Transcript
Page 1: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung

Psychologische typen

Lemniscaat

Hoofdstuk X

Page 2: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 2 van 42

Inhoudsopgave A) INLEIDING ....................................................................................................................................................... 3 B) HET EXTRAVERTE TYPE ............................................................................................................................ 4

B1 DE ALGEMENE HOUDING VAN HET BEWUSTZIJN ............................................................................................... 4 B2 DE HOUDING VAN HET ONBEWUSTE ................................................................................................................. 6 B3 DE BIJZONDERHEDEN VAN DE PSYCHOLOGISCHE ELEMENTAIRE FUNCTIES BIJ DE EXTRAVERTE LEVENSHOUDING ................................................................................................................................................... 9

b3.1 Het denken ............................................................................................................................................... 9 b3.2 Het extraverte denktype .......................................................................................................................... 11 b3.3 Het voelen .............................................................................................................................................. 15 b3.4 Het extraverte gevoelstype ..................................................................................................................... 16 b3.5 Samenvatting van de rationele typen .................................................................................................... 18 b3.6 De gewaarwording ................................................................................................................................. 19 b3.7 Het extraverte gewaarwordingstype ...................................................................................................... 20 b3.8 De intuïtie ............................................................................................................................................... 21 b3.9 Het exttaverte intuïtieve type .................................................................................................................. 22 b3.10 Samenvatting van de irrationele typen ................................................................................................. 24

C) HET INTROVERTE TYPE ........................................................................................................................... 25 C1 DE ALGEMENE HOUDING VAN HET BEWUSTZIJN ........................................................................................... 25 C2 DE ONBEWUSTE HOUDING ............................................................................................................................. 27 C3 DE BIJZONDERHEDEN VAN DE PSYCHOLOGISCHE ELEMENTAIRE FUNCTIES BIJ DE INTROVERTE LEVENSHOUDING ................................................................................................................................................. 28

c3.1 Het denken ............................................................................................................................................. 28 c3.2 Het introverte denktype ........................................................................................................................ 30 c3.3 Het voelen .............................................................................................................................................. 32 c3.4 Het introverte gevoelstype ...................................................................................................................... 33 c3.5 Samenvatting van de rationele typen ..................................................................................................... 34 c3.6 De gewaarwording ................................................................................................................................. 35 c3.7 Het introverte gewaarwordingstype ....................................................................................................... 36 c3.8 De intuïtie .............................................................................................................................................. 37 c3.9 Het introverte intuïtieve type .................................................................................................................. 39 c3.10 Samenvatting van de irrationele typen ................................................................................................. 40 c3.11 Hoofdfunctie en hulpfunctie ................................................................................................................. 41

Page 3: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 3 van 42

Algemene beschrijving van de typen

A) Inleiding In het navolgende wil ik trachten een algemene beschrijving te geven van de psychologie der typen. In de eerste plaats van de twee algemene typen, die ik introvert en extravert heb genoemd. In aan-sluiting daarop zal ik dan nog trachten een zekere karakteristiek te geven van die meer speciale typen wier eigen geaardheid ontstaat doordat het individu zich, hoofdzakelijk met behulp van de meest gedifferentieerde functie, aanpast of oriënteert. Ik zou de eerste de algemene typen willen noemen, die worden gekenmerkt door de richting van hun belangstelling, hun libidobeweging, en de laatste daarentegen de functionele typen. De algemene typen onderscheiden zich, zoals in de voorafgaande hoofdstukken herhaaldelijk is besproken, door hun typische verhouding tot het object. Het introverte type neemt daartegenover een abstraherende houding aan en is er in laatste instantie steeds op uit om de libido aan het object te onttrekken, alsof het zich tegen een overmacht van het object te verweren heeft. Het extraverte type daarentegen neemt een positieve houding aan ten aanzien van het object. Het erkent zijn betekenis in zulk een sterke mate dat het zijn subjectieve houding voortdurend op het object oriënteert en betrekt. In laatste instantie is het object voor dit type nooit waardevol genoeg, zodat de betekenis ervan moet worden verhoogd. De beide typen lopen zo sterk uiteen en hun tegenstelling is zo opvallend, dat hun bestaan ook de leken op psychologisch gebied spontaan opvalt wanneer men er hun aandacht eenmaal op heeft gevestigd. Iedereen kent die gesloten, moeilijk te doorgronden, dikwijls schuwe naturen die het scherpst mogelijke contrast vormen met die andere, open, vlotte, dikwijls vrolijke of althans vriendelijke en toegankelijke karakters die met iedereen overweg kunnen, of soms ook overhoop liggen, maar er toch mee in contact staan, invloed op de anderen uitoefenen en hun invloed ondergaan. Men is natuurlijk geneigd om dergelijke verschillen aanvankelijk slechts te beschouwen als individuele gevallen van typische karaktervorming. 360 Wanneer men evenwel in de gelegenheid is om vele mensen grondig te leren kennen, komt men spoedig tot de ontdekking dat men bij deze tegenstelling geenszins te maken heeft met op zichzelf staande individuele gevallen, maar met twee typen die veel algemener zijn dan men op grond van een beperkte psychologische ervaring aanvankelijk geneigd zou zijn te veronderstellen. Inderdaad hebben wij hier, zoals uit de voorafgaande hoofdstukken al duidelijk zal zijn geworden, te maken met een fundamentele tegenstelling die meer of minder duidelijk aan de dag treedt, maar die altijd zichtbaar is wanneer het gaat om individuen die enigszins uitgesproken persoonlijkheden zijn. Dergelijke mensen treffen wij niet alleen aan onder de ontwikkelden, maar zij komen in alle lagen van de bevolking voor, zodat wij onze typen evengoed tegenkomen onder de arbeiders en boeren als onder de meest gedifferentieerde volksgenoten. Ook het verschil in geslacht doet aan dit feit niets toe of af. Dezelfde tegenstelling treedt immers op onder de vrouwen uit alle bevolkingsgroepen. Een dusdanig algemene verspreiding zou moeilijk kunnen optreden wanneer het een kwestie van het bewustzijn betrof, dat wil zeggen een bewust en opzettelijk gekozen houding. In dat geval zou ongetwijfeld een bepaalde, door overeenkomstige opvoeding en ontwikkeling samenhangende en dus ook plaatselijk begrensde bevolkingsgroep de drager van een dergelijk type zijn. Dit is evenwel hoegenaamd niet het geval; veeleer treden de typen naar het schijnt volkomen willekeurig op. In hetzelfde gezin is het ene kind introvert en het andere extravert. Aangezien het type in overeenstemming met deze feiten, als algemeen en willekeurig verspreid verschijnsel, moeilijk een kwestie van bewust oordeel of bewuste bedoeling kan zijn, moet zijn bestaan dus wel aan een onbewuste, instinctieve oorzaak toe te schrijven zijn. De tegenstelling tussen de typen moet dus, als algemeen psychologisch verschijnsel, op de een of andere manier haar biologische voorloper hebben. De verhouding tussen subject en object is, biologisch gezien, altijd een kwestie van aanpassing, waarbij iedere verhouding tussen subject en object modificerende werkingen van het ene op het an-dere veronderstelt. Deze modificaties vormen tezamen het aanpassingsproces. De typische houdingen ten aanzien van het object zijn dus aanpassingsvormen. De natuur kent twee fundamenteel verschillende methoden van aanpassing en van het daardoor mogelijk 361 geworden voortbestaan der levende organismen. De ene is die van grotere vruchtbaarheid bij een betrekkelijk gering vermogen tot zelfhandhaving en geringe levensduur van het individu; de andere die van het toerusten van het individu met vele middelen tot zelfhandhaving bij een betrekkelijk geringe vruchtbaarheid. Deze biologische tegenstelling is, naar het mij voorkomt, niet slechts een analogie, maar ook de algemene grondslag van onze beide psychologische aanpassingswijzen. In dit verband wil ik hier alleen wijzen op de neiging van het extraverte type om zich voortdurend weg te schenken

Page 4: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 4 van 42

en in alles op te gaan, en op de tendens van het introverte type daartegenover om zich te verweren tegen alles wat van buitenaf komt, zich te onthouden van alle energieverbruik dat betrekking heeft op het object, en voor zichzelf een zo veilig en sterk mogelijke positie te veroveren. De intuïtie van Blake heeft daarom de beide typen niet onaardig het 'prolific' en het 'devouring' type genoemd (het vruchtbare en het verslindende type). Zoals de algemene biologie bewijst, zijn beide methoden bruikbaar en hebben zij elk op hun manier succes, evenals de verschillende typen. Wat het ene bereikt door veelvuldige verhoudingen, bereikt het andere langs de weg van een monopolie. Het feit dat het type soms al merkbaar is bij kinderen in de eerste levensjaren, brengt ons ertoe om aan te nemen dat het geenszins de strijd om het bestaan is, zoals deze algemeen wordt opgevat, die tot een bepaald type noodzaakt. Men zou weliswaar, en dat op goede gronden, hiertegen kunnen aanvoeren dat ook het onmondige kind, ja zelfs de zuigeling al een onbewust psychologisch aanpas-singsproces heeft doorgemaakt, aangezien vooral het karakter van de moederlijke invloeden tot typische reacties bij het kind leidt. Dit argument kan zich op onmiskenbare feiten baseren, maar kan worden ontzenuwd door het even onmiskenbare feit dat twee kinderen van een en dezelfde moeder al vroeg van een verschillend type kunnen blijken te zijn, zonder dat er ook maar het geringste verschil in de houding van de moeder kan worden aangetoond. Hoewel ik onder geen beding de moeilijk te overschatten betekenis van de invloed der ouders zou willen geringschatten, leidt deze ervaring toch tot de conclusie dat de doorslaggevende factor in de dispositie van het kind moet zijn gelegen. Het moet in laatste instantie wel aan de individuele aanleg worden toegeschreven dat bij een zo groot mo-gelijke gelijkvormigheid van de uitwendige omstandigheden het ene kind tot het ene type blijkt te behoren en het andere tot het andere. 362 Ik heb hierbij natuurlijk slechts die gevallen op het oog waarin van normale omstandigheden sprake is. Onder abnormale omstandigheden, dat wil zeggen: wanneer men heeft te doen met een extreme en dus abnormale houding van de moeder, kan men de kinderen ook wel een betrekkelijk gelijksoortige houding opdwingen, met verkrachting van hun oorspronkelijke aanleg, die wellicht tot een ander type zou hebben geleid wanneer er geen abnormale invloeden van buitenaf storend hadden ingegrepen. Wanneer een dergelijke, door uitwendige invloeden veroorzaakte vervalsing van het type plaatsheeft, wordt het individu later meestal neurotisch en kan het slechts worden genezen door de ontwikkeling van de van nature bij het individu passende houding. Wat nu die typische aanleg betreft: daarover weet ik niets anders te zeggen dan dat er blijkbaar individuen zijn die zich gemakkelijker op de ene dan op de andere wijze aanpassen. Hierbij spelen vermoedelijk voor onze kennis nog niet toegankelijke, in laatste instantie fysiologische oorzaken een rol. Dat dit waarschijnlijk het geval is, concludeer ik uit mijn ervaring dat een verandering van het type het fysiologische welzijn van het organisme onder bepaalde omstandigheden ernstig kan schaden, doordat zij meestal een ernstige uitputting tot gevolg heeft.

B) Het extraverte type Ter wille van de overzichtelijkheid en de duidelijkheid van de formulering is het nodig om bij de beschrijving van dit en de volgende typen de psychologie van het bewuste en die van het onderbe-wuste uit elkaar te houden. Wij gaan daarom eerst over tot een beschrijving van de bewustzijnsverschijnselen. b1 De algemene houding van het bewustzijn Zoals men weet oriënteert iedereen zich op de gegevens die hij uit de buitenwereld ontvangt; en toch zien wij dat dit op een meer of minder doorslaggevende manier kan gebeuren. De een laat zich door het feit dat het buiten koud is, onmiddellijk ertoe bewegen een overjas aan te trekken; de ander evenwel acht dit overbodig, omdat hij het beter acht zich te harden. De een bewondert de nieuwe tenor, 363 omdat iedereen met hem dweept; de ander doet het niet, niet zozeer omdat hij hem niet waardeert, maar omdat hij van mening is dat wat door iedereen wordt bewonderd, heus nog niet altijd be-wonderenswaardig hoeft te zijn. De een schikt zich in de gegeven omstandigheden, omdat de ervaring leert dat iets anders nog niet mogelijk is; de ander daarentegen is van oordeel dat het, als het al duizendmaal zo gegaan is, de duizend-en-eerste nu maar eens anders moet gebeuren. De eerste richt zich naar de gegeven uiterlijke feiten; de laatste veroorlooft zich een eigen opvatting die zich tussen hem en het objectief gegevene in schuift. Wanneer nu de oriëntatie op het object en het objectief gegevene zodanig overweegt dat de meeste en voornaamste besluiten en handelingen niet worden beheerst door subjectieve opvattingen, maar door de objectieve verhoudingen, dan spreekt men van een extraverte oriëntatie. Is deze tot gewoonte geworden, dan spreekt men van een

Page 5: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42

extravert type. Wanneer iemand zodanig denkt, voelt en handelt, in één woord: zodanig leeft dat hij zich in directe overeenstemming bevindt met de objectieve verhoudingen en de daardoor gestelde eisen, zowel in het goede als in het slechte, dan is hij extravert. Hij leeft op een dusdanige wijze dat kennelijk het object als bepalende grootheid in zijn bewustzijn een grotere rol speelt dan zijn subjectieve opvattingen. Ongetwijfeld bezit hij deze, maar de determinerende kracht daarvan is geringer dan die van de uitwendige, objectieve omstandigheden. Hij verwacht dan ook nimmer dat hij in zijn innerlijk zal stuiten op enige onvoorwaardelijke factor, omdat hij deze alleen buiten zichzelf kent. Op epimetheïsche (=???) wijze legt zijn innerlijk het af tegen de van buitenaf komende eisen. Zeker niet zonder strijd, maar het resultaat is altijd in het voordeel van de objectieve factoren. Zijn gehele bewustzijn is naar buiten gericht, omdat de belangrijke en doorslaggevende determinaties (=1 bepaling, vaststelling, besluit 2 (filosofie) het doen ontstaan van een ondergeordend begrip door toevoeging van een nieuw kenmerk) altijd weer van buitenaf komen. Dit gebeurt evenwel alleen doordat hij ze van buitenaf verwacht. Uit deze grondhouding vloeien als het ware alle karakteristieke kenmerken van zijn psychologie voort, voorzover deze niet het gevolg zijn, hetzij van het primaat van een bepaalde psychologische functie, hetzij van individuele eigenaardigheden. De belangstelling en de opmerkzaamheid zijn gericht op het objectieve gebeuren; in eerste instantie op dat in de naaste omgeving. Het zijn niet alleen de personen, maar ook de zaken die de belang-stelling boeien. Daarom richt ook het handelen zich naar de invloed van personen en zaken. 364 Het wordt onmiddellijk op objectieve gegevens en determinaties betrokken en is als het ware daaruit geheel te verklaren. Het handelen wordt duidelijk door de objectieve omstandigheden bepaald. Voorzover het niet zuiver reactief is op prikkels uit de omgeving, draagt het toch steeds een op concrete verhoudingen georiënteerd karakter en vindt het binnen de grenzen van het objectief gegevene voldoende en gepaste speelruimte. Het vertoont geen enkele serieuze tendens om deze grenzen te overschrijden. Hetzelfde geldt voor de belangstelling: van de objectieve gebeurtenissen gaat een vrijwel onuitputtelijke prikkel uit, zodat de belangstelling normaal gesproken nooit naar iets anders verlangt. De zedelijke wetten van het handelen zijn identiek met de overeenkomstige eisen van de maatschappij, respectievelijk met de algemeen geldende zedelijke opvattingen. Als de algemeen gangbare opvatting een andere was geweest, dan zouden ook de subjectieve zedelijke richtlijnen anders zijn geweest, zonder dat er daardoor iets veranderd zou zijn in de algemene psychologische houding. Deze sterke bepaaldheid door objectieve factoren betekent evenwel geenszins, zoals men wellicht zou denken, een volledige of zelfs ideale aanpassing aan de levensomstandigheden als zodanig. Voor een extraverte opvatting moet een dergelijke inpassing in het objectief gegevene een volledige aanpassing lijken, want deze opvatting beschikt niet over een ander criterium. Vanuit een hoger standpunt bezien is daarmee in het geheel niet gezegd dat het objectief gegevene ook onder alle omstandigheden het normale is. De objectieve omstandigheden kunnen plaatselijk of voor een bepaalde periode abnormaal zijn. Een individu dat in deze omstandigheden ingepast is, heeft wel deel aan het abnormale van zijn omgeving, maar verkeert tegelijkertijd met deze gehele omgeving in een abnormale situatie ten aanzien van de algemeen geldige levenswetten. De enkeling kan daarbij weliswaar gedijen, maar alleen zolang totdat hij met zijn gehele omgeving te gronde gaat als gevolg van het zondigen tegen de algemene levenswetten. Deze ondergang moet hij met dezelfde zekerheid meemaken als waarmee hij van tevoren in het objectief gegevene was ingepast Het ging namelijk bij hem om inpassing en niet om aanpassing want aanpassing vereist méér dan een zonder verweer zich later meedrijven op de stroom van de onmiddellijke omgeving. (Ik verwijs hier naar Spittelers Epimetheus.) Zij vereist een rekening houden met de wetten die van algemener strekking zijn dan de plaatselijke verhoudingen van het ogenblik. 365 De loutere inpassing is de beperktheid van het normale extraverte type. Zijn normaal-zijn dankt het enerzijds aan het feit dat het relatief zonder weerstand in de gegeven omstandigheden is ingepast en vanzelfsprekend geen andere pretenties heeft dan het verwezenlijken van de objectief gegeven mogelijkheden. Dus kiest het bijvoorbeeld het beroep dat op deze plaats en in deze tijd de meeste mogelijkheden biedt, of doet of vervaardigt het juist datgene waaraan de omgeving op het moment be-hoefte heeft en wat zij van hem verwacht; of het onthoudt zich van alle nieuwigheden die niet absoluut voor de hand liggen of in ander opzicht verder gaan dan de verwachtingen van de omgeving. Aan de andere kant evenwel wordt zijn normaal-zijn ook bepaald door het belangrijke feit dat het extraverte type rekening houdt met de feitelijke realiteit van zijn subjectieve behoeften en noodzakelijkheden. Hier ligt namelijk zijn zwakke punt, want de tendens van zijn type is dusdanig naar buiten gericht dat hij gemakkelijk ook aan het meest voor de hand liggende van alle subjectieve feiten, namelijk het welzijn van zijn lichaam, niet voldoende aandacht schenkt, als zijnde niet voldoende objectief, te weinig 'buitenwereld', zodat de voor het fysieke welzijn onmisbare bevrediging van elementaire

Page 6: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 6 van 42

behoeften niet meer plaatsheeft. Als gevolg daarvan lijdt het lichaam, om maar te zwijgen van de ziel. Van dit laatste feit merkt het extraverte type evenwel in de regel weinig - maar zijn huisgenoten des te meer. Voor hemzelf wordt het verlies van het evenwicht pas merkbaar wanneer abnormale lichamelijke gevoelens zich kenbaar maken. Dit tastbare feit kan hij niet negeren. Het spreekt vanzelf dat hij die gevoelens voor concreet en objectief houdt, want voor zijn mentaliteit bestaat er nu eenmaal niets anders — bij hem. Bij anderen heeft hij de ingebeeldheid onmiddellijk door. Een te extraverte houding kan zozeer onbarmhartig tegenover het subject worden dat dit geheel wordt opgeofferd ter wille van de zogenaamde objectieve eisen, bijvoorbeeld door een voortdurend uitbreiden van de zaak, hoewel er al voldoende bestellingen aanwezig zijn en de gegeven mogelijkheden nog moeten worden verwezenlijkt. Het gevaar van het extraverte type is dat het in de objecten wordt getrokken en er zichzelf geheel en al in verliest. De daardoor ontstaande functionele (nerveuze) of werkelijke, lichamelijke storingen hebben een compensatoire betekenis, want zij dwingen het subject tot onvrijwillige zelfbeperking. Zijn de symptomen van functionele aard, dan kunnen zij door hun typische geaardheid symbolisch de psychologische situatie tot uitdrukking brengen. 366 Zo kon een zanger wiens roem snel een gevaarlijke hoogte had bereikt, waardoor hij tot een onevenredig groot energiegebruik werd gedwongen, door een nerveuze remming plotseling de hoge noten niet meer halen. Bij iemand die in uiterst korte tijd zich van een bescheiden begin had opgewerkt tot een zeer invloedrijke en veelbelovende maatschappelijke positie, traden plotseling in neurotische vorm alle symptomen van alpenziekte op. Een man die op het punt stond om een door hem verafgode en mateloos overschatte vrouw van zeer twijfelachtig karakter te huwen, leed plotseling aan zenuwkrampen op de maag, waardoor hij gedwongen was genoegen te nemen met twee koppen melk per dag, die hem elk drie uur kostten om naar binnen te worden gewerkt. Daardoor moest hij al zijn tijd aan zijn voeding besteden en had hij dus geen gelegenheid meer om zijn bruid te bezoeken. Een man die de hoeveelheid werk niet meer aankon die zijn door eigen verdienste geweldig gegroeide zaak hem bezorgde, kreeg last van nerveuze aanvallen van dorst, waardoor hij al spoedig het slachtoffer werd van een hysterisch alcoholisme. Naar het mij voorkomt is hysterie verreweg de meest voorkomende neurose van het extraverte type. Het klassieke geval van hysterie wordt altijd gekenmerkt door een overdreven contact met personen uit de omgeving, en evenzo is de bijna imiterende inpassing in de omstandigheden een typische eigenaardigheid. Een grondtrek van elke hysterie is de voortdurende neiging om zich interessant voor te doen en indruk te maken op de omgeving. Een correlaat daarvan is de spreekwoordelijke suggestibiliteit, de beïnvloedbaarheid door anderen. Een onmiskenbare extraversie komt ook tot uiting in de mededeelzaamheid van de hysterici, die soms zover gaat dat het komt tot een mededeling van zuiver gefantaseerde feiten, wat aanleiding geeft tot het verwijt van leugenachtigheid. Het hysterische 'karakter' is dus in de eerste plaats een overdrijving van de normale houding, die dan evenwel wordt gecompliceerd door compensatoire reacties van de kant van het onbewuste, waardoor de psychische energie van overdreven extraversie door lichamelijke storingen wordt gedwongen tot introversie. Door de reactie van het onbewuste ontstaat er een andere categorie van symptomen die een meer introvert karakter dragen. Hiertoe behoort in de eerste plaats de tot ziekelijkheid opgezweepte activiteit van de fantasie. 367 Na deze algemene karakteristiek van de extraverte houding gaan wij nu over tot de beschrijving van de veranderingen die de psychologische elementaire functies ondergaan ten gevolge van deze extraversie.

b2 De houding van het onbewuste Het lijkt misschien bevreemdend wanneer ik van een 'houding van het onbewuste' spreek. Zoals ik al eerder heb uiteengezet, stel ik mij de verhouding van het onbewuste tot het bewustzijn als een compensatoire voor. Volgens deze opvatting kan het onbewuste evengoed een 'houding' hebben als het bewustzijn. Ik heb hierboven de nadruk gelegd op de neiging tot eenzijdigheid van de extraverte houding, en met name op de overheersende invloed van de objectieve factor in het verloop van het psychische proces. Het extraverte type staat steeds bloot aan de verleiding om zich (schijnbaar) ten bate van het object weg te schenken en zijn subject aan het object te assimileren. Ik heb uitvoerig gewezen op de consequenties die voortvloeien uit de overdrijving van de extraverte bonding, namelijk op de schadelijke onderdrukking van het subjectieve element. Men mag dus verwachten dat een psychische compensatie voor de bewust extraverte houding bijzondere nadruk zal leggen op het subjectieve moment; dat wil zeggen dat wij in het onbewuste een sterk egocentrische tendens zullen moeten aantonen. Dit blijkt in de praktijk ook inderdaad mogelijk. Ik ga hier niet in op de casuïstiek, maar verwijs daarvoor naar de volgende paragrafen, waarin ik bij elk functioneel type de karakteristieke

Page 7: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 7 van 42

houding van het onbewuste tracht weer te geven. Voorzover het in deze paragraaf slechts gaat om de compensatie van de extraverte houding in het algemeen, beperk ik mij tot een even algemene karakteristiek van de compenserende houding van het onbewuste. Deze draagt, teneinde de bewuste extraverte houding doeltreffend aan te kunnen vullen, tot op zekere hoogte een introvert karakter. Het onbewuste concentreert de energie op het subjectieve moment, dat wil zeggen op al die behoeften en eisen die door een te extraverte bewuste houding worden onderdrukt of verdrongen. Het is, zoals al door het voorafgaande duidelijk zal zijn geworden, gemakkelijk te begrijpen dat een oriëntatie op het object en op het objectief gegevene een massa subjectieve roerselen, meningen, wensen en noodzakelijkheden geweld aandoet en berooft van de energie waarop zij van nature recht hebben. 368 De mens is nu eenmaal geen machine die men desgewenst voor geheel andere doeleinden kan omvormen en die dan op geheel andere wijze even regelmatig functioneert als vroeger. De mens draagt steeds zijn eigen geschiedenis en die van de hele mensheid met zich mee. De historische factor vertegenwoordigt evenwel een vitale behoefte waaraan een wijs beleid bevrediging moet schenken. Het oude moet in het nieuwe op de een of andere manier aan het woord kunnen komen en meeleven. De algehele assimilatie aan het object stuit daarom op het protest van de onderdrukte minderheid van het voorafgaande en van datgene wat er van begin af aan is geweest. Op grond van deze zeer algemene overweging is het gemakkelijk te begrijpen waarom de onbewuste eisen van het extraverte type een eigenlijk primitief en infantiel, zelfzuchtig karakter hebben. Wanneer Freud van het onbewuste zegt dat het 'alleen maar wensen' kan, geldt dit in sterke mate voor het onbewuste van het extraverte type. De inpassing in en assimilatie aan het objectief gegevene verhindert de bewustmaking van daartoe niet voldoende krachtige subjectieve roerselen. Deze tendensen (ge-dachten, wensen, affecten, behoeften, gevoelens, enzovoort) nemen in overeenstemming met de graad van hun verdringing een regressief karakter aan, dat wil zeggen: zij worden infantieler en archaïscher (archaïsch=behorend tot of betrekking hebbend op een zeer oud tijdperk) naarmate zij minder worden erkend. De bewuste houding berooft ze van hun betrekkelijk disponibele energielading en laat hun slechts datgene aan energie wat er niet aan onttrokken kan worden. Deze rest, die al met al van niet te on-derschatten kracht is, is datgene wat men als oorspronkelijk instinct moet beschouwen. Het instinct kan door willekeurige maatregelen van het afzonderlijke individu niet worden uitgeroeid; daartoe zou veeleer de geleidelijke organische omvorming van vele generaties nodig zijn, want het instinct is de energetische uitdrukking van een bepaalde organische aanleg. Zo blijft ten slotte bij elke onderdrukte tendens een aanzienlijke hoeveelheid energie, overeenstemmend met de kracht van het instinct, behouden en handhaaft haar activiteit, hoewel zij door de onttrekking van energie onbewust werd. Hoe volkomener de bewuste extraverte houding is, des te infantieler en archaïscher is de onbewuste houding. Het is soms een -het kinderlijke ver overtreffend en het nietsontziende benaderend - brutaal egoïsme dat de onbewuste houding kenmerkt. Hier treffen wij die incestverlangens die Freud beschrijft, in volle bloei aan. 369 Het spreekt vanzelf dat deze dingen totaal onbewust zijn en ook voor het oog van de toeschouwende leek verborgen blijven, zolang de extraverte bewuste houding betrekkelijk gematigd blijft. Komt het evenwel tot een overdrijving van het bewuste standpunt, dan treedt ook het onbewuste symptomatisch aan de dag, dat wil zeggen: het onbewuste egoïsme, infantilisme en archaïsme verliest zijn oorspron-kelijk compensatoire karakter, doordat het in een min of meer openlijke oppositie komt tegen de bewuste houding. Dit gebeurt om te beginnen door een absurde overdrijving van het bewuste standpunt die moet dienen tot een onderdrukking van het onbewuste, maar die in de regel eindigt met een overdrijving ad absurdum van het bewuste standpunt — dat wil dus zeggen met een crisis. Deze catastrofe kan een objectief karakter dragen doordat de objectieve doeleinden geleidelijk tot subjectieve worden vervalst. Zo had zich bijvoorbeeld een drukker in twintig jaar hard werken opgewerkt van eenvoudig bediende tot onafhankelijk eigenaar van een zeer belangrijke zaak. Deze breidde zich steeds meer uit en hij ging er voortdurend meer in op. Hij liet er geleidelijk al zijn interesses voor varen. Zodoende werd hij geheel door zijn zaak opgeslokt en dit leidde op de vol-gende wijze tot zijn verderf. Onbewust herleefden, als compensatie voor zijn uitsluitend zakelijk ingesteld-zijn, bepaalde herinneringen uit zijn jeugd. Daarin had hij namelijk veel van tekenen en schilderen gehouden. In plaats van nu deze gave als een nevenactiviteit naast zijn werk opnieuw te ontplooien om meer evenwicht te krijgen, kanaliseerde hij haar in zijn zaak en begon hij te dromen van een 'artistieke' vormgeving van zijn producten. Tot zijn ongeluk werden deze fantasieën werkelijkheid: hij begon inderdaad volgens zijn primitieve en infantiele smaak te produceren, met het resultaat dat zijn zaak na een paar jaar absoluut naar de knoppen was. Hij had gehandeld overeenkomstig een van

Page 8: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 8 van 42

onze 'cultuuridealen': een man van de daad moet al zijn energie op een doel concentreren. Hij was echter te ver gegaan en viel ten prooi aan zijn subjectieve, infantiele verlangens. De catastrofale ontknoping kan evenwel ook van subjectieve aard zijn en tot uiting komen in een nerveuze crisis. Dit gebeurt altijd in de vorm dat de onbewuste tegenactie ten slotte erin slaagt de be-wuste activiteit lam te leggen. In dit geval dringen de eisen van het onbewuste zich categorisch aan het bewustzijn op en verwekken ze zodoende een noodlottige tweespalt, die meestal ertoe leidt dat de mensen ofwel niet meer weten wat zij eigenlijk willen en in niets meer zin hebben, ofwel te veel tegelijk willen en te veel zin hebben, maar dan in onmogelijke dingen. 370 De uit culturele overwegingen dikwijls noodzakelijke onderdrukking van infantiele en primitieve verlangens leidt tot een neurose of tot misbruik van middelen als alcohol, morfine, cocaïne, enzovoort. In nog ernstiger gevallen eindigt de tweespalt met zelfmoord. Het is namelijk een opvallende eigenaardigheid van de onbewuste tendensen dat zij, met name in de mate waarin zij door bewuste niet-erkenning van hun energie worden beroofd, een destructief karakter aannemen zodra zij ophouden compensatoir te zijn. Zij houden evenwel op compensatoir te werken wanneer zij een laagtepeil hebben bereikt dat correspondeert met een cultuurniveau dat met het onze ten enenmale onverenigbaar is. Vanaf dit ogenblik vormen de onbewuste tendensen een aan de bewuste houding in ieder opzicht vijandig blok, waarvan het bestaan tot een open conflict leidt. Het feit dat de houding van het onbewuste die van het bewustzijn compenseert, komt in het algemeen tot uitdrukking in het feit van het psychische evenwicht. Een normale extraverte houding betekent natuurlijk nooit dat het individu nu ook altijd en overal volgens het extraverte schema handelt. Onder alle omstandigheden zal men bij hetzelfde individu tal van psychologische processen kunnen waarnemen waarbij het mechanisme van de introversie in beweging komt. Extravert noemen wij immers alleen die houding waarin het mechanisme van de extraversie de overhand heeft. In dit geval is dan steeds de meest gedifferentieerde psychische functie extravert ontwikkeld, terwijl de minder gedifferentieerde functies introvert functioneren. Dat wil zeggen; de meerwaardige functie is het meest bewust en volledig onderworpen aan de controle van het bewustzijn en aan de bewuste bedoeling, terwijl de minder gedifferentieerde functies ook minder bewust, respectievelijk gedeeltelijk onbewust en in veel mindere mate aan de willekeur van het bewustzijn zijn onderworpen. De meerwaardige functie is steeds de uitdrukking van de bewuste persoonlijkheid, haar bedoeling, haar wil en haar prestatie, terwijl de minder gedifferentieerde functies behoren tot de dingen die iemand overkomen. Het hoeven niet perse versprekingen en andere vergissingen van die aard te zijn, maar zij kunnen ook de vrucht zijn van half- of driekwart-bewuste bedoelingen, omdat de minder gedifferentieerde functies ook een geringere mate van bewustheid bezitten. 371 Een klassiek voorbeeld hiervan is het extraverte gevoelstype dat zich kan verheugen over een uitnemend gevoelscontact met zijn omgeving, maar dat zich zo nu en dan laat verleiden tot uitlatingen die getuigen van een moeilijk te overtreffen gebrek aan tact. Deze uitingen zijn een uitvloeisel van zijn minder gedifferentieerde en minder bewuste denken, dat alleen ten dele onder zijn controle staat en bovendien maar ten dele op het object betrokken is, waardoor het soms hoegenaamd geen rekening houdt met anderen. De minder gedifferentieerde functies verraden bij de extraverte houding steeds een buitengewoon sterke subjectieve bepaaldheid door uitgesproken egocentriciteit en persoonlijke vooringenomenheid, waaruit hun nauwe samenhang met het onbewuste blijkt. In hen treedt het onbewuste voortdurend aan de dag. Men moet dan ook niet denken dat het onbewuste steeds onder de nodige lagen begraven ligt en als het ware slechts door een moeizame diepteboring aan het licht kan worden gebracht. Het onbewuste vloeit integendeel voortdurend in het psychologische gebeuren over, en wel in zulk een sterke mate dat het de waarnemer dikwijls moeilijk valt om uit te maken welke karaktereigenschappen aan de bewuste persoonlijkheid moet worden toegeschreven, en welke aan de onbewuste. Deze moeilijkheid treedt in het bijzonder op bij personen die zich wat overvloediger uitdrukken dan anderen. Het hangt natuurlijk ook sterk af van het ingesteld-zijn van de waarnemer of hij meer het bewuste, dan wel het onbewuste karakter van een persoonlijkheid aanvoelt. In het algemeen zal een kritisch aangelegde waarnemer eerder het bewuste karakter aanvoelen, terwijl een op waarnemen ingestelde meer door het onbewuste karakter zal worden beïnvloed, want het oordeel interesseert zich meer voor de bewuste motivering van het psychologische gebeuren, terwijl de waarneming meer het naakte feit registreert. Voorzover we evenwel tegelijkertijd waarnemend en oordelend optreden, zal het ons licht gebeuren dat een persoonlijkheid ons tegelijkertijd introvert en extravert voorkomt, zonder dat wij vooralsnog zouden kunnen zeggen aan welke houding de meerwaardige functie toekomt. In dergelijke gevallen kan alleen een grondige analyse van de functionele eigenschappen tot een definitieve beslissing leiden. Daarbij dient men erop te letten welke functie geheel en al onderworpen is aan de controle en de motivering van het bewustzijn, en welke

Page 9: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 9 van 42

functies het karakter van het toevallige onspontane dragen. De eerste functie is steeds sterker gedifferentieerd dan de overige functies, die bovendien ietwat infantiele en primitieve eigenschappen bezitten. 372 Soms wekt de eerstgenoemde functie de indruk van normaliteit, terwijl de andere iets abnormaals of pathologisch over zich hebben. b3 De bijzonderheden van de psychologische elementaire functies bij de extraverte levenshouding

b3.1 Het denken Ten gevolge van de algemene extraverte houding oriënteert het denken zich op het object en de objectieve gegevens. Deze oriëntatie van het denken leidt tot een uitgesproken eigenaardige houding. Het denken als zodanig wordt aan de ene kant gevoed door subjectieve, in laatste instantie onbewuste bronnen, en aan de andere kant door de langs de weg der zintuiglijke waarnemingen verworven objectieve gegevens. Het extraverte denken wordt in hogere mate door deze laatste bepaald dan door de eerste. Het oordeel gaat altijd uit van een norm; voor het extraverte denken is in hoofdzaak de aan de objectieve verhoudingen ontleende maatstaf de geldige en doorslaggevende norm, onverschillig of deze in een objectief, zintuiglijk waarneembaar feit dan wel in een objectief idee is belichaamd, want de laatste is eveneens iets dat uitwendig gegeven en aan de buitenwereld ontleend is, ook als deze subjectief wordt aanvaard. Het extraverte denken hoeft daarom geenszins een louter concreet feitelijk denken te zijn, maar het kan evenzeer een ideëel karakter dragen, als het maar vaststaat dat de ideeën die het beheersen, in sterke mate aan de buitenwereld zijn ontleend, dat wil zeggen door traditie, opvoeding en ontwikkeling zijn verworven. Het criterium waarnaar men beslist of het denken extravert is, is dus in de eerste plaats gelegen in de vraag naar welke norm het oordeel zich richt; of deze van de buitenwereld is overgenomen dan wel van subjectieve oorsprong is. Een verder criterium is de richting van de gevolgtrekkingen, namelijk de vraag of het denken bij voorkeur naar buiten is gericht of niet. Het feit dat het denken zich bezighoudt met concrete voorwerpen, is nog geen bewijs voor zijn extravert karakter, want ik kan mijn gedachten met iets concreets bezighouden en toch ervan abstraheren of mijn denken erdoor concretiseren. Ook al houdt mijn denken zich met concrete dingen bezig en zou het dus daarom extravert kunnen worden genoemd, toch blijft het nog de vraag— en dat is ten slotte beslissend — 373 welke richting dit denken zal inslaan: of het op den duur opnieuw zal leiden tot objectieve, concrete feitelijkheden, tot uitwendige dingen of tot reeds bestaande begrippen, of niet. Voor het praktische denken van de koopman, de technicus, de natuurwetenschappelijke onderzoeker is het gericht-zijn op het object zonder meer duidelijk. Bij het denken van de filosoof kan er nog twijfel bestaan wanneer zijn denken op ideeën is gericht. In dit geval moet aan de ene kant worden nagegaan of deze ideeën louter abstracties zijn van ervaringen met het object, en dus uiteindelijk niets anders zijn dan collectieve begrippen van een hogere orde die een aantal objectieve feiten samenvatten; en aan de andere kant dient men te onderzoeken of deze ideeën (met name wanneer zij kennelijk geen abstracties van directe ervaringen zijn) soms zijn ontleend aan de traditie of aan het geestelijke milieu. Luidt het antwoord op deze vraag bevestigend, dan behoren dergelijke ideeën eveneens tot de categorie van de objectieve gegevens en moet ook dit denken extravert worden genoemd. Hoewel ik mij heb voorgenomen het wezen van het introverte denken niet hier, maar in een latere paragraaf te behandelen, lijkt het mij toch onvermijdelijk om er hier al een en ander van te zeggen. Want wanneer men zich goed rekenschap geeft van wat ik zojuist over het extraverte denken heb gezegd, zou men licht tot de conclusie komen dat ik daaronder eigenlijk alles versta wat men denken kan noemen. Een denken immers dat noch op objectieve feiten gebaseerd is, noch van algemene ideeën uitgaat, verdient de naam van denken niet — zo zou men geneigd zijn te zeggen. Ik ben mij ervan bewust dat onze tijd en de beste vertegenwoordigers daarvan slechts het extraverte denktype kennen en erkennen. Dit is aan de ene kant een gevolg van het feit dat in de regel alle denken dat aan de oppervlakte verschijnt in de vorm van wetenschap, filosofie of kunst, hetzij regelrecht uit het object voortvloeit, hetzij op algemene ideeën uitloopt. Om beide redenen treedt het op, zo niet altijd als evident, dan toch in wezen als begrijpelijk en dus als relatief steekhoudend. In deze zin kan men zeggen dat eigenlijk alleen maar het extraverte intellect, dat wil zeggen juist datgene wat zich oriënteert op het objectief gegevene, bekend is. Nu bestaat er evenwel — en daarmee kom ik vanzelf op het introverte denken — nog een geheel andere vorm van denken waaraan men zelf moeilijk de naam van 'denken’ kan ontzeggen, namelijk

Page 10: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 10 van 42

een vorm die zich noch op de directe ervaring, noch op het algemene en objectief overgeleverde denken oriënteert. 374 Ik kom op de volgende manier tot deze andere vorm van denken. Wanneer mijn gedachten zich bezighouden met een concreet object of met een algemene idee, en wel zodanig dat de richting van mijn gedachten in laatste instantie weer tot mijn objecten terugleidt, dan is dit intellectuele gebeuren niet het enige psychische proces dat zich op dat ogenblik in mij afspeelt. Ik laat nu alle mogelijke gewaarwordingen en gevoelens nog daar die zich naast mijn gedachtegang in meer of minder storende mate doen gelden, maar ik wil er de nadruk op leggen dat mijn van het objectief gegevene uitgaande en op het objectieve aansturende gedachtegang ook voortdurend in verhouding tot het subject staat. Deze verhouding is een conditio sine qua non, want zonder haar is geen enkele gedachtegang mogelijk. Ook al richten mijn gedachten zich zoveel mogelijk op het objectief gegevene, het blijven toch mijn subjectieve gedachten die de inmenging van het subjectieve element noch kunnen voorkomen, noch ontberen. Ook al tracht ik in alle opzichten aan mijn gedachten een objectieve richting te geven, daarmee kan ik toch het daaraan parallel lopende subjectieve proces net zomin verhinderen als de voortdurende deelname daarvan aan mijn denken, zonder daaraan ten enenmale alle leven te onttrekken. Dit subjectieve parallelle proces vertoont de natuurlijke en slechts gedeeltelijk te beheersen neiging om het objectief gegevene te subjectiveren, dat wil zeggen aan het subject te assimileren. Valt nu de voornaamste nadruk op dit subjectieve proces, dan ontstaat er die andere vorm van denken die tegenover het extraverte denken staat, namelijk de op het subject en het subjectief gegevene georiënteerde richting die ik introvert noem. Uit deze ander oriëntatievorm ontstaat een denken dat noch door objectieve feiten bepaald, noch op het objectief gegevene gericht is, een denken dus dat van het subjectief gegevene uitgaat en op subjectieve ideeën of op feiten van subjectieve aard is gericht. Ik wil hier niet verder op dit denken ingaan, maar alleen het bestaan ervan constateren om daarmee de onmisbare tegenhanger van het extraverte denken te signaleren en dit zodoende te verduidelijken. Het extraverte denken ontstaat dus alleen door het feit dat de meeste nadruk valt op de objectieve oriëntatie. Dit feit verandert niets aan de logica van het denken, maar vormt de grondslag van het door James als een kwestie van temperament beschouwde verschil tussen de diverse denkers. Met de oriëntatie op het object is, zoals gezegd, in het wezen van de denk 375 functie niets veranderd, maar wel in de verschijningsvorm ervan. Aangezien het zich oriënteert op het objectief gegevene, schijnt het onverbrekelijk met het object verbonden, zodat het lijkt alsof het zonder dit niet zou kunnen bestaan. Het treedt schijnbaar op als gevolg van uitwendige feiten, of het schijnt zijn hoogtepunt pas te bereiken wanneer het in een algemeen geldende idee kan uitmonden. Het schijnt steeds door het objectief gegevene te worden veroorzaakt en slechts met toestemming daarvan zijn conclusies te kunnen trekken. Het wekt zodoende de indruk van onvrijheid en soms ook die van kortzichtigheid, hoe soepel het ook is binnen het door de objectieve grenzen beperkte gebied. Wat ik hier beschrijf is louter de indruk die het optreden van het extraverte denken maakt op de buitenstaander, die zich alleen al op een ander standpunt moet stellen omdat hij anders het feit van het objectieve denken niet zou kunnen observeren. Doordat hij zich op een ander standpunt plaatst, ziet hij ook alleen de uitwendige verschijningsvorm en niet het wezen ervan. Wie echter het wezen van dit denken van binnenuit kent, kan wel het wezen ervan beseffen, maar niet de verschijningsvorm. De beoordeling op grond van de loutere verschijning kan het wezen ervan niet tot zijn recht doen komen en valt daardoor meestal kleinerend uit. Naar zijn wezen evenwel is dit denken niet minder vruchtbaar en scheppend dan het introverte denken, alleen staat hel in dienst van andere doeleinden dan dit laatste. Dit verschil wordt vooral merkbaar wanneer het extraverte denken zich meester maakt van een stof die een specifiek object is van het introverte denken. Dit geval doet zich voor wanneer bijvoorbeeld een subjectieve overtuiging analytisch wordt verklaard uit objectieve feiten of als gevolg en uitvloeisel van objectieve ideeën. Nog duidelijker wordt het verschil tussen de beide denkvormen voor ons natuurwetenschappelijk georiënteerde bewustzijn wanneer het subjectief georiënteerde denken een poging doet om objectief materiaal in een objectief niet gegeven samenhang onder te brengen, dat wil zeggen ondergeschikt te maken aan een subjectieve idee. Beide worden ervaren als een buiten zijn boekje gaan, en daarbij treedt die schaduwwerking op die beide denkvormen op elkaar uitoefenen. Het subjectief georiënteerde denken maakt dan de indruk van zuivere willekeur, het extraverte daarentegen van plat en banaal naar beneden halen. Daarom liggen de beide vormen ononderbroken met elkaar overhoop. 376 Men zou kunnen menen dat aan deze strijd gemakkelijk een einde zou kunnen worden gemaakt door een zuiver onderscheid te maken tussen de zaken van subjectieve en van objectieve aard. Maar dit onderscheid is helaas vrijwel onmogelijk, hoewel men daartoe al herhaaldelijk een poging heeft

Page 11: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 11 van 42

gewaagd. En als het al mogelijk was, dan zou het een grote ramp betekenen, aangezien de beide oriëntaties als zodanig eenzijdig zijn en slechts betrekkelijke geldingskracht bezitten en juist daarom eikaars wederkerige beïnvloeding niet kunnen missen. Wanneer het objectief gegevene het denken in hogere mate onder zijn invloed krijgt, oefent het daarop een steriliserende invloed uit, doordat dan het denken tot een louter aanhangsel van het objectief gegevene wordt vernederd, zodat het hoegenaamd niet meer in staat is om zich voldoende te distantiëren van het gegevene om een abstract begrip te kunnen vormen. Het proces van het denken bepaalt zich dan tot een zuiver 'nadenken', maar dan niet in de betekenis van een overleggen, maar in die van een loutere nabootsing die in werkelijkheid niets anders oplevert dan wat allang in het objectief gegevene evident aanwezig was. Een dergelijk denkproces leidt natuurlijk onmiddellijk terug naar het objectief gegevene, maar nooit daarbovenuit, en dus niet naar een koppeling van de ervaring aan een objectieve idee. En omgekeerd: wanneer dit denken een objectieve idee tot object heeft, zal het niet in staat zijn om tot een concrete praktische ervaring te komen, maar in een min of meer tautologische (tautologie=het herhalen van eenzelfde denkbeeld met een andere uitdrukking) toestand blijven steken. Hiervoor levert de materialistische gedachtewereld voorbeelden te over. Wanneer het extraverte denken ten gevolge van een versterkte determinatie door het object de slaaf wordt van het objectief gegevene, verliest het zich aan de ene kant geheel in de afzonderlijke ervaring en leidt het tot een opeenhoping van onverwerkte empirische gegevens. De drukkende hoeveelheid van min of meer onsamenhangende afzonderlijke ervaringen leidt tot een toestand van gedachtedissociatie, die in de regel aan de andere kant een psychologische compensatie eist. Deze bestaat dan in een even eenvoudige als algemene idee die aan het opeengehoopte, maar als los zand aan elkaar hangende materiaal samenhang moet verlenen, of althans de indruk daarvan moet wekken. Voor dit doel geschikte ideeën zijn bijvoorbeeld 'materie' of 'energie'. Wanneer evenwel het denken niet zozeer te veel aan uiterlijke feiten hangt, maar veeleer aan een overgeleverde idee, 377 dan ontstaat bij wijze van compensatie voor de armoede van deze gedachte een nog indrukwekkender hoeveelheid van feiten die eenzijdig naar een betrekkelijk beperkt en onvruchtbaar gezichtspunt worden geordend, waarbij regelmatig veel belangrijker en zinrijker aspecten van de dingen ten enenmale over het hoofd worden gezien. De duizelingwekkende hoeveelheid zogenaamde wetenschappelijke literatuur van onze dagen is helaas voor een groot deel het resultaat van een dergelijke onjuiste oriëntatie.

b3.2 Het extraverte denktype Zoals de ervaring leert, bezitten de psychologische elementaire functies in een en hetzelfde individu zelden of zo goed als nooit allemaal dezelfde kracht of ontwikkelingsgraad. Als nu het primaat onder de psychologische functies aan het denken toevalt, dat wil zeggen: als het individu zijn leven hoofdzakelijk leidt onder de leiding van het denkend overleg, zodat alle min of meer belangrijke handelingen uit verstandelijk doordachte motieven voortspruiten, of althans overeenkomstig deze tendens daaruit zouden moeten voortspruiten, dan hebben wij met een denktype te doen. Zulk een type kan introvert of extravert zijn; voorlopig houden wij ons hier bezig met het extraverte denktype. Dit zal dus krachtens de definitie iemand zijn die eropuit is — natuurlijk voorzover hij een zuiver vertegenwoordiger van zijn type is — om al zijn levensuitingen ondergeschikt te maken aan verstandelijke conclusies die in laatste instantie altijd weer georiënteerd zijn op het objectief gegevene, hetzij aan objectieve feiten, hetzij aan algemeen geldende ideeën. Dit mensentype kent niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zijn omgeving de doorslaggevende invloed toe aan de objectieve feiten of hun objectief georiënteerde verstandelijke formuleringen. Hieraan worden goed en kwaad getoetst, op grond hiervan wordt uitgemaakt wat mooi of lelijk is. Goed is alles wat met deze formule overeenstemt, verkeerd wat ermee in botsing komt, en neutraal wat er zich indifferent tegenover verhoudt. Aangezien deze formule wordt geacht in overeenstemming te zijn met de zin van de wereld, wordt zij ook tot een wereldwet die zich altijd en overal moet doen gelden, zowel in het individuele als in het algemene. Zoals het extraverte denktype zich onderwerpt aan zijn formule, zo moet ook zijn omgeving het doen, ter wille van haar eigen heil, want wie dat niet doet, handelt verkeerd, gaat in tegen de wereldwet en is dientengevolge dom, onzedelijk en gewetenloos. 378 Zijn moraal verbiedt het extraverte denktype om uitzonderingen toe te laten, want zijn ideaal moet onder alle omstandigheden worden verwerkelijkt: het vertegenwoordigt volgens hem de zuiverste for-mulering van alle objectieve feitelijkheid en moet dus ook de algemeen geldige waarheid belichamen die onmisbaar is voor het heil van de mensheid. En dat niet uit een soort mensenliefde, maar op grond van het hogere standpunt van de waarheid en de gerechtigheid.

Page 12: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 12 van 42

Alles wat dit type in zichzelf ervaart als in strijd met deze formule, is onvolmaaktheid zonder meer, een toevallig tekortschieten, dat een volgende keer uitgeroeid dient te zijn; en wanneer dit niet lukt, dan blijft het toch iets ziekelijks. Wanneer het medelijden met zieken, lijdenden en abnormalen een onderdeel van deze formule uitmaakt, worden er in dit verband bijzondere regelingen getroffen. Men richt bijvoorbeeld reddingsinstituten op, ziekenhuizen, gevangenissen, kolonies enzovoort, en maakt plannen en ontwerpen daarvoor. Voor de verwezenlijking van dit alles schiet het motief van de gerechtigheid en de waarheid echter in de regel tekort; daarvoor is dan ook nog naastenliefde nodig, die meer een zaak is van het gevoel dan van de verstandelijke formule. Het 'men behoort eigenlijk' en 'men moet toch' speelt een grote rol. Is de formule evenwel ruim genoeg, dan kan dit type als hervormer, als openbare aanklager en gewetenszuiveraar, of als propagandist van belangrijke reorganisaties een uiterst nuttige rol spelen in het maatschappelijke leven. Hoe bekrompener evenwel de formule is, des te groter het gevaar dat dit type verwordt tot een zoeker van spijkers op laag water, tot een dogmaticus en een eigengerechtigde criticus die zichzelf en anderen in het keurslijf van een systeem wil persen. Hiermee zijn de twee uitersten aangegeven waartussen de grote meerderheid van deze typen zich beweegt. In overeenstemming met het karakter van de extraverte levenshouding zijn de daden en uitingen van deze mensen vruchtbaarder en beter naarmate zij verder buiten hen gelegen zijn. Zij oefenen de gunstigste invloed uit op de periferie van hun werkingssfeer. Hoe dieper men in hun machtsgebied doordringt, des te krachtige: doen zich de ongunstige gevolgen van hun tirannie gevoelen. Aan de periferie klopt nog een ander leven dat de juistheid van de formule ervaart als een op prijs te stellen toevoeging aan het overige. Hoe dieper men evenwel doordringt in het gebied waar de formule heerst, des te meer sterft alle leven af dat niet met de formule in overeenstemming kan worden gebracht. 379 Het meest krijgen de eigen aanhangers te lijden onder de kwade gevolgen van een extraverte formule, want zij zijn de eersten die er onverbiddelijk gelukkig mee worden gemaakt. Het allermeest echter lijdt het subject zelf eronder, en daarmee zijn wij gekomen aan de andere kant van de psychologie van dit type. Het feit dat er nog nooit een verstandelijke formule is geweest, noch ooit zal zijn die de volheid van het leven en zijn mogelijkheden in zich zou kunnen omvatten en tot passende uitdrukking brengen, leidt tot een remming, respectievelijk buiten sluiting van andere belangrijke levensvormen en -uitingen. In de eerste plaats zullen het bij dit mensentype allemaal van het gevoel afhankelijke levensvormen zijn die worden onderdrukt: esthetische uitingen, smaak, kunstzin, vriendschap, enzovoort. Irrationele vormen als religieuze ervaringen, hartstochten en dergelijke worden dikwijls tot volledige onbewustheid toe uitgeroeid. Deze onder omstandigheden buitengewoon belangrijke levensvormen leiden een grotendeels onbewust bestaan. Hoewel er uitzonderlijke mensen zijn die in staat zijn hun gehele leven aan een bepaalde formule ten offer te brengen, zijn de meesten toch niet in staat op de duur een dergelijke exclusiviteit vol te houden. Vroeger of later, al naargelang de uitwendige omstandigheden en de innerlijke aanleg, zullen de door de verstandshouding verdrongen levensvormen zich doen gelden door stoornissen in de bewuste levenshouding. Nemen deze stoornissen ernstige afmetingen aan, dan spreekt men van een neurose. In de meeste gevallen komt het echter zo ver niet, doordat de persoon in kwestie zich instinctief enkele preventieve verzachtingen van de formule veroorlooft, zij het dan met behulp van een passende verstandelijke motivering. Daarmee is een veiligheidsklep geschapen. Ten gevolge van de betrekkelijke of algehele onbewustheid van de door de bewuste houding buitengesloten tendensen en functies blijven deze in een betrekkelijk onontwikkelde toestand steken. Zij zijn minderwaardig ten aanzien van de bewuste functie. Voorzover ze onbewust zijn, zijn ze versmolten met de overige inhouden van het onbewuste, waardoor ze een bizar karakter aannemen. Voorzover ze bewust zijn, spelen ze een secundaire rol, al zijn ze dan ook voor het totale psychologische beeld van tamelijk grote betekenis. Door de van bet bewustzijn uitgaande remming worden in de eerste plaats de gevoelens getroffen, 380 omdat deze het eerst in botsing komen met een stroeve verstandelijke formule, ten gevolge waarvan zij dan ook het intensiefst worden verdrongen. Geen enkele functie kan geheel worden uitgeschakeld, maar alleen ernstig misvormd. Voorzover de gevoelens zich willekeurig laten vormen en ondergeschikt maken, moeten zij kracht bijzetten aan de verstandelijke houding van het bewustzijn en zich aanpassen aan de bedoelingen daarvan. Dit is evenwel slechts tot op zekere hoogte mogelijk; een gedeelte van het gevoel blijft weerspannig en moet derhalve worden verdrongen. Slaagt men in deze verdringing, dan verdwijnt het gevoel uit het bewustzijn en ontplooit het onder de drempel van het bewustzijn een aan de bewuste bedoelingen tegenovergestelde activiteit, die onder bepaalde omstandigheden kan leiden tot effecten waarvan het ontstaan voor het individu een compleet raadsel

Page 13: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 13 van 42

zijn. Zo wordt bijvoorbeeld het bewuste, dikwijls buitengewone altruïsme doorkruist door een geheime, voor het individu zelf verborgen zelfzucht die op in de grond onzelfzuchtige daden het stempel van zelfzucht drukt. Zuiver ethische bedoelingen kunnen het individu in kritieke situaties brengen, waarbij soms meer dan alleen maar een indruk wordt gewekt dat geheel andere dan zedelijke motieven de doorslag geven. Soms blijken vrijwillige redders of behoeders van de zeden plotseling gecompromitteerd en hebben ze behoefte aan redding. Hun reddingsplannen doen hen graag grijpen naar middelen die de tendens hebben juist datgene te bewerken wat men wilde voorkomen. Er zijn extraverte idealisten die er zozeer op uit zijn om hun ideaal ter wille van het heil van de mensheid te verwezenlijken, dat zij daarbij zelfs niet terugdeinzen voor leugens en andere onredelijke middelen. De wetenschap kent meer dan één pijnlijk geval waarin uiterst verdienstelijke geleerden, volkomen overtuigd van de juistheid en de algemene geldigheid van hun formule, de bewijzen ten bate van hun ideaal hebben vervalst. Dit volgens de regel dat het doel de middelen heiligt. Alleen een minderwaardige gevoelsfunctie die onbewust haar verleidende werkzaamheid uitoefent, kan dergelijke misstappen bij overigens hoogstaande persoonlijkheden tot gevolg hebben. De minderwaardigheid van het gevoel uit zich bij dit type ook nog op een andere wijze. De bewuste houding is, in overeenstemming met de allesbeheersende zakelijke formule, min of meer onpersoonlijk, dikwijls in die mate dat de persoonlijke belangen daar ernstig onder leiden. Is de persoonlijke houding radicaal, 381 dan vallen alle persoonlijke overwegingen weg, zelfs die welke op de eigen persoon betrekking hebben. De eigen gezondheid wordt verwaarloosd, de maatschappelijke positie lijdt eronder, het eigen gezin wordt dikwijls in zijn meest vitale belangen tekortgedaan: financieel, moreel en wat zijn gezondheid betreft lijdt het schade, en dat alles in dienst van het ideaal. In ieder geval gaat het ten koste van de persoonlijke belangstelling voor anderen, voorzover deze niet toevallig aanhangers van dezelfde formule zijn. Het gebeurt dan ook niet zelden dat de naaste familie, en met name juist de eigen kinderen, zulk een vader alleen kennen als een gruwelijke tiran, terwijl de rest van de wereld weergalmt van het geroep over zijn menselijkheid. Niet ondanks, maar juist dankzij de hoge mate van onpersoonlijkheid van de bewuste houding zijn de gevoelens onbewust buitengewoon persoonlijk en gevoelig en scheppen ze geheime vooroordelen, met name een zekere neiging om bijvoorbeeld een objectieve oppositie tegen de formule mis te verstaan als een persoonlijke kwaadwilligheid, of om steeds bij voorbaat een negatieve houding tegenover de kwaliteiten van anderen aan te nemen en hun argumenten al van tevoren krachteloos te maken, natuurlijk teneinde de eigen gevoeligheid te beschermen. Door de onbewuste gevoeligheid wordt heel dikwijls de toon waarop men spreekt scherp, geprikkeld, agressief. Insinuaties komen vaak voor. De gevoelens vertonen het karakter van iets achterafs, wat in overeenstemming is met hun minderwaardigheid. Zodoende bestaat er een uitgesproken geneigdheid tot ressentiment. Hoe groot van allure de persoonlijke opoffering voor het verstandelijke doel ook moge zijn, zo kleinzielig wantrouwend, grillig en conservatief zijn de gevoelens. Al het nieuwe dat niet al in de formule ligt besloten, wordt door een sluier van onbewuste haat bekeken en dienovereenkomstig beoordeeld. Het is in het midden van de vorige eeuw gebeurd dat een vanwege zijn menslievendheid beroemde medicus een assistent dreigde te ontslaan, omdat deze een thermometer had gebruikt terwijl de formule luidde: de koorts herkent men aan de pols. Dergelijke dingen komen, zoals men weet, zeer veel voor. Hoe sterker de gevoelens zijn verdrongen, des te erger beïnvloeden zij in het geheim het denken, dat anders onberispelijk pleegt te functioneren. Het verstandelijke standpunt, dat wellicht wegens zijn inderdaad reële waarde op algemene waardering recht heeft, ondergaat onder invloed van de onbewuste persoonlijke gevoeligheid een karakteristieke verandering: 382 het wordt dogmatisch-star. De zelfhandhaving van de persoonlijkheid wordt erop overgedragen. De waarheid wordt niet meer aan haar natuurlijke werkzaamheid overgelaten, maar door de vereenzelviging van het subject met haar wordt zij behandeld als een gevoelig poppetje dat door een boos criticus is beledigd. Deze wordt nu afgemaakt, waarbij persoonlijke invectieven niet worden gespaard, en geen argument is als het erop aankomt te slecht om niet te worden gebruikt. De waarheid moet vóór alles worden gediend, totdat het publiek begint te beseffen dat bet blijkbaar niet zozeer te doen is om de waarheid als wel om de verkondiger daarvan. Het dogmatische van het verstandelijke standpunt ondergaat soms door de onbewuste werking van de onbewuste persoonlijke gevoelens nog andere typische veranderingen, die niet zozeer berusten op het gevoel in de eigenlijke zin van het woord, als wel op het meespelen van andere onbewuste factoren die in het onbewuste met het verdrongen gevoel versmolten zijn. Niettegenstaande het feit dat het verstand zelf bewijst dat elke verstandelijke formule slechts een beperkt geldende waarheid kan bevatten en dus nooit aanspraak kan maken op de alleenheerschappij, neemt de formule

Page 14: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 14 van 42

praktisch toch zulk een overwegende plaats in dat alle andere opvattingen en mogelijkheden erbij in het niet verzinken. Zij neemt de plaats in van elke algemenere, vagere en daardoor meer bescheiden en ware wereldbeschouwing. Zij treedt dan ook tevens in de plaats van die algemene beschouwingswijze die men religie pleegt te noemen. Zodoende wordt de formule tot religie, ook al heeft zij krachtens haar aard niet in het minst met enig religieus gevoel te maken, en zij matigt zich daarmee het karakter aan van onvoorwaardelijkheid dat zo essentieel is voor het religieuze. Zij wordt als het ware tot verstandelijk bijgeloof. Maar alle psychologische tendensen die erdoor worden verdrongen, verzamelen zich als contrapositie in het onbewuste en veroorzaken aanvallen van twijfel. Ter afwering van deze twijfel wordt de bewuste houding fanatiek, want fanatisme is niets anders dan overgecompenseerde twijfel. Dit ontwikkelingsproces leidt ten slotte tot een overdreven verdediging van het bewuste standpunt en tot ontwikkeling van een lijnrecht daaraan tegenovergestelde onbewuste houding, welke bijvoorbeeld in tegenstelling tol het bewuste rationalisme uiterst irrationeel en in tegenstelling tot de moderne wetenschappelijkheid van het bewuste standpunt uitermate archaïsch en bijgelovig is. 383 Op die wijze ontstaan dan die uit de geschiedenis van de wetenschap bekende, geborneerde en belachelijke opvattingen waarover tal van hoogst verdienstelijke mannen van de wetenschap gestruikeld zijn. Dikwijls belichaamt zich het onbewuste gedeelte bij zulk een man ook in een vrouw. Dit aan de lezer ongetwijfeld zeer goed bekende type wordt naar mijn ervaring hoofdzakelijk onder de mannen aangetroffen, zoals trouwens in het algemeen het denken een functie is die bij de man veel eerder op de voorgrond treedt dan bij de vrouw. Wanneer bij vrouwen het denken de overhand krijgt, heeft men, voorzover ik kan zien, meestal te maken met een denken dat met een overwegend intuïtieve geesteswerkzaamheid samenhangt. Het denken van het extraverte denktype is positief, dat wil zeggen: het bezit scheppende kracht. Het leidt ofwel tot nieuwe feiten, ofwel tot algemene samenvattingen van uiteenlopende ervaringsfeiten. Zijn oordeel is over het algemeen synthetisch. Ook wanneer het analyserend te werk gaat, is het toch opbouwend, omdat het nooit bij de analyse blijft staan, maar steeds verder gaat om te komen tot een nieuwe samenvatting - een andere opvatting die het geanalyseerde op andere wijze weer verenigt of iets nieuws toevoegt aan het gegeven materiaal. Men zou deze wijze van oordelen dan ook over het algemeen predicatief kunnen noemen. In ieder geval is het kenmerkend dat het nooit absoluut waarde-berovend of destructief is, maar altijd weer een nieuwe waarde in de plaats stelt van het afgebrokene. Deze eigenschap is een gevolg van het feit dat het denken van een denktype als het ware het kanaal is waardoor zijn levensenergie hoofdzakelijk stroomt. Het voortdurend voortschrijdende leven manifesteert zich in zijn denken, waardoor zijn gedachten een progressief, scheppend karakter verkrijgen. Zijn denken stagneert niet, laat staan dat het regressief zou zijn. Deze laatste eigenschappen neemt het denken evenwel aan wanneer het 't primaat in het bewustzijn niet bezit. Aangezien het in dit geval relatief weinig betekenis heeft, mist het ook het karakter van een positieve levensactiviteit. Het beweegt zich in het voetspoor van andere functies; het wordt epimetheïsch doordat het als het ware achter de feiten aan komt hinken en zich ertoe bepaalt om het gebeurde te herkauwen, te ontleden en te verwerken. Aangezien in dit geval het scheppende element in een andere functie gelegen is, is het denken niet meer progressief, maar stagneert het. Zijn oordeel neemt een uitgesproken inherentie-karakter aan, dat wil zeggen: het bepaalt zich geheel tot de reeds gegeven stof zonder ooit daarboven uit te gaan. 384 Het is tevreden met min of meer abstracte constateringen zonder aan het feitenmateriaal een waarde te verlenen die er niet reeds bij voorbaat mee verbonden was. Het inherentie-oordeel van het extraverte denken is op het object georiënteerd, dat wil zeggen zijn uitspraak komt steeds overeen met een objectieve betekenis van de ervaring. Zodoende blijft het niet alleen onder de oriënterende invloed van het objectief gegevene, maar zelfs in de ban van de afzonderlijke ervaring en zegt het over deze laatste niets wat niet al bij voorbaat erin gegeven was. Men kan dit denken gemakkelijk gadeslaan bij mensen die niet na kunnen laten aan iedere indruk of ervaring een verstandige en ongetwijfeld uiterst steekhoudende opmerking toe te voegen, die evenwel in geen enkel opzicht de grenzen van de ervaring te boven gaat. Een dergelijke opmerking komt in laatste instantie alleen maar neer op een: 'Ik heb het begrepen, ik kan het na-denken.' Maar daar blijft het dan ook bij. Een dergelijk oordeel komt op z'n hoogst neer op het inschakelen van een ervaring in een objectief verband, waarbij evenwel allang duidelijk was dat de ervaring in dit verband thuishoorde. Bezit evenwel een andere functie het primaat van het bewustzijn in hogere mate dan het denken, dan neemt dit laatste — voorzover het dan nog bewust is en voorzover het niet rechtstreeks afhankelijk is geworden van deze functie — een negatief karakter aan. Voorzover het denken ondergeschikt is aan

Page 15: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 15 van 42

de overheersende functie, kan het evenwel de indruk van positiviteit wekken, maar bij nauwkeuriger toezien blijkt spoedig genoeg dat het alleen de heersende functie napraat en deze van argumenten voorziet, dikwijls in onmiskenbare tegenspraak met de aan het denken eigen wetten van de logica. Dit denken komt dus niet in aanmerking voor onze beschouwingen over ons onderwerp. Het is ons veel meer te doen om de geaardheid van dat denken, dat zich niet kan onderwerpen aan het primaat van een andere functie, maar trouw blijft aan zijn eigen beginsel. De waarneming en bestudering van dit denken valt moeilijk, doordat het in het concrete geval altijd min of meer verdrongen is door de bewuste houding. Het moet zodoende meestal eerst uit de achtergronden van het bewustzijn voor de dag worden gehaald, voorzover het niet toevalligerwijs in een onbewaakt ogenblik aan de oppervlakte verschijnt. Meestal moet men het uit zijn schuilhoek lokken met de vraag: 'Maar wat denkt u nu ten slotte eigenlijk voor uzelf van deze kwestie?' 385 Deze laatste vorm dient men met name te kiezen wanneer het eigenlijke denken onbewust en derhalve geprojecteerd is. Het denken dat op deze wijze naar de oppervlakte van het bewustzijn wordt gelokt, heeft karakteristieke eigenschappen, op grond waarvan ik het juist negatief heb genoemd. Zijn geaardheid wordt het beste gekenschetst door de twee woorden 'niets dan'. Goethe heeft dit denken in de figuur van Mefistofeles gepersonifieerd. Voor alles vertoont het de neiging om het object van zijn oordeel op de een of andere wijze te banaliseren en het van elke zelfstandige betekenis te beroven. Dit gebeurt doordat het wordt voorgesteld als zijnde afhankelijk van een andere banale zaak. Ontstaat er tussen twee mannen een conflict van op het oog zakelijk karakter, dan zegt het negatieve denken: 'Cherchez la femme.' Strijdt iemand voor de een of andere zaak of propageert hij deze, dan vraagt het negatieve denken niet naar de betekenis van deze zaak, maar; 'Hoeveel verdient hij eraan?' De aan Moleschott toegeschreven uitspraak 'De mens is wat hij eet' behoort eveneens tot deze categorie, evenals tal van andere uitspraken en opvattingen die ik hier niet verder hoef te citeren. Dat dit denken een destructief karakter draagt, behoeft net zo min nader te worden uiteengezet als dat het op z'n hoogst een beperkt nut heeft. Er bestaat evenwel nog een andere vorm van negatief den-ken die men op het eerste gezicht niet licht als zodanig zou herkennen: het theosofische denken dat nu in alle werelddelen snel om zich heen grijpt, misschien als reactie verschijnsel op het materialisme van het vlak achter ons liggende tijdperk. Het theosofische denken is schijnbaar allesbehalve reductief (verkleinend, verminderend?); veeleer bouwt het alles uit tot transcendente en wereldomvattende ideeën. Een droom is bijvoorbeeld niet langer een droom zonder meer, doch een ervaring 'op een an-der vlak'. Het tot dusver nog onverklaarbare feit van de telepathie wordt zeer eenvoudig verklaard door 'vibraties' (trillingen) die van de een tot de ander gaan. Een eenvoudige nerveuze storing verklaart men simplistisch door het feit dat het astrale lichaam iets is overkomen. Bepaalde antropologische eigenaardigheden van de bewoners van de kusten van de Atlantische Oceaan verklaart men eenvoudig door het ondergegane Atlantis, enzovoort. Men hoeft slechts een theosofisch boek open te slaan om tot het drukkende besefte komen dat alles al is verklaard en dat de wetenschap van de geest geen enkel raadsel meer onopgelost heeft gelaten. Deze vorm van denken is in de grond even negatief als het materialistische denken. 386 Wanneer dit laatste de psychologie opvat als een kwestie van scheikundige veranderingen in de ganglioncellen, of als een zich uitsteken en weer intrekken van de uiteinden der cellen, of als een inwendige secretie. dan is dit precies even bijgelovig als de theosofie. Het enige verschil tussen beide is erin gelegen dat het materialisme de dingen terugbrengt tot de ons bekende fysiologie, terwijl de theosofie alles herleidt tot begrippen van de Indische metafysica. Wanneer men de droom toeschrijft aan een overladen maag, is zij daarmee nog niet verklaard, en wanneer men de telepathie verklaart als een vibratie, heeft men daarmee eigenlijk evenmin veel gezegd. Want wat is 'vibratie'? Beide verklaringsvormen zijn niet alleen impotent, maar zij zijn ook destructief, omdat zij een ernstige bestudering van het probleem bemoeilijken, doordat zij met een verklaring de belangstelling van het onderwerp afleiden en in het eerste geval concentreren op de vraag, in het tweede daarentegen op de imaginaire vibraties. Beide denkvormen zijn onvruchtbaar. Het negatieve karakter is een gevolg van het feit dat dit denken zo onbeschrijfelijk goedkoop is, dat wil zeggen arm aan scheppende energie. Het is een denken dat op sleeptouw is genomen door andere functies.

b3.3 Het voelen Het extraverte voelen oriënteert zich op het objectief gegevene, dat wil zeggen: het object is de onmisbare determinant voor de geaardheid van het voelen. Het is in overeenstemming met objectieve waarden. Wie het gevoel slechts kent als een subjectieve realiteit, zal het karakter van het extraverte voelen niet zonder meer kunnen begrijpen, want dit heeft zich zoveel mogelijk losgemaakt van het subjectieve element en zich in plaats daarvan geheel onderworpen aan de invloed van het object. Ook

Page 16: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 16 van 42

waar het oppervlakkig bezien onafhankelijk schijnt van de kwaliteit van het concrete object, staat het toch in de ban van traditionele of in ander opzicht algemeen geldige waarden. Ik kan mij gedwongen gevoelen tot de uitspraak 'goed' of 'mooi', niet omdat ik op grond van mijn subjectieve gevoelen; het object 'mooi' of 'goed' vind, maar omdat het nu eenmaal ze hoort dat men het 'mooi' of 'goed' noemt, in zoverre dat een tegenovergesteld oordeel op de een of andere manier storend zou werken op de algemene gevoelssituatie. Bij een dergelijke gevoelsuitspraak heeft men geenszins te maken met simulatie, laat staan met een leugen, maar met een daad van inpassing. Zo kan men bijvoorbeeld: 387 een schilderij 'mooi' vinden, omdat een in een salon opgehangen, met een bekende naam ondertekend schilderij algemeen voor mooi wordt gehouden, of omdat het woord 'lelijk' de familie van de gelukkige bezitter zou kunnen kwetsen, of omdat de bezoeker een aangename gevoelssfeer beoogt te scheppen, waarvoor het nodig is dat alles aangenaam wordt gevonden. Dergelijke gevoelens zijn georiënteerd op objectieve determinanten. Als zodanig zijn zij evenwel echt en vertegenwoordigen zij de totale waarneembare gevoelsfunctie. Precies zoals het extraverte denken zich zoveel mogelijk ontdoet van subjectieve invloeden, moet ook het extraverte voelen een zeker differentiatieproces doormaken, totdat het zich van alle subjectieve toevoegsels heeft bevrijd. De door de gevoelshandeling ontstaande waarderingen zijn ofwel rechtstreeks in overeenstemming met de objectieve waarden, ofwel althans met bepaalde traditionele en algemeen verbreide waarde maatstaven. Aan deze vorm van voelen moet het grotendeels worden toegeschreven dat zovele mensen naar de schouwburg of naar een concert gaan, of naar een kerk, met juist afgemeten positieve gevoelens. Aan hen hebben wij ook de mode te danken en, wat veel waardevoller is, de positieve en algemeen verbreide steun aan maatschappelijke, filantropische en andere culturele instellingen. In dergelijke dingen geeft het extraverte voelen blijk van zijn scheppende kracht. Zonder deze wijze van voelen is bijvoorbeeld een mooi en harmonisch gezelschapsIeven ondenkbaar. In zoverre is het extraverte voelen een even weldadige, praktisch werkzame kracht als het extraverte denken. Deze heilzame uitwerking gaat evenwel verloren zodra het object een overdreven invloed verwerft. In dat geval namelijk wordt de persoonlijkheid door het te extraverte voelen te veel in het object getrokken, dat wil zeggen: dit laatste assimileert de persoon, waardoor het persoonlijke karakter van het voelen dat daarvan de voornaamste aantrekkelijkheid uitmaakt, verloren gaat. Daardoor wordt het gevoel koud, zakelijk en ongeloofwaardig. Het verraadt geheime bedoelingen, in ieder geval roept het een verdenking in die richting wakker bij de onbevangen toeschouwer. Het maakt niet meer die aangename en verfrissende indruk waardoor een spontaan voelen altijd wordt be-geleid: veeleer vermoedt men pose of toneelspel, ook al is de egocentrische bedoeling wellicht nog geheel en al onbewust. Een dergelijk overdreven extravert voelen bevredigt weliswaar nog esthetische verwachtingen, maar het spreekt niet meer tot het hart, doch alleen nog maar tot de zinnen of- erger nog! - uitsluitend tot het verstand. 388 Het is weliswaar nog in staat esthetische inhoud te geven aan een situatie, maar het beperkt zich daar dan ook toe en komt er niet bovenuit. Het is steriel geworden. Heeft dit proces voortgang, dan ontwikkelt zich een merkwaardige dissociatie van het gevoel die vol tegenstrijdigheden is; het maakt zich niet een zekere gevoelswaardering meester van elk object; tal van betrekkingen worden aangeknoopt die onderling innerlijk met elkaar in strijd zijn. Aangezien zoiets ten enenmale onmogelijk zou zijn als er een subject was waarop de nadruk viel, worden de laatste resten van een werkelijk persoonlijk standpunt onderdrukt. Het subject wordt dusdanig opgezogen in de afzonderlijke gevoelsprocessen dat de toeschouwer de indruk krijgt dat er nog wel een gevoelsproces bestaat, maar niet langer een subject van het voelen. Het voelen heeft in deze toestand zijn oorspronkelijke menselijke warmte geheel verloren; het maakt de indruk van een pose, van vlinderachtigheid, van onbetrouwbaarheid en in ernstige gevallen van hysterie.

b3.4 Het extraverte gevoelstype Aangezien het gevoel onmiskenbaar een opvallender eigenaardigheid is van de vrouwelijke psyche dan het denken, treft men de meest uitgesproken gevoelstypen aan bij het vrouwelijk geslacht. Wanneer het extraverte voelen de overhand heeft, spreken wij van een extravert gevoelstype. De voorbeelden van dit type die mij voor de geest staan, zijn vrijwel zonder uitzondering vrouwen. Dit type vrouw leeft naar het richtsnoer van haar gevoel. Dit heeft zich ten gevolge van de opvoeding tot een ingepaste en aan de controle van het bewustzijn onderworpen functie ontwikkeld. In de gevallen die niet tot de uitersten behoren, bezit het gevoel nog een persoonlijk karakter, hoewel het subjectieve al in hogere mate wordt onderdrukt. De persoonlijkheid schijnt dus in de objectieve verhoudingen te zijn ingepast. De gevoelens komen overeen met de objectieve situaties en de algemeen geldige waarden. Dit blijkt nergens duidelijker dan bij de keuze van de liefde: de vrouw heeft de 'passende' man lief en

Page 17: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 17 van 42

niet een willekeurig ander; en hij is niet zozeer 'passend' omdat hij de verborgen, subjectieve aard van de vrouw aanspreekt - daar heeft zij in de regel niet de minste weet van — maar omdat hij op het punt van stand, leeftijd, vermogen, alsmede grootte en respectabiliteit van zijn familie aan alle verstandige eisen voldoet. 389 Men zou natuurlijk een dergelijke omschrijving gemakkelijk kunnen afwijzen als ironisch en waardeberovend, wanneer ik niet volkomen ervan overtuigd was dat de liefdegevoelens van deze vrouw ook volkomen in overeenstemming waren met haar keuze. Zij zijn echt en geen maakwerk van het verstand. Dergelijke 'verstandshuwelijken' komen in groten getale voor, en het zijn lang niet de slechtste. Dergelijke vrouwen zijn goede kameraden voor hun mannen en goede moeders — zolang hun mannen of kinderen de gebruikelijke psychische gesteldheid bezitten. 'Goed' voelen kan men slechts wanneer er niets anders is dat het gevoel stoort. Niets werkt evenwel zo storend op het gevoel in als het denken. Het is daarom zonder meer begrijpelijk dat het denken bij dit type zoveel mogelijk wordt onderdrukt. Daarmee wil geenszins gezegd zijn dat een dergelijke vrouw in het geheel niet denkt; integendeel: zij denkt misschien zelfs zeer veel en zeer verstandig, maar haar denken is nooit sui generis maar een epimetheïsch (=?) aanhangsel van haar gevoel. Wat zij niet kan voelen, kan zij ook niet bewust denken. 'Ik kan toch niet denken wat ik niet voel!' zei eens een vrouw tot mij op verontwaardigde toon. Voorzover het gevoel het toestaat, kan zij zeer goed denken, maar elke conclusie — ook al is die nog zo logisch — die storend zou kunnen werken op het gevoel, wordt nog voor de drempel afgepoeierd. Zij wordt eenvoudig niet gedacht. En zo wordt alles wat goed is volgens de objectieve waarderingsnormen, gerespecteerd of bemind; al het andere schijnt slechts buiten haar te bestaan. Dit beeld verandert evenwel wanneer de betekenis van het object een nog hogere graad bereikt. Zoals ik hierboven al heb uiteengezet, treedt er dan een dusdanige assimilatie van het subject aan het object in dat het subject van het voelen tot op zekere hoogte ondergaat. Het gevoel verliest zijn persoonlijk karakter, wordt voelen zonder meer, en men krijgt het gevoel dat de persoonlijkheid zich geheel en al oplost in het gevoel van het ogenblik. Aangezien nu in het leven voortdurend situaties elkaar afwisselen die verschillende en zelfs tegenstrijdige gevoelens wakker roepen, lost de persoonlijkheid zich ook in evenzovele gevoelens op. Men is de ene keer dit en een volgende maal iets geheel anders — schijnbaar althans; want in werkelijkheid is een dergelijke menigvuldigheid (=?)van de persoonlijkheid iets onmogelijks. De grondslag van het ik blijft toch altijd aan zichzelf gelijk en treedt daarom in duidelijke oppositie tegen de wisselende gevoelstoestanden. Dientengevolge ervaart de waarnemer het tot uiting gebrachte gevoel 390 niet langer als een persoonlijke uitingsvorm van het subject, maar veeleer als een variatie op het eigenlijke ik, dus als een luim. Al naargelang de graad van de dissociatie tussen het ik en de gevoels-toestand van het ogenblik treden tekenen van meerdere of mindere tweespalt der persoonlijkheid op, dat wil zeggen: de compenserende houding van het onbewuste - wordt tot openlijke oppositie. Dit komt aanvankelijk tot uitdrukking in overdreven gevoelsuitingen, bijvoorbeeld in luide en opdringerige gevoelspredikaten die evenwel een zekere geloofwaardigheid missen. Zij klinken hol en overtuigen niet. Zij wekken integendeel al het vermoeden dat er een weerstand mee wordt overgecompenseerd en dat derhalve een dergelijk gevoelsoordeel ook wel eens heel anders zou kunnen luiden. En kort daarop luidt het inderdaad ook anders. Een geringe wijziging in de toestand kan dan ook al een volkomen tegenovergestelde waardering van hetzelfde object voor de dag roepen. Het resultaat van een dergelijke ervaring is dat de waarnemer geen van beide oordelen au serieux kan nemen. Hij begint zich zijn eigen oordeel voor te behouden. Aangezien het er dit type echter voor alles om te doen is een intensief gevoelscontact met de omgeving tot stand te brengen, zullen verdubbelde pogingen worden gedaan om de gereserveerdheid van de omgeving te overwinnen. Dit leidt tot een verslechtering van de toestand, waardoor een noodlottige kringloop ontstaat. Hoe krachtiger er nadruk wordt gelegd op de gevoelsverhouding tot het object, des te dichter nadert de onbewuste oppositie de oppervlakte. Wij hebben al gezien dat het extraverte gevoelstype zijn denker het krachtigst onderdrukt, omdat dit het meest in staat is om storend te werken op het gevoel. Om dezelfde reden sluit trouwens ook het denken wanneer het tot enig resultaat wil komen, het gevoel het meest uit, want niets is zozeer in staat om het denken te storen en te vervalsen als juist de gevoelswaarden. Het denken van het extraverte gevoelstype is daarom, voorzover het een zelfstandige functie is, verdrongen. Zoals ik al heb vermeld, is het niet geheel en al verdrongen, maar slechts voorzover een onverbiddelijke logica dwingt tot conclusies die niet met het gevoel in overeenstemming zijn. Hel wordt evenwel toegelaten als dienaar van het gevoel, of liever gezegd: als zijn slaaf. Zijn ruggengraat is gebroken, het kan zichzelf niet doorzetten in overeenstemming met zijn eigen wetmatigheid. Maar aangezien er nu toch een logica bestaat met haar onverbiddelijke

Page 18: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 18 van 42

391 conclusies, worden deze ook wel ergens getrokken, maar dan buiten het bewustzijn om: in het onbewuste. Daarom komt de onbewuste inhoud van dit type in de allereerste plaats neer op een eigenaardige vorm van denken. Dit denken is infantiel, archaïsch en negatief! Zolang het bewuste gevoel zijn persoonlijke karakter handhaaft, of met andere woorden: zolang de persoonlijkheid niet door de afzonderlijke gevoelstoestanden wordt opgeslokt, treedt dit onbewuste denken compenserend op. Wanneer evenwel de persoonlijkheid wordt gedissocieerd en zich oplost in de afzonderlijke, onderling tegenstrijdige gevoelstoestanden, dan gaat de identiteit van het ik verloren en wordt het subject onbewust. Doordat het subject evenwel in het onbewuste onderduikt, associeert het zich met het onbewuste denken en brengt dit zodoende op een gegeven moment tot bewustheid. Hoe sterker de bewuste gevoelsverhouding is en hoe meer zij daardoor het gevoel 'ont-ikt', des te krachtiger wordt ook de oppositie van het onbewuste. Dit komt tot uitdrukking in het feit dat er zich juist om de hoogst gewaardeerde objecten onbewuste gedachten verzamelen die de waarde daarvan zonder erbarmen naar beneden halen. Het denken in de stijl van het 'niets dan' is hier geheel en al thuis, want het vernietigt de overmacht van het aan de objecten geketende gevoel. Het onbewuste denken komt aan de oppervlakte in de vorm van invallen, dikwijls met het karakter van een obsessie waarvan de algemene tendens altijd negatief en naar beneden halend is. Dientengevolge komen juist bij de vrouwen van dit type momenten voor waarop de ergste gedachten zich verbinden met die objecten die door het gevoel het hoogst worden gewaardeerd. Het negatieve denken maakt gebruik van alle infantiele vooroordelen of vergelijkingen die in staat zijn om de gevoelswaarde in twijfel te stellen, en het roept alle primitieve instincten op om de gevoelens voor 'niets dan' te kunnen verklaren. Het is maar een opmerking terzijde wanneer ik er de aandacht op vestig dat op deze manier ook het collectieve onbewuste, de totaliteit van de primordiale beelden wakker worden geroepen, op grond waarvan dan weer een nieuwe mogelijkheid ontstaat tot regeneratie van de algemene houding op een andere grondslag. De voornaamste bron van neurose voor dit type is de hysterie met haar karakteristieke infantielseksuele onbewuste voorstellingswereld. 392

b3.5 Samenvatting van de rationele typen Ik noem de twee reeds behandelde typen rationele of oordelende typen, omdat zij gekenmerkt worden door het primaat van de redelijk oordelende functies. Het is een algemeen kenmerk van deze typen dat hun leven in sterke mate onder controle staat van het redelijk oordeel. Al moeten wij ons afvragen of wij daarbij uitgaan van het standpunt van de subjectieve psychologie van het individu zelf, dan wel van dat van de waarnemer die van buitenaf observeert en oordeelt. Deze waarnemer zou namelijk gemakkelijk tot een tegenovergestelde conclusie kunnen komen, met name wanneer hij intuïtief slechts op de verschijnselen afgaat en op grond daarvan oordeelt. Het leven van dit type is namelijk in het algemeen nimmer uitsluitend afhankelijk van het redelijk oordeel, maar in bijna even sterke mate van de onbewuste onredelijkheid. Wie alleen afgaat op de uiterlijke verschijnselen zonder rekening te houden met de innerlijke structuur van het bewustzijn van het betreffende individu, zou gemakkelijk méér onder de indruk kunnen komen van de onredelijkheid en het toevallige karakter van bepaalde onbewuste uitingen van het individu, dan van de redelijkheid van zijn bewuste bedoelingen en motivaties. Ik baseer daarom mijn oordeel op datgene wat het individu als zijn bewuste psychologie ervaart. Ik geef echter toe dat men een dergelijke psyche evengoed omgekeerd kan opvatten en uitbeelden. Ik ben er ook van overtuigd dat ik, wanneer ik zelf een andere individuele psychologie bezat, de rationele typen omgekeerd van het onbewuste uit als irrationeel zou beschrijven. Dit feit bemoeilijkt de weergave en de begrijpelijkheid van psychologische feiten in niet te onderschatten mate en vergroot de mogelijkheid van misverstanden tot in het oneindige. De discussies die het gevolg zijn van dergelijke misverstanden, zijn in de regel zonder enig perspectief, omdat men langs elkaar heen praat. Deze ondervinding was voor mij een reden te meer om bij mijn schilderingen uit te gaan van de subjectieve bewuste psychologie van het individu, omdat men op die wijze tenminste een zeker objectief houvast heeft, dat geheel en al wegvalt zodra men een psychologische wetmatigheid tracht te baseren op het onbewuste. In dit geval namelijk zou het object in het geheel niet mee kunnen spreken, want het weet van niets zo weinig af als van zijn eigen onbewuste. Zodoende zou de beslis-sing louter en alleen bij de waarnemer komen te liggen, wat de beste waarborg zou zijn dat hij van zijn eigen individuele psychologie 393 zou uitgaan en deze aan de waargenomene opdringen. Dit is naar mijn oordeel zowel bij de psychologie van Freud als bij die van Adler het geval. Op die manier is het individu volkomen uitgeleverd aan het subjectieve oordeel van de waarnemer. Dit is evenwel niet mogelijk wanneer de

Page 19: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 19 van 42

bewuste psychologie van de waargenomene tot uitgangspunt wordt genomen. In dit geval is alleen de betrokkene competent, omdat hij alleen zijn bewuste motieven kent. De redelijkheid van de bewuste levenshouding van deze beide typen houdt in: een bewust uitsluiten van alles wat toevallig en niet-redelijk is. Het redelijke oordeel vertegenwoordigt in deze psychologie een macht die het ongeordende en toevallige van het concrete gebeuren in bepaalde vormen dwingt of althans tracht te dwingen. Daarmee wordt aan de ene kant een bepaalde keuze gedaan uit de levensmogelijkheden, doordat bewust alleen het redelijke wordt aanvaard, terwijl aan de andere kant de zelfstandigheid en de invloed van die psychische functies die dienen tot het waarnemen van wat zich voordoet, belangrijk worden ingeperkt. Deze beperking van de gewaarwording en de intuïtie is natuurlijk niet absoluut. Deze functies blijven ook hier bestaan; hun producten zijn alleen maar onder-worpen aan de keuze van het redelijke oordeel. De absolute kracht van de gewaarwording bijvoorbeeld is niet doorslaggevend voor de motivatie van het handelen, maar het oordeel. De waarnemende functies delen dus in zekere zin het lot van het voelen in het geval van het eerste type, en dat van het denken in het tweede geval. Zij worden relatief verdrongen en verkeren daardoor in een toestand van mindere gedifferentieerdheid. Dit feit drukt een eigenaardig stempel op het onbewuste van deze beide typen: wat deze mensen bewust en opzettelijk doen is redelijk (in overeenstemming met hun rede!); wat hun evenwel overkomt, draagt het karakter van infantiel-primitieve gewaarwordingen en intuïties. Wat we onder deze begrippen dienen te verstaan, zal ik in de volgende paragrafen trachten uiteen te zetten. In ieder geval is datgene wat deze typen overkomt irrationeel (natuurlijk vanuit hun standpunt bezien!). Aangezien er evenwel zeer veel mensen zijn die meer leven vanuit datgene wat hun overkomt dan vanuit datgene wat zij uit bewuste overweging doen, kan het gemakkelijk gebeuren dat dergelijke lieden onze twee typen na zorgvuldige analyse irrationeel zouden noemen. Men moet hun toegeven dat met zelden het onbewuste van een mens een veel groter indruk maakt dan zijn bewuste, en dat zijn daden vaak heel wat meer gewicht in de schaal leggen dan zijn bewuste motiveringen. 394 De redelijkheid van beide typen is objectief georiënteerd, van het objectief gegevene afhankelijk. Hun redelijkheid is in overeenstemming met datgene wat algemeen als redelijk geldt. Subjectief is niets redelijk voor hen wat niet ook algemeen voor redelijk wordt gehouden. Maar ook de rede is voor een groot deel subjectief en individueel. In ons geval is dit deel verdrongen, en wel in sterkere mate naarmate de betekenis van het object groter is. Het subject en de subjectieve rede worden zodoende steeds met verdringing bedreigd, en wanneer zij daarvan het slachtoffer worden, komen zij onder de heerschappij van het onbewuste, dat in dit geval zeer onaangename eigenaardigheden bezit. Over het denken spraken wij al. Daarbij komen dan primitieve gewaarwordingen die zich uiten als gewaarwordingsdwang, dat wil zeggen in de vorm van een abnormale genotzucht die een dwangkarakter aanneemt en zich in alle mogelijke vormen kan uiten, alsmede van primitieve intuïties die voor het slachtoffer en zijn omgeving een regelrechte marteling kunnen worden. Deze laatste wordt verdacht van alles wat maar onaangenaam of lelijk of slecht is, en meestal gaat het daarbij om halve waarheden die beter dan iets anders in staat zijn om misverstanden van het giftigste soort te doen ontstaan. Als gevolg van een sterke beïnvloeding door de oppositie voerende onbewuste inhouden heeft er ook noodzakelijkerwijs een veelvuldige doorbreking van de bewuste redelijke regel plaats in de vorm van een opvallende binding aan toevalligheden, die hetzij door hun gewaarwordingskracht, hetzij door hun onbewuste betekenis een dwingend karakter krijgen.

b3.6 De gewaarwording In de extraverte levenshouding wordt de gewaarwording overwegend door het object bepaald. Als zintuiglijke perceptie is de gewaarwording van nature van het object afhankelijk. Zij is echter evenzeer van nature van het subject afhankelijk — vandaar dat er ook een subjectieve gewaarwording bestaat die krachtens haar aard grondig verschilt van de objectieve gewaarwording. In de extraverte gewaarwording is het subjectieve gedeelte van de gewaarwording, wat zijn bewuste activiteit betreft, geremd of verdrongen. Evenzo is de gewaarwording als irrationele functie relatief verdrongen wanneer het denken of voelen het primaat bezitten, dat wil zeggen: 395 zij functioneert bewust slechts naarmate de bewuste, oordelende houding de toevallige waarnemingen tot bewustzijnsinhouden laat worden, met andere woorden: ze realiseert. De zintuiglijke functie is in de strikte zin van het woord natuurlijk absoluut. Men ziet en hoort bijvoorbeeld alles, voorzover dit fysiologisch mogelijk is, maar niet alles verkrijgt de drempelwaarde die de perceptie moet bezitten om ook waargenomen te worden. Dit verandert wanneer er geen andere functie is die het primaat bezit, behalve de gewaarwording zelf. In dit geval wordt van de objectsgewaarwording niets uitgesloten en niets verdrongen (met uitzondering van het subjectieve gedeelte dat al is vermeld). De gewaarwording

Page 20: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 20 van 42

wordt in de eerste plaats door het object gedetermineerd en die objecten die de sterkste gewaarwording opwekken, zijn beslissend voor de psychologie van het individu. Daardoor ontstaat een uitgesproken zintuiglijke binding aan de objecten. De gewaarwording is dientengevolge een vitale functie die met de krachtigste levensdrang is toegerust. Voorzover objecten gewaarwordingen wekken, doen zij zich gelden en worden, voorzover dit door gewaarwordingen mogelijk is, volledig in het bewustzijn opgenomen, of zij nu in overeenstemming zijn met het redelijk oordeel of niet. Hun enige waardecriterium is de door hun objectieve eigenschappen bepaalde gewaarwordingssterkte. Ten gevolge daarvan worden alle objectieve processen bewust, mits zij slechts gewaarwordingen wekken. Het zijn evenwel alleen concrete, zintuiglijk waarneembare objecten of processen die bij de extraverte houding gewaarwordingen opwekken, en wel uitsluitend die welke iedereen overal en te allen tijde als reëel zou ervaren. Het individu wordt derhalve op een zuiver zintuiglijke realiteit georiënteerd. De oordelende functies staan beneden de concrete feitelijkheid van de gewaarwording en bezitten daardoor de eigenschappen van de minder gedifferentieerde functies, dat wil dus zeggen een zekere negativiteit met infantiel-archaïsche trekken. Het sterkste door de verdringing getroffen wordt natuurlijk de functie die aan de gewaarwording tegenovergesteld is, namelijk die van de onbewuste waarneming, de intuïtie.

b3.7 Het extraverte gewaarwordingstype Er bestaat geen ander mensentype dat in realisme het extraverte gewaarwordingstype evenaart. Zijn objectieve zin voor feiten is buitengewoon sterk ontwikkeld. 396 Het verzamelt in zijn leven feitelijke ervaringen van het concrete object, en hoe uitgesprokener het type is, des te minder maakt het gebruik van zijn ervaring. De dingen die het beleeft, ontwikkelen zich soms in het geheel niet tot iets dat de naam 'ervaring' verdient. Wat het gewaarwordt, dient hoogstens om de weg voor te bereiden voor nieuwe gewaarwordingen, en al het nieuwe dat in de kring van zijn belangstelling treedt, is langs de weg van de gewaarwording verworven en moet tot dit doel dienen. Voorzover men geneigd is een uitgesproken zin voor zuivere feitelijkheid voor zeer praktisch te houden, zal men dergelijke mensen praktisch noemen. Zij zijn dit evenwel in werkelijkheid hoegenaamd niet, omdat zij evenzeer ontvankelijk zijn voor de gewaarwording van het irrationele toeval als voor die van het rationele gebeuren. Een dergelijk type — naar het schijnt hebben wij hier in hoofdzaak met mannen te maken — heeft natuurlijk niet het gevoel dat het aan de gewaarwording 'onderworpen' is. Het zal veeleer om deze formulering lachen en vinden dat zij er volkomen naast is, want voor dit type is de gewaarwording de reële uitingsvorm van het leven die de volheid van het werkelijke leven vertegenwoordigt. Zowel het streven als de moraliteit is uit op concreet genieten. Want het echte genieten bezit zijn eigen speciale moraal, zijn eigen matigheid en wetmatigheid, zijn onzelfzuchtigheid en offerbereidheid. De vertegenwoordiger van dit type behoeft geenszins vol te zijn van ruwe zinnelijkheid, maar kan zijn gewaarwording tot de hoogste esthetische zuiverheid differentiëren, zonder ooit aan zijn beginsel van objectieve gewaarwording ontrouw te worden, zelfs niet in de meest abstracte gewaarwording. De Cicerone van het meest onbekommerde levensgenot van Wulfen is het spontane zelfgetuigenis van een dergelijk type. Diens boek Der Genussmensch komt mij vanuit deze gezichtshoek zeer lezenswaardig voor. Op een lager plan is dit type de mens van de nuchtere realiteit, zonder neiging tot reflectie of heersersbedoelingen. Zijn voortdurende verlangen is het object gewaar te worden, sensaties te beleven en zoveel mogelijk te genieten. Het is geen onaangenaam mens, integendeel, dikwijls vol opwekkend, levend vermogen tot genieten, soms een vrolijk kameraad, soms een estheticus met goede smaak. In het eerste geval hangen de grote Ievensproblemen af van een meer of minder geslaagd middagmaal, in het laatste zijn zij een kwestie van goede smaak. Wanneer het gewaarwordt, zijn zijn diepste wensen bevredigd. Niets kan meer dan concreet en reëel zijn; 397 vermoedens worden daarnaast en daarbovenuit slechts toegelaten voorzover zij de gewaarwording versterken. Deze versterking hoeft niet perse in aangename richting plaats te hebben, want dit type is geen wellusteling in de gewone zin van het woord, maar het hunkert slechts naar een zo krachtig mogelijke gewaarwording die het krachtens zijn aard altijd van buitenaf moet ontvangen. Wat uit zijn binnenste komt, beschouwt het als ziekelijk en verwerpelijk. Voorzover het denkt en voelt, reduceert het steeds op objectieve grondslagen, dat wil zeggen op invloeden die van het object afkomstig zijn, zonder zich erom te bekommeren dat het de logica op de gruwelijkste wijze geweld aandoet. Tastbare werkelijkheid doet het onder alle omstandigheden een zucht van verlichting slaken. In dit opzicht is het van een onverwachte lichtgelovigheid. Een psychogeen symptoom zou het zonder enige aarzeling aan een lage barometerstand toeschrijven; het bestaan van een psychisch conflict daarentegen houdt het voor een abnormale dromerij. Zijn liefde baseert zich zonder enige twijfel op de zinnelijke

Page 21: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 21 van 42

bekoorlijkheid van het object. Voorzover dit type normaal is, is het op opvallende wijze in de werkelijkheid ingepast, opvallend vooral omdat het altijd zichtbaar is. Zijn ideaal is de realiteit; op dit punt is het zeer gevoelig. Het heeft geen ideeën als ideaal, en dus ook geen enkele reden om vreemd te staan tegenover de gegeven werkelijkheid. Dat komt tot uitdrukking in alle mogelijke uiterlijkheden. Het kleedt zich goed, in overeenstemming met zijn omstandigheden; het eet en drinkt er goed bij, het zit gemakkelijk of het begrijpt in ieder geval dat zijn verfijnde smaak enige eisen aan zijn omgeving mag stellen. Het weet zelfs te overtuigen dat bepaalde opofferingen ter wille van de stijl zeer beslist de moeite waard zijn. Hoe meer evenwel de gewaarwording de overhand verkrijgt waardoor het gewaarwordende subject achter de sensatie verdwijnt, des te ongenietbaarder wordt dit type. Het ontwikkelt zich of tot de ruwe genotsmens, of tot de gewetenloze, geraffineerde estheet. Zo weinig als het dan het object kan missen, zozeer berooft het dat ook van zijn waarde als iets dat op zichzelf en omwille van zichzelfs bestaat. Het wordt zonder erbarmen verkracht en uitgeperst, voorzover het nog als middel tot gewaarwording wordt gebruikt. De binding aan het object wordt tot het uiterste gedreven. Daardoor wordt evenwel ook het onbewuste uit de compensatoire rol in de openlijke oppositie gedrongen. 398 In het bijzonder doen zich de verdrongen intuïties gelden in de vorm van projecties op het object. De avontuurlijkste veronderstellingen ontstaan. Wanneer het om een seksueel object gaat, spelen jaloerse fantasieën een grote rol, evenals angsttoestanden. In ernstige gevallen ontwikkelen er zich allerlei fobieën en in het bijzonder dwangsymptomen. De pathologische inhouden hebben een opvallend irreëel karakter en zijn vaak zedelijk en godsdienstig getint. Dikwijls ontwikkelt zich een spitsvondige haarkloverij, een belachelijk scrupuleuze moraliteit en een primitieve, bijgelovige en 'magische' religiositeit die op duistere riten teruggrijpt. Al deze dingen zijn een gevolg van de verdrongen, minder gedifferentieerde functies die in dergelijke gevallen lijnrecht tegenover het bewustzijn staan, en wier aan de dag treden des te opvallender is omdat zij op de meest absurde veronderstellingen schijnen te berusten, in volkomen tegenstelling tot het bewuste gevoel voor feitelijkheden. De hele ontwikkeling van het voelen en denken lijkt in deze tweede persoonlijkheid tot een ziekelijke primitiviteit verwrongen; de redelijkheid is tot spitsvondigheid en haarkloverij geworden; de moraal tot dor genioraliseer en tot farizeïsme dat er dik bovenop ligt; de godsdienst tot dwaas bijgeloof, en het voorvoelende vermogen, deze hoge gave van de mens, tot persoonlijk gemier, tot het doorvorsen van de kleinste hoekjes dat in plaats van de ruimte te zoeken zich verliest in de bekrompenheid van de ergste kleinzieligheid. Het speciale dwangkarakter van de neurotische symptomen vertegenwoordigt de onbewuste tegenpool van de bewuste zedelijke ongedwongenheid van een zuiver gewaarwordende houding die, vanuit het standpunt van het rationele oordeel beschouwd, zonder kieskeurigheid alles aanvaardt wat zich aandient. Ook al betekent het onkieskeurige van het gewaarwordingstype geenszins absolute wetteloosheid en ongebondenheid, toch valt de zeer essentiële beperking door het oordeel hier weg. Het rationele oordeel vertegenwoordigt een bewuste dwang die het rationele type zich schijnbaar vrijwillig oplegt. Deze dwang overvalt bet gewaarwordingstype vanuit het onbewuste. Daarbij komt nog dat de binding aan het object van het rationele type, juist door het bestaan van het oordeel, nooit zoveel betekent als die onvoorwaardelijke binding die het gewaarwordingstype aan het object bezit. Wanneer zijn houding tot een abnormale eenzijdigheid uitgroeit, loopt het daarom gevaar even radicaal in de greep van het onbewuste te geraken als het bewust aan het object hangt. 399 Komt het eenmaal tot een neurose, dan is dit type ook veel moeilijker op verstandige wijze te behandelen, omdat de functies waaraan de arts moet appelleren, zich in een betrekkelijk ongedifferentieerde toestand bevinden, zodat er weinig of niets aan vast is te knopen. Dikwijls zijn er affectieve pressiemiddelen nodig om het zich iets bewust te maken.

b3.8 De intuïtie De intuïtie richt zich, als functie van de onbewuste waarneming, in de extraverte houding geheel op uitwendige objecten. Aangezien de intuïtie een in hoofdzaak onbewust proces is, is het zeer moeilijk om het karakter ervan bewust te vatten. In het bewustzijn wordt de intuïtieve functie vertegenwoordigd door een zekere houding van verwachting, een schouwen en in-de-dingen-leggen, waarbij pas achteraf uit het resultaat kan blijken hoeveel erin werd gelegd en hoeveel er werkelijk in de dingen zelf lag. Zoals ook de gewaarwording wanneer zij het primaat bezit niet louter een reactief, voor het object verder onbelangrijk proces is, maar veeleer een activiteit die het object aangrijpt en er vorm aan geeft, zo is ook de intuïtie geen loutere waarneming, geen zuiver schouwen, maar een actief, scheppend proces dat evenveel in het object legt als het eruit haalt. Zoals het er onbewust een beschouwing aan ontleent, zo schept het ook een onbewuste werking in het object. De intuïtie schenkt ons echter om te

Page 22: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 22 van 42

beginnen uitsluitend beelden of opvattingen inzake betrekkingen en verhoudingen die met behulp van andere functies ofwel in het geheel niet, ofwel slechts langs een grote omweg kunnen worden bereikt. Deze beelden hebben de waarde van een bepaalde kennis die een doorslaggevende invloed uitoefent op het handelen wanneer het hoofdaccent op de intuïtie valt. In dit geval is de psychische aanpassing bijna uitsluitend op de intuïtie gebaseerd. Het denken, voelen en gewaarworden zijn betrekkelijk verdrongen, waarbij de gewaarwording het sterkst te lijden heeft, omdat zij als bewuste zintuiglijke functie de intuïtie het meest in de weg staat. De gewaarwording werkt storend op de zuivere, on vooringenomen, naïeve beschouwing door haar opdringerige zintuiglijke prikkels die de aandacht naar de fysische oppervlakte afleiden, dus juist op die dingen waar de intuïtie achter wil trachten te komen. Aangezien de intuïtie zich bij de extraverte houding hoofdzakelijk op het object richt, komt zij eigenlijk heel dicht bij de gewaarwording, want het 400 verwachtend zich richten op uitwendige objecten kan met bijna even grote waarschijnlijkheid van de gewaarwording gebruikmaken. Om de intuïtie toch haar kans te doen krijgen, moet dan ook de gewaarwording in hoge mate worden onderdrukt. Onder gewaarwording versta ik in dit geval de eenvoudige, rechtstreekse zintuiglijke gewaarwording als scherpomlijnd fysiologisch en psychisch gegeven. Dit moet namelijk van tevoren nadrukkelijk worden vastgesteld, want wanneer ik aan het intuïtieve type vraag waarop het zich oriënteert, zal het spreken van dingen die als twee druppels water lijken op zintuiglijke gewaarwordingen. Het zal ook dikwijls gebruikmaken van de term 'gewaarwording'. Het heeft ook inderdaad gewaarwordingen, maar het richt zich niet naar de gewaarwordingen zelf: deze zijn louter aanknopingspunten voor het schouwen. Zij worden uitgekozen naar onbewust vooropgezette richtlijnen. Niet de in fysiologisch opzicht krachtigste gewaarwording krijgt het hoofdaccent, maar een andere, die door de onbewuste houding van het intuïtieve type een aanmerkelijk grotere betekenis krijgt. Hierdoor krijgt zij soms het voornaamste accent, en het bewustzijn van het intuïtieve type krijgt dan de indruk dat zij de enige, zuivere gewaarwording is. Dit is evenwel in werkelijkheid niet het geval. Zoals de gewaarwording bij de extraverte houding de grootste realiteit tracht te verwerven, omdat alleen daardoor de indruk van een vol leven wordt gewekt, zo streeft de intuïtie naar het omvatten van de grootste mogelijkheden, omdat door het schouwen van mogelijkheden de verwachting het sterkst wordt bevredigd. De intuïtie streeft naar het ontdekken van mogelijkheden in het objectief gegevene, en daarom is zij dan ook als zuiver ondergeschikte functie (wanneer zij dus niet het primaat bezit) het hulpmiddel dat automatisch werkt wanneer geen andere functie de uitweg uit een naar alle kanten gebarricadeerde situatie kan ontdekken. Heeft de intuïtie het primaat, dan maken alle situaties de indruk alsof zij gesloten vertrekken zijn die de intuïtie moet openen. Zij zoekt voortdurend uitwegen en nieuwe mogelijkheden voor het uitwendige leven. Voor de intuïtieve levenshouding wordt elke levenssituatie in de kortst mogelijke tijd tot een gevangenis, tot een knellende band die om verlossing schreeuwt. De objecten schijnen voor het ogenblik een bijna overdreven waarde te bezitten, namelijk voorzover zij dienen kunnen tot bevrijding, tot het vinden van een nieuwe mogelijkheid. Zodra zij evenwel hun dienst hebben gedaan als brug of als fase. 401 schijnen zij geen enkele waarde meer te bezitten en worden zij als lastige ballast afgeworpen. Een feit is alleen van betekenis zolang het nieuwe mogelijkheden in zich sluit, die erbovenuit grijpen en in staat zijn het individu ervan te verlossen. Zich voordoende mogelijkheden zijn dwingende argumenten waaraan de intuïtie zich niet kan onttrekken en waaraan zij al het andere opoffert.

b3.9 Het extraverte intuïtieve type Wanneer de intuïtie de overhand heeft, ontstaat er een typische, niet te miskennen psychologie. Aangezien de intuïtie zich op het object oriënteert, valt er een sterke afhankelijkheid van uitwendige objecten op te merken, en toch is deze afhankelijkheid radicaal anders dan bij het gewaarwordingstype. Men vindt het intuïtieve type niet waar men algemeen erkende werkelijkheidswaarde!! kan vinden, maar altijd daar waar mogelijkheden aanwezig zijn. Het heeft een fijne neus voor wat bezig is te ontkiemen en toekomstmogelijkheden in zich bergt. Nooit voelt het zich op zijn gemak in stabiele, allang bestaande en wel gefundeerde verhoudingen van algemeen erkende maar beperkte waarde. Aangezien het steeds op zoek is naar nieuwe mogelijkheden, dreigt het in stabiele verhoudingen te stikken. Het grijpt nieuwe objecten en mogelijkheden niet grote intensiteit aan, en soms met buitengewoon enthousiasme, om ze dan zonder enige piëteit en schijnbaar zonder er nog verder aan te denken koelbloedig weer op te geven, zodra hun grenzen zijn ontdekt en zij geen belangrijke ontwikkelingsmogelijkheden meer beloven. Zolang er een mogelijkheid bestaat, is het intuïtieve type eraan geketend met noodlottige macht. Het is alsof zijn gehele leven opgaat in de nieuwe situatie. Men krijgt de indruk — en de betrokkene heeft die zelf ook — dat hij nu het beslissende moment in zijn leven heeft bereikt en van nu af niets anders meer zou kunnen denken of

Page 23: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 23 van 42

voelen. Ook al zou hij nog zo verstandig en doelmatig zijn, ook al zouden alle denkbare argumenten voor de stabiliteit pleiten, niets zou hem ervan kunnen weerhouden om op een goede dag dezelfde situatie die hem een bevrijding en een verlossing scheen, als een gevangenis te gaan beschouwen en ook als zodanig te behandelen. Noch verstand, noch gevoel kan hem weerhouden of van een nieuwe mogelijkheid afschrikken, ook al zouden deze wellicht tegen zijn tot dusver gehuldigde opvattingen indruisen. 402 Denken en voelen, de onmisbare elementen van een overtuiging, zijn bij dit type minder gedifferentieerde functies die geen doorslaggevende kracht bezitten en daarom geen doeltreffende weerstand kunnen bieden aan de kracht van de intuïtie. En toch zijn alleen deze functies in staat om een doeltreffende compensatie te vormen voor het primaat van de intuïtie, doordat zij het intuïtieve type het oordeel schenken dat hem als type ten enenmale ontbreekt. De moraliteit van het intuïtieve type is noch verstandelijk, noch gevoelsmatig; veeleer heeft het zijn eigen moraal, die gelegen is in de trouw aan zijn opvatting en de gewillige onderwerping aan de macht daarvan. Het belang van de omgeving legt weinig gewicht in de schaal. Haar fysieke welzijn levert net zo min een steekhoudend argument op als dat van hemzelf. Evenmin bestaat er enig respect voor de overtuigingen en levensgewoonten van zijn omgeving, zodat dit type niet zelden voor een onzedelijk, zich om niets bekommerend avonturier doorgaat. Aangezien zijn intuïtie zich met uitwendige objecten bezighoudt en de uitwendige mogelijkheden ruikt, werpt het zich bij voorkeur op beroepen waarin het zijn bekwaamheden zo veelzijdig mogelijk tot ontplooiing kan brengen. Vele kooplieden, ondernemers, speculanten, agenten, politici en dergelijke behoren tot dit type. Nog vaker dan bij mannen schijnt dit type bij vrouwen voor te komen. In dit laatste geval openbaart de intuïtieve werkzaamheid zich niet zozeer in het beroep als wel in het dagelijkse leven. Dergelijke vrouwen verstaan de kunst om alle mogelijkheden uit te buiten, relaties aan te knopen, mannen te ontdekken die mogelijkheden bieden, om dan voor een nieuwe mogelijkheid weer alles op te geven. Het is zonder meer duidelijk dat een dergelijk type van buitengewoon grote betekenis is, zowel voor de gemeenschap als voor de bevordering van de cultuur. Wanneer het goed, dat wil zeggen; niet al te egocentrisch is ingericht, kan het zich ongemeen verdienstelijk maken door het initiatief nemen tot of bevorderen van alle mogelijke nieuwe dingen. Dit type is de aangewezen advocaat voor alle veelbelovende minderheden. Doordat het, wanneer het niet zozeer op dingen als wel op mensen is gericht, bepaalde bekwaamheden en mogelijkheden als het ware in hen ruikt, kan het ook mensen 'maken'. Daardoor is het meer dan iemand anders in staat de mensen moed in te spreken of warm te doen lopen voor een nieuwe zaak, ook al laat het die zelf na een paar dagen weer schieten. Hoe krachtiger de intuïtie, des te meer vereenzelvigt het subject zich ook niet de ontdekte mogelijkheid. 403 Het leeft daarin, draagt haar aanschouwelijk en niet warme overtuiging voor, belichaamt haar als het ware. Het is geen toneelspel, maar noodlot. Deze houding heeft haar grote gevaren, want maar al te gemakkelijk verbrokkelt het intuïtieve type zijn leven, doordat het mensen en dingen tot leven wekt en een stroom van leven om zich heen ver-breidt waarbij het niet zelf leeft, maar alleen de anderen dit doen. Wanneer het zich tot één ding zou kunnen bepalen, zou het zich de vruchten van zijn arbeid in de schoot zien vallen. Veel te snel echter moet het alweer achter een nieuwe mogelijkheid aan en de pas bezaaide akkers in de steek laten, die dan door anderen worden geoogst. En ten slotte staat het zelf met lege handen. Wanneer het intuïtieve type het evenwel zover laat komen, krijgt het zijn eigen onbewuste tegen zich. Dit vertoont een zekere overeenkomst met dat van het gewaarwordingstype. Het denken en het voelen zijn relatief verdrongen en vormen in het onbewuste infantiel-archaïsche gedachten en gevoelens, die te vergelijken zijn met die van het gewaarwordingstype. Zij treden in ieder geval op in de vorm van intensieve projecties en zijn even absurd als die van het gewaarwordingstype. Alleen schijnt mij in dit geval het mystieke karakter te ontbreken: het gaat hier veelal om concrete, quasi-reële dingen, zoals vermoedens op seksueel, financieel en ander gebied, bijvoorbeeld vermoedens van ziekte. Deze verscheidenheid schijnt voort te vloeien uit de verdrongen reële gewaarwordingen. Deze laatste doen zich in de regel ook gelden, doordat het intuïtieve type plotseling blijft hangen aan een man of vrouw waar het hoegenaamd niet bij past, en dat als gevolg van het feit dat deze personen de archaïsche gewaarwordingssfeer hebben geraakt. Daardoor ontstaat een onbewuste dwangbinding aan een object dat zo duidelijk mogelijk geen enkel perspectief biedt. Een dergelijk geval is al een dwangsymptoom dat ook voor dit type uitermate karakteristiek is. Het maakt aanspraak op een overeenkomstige vrijheid en ongebondenheid als het gewaarwordingstype, doordat het zijn besluiten niet toetst aan een rationeel oordeel, maar uitsluitend aan de waarneming van de toevallige mo-gelijkheden. Het wijst de beperking door de rede af en valt dientengevolge in de neurose ten prooi aan onbewuste dwang, muggen-zifterij en haarkloverij, en in de dwangbinding aan de gewaarwording van

Page 24: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 24 van 42

het object. In het bewuste behandelt het de gewaarwording en het daardoor waargenomen object met soevereine minachting en 404 onverschilligheid. Niet dat deze als zodanig bedoeld zijn; veeleer ziet het 't object dat ieder kan zien eenvoudig niet en loopt het er daardoor overheen, net als het gewaarwordingstype; alleen ziet dit laatste de ziel van het object niet. Hiervoor wreekt het object zich later in de vorm van hypochondrische dwangideeën, fobieën en alle mogelijke absurde lichamelijke gewaarwordingen.

b3.10 Samenvatting van de irrationele typen Ik heb de beide laatste typen irrationeel genoemd om de reeds vermelde reden dat zij hun doen en laten niet baseren op redelijke oordelen, maar op de absolute kracht van de waarneming. Deze richt zich op het eenvoudig aanwezige dat niet gebonden is aan een keuze door het oordeel. In dit opzicht zijn deze beide typen aanmerkelijk superieur aan de twee eerste, oordelende typen. Het objectief aanwezige is wetmatig en toevallig. Voorzover het wetmatig is, is het toegankelijk voor de rede. Voorzover het toevallig is, is dit niet het geval. Men zou ook omgekeerd kunnen zeggen dat wij aan het gegevene datgene wetmatig noemen wat onze rede als zodanig ziet, en dat wij die dingen toevallig noemen waarin wij geen wetmatigheid kunnen ontdekken. Het postulaat (=hypothese) van een universele wetmatigheid blijft zuiver postulaat van onze rede alleen, maar het is geenszins een postulaat van onze waarnemende functies. Aangezien deze zich in geen enkel opzicht baseren op het beginsel van de rede, noch op haar postulaat, zijn zij naar hun wezen irrationeel. Vandaar dan ook dat ik de waarnemingstypen krachtens hun wezen irrationeel noem. Het zou evenwel volkomen onjuist zijn wanneer men deze typen daarom ook 'onredelijk' wilde noemen, omdat zij het oordeel aan de waarneming ondergeschikt maken. Zij zijn slechts in sterke mate empirisch; zij baseren zich uitsluitend op de ervaring, en zelfs zo uitsluitend dat hun oordeel de ervaring meestal niet kan bijhouden. Maar de oordelende functies zijn desalniettemin toch aanwezig, al leiden zij een grotendeels onbewust bestaan. Voorzover het onbewuste ondanks zijn afsnoering van het bewuste subject toch altijd weer aan de dag treedt, treden ook in het leven van de irrationele typen opvallende oordelen en keuzehandelingen op in de vorm van schijnbare muggenzifterij, koude kritiek en een schijnbaar opzettelijke keuze voor personen en situaties. Deze trekken vertonen een infantiel of soms ook primitief karakter. Soms zijn zij opvallend naïef; soms ook onbarmhartig, scherp en gewelddadig. Het rationele type 405 krijgt licht de indruk dat deze mensen in werkelijkheid rationalistisch en doelbewust zijn in de slechte zin van het woord. Dit oordeel zou evenwel slechts voor hun onbewuste opgaan, maar hoegenaamd niet voor hun bewuste psychologie, die geheel en al op de waarneming is geconcentreerd en door haar irrationele karakter ten enenmale ontoegankelijk is voor het redelijke oordeel. Een redelijk georiënteerd type kan ten slotte het gevoel krijgen dat een dergelijke opeenhoping van toevalligheden de naam 'psychologie' eigenlijk niet verdient. De tegenhanger van deze opvatting vinden wij in de indruk die het rationele type op het irrationele maakt: de indruk van iemand die maar betrekkelijk levend is, die alles wat leeft aan de banden van het redelijk oordeel wil ketenen en het daarmee de keel wil toesnoeren. Dat zijn natuurlijke krasse uitersten, maar zij komen voor. Het oordeel van het rationele type komt er licht toe het irrationele op te vatten als een rationeel type van minder gehalte, doordat het dit beoordeelt naar wat het mist. Het is namelijk niet het toevallige dat eraan ontbreekt - daarin is het een meester — maar het zijn het redelijk oordeel en de redelijke bedoeling waarin het tekortschiet. Dit is voor het rationele type iets dat het zich moeilijk kan indenken; en deze onbegrijpelijkheid wordt slechts geëvenaard door de verwondering van het irrationele type wanneer het iemand ontdekt die redelijke begrippen hoger stelt dan het levende en werkelijke gebeuren. Zoiets vindt het bijna ongelooflijk. In de regel is het al een hopeloze onderneming om het in dit opzicht al iets principieels aan het verstand te willen brengen, want een rationeel begrijpen is het even vreemd en staat het evenzeer tegen als het voor het rationele type iets ondenkbaars zou zijn om een contract te sluiten zonder de zaak van tevoren te hebben doorgepraat en tot overeenstemming te zijn gekomen. Deze kwestie brengt mij op het probleem van de psychische verhouding tussen de vertegenwoordigers van de verschillende typen. Deze psychische verhouding wordt in de nieuwere psychiatrie in aansluiting bij de terminologie van de Franse hypnotische school het 'rapport' genoemd. Dit 'rapport' bestaat in de eerste plaats uit eergevoel van bestaande overeenstemming, ondanks de erkenning van de verschillen. Reeds deze erkenning van de bestaande verschillen, voorzover zij althans gemeenschappelijk bezit is, vertegenwoordigt een rapport, een gevoel van overeenstemming. Wanneer wij ons dit gevoel in een concreet geval in hogere mate bewustmaken, ontdekken 406

Page 25: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 25 van 42

wij dat het niet alleen een niet nader te analyseren gevoel zonder meer is, maar tegelijkertijd een inzicht of een kennisinhoud die het punt van overeenstemming in denkvorm weergeeft. Deze rationeIe weergave geldt nu uitsluitend voor het rationele type, maar absoluut niet voor het irrationele, want het rapport daarvan is niet in het minst op het oordeel gebaseerd, maar op de parallelliteit van het gebeurende, het levend gegeven zijn als zodanig. Dit gevoel van overeenstemming is gelegen in het gemeenschappelijk waarnemen van een gewaarwording of intuïtie. Het rationele type zou zeggen dat het rapport met het irrationele berust op loutere toevalligheid. Wanneer de objectieve situaties toevalligerwijs precies met elkaar kloppen, ontstaat er zoiets als een menselijke verhouding, maar niemand weet van welke geldingskracht of duur deze verhouding is. Het is voor het rationele type dikwijls zelfs een pijnlijke gedachte dat deze verhouding slechts zolang duurt als de uitwendige omstandigheden toevalligerwijs iets gemeenschappelijks blijken te bezitten. Dit komt hem nu niet bepaald menselijk voor, terwijl het irrationele type hierin juist het menselijke bij uitnemendheid ziet. Het gevolg is dat er tussen beiden geen contact is en dat het ene type het andere beschouwt als iemand waarop men geen staat kan maken en waarmee men nooit werkelijk zal kunnen opschieten. Tot deze conclusie komt men evenwel alleen wanneer men zich bewust rekenschap tracht te geven van het karakter van zijn verhouding tot de mede mens. Aangezien een dergelijke psychologische nauwgezetheid niet al te vaak voorkomt, gebeurt het dikwijls dat er, ondanks een absoluut verschil in standpunt, toch een soort van rapport ontstaat, en wel op de volgende manier: de een veronderstelt in stilzwijgende projectie dat de ander er uiteindelijk precies hetzelfde over denkt, terwijl deze op zijn beurt een objectieve gemeenschappelijkheid veronderstelt of ervaart waarvan de eerste geen bewust besef heeft, zodat hij het bestaan ervan dan ook onmiddellijk zou bestrijden, precies zoals de laatste ook nooit op het idee zou komen dat het rapport op een gemeenschappelijke mening zou berusten. Een dergelijk rapport komt verreweg het vaakst voor; het is gebaseerd op een projectie die later tot een bron van misverstanden wordt. De psychische verhouding in de extraverte houding reguleert zich altijd naar objectie factoren, naar uitwendige voorwaarden. Datgene wat iemand innerlijk is, is nooit van doorslaggevende betekenis. Voor onze hedendaagse cultuur is de extraverte houding ten aanzien van het probleem 407 van de menselijke verhoudingen in principe doorslaggevend. Het introverte principe komt natuurlijk voor, maar het geldt als uitzondering en doet een beroep op de verdraagzaamheid van de omgeving.

C) Het introverte type C1 De algemene houding van het bewustzijn Zoals ik al in de inleiding van dit hoofdstuk heb uiteengezet, onderscheidt het introverte type zich hierin van het extraverte dat het zich niet, zoals het laatste, hoofdzakelijk op het object en op het objectief gegevene oriënteert, maar op subjectieve factoren. Ik heb in de bewuste paragraaf gezegd dat er bij het introverte type tussen de waarneming van het object en zijn eigen handelen een subjectieve opvatting schuift, die het onmogelijk maakt dat het handelen een met het objectief gegevene overeenkomend karakter aanneemt. Dit is natuurlijk een bijzonder geval dat alleen bij wijze van voorbeeld werd vernield en tot eenvoudige illustratie moest dienen. Hier dienen wij natuurlijk meer algemene omschrijvingen te geven. Het introverte bewustzijn ziet weliswaar de uitwendige omstandigheden, maar het kiest de subjectieve determinant als de doorslaggevende. Dit type richt zich dus naar die factor van het waarnemen en kennen die de zinnenprikkel opnemende subjectieve dispositie vertegenwoordigt. Twee personen zien bijvoorbeeld hetzelfde voorwerp, maar zij zien het nooit zo dat de beelden die zij zich ervan vormen identiek zijn. Nog helemaal afgezien van de verschillende scherpte der zintuigen en van de persoonlijke visie, bestaan er dikwijls ingrijpende verschillen in de vorm en mate van de psychische assimilatie van het waarnemingsbeeld. Terwijl nu het extraverte type zich steeds hoofdzakelijk beroept op datgene wat hem uit het object tegemoet treedt, baseert het introverte zich hoofdzakelijk op datgene wat de indruk van buitenaf in het subject aan constellatie doet ontstaan. In het speciale geval van een apperceptie kan het verschil natuurlijk zeer subtiel zijn, maar in het geheel van het psychologische verband doet het zich in sterke mate gelden, en wel in de vorm van een reservaat van het ik. Om maar dadelijk met de deur in huis te vallen: ik houd de opvatting die met Weininger deze houding filautisch, dat wil zeggen: auto-erotisch of egocentrisch of subjectivistisch of egoïstisch wil noemen, voor principieel misleidend en waardeberovend. 408 Zij brengt het vooroordeel tot uitdrukking van het extraverte type ten aanzien van het wezen van het introverte type. Men mag nooit vergeten - doch de extraverte opvatting doet dat maar te. gemakkelijk - dat alle waarnemen en kennen niet alleen objectief, maar ook subjectief bepaald is. De wereld bestaat

Page 26: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 26 van 42

niet alleen zoals zij is, maar ook zoals zij zich aan ons voordoet. Ja, wij hebben als het erop aankomt zelfs geen enkel criterium dat ons zou kunnen helpen aan de beoordeling van een wereld die niet assimileerbaar zou zijn aan het subject. Men zou de grote twijfel loochenen die er bestaat ten aanzien van een mogelijkheid tot absolute kennis, wanneer men de subjectieve factor over het hoofd zou zien. Daardoor zou men belanden op de weg van het holle en lege positivisme dat de periode van de eeuwwisseling heeft ontsierd, en daarmee ook in die intellectuele onbescheidenheid die de voorloper is van een ruwheid van gevoel en van een even stompzinnige als aanmatigende gewelddadigheid. Door de overschatting van het objectieve kenvermogen verdringen wij de betekenis van de subjectieve factor, ja die van het subject als zodanig. Wat is evenwel het subject? Het subject is de mens - wij zijn het subject. Het zou ziekelijk zijn om te vergeten dat de kennis een subject bezit en dat er hoegenaamd geen kennis mogelijk zou zijn, en dus ook voor ons geen wereld, wanneer er niet iemand was die zei: 'Ik ken', waarmee evenwel meteen de subjectieve beperktheid van alle kennen is uitgesproken. Hetzelfde geldt voor alle psychische functies: zij hebben een subject dat even onmisbaar is als het object. Het is kenmerkend voor onze extravert georiënteerde waardeschatting van een bepaald tijdperk dat het woord 'subjectief’ bijna klonk als een verwijt en in ieder geval met de toevoeging 'alleen maar subjectief’ een gevaarlijk wapen vertegenwoordigde, bestemd om iedereen te treffen die niet bij voorbaat absoluut overtuigd was van de onvoorwaardelijke superioriteit van het object. Wij moeten ons daarom helder rekenschap geven van de betekenis die wij in deze studie toekennen aan het woord 'subjectief. Onder subjectieve factor versta ik die psychologische actie of reactie die met de inwerking van het object tot een nieuwe psychische feitelijkheid versmelt. Voorzover nu de subjectieve factor sinds onheugelijke tijden en bij alle volken der aarde in zeer hoge mate identiek en stationair blijft, doordat de elementaire waarnemingen en kenervaringen als het ware overal en te allen tijde dezelfde zijn, is deze een even vast gefundeerde realiteit als het uitwendige object. 409 Als dit niet het geval was, dan zou er geen sprake kunnen zijn van een duurzame en in wezen aan zichzelf gelijk blijvende werkelijkheid en dan zou het onmogelijk zijn om iets aan overleveringen te hebben. In zoverre is dus de subjectieve factor een even onverbiddelijk gegeven als de eindeloosheid van de zee en de doorsnede van de aardbol. In zoverre kan ook de subjectieve factor volledig aanspraak maken op de volle betekenis van een wereld-bepalende grootheid die nooit en nergens buiten beschouwing kan worden gelaten. Het is een tweede wereldwet, en wie zich daarop baseert steunt op een even grote zekerheid, op evenveel duurzaamheid en geldingskracht als degene die zich op het object beroept. Maar net zo min als het object en het objectief gegevene ooit aan zichzelf gelijk blijven, omdat ze onderworpen zijn aan zowel de vergankelijkheid als de toevalligheid, kan ook de subjectieve factor zich onttrekken aan de veranderlijkheid en de individuele toevalligheid. En daardoor is de waarde ervan eveneens louter betrekkelijk. De overmatige ontwikkeling van de introverte houding van het bewustzijn leidt namelijk niet tot een beter en doeltreffender toepassing van het subjectieve element, maar tot een kunstmatige subjectivering van het bewustzijn, waaraan men inderdaad het verwijt van het 'louter subjectieve' niet kan onthouden. Daardoor ontstaat een pendant (=tegenhanger) van de ontsubjectivering van het bewustzijn in de overdreven extraverte houding die Weiningers benaming 'misautisch' inderdaad verdient. Aangezien de introverte houding gebaseerd is op een algemeen voorkomende, zeer reële en absoluut onmisbare voorwaarde der psychologische aanpassing, zijn termen als 'philautisch', 'egocentrisch' en dergelijke zeer misplaatst en verwerpelijk, omdat zij het vooroordeel doen ontstaan dat het louter en alleen om het lieve ik gaat. Niets zou onjuister zijn dan een dergelijke veronderstelling. Men komt deze echter maar al te vaak tegen wanneer men de uitspraken van het extraverte type over het introverte onder de loep neemt. Ik zou met dat al voor deze fout liever niet zozeer het individuele extraverte type aansprakelijk willen stellen, als wel de algemeen geldende extraverte opvatting als zodanig, die geenszins beperkt is tot het extraverte type, maar evenzeer, dwars tegen het eigen wezen in, door het andere type wordt aangehangen. Deze laatste categorie kan men in dit geval dus ontrouw aan het eigen type verwijten, wat voor de eerstgenoemde groep niet geldt. 410 De introverte houding hangt in het normale geval samen met een in beginsel door overerving gegeven psychologische structuur die aan het subject ingeboren is. Men mag deze evenwel onder geen beding identiek stellen met het ik van het subject, wat na het hierboven opgemerkte licht zou kunnen gebeuren. Wij hebben hier echter te maken met de psychologische structuur van het subject die aan elke ontwikkeling van het ik voorafgaat. Het eigenlijke subject dat aan alles ten grondslag ligt, het zelf, omvat veel meer dan het ik, omdat het eerstgenoemde ook het onbewuste omvat, terwijl het laatste in wezen het middelpunt van het bewustzijn vormt. Wanneer het ik met het zelf identiek was, zou het ondenkbaar zijn dat wij soms in dromen in geheel andere vormen en betekenissen zouden kunnen

Page 27: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 27 van 42

optreden. Het is met dat al een voor het introverte type kenmerkende eigenaardigheid dat het, zowel krachtens eigen neiging als op grond van het algemene vooroordeel, zijn ik met zijn zelf verward en zijn ik tot subject van het psychologische proces verhoogt, waardoor het juist de reeds vernielde ziekelijke subjectivering van zijn bewustzijn voltrekt die het van het object vervreemdt. De psychologische structuur is dezelfde die Semon Mneme heeft genoemd, en ik het collectieve onbewuste. Het individuele zelf is een gedeelte, fragment of vertegenwoordiger van een overal en in alle levende wezens aanwezige en dienovereenkomstig genuanceerde vorm van een psychologisch proces, een vorm die ook elk wezen opnieuw weer aangeboren is. Vanouds wordt de aangeboren wijze van handelen instinct genoemd; de vorm van psychische benadering van het object heb ik het archetype genoemd. Wat men onder instinct dient te verstaan, mag ik wel als bekend veronderstellen. Anders is het gesteld met de Archetype. Ik versta daaronder hetzelfde wat ik vroeger in aansluiting bij Jakob Burckhardt 'primitief beeld' heb genoemd. Het archetype is een symbolische formule die overal in functie treedt waar ofwel nog geen bewuste begrippen bestaan, ofwel deze uit innerlijke of uitwendige overwegingen eenvoudig niet mogelijk zijn. De inhouden van het collectieve onbewuste zijn in het bewustzijn als uitgesproken neigingen en opvattingen vertegenwoordigd. Zij worden door het individu in de regel opgevat als door het object bepaald — goed beschouwd ten onrechte — want zij spruiten voort uit de onbewuste structuur van de psyche en worden door de werking van het object alleen wakker geroepen. Deze subjectieve neigingen en opvattingen zijn sterker dan de invloed van het object; 411 hun psychische waarde is groter, zodat zij op alle indrukken hun stempel zetten. Zoals het voor het introverte type onbegrijpelijk is dat het object altijd de doorslag zou moeten geven, zo blijft het voor het extraverte type een raadsel hoe een subjectief standpunt hoger aangeslagen zou moeten worden dan een objectieve situatie. Het komt onvermijdelijk tot de veronderstelling dat het introverte type hetzij een verwaande egoïst is, hetzij een doctrinaire dweper. Verder zou het tot de hypothese kunnen komen dat het introverte type onder invloed van een onbewust machtscomplex staat. Dit vooroordeel wordt ongetwijfeld in de hand gewerkt door het introverte type zelf, dat door zijn nadrukkelijke, sterk generaliserende uitdrukkingswijze die schijnbaar bij voorbaat elke andere opvatting buitensluit, daartoe aanleiding geeft. Bovendien zouden alleen al de beslistheid en de starheid van het subjectieve oordeel, dat zich apriori boven al het objectief gegevene plaatst, voldoende zijn om de indruk van een krachtige egocentriciteit te wekken. Tegenover dit vooroordeel verzuimt het introverte type in de regel het juiste argument te plaatsen: het weet namelijk niets af van de onbewuste, maar absoluut algemeen geldige grondslagen van zijn subjectieve oordeel of van zijn subjectieve waarnemingen. In overeenstemming met de geest van zijn tijd zoekt het buiten zich, en niet achter zijn bewustzijn. En als het dan bovendien nog enigszins neurotisch is, komt dat neer op een min of meer totaal onbewuste identiteit van het ik met het zelf, waardoor dit laatste in zijn betekenis tot niets wordt teruggebracht en het ik daarentegen mateloos wordt opgeblazen. De onbetwijfelbare, wereldbepalende macht van de subjectieve factor wordt dan in het ik samengeperst, waardoor een mateloos machtsbesef en een zelf onnozel aandoende egocentriciteit ontstaat. Iedere psychologie die het wezen van de mens tot een onbewuste machtsdrang herleidt, is uit deze aanleg ontstaan. Vele smakeloosheden, bijvoorbeeld bij Nietzsche, hebben hun ontstaan aan deze subjectivering van het bewustzijn te danken.

C2 De onbewuste houding De overwegende invloed van de subjectieve factor in het bewustzijn, heeft een minderwaardigheid van de objectieve factor tot gevolg. et object bezit niet die betekenis waarop het eigenlijk recht heeft. 412 Zoals het in de extraverte houding een te grote rol speelt, zo heeft het bij de introverte houding te weinig in de melk te brokkelen. In de mate waarin het bewustzijn van het introverte type wordt gesubjectiveerd en het ik een bovenmatige betekenis krijgt, wordt er tegenover het object een houding ingenomen die op den duur onhoudbaar is. Het object is nu eenmaal een grootheid van onmiskenbare invloed, terwijl het ik iets zeer beperkts en wankels is. Iets anders zou het zijn wanneer het zelf tegenover het object kwam te staan. Zelf en wereld zijn vergelijkbare grootheden — vandaar dat een normale introverte houding evenveel recht van bestaan heeft als een normale extraverte houding. Wanneer evenwel het ik de aanspraken van het subject heeft overgenomen, dan ontstaat vanzelf ter compensatie een onbewuste versterking van de invloed van het object. Deze verandering laat zich voelen doordat het object en het objectief gegevene een overheersende invloed krijgen, ondanks een vaak krampachtige inspanning om het ik de overhand te doen behouden. Deze invloed is des te onoverwinnelijker naarmate zij het individu onbewust aangrijpt en zich daardoor onweerstaanbaar aan het bewustzijn opdringt. Ten gevolge van de gebrekkige verhouding van het ik tot het object — het willen beheersen is namelijk geen aanpassing — ontstaat er in het onbewuste een

Page 28: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 28 van 42

compensatieverhouding tot het object, die zich in het bewustzijn als een onvoorwaardelijke en niet te verbreken binding aan het object doet gelden. Hoe meer het ik zich van alle mogelijke vrijheid, onafhankelijkheid, vrijheid van verplichtingen en superioriteit tracht te verzekeren, des te meer wordt het de slaaf van het objectief gegevene. De vrijheid van de geest wordt aan de ketting van een smadelijke, financiële afhankelijkheid gelegd; de onbekommerdheid van het optreden zakt telkens weer in elkaar ten overstaan van de openbare mening; de zedelijke superioriteit verzinkt in het moeras van minderwaardige verhoudingen; de lust tot heersen loopt uit op een klaaglijk verlangen om te worden bemind. Het onbewuste onderhoudt in de eerste plaats de betrekkingen tot het object, en wel op een wijze die in staat is om de machtsillusie en de superiorireitsfantasie van het bewustzijn zo grondig mogelijk te vernietigen. Het object neemt angstwekkende afmetingen aan, ondanks de bewuste kleinering. Dientengevolge werpt het ik zich niet nog groter heftigheid op de distantiëring en de beheersing van het object. Eindelijk omringt het ik zich met een compleet systeem van beveiligingen 413 (zoals Adler dit op voortreffelijke wijze weergeeft), dat althans de waan van een superioriteit tracht te handhaven. Daardoor scheidt het introverte type zich evenwel geheel en al af van het object en put het zich volkomen uit, enerzijds in verdedigingsmaatregelen en anderzijds in vruchteloze pogingen om indruk te maken op het object en zich door te zetten. Deze pogingen worden evenwel voortdurend doorkruist door de overweldigende indruk die het object maakt. Tegen zijn wil imponeert het object het subject voortdurend en bezorgt dit de onaangenaamste en hardnekkigste affecten en vervolgt het bij iedere stap. Het moet zich voortdurend tot het uiterste inspannen om zich te kunnen handhaven. Vandaar dat de typische vorm van neurose hier de psychastenie is, een ziekte die enerzijds wordt gekenmerkt door een grote gevoeligheid en anderzijds door een chronische moeheid en uitputting. Een analyse van het persoonlijke onbewuste brengt een massa machtsfantasieën aan het licht, gepaard met angst voor machtig tot leven gewekte objecten, waaraan het introverte type dan ook gemakkelijk ten offer valt. Uit de angst voor het object ontwikkelt zich namelijk een typische schroom om zichzelf en zijn mening te doen gelden, want het vreest voor een versterkte invloed van het object. Het vreest voor indrukwekkende affecten van anderen en kan zich nauwelijks weren tegen de angst om onder invloed van een ander te komen. De objecten bezitten namelijk voor dit type machtige, vrees-wekkende eigenschappen die het weliswaar niet bewust erin kan ontdekken, maar die het met zijn onbewuste meent waar te nemen. Aangezien zijn bewuste houding tot het object betrekkelijk verdrongen is, loopt deze houding door het onbewuste, waar zij met de eigenschappen van het onbewuste wordt behept. Deze eigenschappen zijn in de eerste plaats infantiel-archaïsch. Ten gevolge daarvan wordt de verhouding tot het object primitief en neemt zij al die eigenaardigheden aan die kenmerkend zijn voor de primitieve verhouding tot het object. Het is dan alsof er van het object magische kracht uitging. Vreemde, nieuwe objecten wekken vrees en wantrouwen, alsof zij onbekende gevaren in zich borgen. Vanouds bekende objecten zijn als door onzichtbare draden met zijn ziel verbonden; iedere verandering schijnt storend te zullen zijn, zo al niet rechtstreeks gevaarlijk, want zij schijnt nieuw magisch leven in het object wakker te roepen. Een eenzaam eiland waarop zich slechts datgene beweegt wat men toestaat zich te bewegen, wordt het ideaal. De roman van F.Th. Vischer, Auch einer, werpt een treffend licht op 414 deze kant van het introverte zielenleven en tegelijkertijd ook op de daarachter liggende symboliek van het collectieve onbewuste, die ik in deze beschrijving van de typen laat rusten, omdat zij niet alleen aan een type eigen is, maar een algemener karakter draagt. C3 De bijzonderheden van de psychologische elementaire functies bij de introverte levenshouding

c3.1 Het denken Ik heb bij de beschrijving van het extraverte denken al een korte schets gegeven van het introverte denken, waarnaar ik hier nog eens wil verwijzen. Het introverte denken oriënteert zich in de eerste plaats op de subjectieve factor. Deze wordt minstens vertegenwoordigd door een subjectief richtingsgevoel dat uiteindelijk het oordeel bepaalt. Soms is het ook een min of meer afgewerkt beeld dat tot op zekere hoogte als norm dient. Het denken kan zich met concrete of abstracte dingen bezighouden, maar het oriënteert zich op het beslissende moment altijd op het subjectief gegevene. Het voert dus uit de concrete ervaring niet terug naar de objectieve dingen, maar naar de subjectieve inhoud. De uitwendige feiten zijn geen oorzaak en doel van dit denken, hoewel het introverte type zeer dikwijls aan zijn denken deze schijn zou willen geven, maar dit denken begint in het subject en leidt naar het subject terug, ook al maakt

Page 29: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 29 van 42

het verreikende zwerftochten door het gebied van de concrete feitelijkheid. Het is daarom voor het constateren van nieuwe feiten hoofdzakelijk van indirecte waarde, voorzover het in eerste instantie nieuwe opvattingen verbreidt en in veel minder mate feitenkennis. Het poneert vragen en theorieën, het opent perspectieven en dringt tot het wezen der dingen door, maar het neemt ten aanzien van de feiten een gereserveerde houding aan. Deze hebben waarde als illustraties en voorbeelden, maar zij mogen niet overwegen. Feiten worden slechts verzameld als bewijsmateriaal, maar nooit omwille van zichzelf. Wanneer dit laatste al gebeurt, is het als concessie aan de extraverte opvatting. De feiten zijn voor dit denken van secundaire betekenis. Van overwegende betekenis zijn de ontplooiing en weergave van de subjectieve idee, van het oorspronkelijke symbolische beeld dat meer of minder vaag voor het geestesoog staat. 415 Dit denken streeft daarom nooit naar een begripsmatige reconstructie van de concrete feiten, maar naar het uitwerken van het vage beeld tot een klare idee. Het wil de realiteit benaderen en de feiten zien als vulsel voor het schema van de idee, en zijn scheppende kracht bewijst dit denken doordat het ook die idee kan scheppen die niet al in de uitwendige feiten gelegen was en die toch een passende, abstracte uitdrukkingsvorm daarvoor is. En zijn taak is volbracht wanneer de op die wijze geschapen idee de indruk wekt van uit de feiten voortgekomen te zijn en daardoor ook als steekhoudend bewezen kan worden. Maar net zo min als het extraverte denken altijd erin slaagt om een degelijk ervaringsbegrip van de concrete feiten te ontwikkelen of nieuwe feiten te scheppen, slaagt het introverte denken er steeds in om zijn oorspronkelijke beeld ook in een aan de feiten aangepaste idee om te zetten. Zoals in het eerste geval de loutere opeenhoping van empirische feiten de gedachten verminkt en de zin van het geheel verstikt, zo vertoont het introverte denken een gevaarlijke neiging om de feiten in de vorm van zijn beeld te persen of ze zelfs geheel te negeren teneinde het beeld van zijn fantasie maar ongehinderd tot ontplooiing te kunnen brengen. In dit geval zal de uitgewerkte idee haar herkomst uit het duistere archaïsche beeld niet kunnen verloochenen. Zij zal een mythologisch karakter behouden dat soms als 'originaliteit' opvalt en in het ongunstigste geval als wispelturigheid, omdat de vakgeleerden die niet op de hoogte zijn van de mythologische motieven, het archaïsche karakter ervan niet als zodanig herkennen. De subjectieve overtuigingskracht van een dergelijke idee pleegt zeer groot te zijn, en wellicht des te groter naarmate zij minder met de uitwendige feiten in aanraking komt. Hoewel degene die deze idee bepleit, de indruk zal hebben dat een beperkt feitenmateriaal grondslag en oorzaak is van de geloofwaardigheid en geldingskracht van zijn idee, is dit toch in werkelijkheid niet zo, want de idee put haar overtuigende kracht uit haar onbewuste archetype, dat als zodanig algemene geldingskracht bezit en waar is en eeuwig waar zal zijn. Maar deze waarheid is dusdanig algemeen en dusdanig symbolisch dat zij altijd weer eerst in de voor het ogenblik erkende en erkenbare feiten moet worden belichaamd om tot een praktische waarheid te worden met concrete waarde voor het leven. Wat zou bijvoorbeeld een causaliteit te beduiden hebben die nergens in praktische oorzaken en gevolgen aan de dag trad? 416 Dit denken verliest zich gemakkelijk in de onmetelijke waarheid van de subjectieve factor. Het schept theorieën omwille van de theorieën, schijnbaar met het oog op werkelijke of althans mogelijke feiten, maar met een duidelijke neiging om van het ideële tot het zuivere beeld over te gaan. Daardoor komen er weliswaar opvattingen inzake tal van mogelijkheden tot stand, maar geen enkele daarvan wordt tot werkelijkheid, en ten slotte schept men beelden die hoegenaamd niets meer van de uitwendige werkelijkheid tot uitdrukking brengen, maar 'alleen nog maar' symbolen zijn van het zonder meer onkenbare. Daarmee wordt dit denken mythisch en net zo onvruchtbaar als een denken dat zuiver binnen het kader van de objectieve feiten verloopt. Zoals het laatstgenoemde denken afzakt tot het peil van het weergeven van feiten, vervluchtigt het eerste zich tot het zich voorstellen van wat nu eenmaal onvoorstelbaar is, ja buiten de grenzen van elk beeld is gelegen. Het zich voorstellen van feiten bezit een onmiskenbare waarheid, want de subjectieve factor is uitgesloten en de feiten leveren hun eigen bewijs. Zo heeft ook het zich voorstellen van het onvoorstelbare een subjectief onmiddellijk overtuigende kracht en put het zijn bewijs uit zijn eigen bestaan. Het eerste zegt: Est, ergo est; het tweede: Cogito, ergo cogito. Het op de spits gedreven introverte denken komt tot de evidentie van zijn eigen subjectieve zijn, het extraverte daarentegen tot die van zijn volledige identiteit met het objectieve feit. Zoals dit laatste nu zichzelf verloochent door geheel en al op te gaan in het object, ontledigt het eerste zich van elke en iedere inhoud en stelt zich tevreden met zijn loutere bestaan. Daarmee wordt in beide gevallen het voortschrijden van het leven uit de denkfunctie gedrongen naar het gebied van de andere psychische functies, die tot dusver in betrekkelijke onbewustheid bestonden. De buitengewone verarming aan objectieve feiten van het introverte denken wordt gecompenseerd door een veelheid van onbewuste feiten. Hoe meer het bewustzijn zich met de

Page 30: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 30 van 42

denkfunctie beperkt tot de kleinste en zo leeg mogelijke kring die evenwel de gehele volheid van de godheid schijnt te bevatten, des te meer verrijkt de fantasie zich met een menigte van archaïsch ge-vormde feiten, een pandemonium van magische en irrationele grootheden die al naargelang de aard van de functie, die voorlopig het denken aflost als draagster van het leven, een bijzonder aspect ver-krijgen. Is dit de intuïtieve functie, dan wordt de 'andere kant' gezien door de ogen van een Kubin of een Meyrink. Is het de gevoelsfunctie, dan ontstaan er tot dusver ongehoorde, fantastische gevoelsbetrekkingen en gevoelsoordelen van een tegenstrijdig en onbegrijpelijk karakter, 417 Is het de gewaarwordingsfunctie, dan ontdekken de zintuigen nieuwe, nog nooit eerder ervaren dingen in en buiten het eigen lichaam. Een nadere bestudering van deze veranderingen kan zonder veel moeite het aan de dag treden van een primitieve psychologie aantonen, met al haar primitieve kenmerken. Natuurlijk is het ervarene niet louter primitief, maar ook symbolisch, en hoe ouder en oorspronkelijker het eruitziet, des te meer toekomst waarheid heeft het in zich. Want al het oude van ons onbewuste betekent iets toekomstigs. In gewone omstandigheden slaagt niet eens de overgang naar de 'andere kant', laat staan dan de verlossende doorbraak door het onbewuste. De overgang wordt meestal verhinderd door de bewuste weerstand tegen de onderwerping van het ik aan de onbewuste feitelijkheid, onder de bepalende realiteit van het onbewuste object. Deze toestand is een dissociatie, met andere woorden: een neurose met het karakter van innerlijke energieverslinding en van toenemende uitputting van de hersens, van psychasthenie dus.

c3.2 Het introverte denktype Zoals Darwin zou kunnen gelden als voorbeeld van het extraverte denktype, zou men Kant kunnen kiezen als klassieke vertegenwoordiger van het introverte. Terwijl de eerste in feiten spreekt, beroept de laatste zich op de subjectieve ractor. Darwin gaat uit naar het wijde veld van de objectieve feitelijkheid; Kant daarentegen legt zich toe op een kritiek van het kennen als zodanig. Wanneer wij iemand als Cuvier nemen en hem tegenover een Nietzsche plaatsen, dan is de tegenstelling nog scherper geponeerd. Het introverte denktype wordt gekenmerkt door het primaat van de hierboven beschreven vorm van denken. Het wordt net als zijn extraverte parallel op beslissende wijze beïnvloed door ideeën, die evenwel hier niet ontleend zijn aan het objectief gegevene, maar aan de subjectieve grondslag zijn ontsproten. Het zal net als het extraverte type zijn ideeën volgen, maar dan in omgekeerde richting: niet naar buiten, maar naar binnen. Het streeft naar verdieping en niet naar verbreding. Door deze grondslag onderscheidt het zich van zijn extraverte tegenhanger op onmiskenbare wijze en in zeer hoge mate. Wat het andere type kenmerkt, namelijk een intensief betrokken zijn op het object, ontbreekt hier vrijwel absoluut, evenals trouwens 418 bij elk introvert type. Is dit object een mens, dan voelt deze duidelijk dat hij eigenlijk alleen negatief in aanmerking komt, dat wil zeggen: in de gunstige gevallen wordt hij zich bewust van zijn overcompleetheid en in de ernstige voelt hij zich als hinderlijk formeel afgewezen. Deze negatieve houding tot het object, variërend van onverschilligheid tot afwijzing, is karakteristiek voor elk introvert type en maakt de beschrijving daarvan ook uitermate moeilijk. Alles in hem heeft de tendens van het verdwijnen en het zich verbergen. Zijn oordeel lijkt koud, onbuigzaam, willekeurig en onbarmhartig, omdat het niet zozeer op het object, als wel op het subject betrokken is. Er valt niets aan te ontdekken dat aan het object een hogere waarde zou kunnen verlenen; het gaat altijd weer langs het object heen en laat een superioriteit van het subject voelen. Beleefdheid, beminnelijkheid en vriendelijkheid kunnen aanwezig zijn, maar dikwijls met de eigenaardige bijsmaak van een zekere angstigheid die een verborgen bedoeling verraadt, namelijk die van ontwapening van de tegenstander. Hij moet gerustgesteld of buiten gevecht gesteld worden, want hij zou hinderlijk kunnen worden. Hij is weliswaar geen tegenstander, maar wanneer hij gevoelig is, zal hij een zeker terugdringen voelen, misschien zelfs een zekere waardeberoving. Het object is altijd het slachtoffer van een zekere mate van verwaarlozing of wordt, in ernstige gevallen, met overbodige voorzichtigheidsmaatregelen omgeven. Zo verdwijnt de vertegenwoordiger van dit type graag achter een wolk van misverstand die des te dichter wordt naarmate hij tracht om langs de weg van de compensatie, met behulp van zijn minderwaardige functies het masker van een zekere urbaniteit voor te binden, dat evenwel in het scherpste contrast staat met zijn werkelijke wezen. Hij mag dan bij het opbouwen van zijn ideeënwereld niet terugdeinzen voor het stoutste waagstuk en voor geen gedachte terugdeinzen omdat zij gevaarlijk, revolutionair, ketters en kwetsend zou kunnen zijn — toch wordt hij door een grote angst overvallen wanneer het waagstuk werkelijkheid dreigt te worden. Dat staat hem tegen. Als hij zijn denkbeelden al de wereld in zendt, dan doet hij dit niet zoals een bezorgde moeder het haar

Page 31: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 31 van 42

kinderen doet, maar hij zendt ze eenvoudig zonder zich verder erom te bekommeren en ergert zich hoogstens wanneer ze hun weg niet vanzelf vinden. Zijn meestal zeer grote tekort aan praktische handigheid en zijn afkeer van alles wat reclame is, komen hem daarbij te hulp. Wanneer zijn schepping hem subjectief juist en waar voorkomt, 419 moet deze het ook inderdaad zijn, en de anderen hebben zich eenvoudig te buigen voor dit feit. Hij zal nauwelijks een stap doen om iemand daarvoor te winnen, vooral als het iemand van invloed is. En als hij het al doet, dan gebeurt dit op zulk een onhandige wijze dat hij het tegendeel bereikt van wat hij bedoelt. Met concurrenten in zijn eigen vak doet hij meestal slechte ervaringen op, aangezien hij nooit de kunst verstaat om hun gunst te winnen; hij laat hun zelfs gewoonlijk voelen hoezeer zij hem te veel zijn. In het uitwerken van zijn ideeën is hij meestal hardnekkig, eigenzinnig en niet te beïnvloeden. Merkwaardig in contrast daarmee is zijn suggestibiliteit wat betreft persoonlijke invloeden. Is de kennelijke ongevaarlijkheid van een object vastgesteld, dan is dit type zelfs uitermate toegankelijk voor minderwaardige elementen. Zij grijpen hem via het onbewuste. Hij laat zich brutaliseren en zelfs op de schandelijkste wijze uitbuiten, mits men hem maar niet stoort in het najagen van zijn ideeën. Hij ziet eenvoudig niet dat hij achter zijn rug om wordt uitgeplunderd en aanmerkelijk schade lijdt, want zijn verhouding tot het object komt voor hem in de tweede plaats en de objectieve waardering van zijn schepping is hem onbewust. Aangezien hij zijn problemen zo ver mogelijk doordenkt, maakt hij ze nodeloos ingewikkeld en zit hij daardoor altijd vol met allerlei bezwaren. Zo duidelijk als hem de inwendige structuur van zijn gedachten is, zo weinig beseft hij waar en op welke wijze zij in de wereld van de werkelijkheid op hun plaats zijn. Hij kan er slechts moeilijk in berusten dat iets dat voor hem duidelijk is, dit niet voor iedereen is. Zijn stijl wordt meestal gecompliceerd door allerlei toevoegingen en beperkingen, voorzichtigheden en twijfelingen die het uitvloeisel zijn van zijn aarzelingen. Zijn werk gelukt hem slechts moeizaam. Of hij is uiterst zwijgzaam, of hij krijgt te maken met mensen die hem niet begrijpen; op die manier verzamelt hij bewijzen voor de eindeloze domheid van de mensen. Wordt hij eindelijk eens begrepen, dan vervalt hij in lichtgelovige overschatting. Hij wordt graag het slachtoffer van eerzuchtige vrouwen die de kunst verstaan om zijn argeloosheid ten aanzien van het object uit te buiten, of hij ontwikkelt zich tot een misantropisch jonggezel met een kinderlijk hart. Dikwijls ook is zijn optreden naar buiten onhandig, bijvoorbeeld pijnlijk nauwgezet, om geen opzien te baren; of ook wel merkwaardig onbekommerd, van een kinderlijke naïviteit. Op zijn speciale arbeidsterrein roept hij de heftigste tegenspraak wakker, 420 waarmee hij niets weet te beginnen als hij zich tenminste niet door zijn primitieve affect in een even heftige als vruchteloze polemiek laat meeslepen. Hij geldt in brede kringen als autoritair en niemand ontziend. Hoe meer men hem echter van nabij leert kennen, hoe gunstiger het oordeel over hem wordt, en zijn naaste kennissen stellen zijn vriendschap op de hoogste prijs. Voor de verderaf staanden lijkt hij stekelig, ongenaakbaar en hoogmoedig, dikwijls ook verbitterd ten gevolge van zijn ongunstige vooroordelen ten aanzien van de maatschappij. Als persoonlijk leermeester oefent hij geringe invloed uit, omdat hij de mentaliteit van zijn leerlingen niet kent. Ook interesseert het leven hem in de grond van de zaak hoegenaamd niet, wanneer het tenminste niet toevalligerwijze net een theoretisch probleem voor hem is. Hij is een slecht docent, aangezien hij onder het doceren over de leerstof nadenkt in plaats van zich ertoe te bepalen om deze door te geven. Met de versterking van zijn type worden zijn overtuigingen starrer en onbuigzamer. Invloeden van buitenaf worden uitgeschakeld en ook persoonlijk wordt hij voor de verderaf staanden onsympathieker en daardoor afhankelijker van zijn naasten. Zijn taal wordt persoonlijker en nietsontziender, zijn ideeën worden diep, maar zijn niet langer in staat om zich voldoende uit te drukken in het nog beschikbare materiaal. Het tekort wordt aangevuld door groter prikkelbaarheid en gevoeligheid. De invloeden van buitenaf die hij heftig afweert, overrompelen hem nu van binnenuit, via het onbewuste, en hij moet bewijzen opstapelen tegen dingen waarbij dit de buitenstaanders volkomen overbodig voorkomt. Aangezien zijn bewustzijn zich subjectiveert ten gevolge van een tekort aan relatie met het object, lijkt datgene hem het belangrijkste wat in het geheim zijn persoon het meest raakt. En hij begint zijn subjectieve waarheid met zijn persoon te verwisselen. Hij zal weliswaar niemand met geweld voor zijn overtuigingen trachten te winnen, maar hij zal giftig en persoonlijk uitvallen tegen elke kritiek, hoezeer die ook gerechtvaardigd is. Zodoende isoleert hij zich langzamerhand in alle opzichten. Zijn oorspronkelijk bevruchtende ideeën worden destructief, aangezien zij door de neerslag van zijn verbittering worden vergiftigd. Met de isolering van de buitenwereld neemt de strijd toe tegen de invloed van het onbewuste, die hem langzaam begint te verlammen. Een versterkte behoefte aan eenzaamheid moet hem behoeden voor de invloeden van het onbewuste, maar deze leidt hem in de regel nog dieper in het conflict dat hem innerlijk uitput. 421

Page 32: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 32 van 42

Het denken van het introverte type is positief en synthetisch wat betreft de ontwikkeling van ideeën, die in toenemende mate de eeuwige geldigheid van de primitieve beelden benaderen. Wanneer evenwel hun verband met de objectieve ervaring losser wordt, worden deze ideeën mythologisch en voor de verhoudingen van het ogenblik onwaar. Vandaar dat dit denken alleen voor de tijdgenoten waardevol is zolang het in zichtbaar en begrijpelijk verband staat met de bekende feiten. Wordt dit denken evenwel mythologisch, dan verliest het zijn betekenis en verzandt het in zichzelf. De tegenover dit denken staande, betrekkelijk onbewuste functies van gevoel, intuïtie en gewaarwording zijn minderwaardig en hebben een primitief extravert karakter, waaraan alle hinderlijke invloeden moeten worden toegeschreven waaraan het introverte denktype onderworpen is. De maatregelen tot zelfbescherming en de velden van belemmeringen die dergelijke mensen om zich heen plegen aan te leggen, zijn voldoende bekend, zodat ik mij hun schildering kan besparen. Dit alles moet dienen tot afweer van 'magische' invloeden. Hiertoe behoort ook de angst voor het vrouwelijke geslacht.

c3.3 Het voelen Het introverte voelen wordt in hoofdzaak gedetermineerd door de subjectieve factor. Dit betekent voor het gevoelsoordeel een even belangrijk verschil met het extraverte voelen als het introverte denken afwijkt van het extraverte. Het behoort ongetwijfeld tot de moeilijkste dingen om het introverte gevoelsproces in verstandelijke begrippen weer te geven of ook maar bij benadering te beschrijven, hoewel de typische aard van dit voelen onmiddellijk opvalt, zodra men het maar gewaarwordt. Aangezien dit voelen hoofdzakelijk aan subjectieve voorwaarden onderworpen is en zich slechts secundair met het object bezighoudt, treedt het veel minder aan het licht en wordt het dan nog in de regel misverstaan. Het is een voelen dat schijnbaar de objecten van hun waarde berooft en zich dientengevolge meestal slechts negatief doet gelden. Het bestaan van een positief gevoel valt als het ware alleen indirect te constateren. Het tracht zich niet in het objectieve in te passen, maar dit aan zich ondergeschikt te maken, doordat het onbewust tracht de eraan ten grondslag liggende beelden te verwerkelijken. Het zoekt daarom voortdurend naar een in de werkelijkheid niet aan te treffen beeld, dat het in zekere zin van tevoren heeft geschouwd. 422 Het glijdt schijnbaar achteloos heen over de objecten, die nooit voor zijn doel passen. Het streeft naar een innerlijke intensiteit, waartoe de objecten hoogstens een prikkel kunnen bijdragen. De diepte van dit gevoel laat zich alleen vermoeden, maar niet duidelijk doorgronden. Het maakt de mensen stil en moeilijk toegankelijk, omdat het zich als een kruidje-roer-mij -niet voor de brutaliteit van het object terugtrekt om de diepe achtergrond van het subject te doorvoelen. Als beschermende maatregel keert het negatieve gevoelens naar buiten of geeft het blijk van een opvallende onverschilligheid. De primitieve beelden zijn, zoals men weet, in even hoge mate idee als gevoel. Daarom zijn dan ook fundamentele ideeën als God, vrijheid en onsterfelijkheid evenzeer gevoelswaarden als zij van belang zijn als ideeën. Daarom kan alles wat van het introverte denken is gezegd, ook op het introverte gevoel worden toegepast, alleen wordt hier alles gevoeld wat ginds werd gedacht. Het feit evenwel dat gedachten in de regel gemakkelijker langs verstandelijke weg kunnen worden geuit dan gevoelens, heeft tot gevolg, dat er al een buitengewoon artistiek of literair uitbeeldingsvermogen voor nodig is om de rijkdom van dit gevoel ook maar bij benadering voor de buitenwereld toegankelijk te maken. Zoals het subjectieve denken door zijn niet op iets betrokken zijn zich slechts met moeite enigszins verstaanbaar kan maken, is dit wellicht in nog sterkere mate met het subjectieve voelen het geval. Om zich aan anderen te kunnen mededelen, moet het een uitwendige vorm vinden die in staat is om enerzijds het subjectieve voelen volledig in zich op te nemen en anderzijds dit zodanig op anderen over te dragen dat er in hen een parallel proces ontstaat. Wegens de betrekkelijk grote innerlijke (en ook uitwendige) gelijkheid van de mensen kan deze werking ook worden verkregen, hoewel het uitermate moeilijk is om een voor het gevoel passende vorm te vinden, met name zolang dit gevoel zich inderdaad nog in hoofdzaak op de schat aan primitieve beelden oriënteert. Wordt het evenwel vervalst door egocentriciteit, dan wordt het onsympathiek, omdat het zich dan in hoofdzaak alleen nog met het ik bezighoudt. Het wekt dan onvermijdelijk de indruk van sentimentele eigenliefde, van het zichzelf interessant maken en zelfs van een ziekelijke zelfbespiegeling. Zoals het gesubjectiveerde bewustzijn van de introverte denker streeft naar een abstractie van de abstracties en op die wijze slechts tot een hoogste intensiteit van een op zichzelf inhoudsloos denken komt, 423 zo verdiept zich ook het egocentrische voelen tot een inhoudsloze hartstochtelijkheid die alleen nog zichzelf voelt. Dit stadium is mystiek extatisch en bereidt de overgang voor naar de door het voelen verdrongen extraverte functies. Zoals er tegenover het extraverte denken een primitief voelen staat, zo staat er tegenover het introverte voelen een primitief denken dat ongeëvenaard is qua concretisme

Page 33: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 33 van 42

en feitenslavernij. Het voelen emancipeert zich voortdurend van de relatie tot het subject en het schept zich een alleen subjectief gebonden vrijheid van handelen en van geweten die zich in sommige gevallen totaal losmaakt van al het traditionele. Des te sterker geraakt evenwel het onbewuste denken in de macht van het objectieve.

c3.4 Het introverte gevoelstype Het primaat van het introverte voelen heb ik hoofdzakelijk bij vrouwen aangetroffen. Het spreekwoord 'Stille wateren hebben diepe gronden' geldt voor deze vrouwen. Zij zijn meest stil, moeilijk toegankelijk, onbegrijpelijk, dikwijls achter een kinderlijk of banaal masker verborgen, dikwijls met een melancholisch temperament. Zij trekken de aandacht niet en treden niet op. Aangezien zij zich overwegend door hun subjectief georiënteerde gevoel laten leiden, blijven hun ware motieven meestal verborgen. Naar buiten geven zij blijk van een harmonische onopvallendheid, een aangename rust, een sympathiek parallellisme dat geen indruk wil maken op de anderen, hen niet tot iets brengen, laat staan dan hen bewerken en veranderen. Wanneer deze buitenkant iets nadrukkelijker is, dringt zich een lichte verdenking op van onverschilligheid en koelheid, die kan aanzwellen tot een onverschilligheid voor het wel en wee van anderen. Men voelt dan duidelijk de gevoelsbeweging die zich van het object afkeert. Bij het normale type komt dit geval evenwel alleen voor wanneer het object op de een of andere wijze te sterk inwerkt. De harmonische begeleiding van het gevoel treedt daarom alleen op zolang het object in een gemiddelde gevoelstoestand zich langs zijn eigen wegen voortbeweegt en de weg van de ander niet tracht te kruisen. Eigenlijke emoties van het object worden niet begeleid, maar gedempt en afgeweerd, beter uitgedrukt: afgekoeld met een negatief gevoelsoordeel. Hoewel er steeds een bereidheid aanwezig; is tot een rustig en harmonisch naast elkaar gaan, ondervindt het vreemde object geen beminnelijkheid, geen warme tegemoetkomendheid, 424 maar een onverschillig aandoende, koele tot afwijzende houding. Men krijgt af en toe het gevoel dat het eigen bestaan eigenlijk te veel is. Tegenover iets enthousiasts en meeslepends neemt dit type voorlopig een welwillende neutraliteit in acht, soms met een lichte trek van superioriteit en kritiek die een gevoelig object de wind uit de zeilen neemt. Een aanstormende emotie evenwel kan met moordende koude fel afgeslagen worden, wanneer zij niet toevalligerwijs het individu vanuit het onbewuste aanpakt, met andere woorden: een of ander primitief gevoelsbeeld leven inblaast en op die wijze het voelen van dit type gevangenneemt. Wanneer dit gebeurt, ondervindt een dergelijke vrouw eenvoudig een momentele verlamming, waartegen zich later een des te heftiger weerstand verheft die het object op de meest kwetsbare plek zal treffen. De verhouding tot het object wordt zo mogelijk in een rustige en veilige middensfeer gehouden, onder hardnekkige afwijzing van de hartstocht en haar onmatigheid. De gevoelsuiting blijft dus spaarzaam en het object voelt voortdurend zijn geringe gewaardeerd-worden wanneer het zich daarvan bewust wordt. Dit is evenwel niet altijd het geval, omdat het tekort zeer dikwijls onbewust blijft, maar in plaats daarvan op den duur ten gevolge van de onbewuste eis van het gevoel symptomen ontwikkelt die een verhoogde belangstelling moeten afdwingen. Aangezien dit type meestal koel en gereserveerd schijnt, wordt het door een oppervlakkig beoordelaar meestal zonder enig gevoel genoemd. Dit is evenwel volslagen onjuist, omdat de gevoelens niet extensief, maar intensief zijn. Terwijl bijvoorbeeld een extensief gevoel van medelijden zich op het gepaste moment door woorden en daden uit en zich spoedig weer kan bevrijden van deze indruk, sluit een intensief medelijden zich af voor elke uiting en verkrijgt het een hartstochtelijke diepte die de ellende van heel de wereld in zich opneemt en daardoor verstart. Het zal misschien plotseling doorbreken en leiden tot een verbluffende daad van een als het ware heroïsch karakter, zonder dat object of subject daartoe de juiste verhouding kan vinden. Naar buiten en voor het blinde oog van het extraverte type maakt dit medelijden de indruk van koudheid, want het doet niets zichtbaars, en in onzichtbare krachten kan een extravert bewustzijn niet geloven. Dit misverstand is een karakteristiek verschijnsel in het leven van dit type en wordt in de regel genoteerd als gewichtig argument tegen elke diepere gevoels-verhouding tot het object. Wat evenwel het werkelijke object van dit voelen is, 425 vermoedt het normale type zelf alleen in een vage verte. Het brengt zijn doel en zijn inhoud wellicht voor zichzelf tot uitdrukking in een verborgen en voor profane ogen angstvallig behoede religiositeit, of in eveneens tegen overrompeling beveiligde poëtische vormen - niet zonder de geheime eerzucht om daardoor een superioriteit ten aanzien van het object tot stand te brengen. Vrouwen die kinderen hebben, leggen veel daarvan in hen, doordat zij die heimelijk hun hartstocht te drinken geven. Hoewel bij het normale type de al aangeduide tendens om het heimelijk gevoelde eens open en zichtbaar boven het object te plaatsen of overweldigend op te dwingen, geen storende rol speelt en nooit tot een ernstige poging in deze richting leidt, sijpelt er toch iets daarvan door in de persoonlijke werking op het object, in de vorm van een dikwijls moeilijk te definiëren dominerende invloed. Men

Page 34: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 34 van 42

ondergaat dan een soort drukkend of verstikkend gevoel dat de omgeving in de ban neemt. Daardoor verwerft dit type een zekere geheimzinnige macht, die met name de extraverte man in hoge mate kan fascineren, omdat zij zijn onbewuste treft. Deze macht vloeit voort uit de gevoelde onbewuste beelden, maar wordt vervalst in de richting van een persoonlijke tirannie. Wanneer evenwel het onbe-wuste subject wordt geïdentificeerd met het ik, slaat ook de geheimzinnige macht van het intensieve gevoel om in banale, aanmatigende heerszucht, ijdelheid en tirannieke dwingelandij. Hieruit ontstaat een vrouwentype dat door zijn gewetenloze eerzucht en zijn geniepige wreedheid ongunstig bekendstaat. Deze omslag leidt evenwel naar de neurose. Zolang het ik zich ondergeschikt voelt aan de hoogheid van het onbewuste subject en het gevoel iets hogers en machtigere omvat dan het ik, is dit type normaal. Het onbewuste denken is weliswaar archaïsch, maar het compenseert op behulpzame wijze door reducties de af en toe opduikende neiging om het ik tot het subject te verheffen. Gebeurt dit laatste evenwel toch door een volledige onderdrukking van de reducerende onbewuste denkinvloeden, dan gaat het onbewuste denken in de oppositie en projecteert het zich in de objecten. Daardoor krijgt het egocentrisch geworden subject de macht en de betekenis te voelen van de van hun waarde beroofde objecten. Het bewustzijn begint te voelen 'wat de anderen denken'. Natuurlijk denken de anderen alle mogelijke gemeenheden, voeren ze boze dingen in hun schild, hitsen ze op en intrigeren ze in het geheim, enzovoort. 426 Dit moet het subject voorkomen, door zelf te beginnen preventief te intrigeren en verdacht te maken, uit te horen en te combineren. Het wordt door geruchten overvallen en doet krampachtige pogingen om een dreigende minderwaardigheid zo mogelijk in een meerderwaardigheid om te zetten. Er ontstaan eindeloze geheime rivaliteiten, en in deze verbitterde gevechten wordt niet alleen geen slecht of gemeen middel geschuwd, maar ook de deugden worden misbruikt om maar een troef uit te kunnen spelen. Een dergelijke ontwikkeling leidt tot uitputting. De vorm der neurose is niet zozeer hysterisch als wel neurasthenisch, terwijl bij vrouwen ook de lichaamstoestand er deel aan heeft, bijvoorbeeld door anemie en haar gevolgen.

c3.5 Samenvatting van de rationele typen De beide laatste typen zijn rationeel, omdat zij op redelijk oordelende functies gebaseerd zijn. Het redelijke oordeel baseert zich niet alleen op het objectieve gegevene, maar ook op het subjectieve. Het overwegen van de ene of de andere factor, bepaald door een dikwijls sinds de prille jeugd bestaande dispositie, buigt in ieder geval de rede om. Een werkelijk redelijk oordeel dient zich namelijk evenzeer op de objectieve als op de subjectieve factor te beroepen en beide elementen tot hun recht te laten komen. Dit zou evenwel een ideaaltoestand zijn en een gelijkmatige ontwikkeling van het introverte en het extraverte element vooronderstellen. De beide tendensen sluiten elkaar evenwel uit en kunnen, zolang het dilemma bestaat, eenvoudigweg niet naast elkaar bestaan - hoogstens na elkaar. Daarom is ook in de gewone omstandigheden een ideale rede onmogelijk. Een rationeel type bezit steeds een typisch gevarieerde rede. Zo beschikken de introverte typen ongetwijfeld over een redelijk oordeel maar dit richt zich meer naar de subjectieve factor. De logica hoeft nergens omgebogen te zijn, want de eenzijdigheid is al in de premisse gelegen. Deze bestaat uit het — vóór alle concluderen en oordelen — overwegen van de subjectieve factor. Deze treedt bij voor baat al op met een vanzelfsprekend hogere waarde dan de objectieve. Men heeft daarbij, zoals al is gezegd, geenszins te maken met een toegekende waarde, maar met een vóór elke waardetoekenning bestaande natuurlijk dispositie. Vandaar dat voor het introverte typ het verwijt van muggenzifterij nog weer iets anders klinkt dan voor het extraverte. Zo is voor het introverte type, om het meest algemene geval te noemen, 427 de reeks van conclusies die tot de subjectieve factor leidt, iets rationeler dan die welke naar het object leidt. Dit op zichzelf vooralsnog geringe en bijna onmerkbare verschil veroorzaakt op de lange baan onoverbrugbare tegenstellingen, die des te irriterender werken naarmate de in het afzonderlijke geval zo geringe verschuiving van standpunt door de psychologische premisse minder bewust is. Een kardinale fout die men daarbij regelmatig maakt, is dat men tracht een fout in de conclusie aan te tonen, in plaats van het verschil in psychologische premisse te erkennen. Een dergelijke erkenning valt elk rationeel type moeilijk, want zij ondermijnt de schijnbaar absolute geldigheid van zijn principe en levert hem uit aan zijn tegendeel, wat met een catastrofe gelijkstaat! Bijna sterker nog dan het extraverte type valt het introverte ten prooi aan het misverstand. Niet zozeer omdat het extraverte type een onbarmhartiger of kritischer tegenstander is dan het introverte, maar omdat het de geest van het tijdperk waarin het leeft, tegen zich heeft. Niet tegenover het extraverte type als zodanig, maar tegenover onze algemene westerse wereldbeschouwing bevindt het zich in de minderheid, weliswaar niet wat het aantal betreft, maar naar zijn gevoel. Aangezien het overtuigd

Page 35: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 35 van 42

deelheeft aan de algemene geestesgesteldheid, ondergraaft het zichzelf, want de tegenwoordige stijl met haar bijna uitsluitende erkenning van het zichtbare en tastbare gaat tegen zijn beginsel in. Het moet de subjectieve factor wegens zijn onzichtbaarheid geringschatten en zich geweld aandoen om de extraverte overschatting van het object mee te huldigen. Het slaat zelfde subjectieve factor te laag aan en wordt dientengevolge door minderwaardigheidsgevoelens overvallen. Het is dan ook geen wonder dat juist in onze tijd en vooral in die bewegingen die hun tijd nog vooruit zijn, de subjectieve factor zich op overdreven en daardoor smakeloze en karikaturale wijze uit — ik bedoel in de tegenwoordige kunst. De onderschatting van het eigen principe maakt het introverte type egoïstisch en dwingt het de psychologie van de onderdrukte op. Hoe egoïstischer het wordt, des te meer krijgt het ook de indruk dat de anderen, die de tegenwoordige stijl kennelijk onvoorwaardelijk kunnen aanvaarden, de onderdrukkers zijn waartegen het zich moet beschermen en verweren. Het ziet meestal niet dat het juist daardoor zijn voornaamste fout begaat; dat het aan zijn subjectieve factor niet hangt met dezelfde toegewijde trouw waarmee het extraverte type zich op het object richt. 428 Door de onderschatting van zijn eigen beginsel wordt zijn drang tot egoïsme onvermijdelijk en zodoende haalt het zich terecht het vooroordeel van het extraverte type op de hals. Blijft het evenwel aan zijn beginsel trouw, dan zou de beschuldiging van egoïsme door en door onjuist zijn, en de gegrondheid van zijn houding zou zich door haar algemene werkingen legitimeren en de misverstanden doen verdwijnen.

c3.6 De gewaarwording Ook de gewaarwording, die krachtens haar gehele wezen op het object en de objectieve prikkel is aangewezen, ondergaat in de introverte houding een belangrijke verandering. Ook deze bezit een subjectieve factor, want tegenover het object dat men gewaarwordt, staat een subject dat deze gewaarwording ondergaat en dat aan de objectieve prikkel een subjectieve dispositie toevoegt. De introverte gewaarwording baseert zich in hoofdzaak op het subjectieve aandeel in de perceptie. Wat daarmee wordt bedoeld, wordt nog het beste duidelijk aan kunstwerken die uitwendige objecten reproduceren. Wanneer bijvoorbeeld meerdere schilders een en hetzelfde landschap schilderen met de bedoeling dit getrouw weer te geven, zal toch elk schilderij weer van de overige verschillen, niet alleen ten gevolge van een meer of minder ontwikkeld talent, maar hoofdzakelijk door de verschillende wijze van zien, ja, men zal bij sommige schilderijen zelfs een uitgesproken verschil in stemming en beweging van kleur en vorm opmerken. Deze verschillen verraden een meer of minder krachtige medewerking van de subjectieve factor. De subjectieve gewaarwordingsfactor is in wezen dezelfde als die bij de andere al besproken functies. Het is een onbewuste dispositie die de zintuiglijke waarneming al bij haar ontstaan verandert en deze daardoor berooft van het karakter van een zuivere objectswerking. In dit geval richt de gewaarwording zich overwegend op het subject en pas in tweede instantie op het object. Hoe buitengewoon sterk de subjectieve factor kan zijn, leert ons het duidelijkst de kunst. Het overwicht van de subjectieve factor leidt soms zelfs tot volledige onderdrukking van de zuivere objectwerking, en toch blijft de gewaarwording daarbij gewaarwording, al is zij dan geworden tot een waarneming van de subjectieve factor, terwijl de objectwerking is afgezakt tot het peil van een prikkel zonder meer. Het introverte gewaarworden ontwikkelt zich in deze richting. Er bestaat weliswaar een echte zintuiglijke waarneming, maar men krijgt de indruk dat de 429 objecten eigenlijk in het geheel niet in het subject doordringen, maar dat het subject de dingen heel anders ziet of heel andere dingen ziet dan andere mensen. In werkelijkheid neemt het subject dezelfde dingen waar als ieder ander, maar het blijft dan geenszins bij de zuivere objectwerking staan, doch houdt zich verder bezig met de door de objectieve prikkel op gang gebrachte subjectieve waarneming. Deze verschilt aanmerkelijk van de objectieve. Zij is in het object in het geheel niet of hoogstens in aanduiding terug te vinden; dat wil zeggen: zij kan weliswaar in andere mensen net zo optreden, maar zij is in het objectieve optreden van de dingen niet rechtstreeks gegeven. Zij maakt niet de indruk van een product van het bewustzijn; daarvoor is zij te echt en spontaan. Zij maakt evenwel een psychische indruk, omdat er in haar elementen van een hogere psychische orde te onderkennen zijn. En toch stemt deze orde niet overeen met de inhouden van het bewustzijn. Het gaat hier om collectief-onbewuste premissen of disposities, om mythologische beelden, oermogelijkheden van voorstellingen. Aan de subjectieve waarneming is het karakter van iets belangrijks verbonden. Zij omvat meer dan het zuivere beeld van het object, zij het dan natuurlijk slechts voor diegene tot wie de subjectieve factor als zodanig iets zegt. Voor een ander schijnt een gereproduceerde subjectieve indruk te lijden aan de eigenschap dat hij onvoldoende overeenkomst vertoont met het object en daarom zijn bedoeling heeft gemist. De subjectieve gewaarwording ziet dus meer de achtergronden van de fysische wereld dan haar oppervlakte. Zij ervaart niet de realiteit van

Page 36: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 36 van 42

het object als het doorslaggevende, maar die van de subjectieve factor, namelijk van de primitieve beelden die in hun totaliteit een psychische spiegelwereld vertegenwoordigen. Deze spiegel bezit evenwel het merkwaardige vermogen om de momentele inhouden van het bewustzijn niet in hun ons bekende en gangbare vorm weer te geven, maar tot op zekere hoogte sub specie aeternitatis, dat wil zeggen: ongeveer zoals een bewustzijn van een miljoen jaar ze zou zien. Zulk een bewustzijn zou het worden en het vergaan van de dingen tegelijk met hun tegenwoordige en ogenblikkelijke zijn aanschouwen, en niet alleen dat, maar tegelijk al het andere dat voor hun worden was en na hun vergaan zal zijn. Het moment van het tegenwoordige ogenblik is voor dit bewustzijn iets onwaarschijnlijks. Het spreekt vanzelf dat dit maar een gelijkenis is, die ik evenwel nodig heb om het eigenaardige karakter van de introverte gewaarwording althans enigszins duidelijk te maken. 430 De introverte gewaarwording leidt tot een beeld dat niet zozeer het object reproduceert, als wel dit overtrekt met een laag van oeroude en toekomstige subjectieve ervaring. Daardoor wordt de loutere indruk van de zintuigen ontwikkeld in de richting van het diepe en vol verwachting zijnde, terwijl de extraverte gewaarwording het ogenblikkelijke en openlijk aan de dag liggende zijn van de dingen vat.

c3.7 Het introverte gewaarwordingstype Het primaat van de introverte gewaarwording leidt tot een bepaald type dat door bepaalde eigenschappen wordt gekenmerkt. Het is een irrationeel type voorzover het 't gegevene niet selecteert naar redelijke oordelen, maar zich richt naar datgene wat zich toevallig aandient. Terwijl het extraverte gewaarwordingstype door de intensiteit van de objectwerking wordt bepaald, oriënteert het introverte zich op de intensiteit van het door de objectieve prikkel wakker geroepen subjectieve gewaarwordingsaandeel. Daarbij bestaat, zoals duidelijk is, geen proportionele samenhang tussen object en gewaarwording, maar een samenhang die kennelijk volkomen onevenredig en willekeurig is. Het is van buitenaf dus eigenlijk nooit vooruit vast te stellen wat indruk zal maken en wat niet. Wanneer er een aan de kracht van de gewaarwording evenredige uitdrukkingsmogelijkheid en -bereidheid aanwezig was, zou de irrationaliteit van dit type buitengewoon opvallen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het individu een scheppend kunstenaar is. Aangezien dit evenwel een uitzonderingsgeval is, verbergt de voor het introverte type kenmerkende moeilijkheid om zich te uiten ook zijn irrationaliteit. Het kan veeleer door zijn rust of passiviteit of door een nuchtere zelfbeheersing opvallen. Deze eigenaardigheid, die het oppervlakkige oordeel op een dwaalspoor leidt, heeft haar bestaan te danken aan het niet-betrokken-zijn op het object. Het object wordt in het normale geval weliswaar geenszins van zijn waarde beroofd, maar het wordt van zijn stimulerende kracht beroofd doordat het onmiddellijk wordt vervangen door een subjectieve reactie, die verder geen betrekking meer heeft op de realiteit van het object. Dat werkt natuurlijk als een waardeberoving van het object. Een dergelijk type kan iemand gemakkelijk tot de vraag brengen waarom men eigenlijk dan nog bestaat, waarom objecten in het algemeen eigenlijk nog recht van bestaan hebben, aangezien toch immers al het essentiële zich afspeelt buiten het object om. 431 Deze twijfel moge in uiterste gevallen gerechtvaardigd zijn, in het normale geval evenwel niet, want de gewaarwording kan niet buiten de objectieve prikkel; alleen roept deze iets anders wakker dan men op grond van de uitwendige situatie zou hebben vermoed. Van buitenaf bezien krijgt men de indruk dat de objectwerking hoegenaamd niet tot het subject doordringt. Deze indruk is in zoverre juist dat een subjectieve, uit het onbewuste voortkomende inhoud zich tussen object en subject dringt en de objectwerking opvangt. Dit kan met zulk een heftigheid gebeuren dat men de indruk krijgt dat het individu zich opzettelijk pantsert tegen werkingen van het object. In een enigszins toegespitst geval is een dergelijke beschermende afweer ook inderdaad aanwezig. Wanneer het onbewuste ook maar enigszins wordt versterkt, zal het subjectieve gewaarwordingsaandeel zo actief zijn dat het de objectwerking bijna totaal overstemt. Daaruit vloeit aan de ene kant voor het object een gevoel van algehele waardeberoving voort, en aan de andere kant voor het subject een illusionaire opvatting van de werkelijkheid, die evenwel slechts in ziekelijke gevallen zo ver gaat dat het individu niet meer in staat is om een onderscheid te maken tussen het werkelijke object en de subjectieve waarneming. Hoewel dit belangrijke onderscheid pas in een vrijwel psychotische toestand geheel verdwijnt, kan toch allang voordat het zover is de subjectieve waarneming het denken, voelen en handelen in sterke mate beïnvloeden, terwijl het object toch in zijn volle realiteit duidelijk wordt waargenomen. In gevallen waarin de objectwerking door bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld door een bijzondere intensiteit of een volledige analogie met het onbewuste beeld, tot het subject doordringt, voelt ook het normale type zich gedwongen naar zijn onbewuste model te handelen. Dit handelen is ten aanzien van de objectieve werkelijkheid van een illusionair karakter en daarom uiterst bevreemdend. Het openbaart opeens de aan de werkelijkheid vreemde subjectiviteit van het type. Waar evenwel de objectwerking

Page 37: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 37 van 42

niet volledig doordringt, stuit zij op een weinig belangstelling verradende welwillende neutraliteit die er steeds op uit is om gerust te stellen en bemiddelend op te treden. Het al te lage wordt wat omhoog geheven, het al te hoge wat lager gesteld, het al te enthousiaste gedempt, het buitensporige in toom gehouden en het ongewone in de 'juiste' vorm gegoten, en dit alles om de objectwerking binnen de perken te houden. Daardoor werkt dit type ook drukkend op de omgeving, 432 voorzover zijn algehele ongevaarlijkheid niet zonder meer vaststaat. Is dit laatste echter wel het geval, dan wordt het individu gemakkelijk een prooi van de agressiviteit en de heerszucht van anderen. Dergelijke mensen laten zich in de regel misbruiken en wreken zich daarvoor op een niet passend moment door versterkte weerstand en koppigheid. Wanneer er geen artistieke mogelijkheid aanwezig is om zich te uiten, dan gaan alle indrukken naar binnen de diepte in, en houden het bewustzijn in hun ban, zonder dat het subject de fascinerende indruk de baas kan worden door er bewuste uitdrukking aan te geven. Voor zijn indrukken staan dit type slechts archaïsche uitdrukkingsmogelijkheden ter beschikking, aangezien zijn denken en voelen betrekkelijk onbewust zijn — en voorzover zij wel bewust zijn, beschikken zij slechts over de meest gebruikelijke banale en alledaagse uitdrukkingsvormen. Zij zijn daarom als bewuste functies totaal ongeschikt om de subjectieve waarnemingen naar behoren weer te geven. Dit type is daarom voor eer objectief begrip uiterst moeilijk toegankelijk, zoals het trouwens ook van zichzelf bitter weinig begrijpt. Zijn ontwikkeling verwijdert het hoofdzakelijk van de realiteit van het object en levert het uit aan zijn subjectieve waarnemingen die zijn bewustzijn in de zin van een archaïsche realiteit oriënteren hoewel dit feit wegens het ontbreken van een vergelijkend oordeel volkomen onbewust blijft. Inderdaad beweegt het zich in een mythologische wereld waarin mensen en dieren, spoorwegen en huizen, bergen en rivieren deels als welgezinde goden en deels als kwaadwillige demonen optreden. Dat dit inderdaad gebeurt, daarvan is de introverte gewaarwordende zich niet bewust. Maar zij werken als zodanig op zijn oordelen en handelen in. Hij oordeelt en handelt alsof hij met dergelijke machten te maken heeft. Dit begint hem pas op te vallen wanneer hij ontdekt dat zijn gewaarwordingen totaal verschillen van de werkelijkheid. Neigt hij weer tot objectieve redelijkheid, dan zal hij dit verschil als iets ziekelijks ondergaan; is hij evenwel overeenkomstig zijn irrationele aard bereid om aan zijn gewaarwording realiteitswaarde toe te kennen, dan is het de objectieve wereld die voor hem tot een schijn, tot een komedie wordt. Het zijn evenwel slechts de tot extremisme geneigde gevallen die voor dit dilemma komen te staan. In de regel heeft het individu vrede met zijn ingesloten-zijn en met de banaliteit van de werkelijkheid, die hij evenwel onbewust archaïsch behandelt. 433 Zijn onbewuste wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door de verdringing van de intuïtie, die dan een extravert en archaïsch karakter verkrijgt. Terwijl de extraverte intuïtie een 'goede neus' heeft voor alle mogelijkheden van de objectieve werkelijkheid, heeft de archaïsche extraverte intuïtie een zintuig voor alle dubbelzinnige, duistere, smerige en gevaarlijke achtergronden van de realiteit. Voor deze intuïtie heeft de werkelijke en bewuste bedoeling van het object niets te betekenen, want zij ruikt daarachter alle mogelijkheden van de archaïsche voorstadia van zulk een bedoeling. Zij heeft dus een gevaarlijke neiging tot ondergraven over zich, die dikwijls in schril contrast staat met de welwillende neiging van het bewustzijn. Zolang het individu zich niet te ver van het object verwijdert, werkt de onbewuste intuïtie als heilzame compensatie voor de ietwat fantastische en tot lichtgelovigheid neigende houding van het bewustzijn. Treedt het onbewuste evenwel in oppositie tegen het bewustzijn, dan komen dergelijke intuïties aan de oppervlakte en zij oefenen hun verderfelijke invloed uit doordat zij zich aan het individu opdringen en leiden tot dwangvoorstellingen van de onaangenaamste aard ten aanzien van objecten. De daaruit voortvloeiende neurose is in de regel een dwangneurose waarin de hysterische trekken worden overstemd door symptomen van uitputting.

c3.8 De intuïtie De introverte intuïtie richt zich op de innerlijke objecten, zoals men de elementen van het onbewuste met recht zou kunnen noemen. Deze innerlijke objecten verhouden zich namelijk tot het bewustzijn geheel op dezelfde wijze als de uitwendige, al bezitten zij dan geen fysische, maar een louter psychologische realiteit. De innerlijke objecten verschijnen aan de intuïtieve waarneming in de vorm van subjectieve beelden van dingen die in de uitwendige ervaring niet worden aangetroffen, maar die de inhouden van het onbewuste, in laatste instantie van het collectieve onbewuste, vertegenwoordigen. Deze inhouden zijn in hun wezen natuurlijk niet voor de ervaring toegankelijk, een eigenschap die ze met het uitwendige object gemeen hebben. Zoals de uitwendige objecten slechts zeer betrekkelijk zijn in onze waarneming, zo zijn ook de verschijningsvormen van de innerlijke objecten relatief, producten van hun ons ontoegankelijke bestaan en van de eigenaardigheid van de intuïtieve functie. Evenals de gewaarwording heeft ook de intuïtie haar subjectieve factor,

Page 38: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 38 van 42

434 die bij de extraverte intuïtie zoveel mogelijk wordt onderdrukt, maar bij de introverte de toon aangeeft. Indien de introverte intuïtie haar prikkel al ontvangt van uitwendige objecten, dan blijft zij daarbij toch niet staan, maar richt zich op datgene wat door dit uitwendige innerlijk wordt wakker geroepen. Terwijl de introverte gewaarwording zich in hoofdzaak beperkt tot de waarneming van de eigenaardige innervatieverschijnselen (innervatie=1) mate waarin een lichaamsdeel voorzien is van zenuwen 2) prikkeling van een orgaan of lichaamsdeel door de zenuwen )door het onbewuste en daarbij blijft staan, onderdrukt de intuïtie deze kant van de subjectieve factor en neemt zij het beeld waar dat door deze innervatie ontstaat. Iemand wordt bijvoorbeeld getroffen door een psychogene duizeling. De gewaarwording blijft dan staan bij de typische geaardheid van deze innervatiestoring en neemt al haar eigenschappen — haar intensiteit, haar tijdelijke verloop, de aard van haar ontstaan en einde — in alle bijzonderheden waar zonder daarbovenuit te komen en door te dringen tot de inhoud waarvan deze storing uitging. De intuïtie daarentegen ontvangt uit de gewaarwording slechts de prikkel tot onmiddellijke activiteit; zij tracht achter de dingen te kijken en neemt ook spoedig het innerlijke beeld waar dat de uitdrukkingsvorm, met name de duizeling, heeft veroorzaakt. Men ziet het beeld van een wankelende man die door een pijl in het hart werd getroffen. Dit beeld fascineert de intuïtieve activiteit. Deze blijft erbij staan en tracht alle bijzonderheden ervan uit te vinden. Zij houdt het beeld vast en constateert met zeer levendige deelneming hoe dit beeld verandert en zich verder ontwikkelt en ten slotte verdwijnt. Op deze wijze neemt de introverte intuïtie alle achtergrondsverschijnselen van het bewustzijn waar met ongeveer dezelfde duidelijkheid als de extraverte gewaarwording de uitwendige objecten. Voor de intuïtie krijgen dus de onbewuste beelden de waarde van dingen of objecten. Aangezien echter de intuïtie de medewerking van de gewaarwording uitsluit, verwerft zij ofwel in het geheel geen, ofwel slechts onvoldoende kennis van de innervatiestoringen, van de beïnvloeding van het lichaam door de onbewuste beelden. Daardoor schijnen deze geheel los te staan van het subject en op zichzelf te bestaan, zonder enig verband met de persoon. Daarom zou in het al vermelde voorbeeld het door een duizeling getroffen introverte intuïtieve type niet op de gedachte komen dat het waargenomen beeld ook op de een of andere wijze op hemzelf betrekking zou kunnen hebben. Dat lijkt natuurlijk voor iemand in een oordelende positie bijna ondenkbaar, maar het is niettemin een feit dat ik bij dit type dikwijls geconstateerd heb. 435 De merkwaardige onverschilligheid van het extraverte intuïtieve type tegenover uitwendige objecten komt ook bij het introverte voor tegenover innerlijke objecten. Zoals het extraverte intuïtieve type steeds nieuwe mogelijkheden ruikt en deze najaagt, onbekommerd om het eigen wel en wee én om dat van de anderen, zoals het achteloos over menselijke overwegingen heen stapt en in eeuwige zucht naar verandering het juist opgebouwde weer neerhaalt, zo beweegt het introverte type zich van het ene beeld naar het andere, alle mogelijkheden in de barende schoot van het onbewuste najagend, zonder de samenhang van de verschijning met zichzelf tot stand te brengen. Zoals voor degene die de wereld alleen maar gewaarwordt deze nooit tot een zedelijk probleem wordt, zo wordt ook voor het intuïtieve type de wereld van de beelden nooit tot een zedelijk probleem. Zij is zowel voor het ene type als voor het andere een esthetisch probleem, een kwestie van waarneming, een 'sensatie'. Op deze wijze verliest het introverte intuïtieve type het bewustzijn van zijn lichamelijke bestaan, alsmede van de werking daarvan op anderen. Het extraverte type zou hier zeggen: 'De werkelijkheid bestaat niet voor hem, hij jaagt onvruchtbare droombeelden na.' De aanschouwing van de beelden van het onbewuste die scheppende kracht in onuitputtelijke overvloed doet ontstaan, is inderdaad met het oog op het onmiddellijke nut onvruchtbaar. Voorzover evenwel deze beelden mogelijkheden zijn van opvattingen die de energie een nieuw verloop kunnen schenken, is ook deze functie, die op de buitenwereld wel het allervreemdst overkomt, toch in het psychische geheel een onmisbaar element, zoals ook het daarmee overeenkomende type in het psychische leven van een volk onder geen enkele voorwaarde mag ontbreken. Israël zou zijn profeten niet hebben gehad wanneer dit type niet had bestaan. De introverte intuïtie neemt de beelden op die uit de a priori, dat wil dus zeggen door overerving gegeven grondslagen van de bewuste geest stammen. Deze archetypen, waarvan het diepste wezen ontoegankelijk is voor de ervaring, vertegenwoordigen de neerslag van het psychische leven van de reeks voorouders, dat wil zeggen de door een miljoenvoudige herhaling opeengehoopte en tot typen gecondenseerde ervaringen van het organische bestaan als zodanig. In deze archetypen zijn dus alle ervaringen gegeven die sinds de oertijd op deze planeet zijn voorgekomen. Zij treden in het archetype des te duidelijker op naarmate zij veelvuldiger en intensiever waren. 436 Men zou het archetype met Kant het noumenon van het beeld kunnen noemen dat door de intuïtie wordt waargenomen en in het waarnemen geschapen. Aangezien het onbewuste geenszins iets is dat dood terneerligt, als een soort psychisch lijk, maar veeleer iets dat meeleeft en innerlijke

Page 39: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 39 van 42

veranderingen doormaakt, veranderingen die in innerlijk verband staan met het algemene gebeuren als zodanig, produceert de introverte intuïtie door de waarneming van de innerlijke processen gegevens die van beslissende betekenis kunnen zijn voor het begrip van het algemene gebeuren; zij kan zelfs de nieuwe mogelijkheden evenals het later inderdaad plaatshebbende op meer of minder duidelijke wijze vooruitzien. Haar profetische vooruitzien is verklaarbaar door haar verband met de archetypen die het wetmatige verloop van alle ervaarbare dingen vertegenwoordigen.

c3.9 Het introverte intuïtieve type Het eigenaardige karakter van de introverte intuïtie schept, ook wanneer zij het primaat verwerft, een eigenaardig mensentype, namelijk enerzijds de mystieke dromer en ziener en anderzijds de fantast en de kunstenaar. Het laatste geval komt waarschijnlijk het meeste voor, want in het algemeen heeft dit type de neiging om zich te beperken tot het waarnemend karakter van de intuïtie. Het intuïtieve type beperkt zich in de regel tot het waarnemen; zijn grootste probleem is het waarnemen en - voorzover het een scheppend kunstenaar is - het vormgeven van de waarneming. De fantast evenwel stelt zich tevreden met de visie waardoor hij zichzelf laat vormen, dat wil zeggen determineren. De verdieping van de intuïtie heeft natuurlijk een vaak buitengewone vervreemding van het individu van de tastbare werkelijkheid tot gevolg, zodat het zelfs voor zijn naaste omgeving tot een compleet raadsel wordt. Is het een kunstenaar, dan schept zijn kunst buitengewone, aan de wereld ontrukte dingen die in alle kleuren schitteren: betekenisvol en banaal, mooi en grotesk, verheven en grillig tegelijk. Is het geen kunstenaar, dan is het dikwijls een miskend genie, een verboemelde grootheid, een soort wijze halfnar, een type voor 'psychologische' romans. Hoewel het niet geheel in de lijn van het introverte intuïtieve type ligt om van de waarneming een zedelijk probleem te maken, aangezien daarvoor een versterking van de oordelende functies nodig is, is toch een betrekkelijk geringe differentiatie van het oordeel voldoende om de beschouwing uit het zuiver esthetische op het zedelijke terrein te brengen. 437 Hierdoor ontstaat er een variant van dit type dat principieel verschilt van de esthetische vorm, maar dat toch karakteristiek is voor het introverte intuïtieve type. Het zedelijke probleem ontstaat namelijk wanneer het intuïtieve type een houding gaat aannemen tegenover zijn visioen, wanneer het niet langer zich tevreden stelt met de loutere aanschouwing en de esthetische waardering en vormgeving ervan, maar de vraag gaat stellen: wat heeft dit voor mij en voor de wereld te betekenen? Wat vloeit eruit voort voor mij of voor de wereld aan plicht en aan taak? Het zuiver intuïtieve type dat het oordeel verdringt of dit slechts in de ban van de waarneming velt, komt in de grond nooit tot deze vraag, want het beperkt zich uitsluitend tot het 'hoe' van de waarneming. Het zedelijke probleem lijkt vanuit dat standpunt iets onbegrijpelijks of zelfs iets absurds, en daarom wordt het nadenken over het geziene zoveel mogelijk verdrongen. Anders is het gesteld met het zedelijk georiënteerde intuïtieve type. Dit houdt zich bezig met de betekenis van zijn visioen; het bekommert zich niet zozeer om de verdere esthetische mogelijkheden, als wel om de mogelijke zedelijke gevolgen die uit de inhoudelijke betekenis voortvloeien. Zijn oordeel doet het, zij het dan dikwijls slechts vaag, beseffen dat het als mens, als geheel, op de een of andere wijze bij zijn visioen betrokken is; dat dit iets is dat niet alleen maar aanschouwd kan worden, maar ook deel moet gaan uitmaken van het leven van het subject. Door dit besef acht het zich verplicht zijn visioen in zijn eigen leven om te zetten. Aangezien het evenwel vrijwel uitsluitend op het visioen steunt, slaagt deze zedelijke poging alleen op een eenzijdige manier. De betrokkene maakt zichzelf en zijn leven tot een symbool, weliswaar aangepast aan de innerlijke en eeuwige zin van het gebeuren, maar niet aangepast aan de feitelijke werkelijkheid van het heden. Daardoor berooft hij zich van de mogelijkheid om daar invloed op uit te oefenen, omdat het onbegrijpelijk voor hem blijft. Zijn taal is niet de taal van iedereen, maar een veel te subjectieve. Aan zijn argumenten ontbreekt de overtuigingskracht. Hij kan alleen getuigen en prediken. Hij is de stem van de roepende in de woestijn. Het intuïtieve type verdringt de gewaarwording van het object het sterkst. Daardoor wordt zijn onbewuste gekenmerkt. In het onbewuste bestaat een compenserende extraverte gewaarwordingsfunctie van archaïsche aard. De onbewuste persoonlijkheid zou daarom het best kunnen worden beschreven als een extravert gewaarwordingstype van lagere, primitieve vorm. 438 Impulsiviteit en mateloosheid zijn de eigenschappen van deze gewaarwording, alsmede een buitengewone gebondenheid aan de zintuiglijke indruk. Deze eigenschap compenseert de ijle berglucht van de bewuste houding en verleent daaraan een zekere zwaarte waardoor een volledige 'sublimatie' onmogelijk wordt. Treedt er evenwel door een geforceerde overdrijving van de bewuste houding een volledige onderwerping aan de innerlijke waarneming in, dan komt het onbewuste in de oppositie en ontstaan er dwanggewaarwordingen met overmatige gebondenheid aan het object, die

Page 40: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 40 van 42

de bewuste houding weerstreven. De neurotische vorm is een dwangneurose waarvan de symptomen deels hypochondrische verschijnselen zijn, deels overgevoeligheid van de zintuigen en deels dwangbindingen aan bepaalde personen of andere objecten.

c3.10 Samenvatting van de irrationele typen De twee zojuist geschilderde typen lenen zich bijna niet voor een uitwendige beoordeling. Aangezien zij introvert zijn en dus een geringere geschiktheid en bereidheid vertonen om zich te uiten, bieden zij weinig houvast voor een steekhoudende beoordeling. Aangezien hun voornaamste activiteit naar binnen is gericht, wordt er naar buiten niets zichtbaar dan terughouding, verborgenheid, gebrek aan deelneming of onzekerheid en kennelijk ongemotiveerde verlegenheid. Als er al iets tot uiting komt, dan zijn het meestal indirecte manifestaties van de minderwaardige en betrekkelijk onbewuste functies. Uitingen van dit soort hebben natuurlijk een vooroordeel van de omgeving tegen deze typen tot gevolg. Zodoende worden zij meestal onderschat of op z'n minst niet begrepen. Aangezien deze typen zichzelf evenmin begrijpen, omdat het oordeel hun in sterke mate ontbreekt, kunnen zij ook niet begrijpen waarom zij voortdurend door de openbare mening worden onderschat. Zij zien namelijk niet in dat hun prestaties naar buiten inderdaad van een minderwaardig kaliber zijn. Hun blik wordt geheel gebonden door de rijkdom van de subjectieve gebeurtenissen. Wat daar gebeurt is zo boeiend en van zulk een onuitputtelijke charme dat het in het geheel niet tot hen doordringt dat datgene wat zij daarvan aan hun omgeving mededelen, in de regel slechts zeer weinig bevat van datgene wat zij in zichzelf als daarmee verbonden beleven. Het fragmentarische en meestal episodische karakter van hun mededelingen stelt te hoge eisen aan het begrip en aan de bereidwilligheid van de omgeving; 439 bovendien missen hun mededelingen een naar het object toe stromende warmte die alleen de overtuigende kracht eraan zou kunnen schenken. Veeleer geven deze typen dikwijls blijk van een bars afwijzende houding naar buiten, hoewel zij zich in het geheel niet hiervan bewust zijn, en zij dit ook niet opzettelijk doen. Men zou dergelijke mensen rechtvaardiger beoordelen en voorzichtiger behandelen wanneer men besefte hoe moeilijk datgene wat men innerlijk ziet, zich in begrijpelijke taal laat formuleren. Met dat al mag deze toegeeflijkheid nooit zover gaan dat men ophoudt deze mededeelzaamheid te verlangen. Daardoor zou men deze typen de grootste schade berokkenen. Het lot zelf bereidt deze mensen, wellicht nog vaker dan de anderen, overweldigende uitwendige moeilijkheden die in staat zijn hen uit de roes van de innerlijke extase weer tot nuchterheid te brengen. De nood die hen ten slotte tot meedelen drijft, moet echter soms wel zeer groot zijn. Vanuit een extravert en rationalistisch standpunt bezien, behoren deze typen wel tot de meest nutteloze van alle mensen. Vanuit een hoger standpunt beschouwd, zijn zij levende getuigen van het feit dat de rijke en veelbewogen wereld met haar overstromende en ronken makende leven niet alleen buiten ons, maar ook in ons is. Ongetwijfeld zijn deze typen eenzijdige demonstraties van de natuur, maar zij zijn leerrijk voor iedereen die zich niet laat verblinden door de geestelijke mode van het ogenblik. Mensen van dit type zijn op hun wijze opvoeders en bevorderaars van de cultuur. Hun leven leert meer dan hun prediking. Wij leren door hun leven, en niet in de laatste plaats door hun grootste fout: het zich niet kunnen uiten, een van de grootste fouten van onze cultuur kennen, namelijk ons bijgeloof in het praten en demonstreren, onze mateloze overschatting m het opvoeden door woorden en methoden. Een kind laat zich ongetwijfeld imponeren door de grote woorden van zijn ouders. Maar men schijnt werkelijk te geloven dat het er ook door wordt opgevoed. In werkelijkheid is het 't leven van de ouders waardoor het kind wordt opgevoed, en wat de ouders nog met hun woordgebaren daaraan toevoegen, brengt het kind hoogstens in verwarring. Hetzelfde geldt voor de onderwijzer. Maar men gelooft zo absoluut in de methoden dat, wanneer deze maar goed zijn, ook de leraar die ze toepast erdoor wordt geheiligd. Een minderwaardig mens kan nooit een goed leermeester zijn. Hij verbergt evenwel zijn schadelijke minderwaardigheid, 440 die de leerling heimelijk vergiftigt, achter een uitnemende methodiek en een even briljant verstandelijk uitdrukkingsvermogen. Natuurlijk verlangt de oudere leerling niets liever dan de kennis van de nuttige methoden, aangezien hij steeds het slachtoffer is geworden van de algemene opvatting die gelooft in de succesvolle methode. Hij heeft al ondervonden dat het ergste leeghoofd dat een methode goed kan napraten, de beste leerling is. Zijn hele omgeving praat en leeft hem voor dat alle succes en alle geluk uitwendig is, en dat men alleen de juiste methode nodig heeft om het verlangde te verwerven. Of is soms het leven van zijn godsdienstleraar een demonstratie van het geluk dat uitstraalt van de rijkdom van een innerlijke overtuiging? Zeker, de irrationele introverte typen zijn geen leermeesters in volmaakte menselijkheid. Hun ontbreekt de redelijkheid en de ethiek van de redelijkheid; maar hun leven leert de andere mogelijkheid die onze cultuur op pijnlijke wijze moet missen.

Page 41: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 41 van 42

c3.11 Hoofdfunctie en hulpfunctie Door de hierboven gegeven beschrijvingen zou ik niet graag de indruk wekken dat de geschetste typen nu ook in dergelijke zuiverheid vaak in de praktijk voorkwamen. Het zijn tot op zekere hoogte niets anders dan familieportretten in de geest van Galton, waarin de gemeenschappelijke en dus typische trek met naar verhouding te grote nadruk naar voren is gebracht, terwijl de individuele trek-ken in dezelfde mate weggeretoucheerd zijn. Een nauwkeurige bestudering van het individuele geval brengt het kennelijk als regel geldende feit aan het licht dat naast de meest gedifferentieerde functie steeds een tweede functie van secundaire betekenis en dus van geringe differentiatie in het bewustzijn aanwezig en mede betrekkelijk determinerend is. Om het duidelijkshalve nog eens te herhalen: de producten van alle functies kunnen bewust zijn; wij spreken evenwel pas van een bewuste functie wanneer niet alleen haar uitoefening ter beschikking van de wil staat, maar haar beginsel ook doorslaggevend is voor de oriëntatie van het bewustzijn. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer het denken niet alleen een achteraan hinkend overleggen en rumineren is, maar wanneer zijn conclusies absolute geldigheid bezitten, zodat de logische conclusie eventueel zonder enige verdere evidentie als motief en ook als garantie voor het praktische handelen geldt. 441 Deze absoluut overheersende positie komt in de praktijk altijd alleen aan een enkele functie toe en kan ook alleen maar aan een functie toekomen, want een even zelfstandige interventie van een andere functie zou noodzakelijkerwijs leiden tot een andere oriëntatie die althans gedeeltelijk met de eerste in strijd zou zijn. Aangezien het evenwel een vitale voorwaarde is voor het bewuste aanpassingsproces dat men steeds duidelijke en niet mis te verstane doeleinden voor ogen heeft, wordt daardoor de gelijkberechtigdheid van een tweede functie vanzelf uitgesloten. Deze tweede functie kan daarom alleen van secundaire betekenis zijn, wat ook in de praktijk steeds wordt bevestigd. Haar secundaire betekenis is erin gelegen dat zij niet, zoals de primaire functie, eventueel bij uitsluiting voor absoluut gezaghebbend en doorslaggevend geldt, maar meer als hulpfunctie of aanvullende functie in aanmerking komt. Als secundaire functie kan alleen een functie optreden waarvan het wezen niet in tegenstelling tot de hoofdfunctie staat. Zo kan bijvoorbeeld naast het denken nooit het voelen als tweede functie optreden, omdat dit naar zijn wezen te zeer tegengesteld is aan het denken. Het denken moet het voelen zorgvuldig uitsluiten, wil het werkelijk aan zijn eigen beginsel trouw kunnen zijn. Dit sluit natuurlijk niet uit dat er individuen zijn bij wie het denken op eenzelfde peil staat als het voelen, waarbij beide gelijke motiverende kracht bezitten. In een dergelijk geval hebben wij evenwel niet met een gedifferentieerd type te maken, maar met een betrekkelijk onontwikkeld denken en voelen. De gelijkmatige bewustheid en onbewustheid van de functies is dus een kenmerk van de primitieve geestesgesteldheid. De secundaire functie is, naar de ervaring leert, steeds een functie waarvan het wezen anders is dan dat van de hoofdfunctie, maar niet daaraan tegengesteld. Zo kan dus het denken als hoofdfunctie zich gemakkelijk verbinden met de intuïtie als hulpfunctie, en evengoed met de gewaarwording, maar nooit met het voelen. De intuïtie en de gewaarwording zijn niet tegengesteld aan het denken, dat wil zeggen: zij hoeven niet perse te worden uitgesloten, want zij behoren niet tot dezelfde categorie als het denken, in tegenstelling tot het voelen, dat als oordelende functie met succes met het denken kan concurreren; veeleer kunnen zij als waarnemende functies het denken welkome diensten bewijzen. Zodra zij evenwel eenzelfde peil van differentiatie zouden bereiken als het denken, zouden zij een verandering van houding tot gevolg hebben die de tendens van het denken zou neutraliseren, 442 aangezien zij dan de oordelende houding in een waarnemende zouden doen veranderen. Daardoor zou het rationalistische beginsel dat onmisbaar is voor het denken, worden onderdrukt ten gunste van de irrationaliteit van het zuivere waarnemen. De hulpfunctie is dan ook alleen in zoverre mogelijk en nuttig dat zij de hoofdfunctie dient, zonder daarbij aanspraak te maken op autonomie voor haar beginsel. Voor alle in de praktijk voorkomende typen nu geldt het beginsel dat zij naast de bewuste hoofdfunctie nog een betrekkelijk bewuste hulpfunctie bezitten, die in elk opzicht van het wezen van de hoofdfunctie verschilt. Uit deze combinaties ontstaan de welbekende figuren: bijvoorbeeld het praktische verstand dat met gewaarwording is gecombineerd, het speculatieve verstand dat door intuïtie wordt doorkruist, de artistieke intuïtie die met behulp van het gevoelsoordeel haar beelden kiest en daaraan vormgeeft, de wijsgerige intuïtie die dankzij een krachtig verstand haar visioen in de sfeer van het begrijpelijke kan omzetten, enzovoort. In overeenstemming met de bewuste verhouding van de functies ontstaat dan ook de onbewuste groepering. Tegenover een bewust praktisch verstand staat bijvoorbeeld een onbewuste intuïtiefvoelende houding, waarbij de gevoelsfunctie lijdt onder een naar verhouding sterkere remming dan de intuïtie. Deze eigenaardigheden zijn alleen van belang voor degenen die dergelijke gevallen

Page 42: De 8 typen van Jung - Boek Psychologische typen C.G. Jung · Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 5 van 42 extravert type. Wanneer iemand

Carl Gustav Jung – Psychologische typen – Lemniscaat – Hoofdstuk X / Pagina 42 van 42

praktisch-psychologisch te behandelen krijgen. Voor hen is het nuttig om van deze dingen op de hoogte te zijn. Ik heb namelijk dikwijls op kunnen merken dat de arts zich aftobde om bij een uitgesproken verstandelijk type de gevoelsfunctie rechtstreeks uit het onbewuste te ontwikkelen. Deze poging zal wel altijd op een mislukking moeten uitlopen, omdat zij een te grote geweldpleging op het bewuste standpunt inhoudt. Slaagt deze poging evenwel toch, dan ontstaat er daardoor een formele onder dwang optredende afhankelijkheid van de patiënt jegens de arts, een alleen door brutaliteit te pareren 'overdracht', want door deze gewelddadigheid houdt de patiënt op een eigen standpunt te hebben, met andere woorden: de geneesheer wordt zijn standpunt. De toegang tot het onbewuste en tot de sterkst verdrongen functie ontsluit zich echter als het ware vanzelf, en dat met voldoende handhaving van het bewuste standpunt, wanneer het ontwikkelingsproces zich via de secundaire functie voltrekt, dus in het geval van een rationeel type via de irrationele functie. 443 Deze verschaft het bewuste standpunt een zodanig overzicht over het mogelijke en gegevene dat daardoor het bewustzijn voldoende wordt beschermd tegen de destructieve werking van het onbewuste. Omgekeerd eist een irrationeel type een krachtiger ontwikkeling van de in het bewustzijn vertegenwoordigende rationele hulpfunctie, teneinde voldoende voorbereid te zijn op het opvangen van de stoot van het onbewuste. De onbewuste functies verkeren in een archaïsch-animale toestand. Hun in dromen en fantasieën optredende symbolische uitdrukkingsvormen beelden meestal de strijd tussen of het tegenover elkaar optreden van twee dieren of monsters uit. 444


Recommended