Upload
others
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
SEFIRA Socio Economic Implications For Individual
Responses to Air Pollution policies in EU+27
POLICY BRIEF
# 1
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Work package 6: Policy Brief
Deliverable nr.: D 5.2
Lead partner: Partner 8 (KINGS)
Authors: M. Williams, B. Barrat (King’s College), V. Sergi, M. Maione (UNIURB)
Nature: Report
Dissemination level: Public
Status: Final
Date: 21 May 2014
Language: Dutch
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
This project is funded by the European Union under the 7th Framework Programme; Theme: ENV 2013.6.5-2[ENV.2013.6.5-2 Mobilising environmental knowledge for policy and Society Grant agreement: 603941
2
Te citeren als volgt: Williams M., Barrat B., Sergi V., Maione M. (2014, Policy Brief #1 – FP7
Coordination Project Sefira)
Dit rapport is samengesteld door de auteurs, rekening houdend met de waardevolle commentaren,
suggesties en bijdragen van alle SEFIRA partners.
De perspectieven zoals naar voren gebracht in dit rapport zijn de volledige verantwoordelijkheid van
de auteurs en reflecteren dus niet noodzakelijk de perspectieven van de Europese Commissie.
3
SEFIRA BELEIDSUPDATE No.1
SEFIRA Socio Economic Implications For Individual Responses to Air Pollution policies in EU+27 ..... 1
SEFIRA BELEIDSUPDATE No.1 .................................................................................................................. 3
1. Het Luchtkwaliteitspakket van de Europese Commissie ............................................................. 4
2. Het Schone lucht programma voor Europa ................................................................................. 5
3. Herziening van de richtlijn nationale emissieplafonds (NECD) en het CLRTAP Protocol van
Göteborg ............................................................................................................................................. 7
4. Richtlijn betreffende middelgrote stookinstallaties (MCPD) ...................................................... 8
5. De emissies van landbouw en scheepvaart reduceren ............................................................... 8
6. Het Europese Forum voor Schone lucht.................................................................................... 10
4
1. Het Luchtkwaliteitspakket
van de Europese
Commissie
Op 18 december 2013, gedurende de laatste maand van het Europese ‘Jaar
van de lucht’, publiceerde de Europese Commissie zijn programma een
‘schone lucht voor Europa’. Dit beleidspakket is het resultaat van een
herziening van de thematische strategie inzake luchtverontreiniging van
de Commissie (COM(2005)446 final.) en de Europese wetgeving rond
luchtkwaliteit. Het volledige beleidspakket is beschikbaar op
ec.europa.eu/environment/air/clean_air_policy.htm. Deze nota betreft
een samenvatting met een bijzondere focus op die aspecten die het meest
relevant zijn voor SEFIRA.
Het is daarbij belangrijk de bredere context waarin het pakket werd
samengesteld in het achterhoofd te houden. Europa – en een groot deel
van de rest van de wereld – bevinden zich momenteel in een periode van
economische crisis. Dit maakt de stap naar een strenger beleid en naar
verdergaande ambities op het vlak van milieu moeilijk. Overheden zouden
wel eens weigerachtig kunnen staan tegenover verplichtingen die verder
gaan dan het huidige beleid en de al voorziene emissiereducties.
Bovendien is het naleven van de bestaande richtlijnen nog steeds een
probleem voor veel lidstaten. Tegen 17 lidstaten loopt momenteel een
inbreukprocedure omdat zij niet voldoen aan de PM10-voorschriften zoals
vooropgesteld in de richtlijn inzake luchtkwaliteit (2008/50/EC), en een
groot deel van de lidstaten rapporteren overschrijdingen van de
grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2). In het licht van deze situatie
besliste de Commissie om de richtlijn inzake luchtkwaliteit in dit stadium
niet te herzien, maar eerder te focussen op een nieuw pakket van
maatregelen die de bedoeling hebben om de bestaande niet-naleving te
verminderen. De Commissie merkt daarbij op dat de gedane voorstellen
ook de opwarming van de atmosfeer en de klimaatverandering moeten
beperken.
Dit pakket bestaat uit vier delen:
De herziene strategie: "Een Schone lucht programma voor Europa"
(COM(2013) 918 final)
Voorstel voor een raadsbesluit om de wijziging van het protocol van
Göteborg van het UNECE ‘verdrag betreffende grensoverschrijdende
luchtverontreiniging over lange afstand’ te accepteren
5
Voorstel voor een herziening van de richtlijn inzake nationale
emissieplafonds (COM(2013) 920 final)
Voorstel voor een richtlijn betreffende middelgrote stookinstallaties
2. Het Schone lucht
programma voor Europa
Dit document beschrijft de algemene strategische visie van de Commissie
op wetgeving inzake luchtkwaliteit. Ondanks het feit dat de wetgeving
inzake luchtkwaliteit in een periode van consolidering is, zijn er ook een
aantal nieuwe ontwikkelingen. Eén van de belangrijkste punten voor
SEFIRA is het feit dat onder de bredere rubriek van maatregelen die gericht
zijn op de naleving van de bestaande verplichtingen m.b.t. luchtkwaliteit
(zoals vooropgesteld in richtlijn 2008/50/EC) een aparte sectie gewijd is
aan de ‘uitbreiding van de lokale en regionale toolbox voor beheer van de
luchtkwaliteit’. In het begin van deze sectie stelt de Commissie expliciet
dat de verantwoordelijkheid voor het oplossen van lokale
nalevingsproblemen bij de lidstaten ligt, met e woorden dat er ‘nog heel
wat ruimte is om de nationale en lokale actie op te drijven’. Het is dan ook
duidelijk dat de Commissie zal zoeken naar verdere mogelijkheden voor
lidstaten om lokale maatregelen te implementeren. Deze maatregelen
zullen waarschijnlijk ‘niet-technisch’ van aard en daarom uiterst relevant
zijn voor SEFIRA’s analyse.
De meeste gevallen van niet-naleving bevinden zich op dit moment in de
omgeving van wegen. Het is dan ook waarschijnlijk dat lokale
beleidsmaatregelen die hierop ingaan deel zullen uitmaken van de
luchtkwaliteitsplannen van de lidstaten. Voorbeelden zijn milieuzones, en
maatregelen die een snelle aanpassing van het wagenpark en een snelle
introductie van de Euro 6 normen trachten te realiseren. De Commissie
voorziet ook maatregelen gericht op een duurzame mobiliteit zoals die
beschreven in de mededeling ‘Together towards competitive and resource-
efficient urban mobility’. Het gaat om maatregelen gericht op een
duurzame stedelijke mobiliteit en de reglementering van de toegang van
voertuigen tot de stad. Er zullen ook richtlijnen worden ontwikkeld voor
retrofitprogramma's en voor de bevordering van het gebruik van
geavanceerde technologische opties, die gebaseerd zijn op het concept
6
‘Super Ultra Low Emission Vehicle’ dat in de Verenigde Staten is
ontwikkeld. Een ander punt dat van groot belang is voor SEFIRA, is het
voorstel om het publiek beter te informeren over de prestaties van
producten, evenals over het succes van nationale en lokale acties inzake
luchtkwaliteit. Hiertoe zullen op het publiek afgestemde indicatoren
worden ontwikkeld. Een ander belangrijk voorstel is om burgers te
informeren over de reële uitstoot van Euro 6 wagens. Dit zou
consumentenkeuzes kunnen beïnvloeden; vooral m.b.t. de aankoop van
dieselwagens. Ondanks het feit dat de Euro 6 NOx-emissies van
dieselwagens waarschijnlijk een stuk lager liggen dan die van Euro 5
dieselwagens, stoten ze nog steeds meer NOx (en primair PM) uit dan
gelijkaardige benzinewagens.
De andere secties van het strategisch document kijken verder dan de
naleving van de huidige verplichtingen en gaan in op het verminderen van
luchtverontreiniging op de langere termijn. Vanuit dit perspectief worden
nieuwe beleidsdoelstellingen voorgesteld om de impact op onze
gezondheid en de ecosystemen te verminderen. Op gezondheidsvlak is de
doelstelling om voortijdige sterfte ten gevolge van stofdeeltjes en ozon
met 52% te reduceren. Voor ecosystemen is de doelstelling om het gebied
waarin de eutrofiëringsgrenzen worden overschreden met 35% te
verminderen. Beide reducties moeten worden gerealiseerd in 2030, en zijn
gebaseerd op een vergelijking met de situatie in 2005. Om dit mogelijk te
maken introduceerde de Commissie herzieningen van de bestaande
richtlijnen voor ‘nationale emissieplafonds’ en voor ‘niet voor de weg
bestemde mobiele machines’. Eveneens werd een nieuwe richtlijn
betreffende middelgrote stookinstallaties voorgesteld. Er werden ook
lijsten opgesteld van mogelijke maatregelen in de landbouwsector, de
scheepvaart en maatregelen gerelateerd aan innovatief onderzoek. Zoals
eerder vermeld, stelt de Commissie ook duidelijk dat het behalen van de
doelstellingen voor 2030 een nauwe samenwerking tussen de EU en de
lidstaten zal vergen. De lidstaten zullen bovendien ook nauw moeten
samenwerken met hun regio’s en steden. Deze insteek brengt de Europese
wetgeving dichter bij het maatschappelijk middenveld en de burgers in het
algemeen, en is daarom van bijzonder belang voor SEFIRA.
7
3. Herziening van de richtlijn
nationale emissieplafonds
(NECD) en het CLRTAP
Protocol van Göteborg
De Commissie stelt dat als we deze beleidsdoelstellingen in 2030 willen
halen, de emissies van elk van de lidstaten verminderd zullen moeten
worden. Dit is volgens ons een noodzakelijke, maar geen voldoende
voorwaarde, in het bijzonder vanuit het perspectief van de
gezondheidsdoelstellingen. Voortijdige sterfte is immers gerelateerd aan
de concentraties van stofdeeltjes en ozon. Emissies reduceren zal ook de
concentraties reduceren, maar het is tegelijkertijd mogelijk om de
nationale emissiedoelstellingen te halen en niettemin erg weinig te doen
aan concentraties in gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid en dus
gezondheidsimpact Toch bevat het voorstel voor de herziening van de
NECD ook verschillende nieuwe items zoals we verder zullen bespreken.
Daarbij is de eerste grote taak om formeel de wijziging van het Protocol
van Göteborg (1999) aan te nemen zoals afgesproken in mei 2012 in het
‘verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over
lange afstand’ (CLRTAP) van het UNECE. Dit verdrag sloeg een nieuwe weg
in door emissieplafonds voor primaire PM2.5 toe te voegen, en van de
partijen te eisen om de bronnen die veel zwarte koolstof uitstoten aan te
pakken in de poging om de PM2.5e plafonds te halen. Hierdoor werd de
eerste wettelijke link gemaakt tussen de problematiek van luchtkwaliteit
en zogenaamde klimaatvervuilers met korte levensduur.
De Europese Commissie en de lidstaten als partijen bij dit verdrag hebben
het protocol nu geratificeerd, en het luchtkwaliteitspakket legt een
raadsbesluit (d.w.z. een beslissing genomen door de Raad van Ministers,
welke is samengesteld op basis van de ministeries van de overheden van
de individuele EU lidstaten) voor om de amendementen op het protocol
van Göteborg te aanvaarden. Het plan is deze te integreren in de
gewijzigde NECD. Als een volgende stap worden er emissiereducties tot
2030 - met tussentijdse verplichtingen voor 2025 - vooropgesteld. De
voorgestelde herziening gaat niet enkel in op primaire PM2.5, maar omvat
ook verplichte emissiereducties voor methaan, een belangrijke voorloper
van gemiddelde ozonconcentraties op langere termijn, en een belangrijke
klimaatvervuiler met korte levensduur op zich. Methaan wordt
meegenomen omwille van de groeiende evidentie rond de
8
gezondheidseffecten van langere termijn blootstellingen aan ozon, en
omdat ook schade aan gewassen gerelateerd is aan de blootstelling aan
ozonconcentraties op langere termijn. Bovendien is de neerwaartse trend
in piekconcentraties van ozon in delen van Europa afgenomen. Het is
mogelijk dat een verdere afname niet mogelijk zal zijn zonder de emissies
van voorlopers, zoals methaan, op een bredere geografische schaal te
reduceren. Parallel met de richtlijnen in het protocol van Göteborg, vraagt
de gewijzigde NECD dat prioriteit wordt gegeven aan het reduceren van
zwarte koolstof bij het behalen van de PM2.5 doelstellingen. Bovendien
wordt gevraagd dat lidstaten jaarlijks hun zwarte koolstofemissies
rapporteren.
4. Richtlijn betreffende
middelgrote
stookinstallaties (MCPD)
De bestaande richtlijn voor grote stookinstallaties bepaalt emissielimieten
voor industriële stookinstallaties boven 50MWth, zoals energiecentrales,
olieraffinaderijen, ijzer- en staalfabrieken en andere grote installaties. De
emissies van deze sector zijn significant gedaald gedurende de voorbije
decennia, in het bijzonder met betrekking tot zwaveldioxide. De
Commissie observeert dat er een kloof is gegroeid met de regulatie van
stationaire bronnen tussen 1 en 50 MWth. Het nieuwe voorstel heeft
daarom als bedoeling deze kloof te dichten en emissies van NOx, SO2 en
PM te verminderen. Volgens de Commissie zal deze richtlijn ook een
significant deel van de lidstaten hun verplichte emissiereducties
aanpakken.
5. De emissies van landbouw
en scheepvaart reduceren
Emissies vanuit de landbouw zijn de grootste bron van ammoniak.
Ammoniak draagt bij tot de eutrofiëring van ecosystemen, en tot de
vorming van secundaire PM2.5 via de vorming van ammoniumnitraat en
ammoniumsulfaat doorheen atmosferische reacties. Terwijl significante
reducties van de uitstoot van SO2, en in mindere mate ook NOx en VOCs,
gedurende de afgelopen decennia in Europa zijn gerealiseerd, zijn de
ammoniakemissies nauwelijks afgenomen.
De Commissie heeft in het NECD voorstel een Europese reductie van de
ammoniakemissies van 27% tegen 2030 (in vergelijking met 2005) naar
9
voren geschoven. De richtlijn bevat ook een lijst met maatregelen die in
rekenschap moeten worden genomen bij het ontwikkelen van nationale
programma’s door de lidstaten. Deze lijst is gelijkaardig aan diegene die
tijdens de herziening van het protocol van Göteborg werd ontwikkeld in
het kader van het CLRTAP programma. Meer specifiek gaat het om het
UNECE ‘Ammoniak Leidraad Document’. De Commissie stelt dat veel van
deze maatregelen zelfs voor ‘eerder kleine boerderijen’ kosteneffectief
zijn. Lidstaten kunnen ook ondersteuning bieden door de toewijzing van
passende middelen voor plattelandsontwikkeling. Vele van deze
maatregelen zullen eveneens bijdragen tot de reductie van stikstofoxide,
een krachtig broeikasgas dat onder het Kyotoprotocol valt, en zullen
daardoor de link tussen luchtkwaliteitsbeleid en klimaatbeleid verder
verstevigen.
Emissies van scheepvaart worden nu al aangepakt via de herziening van de
richtlijn betreffende het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen
(Directive 2012/33/EU) uit 2012 en de oprichting van een ‘Zwavel Emissies
Controle Gebied’ (SECA). De vooropgestelde norm voor de Oostzee en de
Noordzee is 0,1 % zwavelgehalte vanaf 2015, en de globale norm is
maximaal 0,5 % zwavel in alle EU-wateren vanaf 2020. Meer reducties van
scheepvaart gerelateerde NOx- emissies zijn mogelijk en nodig, maar dit
moet volgens de Commissie bij voorkeur in het kader van
beleidsontwikkeling onder de ‘Internationale Maritieme Organisatie’
(IMO) gebeuren. Het gaat daarbij onder andere om de vaststelling van de
beheersgebieden voor NOx-emissie en de handhaving van NOx-
emissienormen. Het voorstel tot wijziging van de NECD-richtlijn heeft als
doel reducties afkomstig uit de scheepvaart aan te moedigen door deze
voor 2025 en 2030 te laten verrekenen met de reductieverplichtingen voor
verontreinigingsbronnen aan land.
10
6. Het Europese Forum voor
Schone lucht
De Commissie zal een Forum voor Schone lucht opzetten om ‘een
gecoördineerde implementatie van de strategie te faciliteren en alle
relevante stakeholders elke twee jaar samen te brengen’. Het is niet
duidelijk wie deze stakeholders zijn, maar het lijkt waarschijnlijk dat het
om dezelfde organisaties gaat als diegenen die betrokken waren bij de
expertgroep van stakeholders die geregeld samenkwamen gedurende de
ontwikkeling van de gewijzigde strategie en het luchtkwaliteitspakket. Het
gaat onder andere om officiële vertegenwoordigers van de lidstaten,
associaties van industrieën (eerder dan afzonderlijke bedrijven),
milieuorganisaties en andere NGO’s, en organisaties zoals de
Wereldgezondheidsorganisatie, CLRTAP en enkele geselecteerde
vertegenwoordigers van de wetenschappelijke gemeenschap.