Upload
hjme4
View
134
Download
6
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Onderzoeksverslag over hoe vmbo-leerlingen hun talent op het gebied van muziek en dans ontdekken en willen ontwikkelen.
Citation preview
Interventie-onderzoeksverslag
In opdracht van: College De Brink en opgedragen aan Jan Blaauwgeers
Opleiding: Educatief Meesterschap Amsterdam
Begeleiders: Wietske Miedema en Monique Pijls
Naam: Jeannette Anemaat - de Kruijf
Datum: februari 2011
2
Inleiding
Ondanks stevige bezuinigingen in de ‘Kunst & Cultuurhoek’ lijkt het tij niet meer te keren. De
creatieve industrie trekt aan en het onderwijs wordt geacht hierop in te spelen. De algehele
medialisering van de maatschappij lijkt dit proces te versnellen. ‘Brede scholen’ doen hun intrede
en besteden niet alleen in de naschoolse opvang de nodige tijd aan Kunst & Cultuur, ook onder
schooltijd weet men de weg naar de verschillende culturele instellingen te vinden in de zoektocht
om meer kwaliteit te leveren. Scholen van het voortgezet onderwijs haken aan en zoeken in hun
onderwijs naar verbinding met allerlei maatschappelijke instellingen. Vaak komt het ook op hun
weg als de gemeente besluit nieuwbouw van algemene voorzieningen aan scholen te koppelen.
Dit interventieverslag is het tweede deel van de zoektocht van College De Brink – een vmbo
school in Laren - om het Kunst & Cultuuronderwijs zodanig vernieuwend vorm te geven, dat de
leerlingen goed toegerust zijn als zij kiezen voor een vervolgopleiding in het enkele jaren geleden
nieuw ingevoerde Media, Kunst & Cultuurdomein in het mbo.
In de volgende pagina’s wordt beschreven hoe – o.a. in samenwerking met de Gooische
Muziekschool - leerlingen een aanbod van workshops op het gebied van muziek en dans hebben
ervaren en hoe zij tevens terugblikken op wat zij over zichzelf hebben geleerd.
In het eerste deel – het analyseonderzoek – hebben bezoeken en interviews op andere vmbo
scholen samen met gesprekken met collega’s en de muziekschooldirecteur veel bruikbare tips
opgeleverd over de mogelijke vormgeving van het Kunst & Cultuuronderwijs op College De Brink in
de toekomst. Het laatste deel - het implementatieplan waarin alle ervaringen verwerkt zijn - mondt
dan ook uit in een voorstel tot brede samenwerking met culturele instellingen, kunstenaars en het
mbo. Gelijktijdig zal een nieuw leerplein Kunst & Cultuur opgestart worden voor klas 1, waar
leerlingen op een authentieke manier en vaak in levensechte situaties aan hun talenten kunnen
werken.
‘Als je altijd doet wat je leuk vindt, hoef je nooit meer te werken’ K&C 2-daagse
Muziek- en dans-
workshops
3
Samenvatting
Dit interventieonderzoeksverslag beschrijft op welke manier leerlingen in klas 1 van het vmbo zich
bewust worden van hun creatieve talent en hoe zij tot een keuze komen om dit talent verder te
ontwikkelen. De kinderen hebben maatwerk in de vorm van diverse workshops aangeboden
gekregen op het gebied van muziek en dans.
Uit het onderzoek blijkt dat een brugklasleerling nog sterk oriënterend gericht is. Hij kan muzikaal
en motorisch veel aan en is daar zelf soms verbaasd over. Door exploratie en het opdoen van veel
ervaringen, leert een vmbo-leerling wat zijn talenten zijn en vormt hij een evenwichtig zelfbeeld.
Dit zelfbeeld blijkt divers te zijn. Enerzijds zijn er leerlingen die hoog opgeven van matige prestaties
en daarmee blijk geven van een onderontwikkeld reflectievermogen. Anderzijds geven leerlingen
soms (te) snel de moed op als het niet direct lukt en gunnen zich dan geen tijd om het af te maken.
Beide reacties lijken inherent aan de neiging tot snelle en oplossingsgerichte activiteiten van de
vmbo-leerling. Uiteindelijk blijkt het grootste deel van de leerlingen – mede geholpen door
evalutieve feedbackopmerkingen van docenten en medeleerlingen – goed in staat hun talenten op
juiste waarde te schatten. Opvallend is dat zij vrij goed kunnen verwoorden welke
karaktereigenschappen nodig zijn om dit talent optimaal te kunnen ontplooien. Zij noemen dan ook
regelmatig doorzettingsvermogen, uitdaging en durven naast aandacht, concentratie, geduld
hebben en goed luisteren. Maar vooral het plezier hebben in de activiteiten blijkt bijzonder
motivatieverhogend te werken bij de kinderen. De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat
leerlingen het als bijzonder prettig ervaren om nieuwe contacten te leggen en met andere
leerlingen samen te werken dan zij gewend zijn. De motivatie en bewustwording is dan ook zeer
sterk gekoppeld is aan de reactie van leeftijdgenoten: men spiegelt zich aan leeftijd- en
seksegenoten.
Het blijkt dat de geleverde inspanning een gevoel van voldoening en trots teweegbrengt. De
leerlingen onderkennen het belang van zich openstellen voor door vragen te stellen en niet direct
iets af te wijzen als het moeilijk is. Hiermee wordt bevestigd dat het doel van kunstonderwijs mede
is: zelfvertrouwen opbouwen, bevorderen van een positief zelfbeeld, leren risico’s te nemen en
ervaren dat je iets kunt bereiken, dat je succesvol kunt zijn.
4
Inhoudsopgave
Pag.
1. Geschiedenis en probleemstelling ………….......................................................... 6 1.1. Aanleiding tot analyseonderzoek ………………………………………………... 6 1.2. Conclusies analyseonderzoek ……………………………………………………. 6 1.3. Voorstel tot interventie …………………………………………………………….. 7 1.4. Samenhang interventie met knelpunten op school ……………………………. 7
2. Theoretisch kader en conceptueel model …………………………………………….. 8 2.1. Inleiding …………………………………………………………………………….. 8 2.2. Ontwikkelen van creatief talent in leeftijd van 12-16 jaar …………………….. 8
2.2.1. Inleiding ………………………………………………………………………… 8 2.2.2. Creatieve talentontwikkeling en een levensechte leeromgeving ………… 8 2.2.3. Creatieve talentontwikkeling en de middelbare schoolperiode …………. 8 2.2.4. Creatieve talentontwikkeling en karaktereigenschappen ………………… 9
2.3. Maatwerk…………………………………………………………………………….. 9 2.3.1. Inleiding ………………………………………………………………………… 9
2.3.2. Ontwikkelingen in maatschappij en onderwijs ……………………………… 9 2.3.3. Maatwerk op leerplein Kunst & Cultuur: vraaggestuurd onderwijs ………. 10
2.4. Doorlopende leerlijn …………………………………………………………………. 10 2.4.1. Inleiding …………………………………………………………………………. 10 2.4.2. Kunst &Cultuur onderwijs …………………………………………………….. 10
2.5. De brede school ……………………………………………………………………… 10 2.5.1. Inleiding ………………………………………………………………………….. 10 2.5.2. Visie en doel in relatie tot Kunst & Cultuuraanbod …………………………. 11 2.5.3. Vernieuwde kerndoelen van K&C-onderwijs; scenario’s…………………… 11 2.5.4. Aandacht voor reflectief leren …………………………………………………. 12 2.5.5. Positieve effecten van Kunst & Cultuuronderwijs …………………………. 12 2.5.6. Vormen van samenwerking met culturele instellingen ……………………. 13
2.6. Het leerplein Kunst & Cultuur ………………………………………………………. 13 2.6.1. Inleiding …………………………………………………………………………. 13 2.6.2. Overeenkomst met werkwijze brede school ………………………………… 14
2.7. Oriëntatie, exploratie en kiezen…………………………………………………….. 14 2.7.1. Inleiding …………………………………………………………………………. 14 2.7.2. Ervaringsleren ………………………………………………………………….. 14
2.8. Conclusies theoretisch kader ………………………………………………………. 15 2.9. Conceptueel model theoretisch kader met definities kernbegrippen …………... 15
3. Interventie en onderzoeksvoorstel………………………………………………………… 16 3.1. Inleiding ……………………………………………………………………………….. 16 3.2. Context interventie …………………………………………………………………… 16 3.3. Onderzoeksvraag, conceptueel model en definities kernbegrippen……………. 17 3.4. Interventieontwerp …………………………………………………………………… 18
3.4.1. Programma van eisen …………………………………………………………. 18 4. Onderzoeksopzet ………………………………………………………………………….. 19
4.1. Typering van het onderzoek ………………………………………………………… 19 4.2. Mate van generaliseerbaarheid …………………………………………………….. 19 4.3. Stapsgewijze aanpak ………………………………………………………………… 20
4.3.1. Opzet …………………………………………………………………………….. 20 4.3.2. Steekproef ……………………………………………………………………….. 21 4.3.3. Instrumenten/verzamelde gegevens………………………………………….. 22 4.3.4. Analysemethode ………………………………………………………………… 22
5. Resultaten van het onderzoek …………………………………………………………….. 23 5.1. Inleiding ……………………………………………………………………………….. 23 5.2. Kort overzicht evaluatie leerlingen…………………………………………………. 23
5.2.1. Motief workshopkeuze ………………………………………………………… 23 5.2.2. Voor herhaling vatbaar? ……………………………………………………… 23 5.2.3. Ik ben goed in… en ik wil verder met ………………………………………… 24
5.3. De workshopleiders en begeleiders ………………………………………………. 25 5.3.1. Inleiding ………………………………………………………………………… 25 5.3.2. Verwachtingen en ervaringen ………………………………………………… 25
5
5.4. De leerlingen: learner reports ……………………………………………………… 26 5.4.1. Omgaan met tegenvallers ……………………………………………………. 26 5.4.2. Problemen/beperkingen; snel tevreden …………………………………….. 27 5.4.3. Wat is ‘mijn ding’ ………………………………………………………………. 27 5.4.4. De uitdaging ……………………………………………………………………. 28 5.4.5. Beroemd worden, droomwereld ……………………………………………… 29 5.4.6. Geduld en concentratie ……………………………………………………….. 29 5.4.7. Combinatie vragen en goed luisteren ……………………………………….. 30 5.4.8. Realiteitszin, doorzetten, durven …………………………………………….. 31 5.4.9. Sociale aspect: spiegelen …………………………………………………….. 31 5.4.10. Sociaalconstructivisme ……………………………………………………… 32 5.4.11. De presentatie: roem of bespotting ……………………………………….. 33 5.4.12. Het bewustwordingsproces: inzicht door ervaring ………………………. 34 5.4.13. Terugblik na muziekcarrousel van 2 lessen ……………………………… 35
6. Conclusies van het onderzoek ……………………………………………………………. 35 7. Discussie …………………………………………………………………………………….. 38
7.1. Inleiding ……………………………………………………………………………….. 36 7.2. Verloop en ontvangst van het onderzoek binnen de school …………………….. 36 7.3. Reflectie op de werkwijze van het onderzoek ……….……………………………. 39 7.4. Reflectie op de opbrengst van het onderzoek ……………………………………. 37
7.4.1. Begin: oriëntatie, exploratie en kiezen; reflectie en uitdaging …………… 37 7.4.2. Vervolg: maatwerk, brede school en doorlopende leerlijn………………….. 37 7.4.3. Bewustwording creatief talent op leerplein Kunst & Cultuur……………… 38
8. Aanbevelingen met voorstel tot implementatie ………………………………………….. 38 8.1. Aanbevelingen aan de school ……………………………………………………….. 38
8.2. Aanbevelingen voor verder onderzoek …………………………………………….. 38
8.3. Aanbevelingen voor verdere interventies ………………………………………….. 39
8.4. Aanbevelingen voor implementatie …………………………………………………. 39
8.4.1. Inleiding ………………………………………………………………………….. 39
8.4.2. Visie ……………………………………………………………………………… 39
8.4.3. Starten Professionele leerlgemeenschap …………………………………… 40
8.4.4. Inbedding in organisatie ……………………………………………………….. 40
8.4.5. De workshop …………………………………………………………………… 40
8.4.6. De vernieuwing: start K&C leerplein …………………………………………. 41
9. Literatuurlijst ………………………………………………………………………………… 43 10. Bijlagen ………………………………………………………………………………………. 45
10.1. Evaluatie- en learner-reportvragen rondom de interventie ……………………… 45
10.2. Voorbeelden van excelbestand …………………………………………………….. 49
10.3. Brief aan workshopleiders …………………………………………………………. 47
10.4. Enkele volledige learner-reports …………………………………………………… 51
10.5. Samenvatting van subsidieaanvraag ……………………………………………… 56
10.6. Workshop: logboekje ontwerpen …………………………………………………… 57
6
1. Geschiedenis en probleemstelling
1.1. Aanleiding tot analyseonderzoek
Dit interventieverslag - dat zich volkomen zelfstandig laat lezen - is een vervolg op het
analyseonderzoek ‘Ruimte voor creatief talent’ waarin onderzoek is gedaan naar bestaande
praktijken van kunst- en cultuuronderwijs op verschillende vmbo-scholen in Nederland. Het
concentreert zich op het ontwikkelen van creatief talent op leerpleinen in een doorlopende leerlijn
naar het mbo, waarbij gestreefd wordt naar het leveren van maatwerk.
De aanleiding van bovenstaand onderzoek vormen plannen van de plaatselijke muziekschool om
nieuwbouw te plegen en in de toekomst gebouwen met College De Brink te delen. College De
Brink is een vmbo-school en kent al een bloeiende afdeling voor beeldende vorming die regelmatig
talenten aflevert aan het kunstvakonderwijs. Ook de bestaande GrafiMedia-afdeling biedt plaats
voor diverse talenten op creatief gebied. Op het gebied van muziek, zang en dans is er de
jaarlijkse talentenjacht wat vele mooie momenten oplevert, maar de bestaande muziek- en
dramalessen stoppen al na het eerste jaar en er is derhalve geen doorlopende leerlijn naar de
bovenbouw en naar het vervolgonderwijs. Danslessen worden niet gegeven. De muziekschool kent
een bloeiende Theater & Musical afdeling en wil graag meewerken om behalve aan muzieklessen,
ook aandacht aan danslessen te besteden en op deze wijze helpen een doorlopende leerlijn tot
stand te brengen.
Daarnaast is er de Lwoo-leerpleinpilot op College De Brink die nu voor het 2e jaar van start is
gegaan en die middels actie-onderzoek voortdurend de manier van werken bijstelt. De bedoeling is
dat behalve de vakken M&N, M&M, Nederlands, Engels en wiskunde, ook andere vakken
aanhaken aan deze manier van werken die leerlingen middels een gestructureerd stappenplan
leert zelfstandig te werken.
Dat brengt ons op de uiteindelijke doelstelling van bovenstaand onderzoek:
In het schooljaar 2011-2012 een leerplein Kunst & Cultuur starten voor klas 1, waar – naast
aandacht voor de beeldende kant – nu ook de mogelijkheid wordt geboden voor de ontwikkeling
van het muziek-, drama- en danstalent in een doorlopende leerlijn naar het vervolgonderwijs,
waarbij kan worden aangehaakt bij de manier van (thematisch) werken van het Lwoo-leerplein en
mogelijkheden worden onderzocht om maatwerk te bieden o.a. middels het bestaande aanbod van
de muziekschool.
Tenslotte kunnen we de activiteiten van de totale vakgroep Kunst & Cultuur niet los van elkaar
zien. Op het leerplein Kunst & Cultuur zal in de toekomst geïntegreerd worden lesgegeven en ook
de vakgroepen beeldende vorming en drama ondernemen parallel lopende initiatieven om van
College De Brink een brede school te maken, waar binnen- en buitenschools leren elkaar
ontmoeten door het mengen van eigen expertise met expertise van buiten. Dit streven naar een
brede school wordt ook zichtbaar op andere afdelingen in de bovenbouw, waar in de toekomst in
toenemende mate omgevingselementen van Laren met de school verweven zullen worden door
o.a. het opdoen van praktijkervaring in een buurthuis of verzorgingshuis.
1.2. Conclusies analyseonderzoek
Uit het analyseonderzoek - waarbij enerzijds kunstvakdocenten van de bezochte scholen en
anderzijds participerende docenten van College De Brink en de directeur van de muziekschool zijn
bevraagd - komt naar voren dat de school een bijdrage kan leveren aan het ontwikkelen van
creatief talent door:
bij te dragen aan de persoonlijke creatieve ontwikkeling in het algemeen
gebruik te maken van het maatwerk van de muziekschool (vaklessen, koorzang,
bandcoaching,voorbereiding van producties)
7
een podium te bieden voor de talenten
leraren te bieden die inspirerend zijn
aanbod van flexibele leerroutes door het starten van op keuzevakken gebaseerd Kunst
& Cultuur leerplein met mogelijkheden voor:
maatwerk (door middel van adaptief onderwijs)
zelfstandig en zelfsturend werken
voorbereiden van projecten
De conclusies van het analyseverslag laten o.a. het beeld zien van een creatieve vmbo-leerling die
vaak sociaal en gemotiveerd is
niet altijd weet dat hij talent heeft
regelmatig onvoldoende mogelijkheden heeft gehad om dit talent te ontdekken
prikkeling nodig heeft om tot het besef te komen dat hij talent heeft
gebaat is bij het bijbrengen van realiteitszin en het stimuleren van motivatie en
doorzettingsvermogen
het ver kan brengen op het gebied van Theater & Musical mits hij voldoende talent heeft
en hierin goed wordt begeleid
1.3. Voorstel tot interventie
De interventie zal zich focussen op het hiaat in de doorlopende leerlijn van muzikaal- en danstalent
naar het mbo en zal zich binnen het onderstaande gebied afspelen:
A. het ontdekken van muzikaal - en danstalent in de brugklas door het aanbieden van
keuzeworkshops.
B. het op gang brengen van een bewustwordingsproces bij leerlingen en docenten over
wat leerlingen willen en kunnen.
1.4. Samenhang interventie met knelpunten op school
De SWOT- analyse waarin sterke en zwakke punten benoemd worden van College De Brink, geeft
onder andere onderstaande aandachtspunten:
• het geven van feedback aan de leerlingen verdient veel meer aandacht;
• de onderwijsprogramma’s in de onderbouw sluiten nog onvoldoende aan op de
beroepsopleidingen van de bovenbouw;
• er is onvoldoende maatwerk als het gaat om de beroepsvoorbereiding;
• er zijn nog te veel aansluitingsproblemen tussen vmbo en mbo.
Het vormgeven aan een doorlopende leerlijn middels het in toenemende mate bieden van
maatwerk vormt dan ook aandachtpunten in het koersplan. Het aanbieden van maatwerk impliceert
tevens meer ruimte voor persoonlijke feedback. Voor het bovengenoemde hiaat van
talentontwikkeling voor dans en muziek in een doorlopende leerlijn naar het mbo is op College De
Brink moeilijk een oplossing te vinden zolang er nog in overwegende mate klassikaal les wordt
gegeven en daardoor maatwerk moeilijk te realiseren is. Het leerplein Kunst en Cultuur dat
gebaseerd is op keuzevakken, kan hiertoe uitkomst bieden, zodat creatieve talenten in
toenemende mate zelfstandig en zelfsturend leren werken en onderwijs op maat kunnen vragen.
Deze manier van werken biedt ook perspectieven op het toewerken naar een productie, waarin de
leerlingen al in een vroeg stadium met allerlei eisen, die aan de latere beroepspraktijk worden
gesteld, in aanraking komen en hierin ook maatwerk kunnen vragen en leveren. Het ontwikkelen
van deze beroepscompetenties zal bovendien in de bovenbouw en later in het mbo steeds meer
een rol van betekenis gaan spelen en op deze wijze wordt ook op didactisch gebied gewerkt aan
een doorlopende leerlijn vanaf de brugklas.
8
Om bovenstaande keuzevakken op het leerplein Kunst & Cultuur aan te kunnen bieden, dient er
zorgvuldig omgegaan te worden met het proces van kiezen dat hieraan vooraf gaat. Een
veelgehoorde klacht in de bovenbouw van het vmbo is dat leerlingen soms te gemakkelijk voor een
afdeling kiezen waar ze later spijt van hebben en dan van richting willen veranderen. Dit vormt een
belemmering voor de doorlopende leerlijn en dient dan ook voorkomen te worden. Ook hieraan zal
in de interventie de nodige aandacht besteed worden.
2. Het theoretisch kader en conceptueel model
2.1. Inleiding
Het theoretisch kader zet de context van de interventie in een breder perspectief en kijkt vanuit een
‘wetenschappelijke bril’ naar het geheel van ontwikkelingen binnen het creatieve onderwijsaanbod
op dit moment. De interventie heeft als doel te onderzoeken hoe het keuzeproces van leerlingen
verloopt en hoe zij zich bewust worden van hun (creatieve) talenten. Dit met het oog op de latere
invoering van maatwerk in de vorm van keuzevakken op het leerplein Kunst & Cultuur. De ‘brede
schoolgedachte’ van levensecht onderwijs aanbieden, blijkt hierbij een belangrijke rol te spelen,
evenals de doorlopende leerlijn naar het vervolgonderwijs. Aan bovengenoemde punten zal in dit
theoretisch kader dan ook aandacht besteed worden.
2.2. Ontwikkelen van creatief talent in de leeftijd van 12-16 jaar
2.2.1. Inleiding
Talentontwikkeling in het algemeen is een opgave van het onderwijs. De hierna volgende
beschrijving van creatieve talentontwikkeling geeft daarom tevens een beeld van de voorwaarden
voor algehele talentontwikkeling van de leerlingen. Aan de orde komen: leren in een levensechte
leeromgeving en specifieke kenmerken en karaktereigenschappen van leerlingen in de middelbare
schoolperiode die een gunstige uitgangspositie vormen om talent te ontplooien.
2.2.2. Creatieve talentontwikkeling en een ‘levensechte’ leeromgeving
Creatief talent is een breed begrip: het beperkt zich niet alleen tot de muzische vakken, maar
komt tot uiting in allerlei disciplines. Creatief zijn betekent scheppend bezig zijn,
onverwachte oplossingen aandragen, nieuwe dingen neerzetten. Grote (creatieve) talenten zoals
bijvoorbeeld Einstein, Paul Mc Cartney, Bill Gates en Franco Luambo Makiadi (Le Grand Maître),
hebben op de middelbare school of universiteit vaak onopvallende levens geleid en soms zelfs hun
school niet afgemaakt (Smet, 2009).
Sommige talenten worden in het oude leersysteem misschien wel herkend, maar niet ontwikkeld
(Bransford, 2003). Dit kan ook bijna niet anders als je uitgaat van het gemiddelde kind en
klassikaal onderwijs, waarbij ieder op ongeveer hetzelfde punt moet eindigen (Alexander, 2006).
De laatste decennia zijn door allerlei nieuwe inzichten – waaronder het sociaalconstructivisme -
ontwikkelingen in het onderwijs in gang gezet waardoor er meer wordt aangesloten bij de
natuurlijke of authentieke manier van leren van leerlingen. Dingen zijn authentiek wanneer ze
betekenis voor kinderen hebben; vaak gaat dit samen met een realistische context waarbij men
betrokken is en waarbij tevens een levendige interactie met leeftijdgenoten is (Volman, 2006).
Talent dat ontdekt is, zal zich dan ook pas ontwikkelen als het ingebed is in een betekenisvolle
omgeving en zich op natuurlijke wijze kan ontplooien. Bjørkveld (1998).
2.2.3. Creatieve talentontwikkeling en de middelbare schoolperiode
Crone (2008) onderzocht het puberbrein, waardoor het plotseling veranderende gedrag van de
puber als puzzelstukjes in elkaar valt. Een kind tussen de tien en vijftien jaar oud heeft onder
invloed van hormonale veranderingen heel specifieke eigenschappen: het is creatief, durft veel,
9
kan motorisch en muzikaal veel aan, wil direct een beloning hebben en kan niet zo goed planmatig
werken. Het puberbrein is nog volop in ontwikkeling en zal zich voortdurend aanpassen aan zijn
omgeving (Sitskoorn, 2008). Dit blijkt ook uit onderzoeken op het gebied van de neuropsychologie
– letterlijk de wetenschap van hersenen en gedrag – waarbij duidelijk naar voren komt dat de
hersenen tot ver voorbij het twintigste jaar doorrijpen; tevens wordt in toenemende mate bevestigd
dat bij talentontwikkeling behalve aanleg, ook externe factoren - zoals onderwijs - een belangrijke
rol spelen (Jolles, 2007). Dit ondersteunt de theorie van Mönks & Span (1985) die al jaren eerder
omgevingsfactoren als gezin, vrienden en school belangrijk noemden bij het ontwikkelen van
talent.
2.2.4. Creatieve talentontwikkeling en karaktereigenschappen
Niet elke leerling wordt ondanks goede omgevingsfactoren een creatief talent: daar zijn ook
specifieke karaktereigenschappen voor nodig. Damasio (2001) noemt eigenschappen als
motivatie, discipline, doorzettingsvermogen en moed - naast ervaring en (praktische) expertise -
belangrijk om iemand uiteindelijk tot een creatief talent te laten uitgroeien. Ook Gagné (1991)
signaleert dat talentvorming sterk wordt beïnvloed door de eerder genoemde wisselwerking van
omgevingsfactoren en karaktereigenschappen. Hij ziet gaven of begaafdheden als natuurlijke
mogelijkheden of aanleg. Talent komt pas tot uiting in ontwikkelde mogelijkheden of vaardigheden.
Slechts 10 % van degenen die een begaafdheid hebben, ontwikkelen dit tot een echt talent. Hij
onderscheidt naast omgevingsfactoren ook intrapersoonlijke kenmerken die - naast geluk - van
invloed zijn op de ontwikkeling van begaafdheid. Hij noemt als intrapersoonlijke factoren die van
invloed zijn op de ontwikkeling van talent o.a.: motivatie en toewijding,
Csikszentmihalyi (1998) omschrijft het karakteristieke van een creatieve persoon als: het paren van
nieuwsgierigheid en openheid aan grote standvastigheid.
Runco (2007) noemt als kenmerken de zeer grote aandacht, concentratie en motivatie
(flow/mindfulness) die gericht is op het uitvoeren van de taak. Dit zorgt vervolgens weer voor het
grote gevoel van voldoening dat ontstaat tijdens het uitvoeren van deze taak.
2.3. Maatwerk
2.3.1. Inleiding
Maatwerk is voor talentontwikkeling een van de voorwaarden om passend onderwijs te kunnen
bieden. Vaak gebeurt dit buiten de school, maar we zien in toenemende mate dat ook binnen
schooltijd hiervoor tijd wordt vrijgemaakt en men aandacht schenkt aan datgene waar leerlingen
goed in zijn. Een voorbeeld is de mogelijkheid op veel scholen om vanaf klas 1 keuzevakken te
volgen.
2.3.2. Ontwikkelingen in maatschappij en onderwijs
Waslander (2004) ziet in de huidige maatschappij een tendens naar massa/maatwerk. Het
onderwijs zou deze tendens moeten volgen en zou naast het enerzijds instellen van standaarden in
onderwijsaanbod en eisen, anderzijds de mogelijkheid tot het volgen van individuele leerroutes
moeten creëren. De Onderwijsraad (2007) stelt eveneens dat door het aanbieden van maatwerk de
doorstroming naar het vervolgonderwijs bevorderd wordt. In de preambule voor het vmbo wordt
dan ook over de verplichting gesproken maatwerk te leveren. Dit betekent de noodzaak van een
‘wendbaar’ curriculum (Voncken, 2007). Direct in verband hiermee staat de behoefte om in de
bovenbouw van het vmbo en in het mbo keuzemodules te volgen en zodoende onderwijs op maat
te krijgen (Van den Berg, 2006). Aandachtspunt hierbij zijn de huidige exameneisen die in
onaangepaste vorm maatwerk moeilijk realiseerbaar maken door de wijze van beoordelen die nog
gestoeld is op de oude situatie (Kuhlemeier, 2005). Tevens zal de inrichting van de
schoolorganisatie structureel moeten veranderen om het aanbieden van maatwerk mogelijk te
maken (Onderwijsraad 2007). Dit betekent een fundamentele omslag in denken over de
10
toekomstige onderwijsinrichting, omdat de veilige weg van beetje bij beetje veranderen - naast
voordelen – ook veel nadelen kent en belemmerend kan werken in het vormgeven aan
vernieuwingen.
2.3.3. Maatwerk op Leerplein Kunst & Cultuur: vraaggestuurd onderwijs
Op een Kunst & Cultuur leerplein leren leerlingen zelfstandig en zelfsturend te werken. Dit betekent
voor de docent dat hij instrueert, coacht en de zelfregulerende vaardigheden van de leerling
bevordert. Door deze manier van werken - waarbij sprake is van adaptief instrueren – wordt
maatwerk mogelijk gemaakt.
Deze veranderde rol van de docent in de omgang met de leerling schept ruimte voor
vraaggestuurd onderwijs, waardoor er meer aandacht is voor de individuele leerling. Volman
(2009) benadrukt het pedagogisch element bij deze interactie tussen leerkracht en leerling bij
innovatieve leerpraktijken. Zij benadrukt tevens dat het ‘waartoe’ - met het oog op de latere
beroepspraktijk - uitgangspunt van handelen dient te zijn, waardoor ook motivatieproblemen
kunnen worden voorkomen.
2.4. Doorlopende leerlijn
2.4.1. Inleiding
De doorlopende leerlijn is, samen met maatwerk en talentontwikkeling, de belangrijkste pijler onder
het plan om voortijdig schoolverlaten een halt toe te roepen; een van de onderwijsdoelstellingen
van het verdrag van Lissabon in het streven om Europa een wezenlijke bijdrage aan de nationale
en internationale kenniseconomie te laten leveren (Onderwijsraad, 2003).
Het onderkennen van talent door de leerkrachten en het aanbieden van maatwerk worden dan ook
door de Onderwijsraad (2007) als belangrijke factoren genoemd om een doorlopende leerlijn te
bewerkstelligen. Tevens zal ook in de manier van werken een doorlopende leerlijn zichtbaar
gemaakt moeten worden van de onderbouw via de bovenbouw naar het mbo, waarbij de nadruk in
toenemende mate ligt op competentiegericht onderwijs en projectmatig werken.
Voor de Kunst & Cultuurvakken wordt middels een breedgaand onderzoek gewerkt aan de
formulering van een theoretisch kader met als doel een doorlopende leerlijn voor deze vakken te
formuleren (Cultuur in de Spiegel, 2009). De nadruk ligt hierbij op reflecteren.
2.4.2. Kunst & Cultuur onderwijs
Om aan deze doorlopende leerlijn voor de K&C vakken recht te doen, is er sinds 2006 op een
groot aantal mbo-scholen het leergebied Kunst, Cultuur en Media ingevoerd. Dit is een direct
gevolg van het toenemend aantal beroepen dat in de cultuurindustrie op het gebied van kunst,
cultuur, amusement, recreatie en nieuwe media actief is (Kerkhoffs, 2006). Deze veranderingen in
de creatieve sector houden verband met de toenemende digitalisering, commercialisering en
mondialisering (De Jong ed al, 2008). De opleiding uitvoerend artiest wordt vanaf niveau 3 in het
mbo gegeven. Verder zijn er tal van beroepen bedoeld voor het werken achter het podium, die
lagere instroomeisen kennen.
Door structurele samenwerking met diverse culturele instanties kan aan een doorlopende leerlijn
vormgegeven worden en onderwijs op hoog niveau worden aangeboden, doordat ruimte wordt
geboden aan maatwerk voor (getalenteerde) leerlingen.
2.5. De Brede School en Kunst & Cultuuronderwijs
2.5.1. Inleiding
11
De brede school streeft – naast het aanbieden van voor- en naschoolse opvang,
huiswerkbegeleiding, zorg en maatschappelijke diensten – in toenemende mate naar
samenwerking met diverse culturele instellingen. Meestal gebeurt dit in de vorm van onderlinge
afstemming van binnen- en buitenschoolse activiteiten. Vaak vormen plannen tot gedeelde
huisvesting een eerste aanzet tot samenwerking. Hierdoor kan doelmatig handelen gecombineerd
worden met verbetering van onderwijskwaliteit. Het doel van de samenwerking is het vergroten van
ontwikkelingskansen van opgroeiende kinderen Daarnaast wordt actieve deelname aan de
samenleving bevorderd (Lieftink & Wervers, 2007).
2.5.2. Visie en doel brede school in relatie tot Kunst & Cultuuraanbod
De gedachte achter de brede school vindt zijn oorsprong in allerlei vernieuwende
onderwijsconcepten van de laatste decennia die samengevat kunnen worden onder de noemer van
‘het nieuwe leren’. Alhoewel het principe van het leren met hoofd, hart en handen al eerder onder
de aandacht werd gebracht door de traditionele onderwijsvernieuwers als Ligthart, Boeke, Dewey
en Montessori, zien we deze ideeën heden ten dage in een nieuw jasje gestoken weer ten tonele
verschijnen, maar nu met de principes van het sociaalconstructivisme als vertrekpunt. Hierbij wordt
de nadruk gelegd op probleem- en vraaggestuurd onderwijs met een duidelijke rol voor activerende
didactiek waarin voor samenwerken een belangrijke rol is weggelegd. In het sociaalconstructivisme
heerst de overtuiging dat de wereld een subjectieve ervaring van mensen is, waarin
betekenisgeving in sociale processen centraal staat. Het constructivisme beschouwt de leerling als
iemand die actief kennis en inzicht construeert in interactie met zijn of haar omgeving (Van der
Waals, 2009). Vaak wordt bovengenoemde vorm van onderwijs aanbieden gerealiseerd in
projectonderwijs, waardoor tevens de verbinding van buitenschools en binnenschools leren
duidelijk tot zijn recht komt.
Oenen en Studulski (2005) noemen verschillende pedagogische doelstellingen die gerealiseerd
kunnen worden door als school samen te werken met allerlei culturele instellingen:
het bevorderen van maatschappelijke participatie (een voorstelling maken voor jonge kinderen
en uitvoeren)
het bevorderen van levensechte oriëntatie en ontmoeting (op locatie kennis maken met
mensen, activiteiten en beroepen)
het oefenen van levensechte competenties met levensechte elementen (kunstenaar in de klas,
voorstelling maken met alle facetten die erbij horen).
De brede school vormt het verbindend kader om bovenstaande didactische en pedagogische
doelen te realiseren, omdat hier alle leerarrangementen in samenwerking met de verschillende
culturele instellingen zó blijvend vormgegeven kunnen worden, dat er een doorlopende leerlijn
ontstaat. De ontplooide activiteiten zijn erop gericht om de (natuurlijke) begaafdheid van leerlingen
op kunstzinnig gebied te ontdekken en op een hoger niveau te tillen. Het doel van deze
talentontwikkeling - waarbij aspecten als aanleg, affiniteit en ambitie worden meegenomen – wordt
vaak omschreven als: persoonlijke ontplooiing, vergroten van cultuurdeelname, sociale cohesie en
het creëren van gelijke kansen.
2.5.3. Vernieuwde kerndoelen van Kunst & Cultuuronderwijs; scenarios’s
Sinds 2006 gelden de vernieuwde kerndoelen voor de onderbouw van het VO. Voor het
leergebied Kunst & Cultuur zijn onderstaande kerndoelen geformuleerd:
48. De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht
van verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken en toe te passen om eigen
gevoelens uit te drukken, ervaringen vast te leggen, verbeelding vorm te geven en
communicatie te bewerkstelligen.
49. De leerling leert eigen kunstzinnig werk, alleen of als deelnemer in een groep, aan
derden te presenteren.
12
50. De leerling leert op basis van enige achtergrondkennis te kijken naar beeldende
kunst, te luisteren naar muziek en te kijken en luisteren naar theater-, dans- of
filmvoorstellingen.
51. De leerling leert met behulp van visuele en auditieve middelen verslag te doen
van deelname aan kunstzinnige activiteiten als toeschouwer en als deelnemer.
52. De leerling leert mondeling of schriftelijk te reflecteren op eigen werk en werk van
anderen waaronder dat van kunstenaars.
Bovenstaande kerndoelen geven de school een behoorlijke speelruimte om het onderwijs op eigen
wijze in te vullen en accenten te leggen. Ook de keuzes (scenario’s) die mogelijk zijn op welke
manier de school het onderwijs wil vormgeven, dragen er toe bij dat scholen een eigen gezicht met
daarachter een eigen visie kunnen laten zien wat betreft het cultuuraanbod:
Scenario 1: lesstof afstemmen
Scenario 2: samenhang door projecten
Scenario 3: werken met leergebieden
Scenario 4: zelf kiezen wat je wilt leren
2.5.4. Aandacht voor reflectief leren
Bij het werken met projecten moet in onderlinge samenwerking en voortdurend reflecterend
op het voortgangsproces samen iets tot stand worden gebracht; dit is een vorm van
construerend leren: een belangrijk gegeven in de uitgangspunten van het
sociaalconstructivisme. Ook buitenschoolse activiteiten kunnen hierbij worden ingezet. De
initiatieven en controle van de voortgang worden daarbij in toenemende mate naar de
leerlingen gedelegeerd. Reflectief leren is een belangrijk onderdeel van het leerproces
(Marzano & Miedema, 2010). Door te reflecteren op hun studie- en werkervaringen - met
elkaar en met docenten - komen leerlingen steeds een stapje verder in het ontwikkelen van
een zelfstandige werkhouding. Uit onderzoek blijkt dat dit niet de sterkste kant is van vmbo-
leerlingen. Zij houden van een snelle en oplossingsgerichte werkwijze, waarbij weinig tijd is
voor bezinning (De Bruijn, Leeman & Overmaat, 2006).
2.5.5. Positieve effecten van Kunst & Cultuuronderwijs
Alhoewel veel mensen het erover eens zijn dat Kunst & Cultuuronderwijs veel positieve effecten
oplevert, wordt er pas de laatste jaren werkelijk serieus wetenschappelijk onderzoek naar gedaan.
Zo beschrijft Bastian (2003) in zijn onderzoek de positieve invloed die het zelf maken van muziek
heeft op de intelligentieontwikkeling bij jonge kinderen. Ensink, Hagenaars en Hoorn (2004)
hebben onderzoek gedaan hoe in Europees verband gedacht wordt over de brede doelstellingen
binnen het Kunst & Cultuuronderwijs en kwamen tot de volgende conclusies:
Ontwikkelen in kunstdiscipline
o Ontwikkelen van vaardigheden in het kunstvak
o Ontwikkelen van kennis over het kunstvak
Ontwikkelen van lerend vermogen
o Het bevorderen van leren in andere vakken
Persoonlijke ontwikkeling
o Creatief denken
o Communicatieve en expressieve vaardigheden vergroten
o Plezier beleven
o Ervaren dat je iets kunt bereiken, succesvol kunt zijn
o Leren samenwerken
o Zelfvertrouwen opbouwen
o Bevorderen positief zelfbeeld
o Leren risico’s te nemen
Sociale ontwikkeling
13
o Verbeteren van kennis over en interesse in cultuur
o Vergroten van actieve culturele participatie (tekenen, dansen, schrijven, acteren,
film maken)
o Vergroten van receptieve culturele participatie (kunstzinnige ervaringen zoals een
bezoek aan een theater, tentoonstelling, bioscoop)
o Vergroten van reflectieve culturele participatie (theoretische interesse en/of
kritische observatie)
o Bevordering van gevoel van nationale identiteit
o Begrijpen en respecteren van andere culturen
o Bevordering van actief burgerschap
o De school als gemeenschap ervaren
o Motiveren om naar school te gaan
o Sociale betrokkenheid
o Bewustzijn van maatschappelijke ongelijkheid
Bovenstaande punten geven een genuanceerd beeld van de verscheidenheid aan onderwerpen
waaraan in het Kunst & Cultuuronderwijs gewerkt wordt. Dat dit tijdens het volgen van de
keuzeworkshops ook werkelijk effect heeft gesorteerd, wordt bevestigd in de uitspraken van
leerlingen in het onderzoek. Veel van de genoemde punten worden echter ook vermeld als
algemene doelstellingen van leren in een krachtige leeromgeving op het leerplein zoals hieronder
beschreven wordt. Hiermee wordt nog eens onderstreept dat een breed aanbod van Kunst- en
Cultuuronderwijs het lerend vermogen van kinderen in het algemeen stimuleert.
2.5.6. Vormen van samenwerking met culturele instellingen
Het leerplein Kunst & Cultuur leent zich door haar inrichting van onderwijs uitstekend voor het
binnenhalen van maatwerk, maar ook biedt het handvatten om over de grenzen heen te kijken naar
wat de omgeving te bieden heeft. Ook het reguliere Kunst & Cultuuronderwijs - buiten het leerplein
om - biedt voldoende kansen om naar mogelijkheden van samenwerking te zoeken. In Zicht op
…brede school en cultuureducatie (Wervers, 2008) worden verschillende scenario’s oplopend in
intensiteit (face to face, hand in hand, cheek to cheek) geschetst van mogelijke samenwerking met
culturele instellingen:
Huisvesting en netwerk: delen school en culturele instellingen een gebouw en/of hoe
intensief werken ze samen in een netwerk;
School en curriculum: de relatie tussen activiteiten, kerndoelen en een doorgaande
leerlijn;
Culturele partners: wordt er aanbodgericht of vraaggestuurd gewerkt of samen
ontwikkeld;
Opvang en activiteiten: hoe is de samenhang tussen culturele activiteiten tijdens en na
schooltijd;
Cultuurcoördinator: rol en functie, taken en verantwoordelijkheden;
Wijkfunctie: wat is de rol van culturele activiteiten in de wijk, en wat is de functie van het
gebouw in dit kader.
Bovenstaande mogelijkheden zullen onderzocht moeten worden om te kijken in hoeverre de
samenwerking aansluit bij de visie en wensen van de school. In de beschrijving van het
implementatieplan wordt hierop teruggekomen.
2.6. Het leerplein Kunst & Cultuur
2.6.1. Inleiding
14
Het leerplein Kunst & Cultuur is in het hiervoor genoemde analyseonderzoek uitgebreid ter sprake
geweest. Hieronder volgen in het kort nog de kenmerken waaraan een leerplein moet voldoen om
optimaal te kunnen functioneren. Ondanks dat er algemene kenmerken van een leerplein te
noemen zijn, vormt toch elke school zijn eigen leerpleinen, afhankelijk van fysieke omgeving,
middelen en docenten die zij ter beschikking heeft (Botta & Van der Burg, 2009).
2.6.2. Overeenkomst met werkwijze brede school
Het leerplein Kunst & Cultuur kenmerkt zich door een krachtige leeromgeving waar leerlingen
geïntegreerd en authentiek onderwijs aangeboden krijgen in relatie tot de beroepspraktijk. De
leerling leert constructief en reflectief en de docent coacht, begeleidt adaptief en bevordert de
zelfregulatie van de leerling; de verworven brede competenties worden getoetst via een
assessment (Onstenk, De Bruijn & Van den Berg, 2004). De voorheen geïsoleerde toetsing van
kennis en vaardigheden dient dan ook plaats te maken voor een integratieve beoordeling van
kennis, vaardigheden en houdingen in (gesimuleerde) praktijksituaties (Kuhlemeier, 2005). Deze
manier van onderwijs aanbieden doet recht aan de veranderende maatschappij en de eisen die
aan toekomstige werknemers worden gesteld die zich moeten instellen op een ‘levenslang’ leren,
waarbij bepaalde ontwikkelde competenties de constante factor zijn.
Geïntegreerd en authentiek leren laat zich uitstekend combineren met de voornoemde
uitgangspunten van de brede school, waar het werken in ‘levensechte situaties’ benadrukt wordt.
De vmbo-leerling zal niet alleen gebaat zijn bij deze manier van onderwijs, maar zal zich er ook
prettig bij voelen. Zeker wanneer docenten voldoende structuur bieden en persoonlijke aandacht
geven (Groeneveld & Steensel, 2008), is dit een ideale manier voor vmbo-leerlingen om zich te
ontwikkelen op het gebied van zelfsturing en creativiteit. Dit laatste wordt gezien als de ideale
combinatie voor toekomstige ondernemers (Laevers et al, 2003): een beroepstak waar een
aanzienlijk deel van onze leerlingen later in terecht zal komen. Daarboven zal hij in aanraking
komen met een veelheid van culturele uitingen in de samenleving – een voor veel vmbo-leerlingen
nog niet eerder verkend terrein - waardoor zijn horizon sterk verbreed wordt en hij weet wat er in
de wereld ‘te koop ‘ is. Hierbij moet niet in de laatste plaats gedacht worden aan de sterk
toenemende creatieve industrie, waarbij Hilversum - als aanpalende radio- en televisiestad - een
uitstekende bakermat voor het mediagedeelte vormt.
2.7. Oriëntatie, exploratie en kiezen
2.7.1. Inleiding
De muziekschool pleit er voor om leerlingen eerst met allerlei kunstdisciplines in aanraking te
brengen, voor zij een verantwoorde keuze maken om zich te specialiseren. Daarbij komt dat in de
basisvorming de leerling nog oriënterend bezig is: de weg tot het veranderen van de ingeslagen
weg moet open blijven (Taakgroep Vernieuwing Basisvorming, 2006). Aan het leveren van
maatwerk dient een brede oriëntatieperiode te zijn voorafgegaan. De leerlingen maken hierin
kennis met allerlei K&C disciplines om zodoende ook de kans te krijgen zich bewust te worden van
hun talenten en hun horizon te verbreden.
2.7.2. Ervaringsleren
Brugklasleerlingen zijn veelal oriënterend gericht op allerlei mogelijkheden om zich te ontwikkelen.
Het opdoen van ervaring blijkt een belangrijke factor te zijn om zich een beeld omtrent hun
mogelijkheden en wensen te kunnen vormen. Dit geldt in sterke mate voor de vmbo-leerling die
veelal in verwarring raakt als je hem een breed scala van keuzes voorhoudt. Meijers & Wardekker
(2001) noemen dit het naïef rationele model van beroepskeuze, waarbij mondelinge
informatieoverdracht centraal staat. Zij pleiten in plaats daarvan voor het opdoen van
(grens)ervaringen met beroepsdilemma’s of kernproblemen. Dit meemaken van ‘grenservaringen’
15
en de verwerking daarvan wordt ook door De Boer e.a. (2003) als belangrijk gezien in relatie tot de
latere beroepsidentiteitsontwikkeling. Deze exploratie en het opdoen van ervaringen bepaalt in
overwegende mate het beeld van mogelijkheden als leerlingen tot een weloverwogen keuze
moeten komen (Den Boer, Mittendorf en Sjenitzer, (2004).
De leerling heeft op grond van eerdere ervaringen een beeld van zichzelf, wat hij wel of niet goed
kan, waar zijn wensen en interesses liggen. Als de docent bovendien waardering uitspreekt over
het gedrag en de leerprestaties van de leerling (evalutieve feedback), gebruiken de leerlingen deze
informatie voor zichzelf om vast te stellen wat ze kunnen en wat ze waard zijn en waar ze energie
in willen steken. (De Vries, 2004 in: Hamstra & Van der Ende, 2006). Samen met het aandacht
geven aan het algehele leerproces en leerhouding, wordt op deze wijze de motivatie in positieve
zin versterkt (Alblas, 1992 in Hamstra & Van der Ende, 2006).
2.8. Conclusies theoretisch kader
Ontwikkeling van creatief talent is niet alleen heel goed mogelijk in de middelbare schoolperiode,
het is ook hard nodig in de toekomstige maatschappij, waarbij leerlingen in toenemende mate
geconfronteerd zullen worden met beroepen die eisen stellen aan hun creativiteit. De school kan
door een breed aanbod van Kunst & Cultuurvakken de algemene leerhouding van leerlingen
positief beïnvloeden. Om creatief talent te laten groeien en bloeien is het belangrijk dat dit zich in
een betekenisvolle omgeving voltrekt. Daarom zal de school het ‘brede schoolconcept’ moeten
hanteren door naar aansluiting met culturele instellingen in de directe omgeving te zoeken, om op
deze wijze niet alleen een levensechte leeromgeving te creëren, maar ook maatwerk mogelijk te
maken. Dit maatwerk – dat meer en meer door de maatschappij gevraagd wordt - zal een sterke
doorlopende leerlijn naar de bovenbouw en het vervolgonderwijs bewerkstelligen en zodoende
voortijdig schoolverlaten een halt toeroepen. Maatwerk betekent ook vraaggestuurd onderwijs
bieden om zo tegemoet te komen aan de vraag naar individuele leerroutes. Dit kan uitstekend
gerealiseerd worden op een leerplein Kunst & Cultuur met competentiegericht onderwijs. Voor de
school en het onderwijs betekent dit werken aan een wendbaar curriculum en aangepaste
exameneisen.
Aan kiezen dient een brede oriëntatie vooraf te gaan; deze oriëntatie is bij voorkeur
ervaringsgericht, omdat dit voor vmbo leerlingen de meest geschikte manier is om kennis te
vergaren. In samenspraak met de docent, die evaluatieve feedback geeft over de leerhouding en –
prestaties van de leerling, krijgt de leerling zelfvertrouwen en raakt hij bovendien gemotiveerd. Dit
vormt een uitstekende basis om tot een weloverwogen keuze te komen om zijn verdere talenten op
een specifiek gebied verder te willen ontwikkelen.
2.9. Conceptueel model theoretisch kader met definities kernbegrippen
Onderstaand conceptueel model geeft de onderlinge relatie aan van de in het theoretisch kader
genoemde begrippen. De interventie zal zich afspelen op het gebied van maatwerk en oriënteren,
exploreren en kiezen.
Ontwikkeling van creatief talent
Potentieel creatief talent aanboren, motiveren, behouden en ontwikkelen waarbij als kenmerken van creatief talent genoemd kunnen worden: in het oog springende eigenschappen van iemand die begaafd is op het gebied van creativiteit.
Kunst & Cultuur leerplein
Meerdere dicht bij elkaar gelegen ruimtes (vaklokalen), waarin tegelijkertijd meer dan één klas/groep leerlingen zelfstandig werkt aan Kunst & Cultuuropdrachten onder begeleiding van meer dan één docent en/of klassenassistent.
Doorlopende leerlijn
De lijn in een meerjarig onderwijsprogramma (curriculum) over verschillende leerjaren en verschillende schooltypes
Maatwerk Passend onderwijs; dit houdt voor elke leerling onderwijs in dat aansluit bij zijn
16
of haar interesse, mogelijkheden en talenten
Oriënteren, exploreren, kiezen
De leerlingen met een aanbod van verschillende Kunst & Cultuurdisciplines actief laten kennis maken en na reflectie hierop samen met de docent tot een gefundeerde keuze komen.
3. Interventie en onderzoeksvoorstel
3.1. Inleiding
De directe aanleiding van de interventie is het voornemen van de school om het komend
schooljaar een leerplein K&C te starten voor klas een gebaseerd op keuzevakken. De behoefte
leeft om het keuzeproces van de leerlingen diepgaand in kaart te brengen.
Als eerste wordt de context van de interventie beschreven en in een breder perspectief geplaatst
van een al bestaande en zich ontwikkelende praktijk. Vervolgens wordt het bredere doel van de
interventie op langere termijn belicht in relatie tot het K&C leerdomein in zijn geheel en het
voornemen om met kunstinstellingen en kunstenaars te gaan samenwerken.
Tenslotte wordt de onderzoeksvraag geformuleerd en de interventie in een conceptueel model met
een toelichting van de kernbegrippen weergegeven.
3.2. Context interventie
De interventie borduurt voort op een voor de muzieklessen ontwikkelde praktijk, waarbij leerlingen
in de brugklas één keer per jaar uit verschillende muziek/dansworkshops mogen kiezen. Vaak
werden docenten binnen de school gevraagd deze workshops te verzorgen. Tot nog toe had dit
geen vervolg en bleef het tot een kennismaking beperkt. Recentelijk is deze activiteit uitgebreid en
verbonden met het vakgebied beeldende vorming wat resulteerde in een Kunst & Cultuur 2-
ontwikkeling creatief
talent op leerplein K&C
Brede
school-concept
maatwerk
oriënteren exploreren
kiezen
door -lopende leerlijn
17
daagse, waarbij de leerlingen de ene dag de workshops volgen en de andere dag een bezoek
brengen aan verschillende musea.
Voor de interventie zal dit aanbod in een nieuw jasje gestoken worden. Zo zullen de
muziekworkshops volledig door de muziekschool verzorgd worden en zullen voor de overige
workshops alleen maar professionals van buiten de school worden aangetrokken. Het keuzeproces
van de leerlingen zal middels een learner-report nauwkeurig in kaart gebracht worden, evenals de
reflectie op de workshops en de evaluatie op hieruit voortvloeiende vervolgactiviteiten. Deze
vervolgactiviteiten in de vorm van het aanbieden van een muziekcarrousel, zijn geheel nieuw.
Het doel van de interventie is meervoudig:
1. Het proces van oriëntatie, kiezen, exploratie en bewustwording creatief talent in kaart
brengen en hiermee de aanzet geven om een bijbehorend reflectie-instrument te
ontwikkelen. Het ontwikkelde reflectie-instrument dient tevens als voorbeeld voor de
overige K&C-vakken. Dit als voorbereiding op de werkwijze op het toekomstige leerplein
K&C waarbij gewerkt zal worden met keuzevakken.
2. Meer professionalisering van een bestaand aanbod (professionele workshopleiders).
Het streven is om binnen het gehele Kunst & Cultuuraanbod in toenemende mate gebruik
te gaan maken van de expertise van culturele instellingen en professionals buiten de
school. Genoemde geeft - naast het bieden van maatwerk in de vorm van workshops op
professioneel niveau - een brede kijk op de mogelijkheden van het Kunst- en
Cultuuraanbod in de samenleving. Dit om niet alleen leerlingen een optimale kans te
bieden zich te oriënteren en te ontwikkelen richting een eventuele latere beroeps- of
amateurpraktijk op het gebied van Kunst en Cultuur, maar ook docenten van deze kennis
te laten meeprofiteren en op deze wijze een kruisbestuiving op gang te brengen.
3.3. Onderzoeksvraag, conceptueel model en definities kernbegrippen
De onderzoeksvraag luidt:
In hoeverre leidt het aanbieden van keuzeworkshops muziek en dans - en een beperkt
vervolgaanbod hiervan tijdens een 2-wekelijkse lessencarrousel - tot bewustwording en het
zichtbaar maken van aanwezig talent op dit gebied bij leerlingen uit klas 1?
workshops + keuze- carrousel
oriënteren kiezen
exploreren reflecteren
bewust-wording/ zichtbaar
worden van creatief talent
18
Conceptueel model
Definities kernbegrippen
Oriënteren, exploreren, reflecteren en kiezen
De leerlingen met een aanbod van verschillende Kunst & Cultuurdisciplines actief laten kennis maken en na reflectie hierop samen met de docent tot een gefundeerde keuze komen.
Workshops Dit betreft de onderdelen: djembé, gitaar, keyboard/piano, popzang, rap, componeren op de computer, percussie, streetdance, breakdance en componeren en musiceren in het Muziek Centrum Omroep
Keuzecarrousel Dit betreft een 2-wekelijkse oriëntatie op de onderdelen: zingen, gitaar, keyboard/piano, componeren op de computer, rap. Daarna mag een onderdeel gekozen worden om zich in te verdiepen.
Bewustwording creatief talent
Leerlingen schrijven door middel van learner reports hun bevindingen op van de workshops en de keuzecarrousel; hiermee wordt een bewustwordingsproces op gang gebracht en zichtbaar gemaakt. Ook positieve opmerkingen van workshopleiders/docenten/medeleerlingen dragen hiertoe bij.
Zichtbaar maken van creatief talent
Door middel van een presentatie van het geleerde wordt creatief talent zichtbaar gemaakt
3.4. Interventieontwerp
3.4.1. Programma van eisen
Omschrijving keuzeworkshops
o De keuzeworkshops omvatten de disciplines zang, rap, bespelen van
muziekinstrumenten, componeren op de computer en dans
o De keuzeworkshops worden aangeboden door experts van de muziekschool en daar
buiten.
o Docenten van de school helpen mee met de begeleiding.
o De keuzeworkshops duren een hele ochtend en worden vroeg in de middag afgesloten
met een presentatie.
Oriënteren en keuze workshop door leerlingen
o De leerlingen krijgen vooraf d.m.v. het zien van videobeelden een indruk van de
verschillende workshops.
o Dit wordt aangevuld met het beantwoorden van vragen en het geven van aanvullende
informatie.
o Er wordt een 1e, 2
e en 3
e keuze gemaakt waarbij schuiven in de volgende weken mogelijk
blijft.
Aard keuzeworkshops: mogelijkheid tot bewustwording talent
De keuzevakken moeten zo opgezet zijn, dat een leerling de kans krijgt zijn/haar talent te
ontdekken. Dit betekent:
o een laagdrempelige instap
o een duidelijke ontwikkeling in moeilijkheid tijdens de workshops
o voldoende aandacht voor talenten om tot hun recht te komen.
o een presentatie waarin talenten zichtbaar worden
De presentatie
19
o geeft een korte impressie van alle activiteiten van de ochtend.
o wordt door alle leerlingen die hebben deelgenomen aan de workshops bijgewoond en
door zoveel mogelijk leerlingen vormgegeven
Observaties/rapportage door workshopleiders/begeleiders en video-opnamen.
o Tijdens de workshops en de presentaties worden leerlingen geobserveerd door de
workshopleiders en de begeleiders.
o Hierover wordt schriftelijk en mondeling gerapporteerd. De leerlingen krijgen een
naamsticker opgeplakt om dit te vergemakkelijken.
o Er worden video-opnames gemaakt van de workshops en de presentaties.
Reflectie leerlingen
o De leerlingen worden achteraf (een week later) gevraagd naar hun bevindingen (reflectie)
door middel van het invullen van vragenlijsten en een learner report. Hierin wordt
gevraagd wat zij over de workshop(s) en zichzelf te weten zijn gekomen.
Vervolgstappen
o 2-3 weken later wordt gevraagd welke acties zij hebben ondernomen n.a.v. het volgen en
zien van de workshops.
o Tevens worden de lessen zo vormgegeven dat verschillende in de workshops
aangeboden activiteiten als keuzecarrousel in de lessen kunnen worden gevolgd. Ook
hierover wordt achteraf naar de bevindingen van de leerlingen gevraagd.
4. Onderzoeksopzet
4.1. Typering van het onderzoek
Dit onderzoek kenmerkt zich in hoofdlijnen als actieonderzoek. Het iteratieve karakter
(onderzoeken, aanpassen en wederom met onderzoek toetsen) van de onderzoekcyclus
onderstreept dit omdat gaandeweg het onderzoek van de praktijk gereflecteerd wordt op deze
praktijk en vervolgens plannen worden gemaakt/uitgevoerd om deze praktijk te verbeteren, gevolgd
door een nieuw onderzoek (Ponte 2005). Op deze wijze ontstaat een bruikbare werktheorie in een
bepaalde onderwijscontext. Binnen het onderzoek worden verschillende verwerkingsvormen
toegepast. Zo wordt aanvankelijk begonnen met een kwalitatieve verwerking van gegevens.
Middels learner reports worden leerlingen bevraagd over verwachtingen, ervaringen en
vervolghandelingen met betrekking tot de door hun gekozen workshops, waarbij tevens naar de
motivatie van hun keuze wordt gevraagd. Maso (1987) noemt deze kwalitatieve
onderzoeksmethode bijzonder geschikt om de aard van sociale verschijnselen te onderzoeken. In
dit geval betreft dat de reacties van een brugklasser op een aantal aangeboden activiteiten.
Daarnaast is in beperkte mate gebruik gemaakt van een beschrijvende kwantitatieve
onderzoeksmethode, waarbij de mate van optreden van verschijnselen wordt onderzocht. In dit
geval betreft dat antwoorden op bepaalde vragen, die – net als bij kwalitatief onderzoek –
onderlinge verbanden proberen aan te geven. Door het gebruik van learner reports, opmerkingen
van docenten/workshopleiders/medeleerlingen en observaties, ontstaat er triangulatie die - door
het onderzoeksveld op verschillende manieren te benaderen - de bewijsvoering sterker maakt
(Wester, 1995).
4.2. Mate van generaliseerbaarheid
De achterliggende grote lijn in dit onderzoek: het werken aan talentontplooiing, doorlopende
leerlijnen en maatwerk wordt op heel veel scholen als speerpunt benoemd; de
20
onderzoeksresultaten zijn daarom zeker overdraagbaar op andere scholen. Het gaat hierbij over
het samenwerken met het mbo om een doorlopende leerlijn te bewerkstelligen, het inschakelen
van culturele instellingen om onderwijs op maat aan te bieden en het starten van een leerplein om
zelfstandig werken te bevorderen en maatwerk mogelijk te maken. Dit onderzoek zal dan ook zeer
goed bruikbaar zijn voor scholen die vergelijkbare ontwikkelingen doormaken (Wardekker, 2007).
Dit interventieonderzoek is een onderdeel van de bovengenoemde grote lijn die wordt uitgezet; het
betreft een praktijkonderzoek van de brugklassen en omvat vrijwel de gehele populatie van de
brugklas. Op scholen die in overeenkomstige of vergelijkbare situaties verkeren, zijn de
onderzoeksresultaten daarom eveneens overdraagbaar (Baarda & De Goede, 2007). Elke school
heeft echter zijn eigen schoolcultuur met andere docenten en met een andere fysieke omgeving,
zodat er ongetwijfeld variaties in toepassingen nodig zullen zijn. Wel blijkt de beschreven formule
sterk, door diepgaand op antwoorden, meningen en handelen van brugklassers in te gaan en dit
als uitgangspunt van verdere vernieuwingen te laten dienen. En gemiddelde brugklassers op het
vmbo verschillen niet zo veel van elkaar in hun reacties. De steekproef vertoont bovendien een
sterke mate van validiteit, omdat leerlingen uit verschillende niveaus uit het vmbo bevraagd zijn
(inclusief de vakcollegeklassen).
4.3. Stapsgewijze aanpak
4.3.1. Opzet
De interventie speelt zich rondom de volgende begrippen in onderstaande volgorde af:
Oriënteren
(Vmbo)leerlingen in de brugklas zijn zich niet altijd bewust van hun talenten. Talent kun je pas
ontdekken als je kennis hebt gemaakt met bepaalde disciplines. De school is daarvoor vaak de
aangewezen plek. Daarom is een brugklasleerling ook oriënterend bezig: hij wil allerlei dingen
uitproberen. Dit is de reden waarom er een veelheid aan workshop keuzes wordt aangeboden met
bijbehorende presentaties, waardoor de leerlingen zich een beeld kunnen vormen wat de
verschillende activiteiten inhouden .
Bewust kiezen
Vaak spelen bij de keuze om iets uit te proberen allerlei factoren een rol b.v. wel of niet bij iemand
in de groep willen zitten of de stoerheid van een keuze. Er kan zelfs sprake zijn van een ‘negatieve’
keuze als de leerling de gekozen workshop als de minst erge ervaart. Realiteitszin en goed bij
zichzelf te rade gaan is soms ver te zoeken, zeker als je alleen maar wat vertelt over de keuzes en
niets laat zien. Om achter de motieven van de keuzes te komen, is daarom een vragenlijst
ontwikkeld die vraagt naar het ‘waarom’ van de keuze. Ook krijgen leerlingen videobeelden te zien
van de verschillende workshops om het bewust kiezen te vergemakkelijken. Leerlingen kunnen ook
naderhand nog schuiven met hun keuzes bij een goede motivatie, omdat het er even een nachtje
over slapen het bewust kiezen bevordert.
Reflecteren
Tijdens en na afloop van de workshops wordt met de leerlingen gecommuniceerd over hun
prestaties door de workshopleiders en de begeleiders. Ook worden de videobeelden getoond in de
eerstvolgende les die gemaakt zijn van de presentatie. De reacties van medeleerlingen zullen
meehelpen om bewustwording van talenten te realiseren.
Door middel van het invullen van een learner report kan veel informatie verkregen worden over hoe
leerlingen de workshops, de presentatie en de gesprekken hierover op de dag zelf hebben ervaren.
21
Er wordt bewust niet te lang nagepraat in klassikaal verband, om zo authentiek mogelijke
antwoorden te krijgen.
Verder oriënteren
De week voor sinterklaas wordt schriftelijk aan de leerlingen gevraagd of zij acties van plan zijn of
al hebben ondernomen n.a.v. de workshops. Overwegen ze op les te gaan, of zijn ze op les
gegaan; hebben ze b.v. een gitaar gekocht of gevraagd voor sinterklaas/kerst?
Tevens wordt in de muzieklessen na de workshops een carrousel van telkens 2 weken
aangeboden voor het spelen op instrumenten (keyboard, gitaar) en het componeren op de
computer. Zingen (met dans) en het maken van songteksten/raps wordt klassikaal aangeboden.
Keuze verdieping
De leerlingen hebben zich nu breed georiënteerd en mogen voor verdieping in een of meerdere
disciplines kiezen. Weer wordt naar een (korte) motivatie van hun keuze gevraagd. Zij mogen ook
een combinatie van disciplines kiezen, b.v. componeren en een rap maken, om zo een eigen
nummer te schrijven. Ook mogen zij samenwerkingsvormen met anderen zoeken.
Logboek
Tijdens het onderzoek wordt een logboek bijgehouden over reacties van leerlingen in de lessen,
gesprekken en overleg met collega’s en ondernomen acties naar aanleiding van voorlopige
uitkomsten van het onderzoek. De uitkomsten kunnen dienen als basis voor vervolgstappen.
4.3.2. Steekproef
Betrokkenen bij het onderzoek:
o Leerlingen van klas 1 (basis, kader en vmbo-t )
o Coördinator Kunst & Cultuur en begeleidende collega’s workshops
o Workshopleiders en muziekschooldirecteur
Leerlingen:
o Van de 12 klassen hebben 11 klassen reacties vóór en na de workshops
gegeven. Een klas viel om organisatorische redenen weg (zie bijlage: 10.1
A+B).
o Aan een uitgebreider onderzoek hebben 8 klassen meegewerkt. Dit betreft
het invullen van de learner reportvragen (10.1 C). Bovendien hebben de
leerlingen uit deze klassen extra vragen gekregen in de loop van het
onderzoek (10.1 D). Deze steekproef van 8 klassen geeft een goed beeld
van de gemiddelde schoolpopulatie, te weten: 1 klas vmbo-t; 3
vakcollegeklassen (lwo, kader en vmbo-t leerlingen); 2 kaderklassen en 2
lwo-klassen.
Collega’s en workshopleiders:
o De collega’s hebben de workshopleiders geassisteerd en respons gegeven
over de workshops in een mondelinge of schriftelijke evaluatie.
o De workshopleiders: dezen zijn vooraf geïnformeerd over het doel en de
opzet van het onderzoek (10.3).
o De muziekschooldirecteur gaf tevens een workshop. Met hem zijn de 2
dagen apart nog eens grondig doorgesproken, samen met de Kunst &
Cultuur coördinator.
22
4.3.3. Instrumenten/verzamelde gegevens
Verwerking 1e 2
e en 3
e keuze workshop leerlingen in Excel (10.2).
Korte schriftelijke motivatie keuze workshop vooraf door leerling (10.1 A).
Korte schriftelijke terugblik op workshops achteraf (10.1 B).
Extra uitgebreid learner-report van leerlingen achteraf (10.1 C).
Kort klassengesprek over videobeelden van workshops en presentatie.
Observatielijst workshopleider/begeleidende docent.
Evaluatiegesprekken/-verslag achteraf met muziekschooldirecteur, workshopleiders en
begeleidende docenten.
Korte schriftelijke reactie van leerlingen op vraag welke actie men heeft ondernomen
naar aanleiding van de workshops enkele weken later (10.1 D vraag 1).
Kort learner report na een carrousel instrumenten bespelen, zang en componeren op de computer in de lessen (10.1 D vraag 2).
4.3.4. Analysemethode
Het analyseren van een kwalitatief onderzoek is het systematisch en theoretiserend bewerken van
verzameld materiaal in het licht van de probleemstelling. Het verzameld materiaal is in dit
onderzoek hoofdzakelijk verkregen door middel van learner reports. In een learner
report beschrijven de lerenden op welke manier de les, de lesinhoud en de opdrachten hebben
geleid tot leerervaringen (De Groot, 1980). Alle gegevens van de learner reports zijn in Excel
ingevoerd. Door de mogelijkheid van verticaal selecteren bleek het mogelijk uitspraken van diverse
leerlingen op verschillende gebieden te sorteren en vervolgens te labelen. Dataverzameling is bij
kwalitatief onderzoek open en flexibel. Strenge voorstructurering en gesloten vragen worden over
het algemeen vermeden. Deze manier van informatie verzamelen geeft ruimte aan onvoorziene en
ongeplande verschijnselen en gebeurtenissen. Alhoewel de open vragen in de learner reports
afgebakend waren (b.v.: wat ben je te weten gekomen over jezelf en wat over de workshop?)
gaven zij toch een diversiteit aan informatie waaruit de labeling ontstond. De focus ligt op de
uitspraken van de leerlingen. In beperkte mate is ook gebruik gemaakt van uitspraken en
schriftelijke reacties van docenten en workshopleiders vooraf en na afloop van de workshops.
De bewerking in de vorm van labeling maakt een rode draad zichtbaar in de verhalen. Deze rode
draad is samenvattend van aard en abstraherend. Deze vormt – samen met de gekoppelde
gegevens uit het theoretisch kader en een veelheid aan uitspraken (thick description) – de
empirische onderzoeksresultaten. Daarnaast is incidenteel ook horizontaal geselecteerd: dat
betekent dat het hele verhaal van het begin tot het eind van een enkele leerling is gevolgd. Dit om
de – soms verrassende - ontwikkeling van een aantal leerlingen in beeld te brengen tijdens het
keuzeproces (10.4).
De interobserver reliability - waarbij gekeken wordt naar de betrouwbaarheid van het onderzoek
door verschillende mensen de uitkomsten te laten lezen en erover te oordelen – heeft
plaatsgevonden. Twee medestudenten en een collega hebben het volledige onderzoek gelezen en
als betrouwbaar gekenschetst. De ‘membercheck’, waarbij de leerling oordeelt of zijn/haar
aangehaalde citaten die in het onderzoek zijn gebruikt in de juiste context staan, heeft niet
plaatsgevonden omdat er van uitgegaan wordt dat de learner reports een bedoelde en
betrouwbare weergave van de werkelijkheid zijn.
Daarnaast is in beperkte mate gebruik gemaakt van kwantitatieve gegevens. Ook deze zijn in
Excel – gekoppeld aan de individuele leerlingen - ingevoerd, zodat een totaalbeeld ontstaat. Deze
gegevens geven de verhoudingen van absolute aantallen aan en worden niet bewerkt zoals in een
kwantitatief onderzoek gebruikelijk is met normen voor betrouwbaarheid en validiteit. Voor het
krijgen van een antwoord op de onderzoeksvraag is dit ook niet vereist. Deze gegevens beogen
23
meer een verhoudingsgewijs totaalbeeld te geven van de leerling-uitspraken die in het kwalitatieve
gedeelte verwerkt zijn. De kwantitatieve gevens worden derhalve beschrijvend verwerkt.
5. Resultaten van het onderzoek
5.1. Inleiding
Het doel van dit onderzoek is om te komen tot bewustwording van talenten bij vmbo-leerlingen. Uit
een eerder onderzoek is gebleken dat zij zich vaak niet bewust zijn van hun mogelijkheden en dat
zij het meeste leren door actief bezig te zijn. Ook is geconstateerd dat zij zich vaak geen tijd
gunnen om te reflecteren.
De leerlingen hebben keuzeworkshops voorgelegd gekregen; hen is gevraagd te beschrijven hoe
zij tot hun keuze kwamen (keuzemotief). Daarna hebben zij de gekozen workshops gevolgd.
Tijdens de workshops is gekeken hoe zij het beleefden en achteraf is naar hun bevindingen
gevraagd middels een learner report; ook hebben zij aangegeven of zij zich al dan niet verder
willen oriënteren of verdiepen. Tevens is gekeken hoe de leerlingen in de weken daarna in hun
gedachten nog bezig waren met de workshops en tot vervolgactiviteiten kwamen. Tenslotte zijn de
leerlingen na een serie lessen in de vorm van een 2 wekelijkse keuzecarrousel bevraagd over waar
zij hun talent verder in willen ontwikkelen tijdens de komende lessen. Paragraaf 5.2 geeft een korte
samenvatting van de uitkomsten met een indruk in welke verhoudingen antwoorden werden
gegeven op bepaalde vragen over de workshops die zij volgden. Niet alle leerlingen vulden alle
antwoorden in. Vanaf paragraag 5.4 volgt de kwalitatieve verwerking van de uitkomsten uit de
learner reports.
5.2. Kort overzicht evaluatie leerlingen
5.2.1. Motief van workshopkeuze
Figuur 1 geeft zicht op wat de motieven zijn van de
keuzes van de leerlingen. Bij ervaring wordt vaak
genoemd: op les zitten, of thuis wel eens
uitproberen (vaak door familielid die op een
instrument speelt). Opvallend is dat de leerlingen
die vriend(in) aankruisen in een toelichting er
regelmatig aan toevoegen dat ze het willen
uitproberen. Bij een negatieve keuze staat
aangegeven dat dit het ‘minst erge’ is om te doen.
Maar ook daar wordt regelmatig aan toegevoegd
dat men toch wel heel graag deze workshop doet
om diverse redenen, waaronder uitproberen. Dit
betekent dat er niet altijd een strikte scheiding zit in
de antwoorden. Vaak is het zowel het een als het
ander.
Wel kunnen we concluderen dat in totaal het
uitproberen en dus het zich willen oriënteren hoog
scoort.
5.2.2. Voor herhaling vatbaar?
Inleiding
Globaal blijkt tweederde deel van de leerlingen na
afloop van de workshops te voelen voor verdere
verdieping, terwijl één derde deel meer voelt voor
verdere oriëntatie. Een enkeling geeft aan het nog
23
119
20
18
13
Keuzemotief
vriend(in)
uitproberen
neg. keuze
ervaring
anders
108
55
8
Voor herhaling vatbaar?
ja
nee
weet niet
24
niet te weten. In de learner reports gaan we wat dieper in op uitspraken van leerlingen.
Verdieping
De leerlingen zijn over het algemeen erg enthousiast over de workshops en geven regelmatig aan
hier nog wel vaker les in te willen hebben om nog beter te worden. Ook de verschillende
workshopleiders zijn tevreden en melden dat sommige leerlingen erg gefocust zijn geweest op de
activiteit.
Verdere oriëntatie
De leerlingen die zich verder willen oriënteren zijn duidelijk in 2 kampen onder te verdelen:
degenen die dit willen vanuit een positieve ervaring: ‘dan leer ik nog meer en ik hou van nieuwe
dingen leren’; ‘dit was echt perfect, moet er echt vaker zijn’.
Maar er zijn ook leerlingen die een minder leuke ervaring hebben gehad: ‘omdat ik uitgelachen
werd’; ‘ik kan niet zingen’. Al gauw komt bij de laatsten het woord ‘te moeilijk (’ik kan niet zo goed
gitaar spelen en het is lastig’) of zelfs ‘te gemakkelijk’ om de hoek kijken: ‘ik heb niet veel méér
geleerd dan ik al kon. Ik speel gitaar en zing ook. Ik heb een paar noten geleerd’; ‘Ik leer de passen
snel; dit is niet wat ik echt wil’. Bij doorvragen blijkt vaak dat de leerling tot de ontdekking is
gekomen dat hij er niet zo goed in is ‘Het is wel leuk, maar ik begrijp er niets van’. Ook krijgt de
workshopleider soms het etiket van ‘niet leuk’ of ‘saai’ opgeplakt. Degenen die spreken vanuit een
positieve ervaring, vinden het moeilijk om te moeten kiezen: eigenlijk willen ze alles ‘meemaken’:
‘ik wil alle instrumenten proberen’.
5.2.3. Ik ben goed in…. en ik wil verder met ….
Na het volgen van de carrousel is de leerlingen weer een vragenlijst voorgelegd. Hierin hebben ze
aangegeven waar volgens hun ervaring hun talenten liggen. Alhoewel de leerlingen in grote lijnen
kiezen voor het verder ontwikkelen van de activiteit waar ze goed in zijn, zie je toch enige
verschuivingen optreden. Componeren op de computer en met name keyboard worden wel
genoemd als iets waar men goed in is, maar scoren minder op: ‘ik wil verder met’. Gitaar
daarentegen wordt vaak als moeilijk ervaren, maar een deel kiest toch om zich er verder in te
verdiepen. Tenslotte blijkt het zich op meerdere instrumenten willen oriënteren eveneens een
hogere score te geven bij ‘ik wil verder met’ dan bij ‘ik ben goed in’. Uit bovenstaande kunnen
we ook concluderen dat de behoefte om zich breed te oriënteren hoog is bij veel leerlingen.
Kort overzicht evaluatie leerlingen
Brede
oriëntatie
Een brugklasleerling wil zich breed oriënteren en veel dingen uitproberen; hij is nieuwsgierig en wil ervaringen opdoen
41
11
23 10
25
Ik wil verder met:
Componeren
Keyboard
Gitaar
Zingen
meerdere 58
26 18
10
17
Ik ben goed in:
Componeren
Keyboard
Gitaar
Zingen
meerdere
25
Te moeilijk:
snel ‘saai’
Als iets te moeilijk is, krijgt het al snel het etiket van ‘saai’ opgeplakt. Dit kan gelden voor de activiteit, maar ook voor de docent. Hieruit blijkt gebrek aan reflectie.
Uitdaging zoeken van verbreding en verdieping
Leerlingen die ervaren dat ze het goed kunnen, zoeken de uitdaging van verdere verbreding, maar ook van verdere verdieping; zij vinden het niet prettig als het te ‘gemakkelijk’ is en zoeken de grenzen van hun mogelijkheden op.
5.3. De workshopleiders en begeleiders
5.3.1. Inleiding
Workshopleiders, begeleidende docenten en leerlingen is gevraagd hoe zij de ‘muziekdag’ hebben
ervaren inclusief de aanloop er naar toe. Dit alles in het kader van de bewustwording en het
zichtbaar maken van specifieke talenten door leerlingen en docenten. Hieronder volgen beknopt de
resultaten van enerzijds gesprekken en mailwisseling met workshopleiders/begeleidende docenten
en anderzijds uitgebreid het learner report van de leerlingen.
Na de keuzeworkshops hebben alle leerlingen als vervolg hierop tijdens de lessen in een carrousel
van telkens 2 weken kennisgemaakt met: componeren op de computer, gitaar, keyboard en zang.
Twee stagiairs verleenden hierbij assistentie. Na deze carrousel is de leerlingen weer naar hun
bevindingen gevraagd. Daarna hebben zij aangegeven zich in een of meerdere onderdelen verder
te willen ontwikkelen.
Tevens is 3 weken na de workshops gevraagd of de leerlingen plannen hebben gemaakt of zelfs
concrete stappen hebben gezet om verder in hun vrije tijd aan hun talent te werken. Ook hiervan
wordt verslag gedaan.
5.3.2. Verwachtingen en ervaringen
Het aanbod van de workshops was grotendeels in handen van de muziekschool. De betreffende
workshops waren: keyboard, gitaar, slagwerk, djembé, gitaar en popzang. Componeren op de
computer werd door een docent die ter zake kundig was gedaan, samen met een stagiair die graag
zijn medewerking op zijn allereerste stagedag verleende getuige de volgende mail: ‘wat een leuk
initiatief, had ik dat maar gehad op school!’. Eén activiteit vond buiten de school plaats: een bezoek
aan het Muziek Centrum Omroep waar een workshop samen musiceren en een bezoek aan een
repetitie van het orkest was gepland. Dit bezoek bleek veel tevredenheid op te leveren bij de
begeleidende docenten: ‘Je kunt best trots zijn op de leerlingen: ze hebben zich voorbeeldig
gedragen op het MCO. We hebben uiteindelijk ruim een half uur naar Jaap van Zweden en de
Sacre geluisterd. De leerlingen vonden het prachtig. De 2 docenten hebben de leerlingen zeer
bekwaam, leerlinggericht, vriendelijk en doeltreffend begeleid! Het programma was uitstekend. Het
resultaat was heel knap’. Voorgaande werd bevestigd door een leerling: ‘Dat duet met de violiste
vond ik hartstikke leuk’. Voor breakdance en streetdance waren workshopleiders gevraagd van
buiten de muziekschool.
Vooraf was aan de workshopleiders verzocht om aandacht te besteden aan het specifieke doel van
de workshops, namelijk het bewust worden en zichtbaar maken van talent. De reacties waren
wisselend: ‘Is ok. We spreken elkaar op 10 november wel’ en: ‘Ik zal zorgen dat ik aan uw puntjes
aandacht geef. Komt helemaal goed’ door respectievelijk de breakdance en de rap workshopleider.
De gitaardocent voorzag problemen: ‘Constaterende dat er wat meer gedefinieerde bedoelingen
worden omschreven wil ik graag laten weten dat ik voorzie dat ik er mogelijk niet in zal kunnen
slagen de workshop goed genoeg te doen als er geen docenten van het college zelf bij zijn die er
voor zorgen dat de kinderen die moeite hebben om zich te laten boeien door de inhoud van de
workshop in hun gedrag onder controle gehouden worden’. Achteraf bleek dit allemaal mee te
vallen gezien de reactie van een leerling: ‘Ik heb gemerkt dat ik het heel leuk vond dat ik gitaarles
kreeg. Want hij legde het goed uit’.
26
Bij 2 activiteiten verliep de dag wat anders dan gepland: bij slagwerk en breakdance. De adjunct-
directeur had zijn medewerking als begeleider bij slagwerk aangeboden: ‘Ik wil graag meewerken
aan het muziekproject. Ik ben op 11 november tussen 10.00 en 13.00 uur beschikbaar. Kun je me
laten weten of ik binnen het project een rol kan spelen?’. Hij stond echter met een lekke band en
kwam pas veel later opdagen. De leerlingen waren wat teleurgesteld dat zij zodoende minder in de
gelegenheid waren op het drumstel te spelen: ‘Ik heb bijna niks geleerd, want de man liet alleen
bepaalde kinderen drummen’. En: ‘Volgende keer moet er voor iedereen een drumstel zijn’. De
workshopleider van breakdance bleek in de file te staan en kwam een half uur te laat. Dit kwam de
onderlinge sfeer bijzonder ten goede mede dankzij een begeleidende docente die dit goed opving
door de leerlingen alvast elkaar ‘trucjes’ te laten aanleren. ‘We gingen eerst voor onszelf dansen,
omdat de meneer van de breakdance in de file stond. Ik vond het heel leuk’.
Na afloop van de workshops werd door de workshopleiders opgemerkt dat de leerlingen goed
gewerkt hadden, dat de sfeer uitstekend was en dat er zeker talent naar boven was gekomen. Bij
popzang werd geconstateerd dat - ondanks dat de groep moeilijk was - er eveneens talent
zichtbaar was geworden. Het gehanteerde concept van het binnenhalen van vakdocenten –
geholpen door begeleidende docenten - werd als goed bruikbaar bevonden om leerlingen te laten
ervaren en zich bewust te worden over welke talenten zij beschikten.
De workshopleiders en begeleiders
Verwachting
leerlingen
Leerlingen reageren sterk op de workshopleiders; zij willen graag dat aan
hun verwachtingen voldaan wordt en zijn al snel teleurgesteld als dat niet
altijd mogelijk is.
Ervaringen workshopleiders en begeleiders
Door het aanbieden van workshops is het heel goed mogelijk om potentieel talent zichtbaar te maken. Een goed samenspel van workshopleiders en begeleidende docenten is belangrijk.
5.4. De leerlingen: learner reports
De leerlingen mochten een hele ochtend één workshop naar keuze volgen die werd afgesloten
door een presentatie. Vooraf was verteld dat het doel van de workshops was om te onderzoeken of
leerlingen zich al dan niet bewust zouden worden van hun talent op bepaald gebied door de
ervaring van het ‘doen’. Door het vooraf praten over de bedoeling van de workshops en het
achteraf vragen naar de ervaringen, werd er al een bewustwordingsproces op gang gebracht bij de
leerlingen. Er werd dan ook kritisch naar de optredens gekeken en achteraf over nagepraat.
Wanneer namen van leerlingen genoemd worden, is een totaaloverzicht van hun learner report in
10.4 van de bijlage te vinden.
5.4.1. Omgaan met tegenvallers
De leerlingen zijn nog niet zo lang op school als zij de workshops in november volgen. De
middelbare school is vrij nieuw voor hen en voordurend worden zij geconfronteerd met dingen die
zij wel of juist niet goed kunnen. Hun zelfbeeld wordt bepaald door wisselende ervaringen hierover.
Als zij dan met hun beperkingen worden geconfronteerd, noemen zij het aanbod al snel ‘saai’.
Hieruit spreekt meestal een gevoel van onzekerheid. Een vmbo-leerling wil positief benaderd
worden; hij hecht aan een ‘leuke’ docent (Groeneveld, & Van Steensel, 2008). Het werken met
onbekende workshopleiders geeft daarom wel eens wrijving, vooral als de leerling merkt dat hij het
niet kan en de persoonlijke aandacht mist die hij gewend is in de normale lessituatie.
Arnold: ‘Muziekdag was leuker dan werken, maar ik zal het nooit leuk vinden en ik heb niks
geleerd. Het was tijverspilling. Geef gewoon vrij als je het dom vindt’. Later blijkt dat hij moeite had
met djembéspelen en dat zijn handen pijn deden ‘Ik heb gemerkt dat ik djembé saai vind omdat je
27
last van je handen krijgt!’. Bovendien liep het niet direct goed tijdens deze workshop: één leerling
werd eruit gestuurd (Onur: ‘ik zou niet nog zo'n les willen hebben, want ik werd er uitgestuurd’) De
onzekerheid van Arnold wordt bevestigd in latere uitspraken nadat hij de carrousel heeft gevolgd:
‘Ik ben nergens goed in, want ik heb nooit ermee gespeeld. Van keyboard raak ik in de war’.
Tijdens de presentaties van de workshops ziet hij iets dat hem wel aanstaat: ‘lijkt me leuk op de
computer’ en vindt hij zijn draai als hij daadwerkelijk kennis gemaakt heeft met componeren op de
computer: ‘in componeren was ik goed, omdat je daar heel leuke muziek van kan maken’. Hij kiest
uiteindelijk gitaar om mee door te gaan: ‘want het is leuk met de hand er tegen zoemen’. Ook een
andere leerling geeft aan ‘niets geleerd te hebben’ van de gitaarworkshop: ‘Ik heb niets geleerd,
omdat het toch niet iets voor mij is. Ik heb gemerkt dat je vingerpositie perfect moet zijn, anders
gaat het fout. Niet leerzaam’. En nog een leerling: ‘maar met een gitaar in je hand was wel leuk,
maar ook best wel saai. Ik heb ontdekt dat gitaar niet gemakkelijk is, omdat het heel moeilijk was’.
Omgaan met tegenvallers
Zelfbeeld Een brugklasser meet zijn zelfbeeld af aan positieve en negatieve ervaringen; door veel verschillende ervaringen op te doen, komt dit zelfbeeld steeds meer in overeenstemming met de werkelijke capaciteiten van de leerling
Persoonlijke aandacht
Een vmbo-leerling hecht aan persoonlijke aandacht van een docent die hem kent; als het niet direct goed gaat, haakt hij snel af bij een onbekende docent
Reflectie Niet alle leerlingen geven blijk van het vermogen om goed te kunnen reflecteren; als het wat minder gaat, wordt de activiteit of de docent al snel als ‘saai’ bestempeld
5.4.2. Problemen/beperkingen; snel tevreden
Veel leerlingen die tegen hun grenzen aanlopen erkennen dit gewoon: ‘Ik heb gemerkt dat
componeren op de computer moeilijk is, want soms klinkt het niet. Ik heb gemerkt dat het moeilijker
is dan het lijkt want soms past het niet of klinkt het niet en dan moet je weer overnieuw. Ik zou niet
vaker lessen willen volgen, want het is wel leuk, maar ik begrijp er niets van’.
Anderen stellen zich minder kritisch op, beginnen bij componeren op de computer
willekeurige samples aan elkaar te plakken en zijn al gauw tevreden met het resultaat
zonder zich iets aan te trekken van de aanwijzingen: ‘Ik heb gemerkt dat het gemakkelijk is
om te componeren op de computer, want je hoeft alleen maar de dingen (de samples) naar
dat spoor te schuiven’. ‘ Ik heb gemerkt dat ik toch beter was dan ik dacht, omdat ik dacht
dat ik het niet goed kon. Ik heb geleerd dat een liedje maken gemakkelijk is, want je hoeft
alleen maar te klikken en je had een stukje muziek’. Bovenstaande wordt bevestigd door De
Bruijn, Leeman en Overmaat (2006) die de vmbo-leerling typeren als iemand die doorgaans
van een snelle en oplossingsgerichte werkwijze houdt. Voor reflectie gunt men zich niet altijd
de tijd.
Problemen/beperkingen; snel tevreden
Erkennen
grenzen
mogelijkheden
Een deel van de leerlingen geeft wel blijk van het vermogen tot
reflecteren: zij erkennen tegen de grenzen van hun kunnen te zijn
aangelopen, zonder daarvoor de schuld ergens anders te leggen.
Snel tevreden
Een ander deel is snel tevreden met een minder resultaat; zij geven hiermee blijk van onvoldoende reflectie over hoe het ook beter kan. Veel vmbo-leerlingen houden van een snelle en oplossingsgerichte werkwijze.
5.4.3. Wat is ‘mijn ding’
Vmbo-leerlingen leren door doen. Door te ervaren welke technische eisen aan hen gesteld worden,
leren zij ook een realistisch zelfbeeld te ontwikkelen wat betreft hun mogelijkheden (Meijers &
Warderdekker, 2001). De muziek- en dansworkshops zijn bedoeld om talent zichtbaar te maken en
een bewustwordingsproces over zichzelf op gang te brengen. Dat betekent dat er gelijktijdig over
28
talent op andere gebieden wordt nagedacht en leerlingen zich de vraag gaan stellen wat ‘hun ding’
nu is. Leerlingen kunnen op meerdere terreinen talenten hebben en ‘hun ding’ hoeft niet altijd
overeen te komen met waar ze heel goed in zijn, ook al komt dit wel vaak voor.
‘Ik heb geleerd dat componeren op de computer moeilijk was. Het was leuker dan ik dacht, maar
het is niet echt mijn ding’ en op de vraag of de workshop herhaald moet worden: ‘Nee, ik vond het
leuk en heb het uitgeprobeerd, maar het is niks voor mij’. Sommigen zien het als een interessante
kennismaking, maar richten zich liever op andere hobby’s: ‘…..het is wel leuk om gitaar te spelen,
maar ik dacht dat het anders was. Het is niet echt heel leuk als je denkt dat het heel leuk is. Dit is
niet super leuk; liever voetbal of zo of basketbal maar niet gitaar’.
Soms betekent dit dat de leerling twijfelt over wat hij nu werkelijk wil en kan. Na een aanvankelijk
positieve verwachting over de workshop gitaar: ‘het lijkt me heel leuk, ik wil andere keuzes niet’ –
vertelt Sjoerd hierover: ‘Ik heb gemerkt dat de mensen goed hun best deden en ze vonden het
leuk, want je zag het aan hun reacties. Ik heb gemerkt dat ik er niet goed in ben en dat het pijn aan
mijn vingers deed en ik heb ontdekt dat het saai was, omdat we de hele tijd hetzelfde deden. Het
was niet leuk, want ik kreeg blaren en dat deed pijn omdat de snaren in mijn vingers sneden’.
Ondanks het feit dat hij tot het inzicht komt er niet goed in te zijn in vergelijking tot de anderen,
besluit hij na de muziekcarrousel toch voor gitaar te kiezen: ‘dat is super om te doen, het is heel
leuk’. Misschien heeft eelt op zijn vingers intussen de voornaamste bezwaren weggenomen.
Opvallend is bij Sjoerd ook zijn onzekere houding in de muzieklessen: hij heeft moeite met zijn
motoriek en het onthouden van bewegingen. Als het dan niet direct lukt, is zijn reactie vaak: ‘ik vind
er niets aan’. Tijdens de carrousel krijgt hij bij het onderdeel gitaar voldoende aandacht van de
stagiair in een kleine groep, zie je zijn onzekerheid afnemen en komt hij weer terug bij zijn
aanvankelijke gevoel over de gitaar: ‘Dat is super om te doen, het is heel leuk’.
Maar anderen weten al heel lang waar hun passie en kwaliteiten liggen. Davey – net als Sjoerd
een leerling van de vakcollegeklas - hierover: ‘Ik weet al heel lang dat ik in de bouw goed ben,
omdat iedereen die het eindresultaat ziet, gelijk complimenten geeft en dan weet ik dat ik mijn best
heb gedaan. Verder ben ik niet goed in muziek, maar met hulp gaat het wel. Maar mijn
tweelingbroer gaat naar De Brink, omdat hij juist iets met muziek wil. Ik heb gemerkt dat
componeren op de computer best gemakkelijk is. Maar het is niet mijn ding. Mijn dag was weer erg
leuk. Omdat ik nooit achter de computer zit, maar altijd achter mijn bureau zit te knutselen. Ik heb
vrijdag 12 november een zaag voor hout gehad, omdat ik jarig was en ik had zelf een
kolomboormachine gekocht’. Davey geeft om bovengenoemde redenen aan dat hij geen behoefte
heeft aan een herhaling van de workshop, al is hij niet negatief over zijn keuze: ‘Ik vond
componeren op de computer toch het leukste waar je uit kon kiezen.’ Toch blijkt hij – na
aanvankelijke weigering van zijn vader om te downloaden – het muziekprogramma te pakken
gekregen te hebben en er mee aan de slag gegaan te zijn: ‘omdat je toch muziek kan maken,
zonder dat je het goed kan; ik ben goed in componeren, omdat ik het thuis ook doe en het gewoon
leuk is’.
Wat is ‘mijn ding’
Verschuiving
en uitbreiding
van ‘mijn ding’
door
ervaringen
Door nieuwe ervaringen op te doen komt de leerling – samen met al eerder
opgedane ervaringen – tot de conclusie wat ‘zijn ding’ is. Het bewust worden van
waar je talenten liggen, hoeft niet altijd synchroon te lopen met wat je graag doet.
Wel is een brede kennismaking met activiteiten nodig om niet te blijven hangen
in het afwijzen van ‘vreemde’ dingen. Hierover deden enkele
vakcollegeleerlingen uitspraken.
5.4.4. De uitdaging
Het begrip ‘Zone van Naaste Ontwikkeling’ van Vygotski (Alexander, 2006) is een begrip. Middels
‘scaffolding’ – de steiger die tijdelijk als hulpmiddel dienst doet - reiken docenten de helpende
hand, totdat een leerling het op eigen kracht kan en de steiger wordt afgebroken. Kinderen willen
weten en ervaren wat hun grenzen zijn: alles uitproberen tot je weet wat je wel en niet op eigen
29
kracht kunt. ‘Ik heb geleerd dat drummen wel moeilijk is, want je moet op heel veel dingen tegelijk
letten. Ik vond het heel leuk en gezellig en het was wel moeilijk, maar als je goed oplette dan ging
het’. ‘Ik heb gemerkt dat het soms heel moeilijk kan zijn en dat ik componeren leuk vind’.
Ondanks dat het moeilijk is, gaan zij er voor en willen doorgaan en zich verder ontwikkelen. Heel
duidelijk komt hier naar voren dat leerlingen uitgedaagd willen worden en dan hun beste beentje
(letterlijk) voorzetten. ‘Ik dacht ook dat ik er niet zo goed in was, maar dat viel wel mee. Want toen
we b.v. begonnen met het dansen, ging het wel goed. Maar later werd het wel steeds moeilijker.
Maar hoe moeilijker hoe leuker’. En: ‘Ik drum. Ik heb gemerkt dat ik de beat niet zo snel leerde. De
beat was wel leuk, maar het duurde even voordat ik het door had. Ik zou wel vaker de lessen willen
volgen, want dan kan ik beter worden’.
De uitdaging
Het zoeken van
de grenzen
De leerlingen geven regelmatig aan dat zij hun grenzen willen verkennen; niet
alleen door verdieping van een bepaalde activiteit, maar ook door het verder
kijken waar ze nog meer goed in zijn.
Willen ‘leren’ ondanks belemmeringen
Lang niet elke leerling laat zich afschrikken door de moeilijkheid van de activiteit: sommigen gaan stug door, totdat zij hun doel bereikt hebben.
5.4.5. Beroemd worden, droomwereld
Sommige leerlingen zijn in hun ontwikkeling nog niet zo ver dat zij een realistisch zelfbeeld hebben.
Zij dichten zich allerlei kwaliteiten toe waarmee zij het ver zullen brengen. Rond de leeftijd van 12
jaar wordt het beeld van de realiteit meer en meer realistischer, met name als zij tegen hun
beperkingen aanlopen en daarop gaan reflecteren. Desondanks kunnen dromen een enorme drive
betekenen voor leerlingen om vooruit te komen op een bepaald gebied. Roberto: ‘Ik ben best goed
in rappen; ik deed het best snel en ik had goede teksten. Ik vind dat ik het best goed kan en wil
graag wel les volgen over rappen en een rapper worden want ik vind het stoer en je wordt best
beroemd als je rapper bent. En wat ik nou ook heb gehoord is dat je met rappen wel een heleboel
geld kan verdienen’. Na de muziekcarrousel kiest hij voor rappen en componeren op de computer,
want: ‘Ik had een mooi liedje gemaakt; ik kan het goed en wil dj worden. Ik vind het leuk’
Ahmed drentelt vanaf het begin van de muzieklessen om de piano heen en wil voortdurend
uitproberen hoe dit werkt. Hij kiest dan ook voor keyboard tijdens de muziekworkshops. Daarna
schrijft hij: ‘Ik heb geleerd dat piano niet zomaar wat is, omdat ik piano heel leuk vond om te doen
en het is echt leuk. Ik heb niks over pedalen geleerd en ik wil daar meer van weten. Ik zou wel
lessen hierin willen volgen, want het is een soort van mijn droom. Het is heel leuk en het is
rustgevend’.
Als hij daadwerkelijk lessen keyboard krijgt tijdens de muziekcarrousel, valt het op hoe
ongeconcentreerd hij bezig is en na een paar minuten al naar iemand toeloopt die aan het
componeren is en zijn hoofdtelefoon weghaalt. Ook na een paar waarschuwingen lukt het hem niet
zich op zijn spel te focussen. In latere lessen wordt dit wat beter.
Beroemd worden, droomwereld
Beroemd worden
Sommige leerlingen zien de mogelijkheden om beroemd te worden binnen
handbereik liggen; hoewel het niet altijd even realistisch is, betekent het wel
een drive om ergens goed in te willen worden.
Droomwereld
Bij een enkeling heeft zich een beeld gevormd van een droomwereld; zij handelen er echter niet naar om deze droom te laten uitkomen; er wordt duidelijk geen relatie gelegd tussen de droom en de inspanningen die geleverd moeten worden om deze droom uit te laten komen.
5.4.6. Geduld en concentratie
30
Runco (2007) noemt als kenmerken van talentontwikkeling: de zeer grote aandacht, concentratie
en motivatie (flow/mindfulness) die gericht is op het uitvoeren van de taak. Dit zorgt vervolgens
weer voor het grote gevoel van voldoening dat ontstaat tijdens het uitvoeren van deze taak.
De eerste kennismaking met de workshops vraagt dan ook best veel geduld en concentratie van
de leerlingen: ‘Ik heb ontdekt dat componeren op de computer niet echt makkelijk is, want ik ben
heel lang bezig geweest met een klein stukje’. En: ‘Ik heb geleerd dat je veel geduld nodig hebt en
het is wel heel moeilijk; b.v. het overlappen is een probleem. Als dat niet lukt moet soms het hele
deuntje weg. Ik heb gemerkt dat het niet goed overliep en dat ze wel goed hielpen, want het
overlopen snapte ik niet en toen ze me hadden geholpen wel’. Gitaar spelen was erg in trek en de
leerlingen waren gemotiveerd om de techniek onder de knie te krijgen: ‘Ik heb gemerkt dat gitaar
spelen heel moeilijk is en het is niet zomaar dat je een nummer kent, want je moet heel
geconcentreerd bezig zijn’.
Bij zingen blijkt de tekst vaak het struikelblok te zijn: ‘Ik heb gemerkt dat we soms de tekst
vergaten, want we hadden heel veel liedjes om te onthouden en dat was niet echt makkelijk voor
iedereen’. ‘Ik heb gemerkt dat ik moeilijk zinnen onthoud en soms woorden inslik’. Ook hier blijkt
concentratie belangrijk om het geheel tot een goed einde te brengen: ‘Ik heb geleerd dat je niet
zomaar kan zingen, maar dat je je stem moet opwarmen. Als je je goed concentreert en je angst
opzij zet, dat je dan goed zingt’.
De volgende leerling die componeert op de computer heeft al goed door waar het om draait; hij kan
het goed verwoorden en stelt tevreden vast dat hij het al redelijk in de vingers heeft: ‘Ik heb geleerd
dat ik wel gevoel voor muziek heb en dat ik leuk deuntjes kan maken. Ik heb gemerkt dat je goed
moet kijken of alles wel in elkaar overloopt, want als je hele slome muziek hebt en dan in een keer
heel snel, klopt het niet; je moet het goed in elkaar laten overlopen zodat het lekker klinkt’.
Geduld en concentratie
Techniek beheersen
Opvallend is dat leerlingen vaak melding maken van het geduld en de
concentratie die zij moeten opbrengen om de techniek onder de knie te
krijgen; zij hebben dit er echter voor over.
Zelfkennis Verschillende leerlingen geven blijk van inzicht in hun belemmeringen en sterke kanten bij het onder de knie krijgen van de techniek.
5.4.7. Combinatie vragen en goed luisteren
Csikszentmihalyi (1998) omschrijft het karakteristieke van een creatieve persoon als: het paren van
nieuwsgierigheid en openheid aan grote standvastigheid.
Talentontwikkeling vraagt naast geduld en concentratie bepaalde karaktereigenschappen om dit
mogelijk te maken: dat begint met het zich openstellen voor. Met andere woorden: vragen te
stellen, uit te voeren en daarna goed te luisteren naar het resultaat en hierop te reflecteren. Dat is
moeilijk voor een vmbo-leerling die geneigd is direct te beginnen, zonder zich af te vragen waar hij
precies mee bezig is (Groeneveld & Van Steensel, 2008). Dit valt niet altijd mee: ‘Ik heb gemerkt
dat het niet altijd leuk is en dat het best moeilijk is want het is moeilijk om te luisteren’. Toch komt
uit de antwoorden van de leerlingen duidelijk naar voren dat je met vragen stellen en het opvolgen
van tips verder kunt komen: ‘Ik heb geleerd hoe je beats maakt, want eerst was alles nog erg
ingewikkeld; b.v. de woorden en hoe je alles moest doen. Ik heb dus veel vragen gesteld en nu is
het minder moeilijk. Ik vond het erg leuk en wil meer lessen volgen, want als ik een tekst maak, kan
ik er ook bij rappen’. ‘Ik heb gemerkt dat je heel veel kan spelen op gitaar en dat ik het wel moest
begrijpen. Soms moest ik het even vragen en dan snapte ik het. Ik zou wel vaker lessen willen
volgen, want het is wel leuk’. Leerlingen met een kritisch oor die de aanwijzingen oppikken, doen er
ook daadwerkelijk iets mee: ‘Ik heb geleerd om met beats en liedjes te leren werken; ik kreeg ook
veel tips van de begeleiding. Ik merkte wel dat het lastiger is dan ik dacht. Je moet de flow er nog
in houden’. En: ‘Ik heb ontdekt dat componeren heel anders is dan ik dacht, omdat ik dacht dat het
heel anders zou zijn. Als je componeert op de pc moet je goed letten op de muziek of die goed
31
aansluit of niet; hoe het begin gaat, hoe het einde is, enz. Ik heb gemerkt dat als je componeert, je
steeds naar de muziek moet luisteren, want als je een ritme hebt dat nergens op aansluit, is het
hele ding verpest. Alles moet aansluiten op elkaar’.
Combinatie van vragen en goed luisteren
Nieuwsgierigheid De leerlingen laten duidelijk merken dat je met gerichte vragen stellen ver komt
en je veel kunt leren; dit werkt vaak beter dan het alleen maar luisteren naar de
docent. Zij geven aan dit moeilijk te vinden.
Zich open stellen voor
Opvallend is dat de leerlingen vaak melding maken dat door het zich openstellen voor aanwijzingen, je het verder brengt.
5.4.8. Realiteitszin, doorzetten, durven, dan komt het goed
Naast het zich openstellen voor, vragen naar, is realiteitszin, doorzetten en durven belangrijk om
iets te bereiken. Ensink, Hagenaars en Hoorn (2004) noemen als belangrijke doelstellingen van het
Kunst & Cultuuronderwijs: zelfvertrouwen opbouwen, bevorderen van een positief zelfbeeld, leren
risico’s te nemen en ervaren dat je iets kunt bereiken, dat je succesvol kunt zijn. ‘Ik heb gemerkt
dat rappen niet zomaar iets rijmen is, maar hard werken want ze ging uitleggen wat rappen was
met woorden die ik nog niet kende. Voor de rest was alles super leuk. Ik heb geleerd dat rappen uit
veel dingen bestaat en ik heb gemerkt dat ik het best goed doe want toen ik op het podium was,
was ik nergens bang voor; daarvoor was ik ook niet zenuwachtig. Ik zou wel les in rappen willen
hebben’. Door door te zetten kun je het nodige zelfvertrouwen opbouwen: ‘Ik verwachtte dat het
stom was, maar het was heel leuk omdat ik helemaal niet kon rappen, maar m’n rap was ook niet
goed. Maar toen ging het opeens goed. Ik heb over mezelf geleerd om niet op te geven, omdat ik
anders voor schut stond’. En soms moet je ook pijn lijden: ‘Ik merkte dat ik de volgende dag
spierpijn had want ik had erg doorgezet en oefende de hele tijd een ding en de dag erna kon ik
bijna niet lopen’.
Realiteitszin: doorzetten, durven, dan komt het goed
Hard werken Veel leerlingen zien in dat talent ontwikkelen hard werken is.
Doorzetten Zij onderkennen ook het belang van doorzetten.
Durven Daarnaast noemen zij durven als belangrijk om daadwerkelijk te ontdekken wat je allemaal kunt en waar je talenten liggen.
5.4.9. Sociale aspect: spiegelen
Volman (2006) benadrukt het sociale aspect in de adolescentietijd. Door de interactie met
leeftijdgenoten vormen zij zich een beeld van zichzelf; leerlingen in de brugklas spiegelen zich aan
elkaar. Er wordt dan ook voortdurend vergeleken: ‘Ik heb gemerkt dat ik best mee kan doen met
anderen en nog een jongen kon het even goed als mij, want die jongen zat op drumles, maar nu
niet meer’. ‘Ik heb gemerkt dat mensen goed konden zingen omdat we allemaal een stukje solo
moesten zingen’.
Maar vooral het gevoel van gezelligheid van het samen zijn overheerst: ‘Ik heb gemerkt dat het wel
mijn ding is, want als je het alleen doet, zou ik het niet zo leuk vinden’. Ik vond het echt wel leuk: de
mensen en de kinderen’. ‘Ik heb gemerkt dat het leuk was, want ik had leuke kinderen in de groep’.
‘Ik heb ontdekt dat dansen heel erg leuk is want we hadden erg veel lol met de groep’.
De meisjes en de jongens geven er vaak de voorkeur aan gescheiden te werken; als een meisje
dan in een groep met breakdance terecht komt met overwegend jongens, is het in het begin wel
eng: ‘Ik heb gemerkt dat het super leuk was, maar aan het begin vond ik het best eng omdat we
met allemaal jongens waren en toen werd de groep daarna heel hecht. Ik dacht dat de jongens
stoer deden enzo, maar toen werden we echt goede vrienden. Het was een hechte band. Dit was
perfect en moet er echt vaker zijn. en ik wist niet dat ik kon breakdancen; ik wist niet dat ik zo lenig
was’. En een ander meisje in dezelfde groep: ’Ik heb geleerd dat je ook wel goed met jongens om
32
kon gaan en daar ben ik haast nooit zo zeker van’. Ook het 3e en laatste meisje uit de groep
bevestigt dat het heel leuk kan zijn met jongens: ‘Ik heb gemerkt dat het heel leuk was.’
Streetdance wordt traditioneel door meisjes gekozen. Dennis, die op musical heeft gezeten kiest
hiervoor: ‘ik wil het uitproberen, ik heb het nog nooit gedaan’. Daarna zegt hij hierover: ‘Ik heb
gemerkt dat ik het leuk vond en er lol in had, want toen ik een paar keer viel, moest iedereen
lachen en ook andersom en die juffrouw moest ook om me lachen, dus ik vond het wel leuk’. Na de
muziekcarrousel kiest hij zingen; het deert hem kennelijk niet dat dit ook doorgaans het terrein van
meisjes is. Door zijn musicalervaring is hij eraan gewend. Een andere jongen is minder tevreden
over het zingen: ‘ bij de workshop moest ik alleen meidenliedjes zingen. Ik had liever een andere
workshop gevolgd, want ik vond het niet leuk’. Tenslotte constateert Mark tevreden dat hij in de
goede groep terecht is gekomen: ‘Ik heb gemerkt dat er veel jongens de workshop componeren op
de computer kiezen en bijna geen meisjes, omdat ik denk dat het ook meer voor jongens is dan
voor meisjes’.
Sociale aspect: spiegelen
Spiegelen Heel duidelijk komt naar voren dat leerlingen sterk op elkaar gericht zijn en
zich spieigelen aan elkaar om zich een beeld over zichzelf te vormen.
Samen plezier hebben
Opvallend veel uitspraken gaan over het plezier dat men met elkaar heeft gehad tijdens de activiteiten.
Jongens/meisjes Naast uitspraken die rolbevestigend zijn wat betreft de activiteiten van jongens/meisjes, zijn er ook leerlingen die het andere ook wel eens willen uitproberen. Verschillende kinderen zijn hier enthousiast over; zij hebben ervaren dat het nauw samenwerken met de andere sekse heel leuk kan zijn.
5.4.10. Sociaalconstructivisme
Kunst & Cultuuronderwijs kan leerlingen motiveren om naar school te gaan, sociale betrokkenheid
bewerkstellingen, hen leren samen te werken en de school als gemeenschap te ervaren (Ensink,
Hagenaars en Hoorn (2004). Het sociaalconstructivisme benadrukt het belang van samen
construeren van kennis en gaat uit van de overtuiging dat de wereld een subjectieve ervaring van
mensen is, waarin betekenisgeving in sociale processen centraal staat. Het constructivisme
beschouwt de leerling als iemand die actief kennis en inzicht construeert in interactie met zijn of
haar omgeving. Volman (2006) beschrijft de rol van interactie tussen leerlingen onderling en tussen
docent en leerling in verband met motivatie en het geven van maatwerk. Gezien de focus van dit
onderzoek op het bewustwordingsproces door leerlingen van hun talenten, is motivatie en
maatwerk van zeer groot belang. Bij maatwerk verstaan we hier ook de positieve feedback van de
leerkracht.
De leerlingen merken veelvuldig op hoe leuk en gezellig het was met anderen. Toch zien
sommigen er in het begin wel tegen op: ‘Ik had niet verwacht dat ik een beetje verlegen was; dat
komt denk ik omdat ik er maar twee kende’. Door het loslaten van het klassenverband zien de
leerlingen veel nieuwe gezichten en ervaren dat na een poosje toch als bijzonder prettig. ‘Ik heb
geleerd dat het leuk is om met anderen die je niet kent, samen te werken’. Zij ontlenen vooral
inspiratie uit de groep: ‘Ik heb geleerd dat we met een groep goed konden samenwerken’ en: ‘Ik
heb gemerkt dat het een hechte groep werd en we hielpen elkaar’.
Verschillende kinderen beschrijven de toegevoegde waarde van samenwerken: ‘Ik heb gemerkt dat
ik liever samen met iemand werk. Alleen is niet zo leuk en het lukte niet, helemaal. Ik vond het wel
heel leuk en wil dit wel vaker doen’. En: ‘Als je alleen danst, vergeet je wel eens wat en met z'n
allen kan je naar elkaar kijken’. Ook de kick van nieuwe trucjes van elkaar leren is iets wat hen
duidelijk bevalt: ‘Ik heb gemerkt dat ik het leuk vind om met mensen samen te werken, want toen
we samen gingen dansen, werd het steeds leuker. dan kan je van elkaar leren. Dan leer je nieuwe
trucs en als je daar al goed in bent, ga je later weer nieuwe leren en zo wordt het steeds leuker en
spectaculairder. het was superleuk’.
33
Bij het samen musiceren wordt regelmatig opgemerkt dat het veel mooier klinkt: ‘Ik heb ontdekt dat
ik met zijn allen muziek maken leuk vind; het is gezellig en het is mooier met zijn allen’. En: ‘Ik heb
gemerkt dat djembé moeilijker is dan het lijkt, want het is leuker met z'n allen spelen in plaats van
in je eentje. Het is moeilijker om in je eentje te spelen. Ik heb ontdekt dat ik op mijn gevoel moet
gaan en dat je moet luisteren naar je leraar en dat je ook andere dingen moet doen’. Een meisje
dat de workshop even onderbrak om een orkest te horen spelen om daarna zelf te gaan
samenspelen vertelt: ‘Als je samenwerkt dan krijg je iets mooiers op het eind. Want het was heel
mooi en het klonk ook heel mooi en toen wij samen gingen spelen was het nog veel mooier.
Aan de andere kant komen hier wel beperkingen van het gebrek aan routine om de hoek kijken: ‘Ik
heb gemerkt dat ik liever alleen op iets speel, b.v. op de computer of op de gitaar, want ik kan me
alleen beter concentreren op het instrument’. Francis: ‘Ik heb ontdekt dat ik het best kon
oppakken/leren, maar minder snel in een groep en soms moet ik het ook wel zien. Ik vind het leuk
om te spelen en was tevreden’.
Sociaalconstructivisme
Belang
samenwerken
Leerlingen geven duidelijk de meerwaarde aan van samenwerken en van
elkaar leren. Deze uitspraken komen veelvuldig voor.
Belang feedback Tijdens het samenwerken is er volop gelegenheid voor onderlinge feedback door de leerlingen en feedback door de docenten; dit wordt als belangrijk ervaren.
Belang van nieuwe mensen leren kennen
Dé grote verrassing van de dag blijkt toch wel de ervaring van het met nieuwe leerlingen samenwerken. Hierover worden veelvuldig positieve uitspraken gedaan.
5.4.11. De presentatie: roem of bespotting
Leerlingen zitten in voortdurende twijfel: toon ik mijn talent, krijg ik bevestiging van medeleerlingen
en docenten, of ga ik af. ‘Ik heb ontdekt dat ik er wel goed in was, want hij zei dat ik het goed deed
en het ging me goed af’. De presentatie vormt toch wel vaak het uur der waarheid in hun
bewustwordingsproces van het al dan niet hebben van talent. Zij zien haarscherp het talent van de
ander en gunnen hem/haar dat ook. ‘Ik heb ontdekt dat Puck goed was in breakdance omdat hij
heel erg zijn best deed en hij goed is’.
En ook hier speelt de vergelijking van anderen met zichzelf een belangrijke rol. ‘Ik heb gemerkt dat
Naomi heel erg mooi kan zingen omdat ze een heel mooie en zuivere klank uit haar mond krijgt en
het raakte me best wel. Ik heb gemerkt dat mensen me goed vinden zingen want ze zeiden het
allemaal en mijnheer Joop zei het’. Het gezamenlijk optrekken en ervoor staan geeft onderlinge
steun voor de presentatieangst: ‘Ik heb gemerkt dat met zijn allen dansen minder eng en veel
gemakkelijker is dan alleen. Ik moest 1x alleen dansen en dat was wel eng’. En: ‘het was leuk om
te doen, vooral om het dan ook nog te presenteren en ik vond het leuk omdat ik bij Marlies zat. Ik
merkte dat ik het best goed kan. Ik snapte de meeste dingen snel. Ik vond het heel leuk om te
doen, maar ook spannend om te presenteren’. Anderen doen er wat laconieker over: ‘Het was
grappig dat we gingen optreden en de muziek was leuk’.
Toch wordt verschillende keren melding gemaakt van het opzien tegen de presentatie wat voor
sommigen een schaduw werpt op de dag: ‘Ik zou dit wel vaker willen doen, want het is leuk, maar
liever geen presentatie, want dat vind ik niet leuk’. Wel ervaart men het alleen in de schijnwerpers
staan als eng en haalt het samen presenteren de druk van de ketel: ‘Ik heb ontdekt dat ik wel goed
kan dansen; ik heb ook gemerkt dat ik heel onzeker wordt als ik 1 keer het niet durf’. En: ‘Ik heb
gemerkt dat met zijn allen dansen minder eng en veel gemakkelijker is dan alleen. Ik moest 1x
alleen dansen en dat was wel eng’.
Een leerling in de brugklas wil zich breed oriënteren. Hierop moet het lesaanbod zijn afgestemd.
Veel leerlingen kregen door de presentatie ideeën van andere workshops en wilden dat ook wel
eens uitproberen: ‘Ik wil alles wel volgen, want dan leer je nog meer en ik houd van nieuwe dingen
34
leren. Ik speel piano en ik zit op streetdance’. En: ‘Het was heel gezellig en leuk. Ik wil dit nog wel
een keer over doen, maar ook de andere dingen uit proberen’.
De presentatie: roem of bespotting
Het uur der
waarheid
De leerlingen geven blijk van een dubbel gevoel bij de presentatie: enerzijds
willen zij tonen wat zij kunnen en ook ‘gezien’ worden, maar anderzijds zijn
zij bang voor de reacties van de medeleerlingen.
Schaduw over de dag
Diverse leerlingen maken melding van een minder ‘leuke dag’ omdat de dreiging van de presentatie boven hen hangt.
5.4.12. Het bewustwordingsproces: inzicht door ervaring
De vmbo-leerling leert het meest over zichzelf door ervaring op te doen en tegen de grenzen aan
te lopen van zijn (beroepsmatig) kunnen (Meijers & Wardekker, 2001).
Deze ervaringen kunnen zowel positief als negatief zijn en geven de leerlingen een beeld over zijn
kwaliteiten op bepaald gebied: ‘Ik heb ontdekt dat ik het best moeilijk vind om noten te onthouden,
want ik wist het nog niet van mezelf’ en: ‘Ik heb gemerkt dat instrumenten bespelen moeilijker is
dan verwacht. Ik kon de maat moeilijk bijhouden en het onthouden was lastig’. Deze beelden
worden gaandeweg hun leven door allerlei ervaringen opgebouwd. Het volgen van een gekozen
workshop voegt weer nieuwe ervaringsbeelden toe. Van verschillende dingen weten zij al over
zichzelf of zij er goed in zijn of niet. Dit heeft natuurlijk wel meegespeeld in de keuze vooraf. ‘Ik heb
gemerkt dat ik dansen heel erg leuk vind, maar dat vond ik eigenlijk al, alleen was ik toen nog
zenuwachtig. Ik heb gemerkt dat ik wel goed kan dansen’. Soms blijkt de verwachting van wat de
workshop te bieden heeft niet helemaal te kloppen en heeft men achteraf de verkeerde keuze
gemaakt: ‘ik heb ontdekt dat ik er niks van bakte want het ging te snel. Het was de verkeerde
keuze, ik dacht dat het op handen staan was’. Een andere keer is er de teleurstelling van niet
weten hoe zich te verbeteren als het niet goed gaat: ‘Ik heb ontdekt dat ik de passen niet goed kon
onthouden, want die draai deed ik super vaak fout en ik wist niet wat ik eraan moest doen’. Maar
de trots overheerst toch in de uitspraken: ‘Ik heb gemerkt dat ik best goed een rap kan verzinnen
omdat ik altijd naar de muziek luister en ik vind het mooi’ en: ‘Ik wist niet dat ik kon breakdancen; ik
wist niet dat ik zo lenig was’.
Enerzijds gaat het over goed uitgevoerde opdrachten in de workshop zelf die een
bewustwordingsproces van eigen talent op gang zetten: ‘Ik heb ontdekt dat ik goed ritmes kan
bedenken toen we zelf een melodie moesten maken. Ik heb gemerkt dat ik goed xylofoon kan
spelen. Toen we moesten spelen pakte ik het heel gauw op. Ik vond het erg leuk om te doen’. Maar
anderzijds wordt er ook over randvoorwaarden die erbij komen kijken geschreven: ‘Ik heb gemerkt
dat ik goed kan wachten op mijn beurt’ en: ‘Ik heb geleerd dat je relaxed moet zijn en geduld moet
hebben. Ook heb ik ontdekt dat ik het wel beter kan dan ik dacht toen was ik blij en vond het wel
leuk’.
Soms wordt het ‘erop zitten’ en het hebben van aanleg in een adem genoemd. Nu zal het een het
ander niet uitsluiten, maar dit hoeft natuurlijk niet altijd op te gaan. In de beleving van onderstaande
leerling hebben veel andere leerlingen ook aanleg: ‘Ik heb gemerkt dat ik er wel aanleg voor heb,
want ik zit erop. Ik heb gemerkt dat andere kinderen er ook aanleg voor hebben en vond de
workshop SUPER, omdat veel kinderen het meteen snapten’
Tenslotte komt weer de onderlinge vergelijking en het zich ‘spiegelen’ aan leeftijd- en
seksegenoten om de hoek kijken bij deze jongen in zijn vaststelling dat hij het wel kan: ‘Ik heb
eigenlijk ontdekt dat veel jongens het doen en dat ik het wel kan en dat het leuk is’.
Het bewustwordingsproces: inzicht door ervaring
Belang diverse
ervaringen
Regelmatig doen leerlingen uitspraken over een activiteit die anders
was dan zij hadden verwacht; door de ervaring van het doen hebben zij
zich een realistischer beeld kunnen vormen.
35
Negatieve én positieve ervaringen belangrijk
Zowel positieve als negatieve ervaringen worden gemeld: beide zijn belangrijk voor het bewustwordingsproces van de leerlingen op welk terrein hun talenten al dan niet niet liggen.
5.4.13. Terugblik na muziekcarrousel van telkens 2 lessen
Na de workshops hebben de leerlingen een carrousel van telkens 2 lessen gevolgd in zingen, het
bespelen van keyboard, gitaar en het componeren op de computer. Hen is gevraagd te vertellen
waarin zij ‘achteraf’ dachten dat zij het beste waren (zie 5.2.3). Heel veel leerlingen zijn vol
zelfvertrouwen, zeker als ze al op les zitten of als anderen het zeggen; ook wordt het thuis wel
eens oefenen regelmatig vermeld; een enkeling twijfelt nog aan zichzelf.
De workshops brachten veel teweeg zo’n 3 weken voor Sinterklaas: er zijn diverse gitaren en
lessen op het verlanglijstje gezet: zelfs een piano! Anderen realiseren zich dat je niet alles tegelijk
kunt doen en houden het bij sport. De’ brede school’ gedachte en de doorlopende leerlijn komt
hierin duidelijk naar voren. ‘Ik heb gemerkt dat het leuk is, echt heel leuk omdat ik dan lekker me
ding kon doen en daar hou ik van. Ik heb geleerd dat je echt hard op de snaren moet drukken want
anders krijg je een stom geluid. Ik mag lessen nemen van mijn moeder en ik ga dat ook doen’.
Terugblik na muziekcarrousel van telkens 2 lessen
Doorlopende
leerlijn
Veel leerlingen maken melding van het kopen van een muziekinstrument en het
thuis oefenen en/of op les gaan. Dit kan de eerste aanzet zijn van een
doorlopende leerlijn. Ook het (weer) op dansles gaan wordt genoemd.
6. Conclusies van het onderzoek
Dit interventieonderzoek zocht het antwoord op de volgende vraag:
In hoeverre leidt het aanbieden van keuzeworkshops muziek en dans - en een beperkt
vervolgaanbod hiervan tijdens een 2-wekelijkse lessencarrousel - tot bewustwording en het
zichtbaar maken van aanwezig talent op dit gebied bij leerlingen uit klas 1?
Uit het onderzoek blijkt dat vmbo-leerlingen op muzikaal- en dansgebied zich niet altijd bewust zijn
van hun mogelijkheden. Een brugklasser is sterk oriënterend gericht en exploratie op een breed
terrein brengt een bewustwordingsproces op gang. Een voorzichtige conclusie is dat verschillende
vakcollegeleerlingen gestimuleerd moeten worden in het exploreren van voor hen onbekende
dingen. Bij een deel van de vmbo-leerlingen is reflectie niet de sterkste kant; dit is mede inherent
aan de drang om snel en oplossingsgericht te werken. Voorgaande komt tot uiting in snel tevreden
zijn of hoog opgeven over matige prestaties, maar ook in het al snel bestempelen van iets als ‘saai’
wanneer het te moeilijk is. Het grootste deel van de leerlingen geeft echter blijk van het juist
kunnen inschatten welke inspanning geleverd moet worden om tot talentontwikkeling te komen. Zij
benoemen als belangrijke eigenschappen: doorzettingsvermogen, durven, geduld hebben, goed
kunnen luisteren en een open en nieuwsgierige houding door vragen te stellen. Naast maatwerk en
plezier in de activiteit, blijkt met name de nieuwe sociale contacten daaromheen een enorme
stimulans te zijn om zich te willen ontwikkelen; samenwerken wordt als duidelijke meerwaarde
gezien. Zij geven dan ook duidelijk blijk van ‘honger naar meer’ van soortgelijke workshops en
velen willen naast verdieping, ook verbreding van hun talent. Brugklasleerlingen spiegelen zich aan
hun leeftijd- en vooral aan hun seksegenoten om zich een reëel zelfbeeld te vormen wat betreft
hun mogelijkheden en talenten; positieve feedback van hun medeleerlingen wordt hierbij als
belangrijk ervaren. Ook evaluatieve feedback van de eigen docenten en workshopleiders draagt
duidelijk bij aan de bewustwording van talent. Voor diverse leerlingen blijkt de presentatie van hun
talent een dubbel gevoel te geven in de vorm van podiumangst; achteraf is er wel opluchting en
trots als het goed is gegaan. Het aanbieden van de workshops muziek en dans hebben tot diverse
vervolgactiviteiten geleid zoals het kopen van een instrument, thuis oefenen en/of op les gaan.
36
7. Discussie
7.1. Inleiding
Het onderzoek verliep over het algemeen zoals gepland en voldeed aan de verwachting. Dit betrof
met name de learner reports van de leerlingen. Zij vulden dit nauwkeurig en soms ook redelijk
uitgebreid in. Vooraf was gemeld dat zij meededen aan een onderzoek en dat het doel van de
learner reports was om te weten te komen wat zij vonden van het keuzeaanbod. Omdat zij het erg
naar hun zin hadden gehad, was er vrijwel niemand die er zich van af maakte. Het systematisch
boven tafel krijgen van reacties van de workshopleiders ging minder vanzelfsprekend. Dit kwam
enerzijds omdat met sommigen alleen via de mail contact was geweest en de meesten ook weer
snel weg moesten. Het én een workshop geven én goed observeren van vreemde leerlingen bleek
een brug te ver, ondanks de naamstickers die de leerlingen droegen. Wel zijn er globale
opmerkingen gemaakt over hoe het ging en wat het niveau was. De leerlingen zelf gaven in de
learner reports soms aan wat de workshopleider had gezegd over zijn/haar prestaties. Ook
opmerkingen van medeleerlingen en begeleidende docenten werden soms gemeld.
Opvallend was de stuwing in één bepaalde richting die ontstond na afloop van de workshops door
de leerlingen. Eigenlijk was er geen ontkomen meer aan: alles moest uitgeprobeerd worden en wel
direct. Daarom is ook gekozen voor een direct vervolg van de carrousel als vervolg op de
workshops. Op deze manier kwamen de leerlingen tot de conclusie dat nadat ze diverse
activiteiten hadden uitgeprobeerd, ze ook werkelijk een gerichte en gemotiveerde keuze konden
maken.
Ook bij de collega’s was volop tevredenheid. Zij beleefden de dag - evenals de leerlingen - als een
prettige afwisseling van de dagelijkse sleur en zagen elkaar op een geheel verrassende andere
manier.
7.2. Verloop en ontvangst van het onderzoek binnen de school
Dit interventieonderzoek vloeit voort uit de opdracht van de school om te onderzoeken of het
haalbaar is een Kunst & Cultuur leerplein te starten waarin de plaatselijke muziekschool een
actieve rol kan spelen. Vooraf is onderzoek gedaan op scholen waar men al ervaring hier mee
heeft. Het geheel is goed ontvangen en er zijn enthousiaste reacties van diverse kanten te horen.
Voor het leerplein K&C is een subsidie aangevraagd. Hiervoor is in januari een vrij concreet plan
uitgewerkt met alle K&C docenten.
7.3. Reflectie op de werkwijze van het onderzoek
Door de learner reports van de leerlingen is een duidelijk beeld ontstaan wat deze kinderen
beweegt. Hoe zij enthousiast, maar ook gedesillusioneerd kunnen raken in hun zoektocht naar
bewustwording van hun talenten.
De voorgenomen werkwijze bleek hier en daar barsten te vertonen. Zo was het voor
workshopleiders moeilijk om zich al na een ochtend werken een duidelijk beeld van de leerlingen te
vormen. De onbekendheid met de leerlingen zorgde er ook voor dat men moest roeien met de
riemen die men had en improvisatie soms nodig was. Niet altijd was er dan ook sprake van een
zorgvuldig opgebouwde moeilijkheidsgraad. Eigenlijk de normale lespraktijk die docenten dagelijks
tegenkomen. Elke dag anders.
Ook bleek het moeilijk het onderzoek door anderen te laten uitvoeren, omdat er veel interactie met
de leerlingen was vereist. De achtergrondkennis en werkwijze was te verschillend. Tevens bleek
de maximale tijd tussen het volgen van de workshop en het schrijven van een learner report bij
sommige klassen te lang te zijn. Wellicht had dit beter doorgesproken moeten worden. Om die
reden hebben enkele klassen niet de uitgebreide learner reports geschreven. Voor de totaalindruk
is er echter ruimschoots informatie beschikbaar gekomen en heeft het niets afgedaan aan de
kwaliteit van het onderzoek.
37
De schoolbrede opbrengst van het onderzoek is hoog. De collega’s zijn enthousiast over de
uitkomsten van de learner reports en er worden inmiddels plannen gemaakt om in samenwerking
met het lwoo-leerplein een reflectie-instrument te ontwikkelen.
7.4. Reflectie op de opbrengst van het onderzoek
7.4.1. Begin: oriëntatie, exploratie en kiezen; reflectie en uitdaging
Een brugklasleerling is nog sterk oriënterend gericht. Dit past bij zijn leeftijd en komt ook in het
onderzoek duidelijk naar voren. Leerlingen op deze leeftijd kunnen muzikaal en motorisch veel aan
(Crone, 2008), maar weten dat vaak niet van zichzelf. Pas bij het daadwerkelijk kennismaken met
en uitvoeren van de verschillende activiteiten worden zij zich bewust van hun talenten. Regelmatig
geven zij dan ook aan verbaasd te zijn over wat zij al dan niet aankunnen.
Meijers en Wardekker (2001) noemen het ervaring opdoen met beroepsdilemma’s of
kernproblemen essentieel om zich een beeld over zichzelf te kunnen vormen. Deze exploratie en
het opdoen van ervaringen bepaalt in overwegende mate het beeld van mogelijkheden als
leerlingen tot een weloverwogen keuze moeten komen.
In het analyseonderzoek wordt door de docenten gesproken over de vmbo-leerling die gebaat is bij
het bijbrengen van realiteitszin. In de uitkomsten van dit onderzoek wordt dit nogmaals bevestigd,
maar nu door de uitspraken van leerlingen zelf waarvan sommigen blijk geven dat reflectie niet hun
sterkste kant is. Als zij moeite met de workshops hebben, zie je verschillende reacties: het afwijzen
als ‘saai’, maar ook het snel tevreden zijn en zelfs het hoog opgeven van geleverde matige
prestaties. De vmbo-leerling houdt van een snelle, oplossingsgerichte manier van werken en
neemt niet altijd de tijd voor reflectie. Deze manier van werken is vooral terug te vinden bij de
workshop componeren op de computer; hier dringt zich dan ook de vergelijking op met de
oppervlakkige zap-cultuur van de hedendaagse jeugd. Eveneens is het gebrek aan reflectie waar
te nemen bij sommige leerlingen die nog in een droomwereld leven; zij denken het ver te kunnen
brengen, terwijl de geleverde prestaties niet altijd aanleiding daarvoor geven.
Opvallend is echter ook dat een aantal leerlingen aangeeft het moeilijk te vinden, maar er toch mee
door te willen gaan. Deze leerlingen geven dan ook blijk van het juist kunnen inschatten van de
inspanning die geleverd moet worden om daadwerkelijk verder te kunnen komen. Maar ook
leerlingen die het gemakkelijker afgaat, schrijven regelmatig van de uitdaging te houden: het mag
gerust wat moeilijker.
Leerlingen van het vakcollege blijken sterk gefocust op hun vak; dit resulteert enkele keren in het
op voorhand afwijzen van activiteiten die buiten hun vakgebied liggen. Dit kan een verarming voor
de leerlingen betekenen die naderhand tot het besef komen dat er ook andere leuke en leerzame
activiteiten bestaan buiten hun vakgebied.
7.4.2. Vervolg: maatwerk, motivatie, brede school en doorlopende leerlijn
De respondenten in het analyseonderzoek spreken regelmatig over het stimuleren van motivatie en
doorzettingsvermogen als een taak van het onderwijs.
Het aanbieden van maatwerk in de vorm van keuzeworkshops heeft tot gevolg gehad dat de
leerlingen gemotiveerd zijn om de les te volgen; ze geven blijk van ‘honger naar meer’. Motivatie is
belangrijk om tot leren te komen. Waslander (2004) spreekt van een toenemende noodzaak tot het
leveren van maatwerk en het creëren van individuele leerroutes in de toekomst. Door het bieden
van maatwerk blijkt talentontwikkeling goed tot zijn recht te komen en tevens een
bewustwordingsproces op gang te brengen. Ook maatwerk in de vorm van persoonlijke feedback
door docenten en medeleerlingen draagt bij aan de bewustwording van talent door de leerlingen.
Hierbij valt met name op dat zij bijkomende zaken - zoals geduld hebben, doorzettingsvermogen -
goed kunnen benoemen als voorwaarde om tot talentontwikkeling te komen.
38
Deze bewustwording heeft in diverse gevallen geleid tot vervolgactiviteiten door de leerlingen
waardoor de doorlopende leerlijn in het zicht komt: zij gaan op les, oefenen meer thuis of kopen
een muziekinstrument. Verschillende leerlingen die blijk geven van talent, willen onderzoeken of ze
ook op andere terreinen uitblinken. De samenwerking met o.a. de muziekschool als brede school
activiteit komt hiermee dan ook duidelijk in zicht als een verrijking van het bestaande lesaanbod.
Tenslotte moet opgemerkt worden dat de motivatie en bewustwording zeer sterk gekoppeld is aan
de reactie van leeftijdgenoten: men spiegelt zich aan leeftijd- en seksegenoten. De presentatie
blijkt hierin een duidelijk ijkpunt te zijn. Gevoelens van angst en trots strijden om voorrang bij dit
bewustwordingsproces.
7.4.3. Bewustwording creatief talent op leerplein K&C
De interventie is bedoeld om ervaring op te doen met het aanbieden van maatwerk aan leerlingen
in de vorm van keuzevakken op het leerplein K&C. Hiervoor zal in de toekomst het klassensysteem
worden doorbroken en zullen groepen worden gevormd op basis van keuzes. De uitkomsten van
het onderzoek laten zien dat leerlingen het als bijzonder prettig ervaren om nieuwe contacten te
leggen en met andere leerlingen samen te werken dan zij gewend zijn. Dit ondersteunt de theorie
van Volman (2009) die benadrukt dat leerlingen in deze leeftijdsperiode sterk op elkaar gericht zijn
en aan levendige interactie met leeftijdgenoten hun motivatie ontlenen. De uitspraken getuigen van
een sterke verbondenheid met de school die duidelijk als ontmoetingspunt wordt gezien. Het
sociaalconstructivisme – de leertheorie waarop het werken op het leerplein gestoeld is - beschouwt
de leerling als iemand die actief kennis en inzicht construeert in interactie met zijn of haar
omgeving. Het zich kunnen spiegelen aan medeleerlingen blijkt een belangrijke rol te spelen. Ook
de realistische context voor de leerlingen - uitmondend in een voorstelling – draagt bij aan de
motivatie. Veel leerlingen beschouwen dit als de kroon op hun werk. Uitspraken van leerlingen
hierover bevestigen het belang van een krachtige leeromgeving; zij noemen met name het
voordeel van samenwerken. Opvallend is dat je hier en daar al het loslaten van vooroordelen over
het andere geslacht bij het samenwerken in de opmerkingen terugvindt.
Het werken op een leerplein is sterk gericht op het ontwikkelen van competenties. Door leerlingen
worden veelvuldig competenties genoemd als: aandacht, concentratie, doorzetten en durven. Het
blijkt dat de geleverde inspanning een gevoel van voldoening en trots teweegbrengt. Zij
onderkennen ook het belang van zich openstellen voor door vragen te stellen en niet direct iets af
te wijzen als het moeilijk is. Hiermee wordt bevestigd dat het doel van kunstonderwijs mede is: zelfvertrouwen opbouwen, bevorderen van een positief zelfbeeld, leren risico’s te nemen en
ervaren dat je iets kunt bereiken, dat je succesvol kunt zijn (Ensink, Hagenaars en Hoorn, 2004).
8. Aanbevelingen met voorstel tot implementatie
8.1. Aanbevelingen aan de school
Aanbevolen wordt om een leerplein Kunst & Cultuur te starten voor de reguliere brugklassen voor
twee opeenvolgende lesuren per week. De implementatie van het leerplein Kunst & Cultuur dient
stapsgewijs plaats te vinden gedurende het schooljaar 2011-2012 en in de daaropvolgende jaren
verder uitgebouwd te worden. De overgebleven kunst en cultuurlessen kunnen klassikaal
aangeboden blijven worden. De leerlingen uit de twee vakcolleges volgen een aangepast
lesprogramma met minder uren voor kunst en cultuur. Zij zullen om die reden alleen de normale
klassikale lessen volgen.
Aanbevelingen voor verder onderzoek
Aanbevolen wordt om middels actieonderzoek het functioneren van het leerplein K&C te volgen.
Dit in samenspraak met het lwoo-leerplein, waar een soortgelijk actieonderzoek plaatsvindt. Actie-
39
onderzoek kenmerkt zich door het onderzoeken van de praktijk en het herhaald bijstellen van deze
praktijk naar aanleiding van bevindingen die geëvalueerd worden..
8.2. Aanbevelingen voor verdere interventies
1. De learner reports rondom de Kunst & Cultuur 2-daagse hebben veel opgeleverd voor de
muzieklessen. Deze kunnen tijdens de eerste maanden van het komend schooljaar in
aangepaste vorm op de ELO eveneens worden ingezet bij de overige vakken beeldende
vorming en drama om een goed beeld te krijgen over het functioneren en de motivatie van de
leerlingen. Het zal daarmee de rol van zowel reflectie- als evaluatie-instrument kunnen
vervullen. Dit kan van pas komen bij de begeleiding van keuzes van leerlingen door docenten
(zie 8.3). Op deze manier raken de leerlingen gewend aan een werkhouding waarbinnen
reflectie past en kunnen de docenten zich een coachende rol eigen leren maken.
2. Als aanvulling daarop en als voorbereiding om een geheel eigen voorstelling te maken, kan
daarnaast een logboekje worden ontwikkeld. Dit moeten de leerlingen gedurende het werken
aan de voorbereidingen van de voorstelling altijd bij zich hebben; zij schrijven hierin hun
planning op en reflecteren op de doelen die al dan niet gehaald zijn. Tijdens een eerste
workshop voor de K&C collega’s is hier al aandacht aan besteed (zie 8.4.5 en 10.6). Het
logboekje geeft structuur en houvast aan docenten en leerlingen bij het geven en volgen van
competentiegericht onderwijs.
8.3. Aanbevelingen voor implementatie
8.3.1. Inleiding
Voor het starten van een vernieuwing – zoals het leerplein K&C - is een breed draagvlak nodig
binnen de organisatie. Ideaal is als initiatieven hiertoe bottom-up ontstaan waardoor
‘eigenaarschap’ ontstaat en men al bijstellend vorm kan geven aan de vernieuwing (Boonstra,
2010). Bovendien moet het docententeam zijn autonome positie binnen het klaslokaal prijs willen
geven, in breed schoolbelang willen denken en handelen (Vermeulen, 2010) en bereid zijn binnen
een ‘professionele leergemeenschap’ - die een grote verantwoordelijkheid krijgt - te functioneren
(Verbiest, 2010). Hiertoe is onderling vertrouwen, een open dialoog met ruimte voor reflectie en
een gedeelde visie nodig. Ook de schoolorganisatie moet lijnen uitzetten die overeenkomstig de
visie van de school vernieuwingen mogelijk maakt (Van der Hilst, 2011). Deze lijnen dienen helder
te zijn met duidelijke verantwoordelijkheden. Een vernieuwing zo neerzetten dat het een blijvend
succes wordt, vereist dat deze wordt ingebed in de organsiatie en geconcretiseerd wordt naar het
handelen van de docenten; hierbij is een creatieve en pro-actieve houding van schoolleiding én
docenten van belang (Waslander, 2011).
8.3.2. Visie
Allereerst vloeit de vernieuwing duidelijk voort uit een visie en daarmee samenhangende doelen
die de school zich tot 2012 heeft gesteld: talentontwikkeling, meer maatwerk, aandacht voor een
doorlopende leerlijn op pedagogisch én didactisch terrein en het stimuleren van zelfstandigheid en
zelfsturing van de leerling door het aanbieden van authentiek onderwijs in een krachtige
leeromgeving. Het starten van een K&C leerplein past binnen bovengenoemde visie en wordt door
het gehele K&C docententeam ondersteund.
De plannen om dit te realiseren, zijn door de geplande nieuwbouw van de muziekschool en de
daaruit voortvloeiende beschreven initiatieven in een stroomversnelling geraakt. De ‘brede
schoolgedachte’, waarin binnen- en buitenschoolse activiteiten elkaar ontmoeten, is omarmd.
Daarnaast heerst binnen het K&C docententeam al langere tijd de wens projectonderwijs te
realiseren door het vormgeven aan interdisciplinaire voorstellingen. De schoolleiding én het K&C
team zal voortdurend plannen en uitvoering moeten toetsen aan deze visie.
40
8.3.3. Starten professionele leergemeenschap
Vervolgens zal een professionele leergemeenschap gestart moeten worden die aan ‘teamteaching’
gaat vormgeven. Belangrijk is dat alle docenten zich gehoord en erkend voelen. In een
professionele leergemeenschap is geen onderlinge machtsverhouding. Men werkt op basis van
onderling gemaakte afspraken en men wisselt kennis uit. Men neemt verantwoordelijkheid maar
men is ook vrij zich terug te trekken als daar aanleiding voor is. Een belangrijke voorwaarde om
een professionele leergemeenschap goed te laten functioneren, is onderling vertrouwen. Wel
zullen er ‘trekkers’ aangewezen moeten worden om tot optimale kennisuitwisseling te komen,
zaken voor te bereiden en leiding aan het geheel te geven.
8.3.4. Inbedding in de organisatie
Tenslotte zijn er al contacten gelegd met het ontwikkelteam van het lwoo-leerplein over het
uitwisselen van een reflectie-instrument en het thematisch aanhaken op elkaar. Deze onderlinge
afstemming zal een vervolg moeten krijgen. Op deze manier wordt de vernieuwing in een breed
verband getrokken. Bij de roostermaker wordt het verzoek neergelegd de leerlingen zó te
roosteren, dat het leerplein van start kan gaan met bijbehorende vaste overlegmomenten die niet
doorkruist worden door andere activiteiten (zie 8.4.6).
8.4.5 De workshop
De workshop – die is bedoeld om de resultaten van het interventie-onderzoek te presenteren in
relatie tot de implementatie - bestaat uit drie momenten: allereerst het actief gezamenlijk
vormgeven aan een logboekje (zie 8.2); vervolgens het presenteren van de onderzoeksresultaten
aan de collega’s en het gezamenlijk scherper formuleren van een visie. Tenslotte het presenteren
van het gezamenlijke plan aan de directie waarin ruimte geboden wordt voor verdere onderlinge
ideeënuitwisseling. Dit met het oog op de inbedding in de totale organisatie.
A. Het logboekje
Het logboekje is bedoeld als hulpmiddel voor leerlingen en docenten bij het werken op een
leerplein. Het geeft structuur en houvast bij de ‘andere’ manier van onderwijs, namelijk
competentiegericht. Er is voor gekozen om de workshop onderdeel uit te laten maken van een
serie voorbereidingen voor het leerplein Kunst & Cultuur die al eerder in gang gezet zijn. Het
betreft hier de voorbereidingen voor de voostelling ‘Odysseus’. Alle K&C-collega’s worden hierin
betrokken. Voorafgaand zijn er enkele bijeenkomsten geweest. De docente drama heeft het
verhaal van Odysseus verteld aan de collega’s; er is gekeken welke onderdelen van het verhaal
gekozen kunnen worden voor de voorstelling. In de volgende bijeenkomsten is bekeken welke
materialen nodig zijn. Een collega beeldende vorming heeft de introductie van het verhaal voor de
kinderen samen met de collega’s geoefend. De volgende logische stap is de introductie van het
logboekje bij de leerlingen: zij gaan anders werken dan zij gewend zijn: zelfstandig en in
samenwerkingsverband. In het logboekje komen onderdelen aan bod als planning, afspraken,
regels en reflectie. Aan de collega’s is gevraagd feedback op de inhoud van het logboekje te
geven. Deze feedback is in de bijlage van het logboekje verwerkt. Samen is uitgebreid over de
vormgeving en de inhoud gepraat. Ook het ‘waarom’ is uitgebreid besproken. Dit logboekje is nog
in ontwikkeling.
B. Presentatie uitkomsten interventie aan K&C-docenten.
Tijdens de powerpoint-presentatie die is gegeven voor alle kunstvakcollega’s, is uitgebreid
gesproken over de opbrengsten van het onderzoek en de gezamenlijke visie. Ook is tijdens deze
bijeenkomst afgesproken hoe het gezamenlijke plan naar de directie gepresenteerd zal worden. De
doorlopende leerlijn en de latere beroepsmogelijkheden bleken hierbij duidelijke aandachtspunten
41
te zijn, evenals de inbedding van het leerplein in de totale schoolorganisatie en de rol van ckv in dit
geheel.
C. Presentatie voorstel implementatie K&C-leerplein aan directie
De presentatie aan de directie heeft een week later plaatsgevonden. De directie heeft als extra
aandachtspunt de examenmogelijkheden in de kunst en cultuurvakken genoemd. Hiernaar moet
onderzoek worden gedaan, vooral voor de doorstroom van niveau 2/3 naar het mbo. Ook moet
onderzocht worden hoe keuzemodules ingepast kunnen worden in het totale programma. Er is
geadviseerd in kleine stappen verder te gaan met de vernieuwing en niet te overhaasten. Ook
wordt het tussentijds doen van onderzoek naar de resultaten wenselijk geacht. Het totaalplan - dat
vooral door de goede onderlinge samenwerking goed toekomstperspectief heeft - is enthousiast
ontvangen. De directeur sprak tevens zijn waardering uit voor de goede organisatie van de Kunst &
Cultuur 2-daagse.
8.4.6 De vernieuwing: start K&C leerplein
De lessen op het Kunst & Cultuur leerplein zullen door alle zeven docenten K&C voorbereid en
gegeven worden in een professionele leergemeenschap. Zij zullen teamteaching vorm geven door
bij elkaar in de lessen te kijken en elkaar te helpen. De docenten drama/muziek en muziek (docent-
onderzoeker) worden de ‘trekkers’ van de vernieuwing; zij stellen in samenspraak met de K&C-
coördinator de agenda op voor het overleg en zorgen voor de verslaglegging en
achtergrondinformatie. De docent-onderzoeker volgt het proces, doet tussentijds onderzoek en
stuurt daar waar nodig bij.
Het leerplein Kunst & Cultuur zal worden gestart in het schooljaar 2011-2012; aanvankelijk als
pilot op maandagmiddag met een blokuur van 2 lessen voor 5 van de reguliere eerste klassen,
gevolgd door een gezamenlijk ingeroosterd overlegmoment. Het jaar daarop zullen deze lessen
aan alle reguliere eerste en tweede klassen aangeboden worden. De vakcollegeklassen vallen
buiten dit traject omdat zij een aangepaste urentabel hebben waar minder kunst en cultuurvakken
op staan.
Van september t/m december worden alle kunst en cultuur lessen in klas 1 nog klassikaal
gegeven. De docenten maken een begin met het bij elkaar in de lessen kijken en met het
ontwikkelen van een reflectie-instrument op de ELO. In november is er een onderbreking van twee
dagen en vindt de Kunst & Cultuur 2-daagse plaats op dezelfde manier zoals in dit interventie-
onderzoeksverslag is beschreven. Er wordt in de periode van september tot december gewerkt aan
de basistechnieken; de leerlingen worden door de docenten geobserveerd en er wordt gebruik
gemaakt van het ontwikkelde reflectie-instrument. Dit om tot een gefundeerde keuze te komen in
januari. In januari volgen de leerlingen van 5 klassen van verschillende niveau’s 2 uur
leerpleinlessen naast de klassikale lessen voor handvaardigheid en tekenen die ook nog extra op
het rooster staan. Er worden eerst 3 middagen besteed aan de introductie van de pilot ‘Odysseus’,
een voorstelling die samen met de leerlingen wordt vorm gegeven en die begin april wordt
uitgevoerd; de diverse onderdelen waaraan gewerkt moet worden, vormen de basis van de keuzes
van de leerlingen. Hierbij kan het accent liggen op muziek, drama, audio-visuele vorming of
beeldende vorming. Ook textiele vormgeving is erin opgenomen. Na april tot het einde van het
schooljaar wordt door de leerlingen een expositie van beeldende vorming voorbereid in en rondom
de school en omgeving. Muziek en drama zullen daarin ook een rol spelen. Leerlingen krijgen op
dat moment opnieuw een mogelijkheid om te kiezen tussen diverse activiteiten.
In schema samengevat de geplande activiteiten voor het schooljaar 2011-2012:
september – december gewenning leerlingen; werken aan basistechnieken voor alle
kunstvakken
september-november ontwikkelen van reflectie-instrument voor ELO
42
november Kunst & Cultuur 2-daagse voor alle eerste klassen: keuzeworkshops
muziek/dans in samenwerking met muziekschool; bezoek musea met
workshops; invullen reflectie over alle activiteiten via ELO door
leerlingen; er wordt speciaal gefocust op bewustwording talent en op
belangstelling
november-december vervolg werken aan basistechnieken; observatie leerlingen door
docenten; tijd nemen voor persoonlijke gesprekken
januari
introductie ‘Odysseus’; hoe maak je een voorstelling, wat heb je
allemaal nodig; introductie logboekje en keuze voor onderdeel
februari start met toewerken naar voorstelling op basis van keuzes
april uitvoering ‘Odysseus’
april – juli toewerken naar een expositie in, rond de school en omgeving,
ondersteund door muziek en drama.
Er zal samenwerking met het lwoo-leerplein gezocht worden om onderlinge kennis uit te wisselen,
valkuilen te voorkomen en om structuur en één lijn aan te brengen in zelfsturend en zelfstandig
leren.
De samenwerking met diverse culturele instellingen zal verder worden uitgebouwd. Voor de
samenwerking met de muziekschool – die in het toekomstige ‘Cultuurhuis’ zal gevestigd worden –
zal naar mogelijkheden gezocht worden om een (letterlijke) verbinding middels een loopbrug met
College De Brink te maken. Op deze wijze kunnen lokaliteiten gedeeld worden en in overleg met
de muziekschool zal een curriculum opgesteld worden voor getalenteerde leerlingen op het gebied
van muziek en dans, zodat er sprake is van een doorgaande leerlijn naar het mbo. Ook zal de
muziekschool na schooltijd activiteiten voor o.a. College De Brink aanbieden. De school krijgt op
deze manier een wijkfunctie. Gezocht wordt naar de mogelijkheden een cultuurcoördinator aan te
stellen - de zogeheten ‘combifunctionaris’ – die het geheel kan stroomlijnen.
43
9. Literatuurlijst
Alexander, P.A. (2006). Psychology in Learning and Instruction. Columbus, Ohio: Pearson Merrill Prentice Hall.
Baarda, D.B., & Goede, M.P.M. de (2007). Basisboek methoden en technieken. Groningen: Noordhoff Uitgevers BV.
Bastian, H.G. (2003). Muziek maakt slim. Katwijk aan Zee: Panta Rhei.
Berg, N. van den (2006). Verbindend beroepsonderwijs. Competentiegericht onderwijs, samenwerking met bedrijven en de bijdrage van lectoraten. ’s-Hertogenbosch: CINOP.
Bjørkvold, J.R. (1992). De Muzische Mens. Rotterdam: Ad. Donker.
Boer, P. den, A.K. Jager & H.R.M. Smulders (2003). Beroepsdilemma's als sleutel tot
betekenisvol leren. Wageningen: Stoas Onderzoek.
Botta, G., & Burg, G. van der (2009). Leerpleinen! Wegwijzer voor het voortgezet onderwijs.
A’foort: CPS.
Bransford, J.D. (2003). How People Learn. Brain, Mind, Experience and School.
Washington: National Academy Press.
Bruijn, E. de, Leeman, Y., & Overmaat, M. (2006). Authentiek en zelfgestuurd leren in het
mbo. Pedagogiek 26e jaargang • 1 • 2006, 45-63.
Crone, E. (2008). Het puberende brein. Over de ontwikkeling van de hersenen in de
unieke periode van de adolescentie. Amsterdam: Bert Bakker.
Csikszentmihalyi, M. (1998). Creativiteit. Over 'flow', schepping en ontdekking. Den Haag: Uitgeverij Boom.
Damasio, A.R. (2001). Some Notes on Brain, Imagination and Creativity. In: Pfenniger KH, Shubik VR (eds). The Origins of Creativity 59-69. New York: Oxford University Press.
Ensink, J., Hagenaars, P. & Hoorn, M. van (Eds.) (2004). Culture and school. A survey of
policies for arts and heritage education across the European Union. Utrecht: Cultuurnetwerk
Nederland.
Gagné, F. (1991). Geraadpleegd 21 december 2009 via: http://www.slo.nl/voortgezet/onderbouw/themas/talent/00001/00001/
Jolles, J. (2007). Geraadpleegd 5 februari 2010 via:
http://www.hersenenenleren.nl/pdf/actueel/presentaties/70320JWeb_TalentOntwikkelingCPS.pdf
Groeneveld, M.J., & Steensel, K. van (2008). Kenmerkend VMBO, een vergelijkend onderzoek
naar de kenmerken van VMBO-leerlingen en de generatie Einstein. Hilversum: Hiteq.
Groot, A.D. de (1980). Learner report as a tool in the evaluation of psychotherapy. In: W. de Moor & H.R. Wijngaarden (Eds.), Psychotherapy, research, and training (pp. 177-182). Amsterdam: Elsevier. Hamstra, D. G., & Ende, J. van den (2006). De vmbo-leerling. Onderwijspedagogische- en
ontwikkelingspsychologische theorieën. Amersfoort: CPS.
Jong F.M.G. de, Leenders, M.A.A.M., Nigten, A., Olffers, C., Overmars, M.H., Pelt, E.A.C.W. van, Schreiber, A.Th, Wildevuur, W. & Zijlmans, C.J.M. (2008). Creatieve Industrie. Themabeschrijving. Den Haag: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.
Kerkhoffs, J. (2006). Kunst en Cultuur in het vmbo. Portretten van scholen die kunst centraal zetten. Vmbo reeks 12. Enschede: Stichting leerplanontwikkeling (SLO).
Kooij, D. van der (2010). Creatief denken. Geraadpleegd 31 januari 2010 via: http://www.onderwijsmaakjesamen.nl/thema/creatief-denken/creatief-denken/.
Kuhlemeier, H. (red.) (2005). Competentiegericht leren en beoordelen in vmbo en mbo.
Ontwikkelingen, knelpunten en oplossingsrichtingen tussen theorie en praktijk. Utrecht: WVOI.
Laevers, F., Bertrands, E., Daems, M. & Declercq, B. (2003). Ondernemingszin op school. In
Verstraeten, B. & Vloebergh, W.(red.), Met grote onderscheiding. Laureaten ondernemende
school, 6-7. Brussel: UNIZO.
Lieftink, J. & Wervers, E. (2007). Zicht op... brede school en cultuureducatie. Achtergronden,
literatuur en websites. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland.
Heusden, B. van & Scholtens, S., (2009). Literatuuronderzoek doorlopende leerlijn
cultuureducatie. Verkregen op 3 april 2011 via:
44
http://www.cultuurnetwerk.nl/producten_en_diensten/eerdere_evenementen/papers/VanHeus
den_def.doc
Marzano, R., & Miedema, W. (2010). Leren in 5 dimensies. Moderne didactiek voor het
voortgezet onderwijs. Assen: Van Gorcum.
Maso, I. (1987 ) Kwalitatief onderzoek. Meppel: Boom.
Meijers, F. & Wardekker, W. (2001). Ontwikkelen van een arbeidsidentiteit. In: Kessels,
J.W.M. & R.F. Poell (red.) Human resource development. Organiseren van het leren. Alphen
a/d Rijn: Samsom HD Tjeenk Willink.
Oenen, S. van, & Studulski, F. (2005). De pedagogische dialoog: werken aan een
pedagogische visie van de brede school. NIZW en Sardes.
Onderwijsraad (2003). Europese richtpunten voor het Nederlandse Onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad.
Onderwijsraad (2007). Doorstroom en talentontwikkeling. Den Haag: Onderwijsraad.
Onstenk, J., Bruijn, E., de & Berg, J. van de (2004). Een integraal concept van
competentiegericht leren en opleiden. Achtergronden en theoretische verantwoording.
’s-Hertogenbosch: CINOP.Ponte, P. (2005). Onderwijs van eigen makelij. Procesboek
actieonderzoek in scholen en opleidingen. Soest: uitgeverij Nelissen.
Runco, M. A. (2007). Creativity. Theories and Themes: research, development and practice. Burlington MA: Elsevier Academic Press.
Smet, P. (2009). Toespraak. Geraadpleegd 27/11/09 via
http://www.ond.vlaanderen.be/beleid/toespraak/090527-innovatie.htm
Sitskoorn, M. (2008). Het maakbare brein. Gebruik je hersens en word wie je wilt zijn.
Amsterdam: Bert Bakker.
Volman, M.L.L., (2006).Jongleren tussen traditie en toekomst. De rol van docenten in
leergemeenschappen. Amsterdam: Onderwijscentrum VU.
Volman, M. (2009). Hoorcollege 4 december 2009. Amsterdam.
Voncken, E. (2007). Maatwerk: Meer ruimte voor leren. Een voorstudie voor de Adviesgroep vmbo. Rotterdam: Actis Advies.
Waals, J., K., van der (2009). Het vmbo, een stille revolutie. Openbare les
uitgesproken op 11 november 2009. Verkregen op 20 februari 2011 via:
http://www.hva.nl/onderzoek/documenten/ol24-091111-waals.pdf
Waslander, S. (2004). Wat scholen beweegt. Over massa-maatwerk, onderwijspraktijk en examens in het voortgezet onderwijs. Arnhem: Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling.
Wervers, E, (2008). Zicht op…cultuureducatie in de brede school, handreikingen en
praktijkervaringen. Cultuurnetwerk Nederland.
Wester, F. (1995). Strategieën voor Kwalitatief Onderzoek. Bussum: Coutinho.
45
10. Bijlagen
10.1. Evaluatie- en learner-reportvragen rondom interventie
Naam : ……………………………………………………………………………………………………………………. Klas: …………………………………….
1. Je hebt een 1e workshop gekozen met nog een 2e en 3e keuze.
Hoe kwam je tot je keuze?
o Omdat mijn vriend of vriendin dat ook koos
o Het lijkt me wel goed om die workshop eens uit te proberen
o De meeste workshops zijn niets voor mij; ik heb die 3 gekozen die het minst erg zijn om te doen
o Anders: ………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………
2. Hoe belangrijk is je 1e keuze
o Heel belangrijk, mijn 2e en 3e keuze wil ik niet
o Maakt niet zo uit: mijn 2e of 3e keuze is ook leuk
o Anders: ……………………………………………………………………………………………… ….…………………………………………………………………………………………..
3. Ik wil weten of ik wel aanleg heb voor
o 1e keuze (naam workshop):
…………………………………………………………..
Want …………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………
o 2e keuze (naam workshop):
……………………………………………………………
Want …………………………………………………………………………………………..... ………………………………………………………………………………………………
A: vóór de workshop
46
o 3e keuze (naam workshop):
……………………………………………………………
Want .……………………………………………………………………………………………
Je hebt nu de workshop gevolgd en een presentatie gegeven
Ik zou wel/niet vaker lessen hierin willen volgen want:
……………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………
Ik had graag een andere workshop gevolgd want:
……………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………..
Je hebt nu de Kunst & Cultuurdagen achter de rug. Bij de muziekdag heb je zelf mogen
kiezen uit een activiteit. We zijn best benieuwd hoe jij achteraf op deze dag terugkijkt. Heb
je veel geleerd wat je eerst niet kon of wist? Of was alles eigenlijk al best bekend voor jou.
Misschien heb je wel dingen ontdekt over jezelf waar je je eerst helemaal niet bewust van
was. Bijvoorbeeld dat je het fijn vindt om samen te spelen. Of dat je eigenlijk veel liever
alleen speelt op een instrument en dat die anderen jou alleen maar in de war brengen.
Maar het kan ook zijn dat je denkt: het lijkt wel of alles mij veel gemakkelijker afgaat dan
de anderen. Of juist andersom.
De bedoeling van deze muziekdag is dat je achteraf wat meer over jezelf te weten bent
gekomen. Misschien denk jij wel: elke dag oefenen op een instrument of 3x in de week
danstraining is niets voor mij. Daar heb ik het geduld niet voor; voor één dag: oké, leuk.
Maar ik ga echt niet alles opzij zetten wat ik normaal doe om te kunnen oefenen. Maar het
kan ook zijn dat je nu ontdekt hebt dat je het wel een fijn gevoel vindt om je ergens op te
focussen, net zolang tot het helemaal goed gaat. En misschien droom jij er al over om in
een schoolband te spelen of te zingen of in een dansgroep op te treden.
B: ná de workshop
C: extra learner-reportvragen na de workshop
47
Om je een beetje te helpen met het beantwoorden van deze vragen over wat je nu over
jezelf te weten bent gekomen, krijg je hier een paar voorbeelden van hoe de zin van jou er
kan uitzien. Dit noemen we leerzinnen. Voorbeelden van deze leerzinnen zijn:
1. Ik heb geleerd dat je niet een gitaar kunt pakken en zomaar een deuntje spelen.
Daarvoor moet je echt wel veel oefenen
2. Ik heb ontdekt dat ik de danspasjes snel vergeet en dan in de war raak. Ik ben wat
langzamer dan de anderen.
3. Ik heb gemerkt dat ik componeren op de computer ontzettend leuk vind. Ik wil dit
vaker doen.
Bij leerzinnen ga je niet zomaar wat opschrijven om snel klaar te zijn. Je probeert de
dingen zo goed mogelijk op te schrijven en dat vereist wel wat concentratie en nadenken.
Maar vooral: eerlijkheid.
We verdelen de leerzinnen in 2 soorten: over dingen en over jezelf.
A. Wat heb je geleerd over het instrument, het zingen, de danspasjes of het
componeerprogramma?
B. Wat heb je geleerd over jezelf?
En bij A en B kun je dan weer vertellen over iets wat je eigenlijk al verwachtte.
Bijvoorbeeld:
A. Ik dacht dat componeren op de computer wel gemakkelijk zou zijn, omdat het lijkt
op een ander soortgelijk programma dat ik gebruik. En dat klopte ook.
B. Ik heb ontdekt dat ik gitaar spelen leuk vind; dit dacht ik eigenlijk altijd al.
Maar het kan ook zijn dat je iets ontdekt hebt wat je voorheen helemaal niet verwachtte:
A. Ik verwachtte dat breakdance heel moeilijk zou zijn, maar het was eigenlijk
helemaal niet moeilijk, omdat de pasjes lijken op streetdance en daar heb ik op
gezeten.
B. Ik heb ontdekt dat ik samenspelen heel leuk vind. Dit verwachtte ik niet, omdat ik
thuis altijd alleen op mijn gitaar van alles zit uit te proberen en ik er helemaal niet
aan dacht samen te gaan spelen.
Naam: ………………………………………………………… Klas: .…………………………
Speel je een instrument, zing of dans je? ……………………………………………………
1. Welke workshop heb jij gevolgd?
o Streetdance
o Breakdance
o Componeren op de computer
o Piano/keyboard
o Gitaar
o Djembé
48
o Percussie/drummen
o MCO
o Popzang
o Rappen
Leerzinnen over de workshop die je volgde en wat je wel of niet verwachtte:
Ik heb geleerd/gemerkt/ontdekt dat
……………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………..
Want/omdat/toen /bijvoorbeeld
………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………
Leerzinnen over jezelf en wat je wel of niet verwachtte over jezelf
Ik heb geleerd/gemerkt/ontdekt dat
………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………
Want/omdat/toen /bijvoorbeeld
……………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………….
Bedankt voor het invullen! We gaan jullie antwoorden goed bestuderen om te kijken
wat we daar mee gaan doen. Wie weet, komt er wel iets heel leuks uit! Ook gaan we
natuurlijk bekijken wie de echte talenten zijn en wie zijn of haar talent verder wil
ontwikkelen en hoe wij op school daarbij kunnen helpen.
1. Welke activiteiten heb je ondernomen na de workshops en tijdens de
muziekcarrousel? Ben je op dans- of zangles gegaan; heb je een instrument
gekocht en ben je op les gegaan, of heb je een instrument gekocht en oefen je
thuis meer? Of overweeg je een van deze dingen?
2. Met welke activiteit zou je verder willen gaan in de komende lessen?
D: extra learner-reportvragen tijdens en na muziekcarrousel
49
10.2. Voorbeelden van excelbestand
50
10.3. Brief aan workshopleiders
Beste workshopleiders,
Op woensdag 10 november of donderdag 12 november hopen jullie een workshop te
verzorgen op College De Brink. We willen vragen of de workshopleiders wat extra
aandacht aan de opbouw van de workshops willen schenken en ook wat observaties willen
doen. Dit in het kader van een onderzoek dat ik doe over talentontwikkeling en het
ontdekken van talent. De bedoeling is dat:
1. De leerlingen van tevoren weten dat de workshops mede bedoeld zijn om talent te
ontdekken.
2. Dit talent ook de kans krijgt om zijn of haar talent te laten zien gedurende de presentatie.
3. De opbouw van de workshops zó is dat er een laag instapniveau is en dat aan het einde
er een duidelijk progressie in moeilijkheid zichtbaar is.
4. Er bij opvallende zaken kort iets ingevuld wordt over de leerlingen. De leerlingen zullen
een naamsticker dragen.
Ik zal gedurende de 2 dagen regelmatig langskomen om leerlingen te observeren en evt. te
filmen. Op beide dagen ben ik vroeg aanwezig om evt. vragen te beantwoorden hierover.
Mijn tel. 0640460459.
Groet,
Jeannette de Kruijf (muziekdocente)
51
10.4. Enkele volledige learner-reports
Naam Workshop
verwachting Voor herhaling vatbaar?
Learner-report Vervolgactiviteiten
Bas gitaar
heb het altijd al eens willen leren
Ja, omdat ik graag gitaar speel
Ik heb geleerd hoe ik de gitaar moet vasthouden en de namen van de snaren. Ik ben te weten gekomen dat ik gitaar spelen heel leuk vind, want het is leuk om te doen.
op gitaarles gegaan
Na muziekcarrousel: Gitaar ‘omdat ik nog meer wil leren’
Roy componeren
alle 3 lijken ze me wel leuk
Ja, ik vind het wel leuk
Ik heb ontdekt dat ik componeren op de computer best leuk vind, omdat ik veel kon doen en vette beats maken. Ik heb gemerkt dat het heel anders en makkelijker was dan ik dacht, want ik dacht dat het veel moeilijker ging.
misschien op les: ‘gitaar is leuker dan componeren’
Keuze na muziekcarrousel: gitaar en componeren ‘want componeren is makkelijk en gitaar daar heb ik aanleg voor; en ook omdat je lekker vrij bent op de gitaar’
Imro keyboard
ik wil piano leren spelen en ik wil weten of ik er aanleg voor heb; 2e keus: ik vind het leuk, maar ik kan het al
Ja, piano, want dat vind ik mooi
Ik heb ontdekt dat het leuk is om wat anders te doen, want ik was weer eens gaan drummen, maar het was weer een keer tijd voor wat anders. Ik vind componeren en gitaar leuk. Componeren omdat ik dj ben en gitaar zit in de familie. Ik pik het snel op en het is leuk.
‘ik dacht: geef mij maar een piano’
Na muziekcarrousel: gitaar en drummen, ‘drummen vind ik leuk en gitaar ook’
Dennis componeren
leuk om te doen; die richting wil ik op
Ja, het is leuk
Ik heb ontdekt dat ik heel goed ben in het componeren op de pc, want toen ik begon vond ik het heel leuk (ik had het al vaker gedaan). Ik wil wil het vaker doen. Ik heb gemerkt dat ik er heeeel goed in ben omdat ik dit vaker doe thuis en al dat soort dingen. Ik vond het wel leuk, alleen een beetje kort.
wil Magix kopen
Na muziekcarrousel: Componeren ‘Omdat het gewoon leuk is’
Rick componeren
Ik kan niks anders en mij lijkt het superleuk
Ja, ik vond het echt super; ik had geen andere gewild
Ik heb ontdekt dat het best moeilijk is, maar als je het door hebt, is het goed. Dat merkte ik ook; eigenlijk had ik het gemakkelijker verwacht. Ik vond het echt super en had geen andere workshop gewild. Ik ga het thuis ook doen. Ik vond het al leuk om muziek te luisteren. Ik word er vrolijk of verdrietig van. En dan zelf maken, dat leek me heel erg leuk. Ik had niet verwacht dat ik het kon
Ik denk dat ik thuis ook zo’n programma koop of download. Het lijkt me leuk om muziek-programma op pc te hebben.
Na muziekcarrousel: Gitaar ‘omdat ik het een mooi instrument vind en ik wil het graag leren’
52
Naam Workshop
verwachting Voor herhaling vatbaar?
Learner-report Vervolgactiviteiten
Wilco, breakdance
lijkt me leuk en cool
Ja, ik vond het heel leuk en ik zou er beter in willen worden
ik heb ontdekt dat ik het heel leuk vond en er best wel goed in ben, want ik keek naar andermans pasjes en heb ze thuis geoefend. Ik heb ontdekt dat Puck goed was in breakdance omdat hij heel erg zijn best deed en hij goed is.
heb het mijn zus geleerd thuis geoefend
Na muziekcarrousel: Kiest gitaar omdat ik het leuk vind, ik kan thuis oefenen, want ik heb een gitaar
Reno Gitaar
Nee, want ik vind het niet leuk
Ik heb sommige grepen met de gitaar geleerd. Ik heb gemerkt dat ik niet goed gitaar kan spelen want ik heb te grote vingers
wil op gitaarles, maar kan niet vanwege basketbal
Na muziekcarrousel: Kiest : gitaar Omdat ik het leuk vind, ik kan thuis oefenen, want ik heb een gitaar
Puck breakdance
leek me cool om breakdance te doen; mijn 3e keuze is piano. Mijn moeder en leraar zeggen dat ik talent heb: ik speel piano.
Ja, ik vond het heel leuk en ik was er best goed in; ik had ook wel piano leuk gevonden, maar breakdance was leuker.
Ik heb ontdekt dat ik er wel goed in was, want hij zei dat ik het
goed deed en het ging me goed af.
demo Magix zoeken; Breakdancetruckjes zoeken
Na muziekcarrousel: gitaar en ook keyboard en componeren: ‘die 3 vond ik het leukst ik heb nergens moeite mee’
Koen djembé
ik ben nu veel bezig met muziek ik wil er verder mee en er beter in worden
Ja, ik wou geen andere workshop doen, want ik vond dit goed.
Ik heb geleerd dat ik er al veel van kan, maar heb nog wel wat geleerd, want ik zat al even op djembéles, maar kon nog wel wat leren door de cursus. Ik heb gemerkt dat ik best mee kan doen met anderen en nog een jongen kon het even goed als mij, want die jongen zat op drumles, maar nu niet meer.
thuis geoefend en verder gegaan op djembé, vader ook
Na muziekcarrousel: componeren en slagwerk ‘componeren: het waren leuke dingen en ik heb er veel van geleerd; de docent van gitaar legt ook heel goed uit en op de computer was leuk’
Demian keyboard
lijkt me super leuk; ik speel gitaar en mijn ouders zeiden dat ik het heel goed kon;
Ja, Het is gewoon heel leuk
Ik vond het heel leuk om op de piano te spelen, want het is gewoon leuk. Ik heb gemerkt dat ik het super leuk vind en dat ik er wel mee door wil gaan
wil op pianoles; vraagt voor Sint een piano
Na muziekcarrousel:
53
Naam Workshop
verwachting Voor herhaling vatbaar?
Learner-report Vervolgactiviteiten
Ahmed keyboard
Ik wil meer met piano doen
Ja, is soort van droom, ik vind verder niks leuk
Ik heb geleerd dat piano niet zomaar wat is, omdat ik piano heel leuk vond om te doen en het is echt leuk. Ik heb niks over pedalen geleerd en ik wil daar meer van weten. Ik zou wel lessen hierin willen volgen, want het is een soort van mijn droom.
Na muziekcarrousel: Keyboard ‘omdat het zo leuk is en ik vind het heel erg rustgevend’
Roberto rappen
ik vind het gewoon leuk en ik kan het een beetje goed
Ja, ik zou vaker hiervan les willen hebben; ik wil blijven rappen!
Ik ben best goed in rappen; ik deed het best snel en ik had goede teksten. Ik vind dat ik het best goed kan en wil graag wel les volgen over rappen en een rapper worden want ik vind het stoer en je wordt best beroemd als je rapper bent. En wat ik nou ook heb gehoord is dat je met rappen wel een heleboel geld kan verdienen.
Na muziekcarrousel: componeren en rappen ‘ik had een mooi liedje gemaakt; ik kan het goed en wil dj worden. Ik vind het leuk’
Sjoerd gitaar
het lijkt me heel leuk, ik wil andere keuzes niet
Nee, het was niet leuk
Ik heb gemerkt dat de mensen goed hun best deden en ze vonden het leuk, want je zag het aan hun reacties. Ik heb gemerkt dat ik er niet goed in ben en dat het pijn aan mijn vingers deed en ik heb ontdekt dat het saai was, omdat we de hele tijd hetzelfde deden. Het was niet leuk, want ik kreeg blaren en dat deed pijn omdat de snaren in mijn vingers sneden.
Na de muziekcarrousel:
Gitaar ‘Dat is super om te doen, het is heel leuk’
Davey componeren
ik wil kijken hoe dat nou allemaal gaat
Nee, ik vond het leuk en heb het uitgeprobeerd, maar het is niks voor mij. Ik vond componeren op de computer toch het leukste waar je uit kon kiezen.
Ik weet al heel lang dat ik in de bouw goed ben, omdat iedereen die het eindresultaat ziet, gelijk complimenten geeft en dan weet ik dat ik mijn best heb gedaan. Verder ben ik niet goed in muziek, maar met hulp gaat het wel. Maar mijn tweelingbroer gaat naar De Brink, omdat hij juist iets met muziek wil. Ik heb gemerkt dat componeren best gemakkelijk is. Maar het is niet mijn ding. Mijn dag was weer erg leuk. Ik zit nooit achter de computer, maar altijd achter mijn bureau te knutselen. Ik heb vrijdag 12 november een zaag voor hout gehad, omdat ik jarig was en ik had zelf een kolomboormachine gekocht
Vader weigerde Magix te downloaden
Na de muziekcarrousel:
Componeren
‘omdat je toch muziek kan maken, zonder dat je het goed kan; ik ben goed in componeren, omdat ik het thuis ook doe en het gewoon leuk is’
54
Naam Workshop
verwachting Voor herhaling vatbaar?
Learner-report Vervolgactiviteiten
Rachel dansen
ik kan best wel goed
zingen
Ja, ik zou wel vaker lessen in zingen en
dansen willen hebben
Ik zing al. Ik heb gemerkt dat ik sneller was met de pasjes onthouden dan de rest omdat ik al op dansen had gezeten; ik ben goed in
dansen en heb het meeste al geleerd. Ik zou wel vaker lessen in dansen en zingen willen hebben. Eigenlijk had ik liever zingen willen
volgen, omdat ik dansen nu wel saai vond en ik zingen heel leuk vind.
sparen voor zangles, of zangles aan ouders
vragen
Keuze na muziekcarrousel:
Zingen ‘ ik vind zingen het aller-
leukste, omdat ik alle tonen kan’
Laura keyboard
ik heb er geen idee
van
Ja, ik zou vaker zo'n workshop
willen doen
Ik heb geleerd hoe je een stukje op de piano kan spelen. Ik had het niet van mezelf
verwacht dat ik dat kon, omdat ik nooit op een keyboard heb gespeeld en ik wist ook niet dat ik het kon op een keyboard spelen. Ik heb gemerkt dat ik het best wel leuk vind want ik had nog nooit keyboard gespeeld en ik vond het leuk om iets uit te proberen; ik zou vaker
zo’n workshop willen doen.
leuk, maar doe er niets mee
Na de muziekcarrousel: Componeren
‘omdat ik het leuk vind om te doen’
Jelle componeren
leek me wel leuk
Ja, ik zou wel vaker lessen hierin willen volgen, want
het was gezellig en
leuk
Ik heb gemerkt dat het vrij makkelijk was, maar toch een uitdaging, omdat ik het erg
moeilijk vond om het juiste ritme te vinden. Ik heb ook ontdekt dat ik er eigenlijk wel erg
goed in was, want toen ik het juiste ritme had gevonden, ging het zowat vanzelf. Ik zou wel vaker lessen hierin willen volgen, want het
was gezellig en leuk.
Niets, maar was wel leuk
Keuze na muziekcarrousel: Componeren ‘omdat het makkelijk en leuk is’
Tessa zingen
Weet niet, ik vond het
wel heel leuk; ik had geen
andere workshop
willen kiezen
Ik heb geleerd dat je niet zomaar kan zingen, maar dat je je stem moet opwarmen. Als je je goed concentreert en je angst opzij zet, dat je dan goed zingt.
gaat misschien op zangles ‘omdat ik van zingen hou, want dat houdt me rustig’
Keuze na muziekcarrousel Zingen ‘omdat ik beter wil worden’
Lois dansen
ik heb op streetdance gezeten en vond het ook leuk
Ja, leuk om te dansen en
nieuwe trucs te leren; deze
was super leuk
Ik dacht ook dat ik er niet zo goed in was, maar dat viel wel mee. Want toen we b.v. begonnen met het dansen, ging het wel goed. Maar later werd het wel steeds moeilijker. Maar hoe moeilijker hoe leuker. Ik vind het leuk om met mensen samen te werken, want toen we samen gingen dansen, werd het steeds leuker. Dan kan je van elkaar leren. Dan leer je nieuwe trucs en als je daar al goed in bent, ga je later weer nieuwe leren en zo wordt het steeds leuker en spectaculairder; het was superleuk.
Misschien, wil nog wel een lesje
Na de muziekcarrousel: Keyboard ‘ik speel soms ook piano, daarom vind ik keyboard leuk om te spelen’
Arnold djembé
lekker deuntje
heeft djembé
Nee, het was saai, ik kon
het niet en ik verveelde me;
je handen doen pijn.
Ik heb gemerkt dat ik djembé saai vind omdat je last van je handen krijgt! Muziekdag was leuker dan werken, maar ik zal het nooit leuk vinden en ik heb niks geleerd. Het was tijverspilling. Geef gewoon vrij als je het dom vindt!
Componeren, omdat je daar heel mooi muziek kan maken
Na muziekcarrousel: Keuze: gitaar
‘want het is leuk met de hand er tegen zoemen’
55
Naam Workshop
verwachting Voor herhaling vatbaar?
Learner-report Vervolgactiviteiten
Dennis streetdance
uitproberen, ik heb het nog nooit gedaan
Nee, een keer is leuk, misschien nog wel zo'n dag, maar tenminste niet vast.
Ik heb gemerkt dat ik het leuk vond en er lol in had, want toen ik een paar keer viel, moest iedereen lachen en ook andersom en die juffrouw moest ook om me lachen, dus ik vond het wel leuk. Ik merkte dat ik de volgende dag spierpijn had want ik had erg doorgezet en oefende de hele tijd een ding en de dag erna kon ik bijna niet lopen. Ik vond het voor een keer wel leuk, misschien nog wel een keer, maar niet vast.
niets
Na muziekcarrousel: Zingen
‘omdat ik op musical heb gezeten’
Ashley breakdance
Uitproberen: want ik deed eerst streetdance maar dat was saai
Ja, dit was echt perfect, moet er echt vaker zijn
Ik heb gemerkt dat het super leuk was, maar aan het begin vond ik het best eng omdat we met allemaal jongens waren en toen werd de groep daarna heel hecht. We gingen eerst voor onszelf dansen, omdat de meneer van de breakdance in de file stond. Ik vond het heel leuk; ik dacht dat de jongens stoer deden enzo, maar toen werden we echt goede vrienden. Het was een hechte band; ik vond het heel leuk. Ik wil echt nog wel wat met dansen doen. Dit was perfect en moet er echt vaker zijn. Ik heb geleerd dat we met een groep goed konden samenwerken en ik wist niet dat ik kon breakdancen; ik wist niet dat ik zo lenig was.
Niets Zit al op voetbal en
scouting
Na muziekcarrousel dansen
Christa Muziek
Centrum Omroep
Uitproberen: ik vind het leuk en ik wil kijken of ik het kan
Ja, ik vond het mco het leukst om te doen en niks anders
Ik heb gemerkt dat ik het zelf ook wil doen; het was echt heel erg leuk en ook heel leuk om naar een orkest te luisteren. Als je samenwerkt dan krijg je iets mooiers op het eind. Want het was heel mooi en het klonk ook heel mooi en toen wij samen gingen spelen was het nog veel mooier.
ik wil muziek gaan spelen: keyboard
56
10.5. Samenvatting van subsidieaanvraag
In het schooljaar 2011-2012 start College de Brink met een Kunst & Cultuur Leerplein voor
leerjaar één en twee (vanaf nu wordt dit benoemd als K&C leerplein).
Dit houdt in, dat de lessen voor alle kunstvakken (tekenen, handvaardigheid, muziek en
drama) qua inhoud en organisatie opnieuw worden vormgegeven.
Een nieuw, nog te ontwikkelen vak doet zijn intrede op het leerplein: Audiovisuele vorming.
Het K&C leerplein moet een atelier worden waar de leerlingen onder begeleiding van
verschillende docenten en kunstenaars projectmatig naar een eindresultaat toewerken. Dit is
in de vorm van een voorstelling, een kunstwerk of installatie.
In deze eindresultaten verbinden we de verschillende disciplines en leren de leerlingen
vakoverstijgend te werken.
Het jaarprogramma ziet er concreet als volgt uit:
De leerlingen krijgen een introductie in de kunstvakken in de vorm van een
Kunst en Cultuur 2-daagse. In deze twee dagen maken de leerlingen actief kennis met diverse
kunstuitingen. Daarnaast bezoeken ze een interdisciplinaire voorstelling.
In het eerste halfjaar krijgen ze op het K&C leerplein van elk kunstvak enkele basisprincipes
mee.
In het tweede deel van het jaar wordt er projectmatig gewerkt waarbij disciplines
gecombineerd worden en kijken de leerlingen over de muur van de verschillende vakken heen.
De combinatie van vakken wordt verdiept door te werken met kunstenaars van buitenaf, die
een interdisciplinaire inslag hebben in hun werk.
Ook wordt er met de verschillende culturele instellingen samengewerkt.
Het doel heeft een concreet resultaat: Een interdisciplinaire presentatie die wordt getoond op
diverse kunst evenementen in en om Laren.
De vorm van de presentatie hangt af van de kunstenaars die erbij betrokken zijn, het
uitgangspunt is altijd een historisch verhaal.
Het ligt in de bedoeling dat het K&C leerplein na leerjaar 1 en 2 een doorlopende lijn krijgt in
de bovenbouw in de vorm van keuzemodules tijdens de lessen CKV en buitenschoolse
activiteiten, waardoor er meer ruimte komt voor het individuele talent van een leerling. Deze
modules worden in leerjaar 2010-2011 en 2011-2012 ontwikkeld i.s.m. ROC- Amsterdam Gooi
en Vechtstreek en Hilfertsheem-Beatrix.
Er wordt gedacht om stagiairs van het ROC les te laten geven aan leerlingen in de bovenbouw
bijvoorbeeld in dans, grime en theater. Zo wordt een eventuele doorstroom naar
vervolgopleidingen ook aangehaald en verstevigd.
Daarnaast werken we samen met de culturele instellingen die zijn aangesloten (of zich zullen
aansluiten) bij Cultuurhuis Laren, waar College de Brink een samenwerkingsverband mee aan
zal gaan. Er zal een nauwe samenwerking gaan plaatsvinden tussen de Gooische Muziekschool
en College De Brink om muziek- en danstalenten kans te geven zich optimaal te ontwikkelen.
57
10.6. Workshop: logboekje ontwerpen
58
59