Upload
independent
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Posterpresentatie
Intro
Denken, denken
Ik zou wel eens door die grijze stof van mij willen
waden en hier en daar een kromgetrokken zenuw
rechtbuigen, gebroken uiteinden aan elkaar knopen,
kapotte cellen bij elkaar vegen, andere verbindingen
maken en dan in mijn schone, nieuwe gedachten
verzinken en nagaan wat ik dan nog wel
en niet meer weet.
Ik zou raar opkijken. Mijn grijze stof trouwens ook.
Maar misschien zou ik dan nergens meer van opkijken
En niets meer raar vinden.
(Toon Tellegen)
Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 1
Tekst presentatie
Graag begin ik met de onderzoeksvraag = “wat leert de professionele identiteit (aan de
hand van het concept Kelchtermans) // van leerkrachten uit EDUGO Campus Glorieux (TSO –
BSO) ons // over het omgaan met leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften”? Ik heb
bewust de onderzoeksvraag in stukken getrokken om de verschillende
onderdelen even duidelijk te maken.
Ik geef ook graag mee dat ik tewerkgesteld ben in zowel het secundair
onderwijs (als leerlingenbegeleider/ graadcoördinator 2de graad) als in de
lerarenopleiding binnen de SLO Het Perspectief. Mijn voorgeschiedenis is
een levensreis doorspekt met ‘Afrikaans talen en (cultuur)geschiedenis’,
‘ontwikkelingssamenwerking’, ‘PAV’ - en ‘GOK-leerkracht’ en liefhebber van
sport, reizen en literatuur/cultuur.
Wat het onderzoek uiteindelijk inhield, hoe ik heb aangepakt en welke
verschillende invloeden en contexten een rol gespeeld hebben, welke
resultaten ik heb, komt tot uiting in de poster.
Ik heb gekozen voor een misschien eerder “mysterieuze” titel = “Van ONT-
moeten naar VER(der)-dragen, een E-ducatieproject voor beginnende leraren.” Ik ontrafel
de dragende woorden in de titel.
a) ONT-moeten = wijst op het ontdoen van moeten ( = mogen) en hiermee
wil ik onder meer vragen stellen over en bij onze overheersende
meetbare cultuur waarin we leven. Vertaald naar het onderwijs is dat
het competiviteitsdenken en al zijn (mogelijke) gevolgen. ONT-moeten
helpt ook vaak om leerlingen de weg te helpen zoeken naar intrinsieke
motivatie, naar wat ze ECHT willen bereiken, met hun EIGEN
kwaliteiten. ONT-moeten is de juiste schoolcultuur om leerkrachten te
zien openbloeien, om hun passie tentoon te kunnen spreiden en om te
werken aan innovatie.
b) VER(der)-dragen = Hier zitten twee woorden in verscholen, nl,
verdragen en verder dragen. Het VERDRAGEN wijst op de houding die
wij, ervaren leerkrachten zouden mogen hebben ten aanzien van
beginnende leraren. VERDRAGEN wijst ook op het aanvaarden van
Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 2
leerlingen zoals ze zijn, een basispijler van het handelingsgericht
werken en het herstelgericht werken. VERDRAGEN wijst op het omgaan
met diversiteit in zijn ruimste betekenis. Het VERDER-DRAGEN gaat
over iemand begeleiden naar “the next level”, iemand laten slagen,
laten openbloeien, zowel leerlingen als collega’s.
c) E-ducatie = Voor educatie en de splitsing ervan verwijs ik eerst
graag naar de etymologie van het woord. Als Klassiek geschoolde, ben
ik steeds geïnteresseerd geweest in taal en ‘verhalen’. Etymologisch
betekent “ex-ducere” (LAT) = het leiden uit, het blootstellen aan,
oprichten, opvoeden. Eén van de zaken die me opgevallen is tijdens
het onderzoek is het belang van de taal en de moeilijkheid om die
binnen de discussies rond professionele identiteit en de
onderwijsbehoeften steeds scherp te krijgen! Hoe begrippen omschreven
worden, hoe mensen in de interviews gevoelens en situaties
omschrijven, het nuanceren van conclusies, woorden die onvertaalbaar
blijken, enz.. .
Verder zou Ex-ducere ook kunnen verwijzen naar de allegorie van de
grot, een verhaal van Plato waarin hij zijn visie op “onderricht”
geeft, weliswaar van ‘staatsmannen’, maar het is best transponeerbaar
naar ons onderwijs. Ook daar is het ‘naar buiten leiden’ belangrijk.
De twee grote pijlen aan de zijkanten van de poster, met als achtergrond de
rijen paalhoofden in zee, met aan de ene kant een boei geketend, verwijzen
naar de beide werelden waarin ik tewerkgesteld ben, het secundair onderwijs
en de lerarenopleiding.
Beide delen zijn ook de beide delen van mijn onderzoek (alhoewel ik graag
wijs op het ‘ noodzakelijk communicerende’ tss de twee werelden en ik net
niet deze gespletenheid wil benadrukken)’. Langs de ene kant is er de
professionele identiteit (als lerarenopleider) , langs de andere kant zijn
er de onderwijsbehoeften (als leerlingenbegeleider).
Vanuit het “exploreren” in de literatuur ben ik bij het begrip
professionaliteit gekomen tot de betekenisgeving van Geert Kelchtermans,
Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 3
Professor aan de KUL, die ik ook mogen ontmoeten heb. Een openbaring, een
man die u GOESTING geeft om verder te doen!
De onderwijsbehoeften zijn mijn dagelijkse WERKINSTRUMENTEN (in het SO in
realiteit, in de SLO als rode draad in mijn vakken PAV, begeleiding en
groepsmanagement). De laatste jaren heb ik veel tijd en energie gestoken in
het omgaan met onderwijsbehoeften. In de literatuur zijn we veel
schatplichtig aan Noëlla Pameijer en Mieke Meirsschaut.
Beide begrippen in ogenschouw genomen leek het me een ‘evidente’ keuze om
met deze twee zaken aan de slag te gaan in dit praktijkonderzoek, om het te
zien als KATALYSATOR om te gaan graven naar de identiteit van leraren. Het
leraar zijn houdt me immers reeds lang heel erg bezig.
Ik overloop even de termen aan de beide kanten, die ook opgenomen zijn in
het onderzoek:
a) Professionaliteit = Ik dank hiervoor in absolute termen Griet en
Stefanie,collega’s uit de lerarenopleiding, ik ben hen immers
schatplichtig omwille van de literatuurstudie die zij gedaan hebben
naar de inhoud en de betekenis van het woord professionaliteit in hun
praktijkonderzoek, aangevuld met een “denktankdag” met Prof. Douwe
Beijaard.
b) Zelfverstaan & subjectieve onderwijstheorie = De beide concepten
zijn onderdeel van het persoonlijk referentiekader van Geert
Kelchtermans waarmee ik gewerkt heb. Het ene verwijst naar uzelf als
persoon, het andere naar de visie en opvattingen van uzelf over
onderwijs.
c) Biografisch perspectief = Verwijst naar de gebruikte methodologie, nl,
het verzamelen van loopbaanverhalen van leraren aan de hand van
interviews.
d) Zelfsturing en betekenisgeving = Verwijst naar het vervolgproject dat ik
wil doen met studenten binnen de SLO en eerstejaars afgestudeerden
uit de SLO, die werkzaam in het onderwijs. Het zijn twee concepten
van de hand van Douwe Beijaard die ik meegenomen heb uit de
Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 4
gesprekken met Prof. Beijaard in het kader van het praktijkonderzoek
van Griet en Stefanie.
e) Positivisme = Eén van de 7 uitgangspunten van het handelingsgericht
werken.
f) De leraar doet ertoe = Een tweede uitgangspunt van het
handelingsgericht werken (van de dus in totaal 7 uitgangspunten) en
evenzeer mijn overtuiging dat je als leerkracht het verschil kunt
maken of betekenen, zowel in positieve als in negatieve zin, maar we
gaan ons uiteraard focussen op het eerste.
g) Handelingsgericht werken = Een kader van 7 uitgangspunten, om op
school/ in de klas aan de slag te gaan met als uitgangspunt “wat
heeft deze leerling nodig om ……”, vb. te slagen, te lezen, groepswerk
mee te doen, enz.. . M.a.w. de onderwijsbehoeften staan centraal. De
4 andere uitgangspunten zijn naast de vernoemde uitgangspunten nog
het systematisch en transparant werken, afstemming en wisselwerking,
het doelgericht werken en de constructieve samenwerking tussen alle
betrokken partijen.
h) Redelijke aanpassingen = Welke maatregelen kunnen we nemen om
leerlingen met gelijke wapens te laten strijden, of beter gezegd, om
zijn/haar talenten boven te halen. Is het zoeken van werkinstrumenten
om te beantwoorden aan de onderwijsbehoeften.
i) Onderwijsbehoeften = Is het concretiseren van de vraag : “wat heeft
dit kind nodig”. In de klassieke taal gesproken het ‘diagnosticeren’,
maar bij deze wil ik de term alweer even verbannen. Het centraal
stellen van de onderwijsbehoeften is één van de cruciale pijlers van
het handelingsgericht werken.
In de binnenste cirkel van de poster heb ik gekozen voor een accordeon en
een lege stoel, om het in de termen van de overleden en betreurde Mr.
Keating (Robin Williams) , “O Captain, My captain” uit ‘Dead poets society’
te zeggen, “What will your verse be”? Welke vers voeg jij toe aan deze
Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 5
wereld? De stoel is symbolisch leeg omdat het niet ‘voorgespeeld’ mag zijn,
het mag geen “cover” zijn. Neen, een authentiek eigen vers.
De buitencirkel bevat 7 foto’s, waarbij alle woorden verwijzen, soms in
meerdere betekenissen en interpretaties, naar het gevoerde onderzoek, zowel
naar het literatuuronderzoek als naar de interviews. Hier ben ik tijdens
het onderzoek op een punt gekomen dat veel tijd in beslag genomen heeft en
waarbij ik veel heen en weer gegaan ben, om enerzijds het omschrijven van
de begrippen zo scherp mogelijk te krijgen en anderzijds om de begrippen
voor mezelf zodanig te interpreteren dat ik er ‘praktisch’ verder mee kan.
Ik kom nog graag terug bij de conclusies over dat praktische. De
verschillende woorden even uitgelicht:
a) DE SCHELP = verwondering en kwetsbaarheid: verwondering koppel ik
graag aan het HGW, het durven verwonderd zijn om het kleine, de
muizestapjes die leerlingen met onderwijsbehoeften maken, op hun
niveau met hun mogelijkheden. Kwetsbaarheid komt uit de literatuur
van Geert Kelchtermans, meer bepaald uit zijn begrippenkader en het
belang dat de leerkracht zich kwetsbaar kan en mag opstellen, vb.
voor het opstellen en uitvoeren van redelijke aanpassingen, als ik
het nu even transponeer op het onderzoek. Kelchtermans spreekt
natuurlijk veel algemener over kwetsbaarheid en het belang daarvan in
de loopbaan van een leraar.
b) HET RAAM MET SPINNEWEB = De reflectie die we doen is niet steeds
duidelijk van in het begin of kan omwille van contextgebonden zaken
wazig lijken bij momenten, of steeds opnieuw aandampen. Ook het
‘spiegelen aan’, geeft de ene keer meer dan de andere keer het
‘verhoopte’ resultaat. Interessant hierbij is onder meer ook eens te
gaan kijken naar de verschillende betekenissen van het woord
spiegelen, als we even opnieuw stilstaan bij de taal.
c) HET SLOT = Zonder zuurstof en ruimte kun je als leraar niet
werken, zonder zuurstof en ruimte lopen de leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften steeds op de toppen van hun tenen. De bedoeling is
om te komen tot een soort van symbiose op de pedagogische dansvloer.
Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 6
d) HET KUNSTWERK = Werk in de “voortuin” van het Krüller-Möller
Museum in de Hoge Veluwe in Nederland, in het Nationaal Park aldaar.
Het kunstwerk is van de hand van Marco Polo di Suvero, en draagt de
titel K-piece. Suvero is een Amerikaans kunstenaar, met als
voorgeschiedenis lasser en kraanman. Hij werkt als kunstenaar
voornamelijk met stalen balken, vb. H-profielen, zoals de constructie
in het Krüller-Möller Museum. Het geheel lijkt in ‘on-evenwicht’,
maar staat in werkelijkheid stevig en is perfect gebalanceerd. Pittig
detail: Suvero is aan kunst beginnen doen nadat hij noodgedwongen na
een zwaar accident zijn actieve carrière een andere wending moest
geven. Hij leerde met zijn handicap lassen en werken, de link met
redelijke aanpassingen is hier dus niet ver weg, hiermee wil ik
zeggen, met goede fundamenten leer je de flow kennen, jouw flow en
leer je door ervaring op te doen om in de flow te blijven of leer je
makkelijker om jouw flow te “herpakken” .
e) BOOMSTRONK IN ZANDLANDSCHAP: Van belang in de identiteitsvorming
is het meemaken, misschien bewust opzoeken of zelfs uitlokken van
identiteitscrisis(sen). Een Nigeriaans spreekwoord zegt; “in een
moment van crisis bouwt de wijze een brug, en de domme een dam”.
Belangrijk hierbij, John Hattie indachtig, zijn de 3 vormen van
ondersteuning, “feed-up, feed forward and feedback”, het heden,
verleden en toekomst, met de nadruk op WAARTOE-vraag!!
f) DE VOETEN = Een op weg gaan met een leraar, (als coach) of met een
leerling is het nalaten van sporen en het volgen van een roeping.
Deze zaken heb ik ook regelmatig gehoord in de interviews. In deze
zin past ook het woord professie bij het beroep van leraar. Van
belang zal zijn, hoeveel sporen je hebt nagelaten en op welke manier
(denk aan het SLOT) of hoe diep zijn jouw sporen die je nagelaten
hebt en in welke mate zijn ze nog bewandelbaar.
g) HET PELOTON: Sleutelwoorden naar succes, aanvaarding, gedragen
kwetsbaarheid, reflectie, zuurstof, flow, feedback en samen op weg
Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 7
zijn,naar het welslagen van redelijke aanpassingen is dialoog en
coaching.
Op deze manier is de cirkel rond. (hier kom ik nog even op terug, gans op
het eind).
Tot slot zijn er de 4 hoeken. Deze hebben elk een cirkel met daarin een
citaat uit de afgenomen interviews, telkens per koppel gekoppeld aan Geert
Kelchtermans of aan de onderwijsbehoeften, de beide zaken die ik bevraagd
heb. Het zijn opvallende zinsneden die ik gedistilleerd heb uit de
interviews, wat een heel wikken en wegen was, want er zijn zo boeiende en
verwonderlijke verhalen verteld. Het waren verrijkende gesprekken en het is
inspirerend leesvoer!! Ook voor de geïnterviewden was het leuk om doen,
maar intensief!
De methodologie heb ik zoals reeds vermeld, overgenomen van Geert
Kelchtermans, die ook gewerkt heeft met het biografisch perspectief en het
mee (ge)vorm(d)/ gegeven heeft in zijn doctoraat van 1994. Het verwerken
van de interviews heeft me geleerd dat er nog werk aan de winkel is, maar
goed,dit is zonder meer een volgende uitdaging en een noodzakelijke
scholing die ik moet en wil doen, wil ik met deze zaken verder gaan. Ik
geef nog graag mee dat het beeld, waarop de citaten staan afgebeeld, ‘het
zelfportret in bolspiegel’ is van Escher.
Concluderend kan ik zeggen dat ik tevreden ben van mijn onderzoek. Een
aantal voorzichtige conclusies zijn dat we als lerarenopleidingen samen met
de werkvloer moeten gaan voor de leraar van de 21ste eeuw. Dat we in het
kader van dit kleine onderzoek toekomstige leraren moeten klaarstomen voor
het ontwerpen van redelijke aanpassingen in hun klas en dat we diezelfde
leraren moeten coachen in het omgaan met de steeds complexer wordende
onderwijsbehoeften en de steeds groeiende verwachtingen van ouders en
begeleiders. Ervaren leraren kunnen hierin zeker een rol spelen blijkt uit
de interviews.
De sleutel is en blijft, dat het klasgebeuren op een zodanige manier moet
plaatsvinden dat het eigenlijk ten goede komt aan alle leerlingen, dus een
Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 8
“verstrengelen” van alle leerlingen, met grote en kleine
onderwijsbehoeften. Vanuit de lerarenopleidingen kunnen we leraren warm
maken om mee te stappen in praktijkonderzoeken als deze, met de nadruk op
een “praktische” opbrengst. Sowieso is het een WIN-WIN-project, gezien de
lerarenopleidingen op deze manier een vaste voet kunnen krijgen in het
werkveld.
Het is geen evidentie om dit de komende jaren te realiseren, de weerstand
is er zeker en zal er zeker zijn, gezien de innovatiefobie binnen sommige
onderwijsmiddens. Maar we moeten gaan voor een zo’n soepel mogelijke
verticaliteit tussen alle echelons. Misschien een kans nu er ons
omwentelingen te wachten staat de komende jaren. Tevens kunnen we, naar
mijn bescheiden mening, op deze manier ook een creatief antwoord vinden op
de aangekondigde besparingen en KNIP-maatregelen, zowel binnen de
lerarenopleidingen als binnen de secundaire scholen.
We moeten m.i. ook af van het uitsluitend “puntentellen en het
vakjesvinken” in het onderwijs. We moeten gaan voor de vorming van een
holistische leraar. We moeten ergens het geloof durven hechten als coach,
als lerarenopleider, aan het buikgevoel, als dat 100% ok zit. Anders
gezegd, het verder kijken dan het loutere competiviteitsdenken, we moeten
durven afgaan op waarneembaar gedrag en overtuigingen die “goed” zitten.
Bij leerlingen moeten we evenzeer gaan voor de holistische aanpak. Hiervoor
biedt het handelingsgericht werken zeker perspectieven en is een aanpak die
zeker naar voor kwam uit de interviews.
We moeten eveneens naar een brede(re) ondersteuning, vanuit de opleidingen
voor pas startende leraren, vanuit het secundair onderwijs moeten we onze
deuren openzetten voor allerlei alternatieven van “onderwijzen”, nu zijn we
het deels aan het ‘ver-leren’, dixit Biesta, we moeten bij leraren en
leerlingen inzetten op hun virtuositeit.
Vandaar mijn E-ducatieproject, deel 4 uit de titel. We moeten in de
opleidingen mee het mens-zijn vorm geven, want het professionele en het
persoonlijke zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, dat hebben de
interviews bewezen en wordt gestaafd door de literatuur. Dit moet zijn
Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 9
vertaling krijgen in de vakken, in projecten, in verder onderzoek. Het
onderzoek zegt me ook dat ik persoonlijk in deze nog een veelheid aan zaken
moet fine-tunen, want soms gebeurt het nog volgens de losse pols.
Mijn poster overschouwend heb ik geen spiegeling gedaan of willen doen aan
de reflectiecirkel van Korthagen. Als lerarenopleider wil ik meer dan ooit
mee vorm geven aan de professionele identiteit van de leraar in spe, met
het E-ducatieproject, als leerlingbegeleider wil ik op school de identiteit
van de leraren in de kijker zetten, er hen gevoelig(er) voor maken. Dit zal
zijn uitwerking vinden in het prioritair stellen van het herstelgericht
werken met leerlingen.
Cultuur in zijn breedste betekenis, is voor mij één van de manieren om aan
mee aan deze professionele identiteit te werken, naast technische
nascholingen of puur pedagogische sessies. Het kijken naar de wereld, ons
departementshoofd noemt het mooi, ons “venster naar de wereld”,is een
rijkdom die zich voor ons uitspreid en die wel allemaal voor het grijpen
hebben. Uit mijn eigen biografisch interview blijkt dat deze culturele
interesse een belangrijk deel is van de rode draad in mijn eigen leer – en
ervaringsgeschiedenis. Cultuur vertelt ons veel over de maatschappij van
toen en van nu.
Cultuur beleven leert ons kijken en interpreteren, doet ons nadenken,
misschien maakt het ons kwaad, zenuwachtig of gelukkig. Jeroen Bosch, een
Nederlands kunstschilder, of één van zijn leerlingen, heeft een meesterwerk
gemaakt met het schilderij de 7 hoofdzonden. Het hangt in het Prado in
Madrid, waar het doelbewust al liggende gepresenteerd wordt, als een
tafelblad.
Als leraar PAV heb ik het nog gebruikt om mijn leerlingen te laten kijken
naar het heden en het verleden, want het heden begrijpen we vaak door het
verleden, ook in de actualiteit van elke dag. Het doet ons doelen stellen
voor de toekomst, haalbare doelen om het in termen van onderwijsbehoeften
te zeggen. Binnen dat kijken heb ik leerlingen elkaar laten interviewen via
de 7 hoofdzonden.
Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 10
De levensles was en is, matigheid in alles zorgt voor een evenwicht! Zo ook
in het vormen en kijken naar onze leraren, onze medemensen. De tegenhangers
van de 7 hoofdzonden zijn des te interessanter, de 7 deugden, beide
begrippen brengen ons bij de identiteit van mensen en van leraren.
7 hoofdzonden 7 deugden1. Superbia (hoogmoed - hovaardigheid -
ijdelheid)
2. Avaritia (hebzucht - gierigheid)
3. Luxuria (onkuisheid - lust - wellust)
4. Invidia (nijd - jaloezie - afgunst)
5. Gula (onmatigheid - gulzigheid -
vraatzucht)
6. Ira (woede - toorn - wraak -
gramschap )
7. Acedia (gemakzucht - traagheid -
luiheid - vadsigheid, afkomstig van het
Griekse "ἀκηδία"
Prudentia (Voorzichtigheid -
verstandigheid )
2.Iustitia (Rechtvaardigheid -
rechtschapenheid)
3.Temperantia (Gematigdheid - matigheid
- zelfbeheersing)
4.Fortitudo (Moed - sterkte -
vasthoudendheid - standvastigheid)
5.Fides (Geloof
6.Spes (Hoop)
7.Caritas (Naastenliefde/Liefde)
Frederik Kazimoto ‘posterpresentatie “symposium, onderzoekende lerarenopleiders”’Pagina 11