41
Samenvatting 'Inleiding in de Pedagogiek' geschreven door: JanitaS De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen Op Stuvia vind je het grootste aanbod aan samenvattingen en collegeaantekeningen. De documenten zijn geschreven door jouw medestudenten, specifiek voor jouw opleiding! www.stuvia.com Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

Stuvia 12996 Samenvatting Inleiding in de Pedagogiek 135498 Stuvia

Embed Size (px)

DESCRIPTION

samenvatting

Citation preview

  • Samenvatting 'Inleiding in dePedagogiek'

    geschreven door:

    JanitaS

    De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je SamenvattingenOp Stuvia vind je het grootste aanbod aan samenvattingen en collegeaantekeningen. De

    documenten zijn geschreven door jouw medestudenten, specifiek voor jouw opleiding!

    www.stuvia.com

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Samenvatting inleiding in de pedagogiek

    Hoofdstuk 1

    Pedagogiek: houdt zich bezig met de opvoeding van kinderen en jeugdigen van 0 tot 18 jaar. Pedagogiek:

    Opvoedkunde: richt zich op de vaardigheden van de opvoeder.

    Opvoedingsleer: richt zich op het vergaren van kennis over opvoeden.

    Opvoedingswetenschap: richt zich op het ontwikkelen van theorien over en methoden met betrekking tot opvoeden.

    Definitie opvoeding: Opvoeding is alle omgang tussen ouder en kind waarbij de ouder gericht een relatie met het kind aangaat. In deze omgang biedt de ouder het kind liefde, geborgenheid, veiligheid, intimiteit, aandacht, grenzen, instructie, ondersteuning en controle. Hierdoor zal het kind tot zelfontplooiing komen en over het nodige zelfvertrouwen en de nodige zelfstandigheid en zelfredzaamheid beschikken om richting te geven aan zijn verdere leven. Naar aanleiding van de definitie kan gesteld worden dat er sprake is van opvoeding als de volgende drie punten spelen in de omgang tussen ouder en kind:

    1) Er is sprake van wederzijds respect tussen ouder en kind. 2) Het kind ervaart voldoende veiligheid bij, heeft vertrouwen in, kan rekenen op, voelt zich

    geaccepteerd door en krijgt ondersteuning van de ouder. 3) Het kind wordt door de ouder uitgedaagd om eigen beslissingen te nemen en te

    experimenteren met nieuwe dingen, waardoor hij vertrouwen krijgt in zijn omgeving. 4 basisdimensies:

    Ondersteuning bieden.

    Instructie geven.

    Controle uitoefenen.

    Grenzen stellen. Ondersteuning bieden.

    - Het opvoedgedrag van de ouder dat liefde en zorg voor het kind uitdrukt en dat zich richt op zijn fysieke en emotionele welzijn, waardoor het zich begrepen en geaccepteerd voelt.

    - Voorbeelden van ondersteunend opvoedingsgedrag: o Bemoedigen. o Accepteren. o Helpen. o Samenwerken. o Affectie tonen. o Liefdevol omgaan met het kind. o Aandacht en interesse tonen voor de handelingen, gedragingen en signalen van het

    kind en adequaat reageren. o Vertrouwen in het kind laten blijken.

    - Effect ondersteuning bieden: bevorderen van de ontwikkeling van het kind. - Warmte en affectie zijn belangrijk in de opvoeding. - Signalen worden opgemerkt (sensitief) er wordt adequaat op gereageerd (responsief) =

    positieve ontwikkeling.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Operante conditionering: Kind wordt gestimuleerd om gewenst gedrag te vertonen. Ondersteuning door middel van belonen:

    - Handelingen die leiden tot een emotioneel prettig gevoel bij het kind. - Straffen + belonen: leertheoretische benadering. - Belonen: psychische / emotionele beloning of materile beloning.

    Ondersteuning door middel van straffen:

    - De ouder biedt het kind de gelegenheid om te reflecteren op zijn gedrag en ongewenst gedrag af te leren.

    - Straf mag niet uit frustratie aan het kind worden opgelegd. - De ouder moet consequent zijn.

    Instructie geven

    - Duidelijk maken aan het kind wat de bedoeling van iets is en welk gedrag verwacht wordt. - Het geven van instructies is een proces dat gevraagd en ongevraagd verloopt:

    o Instructies vragen kind. o Instructies krijgen ouder.

    - Als het kind wordt overladen met instructies kan het volgende gebeuren: o Het kind zal geen eigen initiatieven durven ontplooien. o Het kind zal veel bezig zijn met wat de ouder zal denken van de acties die het van

    plan is te ondernemen, waardoor het niet durft te handelen. - Instructies geven eigenheid ontwikkelen.

    Controle uitoefenen Negatieve aspecten (autoritair):

    - Het stellen van stricte regels die het kind geen bewegingsvrijheid geven, het toepassen van macht, bijvoorbeeld in de vorm van straffen en verbieden.

    Positieve aspecten (autoritatief): - Het kind uitleg geven waarom iets moet of niet mag, daar een beroep te doen op zijn

    verantwoordelijkheid en zelfstandigheid, informatie en aanwijzingen geven. Autoritair: negatieve invloed. Autoritatief: positieve invloed. Autoritaire controle:

    - Het opvoedgedrag waarbij de ouder druk uitoefent op het kind om correct gedrag te vertonen.

    - Centraal macht en gezag. - Geen gelijkwaardigheid tussen ouder en kind.

    Autoritatieve controle:

    - Gedragingen van de ouder waarbij uitleg wordt gegeven aan het kind en eisen worden gesteld aan zijn zelfstandigheid.

    - Centraal stimulerend, ondersteuning bieden. - Gelijkwaardigheid tussen ouder en kind.

    Grenzen stellen

    - De wijze waarop de ouder het kind bestraft of beloont om gewenst gedrag aan te leren. - Pavlov en Skinner: grondleggers behaviorisme gedrag is aangeleerd en kan dus ook weer

    afgeleerd worden.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • - Het stellen van grenzen eist consequent gedrag. - De basisdimensies staan in verbinding met elkaar. - Zie figuur 1.1 blz. 28.

    Pedagogische opvoedingsdoelen Drie algemene opvoedingsdoelen (de drie Zs)

    1) Zelfstandigheid (individu) o Zelf keuzes maken, recht op eigen leven en uitvinden.

    2) Zelfredzaamheid (samenleving) o Het kind wordt aangeleerd om op een positieve manier vorm te geven aan zijn eigen

    toekomstige rol in de maatschappij. 3) Zelfvertrouwen (toekomst)

    o Het kind kan een bijdrage leveren aan de toekomst en is in staat om technische en praktische op te lossen.

    Stimulans door het kind zelf oplossing voor zijn vraagstukken te laten bedenken. (afhankelijk van de leeftijd) Naarmate een kind meer zelf kan en mag doen zelfstandiger meer zelfvertrouwen zelfredzamer. Opvoeding is een circulair proces.

    - Actie / reactie in de omgang tussen ouder en kind. - Uniciteit: het feit dat ieder mens ander is en dus andere karaktereigenschappen heeft. - Zie figuur 1.2 blz. 31.

    Materile en emotionele opvoeding. Opvoeden heeft een fysieke en een psychische kant: Materile en emotionele handelingen van de ouder richting kind.

    - Materile handelingen: lichamelijke verzorging, voeding, huisvesting, kleding en schoeisel enz.

    - Emotionele handelingen: liefde, genegenheid, aandacht, sensitief en responsief reageren op de signalen van het kind.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Hoofdstuk 2 De opvoedingsrelatie.

    - Opvoedingsrelatie: een liefdevolle relatie tussen ouder en kind. - Ouder biedt ondersteuning, stelt grenzen en biedt controle en instructie. - Er ontstaat intimiteit waarbij het kind veiligheid, liefde en geborgenheid van de ouder

    ervaart. - De opvoedingsrelatie gaat uiteindelijk over in een vriendschapsrelatie. - Goede veiligheid en intimiteit? veilig gehecht. - Hechting heeft een belangrijke functie bij dreigende angst.

    Ontwikkelingsfasen

    - Elk kind doorloopt gedurende zijn leven bepaalde stadia. Opvoedingstaken

    - Voor iedere ontwikkelingsfase zijn er een aantal vaardigheden uitgestippeld die het kind in die periode moet leren beheersen.

    - Ontwikkelingstaak goed voltooid? minder kans op problemen in de verdere ontwikkeling. Opvoedingsopgaven

    - Alle gedragingen van de ouder die het optimaal leren beheersen van de ontwikkelingstaak mogelijk maken.

    - Steun van de ouders nodig. - De hulp die de ouder het kind zou moeten bieden wordt opvoedingsopgave genoemd. - Ontwikkeling van het kind afhankelijk van interactie met volwassenen en leeftijdsgenoten.

    Ontwikkelingsfasen Baby / peutertijd (0 tot 2 jaar)

    - Recht op primaire basisbehoeften positieve ontwikkeling. - Fysiologische zelfregulatie: door deze verzorging groeit met kind vanzelf. - Eerste 2 maanden na geboorte: emotionele periode afstand gedaan van de veiligheid van

    de baarmoeder. - Eerste levensjaar basis voor veilige hechting. - Sterkte van de basis hangt af van de mate van sensitiviteit en responsiviteit van de ouder. - Aan het einde van het 1ste levensjaar verhoogde motoriek en spraakontwikkeling. - Peuterpuberteit: rond de 18 maanden tot 4 jaar.

    Opvoedingsopgave - Opvoedingsopgave: opvoedgedrag van de ouder vooral gericht op de veilige hechting. - Discriminatie: elke dag een ander gezicht ter verzorging er ontstaat geen hechting. - Proces van veilige hechting vergemakkelijken sensitiviteit en responsief. - Driftbui: als zich n of meer van de volgende uitingen zich voor doen: verstijven, op de

    grond laten vallen, schreeuwen, gillen, huilen, duwen en trekken, stampen, slaan, schoppen, met iets gooien, jammeren of wegrennen.

    - Imitatiegedrag meer de ouder nadoen of willen helpen met klusjes in huis. - Veel zelf willen doen.

    Aandachtspunten in de ontwikkelingsfase, -taken en opvoedingsopgave 0-2 jaar.

    Ontwikkelingsfase en taken Opvoedingsopgave

    Fysiologische zelfregulatie; veilige hechting; motorische ontwikkeling.

    Soepel lopende verzorgingsrituelen en sensitieve en responsieve interactie aanbieden.

    Exploratie; autonomie en individuatie. Beschikbaar zijn voor het kind en ruimte maar ook steun bieden.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Peuter / kleutertijd (2 tot 4 jaar) - Communicatie tussen kind en ouder neemt toe representationele vaardigheden. - Representationele vaardigheden: het leert zich iets voor te stellen dat er niet (meer) is.

    (interiorisatie) - Accommodatie: het leren van voorbeelden uit de omgeving. - Assimilatie: nieuw verworven kennis ook toepassen op andere gebieden. - Veel nieuwsgierigheid, driftbuien nemen af.

    Opvoedingsopgave - Ouders moeten toezien op de cognitieve ontwikkeling van het kind. - Het opvoedgedrag van de ouders is gericht op het creren van mogelijkheden voor het kind

    om met leeftijdgenoten om te gaan. - Ouder moet sensitief zijn: ouder staat open voor het kind en corrigeert het niet voortdurend. - Ambiguteit: heeft te maken met het wispelturige gedrag van het kind.

    Aandachtspunten in de ontwikkelingsfase, -taken en opvoedingsopgave 2 -4 jaar.

    Ontwikkelingsfase en -taken Opvoedingsopgave

    Representatieve vaardigheden. Sensitief zijn t.a.v. het cognitieve niveau van het kind.

    Constructief omgaan met leeftijdgenoten. Positief en bevestigend omgaan met het kind.

    Internalisering van maatschappelijke eisen. Soepel omgaan met tegenwerking van het kind.

    Sekserol-indentificatie. Sekse specifieke benadering.

    Basisschoolperiode (4 tot 12 jaar)

    - Alles staat in teken van leren. - Omgaan met leeftijdsgenoten krijgt meer diepgang. - Kind wordt zelfstandiger. - Kind leert beslissingen en keuzes te maken. - Positioneren en bewijzen. - Groepsdruk. - Decentratie.

    Opvoedingsopgaven - Ouder heeft veel invloed op het zelfvertrouwen van het kind. - Positieve invloed zelfvertrouwen. - Negatieve invloed weinig / geen zelfvertrouwen. - Ouder moet interesse tonen in wat het kind allemaal doen en meemaakt geen

    waardeoordeel. Aandachtspunten in de ontwikkelingsfase, -taken en opvoedingsopgave 4-12 jaar.

    Ontwikkelingsfase en -taken Opvoedingsopgave

    Lezen, schrijven, rekenen. Gelegenheid geven voor omgang met leeftijdgenoten.

    Zelfstandigheid, ijver. Interesse tonen, aanmoedigen, gedragsregulatie.

    Decentratie. Democratische en warme opvoedingsstijl.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Adolescentie (12 tot 18 jaar) - Ook wel puberteit genoemd. - Emotionele zelfstandigheid. - Innerlijke conflicten. - Vriendenkring wordt belangrijker. - Experimenteren (drugs, alcohol, seks, spijbelen) - Imitatie (bij een groep horen) - Conflicten.

    Opvoedingsopgaven - Leeftijd adequate grenzen. - Voorbeeldfunctie van de ouder

    Aandachtspunten in de ontwikkelingsfase, -taken en opvoedingsopgave 12-18 jaar.

    Ontwikkelingssopgave, -taken Opvoedingsopgave

    Omgaan met de andere sekse, ontwikkelen van een eigen waardensysteem, ontwikkelen van de persoonlijke identiteit.

    Emotionele steun bieden, tolerantie voor experimenten, leeftijd adequate grenzen stellen, voorbeeldfunctie vervullen, symmetrische relatie met het kind aangaan.

    Ontwikkelen van een visie op de schoolkeuze, het beroep en de samenleving.

    Ondersteuning op het gebied van school, beroep en relaties.

    Zelfstandigheid. Verantwoordelijkheid overdragen en keuzes accepteren.

    Communicatiepatronen in het gezin: onderhandelings- en bevelshuishouden

    - Midden jaren 60 verschuiving van bevelshuishouden naar onderhandelingshuishouden. - Autoritair veranderde in democratisch.

    Bevelshuishouden:

    - Duidelijke gezagsverhoudingen en rolpatronen tussen ouder en kind. - Mening van het kind is ondergeschikt. - Gehoorzaamheid. - Komt nog steeds voor wil kind in toom houden en grip niet verliezen. - Controle uitoefenen op het doen en laten van het kind om hem op het rechte pad te houden. - Wie in een bevelshuidhouden is opgegroeid heeft vaak moeite met een eigen mening

    kenbaar maken. - Kan niet omgaan met feedback. (ook niet positief)

    Onderhandelingshuishouden:

    - De intermenselijke verhoudingen tussen de ouder en kind zijn zo veranderd dat deze beter passen bij het onderhandelingshuishouden van bij het bevelshuishouden.

    - Kind mag eigen beslissingen nemen. - Eigen mening geven. - Gelijkwaardigheid. - Ruimte geven. - Wie in een onderhandelingshuishouden is opgegroeid zal zich beter verhouden tot

    problemen die het op zijn weg tegenkomt.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Persoonlijkheid van de ouder. - Voor een goede opvoeding is het belangrijk dat de ouder een gezonde persoonlijkheid en

    een positieve levenshouding heeft. - Als een ouder een gestoorde persoonlijkheidsstructuur of psychopathologie heeft kan dat

    een negatieve werking hebben op de ontwikkeling van het kind. - Kind kan hier op ten duur zelf ook last van krijgen. - Positieve zelfwaardering van de ouder opvoeden van het kind tot een competent persoon. - Mate van zelfwaardering van de ouder positieve of negatieve ontwikkeling van het kind. - Locus of control: de mate waarin de ouder er al dan niet van overtuigd is dat hij in staat is om

    invloed uit te oefenen op belangrijke levensgebeurtenissen en zich heen. Interne of externe locus of control Interne locus of control: Overtuiging van de ouder dat levensgebeurtenissen afhankelijk zijn van eigen vaardigheden en handelingen. De ouder heeft dan het gevoel dat het opvoedkundig handelen direct effect heeft op het gedrag en de ontwikkeling van het kind. Externe locus of control: De levensgebeurtenissen worden toegeschreven aan factoren die de ouder niet kan beheersen bijvoorbeeld toeval, noodlot of geluk. De ouder heeft daarbij het gevoel dat het opvoedkundig handelen geen effect heeft op het gedrag en de ontwikkeling van het kind. Draagkracht en draaglast van de ouder.

    - Balansmodel: evenwicht tussen draagkracht en draaglast. - Draagkracht: de factoren die de ouder ter bescherming heeft. - Draaglast: risicofactoren.

    Draagkracht en draaglast hebben invloed op drie niveaus:

    1) Microniveau: o Kan onderverdeeld worden in kind-, ouder-, en gezinsfactoren. o De eigenschappen van de ouder, het kind en het gezinssysteem spelen een centrale

    rol. 2) Mesoniveau:

    o Beslaat de risicovolle een beschermende kenmerken van de gezingsomgeving en buurtfactoren.

    o Hierbij kan worden gedacht aan het sociale netwerk, sociale bindingen en de kwaliteit van de buurt.

    o In het algemeen kunnen deze factoren als steunend beschouwd worden. 3) Macroniveau:

    o Omvat de maatschappelijke achtergrondfactoren, de culturele achtergrond van het gezin en de sociaal-economische spelen hier een rol.

    Sociale steun is een belangrijke beschermede factor. Draaglast: Het geheel van ontwikkelings-, opvoedings-, en levenstaken die de ouder en het kind hebben. Draagkracht: Het geheel van comptetenties en beschermende factoren die de ouder en het kind in staat stellen deze taken en bedreigende factoren het hoofd bieden, zoals intelligentie, een gevoel van welbehagen, positieve levenservaringen, humor, hulp vanuit de omgeving van de ouder en het vermogen om problemen op te lossen.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Hoofdstuk 3

    Het socialisatieproces: Het proces waarbij een individu vaardigheden en gedrag leert waarmee hij binnen de maatschappij kan functioneren. Het proces duurt een leven lang en begint al bij de geboorte. Doel van socialisatie: het verwerven van de competenties om de rollen in de samenleving goed te kunnen vervullen. Bij het socialisatieproces is vaak een indentificatiefiguur wanneer men zich vereenzelvigt met een andere persoon. De ouder geeft de voorbeeldfunctie. Verinnerlijking of internalisatie: Het proces waarbij het kind leert zich de normen, waarden en opvattingen eigen te maken, die de ouder belangrijk vindt en zich te gevragen zoals de ouder dat wenst. Verschillende opvoedingsmilieus Het gezin

    - Belangrijkste milieu waarin opvoeding van het kind plaatsvindt. - Normen en waarden worden overgedragen op het kind. - Kind past zich aan aan deze normen en waarden.

    Tot eind jaren 70:

    - Veel invloed van mensen buitenaf. (buren, familie, dorp) - Vrouwen bleven thuis voor de opvoeding.

    Na jaren 70:

    - Gezin was meer op zichzelf aangewezen. - Vrouwen bleven niet alleen maar thuis maar gingen ook buitenshuis werken.

    Belangrijkste functies van het gezinsleven:

    - Intimiteit - Veiligheid

    Intimiteit wordt bepaald door een gevoel van veiligheid. Rolpatronen Binnen een gezin leert een kind omgaan met rolpatronen. De school Positieve punten van de school als opvoedingsmilieu

    - De school biedt het kind de mogelijkheid om op een andere manier van in het gezin om te gaan met leeftijdsgenoten. Door deze omgang leert het kind zich zelfstandig in de groep handhaven.

    - Het kind leert contacten te leggen en zijn mogelijkheden, kwaliteiten en beperkingen daarin te onderkennen, en het leert sociale vaardigheden, waardoor het een beeld krijgt van hoe anderen over hem denken.

    - Het kind krijgt ook een beeld van zichzelf bij het werken aan intellectuele opdrachten. - Het kind leert zich te meten met anderen en ontdekt daarin zichzelf (rivaliteit). - Ook leert het kind zijn kunnen en falen kennen.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Voorwaarden waaraan de school aan moet voldoen opdat het kind zich optimaal kan ontwikkelen: - De school moet het kind leren lezen, schrijven en rekenen. - De school moet een gunstige omgeving te creren voor het schoolse leren van het kind. - De school moet het kind structuur bieden. - De school moet het kind zowel werktijd als vrije tijd bieden. - De school moet ruimte scheppen voor de ontwikkeling van het kind, maar deze soms

    afdwingen. - De school hoort een plek te zijn waar het kind zich veilig voelt, en waar het onvoorwaardelijk

    ondersteuning, instructies en grenzen aangeboden krijgt van de onderwijsgevenden. - Onderwijsgevenden hebben een signalerende functie ten aanzien van de ontwikkeling en dus

    ook de opvoeding van het kind. - De school heeft de taak om eventuele problemen die het kind op school tegenkomt

    bespreekbaar te maken met de ouder(s). De maatschappij Buiten het gezin en de school zijn er ook anderen die zich bezighouden met de opvoeding van het kind. Door de maatschappij zijn er een aantal waarden en normen waaraan de ouder zich in belang van het kind aan dient te houden. (leerplichtwet, afschaffing van de kinderarbeid, kinderbeschermingsmaatregelen, het consultatiebureau, subsidiring van crches, de kinderbijslagwet, studiefinanciering, het speelplaatsbeleid, enz.) Na schooltijd is er club- en buurthuiswerk beschikbaar. Dit alles met betrekking tot de opvoeding. De kinderdagopvang is ook een belangrijke medeopvoeder net zoals de docent. Hier kunnen kinderen verblijven terwijl hun ouders aan het werk zijn. De invloed van technologische ontwikkelingen binnen de opvoedingsmilieus Technologische ontwikkelingen binnen het gezin

    - Media ingrijpende invloed op de sociale ontwikkeling van het kind. - Zelfstandig antwoorden zoeken op vraagstukken via internet.

    Voordelen technologische ontwikkelingen binnen het gezin

    Het sociale netwerk via digitale kanalen is in de meeste gevallen groot.

    De zelfstandigheid van het kind en de jeugdige bij het maken van huiswerk wordt bevorderd.

    Ouders kunnen door middel van de mobiele telefoon hun kind controleren.

    De mobiele telefoon geeft aan zowel de ouder als het kind een gevoel van veiligheid. Nadelen technologische ontwikkelingen binnen het gezin

    Door de voortdurende reclame om hen heen en door de groepsdruk kunnen ouders en kinderen zich verplicht voelen zaken aan te schaffen waar ze het geld niet voor hebben.

    De onderlinge communicatie en interactie tussen gezinsleden kan onder druk komen te staan.

    De kans op verslaving aan zowel televisie als computerspelletjes is groot. Technologische ontwikkelingen op school

    - Rond vijfde levensjaar omgang met pc. - Ondersteuning van bv. Powerpoint.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Voordelen van technologische ontwikkelingen op school

    De zelfstandigheid van het kind en de jeugdige wordt bevorderd.

    De jeugdige wordt competenter in het omgaan met computers en technologische hulpmiddelen.

    De jeugdige leert meer, omdat hij nationaal en internationaal genformeerd wordt.

    De jeugdige wordt snel voorzien van relevante informatie over school. Nadelen van technologische ontwikkelingen op school

    Het grootste nadeel is dat er bijna geen gebruik meer wordt gemaakt van boeken, waardoor, waardoor er minder wordt gelezen.

    Misbruik van de mobiele telefoon doordat tijdens toetsen antwoorden worden opgezocht.

    Storend gedrag tijdens te les.

    Soms eindeloze discussies met onderwijsgevenden over de verkregen informatie via internet.

    Ouders worden verplicht thuis een pc of laptop aan te schaffen en een internetverbinding te betalen, terwijl ze zich dit financieel misschien niet kunnen veroorloven.

    Technologische ontwikkelingen in de maatschappij

    - Rechtstreeks informatie zoeken via internet. Voordelen van technologische ontwikkelingen in de maatschappij

    Snelle verbinding met de buitenwereld.

    De consument blijft goed op de hoogte van maatschappelijke ontwikkelingen.

    Mensen leren al vroeg om te gaan met computers en computerprogrammas wat in de latere loopbaan goed van pas kan komen.

    De consument is minder afhankelijk van anderen doordat hij zelf thuis (of mobiel) zaken kan regelen (reizen boeken, online winkelen, telebankieren, informatie opzoeken).

    Nadelen van technologische ontwikkelingen in de maatschappij

    Onverantwoorde uitgaven door groepsdruk, erbij willen horen (geavanceerde mobiele telefoons, hoge telefoonrekening).

    Game- en computerverslaving.

    Eenzaamheid en depressie.

    Ontregeld gezinsleven (de jeugdige trekt zich terug, neemt minder deel aan het gezinsleven).

    Kans op openbaar worden van persoonlijke, gevaarlijke, geheime informatie door hacken van computers.

    Gezinssamenstelling

    - Einde 19de eeuw + eerste helft 20ste eeuw vader, moeder en kind(eren) hadden een centrale plaats.

    - Conservatieve en christelijke kringen gezin: hoeksteen van de samenleving. - Veel mensen zonder gezinsvorm: vrijgezellen, weduwen, weduwenaars, wezen, halfwezen,

    priesters en religieuzen.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Eind jaren 60 - Feministische golf einde traditionele gezinsopvattingen. - Baas in eigen buik eenoudergezin. - Eenoudergezin meestal vrouwen Het kind wordt bij een echtscheiding vaak automatisch aan de moeder toegewezen.

    De kans op overlijden van de vader is groter dan van de moeder.

    De ongehuwd (verzorgende) ouder is vrijwel altijd de moeder. Nieuws samengestelde gezinnen: Beide ouders hebben kinderen uit een vorige relatie en kiezen ervoor n gezin te vormen. Gezinstypen

    Loszandgezin

    Kluwengezin

    Half-open/half-gesloten gezin

    Harmonisch gezin: - Vriendelijkheid - Geborgenheid - Men kan het goed met elkaar vinden - Staan voor elkaar klaar - Saamhorigheid - Samenwerking - Weinig conflicten

    Disharmonisch gezin

    - Kunnen niet met elkaar overweg - Veel conflicten - Gespannen sfeer - Koele opvoeding - Verwaarlozend - Ontbreekt toezicht op kinderen - Geen geborgenheid - Geen acceptatie - Problematische ontwikkeling

    Kenmerken van het loszandgezin

    De gezinsleden hebben geen cohesie met elkaar, het is ieder voor zichzelf.

    De ouders hebben het druk met hun eigen bezigheden.

    Een indentificatiefiguur in het gezin ontbreekt.

    De ouders zijn onbereikbaar voor het kind en anderen buiten het gezin.

    Basisveiligheid ontbreekt.

    Het kind moet snel volwassen worden.

    Het kind neemt belangrijke beslissingen zelf.

    Het kind moet zichzelf vormen omdat het geen grenzen, ondersteuning, instructie en controle krijgt aangeboden van de ouders.

    Het kind heeft vaak veel oppervlakkige contacten heeft met leeftijdsgenoten.

    Het kind kan zich gesoleerd voelen omdat het de ouder mist.

    Het kind vertoont een hoge mate van zelfstandigheid.

    Het kind zoekt steun bij andere volwassenen, waardoor het kans loopt te worden misbruikt.

    Het kind moet zichzelf de belangrijkste waarden en normen aanleren (het wordt daarin meestal wel ondersteunt door de school en de omgeving).

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Kenmerken van het kluwengezin

    Grote gezinscohesie: gezinsleden zijn zeer betrokken bij elkaar.

    Het gezin isoleert zich van buitenaf.

    Gezinsleden kunnen altijd op elkaar rekenen.

    De ouder houdt geen rekening met de uniciteit van het kind waardoor het zijn eigenheid niet kan ontwikkelen.

    Gehoorzaamheid is het belangrijkste opvoedingsdoel van de ouder.

    Het kind wordt belemmerd in zijn zelfstandigheid.

    Identificatie van het kind is gericht op de gezinsleden.

    Het kind kan zichzelf niet redden zonder de aanwezigheid van de andere gezinsleden.

    Schuldgevoelens bij het kind als het voor zichzelf kiest. Kenmerken van het half-open/half-gesloten gezin

    Er is een hoge mate van betrokkenheid bij andere gezinsleden.

    Duidelijke grenzen waaraan alle gezinsleden zich dienen te houden.

    Omgaan met leeftijdsgenoten wordt gestimuleerd.

    Het kind wordt gestimuleerd om van anderen te leren.

    De communicatie in het gezin is open en gelijkwaardig.

    De ouder biedt het kind intimiteit en veiligheid.

    Zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfvertrouwen worden gestimuleerd.

    De ouder onderneemt ook activiteiten buitenshuis en is daarin een voorbeeldfiguur.

    Niet alleen leeftijdgenoten van het kind, maar ook vrienden van de ouder zijn welkom.

    De ouder is bereikbaar voor de school en andere instellingen waar het kind mee te maken heeft.

    Het gezin stelt zich open voor hulp van buitenaf. Opvoedingsstijl: De manier waarop de ouder invulling geeft aan zijn omgang met het kind, dat gekenmerkt wordt door het bewuste, dan wel onbewuste opvatting die zij over opvoeding heeft met betrekking tot het gevoel en gezag in de opvoedingsrelatie. Verticale as: autonomie-controle Horizontale as: afwijzing-liefde 4 opvoedingsstijlen:

    1) Democratisch of autoritatief 2) Autoritair 3) Toegeeflijk of permissief / laissez-faire 4) Verwaarlozend

    De autoritaire opvoedingsstijl Drie kenmerken:

    1) Een hoge mate van controle en weinig responsiviteit van de ouder richting het kind. 2) Geen evenwicht tussen de wensen van de ouder en de wensen van het kind. 3) Het communicatiepatroon is dat van een bevelshuishouden, waarbij de ouder geen

    tegenspraak duldt van het kind.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Valkuilen met betrekking tot deze opvoedingsstijl

    Het kind lijkt minder competent in contact met leeftijdsgenootjes.

    Het kind vertoont weinig sociale initiatieven en is minder spontaan. Daardoor blijft het relatief achter in zijn persoonlijke ontwikkeling.

    Het kind leert niet om zelf te beredeneren waarom het iets wil en kan moeilijk beslissingen voor zichzelf nemen.

    Het kind vertoont vaker externe morele orintatie (het kind doet en zegt wat hij denkt dat de ouder van hem verwacht) bij discussie over wat goed en slecht is bij morele dilemmas.

    Een autoritaire opvoedingsstijl kan bijdragen tot het ontwikkelen van een negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen en afhankelijkheid.

    De motivatie om te presteren is relatief laag bij het kind.

    De autoritaire opvoedingsstijl kan gepaard gaan met heftige strijd. Naarmate het kind ouder wordt, onttrekt het zich meer aan de invloed van zijn ouders.

    Er is een verhoogde kans aanwezig op het ontwikkelen van gedragsproblemen.

    Het kind vertoont vaak agressief gedrag ten opzichte van anderen.

    De kans is groot dat het kind vervalt in crimineel gedrag op latere leeftijd. Voordelen van deze opvoedingsstijl

    Het kind weer precies wat zijn ouders van hem verwachten.

    Tegels en grenzen zijn duidelijk en het kind weer precies hoe het zich dient te gedragen.

    Soms kan een autoritaire opvoeding tijdelijk goed zijn voor het kind bijvoorbeeld as het kind structuur en duidelijke grenzen nodig heeft.

    De autoritatieve of democratische opvoedingsstijl Drie kenmerken van de autoritatieve of democratische opvoedingsstijl

    Hoge mate van betrokkenheid (responsiviteit) van de ouder.

    Warm en liefdevol gedrag van de ouder richting het kind.

    Het communicatiepatroon is dat van een onderhandelingshuishouden waarbij ouder en kind met elkaar overleggen op basis van gelijkwaardigheid.

    Valkuilen met betrekking van deze opvoedingsstijl

    Het vergt veel tijd en energie van de ouders, meer dan bij de andere opvoedingsstijlen: het kind wil altijd argumenten horen van de ouder en waarom iets niet mag of kan.

    Het gevaar bestaat dat het kind te mondig of vrij wordt.

    Het gevaar bestaat dat de ouder blijft praten en argumenteren in plaats van grenzen te handhaven.

    Voordelen van deze opvoedingsstijl

    Door deze manier van opvoeden worden het zelfvertrouwen, de zelfredzaamheid en de zelfstandigheid van het kind gestimuleerd.

    Er is sprake van wederzijdse openheid tussen ouder en kind.

    De schoolprestaties van het kind zijn vaak goed.

    Het kind kan vaak goed omgaan met leeftijdsgenoten.

    Het kind is vaak weerbaarder tegen negatieve invloeden van leeftijdsgenoten.

    Het kind heeft minder gedragsproblemen.

    Het kind leert vaak goed onderhandelen. De toegeeflijke of permissieve opvoedingsstijl Drie kenmerken van een toegeeflijke of permissieve opvoedingsstijl

    Weinig tot geen betrokkenheid van de ouder richting het kind.

    Het kind wordt aan zijn lot overgelaten, het moet zelf uitzoeken wat goed voor hem is.

    De ouder stelt geen eisen en grenzen ten opzichte van de ontwikkeling van het kind.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Valkuilen met betrekking tot deze opvoedingsstijl

    Het kind leert geen grenzen kennen.

    Het kind krijgt weinig feedback van de ouder.

    Het kind ervaart geen ondersteuning van de ouder.

    Het kind wordt niet gestimuleerd tot het vertonen van rijp gedrag.

    Het kind wordt gemakzuchtig en leert niet om rekening te houden met anderen.

    Het kind leert niet omgaan met zijn emoties en deze onder controle te houden.

    Het kind kan verdrietig, impulsief en agressief worden.

    Het kind kan onbetrouwbaar overkomen of onbetrouwbaar zijn. Voordelen met betrekking tot deze opvoedingsstijl

    Gelijkwaardigheid tussen de ouder en het kind.

    Omdat het kind bijna alles mag, zijn er weinig tot geen conflicten tussen de ouder en het kind.

    De verwaarlozende opvoedingsstijl Drie kenmerken van de verwaarlozen opvoedingsstijl

    De ouder heeft geen aandacht voor het kind.

    Het kind kan zijn gang gaan zonder controle, ondersteuning, instructies en grenzen van de ouder.

    Er bestaat geen opvoedrelatie tussen de ouder en het kind. Valkuilen met betrekking tot deze opvoedingsstijl

    Het kind leert niets van de ouder omdat het geen instructies, ondersteuning en grenzen krijgt aangeboden.

    Het kind voelt zich in de steek gelaten, eenzaam en niet geliefd.

    Het kind neemt vaak een slachtofferrol aan.

    Het kind heeft een verhoogde kans op het ontwikkelen van gedragsproblemen.

    De schoolprestaties van het kind zijn vaak laag.

    Het kind ontwikkelt geen zelfvertrouwen.

    Het kind kan vaak geen beslissingen nemen omdat het dat niet heeft geleerd, waardoor het onzelfstandig overkomt.

    Vaak is de zelfredzaamheid van het kind niet positief ontwikkeld.

    Het kind loopt het risico om in de criminaliteit terecht te komen doordat er geen toezicht is van de ouder.

    Het kind is vaak slachtoffer van fysieke en psychische mishandeling. Voordelen met betrekking tot deze opvoedingsstijl

    Voordeel voor de ouder is dat hij alle tijd voor zichzelf en/of zijn werk heeft.

    Voordeel voor het kind is dat het geen verantwoording aan de ouder hoeft af te leggen. Ouderlijk gezag versus opvoedingsmacht

    - De plicht en het recht om hun kind op de voeden en te verzorgen. - Ouders wettelijke vertegenwoordiger van het kind tot diens 18de verjaardag. - Ouderlijk gezag is nodig om het kind om het leren gaan met vrijheid. - Invulling ouderlijk gezag ligt aan de opvoedingsstijl die wordt gehanteerd.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Hoofdstuk 4 Problematische opvoedingssituatie. POS = problematische opvoedingssituatie = ernstige problemen in de opvoeding van het kind. Eenvoudige opvoedingsproblemen

    - Periode waarin de opvoeding niet zo soepel verloopt. - Vaak van korte duur. - Hebben vaak te maken met een specifiek vraagstuk.

    Puberteit

    - Meer perioden waarin de opvoeding niet zo soepel verloopt. - Proces van losmaken komt op gang. - Communicatie tussen ouder en kind verloopt zo stroef dat het opvoedproces wordt

    belemmerd. Problemen bij de ouder

    - Opvoedingsdoelen sluiten niet aan bij de ontwikkeling van het kind. - Kan veroorzaakt worden door onzekerheid van de ouder over de opvoedingsdoelen.

    Stoornis kind

    - Diagnose laat lang op zich wachten opvoedrelatie komt onder druk te staan. - Kan niet afstemmen op de wederzijdse wensen en verwachtingen van de ouder en het kind. - Machtpositie.

    Ingrijpende ervaring, verlies

    - Niet over willen praten. - Impact.

    Invloed van ingrijpende gebeurtenissen in het leven van het kind Scheiding

    - Ingrijpende gevolgen voor de opvoeding en ontwikkeling van het kind. - Kind geeft zichzelf de schuld van de scheiding. - Kind genoeg bij de scheiding betrekken. - Loyaliteitscomplex = het gevoel hebben niet meer te mogen praten over de persoon die het

    huis heeft verlaten. - Kind kan de rol van de vertrekkende ouder op zich nemen. (parentificatie)

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Rouw - Rouwproces van het kind doorloopt 5 fasen.

    De fase van loochening: het kind probeert het verlies op magische manier te ontkennen. Het fantaseert over een tovenaar die de overledene weer beter maakt of beweert dat hij/zij weer thuis zal komen.

    De fase van opstand: het kind zal de neiging de andere ouder of iemand anders in de naaste omgeving de schuld te geven of zoekt de schuld bij zichzelf en maakt zichzelf verwijten.

    De fase van verwarring: het kind is vaak zeer onevenwichtig. Het vertoont allerlei morbide en extreme gedragingen met betrekking tot de nagedachtenis van de overledene.

    De fase van leren verliezen: dit is de eerste aanzet tot acceptatie. Het kind leert aanvaarden dat afscheid bij het leven hoort en dat verdriet daarover normaal is. Belangrijk hierbij is de houding van de ouder (volwassene), eerlijkheid en openheid zij van groot belang.

    De fase van het zoeken naar vervanging: hier blijkt of het kind het rouwproces goed heeft doorlopen. Als dat het geval is, zal het kind zich weer richten op anderen en compensatie zoeken voor de opengevallen plaats, of leren leven met het verlies.

    Ziekte, stoornis

    - Aandoeningen. - Ziekenhuisopname. - Normale kind eist vaak veel begrip voor de situatie van het problematische kind.

    Kindermishandeling: Elke vorm van voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouder of andere personen ten opzichte van wie minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Aanleidingen voor kindermishandeling

    - Combinatie van meerdere factoren. - Bv. Financile problemen, depressie, psychiatrische problematiek, alcohol- en

    drugsverslaving, slechte behuizing, een bepaalde culturele achtergrond, levensovertuiging en onbalans in draagkracht en draaglast van ouder en kind.

    - Verschillende vormen van kindermishandeling. Psychische mishandeling en verwaarlozing

    - Ook wel emotionele mishandeling genoemd. - Psychische mishandeling: stelselmatig vernederen, kleineren, pesten, bang maken, bedreigen

    met geweld, achterstellen, verbieden met anderen om te gaan en het stellen van eisen waaraan het kind niet kan voldoen.

    - Ook als het kind getuige is van mishandeling van een van de ouders is er sprake van psychische mishandeling.

    - Een vorm van kindermishandeling die voorkomt als de ouder het kind zaken onthoudt die noodzakelijk zijn voor zijn geestelijke ontwikkeling.

    - Komt vaak voor bij de ouder die de eigen wensen centraal stelt te opzichte van die van het kind.

    - De uniciteit van het kind staat onder druk. - Gaat meestal niet gepaard met lijfstraffen. - Meeste gevallen autoritaire of toegeeflijke opvoedingsstijl.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Het kind kan bij psychische verwaarlozing of mishandeling te maken krijgen met gevolgen als

    Agressief gedrag.

    Een negatief zelfbeeld en een lage zelfwaardering.

    Angst om zich kwetsbaat op de stellen (geen vertrouwen in anderen).

    Leerproblemen.

    Bangheid.

    Perfectionisme, omdat het kind steeds wil bewijzen dat het beter kan.

    Voortdurend conflicten met anderen en met zichzelf.

    Isolement, omdat anderen niet mogen weten war het kind meemaakt. Fysieke mishandeling en verwaarlozing

    - Fysieke mishandeling: Het min of meer toebrengen van lichamelijk letsel door de ouder aan het kind, bijvoorbeeld slaan, bijten, opzettelijk verbranden, snijden, verstikken, gooien, knijpen, schoppen, krabben, het kind door elkaar schudden.

    - Whiplash Shaken Infant Syndroom: de baby of het jonge kind loopt (ernstig) hersenletsel en hersenbeschadiging op ten gevolge van hardhandig door elkaar schudden door de ouder.

    - Fysieke verwaarlozing: noodzakelijke zaken die het kind nodig heeft voor zijn gezondheid en ontwikkeling onthouden.

    - Fysieke mishandeling gaat gepaard met psychische mishandeling. - Meeste gevallen autoritaire opvoedingsstijl.

    De langetermijngevolgen kunnen te maken hebben met psychische schade, die tot in de volwassenheid tot uiting kan komen, bijvoorbeeld:

    Gedrags- of emotionele problemen.

    Een ontwikkelingsachterstand.

    Problemen met de gezondheid.

    Depressie.

    De kans om de eigen kinderen weer te mishandelen. Mnchhausen by proxy syndroom

    - MBPS - Psychiatrische afwijking waarbij de ouder (meestal de moeder) met kind opzettelijk middelen

    toedient of verwondt. - Medische hulp zoeken terwijl er niks met het kind aan de hand is.

    Ouders (moeders) die aan dit syndroom lijden, kunnen het kind allerlei dingen aandoen om de aandacht op zich te vestigen, onder andere het kind:

    - Stokjes in de oren duwen. - Met een kussen laten stikken - Lange tijd zout water toedienen. - Moedwillig de beentjes breken. - Laxerende middelen toedienen.

    Deze ouders beschouwen het kind als een object waarover ze vrijelijk kunnen beschikken, als een verlengstuk van het eigen lichaam. De gevolgen van deze vorm van kindermishandeling naast de door de ouder toegebrachte letsel zijn:

    Automutilatie bij sommige oudere kinderen.

    Leer- en gedragsproblemen.

    Regelmatig schoolverzuim.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Pediatric Condition Falsification (PCF) Mnchhausen by proxy Factitious Disorder by Proxy (FDP) PCF: betrekking op de gepresenteerde symptomen van het kind. FDP: betrekking op het mishandelende gedrag en de intenties van de ouder. Seksuele kindermishandeling

    - Het verrichten van seksuele handelingen bij of met het kind door de ouder of andere volwassenen die niet passen bij diens leeftijd of ontwikkeling.

    - Kind wordt gedwongen hierover te zwijgen en wordt vaak gechanteerd. Gevolgen voor het kind door deze vorm van kindermishandeling:

    Zindelijkheidsproblemen, bijvoorbeeld bedplassen op een leeftijd dat dit niet meer wordt verwacht.

    Psychomatische klachten, bijvoorbeeld buikpijn.

    Emotionele problemen, bijvoorbeeld slapeloosheid, angst, schuldgevoel, depressie, en negatieve lichaamsbeleving.

    Geseksualiseerd probleemgedrag, bijvoorbeeld frequente masturbatie op zeer jonge leeftijd, seksueel geweld tegenover leeftijdgenoten.

    Gewelddadig en crimineel gedrag.

    Extreem teruggetrokken en timide gedrag, bijvoorbeeld angst om zich uit te kleden, angst voor lichamelijk contact.

    Beschermende en bedreigende factoren

    - Beschermende factoren = protectieve factoren. - Bedreigende factoren = risicofactoren. - Risicofactor: een factor die een risico vormt voor de verdere ontwikkeling van het kind. - Voorbeelden van risicofactoren: nare gebeurtenissen, chronische ergernissen, individuele

    kwetsbaarheid. - Beschermende factoren: regenpool van bedreigende factoren. - Beschermde factoren = lage kans op een problematische ontwikkeling.

    De kenmerken in het model beschermde en bedreigende factoren (figuur 4.1) Kindkenmerken

    Temperament.

    Intelligentie.

    Gezondheid.

    Sociaal-emotionele aspecten. - Risicofactor: moeilijk temperament en een lage intelligentie. - Beschermende factor: makkelijk temparament, normale intelligentie en humor. - Bedreigend en/of beschermend: hoofbegaafd. - Biologische factoren als risicofactoren: prematuriteit, een laag geboortegewicht,

    zwangerschapscomplicaties en genetische afwijkingen.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Gezinskenmerken

    Relatiepatronen

    Stabiliteit

    Gezinssysteem

    Gezinssamenstelling

    Gezinstype

    Sociaaleconomische status

    Culturele achtergrond v/d ouder

    Kwaliteit van de partnerrelatie.

    Dagelijkse beslommeringen van de ouder - Beschermende factor: goede hechting en warme relaties. - Bedreigende factor: problemen partnerrelatie, scheiding. - Risicofactor: loszandgezin. - SES: de opleiding van de ouder, de buurt waarin het kind opgroeit, het beroep van de ouder

    en de financile situatie van de ouder. Hoe lager deze aspecten, hoe groter de kans op risicos bij de ontwikkeling van het kind.

    Opvoederskenmerken

    Ouderlijk opvoedgedrag

    Opvoedend handelen

    Ondersteuning bieden

    Instructie geven

    Grenzen stellen

    Controle uitoefenen Schoolkenmerken

    - Bedreigende factoren: pesten door leeftijdsgenoten, niet aansluiten van het lesprogramma bij de intelligentie van het kind.

    - Beschermende factoren: aanwezigheid van een schoolmaatschappelijk werker of een andere hulpverleningsbron.

    Omgevingskenmerken

    - Beschermingsfactor: omgevingssteun (thuiszorg, emotionele ondersteuning opvoedcursus, kinderdagcentrum)

    - Kind zoekt zijn eigen steunbronnen: ontmoetingen (logeren, blijven spelen, logeren bij familie, na schooltijd blijven helpen, deelnemen aan activiteiten, vriendenkring, kerk)

    Signalering van een problematische opvoedingssituatie.

    - De ouder zoekt vrijwillig hulp. - AMK: het Advies en Meldpunt Kindermishandeling. - Vijfstappenplan die de professional kan doorlopen om zijn vermoedens van

    kindermishandeling te toetsen: 1) In kaart brengen van signalen. 2) Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het AMK in de woonplaats. 3) Gesprek met de ouder(s). 4) Wegen / analyseren van de kindermishandeling. 5) Beslissen: hulpverlening organiseren of definitieve melding AMK.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Hoofdstuk 5 Jeugdhulpverlening en de rechten van het kind.

    - 1874 kinderwet van Van Houten: verbood arbeid van kinderen jonger dan 12 in fabrieken en werkplaatsen.

    - 1901 leerplicht. - Ook in 1901 kinderwetten werden aangenomen. (sancties bij het niet nakomen van de

    wetten) - 1921 ondertoezichtstelling. - 20 november 1989 door de Verenigde Naties werd het Verdrag inzake de Rechten van het

    Kind aangenomen. - Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind: geldt voor alle kinderen tot 18 jaar en omvat 54

    artikelen, waarin globaal samengevat erkend wordt dat het kind op grond van zijn lichamelijke en geestelijke onrijpheid bijzondere bescherming en zorg nodig heeft, met inbegrip van geigende wettelijke bescherming, zowel voor al na de geboorte.

    - Sinds de 20ste eeuw ruim aanbod van hulpverlening voor ouder en kind met betrekking tot de opvoeding: formeel of informeel.

    - Informeel: internet, tijdschriften, media, opvoedtelefoon, enz. - Formeel: professionele instellingen zoals jeugdzorg en centra voor jeugd en gezin. - Ambulant of semi residentieel: mensen blijven in hun eigen woonomgeving. - Residentieel: opname in een instelling.

    Hulpverlening in de ambulante begeleiding.

    - De hulp wordt thuis aangeboden of ouder en/of kind brengen een of meerdere bezoeken aan de hulpverlenende instantie.

    - Deze vorm van hulp is bestemd voor ouders en kinderen die thuis wonen en is in de meeste gevallen vraaggestuurd.

    - Vanaf 16 jaar kan een jeugdige ook zelf een beroep doen op hulpverlening als hij problemen ervaart in zijn ontwikkeling.

    De hulpvragen kunnen betrekking hebben op een of meerdere gebieden.

    1) De opvoeding, bijvoorbeeld o Omgaan met lastig gedrag van het kind. o Verbeteren van bepaalde opvoedingsvaardigheden of verbeteren van de interactie

    tussen ouder(s) en kind(eren) in het gezin. 2) Het functioneren van (een van) de ouders, bijvoorbeeld

    o De ouders liggen niet op een lijn ten aanzien van de opvoeding. o Omgaan met relatie- en echtscheidingsproblematiek. o Hanteren van individuele problematiek van de ouder(s) die van invloed is op d relatie

    met het kind. 3) Gedragsproblemen bij (een van) de kinderen bijvoorbeeld

    o Omgaan met specifiek probleemgedrag of een stoornis bij het kind. o Begeleiding en ondersteuning bij verwerking van traumatische gebeurtenissen en

    rouw bij ouder(s) en kind(eren) 4) Omstandigheden rond het gezin en hun sociale netwerk die van invloed zijn op het dagelijks

    leven en het functioneren van ouder(s) en kind(eren), bijvoorbeeld o Omgaan met cultuurverschillen in de opvoeding (bij allochtone ouders) o Vragen van de ouder(s) over het onderwijs. o Vragen over familieomstandigheden. o Vragen van de ouder(s) over de woonsituatie of financin.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • De hulpverlener stelt samen met de hulpvrager een hulpverleningsplan op. Een bekende manier om een hulpvraag helder en inzichtelijk te maken voor de ouder(s) is het samen invullen van een SRC-schema. In het SRC-schema worden de drie onderstaande hoofdvragen beantwoord.

    Situatie of stimulus: wat is de situatie waarin het gedrag plaatsvindt?

    Respons of gedrag: wat doet het kind juist wel of juist niet, wat is het gedrag?

    Consequentie of gevolgen: waar leidt het gedrag toe, wat zijn de gevolgen? Stap-voor-stap-methode bestaat uit 4 stappen. Stap 1: Verhelderen van de aard van de (lichte) opvoedproblemen. Stap 2: Samen met de ouder inzicht verweven in de opvoedsituatie. Stap 3: Probleem vertalen in doelen om naartoe te werken bij de begeleiding. Stap 4: Evaluatie van het effect van de gekozen aanpak. Voor opvoedingsproblemen waarbij de hulpverlening in de thuissituatie plaatsvindt, kan gebruik worden gemaakt van video-hometraining of Praktische Pedagogische Gezinsbegeleiding (PPG). Video-hometraining wordt toegepast als de interactie tussen de verschillende gezinsleden op het gebied van de communicatie verstoord. Het uitgangspunt hierbij is dat de positieve krachten van het gezin worden gebruikt en de negatieve worden benvloed. De hulpverlener heeft bij video-hometraining de volgende taken:

    Stellen van een werkdoel of werkpunt.

    Samen met de ouders voorbespreken van welke situatie (bijvoorbeeld tijdens het eten of als het kind naar bed gaat) een video-opname wordt gemaakt.

    Maken van een video-opname.

    Bespreken van de fragmenten van de video-opname in het gezin.

    Samen met het gezin een oefening of werkpunt bedenken voor de komende periode.

    Eventueel herhalen van stappen: opname analyse - nabespreken. Er kunnen drie soorten opvoedingsproblemen worden onderscheiden die met PPG benaderd kunnen worden:

    1) De ouders voelen zich niet vrij om te handelen, ze kunnen niet openstaan voor het kind. Benvloedende factoren zijn hierbij: niet kunnen aanvaarden van het ouderschap of problemen van persoonlijke of relationele aard.

    2) Het alledaagse opvoedingshandelen van de ouders schiet tekort, zij weten niet wat ze moeten doen of zijn er niet zeker van hoe ze moeten handelen. Benvloedende factoren zijn hierbij: onwetendheid en gebrek aan vaardigheden, weinig sociale contacten.

    3) De ouders kunnen helemaal niet handelen, of ze hebben er geen energie voor. Benvloedende factoren zijn hierbij: extra belasting van de ouder(s) en gezin of andere verzwarende omstandigheden, bijvoorbeeld een van de ouders ligt vaak in het ziekenhuis of de ouder is niet opgewassen tegen het drukke gedrag van het kind.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • De hulpverlener heeft de taak om in deze gevallen draagkracht en draaglast van ouder en kind in balans te brengen. Dit doet hij door middel van:

    o Het geven van uitleg over bepaalde gebeurtenissen, handelswijzen en dergelijke waardoor ouders hun problemen op een andere manier kunnen bekijken.

    o Het geven van informatie aan de ouders over bijvoorbeeld welk speelgoed bij de leeftijd van hun kind hoort, of hoe te handelen bij het zindelijk maken en op welke leeftijd zij daarmee het beste kunnen beginnen.

    o Het op grond van deze informatie aan de ouders voorleggen van alternatieven waaruit zij kunnen kiezen wat het beste bij hen past.

    o Het vergelijken van de handelswijze van de ouders met die van de hulpverlener zelf, wat het inzicht van de ouders kan bevorderen.

    o Het in sommige gevallen confronteren van de ouders met tegenstrijdigheden in hun gevoelens, ideen of handelswijzen ten opzichte van het kind, zodat zij kunnen inzien wat er aan de hand is en hun gedrag kunnen bijstellen.

    Hulpverlening in de semi residentile instelling.

    - Ouders en kinderen kunnen hier terecht voor intensievere begeleiding en behandeling van opvoedingsproblemen.

    - De kinderen verblijven dan een of meerdere dagdelen in een instelling maar blijven wel thuis wonen.

    - Multidisciplinair team. Taken van de hulpverlener in de semi residentile instelling zijn:

    Het begeleiden en behandelen van clinten.

    Het nabootsen van een gezinssituatie waarin het kind zich veilig voelt.

    Het onderhouden van contact met ouder(s) door adviserende, inzicht gevende gesprekken met hen te voeren en dagelijks rapportages over het kind te schrijven.

    Het weer op gang brengen van de ontwikkeling van het kind.

    Het overleggen met collegae en andere deskundigen over de ontwikkeling van het kind.

    Het schrijven van rapportages voor interne en externe organisatie in het belang van het kind en zij ouder(s)

    Het verantwoorden van zijn handelen ten aanzien van de kind(eren) en de ouder(s).

    Het zich houden aan de doelstellingen en de gehanteerde methodiek van de instelling in de begeleiding.

    Competentievergroting

    - Een afgeleide van de leertheoretischeuj benadering, de ontwikkelingspsychologie en het sociaalecologische ontwikkelingsmodel.

    - De methodiek richt zich op het sterker en weerbaarder maken van de ouder door hem nieuwe vaardigheden aan te leren waardoor de draagkracht en draaglast weer in balans zijn.

    Bij competentievergroting heeft de hulpverlener de volgende taken:

    Analyseren van taken en vaardigheden.

    Analyseren van beschermende factoren.

    SRC-schemas maken.

    Observeren van gedrag.

    Versterken van aanwezige beschermende factoren en verzwakken van de risicofactoren toren.

    Stimuleren van het gewenste gedrag.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Hulpverlening in de residentile instelling - 24uurs voorziening voor kind(eren) die om uiteenlopende redenen uit huis zijn geplaatst. - De hulpverlener neemt de taken van de ouders volledig over. - Er gaan heel wat beslissingen aan de uithuisplaatsing vooraf.

    Bij de uithuisplaatsing is er in de meeste gevallen sprake van een stagnerende opvoedingssituatie, waarbij de volgende zaken kunnen spelen:

    De ouder(s) is/zijn niet in staat om aan de primaire levensbehoeften van het kind te voldoen.

    Er is sprake van een vorm van kindermishandeling waardoor de veiligheid van het kind niet is gegarandeerd.

    Het falende opvoedkundig handelen van de ouder(s) verandert niet, ondanks eerder geboden hulpverlening.

    Het kind krijgt niet de kans om zichzelf te zijn en zijn autonomie te ontwikkelen. De taken van de hulpverlener wat deze drie gebieden betreft

    Opvoedingssituatie: o Ondersteuning en instructie bieden in dagelijkse zaken, grenzen stellen, door middel

    van straffen en belonen en controle uitoefenen op het doen en laten van het kind en daarop inspelen.

    Opvoedingsrelatie: o De hulpverlener moet een opvoedingsrelatie aangaan met het kind. In deze relatie is

    het van belang dat het kind liefde, veiligheid, geborgenheid en genegenheid ervaart en is er ook sprake van wederzijds respect.

    Opvoedingsklimaat: o Een zodanig opvoedingsklimaat creren dat het kind zich veilig genoeg voelt om

    zichzelf te laten zien en zijn persoonlijkheid te ontwikkelen. Het opvoedingsklimaat heeft te maken met de sfeer van de instelling. Hierbij kan het gaan om materile (bijvoorbeeld kleuren, aankleding ruimtes) en immaterile zaken (bijvoorbeeld behulpzaamheid, begrip, genegenheid van anderen)

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Hoofdstuk 6 Twee pedagogische stromingen die opkwamen aan het begin van de 17de eeuw:

    Empirisme

    Rationalisme Empirisme: een filosofische stroming waarin gesteld wordt dat kennis voorkomt uit ervaring.

    - Waarneming is hierbij essentieel. - Inductie: men kan pas generaliseren als er regelmatig en veelvuldig observatie heeft

    plaatsgevonden. Rationalisme: tegengesteld aan het Empirisme.

    - Richt zich op theoretische kennis. - De rede is de meest betrouwbare bron van kennis. - Ren Descartes (1596-1650): belangrijke vertegenwoordiger.

    Beide stromingen zijn voornamelijk gericht op reflectie over de aard van pedagogische kennis, en normen en waarden over deopvoeding. De Verlichting in de 18de eeuw.

    - De pedagogiek werd gedomineerd door de intellectuele stroming, de Verlichting. - Deze stroming heeft veel invloed gehad op politiek, filosofisch, wetenschappelijk en religieus

    niveau. - 1650 tot einde 19de eeuw. - Men gaat er vanuit dan men de waarheid alleen kan bewijzen met behulp van theorie en het

    verstand. - Het milieu werd als bepalend voor de menselijke ontwikkeling gezien, waarbij de opvoeding

    een grote rol speelt. - Verspreid in brede kringen door volksopvoeding. - Leesrevolutie: honger naar kennis.

    Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)

    - Bekendste pedagoog uit de achttiende eeuw. - Ging in tegen kerkelijke en wereldlijke machthebbers. - Opvoeding is noodzakelijk.

    Johann Heinrich Pestalozzie (1746-1827)

    - Volksopvoeder. - Idealen sluiten nauw aan met die van Rousseau. - Filantropijnen. - Praktischer ingesteld dan Rousseau. - Volksonderwijs.

    Pedagogiek in de negentiende eeuw. Twee stromingen:

    Verlichting.

    Romantiek.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • De Romantiek - Tegenbeweging van de Verlichting. - In 1800 dominante stroming in de pedagogiek. - Specifieke interesse in dimensies van het menselijk bestaan. - Vindt van de Verlichting zich teveel beperkt tot alleen de kennis. - Het onbewuste verbeelding en fantasie. - De wijze waarop mensen verschillen.

    Friedrich Frbel (1782-1852)

    - Beroemde kleuterpedagoog. - Zijn leermeester Pestalozzi. - De opvoeding thuis dient hervormt te worden. - Kleuters dienen getraind te worden in hun spelend bezig zijn, voorafgaand aan de latere

    arbeid die zijn zullen verrichten. De Reformpedagogiek.

    - Einde 19de eeuw. - Kwam in opstand tegen de grote uitbreiding van het volksonderwijs. - Kritiek op het massale en methodisch starre volksonderwijs. - Complex van onderling verwante stromingen.

    De reformpedagogen hanteerde de volgende vijf uitganspunten in het beland van het kind:

    Kenmerkend voor deze vernieuwingsbeweging is de kindgerichtheid, waarbij het kind centraal staat in het onderwijs en de opvoeding, en niet de leerstof of opvoedingsdoelen.

    Het vertrouwen dat opvoeders hebben in de natuurlijke ontwikkeling van het kind. Dwang en autoriteit worden door de vernieuwers negatief beoordeeld.

    Lichamelijke ontwikkeling en kunstzinnige vorming zijn voor de vernieuwers erg belangrijk. Gymnastiek, tekenen en muziek zijn in hun visie even belangrijk als taal en rekenen.

    De Reformpedagogen hechten niet alleen grote waarde aan creativiteit in het algemeen, maar zij beschouwen kinderen al van nature actief, omdat zij spontaan spelen. De school kan niet van hen verwachten dat zij de hele dag stilzitten.

    De Reformpedagogen staat voor het zekere mate van individualisering waarbij zij vinden dat er rekening gehouden moet worden met de individuele aard en belangstelling van het kind.

    Pedagogiek als academische wetenschap in Nederland.

    - 1918 R. Casimir eerste bijzonder hoogleraar aan de universiteit van Leiden. - Lange tijd is de pedagogiek verbonden geweest met filosofische en religieuze stromingen. - Manifesteert zich als een toegepaste wetenschap.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Martinus Johannes Langeveld (1905-1989) - Bekendste naoorlogse hoogleraar in Nederland. - Grote invloed gehad op pedagogische disciplines als de orthopedagogiek, de

    onderwijskunde, de schoolpedagogiek. - Bekendste boekwerk Beknopte theoretische pedagogiek. - Aanhanger geesteswetenschappelijke pedagogiek. - Opvoeding vindt plaats in de omgang tussen kinderen en volwassen. - Op het gebied van de opvoeding heeft deze omgang twee voor iedereen gemakkelijk

    waarneembare kenmerken namelijk: o Men oefent in die omgang invloed uit. o Het is de bedoeling dat die invloed van de volwassenen uitgaat van de

    onvolwassenheid van het kind - Alle pedagogiek die de term opvoed(ing) zo ruim neemt dat er ook volwassen onder vallen,

    wordt door Langeveld afgewezen. - De opvoeding van het kind stopt op 18jarige leeftijd en vloeit voort in vorming. - Twee belangrijke kenmerken van opvoeding:

    o Gezag. o Verantwoordelijkheid.

    - Opvoeder heeft een opvoedrol te vervullen ten opzichte van het kind. - Opvoedingshandelen moet normatief verantwoord kunnen worden. - Doel kinderen volwassen laten worden.

    Micha de Winter

    - Opvolger van Langeveld. - Opvoeders moeten vanuit een visie werken. - De opvoeder vervult een voorbeeldfunctie. - Het stelt dat tegenwoordig bij opvoeding de volgende punten spelen:

    o We leven in een tijd van de onderhandelingshuishouding, maar dit moet niet verward worden met alle ruimte aan de jeugd geven en ook niet aan gelijkheid van opvoeder en jeugdige.

    o De confrontatiebereidheid van volwassenen is te gering omdat zijn het veel leuker vinden om de toffe peer uit de hangen.

    o Ongewenst gedrag wordt te weinig afgeremd, er is de weinig toezicht en er wordt ook te weinig positief gestimuleerd.

    - Pedagogische impotentie ten aanzien van jeugdigen. Pedagogische stromingen in de twintigste eeuw Twee stromingen:

    Geesteswetenschappelijke stroming.

    De empirische-analytische stroming.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Geesteswetenschappelijke of personalistische stroming - Gaat uit van de praktijk van het opvoeden en kijkt naar emotie, gevoel en wil. - Door deze stroming is pedagogiek op eigen benen komen te staan. - Gaat er van uit dat kinderen los van maatschappelijke invloeden moeten kunnen opgroeien. - Centraal persoonlijke benadering van de pedagoog. - Basis werd gelegd door Filosoof Wilhelm Dilthey (1833-1911)

    o Hij maakte een wezenlijk onderscheid tussen natuurwetenschappen en de geesteswetenschappen.

    o Natuurwetenschappen: natuur wordt bestudeerd het behulp van feitelijke, objectief geobserveerde gegevens.

    o Geesteswetenschappen: de mens zelf werd onderzocht. - Hoogleraar en oprichter van Nutsseminarie voor pedagogiek Ph. Kohnstamm.

    o Zijn grote werk: Persoonlijkheid in wording. Legde de basis hierin voor de geesteswetenschappelijke pedagogiek in Nederland.

    - Kenmerkend voor deze vrij pluriforme stroming is de nadruk die word gelegd op de uniciteit

    van het kind, centraal stellen van de opvoedingspraktijd en de pedagogische relatie tussen de opvoeder en het kind.

    - Belangrijkste uitgangspunt geesteswetenschappelijk pedagogiek de opvoedingspraktijk. - Gaat uit van een praktisch probleem in de opvoeding. - De geesteswetenschappelijke pedagogen verzetten zich in normativiteitdiscussies tegen

    twee extreme denkwijzen: o Tegen pogingen om het normen- en waardenvraagstuk volledig buiten de

    wetenschappelijke discussie te plaatsen. o Anderzijds tegen de werkwijze van de zogenaamde normatieve pedagogiek.

    - Criteria waaraan in ieder geval elke opvoedingshandel aan moet voldoen, wil ze pedagogisch aanvaardbaar zijn:

    o De mate waarin opvoedingsvormen en inhouden kindwaardig worden genoemd. - Kindwaardig opvoeden: in het opvoedend handelen wordt rekening gehouden met de

    ontwikkelingsfasen en taken van het kind. - De geesteswetenschappelijke pedagogiek kent drie specifieke methoden: de hermeneutiek,

    de dialectiek en de fenomenologie.

    Hermeneutiek o De kunst van het interpreteren. o Interpreteren: het op systematische wijze, volgens bepaalde regels en methoden

    interpreteren van het menselijk handelen. o Er wordt met een aantal stappen gewerkt hermeneutische cirkel.

    1) Stap 1: er is sprake van een veronderstelling (hypothese) of voorbegrip van hoe een verschijnsel in elkaar zit.

    2) Alle dagelijkse ervaringen worden geordend en in een breder perspectief geplaats.

    3) Men keert terug naar het oorspronkelijke verschijnsel, dat op deze manier genterpreteerd kan worden.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Dialectiek o Methode die in de filosofie gebruikt wordt om inzichten die ogenschijnlijk

    onverzoenlijk en tegenstrijdig zijn met elkaar te verzoenen en op een hoger plan van begrip te brengen.

    o Antinomien = tegenstellingen. o In de dialectiek worden tegenstrijdige zaken met elkaar geconfronteerd en op een

    hoger plan gevracht.

    Fenomenologie o Staat voor twee zaken: aanduiding bepaalde stroming binnen de filosofie en het

    heeft ten tweede betrekking op de fenomenologische methode. o Houdt zich bezig met kennisverwerving. o Uitgangspunt de constatering dat tegenwoordig het natuurwetenschappelijk

    denken in de beleving en waardering van de Nederlandse cultuur overheersend is geworden.

    o Hoofdmotto terug naar de zaken zelf. men gaat terug naar de oorspronkelijke ervaring.

    De fenomenologische methode kent drie fasen: o De eerste fase is uitgaan van het verschijnsel zelf zoals het zich in de werkelijkheid

    voordoet. Men dient afstand te nemen van allerlei op elkaar inwerkende kennis en (voor)oordelen, die het goed begrijpen van het fenomeen kunnen belemmeren.

    o Daarna kan men overgaan tot de tweede fase, waarbij men zich verplaats in de belevingswereld van de ander en rekening houdt met de omstandigheden, het milieu en relevante factoren die een rol kunnen spelen.

    o Pas dan kan men naar de derde fase gaan, die ook wel de fenomenologische reductie wordt genoemd. Met probeert in deze fase om de bijkomstige van de essentile aspecten te scheiden, om duidelijk te krijgen wat er precies aan de hand is.

    Voordeel van de geesteswetenschappelijke pedagogiek: Men gaat uit van de menselijkheid en stelt alles in dienst van deze menselijkheid. Nadeel van de geesteswetenschappelijke pedagogiek: Deze stroming kan geen antwoord geven op de vraag wanneer een kind moet leren omgaan met de maatschappij, zich moet leren voegen naar anderen.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • De empirisch-analytische pedagogiek - Richt haar pijlen op het abstracte en speculatieve karakter van veel opvoedkundige

    verhandelingen. - Tegen allesomvattende en pretentieuze uiteenzettingen over de aard en het zijn van

    opvoeding en onderwijs. - Empirisch: belangrijke plaats die de concrete werkelijkheid van opvoeders en kinderen in de

    pedagogiek dient te nemen. - Analytisch: de werkelijkheid die onderdelen van de opvoeding uiteenzet en onderzoekt. - Empirische cirkel:

    1) Observatie: verzamelen en groeperen van empirisch feitenmateriaal, vorming van hypothesen.

    2) Inductie: formulering van hypothesen. 3) Deductie: afleiding van speciale consequenties uit de hypothesen, in de vorm van

    toetsbare voorspellingen. 4) Toetsing van de hypothese(n) aan het al dan niet uitkomen van voorspellingen in nieuw

    empirisch materiaal. 5) Evaluatie van de uitkomsten van de toetsing in verband met de gestelde hypothese(n),

    theorie(n) in verband met mogelijk nieuwe aansluitende onderzoekingen. Brezinka

    - Duitse pedagoog. - Bekend aanhanger van de empirisch-analytische pedagogiek. - Legt te nadruk op socialisatie.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Hoofdstuk 7 De relatie tussen pedagogiek en ontwikkelingspsychologie.

    - Sociale wetenschappen pedagogiek, psychologie en sociologie. - Pedagogiek: een wetenschap die zich bezighoudt met het opvoeden handelen, de motieven

    hiervoor, de methoden dier erbij horen en de effecten ervan. - Psychologie: een beschrijvende wetenschap die zich bezighoudt met het gedrag van de mens

    als individu, zijn ontwikkeling, drijfveren, condities en stoornissen. - Er zijn verschillende stromingen binnen de psychologie.

    o Psychoanalytische stroming grondlegger: Sigmund Freud. - Erik Erikson (1902-1994)

    o Ontwikkelingspsychologische ideen. o Bestudeerde levensfasen van het kind en van volwassenen. o Einde adolescentiefase: 18 jaar. o In de ontwikkelingspsychologie 19 jaar.

    - Ontwikkelingspsychologie of levenslooppsychologie: de studie van het gedrag van de mens in de verschillende levensfasen.

    - De psychische ontwikkeling komt tot uiting in het gedrag van het kind. Ego-psychologie: Erikson, verwant met theorie Freud.

    o Psychologie van het IK. o Wel een verschil tussen Erikson en Freud:

    Freud: mens wordt gedreven door seksuele driften en dat het individu deze moet kanaliseren om te overleven. Erikson: legt de nadruk op spontaniteit en het ontwikkelen van Ego-Kracht, die gevormd wordt door de samenleving en de cultuur waarin het kind opgroeit.

    De psyche van de mens ontwikkelt zich volgens een vast programma:

    - Men ontwikkelt: o Eerst vertrouwen. o Dan wilskracht. o Dan moed. o Dan bekwaamheid. o Trouw. o Toewijding.

    Erikson: ieder kind in elke levensfase gaat door een bepaalde psycho-sociale crisis heen. Iedere fase begint met een crisis, waarbij de bestaande identiteit door elkaar wordt geschud. dubbele reactie van het kind angstig teruggrijpen naar vroegere toestand en een verlangen om een stap vooruit te zetten en zich aan te passen aan de nieuwe fase. Zon crisis manifesteert zich in de vorm van een conflict tussen twee polair tegenstelde houdingen epigenetische programma. (Erikson) Equilibrium = evenwicht. Iedere fase leidt tot ontwikkeling van een specifieke egokracht. Erikson:

    Vorming van het kind begint direct na de geboorte en heeft hierbij zijn omgeving nodig.

    Egovorming in relatie met de natuur (genen) en de opvoeding van zijn omgeving. Invulling verschillende delen van de opvoeding afhankelijk van cultuur.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Indeling levensfasen (Erikson) 1) Vertrouwen versus wantrouwen (0-18 maanden, zuigelingenfase)

    o Kind leert vertrouwen te hebben in zijn omgeving. o Ervaart aanwezigheid vertrouwenspersoon. (meestal moeder) o Sensitieve opvoedgedrag moeder basis veilige en stabiele band met het kind. o Kind leert liefde ontvangen en geven. o Egokracht wordt versterkt en er ontstaat hoop en vertrouwen voor volgende fase. o Vertrouwenspersoon ontbreekt of reageert niet adequaat? onveilige hechting.

    2) Zelfstandigheid versus schaamte of twijfel (18 maanden 3 jaar, peutertijd)

    o Drang tot exploreren. o Afhankelijk van het opvoedgedrag van de ouders zelfstandigheid, schaamte of

    twijfel bij het kind. o Ouders verstikkend, overbezorgd of het kind aan zijn lot overlaten schaamte of

    twijfel. o Opvoedingsstijl + opvoedingsgedrag ouders kind geremd in exploratie of niet. o Verstikkend, overbezorgd kind loopt risico schade op te lopen in ontwikkeling. o Anderen kunnen ook het kind aanmoedigen tot onafhankelijk en exploratief gedrag.

    3) Initiatief versus schuldgevoel (3 -5 jaar, kleutertijd)

    o Kind kan zelf kleine taken uitvoeren. o Allerlei activiteiten ondernemen in het gezin en daarbuiten. o Gevraagd en ongevraagd steeds meer ruimte voor zichzelf opeisen ouders die

    structuur bieden. o Ouder die ondernemingszin inperkt kind onvoldoende ruimte om te

    experimenten. schuldgevoelens of zelf boos worden. o Egokracht neemt toe ouder + omgeving biedt genoeg ruimte. kind zal

    doelgericht te werk gaan en moed krijgen om nieuwe dingen op te pakken.

    4) Vlijt versus minderwaardigheid (5 12 jaar, basisschooltijd) o Leren lezen, schrijven, rekenen, handenarbeid, een muziekinstrument bespelen,

    sporten enz. o Volop in ontwikkeling. o Vertrouwen in het eigen kunnen. (zelfvertrouwen) o Zelfvertrouwen wordt versterkt jeugdige wordt positief bekrachtigd en

    aangemoedigd door ouder(s) en omgeving gelegenheid positief zelfbeeld ontwikkelen.

    o Onvoldoende positieve bekrachtiging, voortdurend negatieve bejegeningen gevoel van tekortschieten minderwaardigheidsgevoel.

    Identiteit versus rolverwarring (12-19 jaar, adolescentiefase)

    o Intensiteit van de ego-identiteit hoogtepunt bereikt. o Alles wat het kind in de eerdere levensfasen heeft geleerd komt nu samen. o Identiteitsverwarring identiteitscrises. o Seksuele rijping. o Toewijding en trouw belangrijkste ingredinten stabiele persoonlijkheid. o Op eigen kracht invulling geven aan zijn toekomstperspectief.

    Pedagogisch

    - Pedagogisch gezien heeft het kind in de verschillende ontwikkelingsfasen praktische en psychische ondersteuning van de ouder nodig.

    - Kind doorloopt ontwikkelingsfasen zonder dat er sprake is van een crisis.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Psychologisch - De ontwikkelingspsychologie gaat uit van ondersteuning door de ouder en de sociale

    omgeving van het kind. - Een crisis bij iedere ontwikkelingsfase.

    Door de opvoeding oefent de ouder langdurig invloed uit op de persoonlijke ontwikkeling van het kind. Kohnstamm: Dat de ouder door middel van de opvoeding een bijdrage levert aan ideen die het kind heeft over zichzelf, anderen en de wereld in het algemeen. De opvoeding in het gezin is van cruciale betekenis voor de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind. School en maatschappij dragen ook bij aan het ontwikkelen van de identiteit. De behavioristische benadering in de pedagogiek.

    - Ook wel leertheoretische of gedragstherapeutische benadering genoemd. - Begon eind 19de eeuw, begin 20ste eeuw. - Behavioristen richten zich op het gedrag van de mens en de invloed van de omgeving op dat

    gedrag. - Behavioristische gedachtengoed: de psychologie van het uiterlijk waarneembaar gedrag,

    men is niet genteresseerd in de innerlijke drijfveren als oorzaak van dat gedrag. - De benadering richt zich op het heden. - Voorkomen uitgebreide analyse van hoe en waarom iemand dat gedrag vertoont. - Gaan er van uit dat al het gedrag aangeleerd is en dus ook weer afgeleerd kan worden d.m.v.

    benvloeding. - Conditionering: het proces waarbij iemand aan de hand van ervaringen die hij opdoet,

    verandert. - Conditionering van gedrag vindt plaats door gebruik van een stimulus. - Gewenst gedrag vertonen belonen. - Ongewenst gedrag vertonen bestraffen. - Na iedere stimulus volgt een respons. - Onderscheid tussen responsen tussen reflexen en willekeurige handelingen.

    o Reflex: een niet aangeleerde respons die door specifieke stimuli in de omgeving kan worden opgeroepen.

    o Willekeurige handeling: complexer, oefening vereist. Bewuste conditionering

    Men gaat er van uit dat ieder mens zichzelf of anderen bepaalde gedragingen kan aan- of afleren.

    Onbewuste conditionering

    Momenten waarop de mens toevallig iets leert omdat hij zich in een bepaalde situatie bevindt en hem iets overkomt.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Toepassing van de klassieke conditionering in de pedagogiek.

    Ivan Petrovitsj Pavlov (1849 1936): basisprincipe klassiek conditioneren ontdekt.

    Een natuurlijk reflex = een ongeconditioneerde respons.

    Gaat altijd gepaard met het gezamenlijk aanbieden of toevallig samenvallen van twee stimuli, een neutrale en een ongeconditioneerde stimulus, net zolang totdat de neutrale stimulus een geconditioneerde stimulus wordt en een ongeconditioneerde respons uitlokt.

    Geconditioneerd: aangeleerd gedrag.

    Ongeconditioneerd: niet aangeleerd gedrag. Toepassing van de operante conditionering in de pedagogiek.

    - Een vrijwillige respons wordt versterkt of verzwakt omdat de respons geassocieerd wordt met positieve of negatieve consequenties.

    - Bekrachtiger: stimulus, volgend op een respons de kans dat de respons zich zal herhalen vergroot.

    - Bekrachtiger: negatief (straffen) of positief (belonen). - Positieve bekrachtiger verhoogt frequentie respons. - Negatieve bekrachtiger vermindering frequentie respons.

    Toepassen van de operante conditionering in de opvoeding is aan een aantal regels gevonden.

    1) De beloning of straf moet door het kind dat geconditioneerd wordt als zodanig worden ervaren.

    2) Het is van fundamenteel belang dat de ouder consequent is bij de operante conditionering. 3) Geef de beloning meteen nadat het kind het gewenst gedrag heeft laten zien. 4) Geef de straf meteen nadat het kind het ongewenste gedrag heeft vertoont. 5) Als het kind nieuw gedrag aan moet leren is het handig om samen een beloningsschema te

    maken en dat samen in te vullen. 6) Beloon het kind niet te veel. Het kan het kind onzeker maken en het kind kan afhankelijk

    worden van bevestiging. 7) Verandering van gedrag kan het beste geleidelijk aan gebeuren. 8) Om schijnaanpassing te voorkomen is het raadzaam om zo min mogelijk te straffen. 9) Straffen is soms nodig en nuttig, maar belonen is zeker ook nodig. Te veel straffen kan

    schadelijk zijn. De cognitieve leertheoretische benadering in de pedagogiek.

    - Gebaseerd op een stadiamodel van Piaget (1896 1980) - Piaget omschrijft zijn onderzoek als een theorie die wil achterhalen welke cognitieve

    structuren gedurende het leven achtereenvolgens ontwikkelen en welke processen die opeenvolging mogelijk maken.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Ontwikkelingsstadia van het kind volgens Piaget.

    Stadium en leeftijd Ontwikkeling

    Het sensomotorische stadium (0 - 2 jaar) Het kind wordt motorisch steeds vaardiger en weet om te gaan met zijn steeds nauwkeuriger waargenomen omgeving.

    Stadium van het pre-operationele denken (tot 6 7 jaar)

    Er zijn hier al voorspellingen (denkinhouden) aanwezig, maar het kind kan nog geen echte operaties (logische bewerkingen) doorvoeren.

    Stadium van het concreet operationele denken (tot 11 12 jaar)

    Aangepaste schemas worden geleidelijk verworven, waardoor het kind logisch leert omgaan met allerlei gedachte-inhouden, tenminste wanneer het zich die concreet of aanschouwelijk kan voorstellen.

    Stadium van het formeel operationele denken (tot 15 16 jaar)

    Geleidelijk aan krijgt de adolescent de beschikking over abstracte denkschemas, waardoor hij nu ook problemen op een hoger niveau kan oplossen.

    De overgang van het ene naar het andere stadium vindt volgens Piaget plaats wanneer het kind het juiste niveau van fysieke rijpheid heeft bereikt en is blootgesteld aan relevante typen ervaring. Piaget meent dat er twee principes ten grondslag liggen aan de groei van kinderschemas: assimilatie en accommodatie. Assimilatie: het proces waarin de ervaren werkelijkheid van het kind past in zijn denkstructuur en het zijn ervaringen een plaats kan geven aan de hand van het huidige cognitieve ontwikkelingsstadium. Accommoderen: aanpassen. De sociaal-cognitieve leermethode.

    - Vygotsky (1896 1934): verwijst naar mogelijkheden om nieuw gedrag te leren door iemand na te doen (imitatiegedrag)

    - Richt zich op de sociale aspecten van ontwikkeling en leren. - Cognitieve ontwikkeling resultaat van sociale interacties waarbij partijen gezamenlijk

    problemen proberen op te lossen. - Vygotsky: is er van overtuigd dat de cultuur waarin het kind opgroeit, bepaalt wat en hoe

    het kind zal leren over de wereld om hem heen. - De intelligentiegroei van het kind is afhankelijk van zijn cognitieve ontwikkeling, die

    voortvloeit uit de interactie en dialoog met meer ontwikkelde leden van zijn cultuur en andere leeftijdgenoten.

    - In iedere ontwikkelingsfase hebben de ouder en de omgeving van het kind taken te vervullen.

    - Zone van de naaste ontwikkeling: het scala van activiteiten die het kind aankan met behulp van een volwassene of medeleering.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

    Gedownload door: Annelie Franken | [email protected] document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.

  • Hoofdstuk 9

    Pedagogiek vanuit sociologisch perspectief. - August Comte (1798 1857): westerse socioloog en bekendste grondlegger van de

    sociologie. o Hij benadrukte dat het leven onderworpen was aan vaste wetten. o Hij doelde op geleidelijke verandering, die in zijn ogen tevens voortgang zou zijn. o Positivisme: het positivisme houdt zich bezig met geldende kennis die alleen uit

    positieve toetsbare uitspraken bestaan. - mile Durkheim (1858 1917)

    o Sterk benvloed door denkwijze van Comte. o Ontwikkelde de theorie van het collectief bewustzijn en de sociale cohesie. o De mens is gebonden aan normen van de omgeving waarin hij zich als sociaal wezen

    bevindt. o Sociale cohesie: de mate van solidariteit, die bepaald wordt door de omvang,

    samenstelling, intensiteit van interactie, communicatie en het hebben van gemeenschappelijke normen, waarden en belangen, van de groep waaruit men deel uitmaakt.

    o Hij richtte zich voornamelijk op objectieve studies van de sociale werkelijkheid.

    - Sociologie: bestudeert de wisselwerking tussen samenleving en individu. Nature en nurture.

    - Nature = aangeboren. - Nurture = aangeleerd. - John Bowlby

    o Psycholoog. o Attachment-theorie waarin de instinctieve neiging (nature) van het jonge kind om

    zich te hechten aan de moederfiguur en haar nabijheid te zoeken in onbekende situaties centraal staat.

    o In deze sociologische benadering dient men zich te realiseren dat de genetische vastgelegde vermogens niet automatisch tot bepaalde gedragingen en emoties leiden, maar dat deze ontwikkeld dienen te worden in de omgang met andere mensen (nurture)

    Socialisatieproces binnen het gezin

    - Min of meer affectieve binding. - Gezin: primaire groep.

    Rolgedrag.

    - In het gezin kan er sprake zijn van de volgende rollen: zoon/dochter, oudste/middelste/jongste, broer/zus, nicht/neef, soms ook vervangende ouder.

    - Rolconflict: bepaalde rollen zijn moeil