Upload
others
View
6
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1Wetenschapsjournaal voor huisartsen, specialisten, a(n)ios, opleiders en paramedische professionals
Tergooi strijdt samen met patiënten
tegen ongezonde leefgewoontes
Sepsis-calculator vermindert
onnodig antibioticagebruik spectaculair
WETENSCHAPSJOURNAAL
02/2019
2 Wetenschapsjournaal
3 De huisartsHuisarts Eva van de Beek voelt zich het meest senang als zij patiënten persoonlijk kan begeleiden, of het nu in een palliatief proces is of met een gezondere leefstijl. Laatst verhuisde ze met de praktijk naar een gezondheidscentrum. ‘Ik mis de intimiteit van de kleine praktijk.’
4 NieuwsChirurg in opleiding Emma Westerduin is gepromoveerd op complicaties na operaties aan de endeldarm. Bij patiënten met relatief gezonde longen op de intensive care hoeft het teugvolume van de beademing niet te worden aangepast. Kaz van Schilt onderzoekt of de hyperviewcamera perifeer vaatlijden sneller en efficiënter opspoort.
6 Zetten beloningen en voordeeltjes aan tot een gezondere leefstijl? Tergooi is een van de ziekenhuizen die meedoen aan een groot wetenschappelijk onderzoek van het Amsterdamse gezondheidsbedrijf Vital10 naar preventie van de tien welvaartsziekten. Helpen beloningen om mensen te stimuleren een gezonde leefstijl ook op de lange termijn vol te houden? ‘Biologisch gezien eten we nu eenmaal graag wat we voorhanden vinden, en dat is niet altijd de gezondste keuze.’
9 CijfersVerrassende cijfers en feiten uit Tergooi.
10 De casusIn de geheugenpoli van Tergooi wordt het verloop van Alzheimer bij tachtigplussers onderzocht. Dit heeft geleid tot interessante conclusies. ‘Een hoger opgeleide kan veel meer hersenweefsel inleveren en nog dezelfde cognitie houden.’
12 SamenwerkenHet Centrum voor Levensvragen biedt terminale en palliatieve patiënten spirituele zorg, ook na hun ziekenhuisopname. De consulent onderzoekt samen met de patiënt wat voor hem of haar van waarde is en wat kracht en houvast geeft.
13 RetrospectiefApotheker Inger van Heijl onderzoekt onnodig antibioticagebruik. Het viel haar tegen dat ze erg moest aandringen op medewerking van ziekenhuizen. ‘Je moet er bovenop zitten maar niet irritant worden. Dat vereist een slimme werkwijze.’
14 Tergooi Onderzoekt VooruitKoen van Rhee, ziekenhuisapotheker in opleiding, ontdekte via een casereport dat de hoge dosering nitroprusside bij pasgeborenen enkel kortdurend gegeven kan worden. Anders kan een forse cyanide-intoxicatie optreden. Hiermee won hij voor de tweede keer de publieksprijs tijdens het jaarlijks wetenschapssymposium Tergooi Onderzoekt Vooruit.
15 Van Binnen Uit In Van Binnen Uit vertellen Tergooimedewerkers die trials ondersteunen over hun onderbelichte taken. Dit keer vertelt Mireille Hooftman, datamanager oncologische medicatiestudies, hoe zij onderzoeksgegevens verzamelt en registreert.
16 De promovendus Pasgeboren kinderen krijgen soms onnodig antibiotica toegediend. De arts vermoedt dan dat zij lijden aan sepsis terwijl achteraf blijkt dat toch niet zo is. De sepsis-calculator kan de onnodige toediening van antibiotica grotendeels terugdringen, ontdekte Niek Achten. ‘Het probleem is dat deze gevaarlijke aandoening heel zeldzaam is.’
Eva van de Beek (46) studeerde geneeskunde aan de VU in Amsterdam, waarna ze de huisartsenopleiding bij het AMC volgde. Vanaf 2007 werkte ze vier jaar als waarnemend huisarts. In 2012 startte ze haar nul-praktijk in Hilversum Noord, waarmee ze in 2018 naar Medisch Centrum Liebergen verhuisde. Van de Beek volgde ook een opleiding Integrative Medicine and Health.
Het Wetenschapsjournaal is een uitgave van Tergooi.Tergooi, Postbus 10016, 1201 DA Hilversum.Uw reactie kunt u sturen naar: [email protected]
Redactie: Karin Arkenbout, Paul van der Linden, Frans Plötz, Marco Postma, Karen Verloop Teksten: Carine Damen, Marc Laan, Hilde Postma, Karen Verloop, Caroline WellinkFotografie: Studio Kastermans
Vormgeving en drukwerk: de Toekomst
© Niets uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever en auteursrechthebbenden.
Het nieuwe ziekenhuis
De oplettende lezer heeft het misschien al gezien: een nieuw gezicht in het voorwoord van het Wetenschapsjournaal. Dat klopt. Sinds anderhalf jaar ben ik lid van de raad van bestuur van Tergooi, onder andere wetenschap valt in mijn portefeuille. Ik heb destijds de overstap van het UMC Utrecht naar Tergooi gemaakt, onder meer vanwege de enorme ambitie van dit ziekenhuis. Zes afgeronde promoties en negentien lopende promotietrajecten vanuit Tergooi zijn daar een mooi voorbeeld van. Wetenschap brengt vooruitgang in de behandeling van onze patiënten en energie en enthousiasme bij dokters en verpleegkundigen. Het is een van de redenen dat ik wetenschap een warm hart toedraag. Maar er is meer. Om toekomstbestendig te zijn, heeft Tergooi de wetenschap hard nodig. Zo helpt wetenschap ons met het bouwen aan het (virtuele) ziekenhuis. Het nieuwe ziekenhuisgebouw wordt dertig procent kleiner dan de twee huidige locaties bij elkaar. Hier hebben we voor gekozen omdat we geloven dat we met digitale zorg op afstand, zoals eHealth, met minder ziekenhuismeters toch goede zorg te blijven verlenen. Misschien zelfs betere zorg. Is eHealth een hype of levert het daadwerkelijk een bijdrage aan betere zorg? En onder welke omstandigheden werken digitale toepassingen optimaal? Wetenschappelijke onderbouwing is nodig om de werking en het nut van eHealth-toepassingen goed te bepalen. In deze editie van het Wetenschapsjournaal kunt u lezen hoe in Tergooi wetenschappelijk onderzoek loopt naar begeleiding via internet voor een gezondere levensstijl.De keuze voor een compacter ziekenhuisgebouw is gewaagd en toont lef en ambitie. Zeker in een tijd waarin de laagcomplexe zorg van de UMC’s naar Tergooi verschuift, de vergrijzing en de groei van het aantal chronisch zieken toeneemt en zorgbudgetten niet meegroeien. Maar door de zorg op een andere manier in te richten, kunnen we de kwaliteit ervan blijven verbeteren en inspelen op de behoefte van patiënten. Tegelijkertijd houden we ziekenhuiszorg betaalbaar.
3
‘ De intimiteit van de dorpspraktijk spreekt mij het meest aan.’
Niet vinken, maar vonken, is het motto van huis-arts Eva van de Beek (46). Onlangs is ze met haar huisartsenpraktijk van de Kamerlingh Onnesweg naar Medisch Centrum Liebergen verhuisd, samen met huisartsenpraktijk Pelgrim en huisartsenprak-tijk Oost. ‘Een gezamenlijke visie ontwikkelen: dat is de uitdaging.’
Wetenschapsjournaal
1
2
3
4
5
6Janneke Brinkraad van bestuur
VoorwoordDe huisarts
Waarom bent u huisarts geworden? ‘Ik ben een generalist; ik kijk graag ‘breed’ naar een patiënt. Ook vind ik het fijn patiënten echt te leren kennen en met ze mee te groeien als familiearts. Mijn vorige praktijk was een dorpspraktijk in een stad met inloopspreekuren waarin we intensief contact onderhielden met onze patiënten. Ik houd erg van de intimiteit van zo’n kleine praktijk.’
Waar wordt u blij van? ‘Als ik iemand verder kan helpen, die is vastgelopen: bijvoorbeeld een patiënt met een burn-out die ik weer op weg kan helpen met wat tips. Of als ik een patiënt in de laatste fase van zijn of haar leven goed kan begeleiden met palliatieve zorg. Als iedereen achteraf tevreden is over hoe de zorg is verlo-pen, geeft dat veel voldoening. Ik hou me ook graag bezig met leefstijl. Ik help mensen met overgewicht en suikerziekte graag die te veranderen – ook al is dat niet altijd makkelijk. Zaken alleen oplossen met pillen, is mijn stijl niet zo.’
Heeft u zorgen over het vak? ‘De druk op huisartsen wordt steeds groter. We hebben steeds meer taken. Veel zorg is de afgelopen jaren vanuit de tweede lijn in de eerste lijn terecht gekomen. Het is wel terecht hoor, maar het is wel druk! We hebben ook steeds meer administratieve romp-slomp: overal moet je papieren voor invullen. Het vinken, noem ik dat. Terwijl ik liever ‘vonk’.’
U houdt van een kleine praktijk. Waarom bent u dan toch verhuisd naar een gezondheidscentrum? ‘Het was altijd de bedoeling dat mijn praktijk uiteindelijk daar naartoe zou gaan. In Hilversum hebben patiën-ten behoefte aan multidisciplinaire gezondheidscentra, blijkt uit onder-zoek. Daar zet de gemeente op in. Zelf
heb ik er gemengde gevoelens over: ik zie de voor- en nadelen. Het is fijn om assistentes en ondersteunend perso-neel te delen. We kunnen hierdoor meer service bieden: bloedprikken en ECG’s maken bijvoorbeeld. Binnen een gezondheidscentrum overleg je ook gemakkelijk met de verschillende disciplines. In noodgevallen kun je elkaars patiënten opvangen. Maar sommige zaken vind ik jammer. De afstand tussen patiënten, assistentes en artsen is groter geworden. Ik mis de intimiteit van de kleine praktijk. Ook mijn inloopspreekuren heb ik opgege-ven: die zijn onoverzichtelijk voor de assistentes.
Is het ingewikkeld, dat samengaan? ‘Zeker. Op voorhand hebben we vaak om de tafel gezeten: hoe moeten het pand en de inrichting worden? Daarnaast moesten we alle protocol-len afstemmen, omdat we dezelfde assistentes delen. Het belangrijkste is: we hebben alle drie verschillende visies. Je moet het eens worden over essentiële punten: waar staan we? Wat is onze visie op zorg? We zijn nu bezig samen die visie te ontwikkelen. Daarbij moet je compromissen sluiten. In het begin is dat wat lastig. We zijn drie generaties huisartsen; de één is meer gewend samen te werken dan de ander. Langzaam zien we dat het beter gaat. We werken nu aan een gezamen-lijk keurmerk. Dat helpt. Daardoor komt de samenwerking sneller op de rit te staan. We stemmen beter af - en de kwaliteit verbetert.’
Hoe verloopt de samenwerking met Tergooi? ‘Goed! De specialisten zijn over het algemeen toegankelijk en welwillend om te overleggen. De communicatie is goed, ook al laat een ontslagbrief wel eens op zich wachten. Het is een fijn ziekenhuis om mee samen te werken. Ik ben erg tevreden.’
4 Wetenschapsjournaal 5Wetenschapsjournaal
Nieuws
Groot beademingsonderzoek: huidige beleid voldoetAls een patiënt met relatief gezonde longen op de inten-
sive care wordt beademd, wat is dan het meest gewenste
ademteugvolume? Welke hoeveelheid lucht via de beade-
ming veroorzaakt zo min mogelijk schade aan de longen
en verhoogt, wanneer de patiënt is hersteld, hoe is de
kwaliteit van leven? Tergooi deed mee aan een wereld-
wijd groot beademingsonderzoek. Dit resulteerde in het
inzicht dat het huidige beleid voldoet én in een publica-
tie in het prestigieuze medisch tijdschrift JAMA.
Bij patiënten met acute respiratory distress syndrom
(ARDS) - een ernstige longaandoening die ontstaat door
een ziekte van de longen of elders in het lichaam - moet het
teugvolume van de beademing op de intensive care zo laag
mogelijk zijn. Anders kan er schade aan de longen ontstaan.
Het was nog niet bekend of dit ook geldt voor patiënten
met relatief gezonde longen die op de intensive care aan de
beademing liggen. Vandaar dat deze groep onder de loep
werd genomen.
De conclusie was dus dat huidige beleid voldoet. Het teug-
volume hoeft bij deze groep patiënten niet lager te zijn dan
de huidige standaard. ‘Een lager teugvolume resulteerde
niet in minder beademingsdagen, niet in een minder lang
verblijf in het ziekenhuis en bracht ook geen mortaliteitsre-
ductie’, vertelt Gwendolyn de Vreede, ventilation practitio-
ner in Tergooi.
Teleurstellend? ‘Het was een waardevol onderzoek, aldus
De Vreede. ‘Omdat het wetenschappelijke bewijs er nog
niet was, wilden we met deze studie uitzoeken wat de
beste en veiligste methode is die we landelijk en liefst zelfs
wereldwijd kunnen toepassen. Nu weten we dat we met een
teugvolume van ergens tussen de zes en acht milliliter per
ideaal kilogram lichaamsgewicht goed zitten. Dan hoeven
we de patiënt niet extra te sederen, is de behandeling voor
de patiënt prettiger en is de uitkomst gelijk aan een lager
teugvolume.’
Gerard Innemee, intensivist in Tergooi, vindt het goed dat
er steeds opnieuw beademingsonderzoek wordt gedaan.
‘Beademen met positieve druk is niet natuurlijk; de scha-
delijke stoffen die hierbij vrijkomen kunnen niet alleen de
longen kwaad doen maar ook voor de rest van het lichaam.
Meer onderzoek is nodig om te kijken hoe dit voorkomen
kan worden.’ Hyperviewcamera spoort perifeer vaatlijden opTergooi gebruikt sinds begin dit jaar de hyperviewca-
mera. Kaz van Schilt onderzoekt of perifeer vaatlijden
met deze camera sneller en efficiënter kan worden opge-
spoord. ‘Is dat het geval, dan kan de hyperviewcamera
op de poli en door de eerste lijn worden ingezet. Dat
scheelt tijd en kosten.’
Een bijdrage van Stichting Vrienden van Tergooi heeft de
aanschaf van de hyperviewcamera, ook wel Hyperview
Imaging System, mogelijk gemaakt. Met deze draagbare
camera maakt de arts foto’s van de voetzolen van een
patiënt en meet op basis daarvan het zuurstofgehalte in
oppervlakkig weefsel. Een laag zuurstofgehalte kan duiden
op een slechte wondgenezing en/of doorbloeding van de
voeten, wat veroorzaakt kan worden door perifeer vaatlij-
den of diabetes.
Kaz van Schilt, anios chirurgie in Tergooi, onderzoekt of de
uitkomsten van de hyperviewcamera net zo betrouwbaar
zijn als de uitkomsten van de nu nog gangbare enkel-arm-
index en teendrukmetingen. Dit doet hij samen met vaat-
chirurgen Evert-Jan Hollander en Nanette van Geloven en
chirurg in opleiding Dominique Olthof. Bij deze drukmeting
meten speciaal hiervoor opgeleide laboranten in het vaat-
laboratorium de bloeddruk aan de enkel, voet of tenen. Van
Schilt: ‘Als de metingen van de hyperviewcamera correleren
met de uitkomsten van de enkel-arm-index, zouden we de
camera kunnen inzetten. Voordeel is dat dit in de poli-
kliniek en in de eerste lijn kan worden gedaan; patiënten
bij wie de uitkomst negatief is, hoeven dus niet meer naar
het ziekenhuis voor uitgebreid onderzoek. Patiënten die wel
perifeer vaatlijden of diabetes blijken te hebben, kunnen
sneller worden gediagnosticeerd en doorgestuurd voor
verder onderzoek, met als gevolg minder complicaties in de
toekomst. Maar we onderzoeken nu eerst of het apparaat
inderdaad datgene meet wat het zegt te meten. Bij een groot
aantal patiënten met perifeer vaatlijden kijken we nu of de
uitkomsten van beide onderzoeksmethoden
vergelijkbaar zijn.’
GepromoveerdEmma Westerduin promoveerde op vrijdag 10 mei aan de Universiteit van Amsterdam op onderzoek naar
complicaties en hersteloperaties na verschillende soorten operaties – met en zonder stoma – vanwege endel-
darmkanker. Ze kreeg haar bul uitgereikt in de Agnietenkapel in Amsterdam. Dr. Nanette van Geloven, chirurg
in Tergooi, was haar copromotor.
Bijna twee jaar werkte Emma Westerduin als
onderzoeker bij Tergooi. Haar werk als arts-assistent
chirurgie bij Tergooi was haar eerste baan. Daarnaast
deed ze onder leiding van Van Geloven één dag in de
week onderzoek naar naadlekkages na operaties voor
tumoren in de endeldarm. Ook richtte ze haar onderzoek
op ‘redo-chirurgie’: heroperaties waarbij na lekkage van
een darmnaad opnieuw een darmnaad wordt gemaakt.
Haar onderzoek wijst uit dat een nieuwe darmnaad
vaak gaat lekken nadat een stuk darm is verwijderd.
Dit kan een chronisch probleem veroorzaken. Een
hersteloperatie is technisch vaak mogelijk, maar
blijkt wel van invloed op de kwaliteit van leven. Het
alternatief is een stoma. Een hersteloperatie lijkt alleen
geschikt voor zeer gemotiveerde patiënten.
Dr. Emma Westerduin volgt op dit moment de opleiding
tot chirurg binnen Tergooi.
Als een geperforeerde of gangreneuze appendix
Bron poster J. de Jonge, symposium Tergooi Onderzoekt Vooruit 2019
leidt dit tot meer complicatieswordt geopereerd
niet binnen 8 uur
6 Wetenschapsjournaal 7Wetenschapsjournaal
Hartspecialist Roderik Kraaijenhagen windt er geen
doekjes om: ‘De meeste mensen zijn lui, als het er op
aankomt gezond te leven. Onze omgeving werkt daar
ook niet aan mee. Een mens is ontvankelijk voor vele
verleidingen. Eten, drinken en weinig bewegen liggen
dagelijks op de loer. Het gevolg is dat miljoenen gezonde
mensen op een gegeven ogenblik last krijgen van de
bekende welvaartsziekten als hart- en vaatziekten,
kanker, longziekten, diabetes of reuma.’
Kraaijenhagen is eigenaar van het Amsterdamse
gezondheidsbedrijf Vital10, genoemd naar de tien
gezondheidsrisico’s. De onderneming is samen met de
universiteit Leiden en het LUMC initiatiefnemer van het
BENEFIT-programma. Dit geeft mensen met een verhoogd
risico op hart- en vaatziekten een beloning wanneer
zij hun leefstijl veranderen. Deze aanpak vormt een
aanvulling op de reguliere zorg.
Iedereen, ziek of gezond, kan lid worden van Vital10.
BENEFIT geeft deelnemers een digitale spaarkaart,
waarmee zij Vitaliteitspunten sparen. Via een app ruilen
zij hun punten in voor allerlei voordeeltjes, zoals gratis
bezoek aan een leefstijlcoach, korting op gezonde voeding
of een ontspannen uitje. De organisatie werkt samen
met diëtisten, voedingswinkels en sportscholen. Ook
ziekenhuizen als Tergooi, Maxima MC, Jeroen Bosch en
Alrijne hebben zich aangesloten als partners in de strijd
tegen de tien risicofactoren die van een gezond mens een
chronisch zieke kunnen maken.
Verleiden tot gezondheidIn een aantal Nederlandse ziekenhuizen begint dit jaar
een groot wetenschappelijk onderzoek om uit te vinden
hoe je mensen kunt verleiden tot een gezondere leefstijl.
Kraaijenhagen: ‘Uit studies blijkt dat in de westerse
wereld slechts tien veel voorkomende beïnvloedbare
risicofactoren goed zijn voor 70 procent van alle
welvaartsziekten. Wij gaan proberen die risico’s terug
te dringen.’
De deelnemers aan het BENEFIT-programma worden
regelmatig gecheckt op al die ziekteveroorzakers, vertelt
hoofdonderzoeker
Andrea Evers,
hoogleraar aan de
universiteit Leiden.
‘Wij controleren
op ongezonde
eetgewoonten,
Mensen die hun ongezonde leefstijl aanpakken hebben minder snel last van welvaartsziekten als suikerziekte, kanker of een hartinfarct. Zij kunnen hierbij echter wel een steuntje in de rug gebruiken. Bijvoorbeeld een digitale spaarkaart met punten voor gezond gedrag, die recht geven op een gratis uitje of een bezoek aan een leefstijltrainer. Meerdere ziekenhuizen, waaronder Tergooi, gaan hiermee dit jaar aan de slag, in samenwerking met cardioloog Roderik Kraaijenhagen die zich heeft toegelegd op preventie van welvaartsziekten.
Digitale spaarkaart verleidt hartpatiënten tot gezondere leefstijl
bewegingsarmoede, slaapgebrek, roken, overgewicht, hoge
bloeddruk, stress, cholesterol, bloedsuiker en disstress.
Kortom, de belangrijke invloeden die in onze westerse
samenleving inwerken op onze gezondheid.’
Een verbetering van leefstijl is niet op korte termijn
lonend voor iemand, aldus Evers. ‘Biologisch gezien eten
we nu eenmaal graag wat we voorhanden vinden, en dat is
niet altijd de gezondste keuze. In dit BENEFIT-programma
gaan we mensen belonen om een gezonde leefstijl ook op
de lange termijn vol te houden. Wij brengen de publieke
zorg en de private wereld bij elkaar om de reguliere zorg te
ontlasten, dat is het doel.’
Helpt belonen via spaarpunten eigenlijk wel? Hoe
stimuleer je blijvend gezond gedrag bij mensen? Wekt
persoonlijke begeleiding niet veel beter dan punten
sparen via een app op je telefoon? Op deze vragen hopen
de wetenschappers antwoorden te vinden. Evers: ‘Wij
weten dat je meer effect behaalt naarmate je mensen beter
begeleidt. Maar persoonlijke coaching kost geld. Met
een app en e-health-interventies bereik je wellicht meer
mensen tegen lagere kosten. Wij gaan nu uitzoeken of
dit werkt.’
Thuis bloeddruk metenOok hartspecialist Kraaijenhagen gelooft in begeleiding
op afstand via internet. Voor een gezonde leefstijl hoeven
mensen heus niet steeds langs te gaan bij de huisarts
of het ziekenhuis, vertelt de cardioloog. ‘Ieder individu
kan aardig goed zelf zijn gezondheidswaarden thuis
meten, zoals je gewicht en je bloeddruk. Bloedwaarden
zoals cholesterol en suiker controleer je simpel zelf met
een vingerprik. Dat is nog goedkoper ook dan je te laten
prikken in het ziekenhuis. Je stuurt de druppels per post
naar een laboratorium en een dag later krijg je de uitslag.
Je begeleidende
BENEFIT-
coach krijgt
bij verhoogde
waarden een
melding en kan
contact met je
opnemen voor een persoonlijk advies.’
Het hoofdidee achter het BENEFIT-programma is
uiteindelijk te voorkomen dat mensen ziek worden en
aan de medicijnen moeten. Kraaijenhagen: ‘Preventie
is heel belangrijk bij welvaartsziekten. Aderverkalking
bijvoorbeeld begint al vroeg in de pubertijd, maar de
symptomen komen vaak pas vijftig jaar later. Ons doel in
dit project is uiteindelijk de-medicalisatie. Wanneer je
de beïnvloedbare risicofactoren gezond houdt, stel je de
welvaartsziekten uit. Dat leidt tot minder zorgvraag en
dus tot verlaging van de kosten van de gezondheidszorg.
‘ De meeste mensen zijn lui, als het er op aankomt gezond te leven.’
‘ De politiek heeft alle leefstijlinterventies in de zorg wegbezuinigd.’
Zetten beloningen en voordeeltjes aan tot een gezondere levenstijl?
8 Wetenschapsjournaal
Cijfers
In Tergooi werken op beide locaties
vrijwilligers
Patiënten-vervoer
Gast-vrouwen
Brengen en halen kerkdienst
Kinderopvang De Speelboeg
Activiteiten- begeleiding ouderen
Koffie/thee schenken poliklinieken
Hulp bij lezen en invullen formulieren
Service patiënten verpleeg- afdeling en SEH
Een onderzoek in Rotterdam wees uit dat je zeven
jaar langer leeft, wanneer je dat gezonder doet.’
Lachend: ‘Al is het natuurlijk meer uitstel dan afstel.
Uiteindelijk gaan we allemaal een keer dood.’
Nederland telt ruim vijf miljoen mensen met een
chronische aandoening. Je zou zeggen dat er met
preventie en zelfmanagement thuis heel wat geld
te besparen valt. Toch bestaat er nog steeds geen
samenhangende aanpak om welvaartsziekten aan te
pakken, constateert Kraaijenhagen. ‘Je zou mensen
die uit zichzelf iets ondernemen om gezond te blijven
bijvoorbeeld korting kunnen geven op het eigen risico
van hun zorgpolis. Maar zoiets ligt politiek moeilijk.’
ProeftuinDaarom besloten de bedenkers van het BENEFIT-
programma een proeftuin te beginnen voor
preventie en revalidatie op afstand, via internet. De
technologie hiervoor is voorhanden en wordt steeds
betaalbaarder. Kraaijenhagen: ‘Er vinden buiten de
reguliere zorg om enorme ontwikkelingen plaats.
De tech-industrie brengt gezondheidshorloges op
de markt. Thuis bloeddruk meten is inmiddels
heel gangbaar. Er komen steeds meer zorg-
apps op je mobiele telefoon, die bijhouden wat je
beweegpatroon, slaapgedrag en stressgehalte is.
En er zijn weegschalen die je vetgehalte weergeven.
Wij haken met onze aanpak in op die golf van
e-health-producten.’
Gemotiveerd blijven om gezonder te leven is
helemaal niet zo vanzelfsprekend, weet cardioloog
Kraaijenhagen. ‘Patiënten zijn na een infarct en een
dotterbehandeling tijdens de revalidatieperiode
supergemotiveerd om gezond te leven. Hun conditie
gaat met sprongen vooruit. Maar daarna neemt het
leven van alledag weer de overhand. Na een jaar is
driekwart van hen weer terug bij af qua ongezonde
leefstijl. Dit komt onder meer door een gebrek aan
nazorg na de hartrevalidatie. De zorgwereld heeft
nooit iets gedaan aan dit terugvalverschijnsel.
De huisarts doet trouw zijn bloedmetingen maar
verdere interventie op het gedrag vindt nauwelijks
plaats. Waarom niet? Dat wordt niet vergoed. Alle
leefstijlinterventies zijn wegbezuinigd. Dat is de
eigen verantwoordelijkheid van de patiënt, was de
afgelopen jaren de heersende politieke opvatting.’
Digitale spaarkaartEen van de BENEFIT-programma’s begint dit jaar in
Amstelveen, waar de lokale Albert Heijn al interesse
heeft getoond voor deelname aan de digitale
spaarkaart. Ook diëtisten en sportscholen in deze
regio willen meedoen.
Kraaijenhagen: ‘Het doel van dit project is vast te
stellen of mensen warmlopen voor kortingen en of
lokale bedrijven bereid zijn kortingen te geven in
ruil voor gespaarde Vitaliteitspunten.
Bij een eerste proef vorig jaar in Tergooi kwamen
wij er achter dat artsen en verpleegkundigen niet
goed kunnen volgen wat hun patiënten nu eigenlijk
in de praktijk deden aan hun leefstijl. Daarom willen
wij ervoor zorgen dat dat de behandelend arts of
verpleegkundige bij een patiënt nagaat of deze zijn
leefstijl wil veranderen. In dat geval ontvangt de
patiënt een voucher, een tegoedbon voor deelname
aan een BENEFIT-programma. De patiënt schrijft
zich in op een website en krijgt een login op zijn
persoonlijke gezondheidsomgeving, waar hij
geholpen wordt ongezonde leefstijlen te veranderen.
De zorgverlener wordt hierdoor ontlast en wij hopen
dat mensen hun gezonde leefstijl langer volhouden.’
Hoofdonderzoeker Evers: ‘De komende drie jaar
gaat een tiental ziekenhuizen in deze richting
experimenteren. Dit wordt een wetenschappelijke
studie waaraan veel patiënten meedoen. Zij krijgen
coaching van een persoon of via een digitale app.’
Sinds begin dit jaar vergoedt de zorgpolis
telemonitoring en teleconsulten tijdens de
hartrevalidatie. Kraaijenhagen: ‘Dit maakt het
voor ziekenhuizen aantrekkelijk mee te doen aan
deze aanpak.’
421 421 30 30 Pendelservice parkeerterreinen
6565
3535
2525
100100 100100
4040662020
Roderik Kraaijenhagen is cardioloog. Samen met zijn vrouw, internist Sabine Pinedo, richtte hij twee jaar geleden het particuliere Amsterdamse gezondheidsbedrijf Vital 10 op, gespecialiseerd in hartrevalidatie.
Andrea Evers is hoogleraar gezondheids-psychologie aan de Universiteit Leiden. Zij is hoofdonderzoeker van het BENEFIT-project, dat poogt hart- en vaatpatiënten met beloningen te verleiden tot een gezonde leefstijl.
‘ Hartpatiënten vallen een jaar na hun operatie al weer terug in ongezonde leefgewoonten.’
De jongste vrijwilliger is 19 jaar, de
oudste 86.
Het oudste jubileum voor vrijwilligers
is tot nu toe 35 jaar
10 Wetenschapsjournaal 11Wetenschapsjournaal
De geheugenpoli is tien jaar geleden opgezet door Claus
in samenwerking met geriater Jacqueline Schuur. Met
adviezen van Philip Scheltens, hoogleraar neurologie en
directeur van het Alzheimercentrum van het VUmc. ‘De
man met de nodige ervaring’, aldus Claus. Vier dagen per
week kunnen patiënten, die zich zorgen maken over hun
geheugen en die door hun huisarts zijn doorverwezen,
terecht bij de poli. Ze worden in een ‘straatje’ onderzocht,
waar ze cognitieve testen, een hersenscan, een elektro-
cardiogram, lab en lichamelijk onderzoek én een gesprek
met de neuroloog en geriater krijgen. Neuroloog Claus: ‘De
heteroanamnese is ook heel belangrijk: het gesprek met de
partner of kinderen’.
Geriater Jacqueline Schuur: ‘Uniek van deze geheugenpoli
is dat patiënten zowel door de geriater als de neuroloog
worden gezien. De ene week is de neuroloog de hoofd-
behandelaar en heeft de geriater een kort gesprek met de
patiënt, de volgende week is het andersom.’ In het multi-
disciplinair overleg wordt vervolgens de diagnose gesteld,
in samenspraak met de neuropsycholoog en opleidings-
assistenten. Claus: ‘Dat levert soms stevige discussie op.’
Schuur: ‘Ja, want we willen die diagnose die heel bepa-
lend is voor iemands leven heel zorgvuldig stellen. We
denken dat de diagnostiek het beste is als je het gezamen-
lijk doet. Daarom kijkt ook de neuropsycholoog mee, die
beoordeelt of de testresultaten misschien zijn beïnvloed
door psychische problemen, zoals angsten, depressies of
overspannenheid.’
De zorgvuldige diagnostiek en methodiek van de ‘straat-
jes’ hebben de geheugenpoli een goede naam bezorgd:
patiënten uit omliggende regio’s melden zich regelmatig.
Inmiddels zijn er 3600 à 3700 patiënten gezien op de poli.
Claus: ‘De gemiddelde leeftijd van de patiënten bij wie
wij de diagnose Alzheimer stellen, ligt op 81,5 jaar. Dat is
een relatief oude populatie, als gevolg van de enigszins
vergrijsde populatie in het Gooi.’
Interessant is de vraag of dementie bij tachtigplussers
De geheugenpoli in Tergooi (locatie Blaricum) heeft een unieke databank. Daarin
is met name veel informatie terug te vinden over het verloop van Alzheimer bij
tachtigplussers – een groep waar relatief weinig onderzoek naar wordt verricht.
Neuroloog Jules Claus: ‘Het is ongelofelijk interessant deze populatie te onderzoeken.
Het hele leven van patiënten komt voorbij.’
Uniek Alzheimeronderzoek in de geheugenpoli van Tergooi
anders verloopt dan bij jongere mensen. Schuur: ‘Er
zitten twee kanten aan: ziektes verlopen bij ouderen
vaak net wat milder en langzamer. Aan de andere kant
zijn ze vatbaarder voor de interferenties van andere
bijkomende problemen. Als ze bijvoorbeeld door een
lichamelijke ziekte een delier krijgen – acute verward-
heid – dan weet je dat die het beloop van dementie
versnelt.’ Juist doordat er vaak andere problemen
spelen, zijn tachtigplussers niet makkelijk te inclu-
deren in onderzoeken, zegt Schuur: ‘Het beeld is door
andere problemen vaak vertroebeld; daardoor is het in
wetenschappelijk onderzoek lastig je pure onderzoeks-
vraag te beantwoorden.’
Claus: ‘Maar we hadden wél die enorme dataset liggen
van die bijna 4000 patiënten. Mijn collega Salka
Staekenborg en ik besloten die in te voeren in de
computer, zodat we met onze eigen databank onder-
zoek konden doen’. Een student was vervolgens een
jaar bezig met alle data in de computer in te voeren.
Het leidde al tot vier publicaties.
Claus: ‘Onze eerste publicatie ging over de vraag: Klopt
het dat dementie bij ouderen bijna altijd gemengde
dementie is? In richtlijnen gaat men er altijd vanuit dat
dat zo is: dat er hetzij door herseninfarcten, hetzij door
wittestofafwijkingen een vasculaire component in zit.
Maar wij zijn nagegaan: komen wittestofafwijkingen in
de hersenen van Alzheimerpatienten in onze populatie
nou meer voor dan bij controlepatiënten? Het antwoord
is: nauwelijks! Je ziet die wittestofafwijkingen zowel
bij controlepatiënten als bij Alzheimerpatiënten.
In onze populatie is het meer een leeftijdseffect.
Wij vinden ook niet veel meer herseninfarcten bij
Alzheimerpatiënten, vergeleken met de controlegroep.
Dus dat sprookje hebben we van tafel geveegd.’
In een volgend onderzoek van Salka Staekenborg en
Jules Claus wordt een andere aanname ontkracht: dat
wittestofafwijkingen altijd invloed hebben op cogni-
tief functioneren. ‘Dat is in onze populatie alleen bij
érnstige wittestofafwijkingen enigszins het geval – dat
is slechts acht procent van het totale aantal patiënten.’
Hun laatste artikel gaat over cognitieve reserves en het
beschermend effect van opleiding. ‘Dat staat momen-
teel erg in de belangstelling. Wat wij zien is dat er
een sterk effect van opleiding is op cognitie. Op het
moment dat wij de diagnose Alzheimer stellen, blijkt
dat hoogopgeleiden bij eenzelfde niveau van cognitie
veel sterkere hippocampusatrofie hebben dan lager
opgeleiden. Een hoger opgeleide kan veel meer hersen-
weefsel inleveren en nog dezelfde cognitie houden.
Dat komt doordat hersenen van een hoger opgeleide
meer netwerken hebben. Er kan meer kapot omdat er
meer overblijft. En áls er iets kapot gaat, zijn er betere
compensatiemechanismen.’
Casus
12 Wetenschapsjournaal 13Wetenschapsjournaal
2013begonnen als project-apotheker in Tergooi (net afgestudeerd).
Wat geeft mij de kracht om door te
leven? Wil ik nog verder? Palliatieve
en terminale patiënten worstelen
bijna allemaal met zingevings- en
levensvragen. Alleen komen ze er
niet snel uit en daarom krijgen ze,
tijdens hun ziekenhuisopname,
geestelijke of spirituele zorg aange-
boden. Maar hoe gaat het verder, als
de patiënt weer naar huis gaat?
‘Tot voor kort kreeg een patiënt na
thuiskomst geen begeleiding meer’,
vertelt Everdien Gardner, die het
Centrum voor Levensvragen in 2018
opzette. Dit deed zij samen met
Tergooi, Vivium, Amaris, Hilverzorg,
Inovum en Kajan. ‘Niet zelden viel zo
iemand daardoor in een zwart gat.
‘ Angst en zorgen hebben invloed op lichamelijke klachten’
Het Centrum voor Levensvragen biedt professionele
ondersteuning aan patiënten met zingevings- en
levensvragen. Als zij deze zorg al in Tergooi ontvingen,
zetten de consulenten van het Centrum deze thuis
voort. Everdien Gardner van het Centrum voor
Levensvragen Gooi en Vechtstreek nam het initiatief
voor de samenwerking met Tergooi. ‘In Tergooi vind ik
veel kennis en bereidheid om de spirituele zorg te geven.’
‘Aan het begin ben je heel naïef‘
Gericht inzetten van antibiotica dringt het onnodig gebruik
hiervan terug en gaat resistentie tegen. In Tergooi werd een
antibioticateam (het A-team) geformeerd om na te gaan in
hoeverre de richtlijnen voor antibioticatoediening werden
nageleefd. Het promotieonderzoek van apotheker Inger
van Heijl, lid van het A-team, naar antibioticagebruik bij
longontstekingpatiënten was een logische vervolgstap.
‘Bij slechts dertig procent van deze groep werd de
richtlijn gevolgd.’
‘Toen ik in 2012 een weten-
schappelijke stage in Tergooi liep,
wist ik dat onderzoek doen echt iets
voor mij was. Ik hoef niet zo nodig
met patiënten te werken, het zijn meer
de medicijnen en de ziektes die mij
interesseren.
Er wordt bij longontstekingen
smallspectrum-antibiotica
geadviseerd maar artsen dienen
vaak breedspectrum-antibiotica
toe. Om dit te reduceren hebben
we een stewardship-interventie
ingevoerd: educatie, audit en feedback
aan artsen. Sinds 2014 moeten
ziekenhuizen een antibioticateam
hebben. De teamleden evalueren
wat artsen voorschrijven en als
dat tegenstrijdig is met de richtlijn
wijzen ze hen daar op. Deze gegevens
gebruiken wij voor mijn onderzoek.
Deze data hebben we geanalyseerd.
Aan het begin van het onderzoek
ben je heel naïef: je denkt dat
ziekenhuizen wel enthousiast
terugmailen als je ze vraagt mee te
doen. Natuurlijk willen ze graag,
maar ze hebben het ook erg druk.
Van de dertig ziekenhuizen die ik
aanschreef, reageerde meer dan de
helft niet. Ik ben gaan bellen, heb hele
schema’s gemaakt met wie ik wanneer
sprak. Je moet er bovenop zitten maar
niet irritant worden. Dat vereist een
slimme werkwijze.
Een andere hobbel was dat we weinig
geld hadden. De ziekenhuizen kregen
weinig betaald voor de data die ze
invoerden. We hebben de helft zelf
moeten invoeren, dat was een hell
of a job. Gelukkig deden de meesten
mee uit eigenbelang. Sinds 2015
moet elk ziekenhuis een A-team
hebben. Meedoen met mijn onderzoek
betekende dat ik de interventies
deed. Dat konden ze dan bij eventuele
inspecties laten zien en het kostte hen
minder tijd dan wanneer ze het zelf
zouden doen.
Zonder de interventies wordt
in dertig procent van de long-
ontstekinggevallen de richtlijn
gevolgd. Artsen waren zich daar
vaak niet bewust van. We hebben de
interventies stapsgewijs ingevoerd.
Iedere drie maanden kwamen er
twee ziekenhuizen bij. Steeds lieten
we zien hoe vaak de richtlijn werd
gevolgd aan de hand van de gemeten
resultaten.’
Inger van Heijl verricht onderzoek naar
juist antibioticagebruik bij patiënten met
longontsteking. Als lid van het A-team
in Tergooi kwam ze in contact met de
onderzoeksgroep in UMCU (Universitair
Medisch Centrum Utrecht). Haar
onderzoek is een samenwerking tussen
Tergooi en deze onderzoeksgroep.
Samenwerken Retrospectief
2015begonnen met promotie-onderzoek (UMCU) over juist antibioticagebruik bij patiënten met longontsteking in Tergooi.
2014lid van het antibioticateam, het A-team. Combinatie van onderzoek doen en als apotheker werken.
2019 resultaten van zo’n 4200 geïncludeerde patiënten zijn binnen.
Daarnaast kunnen angst en zorgen
lichamelijke klachten verergeren. En
dat terwijl steeds meer mensen juist
thuis willen sterven.’
De consulenten van het Centrum
voor Levensvragen zijn geschoold
als geestelijk verzorgers en hebben
ervaring met gesprekken over
belangrijke menselijke vragen. Zij
hebben diverse levensbeschouwe-
lijke achtergronden. De consulent
onderzoekt samen met de patiënt
wat voor hem of haar van waarde is
en wat kracht en houvast geeft.
‘Het Centrum voor Levensvragen
werkt met zzp’ers die ook vaak
een werkkring in het ziekenhuis
hebben’, vertelt Gardner. ‘Dat is fijn
want daardoor blijf je na ontslag uit
het ziekenhuis met dezelfde persoon
te maken hebben. De consulent kan
hierdoor ook gericht doorverwijzen
naar een collega. Er zijn daarnaast
consulenten betrokken bij de PaTz-
groepen (samenwerking huisarts en
wijkverpleging) en het toekomstige
Transmurale Palliatieve Team. Op
deze wijze is de geestelijke verzorging
ingebed in de totale zorg.’
Meer informatie:
centrumlevensvragengooi.nl.
Centrum voor Levensvragen biedt terminale en palliatieve patiënten spirituele zorg.
Apotheker Inger van Heijl onderzoekt onnodig antibioticagebruik
Wetenschapsjournaal12
15Wetenschapsjournaal Wetenschapsjournaal14
Toen een jaar geleden een meisje van
een maand oud werd geopereerd aan
een hartdefect, ontstond er bij haar
een zeer hoge bloeddruk waarvoor
een bloeddrukverlager moest worden
ingezet. Dat werd nitroprusside, een
bloeddrukverlager die ook cyanide
bevat. Van nitroprusside is bekend
dat het een cyanide-intoxicatie kan
veroorzaken maar dit gebeurt dan
veelal pas na drie dagen en als de
patiënt ook risicofactoren als nier- of
leverfunctiestoornissen heeft. Bij dit
kindje trad deze intoxicatie echter al
binnen veertien uur na toediening
op, terwijl de dosering conform de
normale standaard was en bekende
risicofactoren waren uitgesloten.
De intoxicatie werd herkend, waarop
de arts toediening van het geneesmid-
del staakte. Het herstel zette zich in.
‘Gelukkig liep dit goed af. Maar we
wilden natuurlijk achterhalen waarom
deze intoxicatie was opgetreden,’
vertelt Koen van Rhee, bijna afgestu-
deerd ziekenhuisapotheker en promo-
vendus in Tergooi. ‘Niet alleen uit
nieuwsgierigheid, maar ook omdat het
belangrijk is eventueel nog onbekende
bijwerkingen van dit geneesmiddel te
melden, zodat deze in de doseerstan-
daard worden opgenomen.’
Na bestudering van de literatuur vond
de ziekenhuisapotheker in opleiding
dat de hoge dosering nitroprusside
enkel kortdurend gegeven kan
worden. ‘In de doseerstandaard stond
niet vermeld welke dosering voor
kortdurend en welke dosering voor
langdurig gebruik geschikt is. Die on-
duidelijkheid heeft er toe geleid dat
bij dit kindje een forse cyanide-intoxi-
catie optrad. Dit hoeft nu niet meer te
gebeuren; dankzij het casereport dat
wij hierover hebben geschreven, is
kinderformularium aangepast.’
Het is de tweede keer dat Van Rhee
de publieksprijs won tijdens Tergooi
Onderzoekt Vooruit. Twee jaar gele-
den nam hij de prijs mee naar huis
voor zijn presentatie over aanbevel-
ingen rond het antidotum voor
digoxine. Hijzelf geeft aan dat het
vooral toeval is. ‘In Tergooi word
ik gestimuleerd onderzoek te doen.
Als je iets opvallends of afwijkends
tegenkomt tijdens je werk, dan is het
nuttig er iets mee te doen. Ik heb nu
het geluk gehad dat op basis van die
bevindingen, ook daadwerkelijk een
protocol of doseerrichtlijn is aange-
past. Ja, dat motiveert zeker om de
boeken in te duiken als een behande-
ling niet volgens verwachte
scenario’s verloopt.’
Jij bent sinds kort niet meer researchmedewerker, maar datamanager: wat is het verschil?Toen mijn functie als medisch secretaresse op de longaf-
deling vier jaar geleden verdween, ben ik het datamanage-
ment rond een net opgestarte studie naar immunotherapie
gaan doen. Al snel deed ik dit ook voor medicatiestudies
van andere vakgroepen. Als researchmedewerker voerde
ik daarnaast allerlei administratieve taken uit. Omdat
het aantal studies in rap tempo toenam, werd dit teveel.
Bovendien worden de farmaceuten steeds strenger met de
deadlines rond de dataverwerking. Daarom ben ik sinds
kort datamanager; ik verzamel de onderzoeksresultaten
van alle oncologische medicatiestudies die in
Tergooi lopen.
Bij welke medicatiestudies ben jij betrokken?Voordat een farmaceut een nieuw medicijn op de markt
kan brengen, wordt in diverse fases onder meer de werk-
zaamheid en veiligheid onderzocht. Als wij voldoende
patiënten voor de studie hebben én we kunnen binnen
de gestelde tijd data verzamelen en registreren, doen we
mee. Veelal studies naar behandeling van vergevorderde
kanker. Meestal wordt onderzocht of het nieuwe medicijn
beter werkt dan het bestaande en of het bij-
werkingen heeft.
Welke patiëntgegevens verzamel jij voor deze studies?Wij voeren patiëntinformatie in de database van de farma-
ceut. Zo zijn er vragen over de medische voorgeschiedenis:
wanneer is de kanker ontstaan? Welke onderzoeken zijn er
toen gedaan? Welke behandelingen heeft de patiënt gehad?
We noteren de bijwerkingen van het nieuwe medicijn en
elke zoveel weken wordt met een CT-scan de status van de
tumor bekeken. Veel informatie haal ik uit ons eigen elek-
tronisch systeem. Maar ik heb ook overleg met de hoofd-
onderzoeker en de studiecoördinatoren. Wij werken altijd
volgens het protocol van de farmaceut; ik ben intern een
extra controle daarop.’
Je doet dus veel speurwerk?Inderdaad. Ik voel me soms echt de Sherlock Holmes van
Tergooi. Dan worden bijvoorbeeld bijwerkingen genoteerd,
maar dan check ik samen met de behandelend onderzoeker
of deze daadwerkelijk vanwege het medicijn zijn en niet
gerelateerd aan de voorgeschiedenis van de patiënt. Het is
elke keer een puzzel met altijd stukjes die niet
meteen passen.
Wat zou je aan je werk willen veranderen? Ik zou wel een collega willen hebben. Ik heb het vaak te
druk en dan nemen researchcoördinatoren mijn werk-
zaamheden over. Dat is zonde, want zij kunnen hun tijd
beter besteden aan andere zaken, zoals het coördineren
van een studie en opzetten van nieuwe studies. Ik wil me
inschrijven in het kwaliteitsregister van de beroepsver-
eniging; om geregistreerd te blijven moet ik dan jaarlijks
studiepunten halen. Met dit keurmerk laten we als zieken-
huis zien dat we topkwaliteit leveren.
15
Toedienen van bloeddrukverlager nitroprusside kan tot een cyanide-
intoxicatie leiden. Ook als er geen sprake is van risicofactoren bij de patiënt.
Met een casereport over een patiëntje dat dit overkwam won Koen van Rhee,
ziekenhuisapotheker in opleiding, voor de tweede keer de publieksprijs tijdens het
jaarlijks wetenschapssymposium Tergooi Onderzoekt Vooruit.
Tergooi Onderzoekt Vooruit Van Binnen uit
De Sherlock Holmes van Tergooi
Onderzoeksresultaten van allerlei studies moeten worden verzameld en
geregistreerd. Onderzoekers hebben daar zelf geen tijd voor. Daarom
doet de datamanager het voor ze. Hoe gaat dat? Mireille Hooftman,
datamanager oncologische medicatiestudies in Tergooi, vertelt.
Mireille Hooftmandatamanager
Koen van Rhee wint tweede keer publieksprijs
‘ Ik duik graag de boeken in als een behandeling niet volgens scenario verloopt
Pasgeboren kinderen krijgen soms onnodig antibiotica toegediend. De
arts vermoedt dan dat zij lijden aan sepsis terwijl achteraf blijkt dat toch
niet zo is. De sepsis-calculator kan de onnodige toediening van antibiotica
grotendeels terugdringen, ontdekte Niek Achten.
Sepsis is een levensbedreigende ontregeling van het lichaam, vaak in reactie op
een bacteriële infectie. Ongeveer vijf procent van de baby’s krijgt antibiotica,
vertelt Niek Achten. ‘Achteraf blijken de meesten helemaal geen sepsis te
hebben gehad.’
De onderzoeker ontdekte dat het gebruik van antibiotica bijna gehalveerd kan
worden wanneer kinderartsen gebruik maken van een sepsis-calculator. ‘Dat is
een computermodel waarmee je veel beter dan tot nog toe het risico berekent of
een pasgeborene inderdaad lijdt aan sepsis. Het probleem is namelijk dat deze
gevaarlijke aandoening heel zeldzaam is. Slechts één op de duizend geborenen
krijgt ermee te maken. Maar veel allerkleinsten vertonen verschijnselen die
erg veel lijken op die van sepsis, bijvoorbeeld een versnelde ademhaling. De
arts heeft in zo’n geval maar enkele uren om te beslissen of hij antibiotica zal
toedienen. De kindjes hebben een beperkt immuunsysteem en weinig reserves.
Dan kan een sepsis binnen enkele dagen acuut dodelijk aflopen. Het maken van
een kweekje van de bacteriën in het lab kost dagen tijd. De dokter neemt daarom
geen risico en geeft antibiotica. Better safe than sorry, luidt de motivatie. Maar
antibiotica is minder onschuldig voor pasgeborenen dan twintig jaar geleden
gedacht werd. Het kind wordt weggehaald bij de moeder om in het ziekenhuis
een infuus en bloedafname te krijgen. Ook op de lange duur kan antibiotica
negatieve gevolgen hebben. Bijvoorbeeld een duidelijke verandering in de
darmflora van het kind. En jaren later zien we nog verhoogde risico’s, zoals
auto-immuunziekten.’
Promovendus Achten besloot in 2015 in Tergooi te onderzoeken of de
sepsis-calculator, die kort daarvoor in de Verenigde Staten ontworpen was,
artsen inderdaad beter zicht geeft op de vraag of een zuigeling lijdt aan
sepsis. De calculator staat online en de arts voert anoniem de zichtbare
ziekteverschijnselen bij het kind in, bijvoorbeeld snelle ademhaling. Ook andere
verdachte gegevens neemt de calculator mee in zijn oordeel, zoals een te vroege
geboorte en koorts bij de moeder tijdens de bevalling. Het resultaat was tamelijk
spectaculair. ‘Ik ontdekte dat artsen die de calculator gebruiken, 44 procent
minder vaak besluiten tot antibiotica’, aldus Achten.
Trots vertelt hij dat hij en zijn mede-onderzoekers deze bevindingen vorig
jaar hebben gepubliceerd in het vakblad European Journal of Pediatrics.
‘Ik ben erg blij dat dit straks betere zorg voor pasgeborenen oplevert. De
calculator werkt in iedere smartphone en is dus makkelijk toegankelijk. Het
onderzoek bij bijna vierduizend pasgeborenen was een monnikenwerk. Het
verzamelen van de gegevens duurde langer dan gedacht. Ik moest het de eerste
jaren combineren met mijn werk als zaalarts, inclusief de nachtdiensten. Dat
was een hele puzzel, maar met hulp van collega’s is dit gelukt. Dit jaar krijg
ik een wetenschapstoelage van het ziekenhuis, nu kan ik mij volledig aan
het onderzoek wijden. Hopelijk zal ik hierdoor in 2020 promoveren. In mijn
proefschrift beschrijf ik hoe de calculator de zorg kan verbeteren.’
Niek Achten (1990) studeerde
geneeskunde in Utrecht en
liep een wetenschapsstage aan
de Vanderbilt University in
Nashville. Hij werkte als arts-
assistent kindergeneeskunde
in Nederland en Suriname. Zijn
promotieonderzoek voert hij uit
in het Academisch Ziekenhuis
Paramaribo en in Tergooi locatie
Blaricum, samen met het AMC.
De promovendus
Sepsis-calculator belangrijk wapen in de strijd tegen onnodig antibioticagebruik bij pasgeborenen