenschap (zuiver) te aanvaarden (en kan dus verwerpen), behalve:
o Art. 792 BW: gedwongen aanvaarding na heling Heling op bedrieglijke wijze goederen uit de nalatenschap
wegmaken
o Art. 1240ter, § 3, vierde lid BW: Langstlevende echtgenoot (LLE)of langstlevende samenwonende partner (LLWSP)die méér afhaalt dan ½ van de creditsaldi of 5.000 euro
Samenlezen Art. 1240bis en ter BW
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 57
• 1240 bis geeft mogelijkheid aan erfgenamen om blokkering op te heffen door akte van erfopvolging waaruit blijkt dat zij erfgenamen zijn
• 1240 ter geeft de mogelijkheid aan de langstlevende echtgenoot of samenwonende bevoegdheid om een deeltje van de creditsaldi van de overledene te mogen opnemen (begrafenis betalen, …) max. ½ creditsaldi met een absoluut max van 5000 euro Doe je dit toch ? Dan is er sprake van zuivere aanvaarding (draconische sanctie)
Verwerping van de nalatenschap enkel als de nalatenschap is opengevallen
• Verwerping wordt nooit vermoed en dient te gebeuren door een verklaring ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg
• De nalatenschap van een nog levende persoon kan niet worden verworpen
• De verwerpende erfgenaam wordt vermoed nooit erfgenaam geweest te zijn: zijn erfdeel komt toe aan zijn mede-‐erfgenamen, zonder plaatsvervulling
• Ouders hebben machtiging nodig om namens hun kinderen te verwerpen (Art. 378 j° 410, § 1, 5° BW)
o Machtiging van de vrederechter (te vorderen op eenzijdig verzoekschrift) o Probleem: 1 ouder sterft (dan oefent de overlevende ouder alleen
ouderlijk gezag uit) Vader met schulden sterft (vruchtgebruik voor langstlevende
echtgenoot en kind erft schulden) zou nalatenschap moeten verwerpen, wat te doen als de ouder niets doet ( niet in het belang van het kind) enkel de ouder kan machtiging tot verwerping vragen
Oplossing eventueel voogd ad hoc (betwist of dit mogelijk is omdat er geen belangentegenstelling is tussen beide ouders)
Voogd ad hoc is eigenlijk enkel voorzien bij belangentegenstelling tussen ouders
Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving
• De erfgenaam is slechts gehouden tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap tot het bedrag van de waarde der goederen die hij verkrijgt (art. 802 BW)
• De boedels van erflater en erfgenaam worden niet vermengd o Vermenging is er wel bij zuivere aanvaarding
Dit doen als er twijfels zijn over de schulden en de baten
• Hoe? o Door een verklaring ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het
arrondissement waar de erfenis is opengevallen (laatste woonplaats van de erflater meestal)
o Bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 58
o Deze verklaring moet voorafgegaan of gevolgd worden door een getrouwe en notariële inventaris van de goederen van de nalatenschap
o Termijn: 3 maanden + 40 dagen om zich te beraden (zie art. 795 BW) In de praktijk termijn meestal overschreden (geen probleem
termijn zonder sanctie)
• Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving is verplicht: o Telkens wanneer minderjarigen of beschermde meerderjarigen
gerechtigd zijn Alle soorten onbekwamen kunnen niet anders dan aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving
o Wanneer erfgenamen van mening verschillen over het aanvaarden of verwerpen van een aan hun onbesliste rechtsvoorganger toekomende nalatenschap
Vereffening en verdeling
• Algemeen o Wanneer meerdere erfgerechtigden aanvaard hebben, ontstaat een
onverdeeldheid o De verdeling kan te allen tijde gevorderd worden, maar kan conventioneel
worden uitgesteld, telkens voor max. 5 jaar (zie art. 815 BW)
• Drie vormen van verdeling: o Minnelijk o Minnelijk, maar onder gerechtelijk toezicht o Gerechtelijk (gewijzigd door de wet van 13 augustus 2011, in werking op
1 april 2012)
• Gevolgen van de verdeling o “Iedere erfgenaam wordt geacht alleen en onmiddellijk te zijn opgevolgd
in alle goederen die in zijn kavel zijn begrepen of die hem bij veiling ten deel zijn gevallen, en nooit de eigendom van de andere goederen van de nalatenschap te hebben gehad” (art. 883 BW)
o Verdeling is een declaratieve rechtshandeling die declareert iets dat geacht wordt altijd te hebben bestaan
• Nietigheid van de verdeling o Wegens geweld, bedrog of benadeling voor meer dan een vierde (art. 887
BW) o (schatting van de goederen op hun waarde ten tijde van de verdeling) o = Relatieve nietigheid
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 59
Erfrechtelijke reserve en beschikbaar deel
• Relevantie: wanneer de erflater bij schenking of testament over zijn goederen heeft beschikt
o Reservataire erfgenamen zelf als erflater ook niet uw goesting doen wat erover schiet is het vrij gedeelte waar men vrij kan over beschikken bij schenking of testament
• Beschikbaar deel o = het gedeelte van de nalatenschap waarover de erflater bij schenking
onder de levenden of bij testament vrij kon beschikken, zonder het voorbehouden deel (de reserve) van de reservataire erfgenamen te schenden
o Beschikbaar = alles wat de reserve niet aantast o (zie art. 913-‐915bis BW)
• Reserve
o Reservataire erfgenamen zijn: De descendenten kinderen De ascendenten ouders De langstlevende echtgeno(o)t(e)
• LLWSP heeft geen reservatair erfeel
o De omvang van de erfrechtelijke reserve van de bloedverwanten is, in combinatie met het beschikbaar erfdeel
Vanaf 1 kind kan je niet langer doen met je nalatenschap wat je wil (je kan maar vrij beschikken over de helft)
Ascendenten in beide lijnen moederlijke en vaderlijke lijn In 1 lijn (enkel moederlijke lijn of enkel vaderlijke lijn) Kinderen zijn erfgerechtigd in de eerste orde Als er kinderen erven zullen er geen ascendenten erven
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 60
o Reserve van de langstlevende echtgenoot = ½ VG = “abstracte” reserve
o LLE krijgt minstens het vruchtgebruik van de gezinswoning en het aldaar
aanwezige huisraad = “concrete” reserve
o Reserve ≠ erfdeel o Reserve = voorbehouden erfdeel waaraan niet mag geraakt worden
De orden van erfopvolging
• Wat is een orde? o Een geheel van erfgenamen die (samen genomen) andere uitsluiten (of
worden uitgesloten), ongeacht de graad ten opzichte van de erflater
• Vier orden: o Strikte hiërarchie tussen de verschillende orden: De eerste komt voor de
tweede, de tweede voor de derde en de derde voor de vierde (uitzondering bij kloving)
o Eerste orde = De afstammelingen van de overledene (kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen…) Art. 745 BW
o Tweede orde
De ouders van de overledene, indien zij tot de nalatenschap komen samen met (half)broers of (half)zussen of afstammelingen van deze (half)broers of (half)zussen
De (half)broers en (half)zussen van de overledene De afstammelingen van de (half)broers en (half)zussen van de
overledene Art. 748 en Art. 750-‐751 BW
o Derde orde
= Alle ascendenten van de overledene (ook de ouders, maar deze enkel indien zij opkomen zonder
(half)broers of (half)zussen of afstammelingen van (half)broers of (half)zussen)
Art. 746 BW
o Vierde orde = Alle bloedverwanten in de zijlijn tot en met de vierde graad,
andere dan (half)broers en (half)zussen en hun afstammelingen Art. 753 j° Art. 755 BW
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 61
De lijn (Art. 735 BW) Bloedverwanten
• In rechte lijn: stammen van elkaar af (Art. 737 BW) o Opgaand: ascendenten (ouders) o Nederdalend: descendenten (kinderen)
• In de zijlijn: hebben een gemeenschappelijke stamouder (Art. 738 BW)
De graad
• DC= erflater (dejucus) • Zoveel graden tellen als dat er generaties zijn • In de rechte lijn gewoon tellen • In de zijlijn tot aan gemeenschappelijk
stamouder en terug naar bloedverwant
• Bloedverwanten verder dan de vierde graad erven niet (uitzondering: plaatsvervulling)
• Binnen elke orde erft de dichtste in graad (uitzondering: plaatsvervulling)
• Gelijken in graad binnen dezelfde orde verkrijgen een gelijk aandeel (= verdeling per hoofd)
• Het aandeel van de verwerpende erfgenaam gaat naar de mede-‐erfgenamen van dezelfde orde en dezelfde graad
o Is de verwerpende de enige erfgenaam in zijn graad, dan is zijn aandeel voor de erfgenamen van de volgende graad
Plaatsvervulling
• Wat? o De afstammelingen van een vooroverleden erfgenaam komen samen tot
het erfdeel waarop hun ouder, grootouder… recht had (= fictie van de wet) Ofwel uit eigen hoofde = de graad die je werkelijk inneemt ten
aanzien van de erflater Ofwel erven bij plaatsvervulling = in de plaats van de
vooroverleden erfgenaam (men komt dus een graad dichter)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 62
• Wie kan bij plaatsvervulling opkomen? o De afstammelingen van afstammelingen van de overledene o De afstammelingen van (half)broers en (half)zussen van de overledene o Afstammelingen van ooms en tantes van de overledene
o Binnen deze 3 categorieën ongeacht de graad Altijd bloedverwanten
in de rechte neergaande lijn
• Voorwaarden voor plaatsvervulling o Degene wiens plaats men vervult, moet vooroverleden zijn of gelijktijdig
zijn overleden o De plaats van een verwerpende of onwaardige erfgenaam kan niet worden
ingenomen (wel deze van een door de rechtbank afwezig verklaarde)
o Wat wel kan is: Bij plaatsvervulling opkomen voor een persoon wiens
nalatenschap men verworpen heeft of Bij plaatsvervulling opkomen voor een persoon ten aanzien van
wie men onwaardig was om van te erven
• Verdeling o Plaatsvervullers erven bij staken, niet bij hoofden Al de
afstammelingen die de plaats van de overleden erfgenaam vervullen, komen gezamenlijk en ten belope van diens erfdeel tot de nalatenschap
o Kinderen kunnen erven plaatsvervulling o Hoe verdeling per staak?
Zoon en dochter zouden allebei ½ gekregen hebben Afstammelingen moeten samen deze ½ delen verdelen KK1 = ¼ , KK2 = ¼ KK3 tot KK6 = 1/8
o Indien eenzelfde staak verscheidene takken heeft voortgebracht,
geschiedt de onderverdeling in elke onderscheiden tak eveneens bij staken en delen de leden van dezelfde tak bij hoofden
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 63
o Toegepast: KK1 en KK2 ¼ KK3 tot KK5 1/6 AKK1 en AKK2 1/12
Kloving
• Wat? o De nalatenschap wordt in twee gelijke delen verdeeld:
½ voor bloedverwanten in de vaderlijke lijn ½ voor bloedverwanten in de moederlijke lijn
o Door de kloving ontstaat een soort dubbele nalatenschap die openvalt
• Wanneer?
o Altijd vanaf de derde orde; o Soms ook al binnen de tweede orde (= “kleine” of “beperkte” kloving)
• Techniek
Kloving splitst de nalatenschap in twee helften, om die toe te kennen aan de vaderlijke lijn enerzijds en de moederlijke lijn anderzijds
o Binnen elk van beide lijnen erft de dichtste in orde en graad; erfgenamen in dezelfde orde en graad erven evenveel
o Als er geen erfgenamen zijn in de ene lijn, wordt hun deel geërfd door de erfgenamen in de andere lijn
o Kloving doorbreekt de prioriteitsregel van de orden Bv. : erfgenamen uit de derde orde in de ene lijn, sluiten
erfgenamen uit de vierde orde in de andere lijn niet uit
• Mildering van het klovingsprincipe o Ingeval in één lijn een ouder erft en in de andere lijn een zijverwant uit de
vierde orde, dan erft de ouder ook het vruchtgebruik op 1/3 van de goederen die geërfd worden in de andere lijn (Art. 754 B.W.)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 64
• “Kleine” kloving (binnen de tweede orde) o Wanneer? In twee gevallen:
Wanneer er naast een volle broer of zus ook een halfbroer of halfzus tot de nalatenschap komen
Wanneer een halfbroer of halfzus van moederszijde EN een halfbroer of halfzus van vaderszijde tot de nalatenschap komen
o Uitwerking: De nalatenschap (of het gedeelte ervan dat niet toekomt aan de
ouders van de erflater) wordt in twee gelijke delen verdeeld tussen de vaderlijke lijn en de moederlijke lijn
Volle broers en zussen erven dan in beide lijnen, terwijl halfbroers en halfzussen enkel erven in hun lijn
Toebedeling binnen de erforden Binnen de eerste orde
• Hypothese: o K3 is vooroverleden
K1,K2 Elk 1/3 KK1 en KK2 Elk 1/6
o K3 verwerpt
K1 en K2 Elk ½ KK1 en KK2 Niets Plaatsvervulling kan niet bij onwaardige of verwerpende
erfgenaam
o K1, K2 en K3 zijn vooroverleden KK1 en KK2 Elk ½ (plaatsvervulling maakt niet veel uit ze
krijgen sowieso ½)
o K1,K2 en K3 zijn vooroverleden, maar er is een KK3, kind van K1 KK3 ½ KK1 en KK2 Elk ¼
o K1, K2 en K3 verwerpen of zijn onwaardig
Het aandeel van de kinderen gaat over naar de erfgenamen in de volgende graad zullen niet erven bij plaatsvervulling maar uit eigen hoofde Verschil ?
• Met 2 kleinkinderen (elk ½) • Met 3 kleinkinderen (elk 1/3)
Erven in eigen hoofde = steeds een gelijk deel
• Gewone gang van zaken: o Van zodra een kind Kind = 1e orde en zal als enige erven o De 3 kinderen Elk 1/3 (De 2 kleinkinderen erven niets)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 65
Binnen de tweede orde • De ouders krijgen elk een vast ¼ • Het overige (3/4 of 1/2, naargelang de erflater slechts één ouder of beide ouders
achterlaat) wordt verdeeld tussen broers en zussen (of hun afstammelingen)
• Gewone gang van zaken: o Er is een broer en zus dus ouders horen ook tot de 2e
orde (grootmoeder zal niet erven) 2e orde want er is geen 1e orde (kinderen)
o Vader en moeder Elk ¼ o Broer en zus Elk ¼
• Hypothese:
o V (of M) is overleden Betekent niet dat de andere ouder meer krijgt
De ouders krijgen een vast ¼ Broer en zus Elk 3/8
o Z (of B) is overleden
Vader en moeder Elk ¼ Broer ¼ Kinderen van de zus samen ¼ Elk 1/8
o V en M zijn overleden
Broer en zus Elk ½
o V en M zijn overleden, B is volle broer, Z is halfzus (van moederszijde) Kleine kloving Volle broers en zussen in beide lijnen, halfzus
enkel langs moederslijn B ¾ Z ¼
o Extra: Zowel vader, moeder, broer als zus zijn overleden (iedereen
vooroverleden) en B heeft ook nog een kind Kinderen van broer en zus kunnen plaatsvervullen Kind B ½ K1 en K2 Elk ¼
o Extra: Ouders zijn overleden en B en Z verwerpen of zijn onwaardig
Geen plaatsvervulling Afstammelingen van B en Z zullen dan uit eigen hoofde erven
Elk 1/3
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 66
Binnen de derde orde Toepassing 1:
• Derde orde kloven • Vader ½ en grootvader langs moederszijde ook ½ • Opmerking plaatsvervulling enkel toepassen bij
bloedverwanten in de rechte neerdalende lijn o Nooit in de opgaande lijn
Toepassing 2:
• Kloven ½ in moederlijke en ½ in vaderlijke lijn • In de ene lijn komt de vader tot de nalatenschap en in
de andere lijn komt oom (en grootoom) o Oom en grootoom 4e orde o Oom staat in de 3e graad (grootoom is 4e
graad) Oom erft en grootoom niet
• In de ene lijn een ouder, in andere lijn de oom kloving milderen De ouder zal niet alleen de helft krijgen van de vaderlijke lijn, door de mildering zal hij ook het vruchtgebruik krijgen van 1/3 van het deel dat naar de andere lijn gaat (1/2) = Totaal 1/6 vruchtgebruik
• Vader erft ½ in volle eigendom + 1/6 in vruchtgebruik • De oom krijgt ½ volle eigendom – 1/6 vruchtgebruik = 2/6 in volle eigendom
en 1/6 in blote eigendom
• Hypothese: o O is vooroverleden maar heeft kinderen en kleinkinderen
Als de oom vooroverleden is, kunnen de kinderen van de oom plaatsvervullen
Ook de kleinkinderen van de oom kunnen erven (maakt niet uit dat ze 5e graad zijn)
o O is kinderloos overleden Grootoom erven ? Uiteraard (grootoom = 4e orde, 4e graad)
opnieuw mildering zie eerste erfenis oom
o Er zijn geen erfgenamen in één lijn Het kind van de grootoom zal niet kunnen erven Grootoom
overleden kind kan geen plaatsvervullen (niet in de opties)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 67
Binnen de vierde orde
• Ook bij 4e orde steeds kloving o Geen 1e, geen 2e orde o Van de derde orde is iedereen overleden o wel bloedverwanten in de zijlijn
• Kloven helft moederlijke en helft vaderlijke lijn
• O1 ½ • O2 is vooroverleden zijn kinderen zullen
plaatsvervullen A,B en C Elk 1/6 Erfrecht langstlevende echtgenoot (LLE)
• In samenloop met afstammelingen van de erflater o LLE krijgt het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap (Art. 745bis, § 1,
eerste lid BW) o De afstammelingen slechts blote eigendom
o Wettelijk stelsel 3 vermogens
Eigen vermogen man Eigen vermogen vrouw Gemeenschappelijk vermogen
Voor de nalatenschap van een gehuwde wordt verdeeld zal eerst de
huwelijksgemeenschap moeten vereffend en verdeeld worden
o Stel man overlijdt nalatenschap bestaat uit: Zijn eigen vermogen Zijn aandeel uit de huwelijksgemeenschap (1/2 volgens wettelijk
stelsel) • Het deel van de vrouw uit de huwgemeenschap gaat naar de
vrouw
o Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot hangt af van het feit of er afstammelingen zijn of niet
Bij afstammelingen krijgt de langstlevende minder Geen afstammelingen Langstlevende krijgt heel het
gemeenschappelijk vermogen in volle eigendom (erven doet ze slechts de helft, andere krijgt ze sowieso)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 68
• In samenloop met andere bloedverwanten dan afstammelingen van de erflater
o LLE krijgt de volle eigendom van het deel van de eerststervende in het gemeenschappelijk vermogen en het vruchtgebruik van diens eigen vermogen (Art. 745bis, § 1, tweede lid BW)
• Toepassing: o Altijd eerst erfrecht langstlevende
echtgenoot bepalen geen afstammelingen
o Het gemeenschappelijk vermogen in volle eigendom + het vruchtgebruik op het eigen vermogen van de decujus
o Wat voor de andere bloedverwanten (2e orde) ? Vader ¼ en moeder ¼ Broer en zus ook elk ¼ Dit is enkel blote eigendom van het eigen vermogen van de
decujus (want het vruchtgebruik is voor langstlevende)
• In een nalatenschap zonder erfgerechtigde bloedverwanten van de erflater o LLE krijgt de volledige nalatenschap in volle eigendom (Art. 745bis, § 1,
derde lid BW)
• Bij gehuurde gezinswoning: o LLE verkrijgt het recht op huur van het onroerend goed dat bij overlijden
tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en het vruchtgebruik op het daarin aanwezige huisraad (Art. 745bis, § 3 BW)
Omzetting van het vruchtgebruik van de LLE
• Ratio: o Het vruchtgebruik blokkeert in zekere zin de nalatenschap, omdat tussen
vruchtgebruiker en blote eigenaar geen onverdeeldheid bestaat
• Concretisering van het omzettingsrecht = omzetting in: o Volle eigendom van de met vruhtgebruik belaste goederen o Een geldsom o Een gewaarborgde en geïndexeerde rente
• Titularissen van het omzettingsrecht:
o De blote eigenaars en/of de LLE, afhankelijk van aan wie de blote eigendom toebehoort
o Behoort de blote eigendom toe aan afstammelingen of geadopteerde kinderen van de erflater LLE + blote eigenaars omzettingsgerechtigd (geen termijn)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 69
o Behoort de blote eigendom toe aan andere personen Enkel LLE omzettingsgerechtigd (vordering binnen vervaltermijn van vijf jaar na het openvallen van de nalatenschap)
In dit geval kan de langstlevende tevens (te allen tijde) de afkoop eisen van de blote eigendom van de zgn. “preferentiële goederen” (Art. 745quater, § 2, tweede lid BW)
• Preferentiële goederen = de gezinswoning en de huisraad
o Het recht om de omzetting te vorderen kan niet worden ontnomen aan: De afstammelingen uit een vorige relatie van de vooroverleden
echtgenoot De langstlevende echtgenoot met betrekking tot de preferentiële
goederen (Art. 745quinquies, § 2 BW)
• Waardering van het vruchtgebruik o = een feitenkwestie o 4 berekeningscriteria in Art. 745sexies, § 3 BW
De waarde (op de dag van de omzetting) De opbrengst van de goederen De eraan verbonden schulden en lasten De vermoedelijke levensduur van de vruchtgebruiker
o Fictie in Art. 745quinquies, § 3 BW
Bij een tweede huwelijk van de erflater wordt de LLE geacht ten minste 20 jaar ouder te zijn dan de oudste afstammeling uit een vorige relatie
Leeftijd fictief verhoogd Stel erflater die 60 jaar was en getrouwd met iemand van 20
• En oudste zoon uit vorig huwelijk van erflater is 40 • Dan wordt de echtgenote van 20 jaar geacht 20 jaar ouder te
zijn dan de oudste zoon van 40 jaar = 60 jaar Erfrecht langstlevende wettelijk samenwonende
• Vruchtgebruik o Van het onroerend goed dat het gezin tijdens het samenwonen tot
gemeenschappelijke verblijfplaats diende (of: recht op huur bij gehuurde gezinswoning)
o Van het daarin aanwezige huisraad (Art. 745octies, § 1, eerste en tweede lid BW)
• Uitzondering o Geen vruchtgebruik of huurrecht voor de langstlevende wettelijk
samenwonende wanneer deze een afstammeling is van de erflater (Art. 745octies, § 1, derde lid BW) Ter bescherming van de reservataire rechten van de andere kinderen
o De regels inzake de omzetting van het vruchtgebruik van de echtgenoot zijn mutatis mutandis ook van toepassing op het vruchtgebruik dat de langstlevende wettelijk samenwonende erft (zie de verwijzing in Art. 745octies § 3 B.W. naar de artikelen 745quater tot 745septies B.W.)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 70
Casussen Casus 1:
• DC heeft een kind uit een vorig huwelijk (ex Y) C
• Uit een nieuw huwelijk 2 kinderen A en B
• E is en buitenhuwelijks erkend kind van B en D is het kind van B en Z
Oplossing:
• 1e orde (afstammelingen) • C en A Elk 1/3 • E en D Elk 1/6 (plaatsvervulling van B)
Casus 2: Oplossing:
• 3e orde (ouders) Kloving Helft moederlijke lijn en helft vaderlijke lijn
• V ½ • GV ½
• Stel dat GV in moederlijke lijn ook overleden is?
Vader zal alles erven dan • Stel dat grootouders de ouders zijn van V ? dan nog zal vader alles erven
(dichtste in lijn) Casus 3:
• Nog een grootvader langs vaderszijde • C is een halfzus van moederszijde (heeft zelf ook nog
een kind B) Oplossing:
• 2e orde (halfzus C van moederszijde) Van zodra een halfbroer/zus = 2e orde
• Grootvader (3e orde) zal dus niet tot de nalatenschap komen
• Er moet geen beperkte kloving worden toegepast Er is geen combinatie met volle broers of volle zussen en ook geen andere halfbroers/zussen van vaderszijde
• C zal erven als een normale zus/broer C is dichtste in orde en graad en zal alles erven
• Stel dat C vooroverleden is B zal plaatsvervullen
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 71
Casus 4: Oplossing:
• 2e orde • Vader en moeder behoren hier tot 2e orde Vast
en onveranderlijk ¼ • A is vooroverleden plaatsvervulling voor B en C
Elk ¼
• Stel dat DC ook een langstlevende echtgenoot achterlaat o Artikel 745 bis §1 2e lid de langstlevende erft de helft van de
gemeenschappelijke eigendom in volle eigendom en de het vruchtgebruik over het eigen vermogen van de DC
o Andere helft van het gemeenschappelijke deel is sowieso voor de langstlevende (huwelijksvermogensrecht)
o Andere bloedverwanten die geen afstammelingen zijn, krijgen slechts de blote eigendom van de eigen goederen van de erflater
Casus 5: Oplossing:
• F krijgt alles bij plaatsvervulling • A onwaardig Geen plaatsvervulling voor D • B verwerpt E ook geen plaatsvervulling
Casus 6: Oplossing:
• DC Zus/broer A en B (2e orde) • A en B zullen elk ½ erven
• Stel A en B vooroverleden plaatsvervulling
door C en D voor A en E zal plaatsvervullen voor B o E ½ o C en D Elk ¼
• Stel dat A en B allebei verwerpen/onwaardig zijn
o Binnen dezelfde orde iedereen verwerpen/onwaardig Dus alles gaat over naar de volgende graad, C D en E erven dus niet in plaatsvervulling, maar uit eigen hoofde dus elk 1/3
• Stel dat alleen A verwerpt en B is vooroverleden Alles voor E
• Stel dat B verwerpt en A leeft nog Alles voor A
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 72
Casus 7: Oplossing:
• 2e orde sowieso ¼ voor elke ouder! • Broers en halfzussen beperkte Kloving
• ½ Vaderlijke lijn • ½ Moederlijke lijn
• Volle broers en zussen erven in beide lijnen 1/8 via vader en 1/20 via moeder
o 7/40 voor A en B
• Halfbroers en halfzussen C, D en E elk 1/20 via moederlijke lijn Dus elk 2/40 van het totaal
• Schema:
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 73
Casus 8: Oplossing:
• Geen 1e en 2e orde • GM1 is van de derde orde Kloving
o ½ naar vaderlijke lijn GM1 krijgt ½ o ½ naar moederlijke lijn
Oom is 4e orde (zijverwant) 3e graad (geen mildering van de kloving) ½ voor de oom
Casus 9: Oplossing:
• Kind van de grootoom zal niet bij plaatsvervulling erven (niet in de categorieën van mogelijkheid van de wet)
• Kind A zal ook niet uit eigen hoofde kunnen erven (5e graad)
• GV en GM Elk ½ Casus 10: Oplossing:
• 3e orde kloving, maar mildering van de kloving
• Moeder krijgt niet enkel ½ op basis van de kloving, maar ook het vruchtgebruik van 1/3 van het deel dat toekomt aan de andere lijn 1/3 van de helft = 1/6 vruchtgebruik
• Tante 2/6 volle eigendom + 1/6 blote eigendom Casus 11: Oplossing:
• Langstlevende komt in samenloop met 1e orde Kleinkinderen
• Erfrecht van de langstlevende is dan anders
• X krijgt het vruchtgebruik op de gehele nalatenschap (Art 745bis §1 Lid 1)
• C ½ blote eigendom • D en E Elk ¼ van de blote eigendom (bij plaatsvervuling)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 74
• Stel dat X de langstlevende samenwonende partner is en nalatenschap bevat (bemeubeld onroerend goed waar X en DC verbleven) en ook nog eigen aandelen
o De LWSW krijgt het vruchtgebruik van de gemeenschappelijke verblijfplaats (het onroerend goed) en ook het vruchtgebruik van de huisraad (de inboedel) 745 octies §1 lid 1
o De andere bloedverwanten krijgen de gemeenschappelijke verblijfplaats en de huisraad in blote eigendom
o De aandelen krijgen de bloedverwanten dan in volle eigendom Casus 12:
• X is langstlevende echtgenote • C is buiten het huwelijk geboren (maar
erkend) Oplossing:
• Erfrecht van X (altijd eerst kijken echtgenote)
• Er is samenloop met 1e orde! X krijgt het vruchtgebruik op de gehele nalantenschap Art 745bis §1 Lid 1
• De blote eigendom o A ½ Blote eigendom o E en F bij plaatsvervulling Elk ¼ blote eigendom
Anomaal erfrecht
• = Wettelijke terugkeer • De titularis van het recht van wettelijke terugkeer kan er op voorhand geen
afstand van doen. Wie anticipatief verzaakt aan zijn wettelijk recht van terugkeer, sluit een beding over een nog niet opengevallen nalatenschap (Art. 1030 tweede lid B.W)
• Het wettelijk recht van terugkeer staat tegenover het bedongen recht van terugkeer, dat de schenker voor zichzelf bedingt (Art. 951-‐952 B.W.)
• De bloedverwanten in de opgaande lijn erven, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, de goederen door hen geschonken aan hun kinderen of afstammelingen (art. 747 BW) Onder twee voorwaarden:
o De erflater is zonder nakomelingschap gestorven o De geschonken goederen zijn nog in natura in de nalatenschap van de
erflater aanwezig (indien ze werden verkocht, bekomen de ascendenten de nog verschuldigde verkoopprijs)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 75
Casus 13: De nalatenschap van DC omvat:
• Zijn aandeel in de huwgemeenschap, bestaande uit enkele roerende goederen;
• Een (eigen) huis, destijds door V aan hem geschonken;
• Een (eigen) appartement a) Geef de wettelijke devolutie. b) Geef de wettelijke devolutie in de veronderstelling dat A (dochter uit zijn vorig huwelijk met X’) vooroverleden is Oplossing: a)
• A is een kind van DC uit een vorig huwelijk (x’) • Moeder is vooroverleden, er is een halfbroer B via vader • A komt in samenloop met X (1e orde) Erfrecht voor langstlevende echtgenote
is het vruchtgebruik op de gehele nalatenschap (Art. 745bis §1 lid 1) • Dochter A krijgt de volledige nalatenschap in blote eigendom
b) Stel dat A overleden is niemand van de 1e orde:
• Halfbroer en vader (2e orde) Uitzonderlijk voor huis van de nalatenschap Het huis zal terugkeren naar de vader (anomaal erfrecht) = huis wordt onttrokken aan de normale devolutie
• Het huis zal in blote eigendom terugkeren naar de vader en X zal hier een vruchtgebruik op hebben
• Voor de rest van de nalatenschap normale regels echtgenote samenloop met 2e orde
o X krijgt sowieso haar deel uit gemeenschappelijke deel o X erft de helft van het gemeenschappelijke deel van het vermogen in volle
eigendom + het vruchtgebruik van de eigen goederen van de erflater o Vader en halfbroer krijgen enkel nog de blote eigendom van het
appartement Vader ¼ van het appartement in blote eigendom Nog ¾ over voor halfbroer B
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 76
Casus 14: Erfrecht na adoptie Onderscheid tussen gewone en volle adoptie! Verschillende gevolgen
• Gewone adoptie o Geadopteerde wordt beschouwd als een kind van de adoptant Er
ontstaat een verwantschapsband tussen de adoptant en de afstammelingen van de geadopteerde
o Anderzijds zal er in de adoptieve familie geen verwantschapsband bestaan tussen de geadopteerde en de familieleden van de adoptant
o Gevolg: art 353 -‐15 BW De geadopteerde en zijn afstammelingen kunnen in de adoptieve familie erven van de adoptant als een volwaardig erfgenaam (1e orde) maar niet van de familieleden van de adoptant geen verwantschapsband met de familie van de adoptant
o Ook de banden met de oorspronkelijke familie blijven behouden • Volle adoptie
o Het geadopteerde kind zal in de oorspronkelijke familie geen erfrechten meer kunnen uitoefen (Art. 356 – 1 lid 2 BW) volledig weggetrokken uit de oorspronkelijke familie Kind zal volledig geïntegreerd worden in de adoptieve familie en kunnen erven van de familieleden van de adoptant (Art. 356 -‐1 lid 1 BW)
Oplossing:
• A, B Elk ½ • C krijgt niets Art. 356 – 1 2e lid BW
Casus 15: Oplossing:
• D kan erven bij plaatsvervulling Door de gewone adoptie wordt de geadopteerde een kind van adoptant (ook afstammelingen)
• D en C Elk ½ Casus 16: Oplossing:
• A en B Elk 1/3 • D en E Elk 1/6
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 77
Casus 17: Oplossing:
• Langstlevende echtgenoot en kinderen Dus X krijgt vruchtgebruik over de gehele nalatenschap Art. 745 bis §1 lid 1 BW
• B verwerpt Alles naar A • C en D erven bij plaatsvervulling Elk ½ blote eigendom
Casus 18: Oplossing:
• X zal het vruchtgebruik krijgen over de gehele nalatenschap (want er zijn afstammelingen) Samenloop met 1e orde Art. 745bis §1 lid 1 BW
• C kan niet erven bij plaatsvervulling kan niet erven van de familie van de adoptant bij gewone adoptie
• B verwerpt D zal uit eigen hoofde de blote eigendom over de gehele nalatenschap krijgen
• Stel dat C ten volle is geadopteerd: o C krijgt de blote eigendom bij plaatsvervulling o D krijgt niets
Casus 19: Oplossing:
• B en C erven bij plaatsvervulling Elk ½ van de nalatenschap
• Gewone adoptie want bij gewone adoptie blijft men erven in oorspronkelijke familie
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 78
• Stel gewoon geadopteerde sterft als hij afstammelingen heeft dan erven die simpel
• Wet geval dat gewone geadopteerde komt te streven zonder afstammelingen Art. 353-‐16 BW
o Geen 1e orde want geen afstammelingen o Zowel oorspronkelijke als adoptieve familie zal erven (want 2 banden) o Er speelt geen gewoon anomaal erfrecht maar er is een bijzonder
anomaal erfrecht De goederen die verkregen zijn van ascendenten in de oorspronkelijke familie of van adoptanten die verkregen zijn door schenking of erfenis zullen terugkeren
o Als het bijzonder anomaal erfrecht is toegepast De rest wordt in 2 gelijke helften verdeeld
Ene helft naar oorspronkelijke familie (normale regelen wettelijke devolutie)
De andere helft gaat naar de adoptieve familie (de adoptant) • Ingeval van 2 adoptanten (echtpaar) krijgen ze elk de helft.
Als 1 van de 2 overleden is, dan gaat dat deel over op erfgenamen in nederdalende lijn
Casus 20:
De nalatenschap van DC omvat:
• Effecten, geërfd van M; • Een villa, geërfd van M’; • Een perceel grond, geschonken door GM’; • Een spaarrekening met een tegoed van 70.000 €
Geef de wettelijke devolutie in de veronderstelling dat a) DC gewoon geadopteerd was door V’ en M’ b) DC ten volle geadopteerd was door V’ en M’
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 79
Oplossing: a) DC was gewoon geadopteerd door V’ en M’
• Bijzonder anomaal erfrecht goederen verkregen door schenking en erfenis keren terug naar ascendent of adoptant (of hun erfgenamen in nederdalende lijn)
o Effecten geërfd van M M kan zelf niet terugkrijgen want vooroverleden, maar haar afstammelingen kunnen dit wel B en C Elk ½ effecten
o Villa geërfd van M’ (adoptante) zelf overleden en ook geen afstammelingen Er speelt geen bijzonder anomaal erfrecht
o Perceel grond geschonken door GM’ = moeder van adoptante Kan ook geen bijzonder anomaal erfrecht uitoefenen kan enkel door de adoptant zelf en zijn afstammelingen in nederdalende lijn geen bijzonder anomaal erfrecht
• De rest van de nalatenschap (enkel de effecten zijn al weg) o Helft voor oorspronkelijke familie
B en C Elk ¼ (1/2 van de helft) van de villa, grond en spaarrekening
o Helft voor adoptieve familie De vader-‐adoptant V’ ( want M is vooroverleden en geen
afstammelingen in nederdalende lijn) ½ van de villa, grond en spaarrekening
b) Stel dat DC ten volle geadopteerd was
• In de oorspronkelijke familie kunnen geen erfrechten worden uitgeoefend alle banden doorbroken
• Bij volle adoptie is er een gewoon wettelijk erfrecht ascendenten die iets geschonken hebben zullen een gewoon anomaal erfrecht kunnen uitoefenen
• M geen terugkeer geen band • M’ Geen terugkeer al overleden • Perceel grond geschonken door GM’ Het normaal wettelijk recht van terugkeer
zal spelen (gewoon anomaal erfrecht)
• Al de rest 3e orde kloving o V’ ½ naar Vaderlijke lijn o GM’ andere ½ naar Moederlijke lijn
Casus 21: De nalatenschap van DC omvat:
• Een villa, geërfd van V, die deze zelf geërfd had van F;
• Een rijhuisje, geërfd van V, die dit zelf geërfd had van C;
• Een appartement, geërfd van V, die dit zelf had gekregen van D;
• Een spaarrekening met een tegoed van 50.000 €.
Geef de wettelijke devolutie (Niet opgelost)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 80
Afdeling 4: Alimentatie
Diverse categorieën onderhoudsverplichtingen • De gemeenrechtelijke familiale alimentatieplicht • Drie bijzondere onderhoudsverplichtingen van ouders • De onderhoudsplicht ten laste van de nalatenschap
De gemeenrechtelijke familiale onderhoudsverplichting Tussen welke personen?
• Tussen bloedverwanten in rechte lijn o NIET: in de zijlijn zie Art. 205 j° 207 BW o Voor anderen: figuur van de omzetbare “natuurlijke verbintenis”
Indien de “natuurlijke verbintenis” wordt uitgevoerd, kan deze worden omgezet in een afdwingbare burgerrechtelijke verbintenis, niet alleen ten laste van zijverwanten, maar ook ten aanzien van de vermeende biologische vader (zie Cass. 6 juni 1975, met betrekking tot een kind dat de echtgenoot tot vader heeft)
• Tussen schoonouders en schoonkinderen o Eerst echtgenoot aanspreken, dan pas zijn/haar ouders o NIET: tussen stiefouder en stiefkind zie Art. 206 j° 207 BW
Wel in beperkte mate, na het overlijden echte ouder (bijzondere onderhoudsverplichting, geen gemeenrechtelijke)
o Maar er zijn diverse oorzaken van verval De plicht tussen schoonouders en schoonkinderen vervalt:
Wanneer de schoonvader of schoonmoeder een tweede huwelijk aangaat (art. 206, 1° BW)
• Art. 206, 1° BW is aangepast door de wet van 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht Voordien was er enkel verval na een tweede huwelijk van de schoonmoeder (= discriminatie van de vrouw)
Wanneer de zoon of dochter die de aanverwantschap deed ontstaan en de kinderen uit het huwelijk geboren, overleden zijn (Art. 206, 2° BW)
Wanneer het huwelijk van kind en schoonkind ontbonden is door echtscheiding (Cass. 26 oktober 1905)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 81
Voorwerp van de onderhoudsverplichting • “Levensonderhoud” = alles wat noodzakelijk is om een menswaardig bestaan te
leiden (= meer dan het levensnoodzakelijke)
• Grondvoorwaarden voor het recht op levensonderhoud (Art. 208 BW) o Alimentatie wordt slechts toegestaan naar verhouding van feitelijke
gegevens: De behoeften van de schuldeiser EN Het vermogen van de schuldenaar
o (Schuldeiser in het alimentatierecht is de economisch zwakkere partij)
o Het bedrag van het onderhoudsgeld is afhankelijk van de “draagkracht”
van schuldeiser en schuldenaar, die bepaald is door: Gezinslasten
• Langs twee kanten de draagkracht bepalen, diegene die alimentatie moet betalen kan ook een gezin hebben om te onderhouden
Gezinsinkomsten • Opslag, afdanking, …
Bijzonder moeilijk om objectief te bepalen (veel diverse
parameters)
o Inzake levensonderhoud bestaan geen oorzaken van onwaardigheid van de schuldeiser
Bv : zonder info over de resultaten op school kan de rekening gewoon worden opgestuurd
Eén wettelijke uitzondering De (volledig) ontzette ouder verliest zijn recht op onderhoud jegens zijn kind en diens afstammelingen (Art. 33, tweede lid, 4° jeugdbeschermingswet)
Kenmerken • Wederkerig (Art. 207 BW)
• Van dwingend recht:
o Verzaking voor de toekomst = onmogelijk o Wel voor het verleden o Overeenkomsten kunnen geen afbreuk doen aan de wettelijke principes
• Veranderlijk (Art. 208-‐209 BW):
o Het bedrag van de uitkering kan steeds verhoogd of verlaagd worden, naargelang de inkomsten van de schuldenaar en de behoeften van de schuldeiser
o Alimentatie is niet statisch Men kan steeds opnieuw naar de rechter stappen voor een nieuw
vonnis
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 82
• Persoonlijk (niet overdraagbaar) o Verplichting gaat niet over met de erfenis o Wat wel mogelijks is De erfgenamen persoonlijk aanspreken
• Toegekende uitkeringen zijn ten dele niet vatbaar voor beslag (Art. 1409 § 1bis j°
1410 § 1, 1° Ger.W.) o Elk jaar worden deze bedragen aangepast o Toegekende uitkeringen = alimentatie o Ratio
Alimentatie dient om te kunnen consumeren, ‘om te leven’ Is normaal opgebruikt op het einde van de maand
o Bedragen Bedragen onder de € 1037: geen beslag mogelijk in 2012; Bedragen tussen € 1037 en € 1113 zijn voor 1/5 beslagbaar; Bedragen tussen € 1113 en € 1344 zijn voor 2/5 beslagbaar; Sommen boven € 1344 zijn volledig beslagbaar
Pluraliteit van onderhoudsplichtigen Meerdere mensen moeten alimentatie betalen
• Uit cassatierechtspraak valt hiërarchie af te leiden, geen samenloop: o Art. 203 BW gaat vóór Art. 205-‐206 o Art. 213 BW gaat vóór art. 205-‐206
Hulpverplichting gaat voor op onderhoudsverplichting van ouders en schoonouders
o Art. 205bis BW gaat vóór Art. 205-‐206 o Art. 301 BW gaat vóór Art. 205-‐206
Onderhoudsverplichting van de echtgenoot op basis van EOO
• Bij meerdere gegoede schuldenaars ex Art. 205-‐206 BW o Zie Cass. 16 maart 1995:
Bloedverwanten zijn gehouden vóór aanverwanten; Dichtere graad gaat vóór verdere graad; Descendenten gaan vóór ascendenten
• Maar ook naar graden kijken • Eerst graden en binnen die graad pas naar ascendenten en
descendenten kijken
• Wie moet eerst worden aangesproken? o 1. De echtgenoot o 2. De ex-‐echtgenoot (Art. 301 BW) o 3. De ouders (Art. 203 §1 BW) o 4. De bloedverwanten in rechte lijn (Art. 205 j° 207 BW)
Eerst deze in naaste graad; bij gelijke graad eerst descendenten o 5. De aanverwanten (Art. 206 BW)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 83
• Meerdere gegoede schuldenaars in dezelfde rang zijn niet hoofdelijk, noch in solidum gehouden
o OCMW kan niet volledige som van elk van de schuldenaars vorderen, ze zijn enkel gehouden tot hun deel van de schuld
o Bv.: Meerdere kinderen van persoon hebben eigenlijk onderhoudsverplichting elk enkel voor hun deel bijdragen
Wil niet zeggen elk 1/3, hangt af van DRAAGKRACHT o Cass. 16 maart 1995: de schuldeiser kan van ieder van hen slechts zijn
deel vorderen, ook al zijn de medeschuldenaars niet in het geding Pluraliteit van onderhoudsgerechtigden Meerdere mensen hebben recht op onderhoudsgeld
• Globaal dezelfde regels als voor pluraliteit van onderhoudsplichtigen, maar: o Art. 203 én 213 BW gaan vóór Art. 301 BW
In 1 geval samenloop tussen Art. 203 en Art. 213 BW Prof is het er niet mee eens, Art. 203 raakt openbare orde (Cass.) en Art. 213 is enkel van louter dwingend recht
• Aan wie moet eerst worden betaald?
o 1. De echtgenoot en de niet-‐zelfstandige kinderen (Art. 213, 203 §1 BW) o 2. De gewezen echtgenoot (Art. 301 BW) o 3. De bloedverwanten in rechte lijn (Art. 206 BW)
Eerst deze in naaste graad; bij gelijke graad eerst descendenten o 4. De aanverwanten (Art. 206 BW)
Verhaal
• De onderhoudsplichtige heeft geen verhaal op de onderhoudsgerechtigde o Behoudens bedrog (door de zaken verkeerd voor te stellen , jezelf als
behoeftig laten uitschijnen) o De alimentatie is normaal gezien “opgebruikt”
• De onderhoudsplichtige heeft een verhaal op zijn medeschuldenaar
o Elk schuldenaar is slechts gehouden tot zijn deel o Voor de som die zijn aandeel overtreft kan men terugvorderen van de
andere schuldenaar o
• De derde-‐betaler heeft een verhaal op de onderhoudsplichtige(n) o Derde-‐betaler = wettelijk niet onderhoudsplichtig o Verjaart na 10 jaar
• Det OCMW heeft een eigen verhaalsrecht voor de kosten van maatschappelijke
dienstverlening (wet 8 juli 1976) en het leefloon (wet 26 mei 2002) o OCMW is een veel lagere drempel dan naar rechtbank te stappen om
alimentatie los te krijgen o OCMW betaalt dan leefloon uit o MAAR! Die mensen hebben vaak ook nog alimentatieverplichtingen o Idee: eerst familie voor zijn eigen laten zorgen, dan pas de staat
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 84
o Wordt niet vaak uitgeoefend Hangt van gemeente tot gemeente af! Onrechtvaardig ten opzichte van families die in gemeentes woont
die het wel of niet doen o (Details in boek niet kennen)
Gerechtelijke verwezenlijking / afdwinging van de onderhoudsplicht
• Wanneer? Bij gebrek aan vrijwillige naleving (In België een massaal niet-‐betalen van alimentatie)
• Hoe? Via een rechtsvordering o Waarna de rechter de uitkeringsplichtige al dan niet veroordeelt tot een
(maandelijks) onderhoudsgeld (vooraf te betalen) (Steeds geld)
• Geen automatische indexering o Bij kinderalimentatie en Art. 301 BW wel o Moet gevraagd geweest zijn door de advocaat
• Uitzonderlijk kan de rechter de uitvoering in natura bevelen
o = de schuldenaar toelaten de schuldeiser in huis te nemen en hem aldaar kost en onderhoud te verschaffen
o In twee gevallen (bewijs nodig): Wanneer de schuldenaar bewijst dat hij de uitkering niet kan
betalen (Art. 210 BW) Wanneer de vader of moeder (aangesproken door het kind) dit
aanbieden (Art. 211 BW)
• Bevoegde rechter? De vrederechter (Art. 591, 7° Ger.W.) van de woonplaats van eiser
o Ratio Schuldenaars verhuisden vaak om andere jurisdictie te laten
vaststellen Waarom woonplaats van de eiser? Dit is de zwakste partij, men laat
ze ‘een thuismatch’ spelen
o Uitzondering vorderingen tot verlaging of opheffing van de uitkeringen Art. 626 Ger.W.; zie echter ook Art. 624, 2° Ger.W. j° Art. 1247,
tweede lid BW Wordt door schuldenaar geeist
o 2 bijkomende bepalingen
Geen hiërarchie tussen deze bepalingen Art. 624, lid 2 BW
• Is de woonplaats van de verweerder Art. 1247 BW
• Onderhoudsverplichtingen zijn haalbaar • Weer vrederechter woonplaats schuldenaar!
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 85
Lex specialis/ lex generalis principe? Niet aanvaard in Rechtspraak
• Gedinginleidend stuk? Verzoekschrift op tegenspraak (Art. 1320 Ger.W.)
• Retroactief vorderen van onderhoudsgeld? o Onderhoudsgeld (en de wijziging ervan) kan worden bekomen voor het
verleden, ondanks het adagium Aliments n’arréragent pas (= onderhoudsgeld laat geen achterstallen toe)
o Het vermoeden van niet-‐behoeftigheid Is weerlegbaar Dan is het wel mogelijk om retroactief te vorderen Maar Art. 2277 BW verjaringstermijn van 5 jaar
• Korter dan de gemeenrechtelijke termijn van 10 jaar • Waarom? Te groot bedrag in 1 keer ophoesten anders
komt de schuldenaar ook in de problemen
• Elk vonnis doet een vordering tot tenuitvoerlegging ontstaan o Deze actio judicati verjaart slechts door verloop van 10 jaar
• De herziening van een rechterlijke beslissing inzake alimentatie vereist “nieuwe
feiten” of “gewijzigde omstandigheden” o Heropening van de debatten (Het vonnis moet gewezen zijn) o Soeverein door de rechter te bepalen o (cf. Art. 209 BW)
Methodes van gedwongen tenuitvoerlegging:
• Beslag of ontvangstmachtiging • Tussenkomt van de DAVO
Beslag of ontvangstmachtiging (privaatrechtelijk)
• Beslag (in diverse vormen) = logge procedure o Onbeperkt beslag is mogelijk op de inkomsten van de schuldenaar =
“supervoorrecht” van de alimentatieschuldeiser, die voorrang geniet (Art. 1412, eerste lid, 1° Ger.W.)
o Wat blijft over voor de andere schuldeisers? Berekening beslagbaar gedeelte loon schuldenaar Aftrek volledige bedrag onderhoudsgeld of ontvangstmachtiging.
Enkel het eventuele restant blijft over voor de andere schuldeisers • Indien de persoon niets heeft, valt er ook niets te rapen
Techniek van Art. 1412, tweede lid Ger.W.
• Ontvangstmachtiging (syn. sommendelegatie): Art. 203ter BW o Men mag in bepaalde gevallen de sommen die aan de schuldeiser
toekomen rechtstreeks aan haar laten uitbetalen “Beslag op loon” werkgever van de schuldenaar direct laten
uitbetalen aan de schuldeiser
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 86
o Is wettelijk voorzien voor diverse, maar niet voor alle onderhoudsverplichtingen
Toepassingsgebied uitgebreid door wet 19/03/2010
o Ontvangstmachtiging is NIET mogelijk voor Art. 206 BW Schoonouders en schoonkinderen Art. 1288, eerste lid, 4° Ger.W. bedongen in een onderhandse akte
• Gaat over EOT • Wel indien er een authentieke akte is • Kinderalimentatie wel • Partneralimentatie wel • Incentive voor notariële akte
Art. 205bis BW En is NOOIT een automatisme (zie Art. 203ter BW) Moet
gevorderd worden
o Voor problemen inzake samenloop: Een bericht van delegatie ter griffie van de rechtbank van eerste
aanleg van de woonplaats van de alimentatieplichtige wordt gevoegd bij de berichten van beslag (Art. 1390bis Ger.W.)
‘First come, first serve’-‐principe
Tussenkomst van de DAVO (publiekrechtelijk)
• DAVO bij FOD Financiën (wet 21 februari 2003) = Dienst voor alimenatievorderingen
• Toepassingsgebied (Art. 2): onderhoudsgelden voor kinderen, echtgenoten of samenwonenden, voor zover vastgesteld door een
o Uitvoerbare gerechtelijke beslissing o Uitvoerbare minnelijke schikking o Familierechtelijke overeenkomst voorafgaand aan een EOT
• De DAVO heeft een dubbele functie:
o Toekenning van voorschotten Bij wanbetaling van minimum twee termijnen in de laatste twaalf
maanden (Art. 6) (Moeten geen aansluitende termijnen zijn) Maximum 175 euro/maand (Art. 3)
o Inning en invordering van onderhoudsgelden DAVO
Int in de plaats van de onderhoudsgerechtigde (met als grens het leefloon)
Vordert in voor zijn rekening en in zijn naam Kan dus beslag laten leggen
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 87
• Strafsanctie bij wanbetaling van alimentatie o Art. 391bis Sw.: familieverlating o In de praktijk niet vaak gebeurd
Sociale toestand gaat er op achteruit Boetes Dan kan men zeker niet betalen aan de schuldeiser
o Art. 391bis Sw. vindt toepassing na:
Een definitieve rechterlijke veroordeling tot betaling van een uitkering of ontvangstmachtiging
Wanneer de schuldenaar meer dan twee maanden vrijwillig in gebreke blijft te betalen
Drie bijzondere onderhoudsverplichtingen
• In hoofde van de ouders Art. 203, § 1 j° Art. 203bis-‐quater BW Bijzondere onderhoudsplicht van de ouders “De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van hun kinderen” = obligatio (=Plicht)
o Geldt vanaf het moment van de afstamming o Afwijkende kenmerken:
Eenzijdig (i.p.v. wederkerig) Moreel (i.p.v. enkel materieel) Het kind moet de levensstandaard van zijn ouders kunnen delen
(i.p.v. behoeftig zijn sensu stricto) Is tijdelijk (i.p.v. blijvend)
o Loopt door na de meerderjarigheid van het kind, “indien de opleiding niet
voltooid is” (Art. 203, § 1 BW) Vuistregels (op basis van rechtspraak en rechtsleer), te nuanceren:
Normale voortgang van de studies • “Bissen” Nog steeds normale voorgang van de studies • Indien het overdreven is Als je 3 jaar achterzit (geen
normale voortgang meer)
Einde na einddiploma hoger onderwijs dat toegang geeft tot de arbeidsmarkt
• Hier veel meer nuanceren • Bv. : Wel bachelor in de rechten, maar geen master, minder
kansen! o Niet aanvaard dat het hierna stopt! Want master
biedt veel meer kansen • Wel meer discussie na professionele bachelor en dan
schakelprogramma… • Ook MANAMA? ja als MANAMA op de MANABA aansluit
en de MANAMA meer kansen biedt op de arbeidsmarkt, niet indien dit totaal niet aansluit!
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 88
Niet voor niet-‐noodzakelijke meeruitgaven • Hang taf van de levensstandaard van de ouders • Ook invloed indien ouders rijk zijn, maar sober leven
o Contributio
Elke ouder moet bijdragen in de kosten die voortvloeien uit de verplichting bepaald in artikel 203, § 1 BW, “in verhouding tot zijn respectieve aandeel in de samengevoegde middelen” (Art. 203bis, § 1 BW)
Met “middelen” wordt onder andere bedoeld: • Alle beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten
van de ouders, alsook alle voordelen en andere middelen die hun levensstandaard en deze van de kinderen waarborgen (Art. 203, § 2 BW)
o Niet enkel inkomsten (maar vaak wel belangrijkst) o Ook dividenden o Ook erfenis o Ook huurgelden die men ontvangt
De middelen van de ouders moeten samengevoegd worden (Elke
ouder moet bijdragen naargelang z’n aandeel in de samengevoegde middelen)
Wettelijke definitie (art. 203bis, § 3 BW) van twee soorten kosten: • Gewone kosten en • Buitengewone kosten
o Restrictief interpreteren o Niet 50/50 verdelen verdeling naargelang
verhouding in de samengevoegde middelen
o Invordering (Art. 203bis, § 1 BW) Door het meerderjarige kind zelf Door de andere ouder (die het ouderlijk gezag uitoefent) Het minderjarige kind zelf? via een voogd ad hoc, aangewezen op
grond van Art. 378, § 1, zesde lid BW • Delicaat Algemeen wordt aangenomen dat de
minderjarige niet kan vorderen door zijn principiële onbekwaamheid om te procederen Oplossing via voogd ad hoc aangesteld door de vrederechter
o Kindrekening (Art. 203bis, § 4 BW) Door de wet van 19 maart 2010 heeft kindrekening een wetttelijke grondslag gekregen
Mogelijkheid voor de rechter om, op vraag van een ouder, de partijen een kindrekening te doen openen
• De rechter kan het niet ambtshalve bevelen • kind wordt titularis van de rekening
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 89
Verplichte bepalingen in het vonnis dat het gebruik van de kindrekening oplegt
Stortingen worden beschouwd als de betaling van
onderhoudsbijdragen • Fiscaliteit (bijzonder belastingsregime voor
onderhoudsgelden) Diegenen die onderhoudsgeld betalen kunnen deze uitgaven aftrekken van de belastbare inkomsten voor 80 procent (groot deel recupereren via belastingen)
• Keerzijde: diegene die de onderhoudsbijdragen geniet moet deze aangeven en worden belast voor 80 procent
• Stortingen op de kindrekening zijn dus fiscaal aftrekbaar • Soms wordt de kinderbijslag ook gestort op deze
kindrekening (geen fiscale aftrek)
Men probeert via de Kindrekening een fiscaal voordelige spaarpot voor het kind aan te leggen (Misbruik) lukt niet en is niet de bedoeling
• Het is de bedoeling dat het onderhoudsgeld weg is op het eind van de maand
• Kindrekening bedoeling: gelden voor het kind storten en gebruiken , geen spaarpot
• Bij misbruik zijn er geen wettelijke sancties bij wanbeheer • Misbruik kan vastgesteld worden door rechter
burgerlijke fout 1382 schadevergoeding • Kindrekening zelf raakt de openbare orde niet
o Indexering van rechtswege (Art. 203quater, § 1 BW)
Voor onderhoudsbijdragen • Vastgesteld bij vonnis (wanneer de vordering is ingeleid na
31/7/2010) OF
• Bij overeenkomst bepaald (wanneer de overeenkomsten is ondertekend op of na 1/8/ 2010)
De gezondheidsindex stijgt minder snel dan index der consumptieprijzen Alimentatie is aan index der consumptieprijzen gebonden en zal dus jaarlijks stijgen
Mogelijke afwijkingen • Van de wettelijke indexatieformule • Van het indexcijfer • Van het principe van de indexering zelf?
o Kan er conventioneel afgeweken worden van het principe van indexering zelf ?
o Principieel moet dit kunnen (enkel de plicht tot betalen raakt de OO)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 90
o Belangrijke kanttekening In de context van echtscheiding in onderlinge toestemming over alles moet een akkoord zijn
o Vordering ad futurum (Art. 203quater, § 2 BW) De rechter kan, in het belang van het kind, op vraag van één van de
partijen beslissen dat de onderhoudsbijdrage “van rechtswege” (bedoeld wordt: automatisch) wordt verhoogd in de door hem bepaalde omstandigheden
Nuttig of doos van Pandora? • De bedoeling van de wetgever was goed voortdurende
gedingen tot verhoging van alimentatie vermijden • Hoe ouder hoe meer kosten
o Scharnierleeftijden kind 6 , 12, 18 jaar kind kost steeds meer vanaf deze leeftijden
• Is dit nuttig ? In de praktijk niet veel gebruikt en ook gevaarlijk veel meer beroep tegen aangetekend
• Er wordt geen rekening gehouden met mogelijke wijziging in het beroepsleven van een ouder situaties veranderen
• Voordeel als dit gedaan wordt (niet telkens een gedinginleidend stuk nodig om een verhoging te bekomen)
o Bijzondere rechtspleging voor uitkeringen tot levensonderhoud Art. 1320 Ger.W.: gedinginleidend stuk (algemeen)
• Het verzoekschrift op tegenspraak (niet de dagvaarding) Art. 1321 Ger.W: explicitering en motivering van de rechterlijke
beslissing inzake kinderalimentatie + vermelding DAVO • Poging tot objectivering alimentatieplichtigen het
gevoeld geven dat het bedrag dat ze moeten betalen terecht is
Art. 1322 Ger.W.: oprichting van een commissie voor onderhoudsbijdragen + eventuele berekeningsmethode bij KB
• De commissie is nog steeds niet opgericht (een soort evaluatiecommissie van deze wet)
Art. 1322/1 Ger.W.: van rechtswege uitvoerbaarheid bij voorraad (algemeen)
Wildgroei aan bijzondere rechtsplegingen Verschillende berekeningsmethodes
• Wallonië methode Renard • Vlaanderen methode gezinsbond (hogere bedragen)
• In hoofde van de langstlevende stiefouder/LLWSP Art. 203, § 3 BW en Art.
1477, § 5 BW o = geen gevolg van afstamming, maar van het huwelijk/ wettelijk
samenwonen o Persoonlijke plicht voor stiefouder/wettelijk samenwonende partner na
het overlijden van de hertrouwde/wettelijk samenwonende ouder
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 91
Pas op het ogenblik dat je vader sterft dan pas ontstaat de persoonlijke plicht van de stiefouder tot onderhoudsbijdragen
Tijdens het leven van je ouder De nieuwe partner van de oorspronkelijke ouder is niet onderhoudsplichtig
o Begrensde plicht: uitkering kan niet méér bedragen dan hetgeen de stiefouder/WSP verkregen heeft uit de nalatenschap of bij wijze van huwelijksvoordeel, schenking of testament/samenlevingsovereenkomst
• In hoofde van de vermoedelijke verwekker Art. 336-‐341 BW o Nut
Art. 336 BW langs vaderszijde is er een niet-‐vastgestelde afstammingsband
Maar als de biologische vader geen juridische vader is kan deze onderhoudsverplichting ingesteld worden
Dit is enkel gericht om geld te verkrijgen van de man zonder dat hij ouderlijke rechten kan uitoefenen (De man zal niet in het leven zijn van de moeder en het kind)
o Ontvankelijkheid: Moederschap wel en vaderschap niet vastgesteld
o Gegrondheid: “gemeenschap” met de moeder gedurende het wettelijk tijdvak van de verwekking
o Bewijs van gemeenschap Wat moet er bewezen worden ? Geslachtsgemeenschap wettelijk
tijdvak tussen de 300 en 180 dagen voor de geboorte (in 1908 nog geen DNA) Kan door alle wettelijke middelen worden geleverd
• DNA –onderzoek • Andere bewijsmiddelen
o Getuigenbewijs o Eventueel geschriften (liefdesbrieven)
• Beste bewijsmiddel is het deskundigenonderzoek
o Tegenbewijs Bewijs van niet-‐vaderschap (Art. 338bis BW) Eveneens door alle
wettelijke middelen te leveren
o Meerdere mannen kunnen worden aangesproken (één na één of zelfs tegelijkertijd), maar…
Slechts één kan tot een uitkering veroordeeld worden Er kan vastgesteld worden dat er seks is geweest met meerderen maar uiteindelijk kan er maar 1 veroordeeld worden tot onderhoudsverplichting
Il vaut mieux être le fils de personne que le fils de tout le monde (= Het is beter de zoon te zijn van niemand, dan van iedereen)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 92
o Procedure Persoonlijke vordering van het kind (Art. 337, § 1 BW), in de
praktijk nagenoeg steeds ingeleid door de moeder Rechtbank eerste aanleg is bevoegd Verzoekschrift op tegenspraak (zie art. 338 BW) Vordering is niet langer aan een termijn onderworpen (zie Art.
337, § 1 BW), maar: Art. 2277 BW speelt wel degelijk Arbitragehof nr. 79/2004, 12 mei 2004:
• Art. 337, § 1 BW schendt de Art. 10-‐11 Grondwet., in zoverre het de vordering tot uitkering voor levensonderhoud bedoeld in Art. 336 BW aan een vervaltermijn van drie jaar onderwerpt.
• De vroegere verantwoording voor een korte vervaltermijn (“het is moeilijk om na een zeker tijdsverloop de werkelijkheid van de seksuele betrekkingen – Bv. via getuigen – te bepalen”) is achterhaald, gelet op de toepassing van DNA-‐onderzoek dat betrouwbaar blijft.
• Ingevolge de toepassing van art. 2277 BW kan evenwel geen uitkering worden bekomen voor een periode die de vordering meer dan vijf jaar voorafgaat.
• = (verjaringstermijn 5 jaar)
Geen enkel probleem om voor een kind van 7 jaar een vordering in te dienen voor de eerste 2 levensjaren zal men geen onderhoudsgeld kunnen bekomen
• Geen leeftijdsgrens voor het instellen van de vordering • Wel een grens voor het retroactief vorderen van
onderhoudsgeld (tot 5 jaar terug)
o Gevolgen van een geslaagde vordering Een uitkering zoals ex Art. 203, § 1 BW, (ook Art. 203bis-quater BW
zijn toepasselijk (Art. 339 BW)
Last ervan gaat over op de nalatenschap van de uitkeringsplichtige (Art. 339bis BW)
• Bijzonder last ook na het overlijden van de vermoedelijke verwekker De erfopvolgers moeten met de nalatenschap van de vermoedelijke verwekker de uitkering kunnen waarborgen tot de opleiding van het kind voltooid is
Geen uitkering meer verschuldigd na erkenning of adoptie (Art. 340 BW); vermoedelijke verwekker kan terugbetaling vorderen van de erkenner voor na de erkenning betaalde bedragen
• Indien een man het kind erkent tijdens de procedure ex Art. 336 et seq. BW, dan moet de vordering als ontoelaatbaar worden afgewezen, ook al heeft ze (deels) betrekking op de periode vóór de erkenning (Cass. 28 januari 1988)
Ontstaan van huwelijksbeletselen (Art. 341 BW)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 93
De onderhoudsplicht ten laste van de nalatenschap • Art. 205bis BW • Ongelukkige combinatie van een statisch en een dynamisch element
o Statische element = erfrecht o Dynamische = onderhoudsrecht (alimentatierecht)
• Twee categorieën begunstigden:
o De weduwe/weduwnaar (LLE) o De ascendenten van de kinderloos overledene (Ouders van een kinderloos
overledene)
• Gemeenschappelijke kenmerken o Behoeftigheid bij overlijden is vereist (Art. 205bis, § 1 en § 2 BW)
o Uitkering is een last van (het netto-‐actief van) de nalatenschap (Art.
205bis, § 3 BW) Netto-‐actief Eerst moeten de schulden van de nalatenschap
betaald worden We vorderen hier tegen een pak geld tegen de nalatenschap als
vermogen
o Zekerheidsverschaffing, waarbij de erfgenamen kiezen hoe zij de uitbetaling waarborgen (Art. 205bis, § 4 BW)
Zekerheidsverschaffing? • Borgstelling (persoonlijke zekerheid) • Hypotheek, pand (zakelijke zekerheid)
In deze context meestal via een verzekeringsmaatschappij Lijfrente uitkeren aan de alimentatiegerechtigde
o Inleiding van de vordering binnen het jaar na het overlijden (Art. 205bis, § 5 BW)
• Onderhoudsvordering van de langstlevende echtgenoot o Nut indien deze niet erft
Gevallen waarin de langstlevende echtgenoot niet erft ? onwaardig
Onterving door langer dan 6 maanden feitelijke echtscheiding bij testament
Tijdens EOT-‐procedure
o Ook na scheiding van tafel en bed Na scheiding van tafel en bed huwelijk op een ‘waakvlam’
men is nog steeds echtgenoot (huwelijk is nog niet ontbonden)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 94
• Onderhoudsvordering van de ascendenten o Erflater overleden zonder nakomelingen o Slechts ten belope van de erfrechten die de ascendenten verliezen ten
gevolge van giften aan de LLE / LLWSP Giften aan de LLE/LLWSP mogen de gehele nalatenschap omvatten
indien de erflater geen afstammelingen heeft nagelaten (zie Art. 915, tweede lid BW)
Afdeling 5: Ouderlijk gezag
• Ouderlijk gezag (en recht op persoonlijk contact van de ouder) is een gevolg van
de juridisch vastgestelde afstamming
• Recht op persoonlijk contact van de grootouders is niet noodzakelijk gevolg van de afstamming
o Voor grootouders Eigenlijk gegrond op het natuurrecht vloeit voort uit een bloedband Biologische grootouders hebben dus recht op persoonlijk contact ook al staat de afstamming van het kind niet vast
Zie verder, bij de bespreking van de “Beschermingsstatuten voor minderjarigen”
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 95
Titel II: adoptie Hoofdstuk 1: Algemeen
Afdeling 1: Definitie Adoptie is een instelling die, ten gevolge van een rechterlijke beslissing, een band schept tussen twee individuen, met gevolgen gelijkaardig aan de afstammingsband
• Steeds een rechterlijke beslissing
• Belangrijk onderscheid: gewone versus volle adoptie verschil in erfrecht!
Afdeling 2: Historiek Evolutie in de doelstelling van de adoptie:
• 19de eeuw: Erfgenaam bezorgen aan kinderlozen • 20ste eeuw: Ouder bezorgen aan kinderen • 21ste eeuw: jeugdbeschermingsmaatregel als ultimum remedium (cf. Haags
Adoptieverdrag) o Basisidee: een kind is best af bij zijn oorspronkelijke ouders dan pas
komt adoptie in aanmerking (ultimum remidium) Adoptie is subsidiair aan de oorspronkelijke afstamming Subsidiariteitsbeginsel
Afdeling 3: Federaal en regionaal adoptierecht Verdragsrecht
• Geen recht op adoptie in het EVRM of het IVRK • Familie-‐ en gezinsleven na adoptie wordt gewaarborgd door art. 8 EVRM • Het belang van het kind is de voornaamste overweging (zie specifiek art. 21
IVRK) Huidige adoptiewetgeving
• Federaal: o Wetten van 13 maart en 24 april 2003 (reeds diverse malen gerepareerd) o Wet van 18 mei 2006 partners van gelijk geslacht mogen adopteren
• Regionaal: decreten (bijstand aan personen)
Blijven in dit opleidingsonderdeel buiten beschouwing:
• Interlandelijke adoptie (= ipr) • Regionaal adoptierecht
Enkel het interne federale adoptierecht wordt hier behandeld
• Art. 343 tot art. 356-‐4 BW juncto Art. 1231-‐1 tot 1231-‐25 Ger.W.
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 96
Afdeling 4: Twee vormen van adoptie Gewone adoptie
• Door gewone adoptie krijgt de geadopteerde het statuut van kind van de adoptant(en)
• De banden met de oorspronkelijke familie blijven behouden • De geadopteerde treedt niet in de familie van de adoptant(en)
Volle adoptie
• Door volle adoptie worden de banden met de oorspronkelijke familie verbroken • De geadopteerde wordt een volwaardig lid van de familie van de adoptant(en)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 97
Hoofdstuk 2: Grondvoorwaarden voor adoptie Preliminair
• Volle adoptie is enkel mogelijk voor minderjarigen (Art. 355 BW) • De adoptandus moet minder dan 18 jaar oud zijn bij de neerlegging van het
verzoekschrift tot volle adoptie Het vonnis kan dus perfect volgen na de meerderjarigheid
Afdeling 1: Instellingsvoorwaarden
Wettige redenen
• Elke adoptie moet gegrond zijn op wettige redenen (Art. 344-‐1 BW) o = negatieve vereiste: niet strijdig met openbare orde of dwingend recht in
overeenstemming met de ratio van de instelling
o Adoptie van de echtgenoot of partner steunt niet op wettige redenen o Adoptie van het eigen kind is verboden (Art. 344-‐2 BW)
Het eigen kind het kind waarmee men al een juridische oorspronkelijke afstammingsband heeft
Maar adoptie door de genetische moeder van een draagkind steunt op wettige redenen, zelfs bij endofamiliaal draagmoederschap (Antwerpen 14 februari 2008)
o Volle adoptie laagtechnologisch draagmoederschap volledig commercieel, steunt niet op de wettige redenen (Gent 30 april 2012)
o Adoptie voor verblijfsmachtiging (schijnadoptie) Niet op wettige redenen gegrond
• Steunt grootouderadoptie op wettige redenen? o Grootouderadoptie kan op wettige redenen steunen indien ze een
bestaande toestand bevestigt EN De ouders van de adoptandus overleden zijn OF De ouders van de adoptandus zich geruime tijd niet hebben
bekommerd om hun kind
o Het bezwaar tegen grootouderadoptie is dat ze de afstammingsrelaties binnen de familie vervalst: de geadopteerde wordt broer of zus van één van zijn ouders (Kind in stamboom dan op gelijke hoogte met zijn eigen ouders). Dit bezwaar is niet determinerend, want het belang van het kind staat centraal (zie ook art. 21 IVRK).
o Bijkomend argument pro endofamiliale adoptie: Art. 346-‐2, derde lid BW, dat het maatschappelijk onderzoek niet verplicht voor de adoptie van een verwant tot in de derde graad.
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 98
Het hoger belang van het kind
• Adoptie kan enkel plaatsvinden in het hoger belang van het kind en met eerbied voor de fundamentele rechten die het op grond van het internationaal recht toekomen (Art. 344-‐1 BW)
o (cf. Haags Adoptieverdrag en art. 21 IVRK) Kind = minderjarige Subsidiariteitsbeginsel Moreel en materieel belang
o Dit geldt dus enkel voor een kind (minderjarige)
• Speelt dus niet voor adoptie van meerderjarigen Bekwaamheid en geschiktheid voor de adoptie van een minderjarige
• Bekwaamheid en geschiktheid van de adoptant(en) voor adoptie van een minderjarige (Art. 346-‐1 BW)
o Bekwaamheid: beoordeling van de wettelijke grondvoorwaarden (nutteloos begrip)
o Geschiktheid: vereiste sociaal-‐psychologische eigenschappen (beoordeeld door de jeugdrechtbank op basis van een maatschappelijk onderzoek)
Geschiktheid (van groter belang) Door de gemeenschappen beoordeeld (kind en gezin Vlaanderen) De vraag is hoog en het aanbod is laag dus men legt de lat heel
hoog! Om kinderen te beschermen tegen onwaardige ouders • Kritisch: er zijn heel veel onwaardige ouders op vlak van
oorspronkelijke afstamming
• Bepaalde gevallen Maatschappelijk onderzoek is niet verplicht voor adoptie van een kind…
o verwant tot in de derde graad met adoptant, diens echtgenoot of partner Bv. : Oom-‐neef ( 3e graad)
o met wie de adoptant het dagelijkse leven deelt of een sociale en affectieve band heeft (Art. 346-‐2, derde lid BW)
Wettige belangen
• De rechtbank moet, rekening houdend met alle wettige belangen, oordelen of de adoptie kan worden uitgesproken (Art. 1231-‐13 Ger. W.)
o Impliceert belangenafweging (echtgenoot, oorspronkelijke (groot)ouders, oorspronkelijke kinderen…)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 99
Afdeling 2: Vereisten inzake de burgerlijke staat
• Voor eenpersoonsadoptie: geen vereisten • Voor een gehuwd koppel: geen vereisten • Voor een ongehuwd koppel, wettelijk of feitelijk samenwonend: zie art. 343, § 1
b) BW
• Burgerlijke stand is de administratie die de burgerlijke staat acteert o Samenwonenden gedefinieerd in de adoptiewetgeving
1 dag wettelijk samenwonen volstaat om een kind te adopteren 1 dag feitelijk samenwonen volstaat niet om een kind te adopteren
• Art. 343, § 1 b) BW, meermaals gewijzigd:
b) samenwonenden : twee personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd of twee personen die op een permanente en affectieve wijze samenwonen sedert ten minste drie jaar op het tijdstip van de indiening van het verzoek om adoptie, voor zover zij niet door een band van bloedverwantschap zijn verbonden die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen;
o Wie kan als koppel adopteren ? Wetgeving op de huwelijksbeletselen 12 juli 2012 nr 94/2012 Arrest Grondwettelijk hof
Lesbiennes die samengewoond hebben en niet meer samenwonen op het ogenblik van neerlegging van het inleidend stuk van adoptie
o Gelden de vereisten ex art. 343, § 1 b) BW enkel voor tweepersoonsadoptie of ook voor éénpersoonsadoptie? (Bv. voor de adoptie van het kind van de persoon met wie men feitelijk samenwoont)
Naar de geest van de wet wel ook van toepassing op eenpersoonsadoptie van kind van samenwonende partner arrest 12 juli 2012 bevestigt deze visie
Naar de letter van de wet niet want samenwonenden is meervoud
• Adoptant(en) moet enkel in leven zijn op het ogenblik van het verzoekschrift (Zie art. 1231-‐20 Ger.W.) Mogen al dood zijn op het ogenblik van de uitspraak van de adoptie
o Geadopteerde moet ook in leven zijn op het ogenblik van het adoptievonnis
• Prenatale en postume adoptie: onmogelijk
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 100
Afdeling 3: Leeftijdsvereisten
Adoptanten
• 25 jaar oud zijn op het ogenblik van de indiening van het verzoekschrift tot adoptie
• Ten minste 15 jaar ouder dan de geadopteerde (Art. 345, eerste en derde lid BW)
• Gunstregime voor stiefouder-‐ en partneradoptie: o 18 jaar oud zijn o Ten minste 10 jaar ouder dan de geadopteerde
(Art. 345, tweede en derde lid BW) Adoptandus
• Ten minste twee maanden oud (voor toestemming door de ouder, zie Art. 348-‐4, eerste lid BW)
• Voor volle adoptie: minder dan 18 jaar op het ogenblik van de neerlegging van het verzoekschrift (Art. 355 BW)
Afdeling 4: Toestemmingen tot adoptie Wie moet toestemmen?
• De adoptandus vanaf 12 jaar (bij uitspraak) o Art. 348-‐1 BW o Tenzij: onbekwaam verklaard, verlengd minderjarig of zonder
onderscheidingsvermogen
o Geen verhaal tegen toestemmingsweigering Het kind heeft een absoluut vetorecht !! De adoptie kan niet doorgaan tegen de wil van het kind dat ouder dan 12 jaar is
• De ouders of voogd van de minderjarige adoptandus o Art. 348-‐3 BW o Beide ouders of de enige ouder kunnen hun toestemming pas geven 2
maanden na de geboorte (Art. 348-‐4 BW); zij worden geïnformeerd door (de sociale dienst van) de jeugdrechtbank
Deze informatie betreft de rechten, de bijstand en de voordelen waarop de families, de vaders en de moeders, al dan niet alleenstaand, en hun kinderen bij wet of decreet aanspraak kunnen maken, alsook op de middelen waarop een beroep kan worden gedaan om sociale, financiële, psychologische of andere problemen die hun situatie meebrengt, op te lossen (Art. 348-‐4 derde lid B.W.)
Subsidiariteitsbeginsel
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 101
o De voogd moet toestemmen indien Er geen ouders zijn Beide ouders of de enige ouder
• Zich in de onmogelijkheid bevinden hun wil te kennen te geven
• Geen gekende verblijfplaats hebben, of afwezig zijn verklaard
(Art. 348-‐5 eerste lid BW)
o Bij adoptie door de voogd: Toestemming van de toeziende voogd of (bij tegenstrijdigheid van
belangen) van een voogd ad hoc, aangewezen door de rechtbank (Art. 348-‐5, tweede lid BW)
Verhaal tegen een toestemmingsweigering door ouder(s) of voogd is mogelijk
• De echtgenoot of “samenwonende” partner van adoptant EN adoptandus (Art. 348-‐2 BW)
o (Bij verschijning voor de rechtbank) o Tenzij:
Deze in de onmogelijkheid is zijn wil te kennen te geven Geen gekende verblijfplaats heeft Afwezig verklaard is
o Verhaal tegen toestemmingsweigering is mogelijk
Hoe toestemmen of een toestemming weigeren? (Art. 348-‐8 resp. 348-‐10 BW)
• 1° Persoonlijke verklaring voor de rechtbank • 2° Akte voor notaris of vrederechter
• Toestemming moet specifiek zijn:
o Voor gewone of volle adoptie
• Niet-‐verschijning voor rechtbank = toestemmingsweigering Toestemming tot de adoptie zonder kennis van de identiteit van de adoptant(en) (Art. 348-‐9 BW)
• Door wie? o Ieder lid van de oorspronkelijke familie van het kind van wie toestemming
vereist is
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 102
• Hoe? o Door in de akte/verklaring te bepalen dat men
De identiteit van de adoptant(en) niet wenst te kennen In de procedure niet tussenbeide wenst te komen
o aanwijzing van een vertegenwoordiger
Intrekking van een gegeven toestemming (Art. 348-‐8, tweede lid BW)
• Slechts mogelijk tot de uitspraak van de adoptie • Uiterlijk tot zes maanden na indiening verzoekschrift tot adoptie (in dezelfde
vorm als het geven van de toestemming) Verhaal tegen toestemmingsweigering (Art. 348-‐11 BW)
• Adoptie kan toch worden uitgesproken, op verzoek van de adoptant(en) of het openbaar ministerie, indien de rechtbank oordeelt dat de weigering onverantwoord is
o Enkel mogelijk als de anderen weigeren, niet als de 12jarige weigert o De rechtbank kan de toestemmingsweigering overrulen
• Maar na een toestemmingsweigering door een ouder, kan de rechtbank de
adoptie pas uitspreken wanneer na een grondig maatschappelijk onderzoek gebleken is dat deze zich niet meer om het kind heeft bekommerd of de gezondheid, veiligheid of zedelijkheid van het kind in gevaar heeft gebracht (Art. 348-‐11, tweede lid BW)
o Niet naar het kind omgekeken o Kind in gevaar gebracht o Nodige operaties niet laten gebeuren o Verkrachting, meenemen naar parenclub
GwH 12 juli 2012, nr. 93/2012 “De artikelen 348-3 en 348-11 BW schenden de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 EVRM, in zoverre zij de rechter die ermee belast is een adoptie uit te spreken [in de omstandigheden van de zaak], slechts toelaten geen rekening te houden met de weigering van de moeder om in die adoptie toe te stemmen, in het geval waarin zij zich niet meer om het kind heeft bekommerd of wanneer de gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van het kind in het gedrang is gebracht”
• Een lesbisch echtpaar had tijdens het huwelijk een kind gekregen door middel van medisch begeleide voortplanting. De kandidaat-‐adoptante had het kind vanaf de geboorte samen met haar echtgenote (die het kind gebaard had) opgevoed. Na neerlegging van het verzoekschrift tot volle adoptie van het kind door deze ‘meemoeder’ kwam het tot een feitelijke scheiding die gevolgd werd door verzoening en hervatting van de samenwoning, maar uiteindelijk kwam het opnieuw tot een feitelijke scheiding en werd een echtscheidingsprocedure ingeleid. De meemoeder vorderde meermaals met succes een recht op
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 103
persoonlijk contact. De geboortemoeder verzette zich tegen de volle adoptie omdat deze niet zou beantwoorden aan het hogere belang van het kind wegens de scheiding van het koppel. De kandidaat-‐adoptante was van mening dat de toestemming op onverantwoorde wijze werd geweigerd, gelet op het mee-‐ouderschapsproject in het kader waarvan het verzoek tot adoptie werd ingeleid.
• Volgens het Grondwettelijk Hof haalt het mogelijke belang van het kind om het voordeel van een dubbele afstammingsband te genieten het in beginsel op het recht van de moeder om te weigeren toe te stemmen tot de adoptie door een vrouw met wie zij gehuwd was en die met haar een mee-‐ouderschapsproject had aangegaan vóór de geboorte van het kind en dat project erna had voortgezet in het kader van een adoptieprocedure. Gegeven het feit dat adoptieve kinderen van de echtgenoot van de adoptant zelfs na volle adoptie niet ophouden tot hun oorspronkelijke familie te behoren (Art. 356-‐3 BW), is de wettekst die de toestemmingsweigering van de moeder instelt als een absolute grond van niet-‐ontvankelijkheid, behalve indien de moeder zich niet meer om het kind heeft bekommerd of de gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van het kind in gevaar heeft gebracht en die aan de rechter dus geen enkele mogelijkheid laat om rekening te houden met het belang van het kind om in voorkomend geval het onverantwoorde karakter van de toestemmingsweigering te beoordelen, niet redelijk verantwoord.
• Als gevolg van dit arrest krijgt de rechter de mogelijkheid om de toestemmingsweigering van de moeder in de geschetste omstandigheden als onverantwoord te beschouwen en vervolgens in het belang van het kind de volle adoptie uit te spreken.
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 104
Hoofdstuk 3: Procedure
• Verloopt steeds gerechtelijk (niet voor de ABS)
• Procedure binnenlandse adoptie ≠ procedure interlandelijke adoptie o Interlandelijke adoptie is moeilijker, loggere procedure deze wordt niet
behandeld
• Procedure gewone adoptie = procedure volle adoptie
Afdeling 1: Voorbereiding tot adoptie (van een minderjarige)
• Opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek o Art. 1231-‐1 t.e.m. 1231-‐25 (binnenlandse adoptie)
• Als men een minderjarige wil adopteren Voorbereiding is steeds vereist
• Wordt georganiseerd door de gemeenschappen (Kind en Gezin) en gaat de
eigenlijke rechtspleging vooraf
• De voorbereiding tot adoptie houdt informatie in over: o De stappen in de procedure; o De juridische en andere gevolgen van de adoptie; o De mogelijkheid en het nut van nazorg na de adoptie
(Art. 346-‐2, eerste lid BW)
• Na afloop: aflevering van een attest, dat bij het verzoekschrift moet worden gevoegd (Kind en Gezin levert dit af)
Afdeling 2: Rechtspleging
Inleiding van de procedure
• Gedinginleidend stuk Eenzijdig verzoekschrift o In te dienen bij:
Jeugdrechtbank (minderjarigen) Rechtbank van eerste aanleg (meerderjarigen)
o Te ondertekenen door de adoptant(en) of hun advocaat (niet: hun notaris) Notaris: niet meer betrokken in procedure
o Art. 1231-‐3 Ger.W.
o Initieel ging het om een verzoekschrift op tegenspraak (Art. 1231-‐3 Ger. W., terecht gecorrigeerd door Art. 244 Programmawet 27 december 2004, BS 31 december 2004)
Inzake adoptie is er immers geen sprake van een tegenpartij Dus de procedure wordt ingeleid door een eenzijdig
verzoekschrift
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 105
• Bevoegde rechtbank o Bevoegdheid ratione loci inzake verzoeken tot adoptie (cascadesysteem):
Woonplaats of gewone verblijfplaats van Adoptant(en); bij gebreke daarvan Adoptandus; bij gebreke daarvan Rechter van de plaats waar de adoptant(en) keuze van woonplaats
doe(t)(n) (zie Art. 628, 21° Ger.W.)
• Verplichte vermeldingen in het verzoekschrift o Gewone of volle adoptie (+ motivering) o Gekozen naam en voornamen adoptandus
De familienaam zal uit kracht van de wet veranderen Een voornaamswijziging moet in het verzoekschrift.
• Bij te voegen stukken
o Allerhande, onder meer attest van gevolgde voorbereiding o Zie de Art. 1231-‐3 en 1231-‐4 Ger.W.
• Kennisgeving van het verzoekschrift
o Taken van de griffier Geeft binnen 3 dagen na ontvangst, kennis van het verzoekschrift
aan de afstammelingen van de adoptandus (Art. 1231-‐4, tweede lid Ger.W.)
Zendt het verzoekschrift binnen de 8 dagen naar de procureur des Konings
Onderzoek door het Openbaar Ministerie (Inlichtingen en adviezen)
• Procureur wint onverwijld alle nuttige inlichtingen in, nl. het advies van (Art. 1231-‐5 Ger.W.):
o 1° De ouders of desgevallend de (toeziende) voogd van de adoptandus en de vrederechter (of hun vertegenwoordiger)
Grootouders van de geadopteerde (ascendenten in de tweede graad) is afgeschaft door art. 245, 1° Programmawet 27 December 2004
o 2° De kinderen van de adoptant(en) en van de adoptandus die ten minste 12 jaar oud zijn
Advies van de kinderen was initieel beperkt tot meerderjarige kinderen van de adoptant(en)
In de plaats van de minderjarige kinderen diende het advies van de ouder niet-‐adoptant te worden ingewonnen. Deze regeling werd evenwel gewijzigd door art. 245, 2° Programmawet 27 december 2004
3° De opvangouder
4° Eenieder die moest toestemmen en zijn toestemming heeft geweigerd (of hun vertegenwoordiger)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 106
• De procureur des Konings beschikt over een termijn van twee maanden om het verzoekschrift, samen met zijn advies en inlichtingen, terug te zenden aan de griffier (Art. 1231-‐7, eerste lid Ger.W.).
Maatschappelijk onderzoek (omtrent geschiktheid tot adopteren)
• In de regel verplicht voor adoptie van een minderjarige o Maatschappelijk onderzoek is niet verplicht in de uitzonderlijke gevallen
opgesomd in Art. 346-‐2 derde lid B.W., met name bij endofamiliale adoptie of adoptie die de sociale werkelijkheid bevestigt
• Facultatief voor adoptie van een meerderjarige
• Verslag neergelegd ter griffie binnen de 2 maanden na het bevel (Art. 1231-‐6 en 1231-‐7, tweede lid Ger.W.)
• Oproeping van adoptant en geadopteerde (> 12 jaar) bij gerechtsbrief, binnen de 3 dagen nadat zowel het verslag van het OM als dat van het maatschappelijk onderzoek zijn neergelegd
o Met het oog op kennisname binnen de 15 dagen door adoptant en geadopteerde
• Tussen de 15e en de 45e dag na de neerlegging Vaststelling zittingsdag (Art. 1231-‐8 en 1231-‐9 Ger.W.)
Fasen in de rechtspleging + Specifieke regels
• Fasen o Verhoor van alle betrokkenen (Art. 1231-‐10 Ger.W.)
Ook de geadopteerde < 12 jaar, wanneer hij in staat is zijn mening te vormen
• Vanaf 7jaar (doorgaans) worden minderjarigen verhoord (maar hij/zij moet niet komen opdagen)
De minderjarige kan ervan afzien te worden gehoord; hij wordt door het horen geen partij (Art. 1231-‐11 Ger.W.)
o Onderzoek door de rechtbank (Art. 1231-‐13 Ger.W.) Is de goede keuze (tussen gewone of volle adoptie) gemaakt?
Legaliteitscontrole: is voldaan aan alle bij de wet gestelde
voorwaarden?
Opportuniteitscontrole: kan de adoptie worden uitgesproken, rekening houdend met alle wettige belangen?
• In het geding zijn ook de belangen van o De echtgenoten/partners van geadopteerde en
adoptant o De ouders van de geadopteerde o De kinderen van de adoptant
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 107
• Delicate belangenafweging bij volle stiefouderadoptie indien er nog een band bestaat tussen de geadopteerde en zijn oorspronkelijke ouder wiens echtgenoot niet adopteert (familiebanden doorgeknipt)
• Verlies van erfrecht voor de eigen kinderen van de adoptant is niet determinerend, maar cruciaal is de vraag of de adoptie het recht op levensonderhoud van de bestaande kinderen niet in het gedrang brengt (nu er in hoofde van de adoptant een nieuwe onderhoudsverplichting (ten aanzien van de geadopteerde) ontstaat
• Specifieke regels o Wachttermijn (Art. 1231-‐13, tweede lid Ger.W.)
Uitspraak van de adoptie kan niet vroeger dan 6 maanden na de neerlegging van het verzoekschrift
Tenzij geadopteerde sedert meer dan 6 maanden is opgevoed door de adoptant(en)
o Wijziging van adoptievorm tijdens de procedure (Art. 1231-‐14 Ger.W.) Adoptant(en) kunnen, na nieuw verhoor, verzoeken:
• Gewone adoptie in plaats van volle adoptie of vice versa Gegrond op ernstige redenen, overeenstemmend met het hoger belang van het kind en mits de steun van al wie heeft toegestemd
Afdeling 3: Rechtsmiddelen
• Zie de artikelen 1231-‐16 tot 1231-‐18 Ger.W. • Voorziening in cassatie schorst de tenuitvoerlegging
Afdeling 4: Administratieve formaliteiten
• Zie Art. 1231-‐19 Ger.W. • Griffier zendt beschikkend gedeelte door naar ABS, die het “onmiddellijk”
overschrijft in de registers o = Het beschikkend gedeelte van het definitieve (= in kracht van gewijsde)
vonnis 1 maand na de betekening
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 108
Hoofdstuk 4: Gevolgen van de adoptie
• Enkel een overgeschreven vonnis of arrest sorteert gevolgen • Maar dan wel retroactief, vanaf de neerlegging van het verzoekschrift
o Beperkte terugwerkende kracht want constitutief (vestigend) karakter: Tot de start van de procedure. (In tegenstelling tot de oorspronkelijke afstamming (=bevestigend) tot de verwekking/geboorte)
(Art. 349-‐1 BW)
• Cruciaal onderscheid: gewone versus volle adoptie
Afdeling 1: Gevolgen van de gewone adoptie Basisprincipes
• Geadopteerde blijft in zijn oorspronkelijke familie • Geadopteerde wordt tevens kind van de adoptant • Adoptieband strekt zich uit tot de afstammelingen van de geadopteerde (Art.
353-‐12 BW), NIET tot de verwanten van de adoptant o Banden worden niet doorgeknipt 2 afstammingsbanden van
verschillende aard Naam en voornaam (Art. 353-1 tot 6 BW)
• Geadopteerde verkrijgt naam adoptant o Naam adoptant automatisch verkregen Eenpersoonsadoptie
• Bij adoptie door een koppel van verschillend geslacht Naam man • Bij adoptie door een koppel van hetzelfde geslacht Verklaring voor de
rechtbank, in onderlinge overeenstemming, wie van beiden zijn naam zal doorgeven (Art. 353-‐1, § 2 en 353-‐2, § 2 BW)
• GwH 16 september 2010: Art. 353-‐2, § 2, eerste lid BW schendt het grondwettelijk gelijkheids-‐ en non-‐discriminatiebeginsel in zoverre het niet voorziet in de mogelijkheid dat de geadopteerde in het hier bedoelde geval van stiefouderadoptie of partneradoptie, zijn naam behoudt door die te laten voorafgaan of te laten volgen door de naam van de adoptant. In een grondwetsconforme benadering moet het kind dat gewoon geadopteerd wordt door de gelijkslachtige echtgenoot of wettelijk dan wel duurzaam feitelijk samenwonende partner van zijn ouder een dubbele naam kunnen krijgen: zijn oorspronkelijke naam, gevolgd of voorafgegaan door de naam van zijn adoptant. (in dit geval wou een lesbisch koppel elkaars kinderen adopteren).
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 109
• Keuzemogelijkheden: o Minderjarigen: dubbele naam (oorspronkelijke + adoptieve naam, met
volgorde naar keuze); o Meerderjarigen: idem, maar er kan ook worden geopteerd voor het
behoud van de oorspronkelijke naam (Art. 353-‐3 BW)
o Vroeger was enkel het behoud van de naam van de geadopteerde, gevolgd door de naam van de adoptant mogelijk (zie Art. 358, § 1, tweede lid (oud) BW), niet omgekeerd
o Keuzemogelijkheden kan krachtens de wet enkel voor adopties door niet gelijkslachtige koppels
o Minderjarige kan er niet voor kiezen oorspronkelijke naam te behouden
• Bijzondere regels: o Bij stiefouder-‐ of partneradoptie door een vrouw blijft de naam van het
kind onveranderd (Art. 353-‐4 BW) o Bij adoptie door paren van hetzelfde geslacht geldt de gekozen naam ook
voor later door hen geadopteerde kinderen (Art. 353-‐4bis BW)
o Familienaamsverandering van de geadopteerde geldt ook voor diens afstammelingen (zelfs geboren vóór de adoptie), maar meerderjarige kinderen van de geadopteerde kunnen verklaren hun oorspronkelijke naam te behouden (zie Art. 353-‐6 BW)
o Adoptant(en) kan/kunnen in de loop van de procedure vragen dat de voornamen van de geadopteerde worden gewijzigd
o Voornaamsverandering kan enkel doorgaan mits toestemming van de geadopteerde > 12 jaar (Art. 349-‐2 BW)
Ouder dan 12jaar vetorecht Moet instemmen Ouderlijk gezag (Art. 353-8 tot 10 BW)
• Bij éénouderadoptie Gezag enkel voor de adoptant o Uitzondering: bij adoptie van een (adoptief) kind van de echtgenoot of
persoon met wie de adoptant samenwoont Gezamenlijke gezagsuitoefening
o Eénpersoonsadoptie Adoptant heeft ouderlijk gezag, maar ook een oorspronkelijke ouder behoudt ouderlijk gezag De oorspronkelijke ouder van het zelfde geslacht verliest zijn/haar ouderlijk gezag
• Bij adoptie door echtgenoten of samenwonenden (als koppel) Gezamenlijke gezagsuitoefening
o Gezamenlijk: enkel mogelijk in gevallen die de wet bepaalt: Stiefouderadoptie Adoptie door samenwonende partner
• Wettelijk (vanaf aflegging van verklaring) • Of reeds 3 jaar feitelijk
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 110
Is gezamenlijke gezagsuitoefening mogelijk indien de ongehuwde feitelijk samenwonende partner een kind van zijn partner adopteert wanneer hij minder dan drie jaar op permanente en affectieve wijze met die partner samenwoont? Wellicht niet (zie Art. 343 § 1 b) BW), al is dit resultaat wellicht in strijd met de wens van de betrokkenen
• Overlijdt de enige adoptant of beide adoptanten: o Inrichting van de voogdij, maar de oorspronkelijke ouders kunnen (samen
of afzonderlijk) de jeugdrechtbank vragen dat het kind opnieuw onder hun ouderlijk gezag wordt geplaatst, in welk geval de voogdij een einde neemt (Art. 353-‐10 BW)
Huwelijksbeletselen (Art. 353-13 BW)
• Eén absoluut huwelijksbeletsel en vier relatieve o Huwelijksbeletselen gebaseerd op aanverwantschap is afgeschaft (in
rechte lijn wel nog) o 1 absoluut Adoptant -‐ Geadopteerde (of zijn kinderen) o 4 relatieve
Adoptant – gehuwde geadopteerde (?) Gehuwde adoptant –geadopteerde Niet met adoptieve broer of zus Adoptieve ooms en tantes
• Geen huwelijksbeletsel tussen de geadopteerde en de ouders van de adoptant
• Huwelijksbeletselen in de oorspronkelijke familie van de geadopteerde blijven
integraal bestaan Alimentatie (Art. 353-14 BW)
• Onderhoudsplicht in hoofde van de adoptant(en) ten aanzien van de geadopteerde en diens afstammelingen volgens Art. 203 BW
• Geadopteerde moet zijn adoptant aanspreken vóór zijn oorspronkelijke ouders
• (In Art. 353-‐14 BW, zoals ingevoegd door de Wet van 24 april 2003, zijn in het eerste lid de woorden “indien de geadopteerde minderjarig is” geschrapt door art. 242 Programmawet van 27 december 2004)
• Ook alimentatieplicht van geadopteerde en diens afstammelingen ten aanzien van adoptant(en) indien hij (zij) behoeftig is (zijn)
o Indien de geadopteerde zonder afstammelingen sterft, is deze plicht een last van zijn nalatenschap (Art. 205bis, §§ 3-‐5 BW van toepassing)
o Alimentatieplicht dus ook omgekeerd op grond van Art. 205 B.W
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 111
Erfrecht (Art. 353-15 t.e.m. 353-17 BW)
• Actief (in geval van een geadopteerde erfgenaam): o Geadopteerde erft zelf:
In zijn oorspronkelijke familie én van de adoptant(en) NIET van zijn/hun bloedverwanten (Art. 353-‐15 BW)
• Passief (in geval van een geadopteerde erflater):
o De nalatenschap van de kinderloos overleden geadopteerde wordt als volgt verdeeld:
Goederen gekregen van ascendenten of adoptant(en) keren terug (= bijzonder anomaal erfrecht)
Overige goederen: ½ voor oorspronkelijke, ½ voor adoptieve familie
(Art. 353-‐16 BW)
Afdeling 2: Gevolgen van de volle adoptie Algemeen
• Geadopteerde en zijn afstammelingen hebben dezelfde rechten en plichten als een kind van de adoptant(en)
• Ten volle geadopteerde houdt in de regel op tot zijn oorspronkelijke familie te behoren (Volledig in nieuw familie, de banden met de oorspronkelijke familie worden doorgeknipt), maar op dit principe bestaan volgende uitzonderingen:
o Huwelijksbeletselen in de oorspronkelijke familie blijven bestaan o Recht op persoonlijk contact voor oorspronkelijke ouders en grootouders
Oorspronkelijk grootouders op grond van natuurband contact A fortiori oorspronkelijke ouders ook
o Volle stiefouderadoptie en volle partneradoptie Ouderlijk gezag
• Na volle stiefouderadoptie en volle partneradoptie (door een persoon met wie de adoptant “samenwoont”) blijven de banden met de oorspronkelijke ouder bestaan, zodat gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag de regel is (Art. 356-‐1, derde lid BW)
• Uitzonderingen: o Volle stiefouderadoptie: stiefouder (=nieuwe echtgenoot van de ouder)
adopteert kind van echtgenoot o Volle partneradoptie:
Door wettelijke samenwonende partner die samenwoont met oorspronkelijke ouder of feitelijke samenwonende sinds 3jaar =samenwonen in de zin van de adoptiewet
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 112
Naam
• Zelfde regeling als bij de gewone adoptie.
• Geadopteerde verkrijgt naam van adoptant of adopterende man bij gelijktijdige volle adoptie door personen van hetzelfde geslacht, of wanneer één persoon het kind van zijn echtgenoot of “samenwonende” partner van hetzelfde geslacht adopteert, verklaren zij, in onderlinge overeenstemming, voor de rechtbank, wie van beiden zijn naam aan de geadopteerde zal geven
• De gekozen naam geldt ook voor de later door hen geadopteerde kinderen (Art. 356-‐2, § 2 BW)
• GwH 12 juli 2012, nr. 94/2012 “De Art. 343, § 1, b), 356-‐1 en 356-‐2 BW schenden de art. 10, 11 en 22bis Gw., in samenhang gelezen met art. 21 IVRK, in zoverre zij niet erin voorzien dat een minderjarig kind, [in de omstandigheden van deze zaak], ten volle kan worden geadopteerd door de voormalige partner van de wettelijke ouder van dat kind, met behoud van de juridische banden tussen het kind en zijn oorspronkelijke familie overeenkomstig art. 356-‐1, derde lid BW en met toepassing van de in art. 356-‐2, § 2, tweede en derde lid BW vervatte bepalingen betreffende de naam van het kind”
o Een lesbisch koppel, dat meer dan drie jaar feitelijk had samengewoond, had tijdens deze feitelijke samenwoning twee kinderen gekregen. Het vaderschap stond juridisch niet vast en de biologische vader was niet bekend. De partner van de geboortemoeder had deze kinderen reeds sinds hun geboorte mee opgevoed en er bestond naast een affectieve band ook een feitelijke ouder-‐kindrelatie tussen deze partner en de beide kinderen. Na de beëindiging van de relatie wenste de vrouwelijke ex-‐partner van de moeder de kinderen ten volle te adopteren, met behoud van de juridische band tussen de kinderen en hun moeder (“volle ex-‐partneradoptie”). De moeder en beide kinderen verklaarden uitdrukkelijk akkoord te gaan met de voorgenomen adoptie
o Artikel 343, § 1, b) BW verhindert inderdaad de voormalige partner van de wettelijke ouder om aan de duurzame feitelijke ouder-‐kindrelatie die in voorkomend geval bestaat tussen die persoon en het kind, gevolgen te verbinden die de verbintenissen die die persoon bereid is aan te gaan ten aanzien van het kind juridisch verankeren, en dit zolang de wetgever niet voorziet in andere procedures. Deze bepaling heeft volgens het Grondwettelijk Hof gevolgen die onevenredig zijn ten aanzien van het door de wetgever nagestreefde doel, dat erin bestaat het kind waarborgen te bieden dat het wordt opgevangen in een stabiel milieu. In de gevallen waarin de feitelijke ouder-‐kindrelatie tussen een kind en de voormalige partner van zijn wettelijke ouder duurzaam vaststaat, zou de adoptie van dat kind door de voormalige partner, in zoverre de juridische banden tussen het kind en zijn oorspronkelijke familie behouden blijven, noch met zich meebrengen dat het kind uit zijn omgeving wordt weggehaald, noch dat het zou worden opgevoed in een milieu dat per definitie dient te worden beschouwd als instabiel. Zulk een adoptie zou volgens het Hof
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 113
integendeel doorgaans kunnen bijdragen tot de stabiliteit van het milieu waarin het kind opgroeit en de bestaande feitelijke verhoudingen binnen dat milieu juridisch kunnen bekrachtigen
o Als gevolg van deze uitspraak moet het mogelijk worden dat de volle adoptie wordt uitgesproken op verzoek van een ex-‐partner van de oorspronkelijke ouder, zonder dat de juridische banden tussen deze laatste en het kind worden verbroken, waarna gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag door de adoptant en de oorspronkelijke ouder de regel is. Het feit dat adoptant en oorspronkelijke ouder niet (langer) wettelijk of duurzaam feitelijk samenwonen, kan niet meer verhinderen dat deze adoptie wordt uitgesproken en dat het kind de naam van de oorspronkelijke ouder of de adoptant draagt; beiden moeten in onderlinge overeenstemming voor de rechtbank (kunnen) verklaren wiens naam het kind na de adoptie zal dragen.
o Enkel samenwonenden konden van de gunstige gevolgen genieten (Art. 10, 11, 22bis GW in samenhang met Art. 21 kinderrechtenverdrag geschonden)
Onderhoudsverplichtingen
• Onderhoudsplicht en onderhoudsrecht in de adoptieve familie zoals een bloedverwant
• Geen onderhoudsaanspraken, noch onderhoudsplichten meer in de oorspronkelijke familie
Erfrecht
• Erfrecht van de geadopteerde in de adoptieve familie zoals een afstammeling o Dus ook in de nalatenschap van de familieleden van de adoptant(en) + o Erfrecht van de adoptieve familieleden in de nalatenschap van de
geadopteerde
• Verlies van erfrecht in de oorspronkelijke familie (maar oorspronkelijke familieleden erven ook niet meer van de ten volle geadopteerde)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 114
Hoofdstuk 5: beëindiging va de adoptie
Afdeling 1: Herziening van de adoptie Toepassingsgebied
• Art. 351 BW • Mogelijk voor gewone én volle adoptie
• Op vordering van het openbaar ministerie of een lid van de oorspronkelijke
familie (t.e.m. 3de graad) o Vordering door: o.m., oorspronkelijke ouders, ooms, tantes, broers, zussen
• Uitsluitend indien ontvoering van, verkoop van of handel in kinderen bewezen
wordt Gevolgen
• Herziene adoptie heeft geen gevolgen meer vanaf de overschrijving van het beschikkend gedeelte van het vonnis in de registers van de BS
• Welk statuut heeft het kind dan? o Oplossing (volgens Verschelden zelfde als na herroeping): kind komt
onder voogdij te staan, tenzij oorspronkelijke ouders kind terug onder ouderlijk gezag willen
Afdeling 2: Herroeping van de gewone adoptie
Toepassingsgebied
• Art. 354-‐1 tot 3 BW
• Enkel mogelijk bij gewone adoptie ten aanzien van één of twee adoptanten o Om “zeer gewichtige redenen”: onwaardig gedrag of zeer slechte
verstandhouding (Wettelijke criterium is heel erg strikt Grondige onenigheden volstaan niet)
o Op verzoek van de adoptant(en), de geadopteerde of de procureur des Konings
• Enkel bij de gewone adoptie Volle adoptie is onherroepelijk Gevolgen
• Alle gevolgen van de herroepen adoptie verdwijnen vanaf de overschrijving van de beslissing, behalve de huwelijksbeletselen
• Inrichting van de voogdij, tenzij het kind opnieuw onder het ouderlijk gezag van (één van) de oorspronkelijke ouders wordt geplaatst
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 115
Afdeling 3: Nieuwe adoptie
• Art. 347-‐1 BW (Extrafamiliale nieuwe adoptie) o ‘Kind’ in de zin van de adoptiewetgeving= minderjarige o = Adoptie van een reeds (gewoon of ten volle) geadopteerd kind; mogelijk
indien: De adoptant(en) overleden is/zijn De vorige adoptie herroepen of herzien is Er zeer gewichtige redenen bestaan die vereisen dat op verzoek
van het openbaar ministerie een nieuwe adoptie wordt uitgesproken
o Mogelijkheid tot nieuwe adoptie lost het probleem van de onherroepelijkheid van de volle adoptie op Na een mislukte volle adoptie (waar geen kinderhandel mee gemoeid was) kan, na initiatief van de procureur des Konings, een nieuwe adoptie tot stand komen
• Art. 347-‐2 BW (Endofamiliale nieuwe adoptie) o ‘Persoon’ dus kan ook meerderjarige zijn o Een persoon die reeds eerder door twee adoptanten is geadopteerd, kan
nogmaals (gewoon of ten volle) worden geadopteerd door de nieuwe echtgenoot of partner
o In dezelfde omstandigheden als genoemd in art. 347-‐1 BW Afdeling 4: Vaststelling van de afstammingsband ten aanzien van de adoptant(en)
• Ten aanzien van de adoptant(en): Art. 350 BW o Vaststelling van de afstamming van de adoptant(en) ten aanzien van de
geadopteerde maakt ex nunc een einde aan de adoptie (Art. 350, eerste lid BW)
Bv. : Vaststelling afstamming via gerechtelijke procedure, (meestal) via erkenning (of via onderzoek naar ouderschap). Ex nunc: voor toekomst einde aan adoptie. Volwaardige afstammingsband verdringt de onvolwaardige afstammingsband van de adoptie
• Ten aanzien van een derde: De adoptie blijft bestaan (Art. 350, tweede lid BW) o Gewone adoptie: afstamming heeft slechts gevolgen voor zover zij niet
strijdig zijn met de adoptie o Volle adoptie: afstamming genereert enkel huwelijksbeletselen
Na volle adoptie: erkenning heeft geen enkele zin, heeft naast het creëren van huwelijksbeletselen geen enkel ander gevolg
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 116
• Toepassing: Een man erkent een (gewoon) geadopteerd kind o Verkrijgt de erkenner ouderlijk gezag? Nee, want dit is strijdig met de
adoptie, op grond waarvan de adoptant ouderlijk gezag heeft verkregen o Verkrijgt het erkende kind (additioneel) erfrecht in de nalatenschap van
de erkenner? Ja, zelfs in de nalatenschap van diens bloedverwanten o Verkrijgt het kind recht op levensonderhoud van de erkenner? Ja, zelfs
diens bloedverwanten in opgaande lijn worden onderhoudsplichtig. (Er is wel een volgorde in aanspreken: Eerst de adoptant)
o Kan het kind de naam van de erkenner krijgen? Nee, want deze naamswijziging is strijdig met de adoptie (afbreuk aan naamwetgeving)
• Overgangsbepaling: Art. 18 wet 24 april 2003: o De adoptie van het eigen buitenhuwelijks kind geadopteerd vóór 6 juni
1987 wordt als niet verkregen beschouwd o Deze regel schept mogelijkheden voor de man die dergelijk
geadopteerd kind nadien erkent Zijn erkenning zal alle gevolgen sorteren en wordt niet geremd door Art. 350 BW
o (6 juni 1987= datum van de afstammingswet)
Afdeling 5: Omzetting van de gewone adoptie in volle adoptie
• Art. 347-‐3 BW o Ook mogelijk na de overschrijving van de beslissing in de registers o Op verzoek van de adoptant(en), mits de nodige toestemmingen en mits
naleving van alle andere voorwaarden voor volle adoptie
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 117
Titel III: Beschermingsstatuten voor minderjarigen Inleiding: Minderjarigen en beschermde meerderjarigen
• Bescherming van handelingsonbekwamen o Positief aspect: vertegenwoordiging of bijstand
Minderjarigen optreden in het rechtsverkeer door: • Vertegenwoordiging (door ouders of voogd)= in naam en
voor rekening van • Bijstand: ze treden allebei op: bijstand verlenen en
beschermen Bv. door curator
o Negatief aspect: nietigheid indien de onbekwame zelf optreedt
o = Personenrecht Inleiding: Minderjarigheid – Meerderjarigheid
• Minderjarig is degene die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (Art. 388 BW)
• Meerderjarig wordt men de dag van zijn achttiende verjaardag, op het uur waarop men geboren is (vermeld in geboorteakte, zie Art. 57, 1° BW)
Hoofdstuk 1: Het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind
• VN-‐Verdrag van 20 november 1989, in werking voor België sinds 15 januari 1992 o = Kinderrechtenverdrag o Op mondiaal niveau, bijna alle landen zijn partij
• Kind = Ieder mens jonger dan 18 jaar, tenzij de meerderjarigheid eerder zou
worden bereikt (Art. 2 IVRK) o In sommige landen vroeger meerderjarig, Bv. op 16 jaar
• Het IVRK bevat een waaier aan rechten, toegekend aan minderjarigen
o Meerdere vragen rijzen: Welke bepalingen hebben directe werking? Hoe verhouden de kinderrechten zich tot het ouderlijk gezag? Hoe kunnen kinderrechten door de betrokkenen zelf gerealiseerd worden?
o Kunnen kinderen er praktisch iets meedoen? Problemen: Bijna geen directe werking: enkel diegene die in België reeds
aanvaard werden, reeds in Belgisch recht opgenomen waren dus directe werking is niet nuttig + vaak geen directe werking, want te vaag
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 118
Verhouding met ouderlijk gezag: is soort van hiërarchische verhouding ten opzichte van kinderen
Geen initiatiefrecht Is eigenlijk dode letter, er wordt enkel naar verwezen
• Belangrijke bepalingen zijn: o Art. 3 IVRK: “Bij alle maatregelen betreffende kinderen (…) vormen de
belangen van het kind de eerste overweging” In 21 IVRK en in 22bis GW hernomen. Directe werking Art. 21 IVRK
aanvaard. Bij betwisting erkenning speelt belang van kind niet, dus artikel 3 kan niet ingeroepen worden (aldus Hof van Cassatie)
o Art. 7 IVRK: Het kind heeft “voor zover mogelijk, het recht zijn ouders te kennen en door hen te worden opgevoed”
Geen directe werking
o Art. 12 IVRK: “De Staten (…) verzekeren het kind dat in staat is zijn eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn leeftijd en rijpheid”
Directe werking, maar reeds in Belgische wetgeving (verschillend artikel voor verschillende rechtbanken)
o Art. 12 IVRK is geconcretiseerd in: Art. 56bis jeugdbeschermingswet: De hoorplicht (beter:
oproepingsplicht) voor de jeugdrechtbank i.v.m. minderjarigen vanaf 12 jaar
• Jeugdrechtbank + jeugdkamer Hof van Beroep • Hoorplicht= eigenlijk oproepingsplicht, want men kan
weigeren gehoord te worden • Hoormogelijkheid: voor alle andere rechters
Art. 931, 3e– 7e lid Ger. W. : De gemeenrechtelijke hoormogelijkheid
i.v.m. minderjarigen die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikken
• Onderscheidingsvermogen: vanaf 7jaar aangenomen. Het is een hoormogelijkheid, maar wanneer minderjarige verzoekt gehoord te worden moet de rechter motiveren waarom hij het kind niet wil horen als hij weigert
Art. 22bis Gw.
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 119
Hoofdstuk 2: Handelingsonbekwaamheid van de minderjarige
Afdeling 1: Principiële handelingsonbekwaamheid Materiële rechtshandelingen
• Een minderjarige kan niet contracteren (Art. 1124 BW), noch schenken (Art. 903-‐904 BW)
• Patrimoniale handelingen door minderjarigen zonder oordeel des onderscheids kunnen steeds nietig verklaard worden, wegens gebrek aan toestemming
• Materiële rechtshandelingen: in principe niet mogelijk • Altijd nietig, ook indien geen benadeling kan aangetoond worden (wanneer
geen onderscheidingsvermogen)
• Betrekkelijke nietigheid o Vordering in te stellen door de wettelijke vertegenwoordiger of de
meerderjarig geworden minderjarige o Verjaart na 10 jaar o Vatbaar voor bevestiging door de meerderjarig geworden minderjarige
• Onderscheid tussen daad van beschikking en daad van beheer
o Daad van beschikking moet worden nietig verklaard Nietigheid rechtens zonder dat benadeling bewezen moet worden
o Daad van beheer kan vernietigd worden mits benadeling (intrinsiek en
extrinsiek) Mits bewijs van benadeling
• Intrinsiek = altijd benadeling • Extrinsiek = kijken naar de hoedanigheden van de persoon
Proceshandelingen
• Minderjarige stelt alleen een rechtsvordering in o Verweerder kan de nietigheid niet opwerpen, maar beschikt over een
dilatoire exceptie; de vordering moet geregulariseerd worden via tussenkomst van de wettelijke vertegenwoordiger
• Dagvaarding tegen minderjarige alleen = nietig o Dagvaarding moet tegen de ouders q.q. gebeuren, niet tegen de
minderjarige zelf
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 120
Afdeling 2: Uitzonderlijke handelingsbekwaamheid In bepaalde gevallen kan de minderjarige zelf optreden:
• Alleen Handelingen die de minderjarige alleen kan verrichten o Een kind erkennen (Art. 328 BW) o Uitoefenen van ouderlijk gezag over eigen kinderen o Beschikken over de helft van zijn goederen bij testament, vanaf 16 jaar
(Art. 904 BW) o Zich verzetten tegen orgaanwegneming (van zodra men in staat is zijn wil
te doen kennen) o Zijn recht op maatschappelijke dienstverlening uitoefenen tegen het
OCMW o Een spaarrekening openen
o Dagdagelijkse handelingen(op grond van de leer van het stilzwijgend
mandaat)
• Alleen, behoudens verzet Handelingen die de minderjarige alleen mag verrichten, behoudens verzet
o Loon ontvangen (behoudens verzet van ouders of voogd) o Vanaf 16 jaar: geld afhalen van spaarrekening, maximum 125 euro per
maand (behoudens verzet van wettelijke vertegenwoordiger(s))
• Mits toestemming Handelingen die de minderjarige enkel mag verrichten met bijkomende toestemming of machtiging
o Huwen o Toestemmen tot zijn adoptie (vanaf 12 j.) o Toestemmen tot zijn erkenning (vanaf 12 j.)
• Mits bijstand Handelingen die de minderjarige enkel mag verrichten met
bijstand o Sluiten van een huwelijkscontract (Art. 1397 BW)
(Bijstand ouders of machtiging jeugdrechtbank) o Verklaring van verblijfplaatsverandering
(Bijstand door minstens één van de personen die het gezag over hem uitoefenen)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 121
Hoofdstuk 3: Ouderlijk gezag, verblijf en recht op persoonlijk contact
Afdeling 1: Ouderlijk gezag Definitie
• Ouderlijk gezag = een geheel van rechten die ouders kunnen laten gelden ten aanzien van kinderen, teneinde hun ouderlijke verplichtingen te kunnen vervullen (zie Art. 203, 1384, tweede lid en 371 BW)
Doel
• Socialisering/volwassenwording van kinderen
• Het recht zorgt ervoor dat mensen een ouder kunne worden (afstamming, adoptie) deze hebben ouderlijk gezag (beschermingsstaat minderjarigen) kinderen opvoeden
Einde
• Bij de meerderjarigheid (Gedurende 18 jaar, stopt op de 18e verjaardag) • Bij de ontvoogding (Art. 372 BW) • Bij de ontzetting (Art. 32-‐35 jeugdbeschermingswet)
o Ontzetting uit ouderlijk gezag gezag stopt jeugdbeschermingsmaatregel er wordt een voogd aangewezen, zal de ouderlijke rechten overnemen
• Bij de adoptie • Bij het overlijden van beide ouders
o Voogdij opengevallen voogd zal het kind opvoeden = voogdij-‐gezag Bestaat enkel voor ouders (met juridisch vastgestelde afstammingsband)
• Want: is gevolg van afstamming of adoptie • Maximum één man en één vrouw kunnen ouderlijk gezag over hetzelfde kind
uitoefenen op grond van afstamming o Twee personen van hetzelfde geslacht enkel op grond van adoptie
• Grootouders kunnen de materiële bewaring bekomen, nooit het bewaringsrecht
of gezag o Wel materiële bewaring ze mogen het kind bij zich hebben (feitelijk,
zonder juridische zeggenschap) o Probleem: grootouders hebben het kind bij zich maar hebben er juridisch
niets over te zeggen kunnen geen fundamentele beslissingen nemen, de kinderen niet vertegenwoordigen
Evolutie
• Van vaderlijke macht, over ouderlijke macht, naar ouderlijk dienstbetoon o 1987 = ouderlijk gezag
• Belangrijker geworden sinds de hervorming van de voogdijwetgeving in 2001
o Sinds 2001 moeten beide ouders overleden zijn vooraleer de voogdij openvalt overgebleven ouder zal het ouderlijk gezag blijven uitoefenen
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 122
• Steeds meer toezicht door de rechter: “bevoogding” van de ouders, vnl. inzake goederenbeheer
o Goederenbeheer sinds 2001 moeten de ouders voor belangrijke rechtshandelingen voorafgaande machtiging van de vrederechter bekomen = soort bevoogding van de ouders (ouders staan wat onder de voogdij van de vrederechter als het op belangrijke rechtshandelingen aankomt)
• Grootste wijzigingen o In 1987 macht naar gezag o In 1995 : gezag co-‐ouderschap ingevoerd o In 2006 verblijfs co-‐ouderschap ingevoerd
Wettelijk kader
• Titel IX van Boek I BW (Art. 371-‐387ter BW) gewijzigd door de wetten van 13 april 1995 en 18 juli 2006
• 2 afdelingen: o (Het gezag over) de persoon van het kind
Recht van bewaring • Materiële bewaring: o.m. huisvesting (verblijf) • Juridische bewaring: fundamentele keuzes (Keuze van de
school, vrijetijdsbesteding) Rechten omtrent de staat van de persoon
• Oorspronkelijke ouders moeten toestemmen met adoptie • Oorspronkelijke moeder moet toestemmen met erkenning
van een vader
o (Het beheer van) de goederen van het kind Rechten omtrent het vermogen
• Wettelijk beheer • Wettelijk genot
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 123
Afdeling 2: Gezag over de persoon van de minderjarige Uitoefening: Gezagsregimes Gezamenlijke gezagsuitoefening door beide ouders (= de regel)
• (synoniem: gezagsco-‐ouderschap) • = de regel, ongeacht de ouders gehuwd zijn of niet, samenleven of niet
• Ze moeten samen blijven beslissen over de kinderen ook na echtscheiding (Art
302) blijvend contact met de ouders
• Vermoeden van instemming ten aanzien van derden te goeder trouw • Bij gebreke van instemming: verhaal bij de jeugdrechtbank (a priori en a
posteriori) o Bv. Schoolkeuze beslissing moet nog genomen worden (door een
ouder) andere ouder kan a priori de jeugdrechtbank vatten o Het kind is reeds ingeschreven andere ouder is niet tevreden a
posteriori o Jeugdrechtbank is bevoegde rechter bij ouderlijk gezag
Uitsluitende gezagsuitoefening door één ouder (= de uitzondering)
• (synoniem: exclusieve gezaguitoefening) • = de uitzondering (als er twee ouders zijn)
“bij gebreke van overeenstemming over de organisatie van de huisvesting van het kind, over de belangrijke beslissingen betreffende zijn gezondheid, zijn opvoeding, zijn opleiding en zijn ontspanning en over de godsdienstige of levensbeschouwelijke keuzes of wanneer deze overeenstemming strijdig lijkt met het belang van het kind” (Art. 374, § 1, tweede lid BW)
• ENKEL in een regime van exclusieve uitoefening van het ouderlijk gezag (door één ouder) is er een recht op persoonlijk contact (voor de andere ouder) Als de ene het ouderlijk gezag uitoefent heeft de andere sowieso recht op persoonlijk contact
• + Recht van toezicht op de opvoeding van het kind via: o Recht op het inwinnen van informatie (Bv. Schoolrapporten raadplegen) o Recht zich tot de jeugdrechtbank te wenden
(Art. 374, § 1, vierde lid BW) Twee tussenmodellen (“getemperde” regimes)
• Gezamenlijke gezagsuitoefening, maar één ouder kan alleen optreden voor één of meer bepaalde handelingen (Art. 373, vierde lid BW)
• Exclusieve gezagsuitoefening, maar één of meer bepaalde handelingen moeten gezamenlijk worden gesteld (Art. 374, § 1, derde lid BW)
o Bv. Moeder neemt alle beslissingen, maar in verband met schoolkeuze moeten ze samen optreden dit kan een oplossing zijn voor anders lange gevechten voor de Rechtbank
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 124
Dus: • Regeling van recht op persoonlijk contact in een regime van exclusieve
gezagsuitoefening • Regeling van verblijf in een regime van gezamenlijke gezagsuitoefening bij
niet-samenlevende ouders Verblijf
• = Element van het gezag over de persoon • Verschillende verblijfsregimes:
o Klassieke weekend-‐ en vakantieregeling o Gelijkmatig verdeeld verblijf (synoniem: verblijfsco-‐ouderschap,
verkeerdelijk “bilocatie” genoemd) Bilocatie = de gelijktijdige aanwezigheid van een lichaam op twee
plaatsen (!) Bilocatie is dus fout
Sinds 2006 is gelijkmatig verdeeld verblijf de regel geworden (kind evenveel tijd bij vader als bij moeder) Week-‐Week-‐regeling
o Varianten Kan ook 2 weken Kan ook per maand Maar meestal week-‐week
• Hoofdverblijf versus secundair verblijf (“hébergement principal / secondaire”)
o In elk geval (ook bij gelijkmatig verdeeld verblijf) moet worden bepaald waar het kind in de bevolkingsregisters moet worden ingeschreven “als hebbende aldaar zijn hoofdverblijf” (Art. 374, § 1 vijfde lid BW)
• Verblijfsregime bij niet-‐samenlevende ouders o De ouders gaan akkoord
Keuzemogelijkheid voor ouders het akkoord te laten homologeren (verplicht bij EOT)
Uitdrukkelijke verplichting voor de rechter het akkoord te homologeren tenzij ingeval van kennelijke strijdigheid met het belang van het kind (Art. 374, § 2, eerste lid BW)
o De ouders gaan niet akkoord Regel: De rechter moet bij voorrang de “gelijkmatig verdeelde
huisvesting (sic)” onderzoeken en toekennen, voor zover • Beide ouders het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen
én • Minstens één van beide ouders erom verzoekt
(Art. 374, § 2, tweede lid BW)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 125
Stel: Beide ouders vorderen de uitsluitende gezagsuitoefening of de gezamenlijke gezagsuitoefening met verblijf bij hen
• Vaak wordt er gevorderd dat verblijf bij hen maar in ondergeschikte orde het verblijfsco-‐ouderschap is al voldoende om het toe te kennen
• Als er in de conclusies niet over gesproken wordt de rechter kan ambtshalve de toekenning van het verblijfsco-‐ouderschap niet uitspreken
Uitzondering: De rechtbank kan beslissen om een ongelijk verdeeld
verblijf vast te leggen, indien zij van oordeel is dat de gelijkmatig verdeelde huisvesting niet de meest passende oplossing is (Art. 374, § 2, derde lid BW)
• Mogelijke contra-‐indicaties voor een gelijkmatig verdeeld verblijf zijn:
o Grote geografische afstand tussen de woonplaatsen van de ouders
o Onbeschikbaarheid van één van hen ( de ene ouder is veel meer beschikbaar dan de andere)
Bv. De ene ouder werk 14u per dag, de andere gewoon
o Duidelijk blijk geven van onverschilligheid t.a.v. het kind tijdens het gemeenschappelijk leven of na de scheiding
o Jonge leeftijd van het kind Bv. Zuigelingen moedermelk 50/50
verblijfsregeling wordt meestal niet toegestaan
o Mening van het kind o Pubers 15-‐16-‐17 jarigen
Vanaf wanneer kan het kind zelf beslissen waar het zal verblijven ?
• Hoe ouder hoe meer belang aan zijn mening wordt gehecht
• De kinderen worden heel vaak opgestookt heel voorzichtig hiermee
• In ieder geval oordeelt de rechtbank bij een met bijzondere redenen omkleed vonnis, rekening houdend met de concrete omstandigheden van de zaak en het belang van de kinderen en de ouders (Art. 374, § 2, vierde lid BW) = bijzondere motiveringsplicht
o Ook de belangen van de ouders worden bekeken o Elk vonnis moet gemotiveerd worden logisch o Maar in Limburg vele vonnissen slecht gemotiveerd
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 126
Afdeling 3: Rechten omtrent het vermogen van de minderjarige Ouderlijk goederenbeheer Wettelijk beheer
• Beheer van de goederen van de minderjarige: o Machtiging van de vrederechter vereist voor zwaarwichtige
beheershandelingen of daden van beschikking o (Art. 378, § 1 BW)
Bv. : Dading, lening voorafgaand machtiging nodig
• Vertegenwoordiging van de minderjarige in rechte, als eiser of verweerder Ouderlijk vruchtgenot Wettelijk genot
• = Genot van de vruchten van de goederen van de kinderen o Bv. huurgelden, interesten
• (Art. 384 BW)
• Wat hebben minderjarigen ?
o Geboorte ‘Pamperrekening’ o Nieuwjaar Cadeau (geld) van grootouders
• De interesten op hun geld zijn de vruchten de interesten komen de ouders toe
uit de kracht van de wet
• Geen verplichting om de intresten aan te wenden ten gunste van de minderjarige ze mogen ermee doen wat ze willen
• Vakantiewerk het vruchtgenot slaat niet op gelden die via vakantiejobs worden verworven
• Stel: Kort voor 18e verjaardag halen ouders de spaarrekening op naam van de minderjarige leeg en zetten de 10 000 euro op hun naam, mag dit ?
o De dag voor meerderjarigheid kunnen de ouders deze rekening leegmaken, maar als ze de gelden op hun naam zetten , staan deze niet meer op de naam van de minderjarige kan niet
o Wat sommige ouders doen rekening leeghalen en op naam zetten van de minderjarige met een onbeschikbaarheidsclausule het geld staat vast en minderjarige kan er pas aan op zijn 25
o Wat met leeggehaalde rekening ? Moeten de gelden integraal worden terugbetaald aan de minderjarige ? Neen, het gaat om kapitaal en interesten de interesten komen integraal aan de ouders toe dus die moeten eraf gerekend worden
• Enkel voor het kapitaal moet verantwoording worden afgelegd • Tijdens de minderjarigheid zelf kan er bijna niets tegen gedaan worden pas bij
meerderjarig worden moet verantwoording worden afgelegd
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 127
Afdeling 4: Recht op persoonlijk contact Algemeen
• Samenhang met ouderlijk gezag (= gevolg van afstamming) • Terminologie:
o “Bezoekrecht” (Oud) o “Omgangsrecht” (Doctrine) o “Recht op persoonlijk contact” (Wet)
• Wettelijke basis sinds 1995:
o Art. 374 [§ 1] vierde lid An art. 375bis BW
• Verdragsrechtelijk gewaarborgd: o Zie Art. 8 EVRM en Art. 9.3 IVRK, maar (in België) geen subjectief recht
van het kind o Als kinderrecht geformuleerd, maar minderjarige kan dat recht niet
opvorderen wegens procesonbekwaamheid Titularissen
• Ouders & Grootouders principieel contactgerechtigd (Bijzondere affectieve band wordt verondersteld)
• Derden virtueel contactgerechtigd (Moeten een bijzondere affectieve band bewijzen)
• Ouders (Art. 374, § 1, vierde lid BW)
o Enkel de ouder die het ouderlijk gezag niet uitoefent o Dus: in een regime van gezamenlijke gezagsuitoefening is er totaal geen
sprake van de juridische notie “recht op persoonlijk contact”(maar wel van verblijf (in de wet: “huisvesting”))
o Wie als grondslag voor het recht op persoonlijk contact niet in de eerste plaats het ouderlijk gezag, maar het natuurrecht (bloedband) ziet, in de vorm van genegenheid die voortvloeit uit de bloedband, geeft ook een principieel contactrecht aan:
De oorspronkelijke ouder na adoptie De uit het ouderlijk gezag ontzette ouder
o Recht op persoonlijk contact van een ouder, (titularis van het ouderlijk
gezag (?)) “Kan enkel om bijzonder ernstige redenen worden geweigerd” (Art.
374, § 1, vierde lid BW) • Principieel contactrecht kan enkel worden geweigerd om
ernstige redenen • Bij virtueel contactrecht moeten ze al eerst een
bijzondere affectieve band bewijzen en dan kan het hen geweigerd worden in het belang van het kind veel sneller
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 128
• Grootouders (Art. 375bis BW) o Principieel recht, maar subsidiair ten opzichte van het recht van de ouder
(kan eenvoudiger worden geweigerd) (Art. 375bis, tweede lid BW) o Gegrond op het natuurrecht (voor oorspronkelijke grootouders, zie Cass.
14 oktober 1915)
o Oorspronkelijke grootouders behouden hun principieel omgangsrecht, zelfs na volle adoptie (Cass. 4 maart 1976) A fortiori ook de oorspronkelijke ouders
o Adoptieve grootouders hebben enkel een principieel omgangsrecht na volle adoptie Adoptieve grootouders niet na gewone adoptie omdat de adoptieve verwantschapsband zich niet tot hen uitstrekt
Probleem je kan 8 grootouders hebben
o Recht op persoonlijk contact kan aan een grootouder worden ontzegd “in het belang van het kind” (Zie Art. 375bis, tweede lid BW)
Bewijslast ligt bij degene die zich verzet tegen het omgangsrecht
• Derden (Art. 375bis BW) o = Personen die geen (groot)ouder zijn (Broers en zussen vallen ook
hieronder) o Moeten zelf een “bijzondere affectieve band” met het kind aantonen o Hun contactrecht kan steeds worden geweigerd in het belang van het kind
Dus: slechts virtueel recht Modaliteiten
• Worden best nauwgezet en gedetailleerd overeengekomen of in het vonnis bepaald, om latere betwistingen te vermijden
o (plaats, duur, periodiciteit, halen/brengen…)
• Soms bijzondere beperkende modaliteiten o Bv. : De neutrale ontmoetingsruimtes als er geweldige conflicten zijn
De ene ouder wordt door de andere als gevaarlijk aanzien contact onder begeleiding veilig het kind moet niet alleen met de ouder zijn
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 129
Procedure
• Bevoegde rechter: o In principe de jeugdrechtbank (Art. 387bis, 375bis en 302 BW)
Ongehuwde mensen steeds jeugdrechtbank o De vrederechter (ex Art. 223 BW)
Art. 223 BW dringende voorlopige maatregelen tijdens het huwelijk (voor de inleiding van de echtscheidingsprocedure)
Nooit verwarren met Art 1280 Ger.W. voorlopige maatregelen tijdens de echtscheidingsprocedures (na de echtscheidingsprocedure)
o De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg (ex Art. 584, eerste lid en 1280 Ger.W.)
o Kunnen grootouders en derden tussenkomen in een procedure ex 1280 Ger.W., teneinde een omgangsrecht te bekomen? Ja
Om proceseconomische redenen Om tegenstrijdige beslissingen te vermijden (Indien dit nee was moesten zij als derden naar de jeugdrechtbank)
• Gedinginleidend stuk
o Voor de jeugdrechtbank: verzoekschrift (Art. 45.1 jeugdbeschermingswet) o = Verzoekschrift op tegenspraak ( er is een andere partij)
• Horen van het kind
o Door de jeugdrechtbank: Art. 56bis Wjb. Art. 56bis Jeugdbeschermingswet: De minderjarige vanaf 12 jaar
moet worden opgeroepen, teneinde gehoord te worden = Oproepingsplicht, geen hoorplicht (want de minderjarige kan
weigeren zich aan het verhoor te onderwerpen) o Door andere rechters: Art. 931 Ger. W.
Art. 931 Ger. W. : De minderjarige die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt, kan worden gehoord
Afdeling 5: Bijzondere rechtspleging voor de jeugdrechtbank
• De rechtbank poogt de partijen te verzoenen en verstrekt hen alle nuttige
inlichtingen, in het bijzonder over bemiddeling
• Eventuele schorsing van de procedure (max. 1 maand)
• Maatregel alvorens recht te doen of voorlopige regeling van de toestand is mogelijk, zelfs ambtshalve
o Maatregel alvorens recht te doen niet over de grond van de zaak o Voorlopige regeling over de grond van de zaak, die tijdelijk is in
afwachting van een evaluatie
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 130
• Na een voorlopige regeling moet de zaak uiterlijk binnen het jaar opnieuw worden onderzocht, op een latere zitting, onverminderd een nieuwe oproeping op een vroegere datum
• Er is permanente saisine, hetgeen betekent dat de zaak op de rol van de jeugdrechtbank blijft ingeschreven tot de ontvoogding of de meerderjarigheid van de betrokken kinderen en, ingeval van nieuwe elementen, bij conclusie of schriftelijk verzoek aan de griffie opnieuw voor de rechtbank kan worden gebracht (zonder ambtshalve doorhaling)
o Permanente saisine De zaak blijft gedurende heel de minderjarigheid op de rol geen nieuw rolrechten
o Zaak niet ambtshalve doorgehaald o Bij conclusie of schriftelijk verzoek aan de griffie opnieuw activeren
Afdeling 6: Sancties bij niet-naleving
• Misdrijf niet-‐afgifte van het kind: Art. 432 Sw.
o Misdrijf in extreme situaties • Schadevergoeding ex Art. 1382 BW
• Fysieke dwang
Verduidelijkingen in Art. 387ter BW (Fysieke dwang is mogelijk) • Dwangsom
• Ingeval één ouder weigert de rechterlijke beslissing of overeenkomst bij EOT na te leven, kan de zaak opnieuw voor de rechter worden gebracht die laatst kennis heeft genomen van de vordering; Deze doet uitspraak “met voorrang boven alle andere zaken” en kan onder meer:
o Nieuwe onderzoeksmaatregelen nemen o Een poging tot verzoening ondernemen o De partijen bemiddeling voorstellen
(Art. 387ter eerste-‐derde lid BW)
o (Behalve in geval van dringende noodzakelijkheid)
• De rechter kan steeds: o Nieuwe beslissingen nemen
Nieuwe beslissing komt er vaak op neer dat de omgangsregeling omgekeerd wordt
o Het slachtoffer toestaan een beroep te doen op dwangmaatregelen en – indien hij zulks nodig acht – de personen aanwijzen die gemachtigd zijn de gerechtsdeurwaarder te vergezellen voor de tenuitvoerlegging van zijn beslissing (Art. 387ter § 1 vierde-‐vijfde lid BW) Ontstaan door druk van Drukkingsgroep Van gescheiden mannen met minderjarige kinderen
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 131
o Een dwangsom uitspreken en in die hypothese stellen dat voor de tenuitvoerlegging van die dwangsom, Art. 1412 Ger.W. van toepassing is
Art. 1412 Ger. W. Supervoorrecht van alimentatieschuldeisers
o De beslissing is van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad (Art. 387ter, § 1, zesde-‐zevende lid BW)
• In geval van absolute noodzaak, kunnen de dwangmaatregelen via eenzijdig verzoekschrift worden bekomen, mits de verzoeker staaft dat de weigerende partij werd aangemaand haar verplichtingen na te komen en zich heeft verzet tegen de tenuitvoerlegging (Art. 387ter, § 3 BW)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 132
Hoofdstuk 4: Voogdij Art. 389-‐420 BW. j° Art. 1232-‐1237 Ger.W.
Afdeling 1: Ontstaan van de voogdij Art. 389 BW
• Beide ouders zijn overleden
• Beide ouders zijn “wettelijk onbekend” o Bv. : Vondelingenschuif
Moeder heeft 6 maanden de tijd om het kind op te eisen’ adoptie mag niet worden uitgesproken binnen de 6 maanden… (Complete zever)
• Beide ouders zijn in de voortdurende onmogelijkheid om het ouderlijk gezag uit te oefenen (Zie art. 1236bis Ger.W.)
o Voor de rechtbank van eerste aanleg Geestesziek, coma, …
• Deze voortdurende onmogelijkheid moet niet door de rechter worden vastgesteld in sommige gevallen waarin ze van rechtswege bestaat:
o Bij gerechtelijke onbekwaamverklaring o Bij verlengde minderjarigheid o Bij vermoeden of verklaring van afwezigheid van beide ouders of de enige
ouder • In de andere gevallen moet ze worden vastgesteld door de rechtbank van
eerste aanleg, op verzoek van de procureur des Konings
Afdeling 2: Organisatie van de voogdij
• Centrale orgaan is de vrederechter van de plaats waar de minderjarige in de bevolkingsregisters is ingeschreven (Art. 390 BW)
• Wanneer de voogdij openvalt kan de vrederechter dringende maatregelen bevelen, na eenvoudige brief van iedere belanghebbende of zelfs ambtshalve (Art. 391 BW)
o Als beide ouders overleden zijn De voogdij valt open o Anticiperen op overlijden van beide ouders tegelijk een papier maken
waar je je keuze maakt: Als de voogdij openvalt ‘moeten mijn kinderen die voogd hebben’
meestal in een testament = testamentaire voogdij Maar de vrederechter moet dit niet volgen De vrederechter
beslist autonoom (familieleden worden opgeroepen en genieten de voorkeur om als voogd te worden aangewezen)
De voogd die aangewezen werd, is niet verplicht om dit op zich te nemen
Sinds 2001 kan niemand nog verplicht worden om de voogdij op zich te nemen (Art. 396 BW)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 133
Wat dan als aangewezen voogd of familieleden weigeren? OCMW krijgt voogdij OCMW voorzitter wordt voogd OCMW voogdij niet kennen
• De vrederechter benoemt de voogd(en), na de minderjarige ouder dan 12 jaar gehoord te hebben en naaste familieleden minstens te hebben opgeroepen:
o Ofwel homologatie van de keuze van de ouder(s) (Art. 392 BW)
o Ofwel keuze vrederechter zelf (Art. 393 BW) Naaste familieleden genieten de voorkeur
o In uitzonderlijke gevallen Twee voogden worden aangewezen, één voor
de persoon en één voor de goederen van de minderjarige (Art. 395 BW)
• Naast een voogd wordt steeds een toeziende voogd aangesteld (Art. 402-‐404 BW) die toezicht houdt op de voogd en de minderjarige vertegenwoordigt wanneer diens belangen in strijd zijn met deze van de voogd (eventueel wordt nog een toeziende voogd ad hoc aangesteld)
o Toeziende voogd: Zal maar optreden als de vertegenwoordiging door een strijdigheid
van belangen tussen voogd en pupil Ook tegenstrijdigheid met belangen van toeziende voogd 3e
persoon als toeziende voogd ad hoc
Afdeling 3: Werking van de voogdij Algemeen
• De voogd zorgt voor de persoon van de minderjarige en voedt hem op, volgens de wil van de ouders
• Vertegenwoordigt de minderjarige in alle burgerlijke handelingen • Beheert zijn goederen zoals een goede huisvader; is aansprakelijk voor schade uit
slecht beheer (Art. 405, § 1 BW)
• Op de voogd weegt geen onderhoudsplicht ex art. 203 BW. • De voogd is niet aansprakelijk ex art. 1384, tweede lid BW. (voogd zal alleen
aansprakelijk zijn voor wanbeheer) • De voogd heeft geen vruchtgenot
• Wat het goederenbeheer betereft
o De ouders moeten rolrecht betalen voor machtiging o De voogd moet geen rolrecht betalen voor machtiging
• Geef verschillen qua bevoegdheden tussen de ouders en de voogd • Geen verschil ouderlijk gezag en voogdij gezag is soortgelijk
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 134
• In geval van ernstige betwisting met de voogd kan de minderjarige zich richten tot de Procureur des Konings
o Vanaf 12 jaar in verband met zijn persoon Bv. : Schoolkeuze, studierichting in het middelbaar
o Vanaf 15 jaar in verband met zijn goederen
Bv. : Het aankopen van roerende goederen Toepassing:
• 16 jarige onder voogdij wil dat de voogd voor hem een brommer koopt voogd wil niet probleem
o Informeel gewone brief
• Procureur kan de zaak aanhangig maken bij de vrederechter, die beslist na de betrokkenen te hebben gehoord (Art. 405, § 2 BW)
o Pas als de procureur het ernstig genoeg vindt om voor de vrederechter te brengen
o Vrederechter beslist Bij aanvang van de voogdij
• Voogd: moet boedelbeschrijving opmaken (vrederechter beslist over de vorm, zie Art. 406 BW)
• Vrederechter: moet diverse zaken vaststellen, waaronder… o Het bedrag waarover de voogd beschikt voor
Onderhoud/opvoeding Goederenbeheer
o Het bedrag waarboven de voogd het overschot aan inkomsten moet beleggen
o De bankinstelling waar de rekeningen moeten worden geopend
(art. 407 BW) Goederenbeheer door de voogd
• Vier categorieën handelingen, naargelang de voogd ze kan stellen o Alleen
Alle handelingen waarvoor geen formaliteiten voorzien zijn
o Met bijstand van de toeziende voogd Kwijting verlenen van kapitalen die de pupil tijdens de voogdij
ontvangt
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 135
o Slechts met bijzondere machtiging van de vrederechter Machtiging is nodig voor zwaarwichtige beheershandelingen en
daden van beschikking (opgesomd in Art. 410, § 1 BW): • Vervreemding van goederen van de pupil • Een nalatenschap aanvaarden of verwerpen • Een onroerend goed aankopen • Een lening aangaan • De minderjarige vertegenwoordigen in rechte als eiser
o Rechtshandelingen die de voogd niet kan stellen
Het gaat hier (vooral) om strikt persoonlijke rechtshandelingen Sluiten huwelijk(scontract), erkenning, testament Schenking van goederen van de minderjarige
• Jaarlijks: neerlegging beheersrekening door de voogd en voogdijverslag in
verband met de persoon
• Groot verschil tussen ouderlijk gezag en voogdij De voogd moet veel meer rekenschap afleggen dan de ouders
Afdeling 4: Einde van de voogdij en definitieve voogdijrekening
Gevallen van beëindiging van de voogdij
• Overlijden van de pupil • Meerderjarigheid of ontvoogding • Vaststelling van de afstamming • Adoptie • Opheffing van de voortdurende onmogelijkheid het ouderlijk gezag uit te oefenen
Definitieve voogdijrekening
• Binnen de maand na het einde van de voogdij of de taak van een bepaalde voogd
• Opmaak definitieve voogdijrekening: Balans van alle ontvangsten en uitgaven in het raam van de gehele voogdij in aanwezigheid van de vrederechter en toeziende voogd ter goedkeuring overhandigd aan de pupil (vanaf 15 jaar)
• Ook na de goedkeuring van de voogdijrekening blijft de voogd aansprakelijk voor zijn wanbeheer (Art. 417 BW)
• Maar de vorderingen verjaren na vijf jaar, te rekenen vanaf de meerderjarigheid (Art. 419 BW)
• De voogd is niet aansprakelijk voor onrechtmatige daden van de minderjarige pupil
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 136
Hoofdstuk 5: Pleegvoogdij
Afdeling 1: Omschrijving en praktisch nut
• Art. 475bis-‐septies BW • De pleegvoogd neemt ouderlijke verplichtingen op en verwerft sommige
prerogatieven van het ouderlijk gezag Niet alle ouderlijke prerogatieven!
• Nut o Minder verregaand dan adoptie
Personen die voor andermans kind willen zorgen Maar niet volledig willen adopteren, want wilt Bv. Zijn eigen kinderen niet benadelen Want kind bij pleegvoogdij erft niet
o Juridische bescherming voor pleegouders
Want geen specifiek juridisch statuut
Afdeling 2: Grondvereisten (Art. 475bis BW)
• Ten minste 25 jaar oud zijn • Zich ertoe verbinden een minderjarige te onderhouden, op te voeden en in staat
te stellen de kost te verdienen o Tot volwassenheid te brengen
• Toestemming van de echtgenoot • Instemming van degenen die moeten toestemmen tot de adoptie van de
minderjarige o Bv. kind is 13 jaar oud, wie moet allemaal goedkeuren?
Ouders op grond van oorspronkelijke afstamming Ook indien het kind al eerder geadopteerd was (van de adoptieouders dan)
Het kind zelf, want het is ouder dan 12!
Afdeling 3: Vormvereisten (Art. 475ter BW)
• Authentieke overeenkomst, opgemaakt door een vrederechter of notaris, tussen
pleegvoogd en de meer dan 12 (?)-‐jarige of de wettelijke vertegenwoordiger van de minder dan 12-‐jarige
o Wie zijn de partijen? Pleegvoogd Kind zelf, of zijn wettelijke vertegenwoordiger
• Vanaf welke leeftijd wordt het kind zelf partij? 12 jaar? Gehoord vanaf wanneer kind 15 jaar is! (prof denkt dat 15 jaar vergissing is, want wet van de jaren ’70 (Men heeft leeftijdsgrens van adoptie van 15 naar 12 jaar verlaagd, maar in deze wet is men het vergeten)
• Bekrachtiging door de jeugdrechtbank, op aanvraag van de pleegvoogd
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 137
Afdeling 4: Gevolgen (Art. 475quater BW)
• Pleegvoogd beheert de goederen van het pleegkind zonder het genot ervan te
hebben o Verschil met ouders die hebben wel ouderlijk vruchtgenot o Wie heeft het genot dan wel?
De ouders Neen Niemand heeft het genot Ook de ouders en adoptanten hebben
gedurende de pleegvoogdij het genot niet over de goederen van het pleegkind (Art. 475quater, derde lid BW)
• Pleegvoogd oefent het recht van bewaring uit, voor zover het pleegkind zijn
gewone verblijfplaats bij hem heeft o Ouderlijk gezag blijft liggen bij de echte ouders
• Pleegvoogd heeft geen ouderlijke rechten sensu lato
o Bv.: Kan niet toestemmen met een huwelijk o Concreet Wanneer de staat van de minderjarige zal veranderen
Afdeling 5: Beëindiging
(Art. 475quinquies-‐sexies BW)
• Meerderjarigheid van het pleegkind • Overlijden van de pleegvoogd • Overlijden, ontvoogding, adoptie van het pleegkind • Beëindiging door de jeugdrechtbank
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 138
Hoofdstuk 6: Ontvoogding
Afdeling 1: Omschrijving en nut
• Art. 476-‐486 BW • Benaming is misleidend • Niet alleen voor minderjarigen onder voogdij, maar ook voor minderjarigen
onder ouderlijk gezag
• De ontvoogde is o Met betrekking tot de persoon nagenoeg volledig vrij ( is ‘Volwassen’) o Met betrekking tot de goederen minder handelingsonbekwaam
(gedeeltelijk handelingsbekwaam)
Afdeling 2: Vormen Twee vormen
• Wettelijke ontvoogding (syn.: ontvoogding van rechtswege) o Na huwelijk o Echtgenoot wordt van rechtswegen curator
Bescherming, geen vertegenwoordiging
• Gerechtelijke ontvoogding o Door de jeugdrechtbank voor minderjarigen > 15 jaar o Op verzoek van minstens één ouder o Op verzoek van de voogd en/of toeziende voogd o Op verzoek van de procureur des Konings, in naam van
Een bloed-‐ of aanverwant tot en met de vierde graad • Bv. : Oom, tante, opa, oma, neef, nicht, …
De minderjarige zelf
Afdeling 3:Rechtsstatuut van de ontvoogde minderjarige
• De ontvoogde minderjarige staat onder curatele • Curator is
o De meerderjarige echtgenoot Als twee minderjarigen trouwen allebei ontvoogd maar dan niet
elkaars curator Twee curatoren aangesteld door jeugdrechtbank
o Een curator benoemd door de jeugdrechtbank
• Rechtsstatuut aangaande de persoon van de ontvoogde o Vrij, maar ouders moeten instemmen met, resp. toestemmen tot huwelijk
en adoptie
• Rechtsstatuut aangaande de goederen van de ontvoogde o Verschillende regeling, naargelang de zwaarwichtigheid van de handeling
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 139
o Handelingen die de ontvoogde alleen mag verrichten Verhuren en verpachten tot max. 9 jaar Inkomsten ontvangen en beleggen Roerend goed kopen met inkomsten
o Handelingen die de ontvoogde mag stellen mits bijstand van zijn curator
Roerend kapitaal in ontvangst nemen Roerend goed aankopen met kapitaal
• Wel als het ui zijn inkomsten komt <-‐> Niet als het uit zijn kapitaal komt
o Handelingen waarvoor machtiging van de vrederechter vereist is Eenzijdig verzoekschrift nodig Rolrecht 27 euro Een lening aangaan Een onroerend goed vervreemden
o Verboden handelingen
Zijn goederen wegschenken Een nalatenschap zuiver aanvaarden
Een ontvoogde minderjarige kan ook geen handel drijven
Afdeling 4: Beëindiging
• Bij overlijden van de ontvoogde • Bij meerderjarigheid van de ontvoogde • Bij intrekking van de ontvoogding door de jeugdrechtbank
o Wanneer de ontvoogde “er niet toe in staat blijkt zichzelf te leiden” of o Wanneer zijn verbintenissen zijn verminderd
Onder buitensporige voorwaarden gecontracteerd • Bv.: auto veel te duur aangekocht • Gunstregime voor de ontvoogde Rechtbank kan koopprijs
verminderen (Die vermindering kan ook leiden tot intrekking)
Afdeling 5: Sancties als gevolg van de onbekwaamheid van de ontvoogde minderjarige
• Zonder bijstand verricht Vernietigbaar bij benadeling
o Intrinsiek: aard van de rechtshandeling leidt tot benadeling o Extrinsiek: kijken naar concrete vermogenstoestand van de persoon
• Zonder machtiging vrederechter verricht Betrekkelijke nietigheid rechtens
o Benadeling moet hier niet bewezen worden
• Rechtsgeldig verricht, maar tegen buitensporige voorwaarden Verbintenissen kunnen verminderd worden
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 140
Titel IV: Beschermde meerderjarigen Publiekrechtelijke beschermingsmaatregelen
• Staat volledig in wet o Wettekst mag meegebracht worden o Wet 26 juni 1990: geesteszieken o Wet 21 april 2007: Geestesgestoorden
Maar nog niet in uitwerking getreden Want psychiatrische centra nog niet open! Nog even wachten, wanneer wij afgestudeerd waarschijnlijk wel in
werking getreden
• De in een psychiatrische dienst opgenomen of in een gezin verpleegde geesteszieke
• De geïnterneerde geesteszieke
Privaatrechtelijke beschermingsstatuten • Verlengde minderjarigheid • Voorlopig bewind • Gerechtelijke onbekwaamverklaring • Bijstand van een gerechtelijk raadsman
Hoofdstuk 1: Publiekrechtelijke maatregelen houdende vrijheidsberoving
• Geesteszieken en EVRM o Art. 5.1 litt. e EVRM stelt voorwaarden aan de vrijheidsberoving van
geesteszieken Er moet een wettelijke grondslag zijn De persoon moet geestesziek zijn Vrijheidsberoving langs wettelijke weg Rechtmatige vrijheidsberoving
• Door een rechter beoordeeld
o Verduidelijkt in de rechtspraak van het EHRM Onze wet implementeert duidelijk deze rechtspraak
Arrest Winterwerp / Nederland van 24 oktober 1979 • Geestesziekte moet worden aangetoond op basis van een
objectief medisch onderzoek (behalve in spoedgevallen) o Mag slechts 15 dagen oud zijn o Spoedgevallen deels vrijgesteld andere garanties
hiervoor ingebouwd • Vrijheidsberoving is slechts gerechtvaardigd
o Als de geestesziekte voldoende ernstig is o Zolang de geestesziekte blijft bestaan
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 141
Arrest Aerts / België van 30 juli 1998 • Vrijheidsberoving moet plaatsvinden in een hospitaal of in
een andere geschikte instelling • (niet: de psychiatrische afdeling van een gevangenis zonder
medisch personeel en aangepaste therapeutische omgeving)
• Nationaal recht o Wet 26 juni 1990
Wet afprinten en meebrengen op het examen! Beschermingsmaatregelen zijn enkel toegelaten indien de toestand
van de geesteszieke zulks vereist • Hetzij omdat hij zijn (eigen) gezondheid en veiligheid
ernstig in het gedrang brengt o Bv.: Zelfmoordpogingen ondernemen (op een
ernstige manier) EMO die polsen al eens half heeft doorgesneden
• Hetzij omdat hij een ernstige bedreiging vormt voor andermans leven of integriteit (Art. 2 lid 1)
o Personen die met ronkende kettingzagen rondlopen
De wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke is er gekomen ter vervanging van de Krankzinnigenwet van 18 juni 1850
Art. 559 Sw. stelt sinds de wet van 2 augustus 2002 rondzwervende krankzinnigen niet langer gelijk met kwaadaardige dieren die de dood van vee veroorzaken
Afdeling 1: De in een Psychiatrische dienst opgenomen of in een gezin verpleegde geesteszieke
Behandeling in een (psychiatrisch) ziekenhuis
• 1e fase Opneming ter observatie (Art. 4-‐12) o Elke belanghebbende kan daartoe een verzoekschrift indienen bij de
vrederechter, vergezeld van een omstandig geneeskundig verslag (ten hoogste 15 dagen oud), wanneer de omstandigheden bepaald in Art. 2 zich voordoen
o Meestal wordt de spoedprocedure gevolgd (Art. 9): Bij hoogdringendheid kan Procureur des Konings ambtshalve de
opneming bevelen, die binnen de 24u moet worden bevestigd door de vrederechter, op straffe van verval
• Procureur moet gebriefd worden concreet! Bel de politie of het parket
• Parket gaat wel eerst pogen hem vrijwillig te laten behandelen
• Procedurele waarborgen, binnen 24 uur door vrederechter bekrachtigd
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 142
o Automatisch eindigt de opneming ter observatie na 40 dagen (Art. 11) maar dat kan ook vroeger (zie Art. 12)
• 2e fase Verder verblijf (Art. 13-‐22) o De vrederechter bepaalt de periode, maar maximum 2 jaar, steeds
verlengbaar voor maximum 2 jaar (Art. 13-‐14) o Gedurende het verder verblijf kan nazorg plaatsvinden buiten de
instelling, of overbrenging naar een andere instelling (Art. 16-‐17) De gedwongen verpleging in een gezin (Art 23-29 wet bescherming persoon geesteszieke)
• Tegen de wil van de geestesgestoorden in • In het eigen gezin, in een ander gezin of in een gezinsvervangend tehuis • Onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten als de gedwongen opneming in een
ziekenhuis • Een bepaalde persoon bewaakt de zieke en een bepaalde geneesheer behandelt
hem (Art. 24 § 3) • De vrederechter bezoekt de zieke minstens jaarlijks (art. 28)
Afdeling 2: De geïnterneerde persoon met een geestesstoornis
• Wet 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een
geestesstoornis • = Veiligheidsmaatregel
o Ter bescherming van de maatschappij o Om de vereiste zorgen te doen verstrekken met het oog op re-‐integratie in
de maatschappij
• Toepassingsgebied o Daders van een misdaad of wanbedrijf die o Op het ogenblik van de beoordeling door het vonnis-‐ of
onderzoeksgerecht lijden aan een geestesstoornis die het oordeelsvermogen of de controle over hun daden ernstig aantast of tenietdoet, met
o Gevaar voor recidive
• Gevolgen van internering o Geen vermoeden van krankzinnigheid o Bekwaamheid tot er een beschermingsstatuut van toepassing is
Bv. voorlopig bewind, gerechtelijke onbekwaamverklaring, verlengde minderjarigheid
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 143
Hoofdstuk 2: Privaatrechtelijke beschermingsstatuten
Afdeling 1: Verlengde minderjarigheid
• Art. 487bis-‐septies BW (wet 29 juni 1973) • Zowel voor minderjarigen als voor meerderjarigen
• Toepassingsgebied
o “Indien blijkt dat zij wegens ernstige geestelijke achterlijkheid ongeschikt zijn en schijnen te zullen blijven om zichzelf te leiden en hun goederen te beheren”
o Ernstige geestelijke achterlijkheid = Een staat van geestelijke onvolwaardigheid, aangeboren of begonnen tijdens de vroege kinderjaren, gekenmerkt door een uitgebleven ontwikkeling van de gezamenlijke vermogens van verstand, gevoel en wil Vereisten voor geestelijke achterlijkheid zijn dus:
Aangeboren of ontstaan in de vroege kinderjaren Ernstig: IQ < 50 Blijvend (naar alle vooruitzichten)
o Wat met een kind dat een ernstige mentale handicap oploopt na een
verkeersongeval? Rechtspraak: Een driejarig kind kan verlengd minderjarig verklaard worden; een
zevenjarig kind niet Wachten tot meerderjarigheid en dan ander beschermingstatuut
vragen, tijdens minderjarigheid niet o Gerechtelijk onbekwaam verklaren o Voorlopig bewind
• Procedure
o Volledig in BW, niet in Ger. W. o Verzoekschrift aan de rechtbank van eerste aanleg, met geneeskundig
attest (niet ouder dan 15 d.) o Oproeping van de verzoeker en de betrokkene, teneinde gehoord te
worden o Beslissing vermeld in de bevolkingsregisters en op de identiteitskaart van
de betrokkene
• Statuut o Betrokkene wordt ten aanzien van zijn persoon en zijn goederen
gelijkgesteld met een minderjarige beneden de vijftien jaar o Betrokkene blijft onder ouderlijk gezag zolang zijn ouders leven, maar de
rechtbank kan het ouderlijk gezag vervangen door voogdij Art. 487quater BW Kan al tijdens burgerlijke minderjarigheid worden gevraagd
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 144
o Betrokkene ouder dan 18 kan nog ten volle worden geadopteerd, maar discussie bestaat over de vraag welke rechtbank terzake bevoegd is
Welke rechtbank bevoegd? • REA of Jeugdrechtbank? • Want gelijkgesteld met minderjarige
• Beëindiging
o Het statuut kan te allen tijde worden opgeheven, op verzoek van de beschermde, zijn ouders, voogd, bloedverwanten of de Procureur des Konings Art. 487septies BW
Afdeling 2: Voorlopig bewind
• Inleiding
o Art. 488bis, a) t.e.m. k) BW o Ingevoerd door de wet 18 juli 1991, gewijzigd door de wet van 3 mei 2003
(BS 31 december 2003) o Uiterst succesvol beschermingsstatuut o Enkel meerderjarige
• Toepassingsgebied ratione personae
o De meerderjarige die, geheel of gedeeltelijk, zij het tijdelijk, wegens zijn gezondheidstoestand, niet in staat is zijn goederen te beheren, als hem nog geen wettelijke vertegenwoordiger werd toegevoegd (Art. 488bis, a) BW)
o Niet in combinatie met ander beschermingsstatuut (Telkens kan er maar 1 van toepassing zijn op een bepaalde persoon)
• Procedure tot aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder o Verzoekschrift op tegenspraak, gericht aan de vrederechter o Ingeleid door de te beschermen persoon, elke belanghebbende of de
Procureur des Konings (Art. 488bis, b), §§ 1 en 5 BW)
o Hierop anticiperen Verklaring van voorkeur omtrent een aan te wijzen voorlopig bewindvoerder, kan worden afgelegd voor vrederechter of notaris (Art. 488bis, b), § 2 BW)
Deze verklaringen worden opgenomen in een centraal register, bijgehouden door de KFBN
o Bij het verzoekschrift dient een omstandige medische verklaring (ten hoogste 15 dagen oud) te worden gevoegd
Vrederechter kan horen wie hij wenst en wijst een voorlopig bewindvoerder aan, bij voorkeur gekozen uit de ouders, de echtgenoot, samenwonende of een naast familielid
• Vaak zijn het de kinderen • Verstandhouding van de familie is belangrijk • Anders advocaat
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 145
o De te beschermen persoon kan zich gedurende het voorlopig bewind laten bijstaan door een vertrouwenspersoon…
Door hemzelf of de vrederechter aangesteld Vervangbaar gedurende het bewind Wiens naam en adres wordt vermeld in het bewindsdossier
= Brug tussen de te beschermen persoon en de vrederechter De
vertrouwenspersoon zorgt voor bijstand en controle. Hij is een loutere tussenpersoon, zonder enige beheersbevoegdheid
• Publiciteit o Art. 488bis, e) BW o Elke beslissing tot…
Aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder Wijziging van diens bevoegdheden Opheffing van de aanstelling
…wordt in het BS bekendgemaakt en betekend aan de burgemeester van de woonplaats, met het oog op aantekening in de bevolkingsregisters
• Gevolgen o Algemeen (tenzij anders vermeld in de aanwijzingsbeschikking)
Het voorlopig bewind betreft enkel de goederen, niet de persoon De bewindvoerder beheert de goederen als een goed huisvader of
staat de beschermde persoon bij in dat beheer (Art. 488bis, f) BW) De bewindvoerder geeft jaarlijks rekenschap aan
• De vrederechter • De beschermde persoon • Diens vertrouwenspersoon • En brengt de beschermde persoon op de hoogte van de
handelingen die hij verricht (Art. 488bis, c), § 3 BW)
o Bevoegdheden van de voorlopig bewindvoerder Worden bepaald “met inachtneming van de aard en de
samenstelling van de te beheren goederen evenals van de gezondheid van de te beschermen persoon” (Art. 488bis, f), § 2 BW)
Indien niets werd bepaald: algemene vertegenwoordiging inzake goederenbeheer
Voor zwaarwichtige handelingen is machtiging van de vrederechter nodig
• Opsomming in Art. 488bis, f), § 3, tweede lid BW • Gevraagd bij eenzijdig verzoekschrift, behalve in geval van
belangenconflict tussen de voorlopig bewindvoerder en de te beschermen persoon (verzoekschrift op tegenspraak)
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 146
Handelingen die de voorlopig bewindvoerder niet kan stellen • Souvenirs en persoonlijke voorwerpen van de beschermde
persoon vervreemden (tenzij strikt noodzakelijk) • Schenkingen doen namens de beschermde persoon
o Schenkingen
De beschermde kan zelf schenken, mits machtiging van de vrederechter, op zijn verzoek Schenking is strikt persoonlijke rechtshandeling
+ Omstandige geneeskundige verklaring (Dokter vindt dat hij nog voldoende geestesvermogen heeft)
+ Oproeping bewindvoerder (Maar deze doet de schenking niet zelf)
o De beschermde kan een huwelijkscontract sluiten of zijn huwelijksvermogensstelsel wijzigen, na machtiging door de vrederechter en met bijstand van zijn bewindvoerder
o Voor de opmaak van een testament gelden dezelfde regels als voor een schenking, maar de voorlopige bewindvoerder dient niet te worden opgeroepen
• Einde o Art. 488bis, d) BW
o Door overlijden van de beschermde persoon o Door verlengd minderjarigverklaring o Door onbekwaamverklaring o Na beslissing tot opheffing van de vrederechter, ambtshalve of op verzoek
• Sancties
o Art. 488bis, i) en j) BW
o Handelingen ten onrechte gesteld door de beschermde persoon na de indiening van het verzoekschrift zijn rechtens betrekkelijk nietig
o Nietigheid, uitsluitend in te roepen door de bewindvoerder of de beschermde, verjaart na vijf jaar
Relatieve nietigheid Wel rechtens Benadeling moet niet bewezen worden Beperkte retroactiviteit want men kan vragen rechtshandelingen
nietig te verklaren De beschermde persoon of zijn erfgenamen kunnen, ook nadat
meer dan vijf jaren zijn verlopen, schadevergoeding vorderen van een medecontractant die te kwader trouw was, echter NIET van de voorlopig bewindvoerder
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 147
Afdeling 3: Gerechtelijke onbekwaamverklaring
• Art. 489-‐512 BW j° Art. 1238-‐1253 Ger.W.
• Toepassingsgebied o Een meerderjarige die zich in een aanhoudende staat van onnozelheid of
krankzinnigheid bevindt moet onbekwaam worden verklaard, zelfs wanneer in die staat heldere tussenpozen voorkomen (Art. 489 BW)
Gaat over allerergste geesteszieken o Systeem van vertegenwoordiging Onbekwaamverklaarde kan niets zelf
• Procedure
o Eerste fase (eenzijdig) Eenzijdig verzoekschrift, gericht aan de rechtbank van eerste
aanleg, dat de feiten vermeldt waaruit de geestesziekte blijkt en waarbij bewijsstukken worden gevoegd
Horen van de echtgenoot, ouders en kinderen van de betrokkene (niet: de betrokkene)
Aanwijzing van een geneesheer-‐neuropsychiater die verslag zal uitbrengen
o Tweede fase (contradictoir) Betrokkene wordt verweerder
• Zal worden ondervraagd • Een voorlopige bewindvoerder kan worden aangewezen • De rechtbank spreekt de onbekwaamverklaring uit, wijst ze
af of voegt een gerechtelijk raadsman toe
• Publiciteit o Elk vonnis dat de onbekwaamverklaring uitspreekt (of een raadsman
benoemt) wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd o In januari: overzichtstabel van het voorbije jaar o Bericht door griffier aan burgemeester en vrederechter
• Gevolgen
o De onbekwaamverklaarde wordt vanaf de uitspraak van het vonnis volledig handelingsonbekwaam Hij staat gelijk met een minderjarige wat betreft zijn persoon en zijn goederen (Art. 509 BW)
o De voogdij wordt ingericht o Alle handelingen verricht na het vonnis zijn rechtens nietig (Art. 502 BW)
• Einde
o Door overlijden van de betrokkene o Door opheffing van de onbekwaamverklaring bij vonnis, na volledige
genezing; Na onvolledige genezing kan een gerechtelijk raadsman worden
aangesteld
Samenvatting Familierecht JVD 2012-‐2013 148
• Sancties o Handelingen verricht na de onbekwaamverklaring Rechtens
betrekkelijk nietig (Art. 502 BW) o Handelingen vóór de onbekwaamverklaring Principieel geldig, maar
kunnen vernietigd worden “indien de oorzaak van de onbekwaamverklaring kennelijk bestond ten tijde dat die handelingen zijn verricht” (Art. 503 BW)
Rechter plaatst zich op het moment dat de rechtshandeling werd gesteld
Feitenkwestie
Afdeling 4: Bijstand van een gerechtelijk raadsman
• Art. 513-‐515 BW
• Toepassingsgebied o Voor geesteszieken of geesteszwakken die niet zodanig gestoord zijn dat
ze onbekwaam verklaard kunnen worden o Voor verkwisters = personen die met hardnekkige standvastigheid hun
inkomsten en kapitaal verspillen, zonder dat hun uitgaven redelijk zijn of enig economisch voordeel opleveren (Art. 513 BW)
Niet Bv. Na echtscheiding een man met een midlife-‐crisis
• Procedure o Idem als bij gerechtelijke onbekwaamverklaring, maar neuropsychiatrisch
onderzoek vervalt indien het om een verkwister gaat (Art. 514 BW)
• Publiciteit o Idem als bij gerechtelijke onbekwaamverklaring
• Gevolgen
o Met betrekking tot de persoon Men blijft volledig bekwaam
o Met betrekking tot de goederen Men wordt gedeeltelijk handelingsonbekwaam, meer bepaald voor de rechtshandelingen opgesomd in Art. 513 BW; bijstand van de door de rechtbank benoemde raadsman is vereist
Dus niet volledig zoals bij gerechtelijk onbekwaamverklaarden
• Sanctie o Bijstandbehoevende handelingen, na de benoeming van de raadsman
zonder bijstand verricht, zijn rechtens betrekkelijk nietig