12
Posterpresentatie Intro Denken, denken Ik zou wel eens door die grijze stof van mij willen waden en hier en daar een kromgetrokken zenuw rechtbuigen, gebroken uiteinden aan elkaar knopen, kapotte cellen bij elkaar vegen, andere verbindingen maken en dan in mijn schone, nieuwe gedachten verzinken en nagaan wat ik dan nog wel en niet meer weet. Ik zou raar opkijken. Mijn grijze stof trouwens ook. Maar misschien zou ik dan nergens meer van opkijken En niets meer raar vinden. (Toon Tellegen) Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 1

Frederik Kazimoto uitgeschreven presentatie poster

Embed Size (px)

Citation preview

Posterpresentatie

Intro

Denken, denken

Ik zou wel eens door die grijze stof van mij willen

waden en hier en daar een kromgetrokken zenuw

rechtbuigen, gebroken uiteinden aan elkaar knopen,

kapotte cellen bij elkaar vegen, andere verbindingen

maken en dan in mijn schone, nieuwe gedachten

verzinken en nagaan wat ik dan nog wel

en niet meer weet.

Ik zou raar opkijken. Mijn grijze stof trouwens ook.

Maar misschien zou ik dan nergens meer van opkijken

En niets meer raar vinden.

(Toon Tellegen)

Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 1

Tekst presentatie

Graag begin ik met de onderzoeksvraag = “wat leert de professionele identiteit (aan de

hand van het concept Kelchtermans) // van leerkrachten uit EDUGO Campus Glorieux (TSO –

BSO) ons // over het omgaan met leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften”? Ik heb

bewust de onderzoeksvraag in stukken getrokken om de verschillende

onderdelen even duidelijk te maken.

Ik geef ook graag mee dat ik tewerkgesteld ben in zowel het secundair

onderwijs (als leerlingenbegeleider/ graadcoördinator 2de graad) als in de

lerarenopleiding binnen de SLO Het Perspectief. Mijn voorgeschiedenis is

een levensreis doorspekt met ‘Afrikaans talen en (cultuur)geschiedenis’,

‘ontwikkelingssamenwerking’, ‘PAV’ - en ‘GOK-leerkracht’ en liefhebber van

sport, reizen en literatuur/cultuur.

Wat het onderzoek uiteindelijk inhield, hoe ik heb aangepakt en welke

verschillende invloeden en contexten een rol gespeeld hebben, welke

resultaten ik heb, komt tot uiting in de poster.

Ik heb gekozen voor een misschien eerder “mysterieuze” titel = “Van ONT-

moeten naar VER(der)-dragen, een E-ducatieproject voor beginnende leraren.” Ik ontrafel

de dragende woorden in de titel.

a) ONT-moeten = wijst op het ontdoen van moeten ( = mogen) en hiermee

wil ik onder meer vragen stellen over en bij onze overheersende

meetbare cultuur waarin we leven. Vertaald naar het onderwijs is dat

het competiviteitsdenken en al zijn (mogelijke) gevolgen. ONT-moeten

helpt ook vaak om leerlingen de weg te helpen zoeken naar intrinsieke

motivatie, naar wat ze ECHT willen bereiken, met hun EIGEN

kwaliteiten. ONT-moeten is de juiste schoolcultuur om leerkrachten te

zien openbloeien, om hun passie tentoon te kunnen spreiden en om te

werken aan innovatie.

b) VER(der)-dragen = Hier zitten twee woorden in verscholen, nl,

verdragen en verder dragen. Het VERDRAGEN wijst op de houding die

wij, ervaren leerkrachten zouden mogen hebben ten aanzien van

beginnende leraren. VERDRAGEN wijst ook op het aanvaarden van

Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 2

leerlingen zoals ze zijn, een basispijler van het handelingsgericht

werken en het herstelgericht werken. VERDRAGEN wijst op het omgaan

met diversiteit in zijn ruimste betekenis. Het VERDER-DRAGEN gaat

over iemand begeleiden naar “the next level”, iemand laten slagen,

laten openbloeien, zowel leerlingen als collega’s.

c) E-ducatie = Voor educatie en de splitsing ervan verwijs ik eerst

graag naar de etymologie van het woord. Als Klassiek geschoolde, ben

ik steeds geïnteresseerd geweest in taal en ‘verhalen’. Etymologisch

betekent “ex-ducere” (LAT) = het leiden uit, het blootstellen aan,

oprichten, opvoeden. Eén van de zaken die me opgevallen is tijdens

het onderzoek is het belang van de taal en de moeilijkheid om die

binnen de discussies rond professionele identiteit en de

onderwijsbehoeften steeds scherp te krijgen! Hoe begrippen omschreven

worden, hoe mensen in de interviews gevoelens en situaties

omschrijven, het nuanceren van conclusies, woorden die onvertaalbaar

blijken, enz.. .

Verder zou Ex-ducere ook kunnen verwijzen naar de allegorie van de

grot, een verhaal van Plato waarin hij zijn visie op “onderricht”

geeft, weliswaar van ‘staatsmannen’, maar het is best transponeerbaar

naar ons onderwijs. Ook daar is het ‘naar buiten leiden’ belangrijk.

De twee grote pijlen aan de zijkanten van de poster, met als achtergrond de

rijen paalhoofden in zee, met aan de ene kant een boei geketend, verwijzen

naar de beide werelden waarin ik tewerkgesteld ben, het secundair onderwijs

en de lerarenopleiding.

Beide delen zijn ook de beide delen van mijn onderzoek (alhoewel ik graag

wijs op het ‘ noodzakelijk communicerende’ tss de twee werelden en ik net

niet deze gespletenheid wil benadrukken)’. Langs de ene kant is er de

professionele identiteit (als lerarenopleider) , langs de andere kant zijn

er de onderwijsbehoeften (als leerlingenbegeleider).

Vanuit het “exploreren” in de literatuur ben ik bij het begrip

professionaliteit gekomen tot de betekenisgeving van Geert Kelchtermans,

Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 3

Professor aan de KUL, die ik ook mogen ontmoeten heb. Een openbaring, een

man die u GOESTING geeft om verder te doen!

De onderwijsbehoeften zijn mijn dagelijkse WERKINSTRUMENTEN (in het SO in

realiteit, in de SLO als rode draad in mijn vakken PAV, begeleiding en

groepsmanagement). De laatste jaren heb ik veel tijd en energie gestoken in

het omgaan met onderwijsbehoeften. In de literatuur zijn we veel

schatplichtig aan Noëlla Pameijer en Mieke Meirsschaut.

Beide begrippen in ogenschouw genomen leek het me een ‘evidente’ keuze om

met deze twee zaken aan de slag te gaan in dit praktijkonderzoek, om het te

zien als KATALYSATOR om te gaan graven naar de identiteit van leraren. Het

leraar zijn houdt me immers reeds lang heel erg bezig.

Ik overloop even de termen aan de beide kanten, die ook opgenomen zijn in

het onderzoek:

a) Professionaliteit = Ik dank hiervoor in absolute termen Griet en

Stefanie,collega’s uit de lerarenopleiding, ik ben hen immers

schatplichtig omwille van de literatuurstudie die zij gedaan hebben

naar de inhoud en de betekenis van het woord professionaliteit in hun

praktijkonderzoek, aangevuld met een “denktankdag” met Prof. Douwe

Beijaard.

b) Zelfverstaan & subjectieve onderwijstheorie = De beide concepten

zijn onderdeel van het persoonlijk referentiekader van Geert

Kelchtermans waarmee ik gewerkt heb. Het ene verwijst naar uzelf als

persoon, het andere naar de visie en opvattingen van uzelf over

onderwijs.

c) Biografisch perspectief = Verwijst naar de gebruikte methodologie, nl,

het verzamelen van loopbaanverhalen van leraren aan de hand van

interviews.

d) Zelfsturing en betekenisgeving = Verwijst naar het vervolgproject dat ik

wil doen met studenten binnen de SLO en eerstejaars afgestudeerden

uit de SLO, die werkzaam in het onderwijs. Het zijn twee concepten

van de hand van Douwe Beijaard die ik meegenomen heb uit de

Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 4

gesprekken met Prof. Beijaard in het kader van het praktijkonderzoek

van Griet en Stefanie.

e) Positivisme = Eén van de 7 uitgangspunten van het handelingsgericht

werken.

f) De leraar doet ertoe = Een tweede uitgangspunt van het

handelingsgericht werken (van de dus in totaal 7 uitgangspunten) en

evenzeer mijn overtuiging dat je als leerkracht het verschil kunt

maken of betekenen, zowel in positieve als in negatieve zin, maar we

gaan ons uiteraard focussen op het eerste.

g) Handelingsgericht werken = Een kader van 7 uitgangspunten, om op

school/ in de klas aan de slag te gaan met als uitgangspunt “wat

heeft deze leerling nodig om ……”, vb. te slagen, te lezen, groepswerk

mee te doen, enz.. . M.a.w. de onderwijsbehoeften staan centraal. De

4 andere uitgangspunten zijn naast de vernoemde uitgangspunten nog

het systematisch en transparant werken, afstemming en wisselwerking,

het doelgericht werken en de constructieve samenwerking tussen alle

betrokken partijen.

h) Redelijke aanpassingen = Welke maatregelen kunnen we nemen om

leerlingen met gelijke wapens te laten strijden, of beter gezegd, om

zijn/haar talenten boven te halen. Is het zoeken van werkinstrumenten

om te beantwoorden aan de onderwijsbehoeften.

i) Onderwijsbehoeften = Is het concretiseren van de vraag : “wat heeft

dit kind nodig”. In de klassieke taal gesproken het ‘diagnosticeren’,

maar bij deze wil ik de term alweer even verbannen. Het centraal

stellen van de onderwijsbehoeften is één van de cruciale pijlers van

het handelingsgericht werken.

In de binnenste cirkel van de poster heb ik gekozen voor een accordeon en

een lege stoel, om het in de termen van de overleden en betreurde Mr.

Keating (Robin Williams) , “O Captain, My captain” uit ‘Dead poets society’

te zeggen, “What will your verse be”? Welke vers voeg jij toe aan deze

Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 5

wereld? De stoel is symbolisch leeg omdat het niet ‘voorgespeeld’ mag zijn,

het mag geen “cover” zijn. Neen, een authentiek eigen vers.

De buitencirkel bevat 7 foto’s, waarbij alle woorden verwijzen, soms in

meerdere betekenissen en interpretaties, naar het gevoerde onderzoek, zowel

naar het literatuuronderzoek als naar de interviews. Hier ben ik tijdens

het onderzoek op een punt gekomen dat veel tijd in beslag genomen heeft en

waarbij ik veel heen en weer gegaan ben, om enerzijds het omschrijven van

de begrippen zo scherp mogelijk te krijgen en anderzijds om de begrippen

voor mezelf zodanig te interpreteren dat ik er ‘praktisch’ verder mee kan.

Ik kom nog graag terug bij de conclusies over dat praktische. De

verschillende woorden even uitgelicht:

a) DE SCHELP = verwondering en kwetsbaarheid: verwondering koppel ik

graag aan het HGW, het durven verwonderd zijn om het kleine, de

muizestapjes die leerlingen met onderwijsbehoeften maken, op hun

niveau met hun mogelijkheden. Kwetsbaarheid komt uit de literatuur

van Geert Kelchtermans, meer bepaald uit zijn begrippenkader en het

belang dat de leerkracht zich kwetsbaar kan en mag opstellen, vb.

voor het opstellen en uitvoeren van redelijke aanpassingen, als ik

het nu even transponeer op het onderzoek. Kelchtermans spreekt

natuurlijk veel algemener over kwetsbaarheid en het belang daarvan in

de loopbaan van een leraar.

b) HET RAAM MET SPINNEWEB = De reflectie die we doen is niet steeds

duidelijk van in het begin of kan omwille van contextgebonden zaken

wazig lijken bij momenten, of steeds opnieuw aandampen. Ook het

‘spiegelen aan’, geeft de ene keer meer dan de andere keer het

‘verhoopte’ resultaat. Interessant hierbij is onder meer ook eens te

gaan kijken naar de verschillende betekenissen van het woord

spiegelen, als we even opnieuw stilstaan bij de taal.

c) HET SLOT = Zonder zuurstof en ruimte kun je als leraar niet

werken, zonder zuurstof en ruimte lopen de leerlingen met specifieke

onderwijsbehoeften steeds op de toppen van hun tenen. De bedoeling is

om te komen tot een soort van symbiose op de pedagogische dansvloer.

Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 6

d) HET KUNSTWERK = Werk in de “voortuin” van het Krüller-Möller

Museum in de Hoge Veluwe in Nederland, in het Nationaal Park aldaar.

Het kunstwerk is van de hand van Marco Polo di Suvero, en draagt de

titel K-piece. Suvero is een Amerikaans kunstenaar, met als

voorgeschiedenis lasser en kraanman. Hij werkt als kunstenaar

voornamelijk met stalen balken, vb. H-profielen, zoals de constructie

in het Krüller-Möller Museum. Het geheel lijkt in ‘on-evenwicht’,

maar staat in werkelijkheid stevig en is perfect gebalanceerd. Pittig

detail: Suvero is aan kunst beginnen doen nadat hij noodgedwongen na

een zwaar accident zijn actieve carrière een andere wending moest

geven. Hij leerde met zijn handicap lassen en werken, de link met

redelijke aanpassingen is hier dus niet ver weg, hiermee wil ik

zeggen, met goede fundamenten leer je de flow kennen, jouw flow en

leer je door ervaring op te doen om in de flow te blijven of leer je

makkelijker om jouw flow te “herpakken” .

e) BOOMSTRONK IN ZANDLANDSCHAP: Van belang in de identiteitsvorming

is het meemaken, misschien bewust opzoeken of zelfs uitlokken van

identiteitscrisis(sen). Een Nigeriaans spreekwoord zegt; “in een

moment van crisis bouwt de wijze een brug, en de domme een dam”.

Belangrijk hierbij, John Hattie indachtig, zijn de 3 vormen van

ondersteuning, “feed-up, feed forward and feedback”, het heden,

verleden en toekomst, met de nadruk op WAARTOE-vraag!!

f) DE VOETEN = Een op weg gaan met een leraar, (als coach) of met een

leerling is het nalaten van sporen en het volgen van een roeping.

Deze zaken heb ik ook regelmatig gehoord in de interviews. In deze

zin past ook het woord professie bij het beroep van leraar. Van

belang zal zijn, hoeveel sporen je hebt nagelaten en op welke manier

(denk aan het SLOT) of hoe diep zijn jouw sporen die je nagelaten

hebt en in welke mate zijn ze nog bewandelbaar.

g) HET PELOTON: Sleutelwoorden naar succes, aanvaarding, gedragen

kwetsbaarheid, reflectie, zuurstof, flow, feedback en samen op weg

Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 7

zijn,naar het welslagen van redelijke aanpassingen is dialoog en

coaching.

Op deze manier is de cirkel rond. (hier kom ik nog even op terug, gans op

het eind).

Tot slot zijn er de 4 hoeken. Deze hebben elk een cirkel met daarin een

citaat uit de afgenomen interviews, telkens per koppel gekoppeld aan Geert

Kelchtermans of aan de onderwijsbehoeften, de beide zaken die ik bevraagd

heb. Het zijn opvallende zinsneden die ik gedistilleerd heb uit de

interviews, wat een heel wikken en wegen was, want er zijn zo boeiende en

verwonderlijke verhalen verteld. Het waren verrijkende gesprekken en het is

inspirerend leesvoer!! Ook voor de geïnterviewden was het leuk om doen,

maar intensief!

De methodologie heb ik zoals reeds vermeld, overgenomen van Geert

Kelchtermans, die ook gewerkt heeft met het biografisch perspectief en het

mee (ge)vorm(d)/ gegeven heeft in zijn doctoraat van 1994. Het verwerken

van de interviews heeft me geleerd dat er nog werk aan de winkel is, maar

goed,dit is zonder meer een volgende uitdaging en een noodzakelijke

scholing die ik moet en wil doen, wil ik met deze zaken verder gaan. Ik

geef nog graag mee dat het beeld, waarop de citaten staan afgebeeld, ‘het

zelfportret in bolspiegel’ is van Escher.

Concluderend kan ik zeggen dat ik tevreden ben van mijn onderzoek. Een

aantal voorzichtige conclusies zijn dat we als lerarenopleidingen samen met

de werkvloer moeten gaan voor de leraar van de 21ste eeuw. Dat we in het

kader van dit kleine onderzoek toekomstige leraren moeten klaarstomen voor

het ontwerpen van redelijke aanpassingen in hun klas en dat we diezelfde

leraren moeten coachen in het omgaan met de steeds complexer wordende

onderwijsbehoeften en de steeds groeiende verwachtingen van ouders en

begeleiders. Ervaren leraren kunnen hierin zeker een rol spelen blijkt uit

de interviews.

De sleutel is en blijft, dat het klasgebeuren op een zodanige manier moet

plaatsvinden dat het eigenlijk ten goede komt aan alle leerlingen, dus een

Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 8

“verstrengelen” van alle leerlingen, met grote en kleine

onderwijsbehoeften. Vanuit de lerarenopleidingen kunnen we leraren warm

maken om mee te stappen in praktijkonderzoeken als deze, met de nadruk op

een “praktische” opbrengst. Sowieso is het een WIN-WIN-project, gezien de

lerarenopleidingen op deze manier een vaste voet kunnen krijgen in het

werkveld.

Het is geen evidentie om dit de komende jaren te realiseren, de weerstand

is er zeker en zal er zeker zijn, gezien de innovatiefobie binnen sommige

onderwijsmiddens. Maar we moeten gaan voor een zo’n soepel mogelijke

verticaliteit tussen alle echelons. Misschien een kans nu er ons

omwentelingen te wachten staat de komende jaren. Tevens kunnen we, naar

mijn bescheiden mening, op deze manier ook een creatief antwoord vinden op

de aangekondigde besparingen en KNIP-maatregelen, zowel binnen de

lerarenopleidingen als binnen de secundaire scholen.

We moeten m.i. ook af van het uitsluitend “puntentellen en het

vakjesvinken” in het onderwijs. We moeten gaan voor de vorming van een

holistische leraar. We moeten ergens het geloof durven hechten als coach,

als lerarenopleider, aan het buikgevoel, als dat 100% ok zit. Anders

gezegd, het verder kijken dan het loutere competiviteitsdenken, we moeten

durven afgaan op waarneembaar gedrag en overtuigingen die “goed” zitten.

Bij leerlingen moeten we evenzeer gaan voor de holistische aanpak. Hiervoor

biedt het handelingsgericht werken zeker perspectieven en is een aanpak die

zeker naar voor kwam uit de interviews.

We moeten eveneens naar een brede(re) ondersteuning, vanuit de opleidingen

voor pas startende leraren, vanuit het secundair onderwijs moeten we onze

deuren openzetten voor allerlei alternatieven van “onderwijzen”, nu zijn we

het deels aan het ‘ver-leren’, dixit Biesta, we moeten bij leraren en

leerlingen inzetten op hun virtuositeit.

Vandaar mijn E-ducatieproject, deel 4 uit de titel. We moeten in de

opleidingen mee het mens-zijn vorm geven, want het professionele en het

persoonlijke zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, dat hebben de

interviews bewezen en wordt gestaafd door de literatuur. Dit moet zijn

Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 9

vertaling krijgen in de vakken, in projecten, in verder onderzoek. Het

onderzoek zegt me ook dat ik persoonlijk in deze nog een veelheid aan zaken

moet fine-tunen, want soms gebeurt het nog volgens de losse pols.

Mijn poster overschouwend heb ik geen spiegeling gedaan of willen doen aan

de reflectiecirkel van Korthagen. Als lerarenopleider wil ik meer dan ooit

mee vorm geven aan de professionele identiteit van de leraar in spe, met

het E-ducatieproject, als leerlingbegeleider wil ik op school de identiteit

van de leraren in de kijker zetten, er hen gevoelig(er) voor maken. Dit zal

zijn uitwerking vinden in het prioritair stellen van het herstelgericht

werken met leerlingen.

Cultuur in zijn breedste betekenis, is voor mij één van de manieren om aan

mee aan deze professionele identiteit te werken, naast technische

nascholingen of puur pedagogische sessies. Het kijken naar de wereld, ons

departementshoofd noemt het mooi, ons “venster naar de wereld”,is een

rijkdom die zich voor ons uitspreid en die wel allemaal voor het grijpen

hebben. Uit mijn eigen biografisch interview blijkt dat deze culturele

interesse een belangrijk deel is van de rode draad in mijn eigen leer – en

ervaringsgeschiedenis. Cultuur vertelt ons veel over de maatschappij van

toen en van nu.

Cultuur beleven leert ons kijken en interpreteren, doet ons nadenken,

misschien maakt het ons kwaad, zenuwachtig of gelukkig. Jeroen Bosch, een

Nederlands kunstschilder, of één van zijn leerlingen, heeft een meesterwerk

gemaakt met het schilderij de 7 hoofdzonden. Het hangt in het Prado in

Madrid, waar het doelbewust al liggende gepresenteerd wordt, als een

tafelblad.

Als leraar PAV heb ik het nog gebruikt om mijn leerlingen te laten kijken

naar het heden en het verleden, want het heden begrijpen we vaak door het

verleden, ook in de actualiteit van elke dag. Het doet ons doelen stellen

voor de toekomst, haalbare doelen om het in termen van onderwijsbehoeften

te zeggen. Binnen dat kijken heb ik leerlingen elkaar laten interviewen via

de 7 hoofdzonden.

Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 10

De levensles was en is, matigheid in alles zorgt voor een evenwicht! Zo ook

in het vormen en kijken naar onze leraren, onze medemensen. De tegenhangers

van de 7 hoofdzonden zijn des te interessanter, de 7 deugden, beide

begrippen brengen ons bij de identiteit van mensen en van leraren.

7 hoofdzonden 7 deugden1. Superbia (hoogmoed - hovaardigheid -

ijdelheid)

2. Avaritia (hebzucht - gierigheid)

3. Luxuria (onkuisheid - lust - wellust)

4. Invidia (nijd - jaloezie - afgunst)

5. Gula (onmatigheid - gulzigheid -

vraatzucht)

6. Ira (woede - toorn - wraak -

gramschap )

7. Acedia (gemakzucht - traagheid -

luiheid - vadsigheid, afkomstig van het

Griekse "ἀκηδία"

Prudentia (Voorzichtigheid -

verstandigheid )

2.Iustitia (Rechtvaardigheid -

rechtschapenheid)

3.Temperantia (Gematigdheid - matigheid

- zelfbeheersing)

4.Fortitudo (Moed - sterkte -

vasthoudendheid - standvastigheid)

5.Fides (Geloof

6.Spes (Hoop)

7.Caritas (Naastenliefde/Liefde)

Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 11

Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 12