Click here to load reader
Upload
ingevandensteen
View
1.197
Download
1
Embed Size (px)
Citation preview
Oefenblad 1:
Opgave: Zoek de volgende woorden in het kruiswoordraadsel en kleur ze geel: (Deze oefening maak je op dit oefenblad.)
Knutselen, kriebelen, dappere, fluisteren, rinkelen, betere, anderen, oefenen
A C X K N U T S E L E N OF Z E R T Y U I O P S A WL E O E F E N E N R T Y UU S D F G H J K L M M V BI A Z K E R T G B N X N ES Q H R R D A P P E R E TT D F I A E H K V D X L EE U R E Y H B F S J I P RR S O B G D E H U V C Q EE I D E D A N D E R E N UN J P L S T F G B V D A LC X B E N R I N K E L E NN B F N G J K E O Q Z M L
Oefenblad 2:
Opgave: Schrijf volgende woorden tweemaal correct over in je taalschrift:
Iedere, mopperen, regenen, toveren, luisteren, rekenen, aardappelen, vergaderen, meerdere, giechelen, wapperen, inoefenen.
Oefenblad 3:
Opgave: Wat stellen de tekeningen voor? Kies een woord uit het woordpakket en schrijf de woorden in je taalschrift.
Prent 1 Prent 2
Prent 3 Prent 4
Prent 5 Prent 6
Oefenblad 4:
Opgave: Zoek in de volgende zinnen telkens wat het ontbrekende woord is. Schrijf de ontbrekende woorden in je taalschrift. Kies uit: Kinderen, gisteren, babbelen, bibberen, luisteren, tekenen, bladeren, meubelen, toveren, wandelen
1. Tijdens een toets mogen we niet ……………… Onze mondjes zijn dan altijd dicht.
2. We ……………. goed naar de juf.
3. De …………….. spelen in de tuin.
4. In de herfst vallen alle …………………. van de bomen.
5. ……………… was het maandag. Vandaag is het dinsdag.
6. Wat is het hier koud! Mijn zus en ik zitten de hele tijd te ………………………
7. Mijn hobby is ………………….. , daarom ga ik ook iedere week naar de tekenschool.
8. Een tovenaar en een heks kunnen heel goed ……………………
9. Iedere zondagnamiddag gaan mijn ouders …………………. in het park.
10. In onze woonkamer staan heel wat …………………….
Oefenblad 5:
Opgave: Kleur de ballonnen die bij elkaar horen telkens in dezelfde kleur. Schrijf op de lijnen welke woorden je allemaal gevonden hebt. (Deze oefening maak je op dit oefenblad.)
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
vergad
eren
krieb
elen blad
enen
eren
wand oef
elen
Oefenblad 6:
Opgave: Welk woord hoort niet thuis in het rijtje? Schrijf dit woord op in je taalschrift.
1. Wapperen, vergaderen, wandelen, bibberen
2. Toveren, rinkelen, meubelen, kriebelen
3. Tekenen, oefenen, regenen, anderen
4. Betere, knutselen, iedere, dappere
5. Fluisteren, gisteren, middelen, jongeren
6. Rekenen, openen, oefenen, donderen
7. Lepelen, Pinksteren, toveren, kinderen
Oefenblad 7:
Opgave: De laatste deeltjes van de woorden zijn weg. Weet jij over welk woord het gaat? Schrijf de woorden in je taalschrift.
1. Wand . . . . 6. Krieb . . . .
2. Kind . . . . 7. Rek . . . .
3. Blad . . . . 8. Op . . . .
4. Dapp . . . 9. Wink . . . .
5. Oef . . . . 10. Fluist . . . .
Oefenblad 8:
Opgave: Maak de woorden los van elkaar en schrijf ze op in je taalschrift.
gisterendapperekriebelenwandelenrinkelenopeneniederebabbeleneieren