508

DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige
Page 2: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

DE JORDAANMOOIE KAREL

Page 3: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

AMSTERDAMSCH EPOS

DE JORDAAN

MOOJE KARELROMAN

VAN

IS. QUERIDO

ZESDF DRUK

SCHELTENS & GILTAY - AMSTERDAMMCMXXV

Page 4: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

VOORWOORD.

Met dit vierde deel van mijn Amsterdamsch Epos „DeJordaan", met ,,Mooie Karel", beeindig ik de levensge-schiedenis van de geheele groep menschen, zoowel hoofd- alsbijfiguren, uit den cyclus .

Het is echter best mogelijk dat ik later nog een geheelnieuwe groep figuren en geheel nieuwe toestanden uit deJordaan geven zal,

Is. Querido.

Page 5: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

EERSTE HOOFDSTUK.

I .

De Zaterdag-morgen vodr Pinksteren begon in krijteriglicht over heel de buurt nauw to klaren uit den zoel-geurenden Mei-nacht, toen door d'armetierige Willemstraaten eng-groezele Eerste-Goudsbloemdwarsstraat al een jool-rumoer van zot-zingende jochies en meisjes t'allenkant weer-klonk. Mijmerende ochtendscheemring lei rauw doorscheurdvan balkend lawaai en de koele nachtstilte vluchtte schuwen ontsteld, schaduw-diepe kronkelsloppen, duistere spouw-gangen en morsige steektrappen van de kreunend-oudeLindengracht in.

Luilak, Luilak vierden de sprankelende Jordanertjes,terwijl zij uitgehongerd, schots en scheef aasden op Luilak-bollen, heet-dampend deeg en besuikerde krentemik . Inelkaar-toeroepende opwinding rotten de bengels saam, hetgriezelig Luilakkenspul op beslijkte karretjes, in oranjezakken en afgerafelde manden bijeengeborgen. Sappig ver-maak en wraak zochten de hikkende Jordanertjes en wildeduikelaars op de keien, gierend ontsprongen aan de dompebroeispheer van hun zuur-vunze krotjes . Vermaak, . . . . metgesoute varkeskoppe, laatsloffers, leegloopers en lanterfantersdie moesten tracteeren op bollen en warme mik ; wraak, . . . .

Gezouten varkenskoppen : scheldnaam.

Page 6: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

4

op ronkende langslapers, op vadsige bruggenleuners enkringetjesspuwers .

LuilakBeddesakSloapsak

Kermispop . . .joelden al uittartender de snaaksche jongens- en meisjes-stemmen door de trantelende buurt .

De Luilakken-zang daverde tegen vaal-aschtintige top-geveltjes en verweerde nokken, door de aanhelderende lucht,al feller en luidruchtiger. Smerige rappe handjes bondenher en der, zweetende krengen en doode ratten aan vettedeurknoppen, roestige bouten en zeldzame kloppers .

Luilak, sloapesak,Femorrege nie froeg opgestoan

Hola heeJe ken weer noar je koffer goan!

Jaapje Vuurtest, een slokjestappers-zoontje uit de Karthui-zerstraat, de Rooie, schoot naar de spits van den tierendenkinderstoet, voor Blommetjesdag en Pinksterdrie kant enklaar uitgedost. Nelis Bellefleur, uit het dompige victu-alien-winkeltje van moeder Heintje, appelwangige, donkerekroeskop, heette zijn adjudant. Jaap gaf het hoog-dwingendebevel en Nelis bracht het plechtstatig en in welige kracht,al de brabbelende en kijvende schoftjes over, Want op numerozooveel, een duister, bewalmd smederijtje, moest eengehaaid kreng hangen ; op een ander nummer, ,magazijntje"van stinkend pek, harpuis en teer, onmeewarig, een dooderat; aan d'overkant, bij Zeventiet, een liederlijke varens-gezellen-vrouw, een doode kat en elders weer, een pekaanbos van brandnetels, klissen en boomtakken, om keisteenenheengewikkeld.

Al helderder in mild hemelsblauw gloeide de ochtendhemelopen, en zelfs in de sloppen en spleetstegen begonnen bran-dende splinters licht den schemer weg to smeulen . Hevig-verschrikte gezichten verschenen aan raampjes van scheef-

Koffer : bedste8 . - Pekaan (bier, in lien zin) : flink. -

Page 7: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

5

gezakte nokjes, en over reseda-potten en gehavende bloemen-rekjes van bovenwoningen, balden zich dreigvuisten naarde dartel-zingende en roerige schelmpjes toe, die sarrendlolden :

Laat de boere maar danse!Van vunze trapportaaltjes, uit nog duisterende fruit-,

groente- en visch-winkeltjes, renden vrouwen in smoezeligeonderkleeren naar voren en scholden het schel-tierendestraattuig stiff. Maar Jaap Vuurtest en Nelis Bellefleurbleven onverschrokken aanvoerders en meerden op Luilakhet bed uit, al wie zij begeerden to zien .

Jaap Vuurtest en Nelis Bellefleur verdienden den leiders-eerepost dubbel en dwars. Zij werkten hoovaardiglijk in deLuilakken-ploeg, al eenige dagen en avonden voor de Luilak-viering begon. Dan zochten zij tot laat in den nacht, louternaar doode katten en honden op de stille, wasemende Amster-damsche grachten of in d'omtrek van het Spreeuwenpark .Wat zij aan griezeligs konden vangen, sleurden zij in zwier,jool en onder oorverdoovend gezang mee . Jaap Vuurtest envooral Nelis Bellefleur, waren meesters in het lokken vanwilde ratten met stukjes-spek-aan-een-haakje. Jaap kon spotten :- Want mit komkommer in 't suur of mit okkies, snap

je hullie nie! . . .Zij kropen op den dag het liefst langs den Ooster Ring-

dijk of langs den IJ-kant, waar in violet-brand de avondzonuitgloeide, in elkaars voetstappen, als de spoorzoekers in KarlMay's boeken. Fijn, om to rillen onder klokgelui van verretorens en het wegduisteren van schaduwende poortjes . Langsde kantjes slopen zij tusschen dauwnat glinstergras enruischende lischhalmen . Dan lieten zij doodstil hun krom-roestig haakje-met-spek zakken bij de kroos-groene slootjesen loerden zijzelf als een kat op een muis, bewegingloos enveilig door hevige spannings-aandacht. Fluks hoorden zijknabbelen, knagen en schuw-smakkende hapgeluidjes .

Ay, . . . nu vrat de rat zich gulzig en misvormig vast. Herbeest trok, trok, tusschen smeer en slijk, in doodsangst,maar scheurde al dieper he', haakje den bek door . Een zwaai

Okkies : gebrande duivenboonen . -

Page 8: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

6

en moordslag van Nelis' knuppel, en dood lag het mormel,het schichtige snuffelaartje, als verstijf d onder een schrikkramp .Zoo vingen zij veel prooi op den dag, in den avond en nacht,langs wijd-moerassig land, en Luilak-vierdertjes zwollenvan trots op hun vangst . Al de ingelijfden moesten den aan-voerders brengen wat ze bemachtigden aan aas, afval enslopvuil . Ook nu weer gaf Vuurtest het stroef-hooge bevel,en Nelis wenkte geheimzinnig-listig de twee makkers metroestglanzigepannendeksels :zij mochten de serenade beginnen .

V66r Dronken Loetje, zwerver uit de Teertuinen, hieldenzij halt . De kerel moest en zou den donkeren koffer uit!Zinneloos schreeuwden de baldadige rekels :- Steek je staart op . . . dronke tobbe!- Je loopt faur 't lappie . . .- Solderskuit!- Lijmstang . . . Luilak! . . .- La je anpikke ! . . .Jaap beval hoog en kernig :- Jij 't slurrefie op . . . mit Peut Pronkboon en Gannefie .Tegelijk overhandigde Nelis hem slinks een blikken bakje

met zwart, drabbig vocht. Gulzig wreef Jaap er den deur-knop mee in . Toen, tegelijk, begonnen de vierdertjes mettwintig knuppels to zwaaien en to slaan op de krakende tredenvan het uitgesleten trapje, dat wijd rondom ze hooren en zienverging. Een kreunende woedestem gromde :- Noar de mookerhei, vuil tuig . . . adders!Toornig jammerde Dronken Loetje door :- Nou bi'k tug 'n stootje ouwer as die smerotsers . . .Hevig straatlawaai overgierde zijn gevloek .Bij de vale Kattenmepster wiegelde een schrikkelijk kreng,

met zware touwen aan kozijn en plint vastgestrengeld . DeJordanertjes schreeuwden alsof de heele wijk in brand laaide .Dol-geschrikt holde de Kattenmepster naar beneden, maarde kereltjes klemden met al hun kracht de deur van buitenvast. Het wierd een rauw geschimp en ziedend geraas, diepachter in het donkere trapportaaltje . Tot de Luilak-vierders

Koffer: bedste6 . - Anpikken: je een brug Wen opbijschen. -

Page 9: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

7eindelijk loslieten en wegrenden . Kattenmepster verscheen,grauw van woede, als uit asch opgedolven . Toen Katten-mepster in bet walgelijk aas greep, gilde bet rimpelige wijlvan afschuw en zwaaide zij het krengskelet midden in betenge straatje. Hoongegier klonk uit de ploeg op, toen Katten-mepster, in angst, bet steile trappeke hijgend-snel opstampte .

Aan allerlei bouwvallige of nieuwere huizen en deurknop-pen of roestige uitsteeksels, hingen doode ratten en kattento bengelen. Met een baldadige drift, - die hun sours kwalijkbekwam, - zongen de bengels al schreeuwender hun Lui-lakkenlied en telkens raapten zij de weggegooide en half-vertrapte ratten en krengen weer op, om andere deurpostener luguber-schommelend, mee to versieren. Het rammeiendeknuppelgeweld bonsde onafgebroken . Vooral bleef bet eengiftig loeren op Amstelbiertje, die driehoog woonde in eendwarsgang van de Kromme . Zij wilden zijn bloedroodendronkemansneus, zijn heele grimmige tronie voor bet nauw-uitgebouwde dakraampje zien en hem hooren schimpen datbet plofte . De pannendeksels raasden lijk trilpauken . Eentroepje havelooze jongens floot snerpend op gekarteldeschelpen. Het klonk angstig als oproer-vechtsignalen. Deknuppels donderden dof, doch Amstelbiertje bleef onzicht-baar. Met straatvuil en teer hadden zij 's mans deurknoponschuchter bestreken en zij dachten zijn grimmig-gemeenbakkes met den roode-kool-neus, ieder oogenblik klinkklaarvoor de glazen to zullen zien verschijnen . Tartend zongen zij :

Een ootje . . . twee ootje,Hup . . . daar leit-ie!

Onder bet knuppelgezwaai schimpten zij al wilder :- Rooie Tulp !- Nakende pepafer!- Pijpekop !Jaap Vuurtest en Nelis Bellefleur bereidden in commando's

op de vlucht voor . Maar Amstelbiertje bleef Luilakken,zonder verweer . Bij hem nam bet opjagend dreigen geen zwaai .Zij kregen niet eens een uitslaande vlam !Kromme: Palmgracht, achter de Wijde Gang. -

Page 10: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

8

Overal nog moesten knoppen worden vastgebonden metaas . Er wierd gesmuld aan Luilakkenbollen : tien voor eenmager dubbeltje . Het vroegste bakkertjevan den Lindengracht-hoek, had het dol-druk en schokte inwendig van geniepigepret. Ook de roomijs-kelder-vrouw ginnegapte mee . Grootekerels en wijven kregen valschen schik in den Luilak, ommalkander met kinderlijke verzinsels to plagen. Want inde Jordaan bleef het een oud volksbewustzijn, uiting vanklare en vermetele levenskracht. De heimelijke vodrvreugdvan Pinksteren moest in Luilak gisten ; de voorvreugd vande lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde .De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldereen zonnige Mei-morgen met het gegloei van gouden-regen-trossen, duldde geen Luilakkers, geen snurkers die wachttenop jenever en eieren in de smoorzatte en rookerig-walmendePinkster-kroegjes. Al grooter wierd de ploeg van Jaap Vuur-test en Nelis Bellefleur. Stoutmoedige Wipneus uit deBullebaksloot opgevischt, - zoo slibmorsig liep hij rond, -voegde zich met Treitertje van de Goudsbloemdwars,tusschen de rabautjes van Bromtolletje, die zelf niet meermee-vierde helaas! Bromtol treurde naargeestig in het Rijks-Opvoedings-Gesticht, waar hij door een meneer-van-de-politie leek heengejaagd. Nou waren zijn hart en zijn handbezweken in sikeneurigheid en ontbrak hij tusschen debuurt-schooiertjes, fluisterden ze triest een oogenblik .

Uit de Mei-klare nachtdonkerte van de Jordaan waren zij,de belhamels, in hozen en gescheurde broekjes, opgetrokkenals spottend-grimmige wrekertjes van het Luilakken-lot enzij doorgierden al ruchtiger hofjes en gangen, stegen ensloppen met lied en gulzigen hoon, tot heel aan den ,Hoek-steen" waar de stikduistere, kelderdiepe kloostertrappengaapten. Van de buikige gracht-bruggetjes, van de glibberigewalkanten en uit de dwarsstraten klonk telkens voller gezang,hel en joedelend in zonneschijn .

LuilakSloapesak

Page 11: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

9

BeddesakKermispop

Stoant om negen ure op .Luilak hield aan tot laat op den dag . De ploeg van Jaap

en Nelis bleef in al de kwartieren, haantje-de-voorste metglanzende oogenparen . De jochies waren wonder in hunschik. Want roomijs en bollen verdrongen elkaar. De schoftjesscholden een iegelijk knollendief of geit, die loom voorbij-stapte. Geen knop, geen bel, Been bout, geen roestig anker,geen kozijn bleef meer ongemoeid . Zelfs de gerimpelde oudegeveltjes van de Jordaan wierd het knapengetier to kras .

Toch, op dit uur moesten de Jordanertjes de politie be-knijsen. Want stroopende bendetjes die niet tolden, peuttenof kuiltjes schoten, joeg ze strengelijk uit elkander . Dochkuierde een smeris stilletjes voorbij, dan zongen zij A1tartender teZaam, achter zijn mallen diendersrug, hunverdwaasd liedje :

Alarm, alarmJe lief in je arm

Aluin, aluinEen diefie in je tuin .

Ii.

Mooie Karel slenterde in kalme stemming, juist de negocie-roezige Lindengracht over met leege aalbakken onder denbloed-bespatten arm, toen de Luilak-schelmen, in zenuw-jachtige en angstige pret, ook op zljn buurtrap in de Dwarsstraat,aan het vuile trektouw bezig waren een kreng to binden vooreen berucht gebuur, den uitgerolden Snikhals, een vroegerenherbergier van het Karthuizerkerkhof, soms Wim de Poortgeheeten, bij wien altijd veel link gajes over den grondtrippelde . Maar nauwelijks kregen de feestvierdertjes MooieKarel in de lampjes, of zij rukten het riekende aas den deur-knop of en holden de Willemstraat in . Want van die vlotschuit,

Beknijsen : beloeren. - Link gajes : gevaarlijk yolk . - Lampjes :oogen. - Vlotschuit : oude overhaal. -

Page 12: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

10

Mooie Karel, hadden de rekels niet terug . Die nam dat niet!Dielikte geen poejer-chekela van Katrijntje's zoete vingers .Die personasie kon je zoo fijn met de schaaf steken, datje je-leven-lang van zoo een relletje heugenis hield. Zij beefdenvoor Karel's drift. Dan trok zijn gezicht ruig en vol barsten,als van boomschors. Wanneer hij kwaad wierd, ging je omgajes. Zij hadden moeien genoeg met hem, bromde bol-wangige Bellefleur. En toch, onder goede luim goocheldehij nog mee bok en zong hij van tirallala!- Ellendelaars! . . . brulde Karel komisch-verschrikkelijk

de jankertjes achterna, die vluchtten voor zijn stap .

Mooie Karel woonde al een poosje bij zijn broer Thijs,in de Eerste-Goudsbloemdwarsstraat, schuin tegenoverFrans Leerlap . Hij peesde al jaren niet meer met then sjapStijn. Wel met Thijs, in de visch, de laatste maanden.

Ook in Karel Burk, al was hij een volwassen kerel, joeldeen woelde nog de heet-gistende dartelheid voor Luilak enPinksteren. Hij greep nog graag naar het groen loof van zijnjeugd. Pinksteren zou hij dezen keer een knauw geven ; zouhij ongebreideld vieren . Bij het krieken van den dag er uit,naar buiten ; op een draf naar Duivendrecht, als de luchtnog zoo schuimde van het eerste licht en jonge zwaluwenschichtig viak boven je hoofd scheerden . Pinkster-Zondag,Pinkster-Maandag . . . oele! Een dwaas deuntje sprong Kareldwars op de tong, maar dat er klonteren bleef als gemolkteroom, wijl hij na vier regels al haperend miste :

De PinksterbruidDie goant fruit

D'r foetjes wille nie haureEn as se dan nie haure wil . . .

Pinksterrumoer begeerde Mooie Karel,en op zijn ouderwets,met een paardenbuikriem aangetrokken op het laatstegaatje .Van Wijntje naar Trijntje . . . Oele, hij was immers met hetmes tusschen de tanden geboren, verklaarde zijn zuchtendemoedertje, al danste zij zelve soms nog jolig in haar sitsen

Om gajes : dood. - Peezen: op iemand loeren, maar ook : hardwerken. - Sjap: goeierd . -

Page 13: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

II

Pinksterjak met hel-roode blommen opgeprikt . Karel zoude blauwe, roze en groene hanevegen, de wulpsche rokzwier-sters van den Dijk weer eens een uitspattende loer draaien,als zij laffe roof-souteneurs en het dieven-gemeen hielpengeld verdonkeremanen . Hij zou met die krengdooie plein-gasten, dat vieze broedsel knokken, zoo snel en vermetelals er lust in zijn knuisten jeukte en hun grens murw slaanals cen doorweekt graszodetje .- Karel . . . hou je hamer in eere! . . . Vrij in je uitgangI . . .

lachte hij zich toe . Hij zou precies zooveel pleizier uit-kraaien, onder dronk, gevecht en gezang, als hij verdrietvoelde. Onder deze wringende smartgedachte, - de mooistePinksterblom, met haar bloedkoralen kettinkje, bleef hemnog altijd slanke Corry Scheendert van vroeger, - kreegKarel het stikbenauwd, alsof hem een stuk vleesch gulzigbinnen de rauwe keel vastschoot . Burk had vannacht weerzoo mallootig gedroomd, onnoozel als een Schermerhornschboertje . Gek, altijd zoo tegen Pinksteren. Hij leek zoo waarwel een fiemelend schellenhitje .

Karel's heele wilde en armelijke jeugd lag vdbr hem, inzijn ongewissen warreldroom. Licht viel hem de oogen in .Hij had zich weer terug gezien als jongetje van tien jaar,tusschen schooltijd bij een vrekkig kruideniersbaasje metklapbessen-oogen, op de Lijnbaansgracht, voor wien hij, tegenanderhalve piek per week, zware en verre boodschappen,gansch boven zijn kracht afsjouwde . Hij had zich weer gezienin een walgelijke gang van de Egelantiersstraat, als veertien-jarig fietsenmakertje . Toen was hij, op zijn zestiende, angstigverlegen, plotseling rateljongen geworden bij de reinigingskar .Daar had hij zoo in het borrelende schuim van de lol ge-slagen, dat hijzelf uit wangedrag ontslagen wierd en zichtegen de eigen schenen schopte . Met zijn ratel wekte hijroerig al de lanterfanterige vrijers, de Tuinstraat-Jordaners,de zwervers uit de sombere, griezelig-enge Bietengang vande Elandstraat en klakkerde hij alderlei ,nette slapers" uithet parade-logementje van Mosch, den tjilper met zijn

Dijk : Zeedijk . - Pleingasten : souteneursvolk van het nachtelijkRembrandtsplein. - Grens: gezicht . - Schellenhitje : dagmeisje . -Piek : gulden . -

Page 14: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

12

grauwe veeren, klinkklaar wakker. Midden in den nachtstood hij sours op vervuilde steektrapjes, onder een ratel-serenade, onbevreesd voor een glimmerik . Daar had hij nouvannacht weer mal van gedroomd. Ging hij op eigen houtje,,uit kloppen!" Van Daatje Borrel uit de Slootstraat, die hemmet steenen nagooide ; van Schele Teun uit de Anjelier, die hemmet dooie scholletjes de wangen bekletste . Hemeltje, . . zoo eendruif, zoo een snul, die zoo maar pardoes in de riekende spurriedraafde! Wat zat hij toch knus in zijn slappe wasch! Leve hetvisch-college,,Mekreel,Haring of de belaaitafelde kuitschieter"Heerlijk . .. morgen Pinksteren, overmorgen ook ; over-over-morgen 66k. Karel zou zijn gedachten van alle zorgen enbenauwdheid ontlasten. Hij zou uitzwerven op het mooie weer .Want deze Pinkster, hij bezwoer het zichzelf bij de zevensacramenten en de acht zaligheden . . . zou hij hoog-6p enluid feestvieren, hoogop en luid dat het knalde rondom .

In de Jordaan gistte er vreugde our alle hoogtijden engedenkdagen. In de Jordaan leefde de Pinksteren nog alseen hevige, toch onbewuste natuurblijdschap onder demenschen. In Jezus Christus had de Verlossing plaats . Zijnzoenbloed bracht eeuwig heil . In Pinksteren voelden destroef-geloovige Jordaners een soort van opstanding,een herleving en een soort van tuchtigende be-zieling van heel de natuur en al het geschapene . Gods-dienstige harten in de Jordaan, bespeurden, vaaglijken overstuur van innerlijken angst, het wonder van denHeiligen Geest, die zich in vervoering uitstortte over en inde menschenharten . Zij ademden in een soort feestelijkeontroering, die tegelijk godvruchtige huiveringen en ziele-heiliging bracht. Want de heel-vrome kerkgangers onderde Jordaners, hadden op Hemelvaartsdag Psalm 47 : 6 inhet zingende hoofd : „God vaart op met gejuich, de Heeremet bazuingeklank" . Doch op Pinksteren zagen zij, in denlichten Mei-nacht, onder het maatloos hemelgewelf, hetroode vuur laaien, en hoorden zij den wind ruischen, waar-tusschen de Heilige Geest van de Hoogte neerzweefde, om

Glimmerik : politieagent . - Snul: goeierd . -

Page 15: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

13

de eerste Christenen to vervullen met Zijn wonderen . Denvromen Jordaners, ineenkrimpend van den rookenden toornGods, geheimzinnig aangeraakt door de gedachte aan dooden-opwekkingen, wierd voorgetooverd, met het diepe en vol-zalige preekwoord, hoe viiftig dagen na Paschen, de eersteChristelijke Gemeente ontstond en onder welk een ver-voering de uitstorting van den Heiligen Geest, alderleiHeidenen in grooten getale had doen bekeeren. De vromeen zachtmoedige Jordaners zagen de zondige en vernederdeharten der menschen voor de heilige prediking ontvlammen .Zij hoorden rillend van eerbied, den Heiligen Geest sprekenin alle talen, den Heiligen Trooster, zoodat een ieder Hemin zijn inwendige roerselen, tot in zijn donkerste ziel be-greep. Pastoor en orthodoxe Dominee verhaalden, metvroom-doorhuiverde stem, van genezingen onder blinden,dooven en melaatschen. Het verborgen schemergeheim vangedempt kerklicht fluisterde mee, en de godvruchtige Jor-daners zagen, overdwalende hunne kinderlijk-ontsteldeverbeelding, al deze zoete wonderen gebeuren en uit schoonezinnebeelden openbloeien tot aanterakene werkelijkheid . DenHeiland in de Hemelen dank.

Voor Mooie Karel en voor vele Jordaners, was Pinksterenmeer sintelende Blommetjesdag ; een oogen-troost; eenziedend voorproefje van zomersche zaligheid . Psalm 25 :5,,,Leid mij in Uwe waarheid", doorleefden Karel en demakkers nog heel anders.

Mooie Karel voelde zich altijd wonderlijk-gelukkig enheerlijk zcnnig op Pinksteren ; eigenlijk op alle christelijkefeestdagen. Besefte hij zelf wel goed waar die innige, glan-zende en ziels-bevredigende, die blinkende blijdschap uitopsprong? Vaaglijk onderging hij alleen : . . . langsheene enrondom stond de aarde in bloei en velerlei akkergewasschoot in gloed . Het wierd een opstanding in louteren zin ;broeischer en sterker dan in Paschen. Want Paschen wie-gelde meestal nog schraal op de grens van laat-winter en

Page 16: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

14

voorjaar. Paschen schreiden de vrome Jordaners om defoltering van het Groote Offerlam dat alle menschenzondenverzoenen kwam . Maar het getij bleef grillig, guur, en hetgekwetter van pimpeltje-blauwkop, mees en springerigdistelvinkje, schril en scherp . Soms zeefde sneeuw plotswemelwit door valschen zonneschijn heen . Vroege vlindertjesfladderden weg in den mist en nevel onder nog bladerloozeboomers. Speelsche wind tokkelde schimpende Jiedjes langsde telegraafdraden . Hagel kogelde en nachtvorst sneed welals een doodskilte over de aarde, die smachtte naar lente-glans. Pinksteren niet . Op Pinksteren groeiden de bloemenin de wei. De besneeuwde mutstop van harlekijnige Aprilleek voor goed gesmolten . Laat Mei en Pinksteren, zwermdenoranje-tips en Atalanta's rond, en de zwartgevlekte paarlmoer-vlindertjes en blauwtjes fonkelden over haag en heggerank .Het gras geurde wonderlijk-zoet en de goudbronzen keversgonsden als zoemende muziektolletjes. Landerijen blonkenin dauw en boterblommen dropen van goud, louter goud .Buiten tierelierden tuinfluiters en in hooge berkenkruinenvlamde het heete geel van den schuwen wielewaal, die zongals een verliefd lokkertje. Er ging een vreemd geritsel, eengeheimzinnig gesuizel en lente-gefluister onder het vdl-bloeiende lommer van zwaar-schaduwende kastanjes, tusschenhoog-getwijgde beuken en laag-bloesemende lindeboomen.Vogels zongen laat in den zoelen avond tusschen teer-geurende seringen, goudenregen en het zoete zwijmelenvan jasmijn . Karel, dol op zang, beefde van geluk bij hetsluipstille beluisteren van lijsters, leeuweriken en den teederennachtegaal in donkere doornstruiken van stille nachttuinen .Al heel in de vroegte begon uit de zacht-wiegelende takkenen het zon-onderscheppend loof, het dooreenkrinkelendgefluit, getjilp en gekweel van merel, spreeuw en zwaluw .Verzot was Mooie Karel op die blanke zomermorgens, tegenof op een late Pinksteren . Hoe vroeg hij zijn kar ook bestuurdenaar de Aalmarkt, wanneer een houtduif koerde hoog tusschende twijgen van zon-beschenen grachtboomen, dan kon hij

Page 17: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

'5van verlangen wel huilen en lachen tegelijk ; - hoe laathij ook, doodmoe, terug slofte door de stad, hij genootinstinctief en zonder ontledend besef, van bet ontbloeiende,veelsoortige leven om hem heen, op water en land, in dengoddelijken Pinkstertijd.

Deze Pinksteren zou Mooie Karel feestelijk bejuichen .- Hee Kauw-aardappel, . . . tartte hij sarcastisch naar een

Jordaanventer in groenten, . . . jij bin tug s66'n verenkeldeleugenaar . . . je ken d'r plentie fan al je leuges 'n almenak latedrukke . . . nee?- Nou! . . . bits snauwde Kauw-aardappel terug .- Ik staan je nie, he? . . . Selle we 'n fijne Pinkster uit-

schuiere of nie? . . .- Je mag me sak opblase! . . . viel giftig Kauw-aardappel

uit en liep voort naar zijn armlijke woon, in den blindenKloosterhoek van de Willemstraat.

Karel zou nog eens als een minnegek zijn jongenslevenuitvieren, vrij en ongebonden. Maar dan ook ondergedompeldzijn brandend begeerte-verdriet om Corry. Weg zijn uit-mergelende onrust en innerlijke tweespalt om haar . Tochvoorvoelde Karel, in een onnoozele, hartstochtelijke, blindeverteedering : . . . op een Pinksteren zou Corry weer van hemzijn. Och, het was wel gemakkelijk, zoo in zijn dollen knarhet lot to bedisselen en van de Koekjesbrug een Reesluisto maken! Wilde zij zelve . .. de trotsche deer? Was zijzoo maar luchtigjes to lokken en to overrompelen? Hij hadnu leergeld, voor altijd . Corry bleef Corry, zoo goed na alsvo6r zijn verstooting, die zich door geen sterveling lietbepappen noch van de trapleuning duwen.

Corry Scheendert woonde nu in den Haag en werkte alsafdeelings-chef in een groot mode-magazijn . Pinksteren zouzij overkomen, naar de Goudsbloemdwarsstraat, bij Nel enFrans Leerlap . Karel had het gehoord bij buren; jammergenoeg niet van Nel, niet van Frans, - hij moeide zichal langen tijd niet met de Scheendertjes, - en niet meervan Bromtol . Het oolijke rabautje was weggehaald . Wel

Ik sta je niet : beval je niet . - Mqn zak opblazen : ik heb malingaan je . - Knar : hoofd . -

Page 18: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

i6

een temperende leegte, ook voor hem . Alle oude vriendenen buurt-vriendinnen leek Corry kwijt geraakt . Maar metzijn machtelooze, malle hoovaardij tegenover die fiere meidmoest het nu maar eens en voor goed gedaan zijn . Ook bij Corry ?Och, ze troonden zoo hoog in hun trots dat ze elkaar pardoesvoorbijgingen, . .. intusschen waren ze in stilte, eeuwigmet elkaar bezig, al de uren van hun gescheiden bestaan .Hij zou haar niet meer tartend en minachtend uit de hoogtewegkijken. Hij zou haar weer aanklampen, onstuimiger danvroeger, met alle middelen 1 Want het weggehuicheld heimweewas in Karel Burk geen oogenblik meer to breidelen . Deeerst-zoete kwelling, het smartelijk herdenken van haarwezen, wierd nu een, heel zijn leven vergiftigend verlangen .Wist hij maar hoe hij dit vrouwschepsel, die grillige kante-laarster van zijn en haar lot, weer voor zich winnen moest !

Page 19: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

TWEEDE HOOFDSTUK .

I .

Kleine Sien, nauw twaalf jaar, in haar uitgerafeld-sjofelen smoezelig onderrokje, met haar armelijk, stijf-strooharigkopje en het snuitje van een verschrompeld hofjesvrouwtjeof van een afgeploeterd dwergelijk werkstertje, schreeuwdekalkoen-rood van drift naar Wim :- Dufel op!Meteen stiet zij haar broertje weg van het groezel-groene,

vooroverhangende spiegelbrok dat aan een vuil groftouw to zweven scheen boven het smalle, naar asphaltriekende schoorsteentje tegen den gescheurden muur .Teringachtige Wim van tien, in een vodden-hemdje,

ontbloot tot aan de knieen, had, heel preutsch op zijn lok, zijnkletsnat-glimmend kuifje probeeren plat to persen met deeene halve-kam-van-het-heele-gezin . Het kereltje vloektedol-driftig terug en trapte Sientje in haar lies . Sientje,pijnlijk, kreunde en schold :- Stuk fegif . . . frambauseblokkie ! . . .- Pissebed ! . . . schimpte Wim terug.- Adder . .. uitspuugsel . . . bah . . . bah!- Kummelhuisie, afval, . . . halfmud-sak . . . rotte peir!Plots zwaaide Sientje een hevig-ontsteld gebaar uit .

Mooie Karel .

2

Page 20: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

i8- Ajje . . . ajje . . . ajje 't waagt! . . . schreeuwde zij, haar

broertje's armpje met kracht wegwringend, op bet oogenblikdat hij een vieze dweil van de ronde-draaipoot-tafel grcepen nat tegen haar bleek-toornig bakkesje wou opkletsen, . . .sloan ik je mottig . . . daalek . . . sirpent!

Wim hoonde, met oogjes flitsend-hel als van een blazende-kat-in-angst :- Jaaij . . . jaaij! . . . Goan deur . . . of ikke sel effe je flanke

smere !- Weegeluis! . . . ikke trap je moes! . . .- Neim je nou-ja de kuitel . . .Plots gilde Sientje als een gemartelde, toen van het stik-

donkere zijhokje, naast het ee.rste-verdiepings-krotje, Teuntje,het achtjarig broertje, met een even stuggen melkboeren-hondenharen-kop als zij, haar woest van achteren besprongen den witten, potsierlijk-grooten strik uit zus' verstijfde zwiep-vlechtjes losrukte . Broertje Wim hielp hij dadelijk tegen Sien,al waren de jochies zelven om bet half uur de wildste vijanden .en sloegen zij malkander de knarren en het lichaam wond .Zoodra een derde Wim iets deed, sprong naarstig Teun bij .Naakte Teun iemand, dan kreeg hij of zij met Wim to doen .

Met zijn nog ongewasschen tronietje, stond Teuntje inzijn gescheurd-morsig onderbroekje to schelden en to vloekenals een peuter-dronkenlap . S.en had hem van zich afgeslingerd .Midlerwijl dook Wim weer op en krijtte :- Ikke bin eerstes gewees!- Da lieg-ie, smeerhengst ! . . . Moeder . . . moe . . .der . . .

Kijkes! . .. Me nuufe strik! . . . Moeder . . . moedeeer!Sientje sleepte haar smartstemmetje tot kermgehuil uit .

Zij griende als een geslagene . Er klonk dof-zacht gekreunen zwak gestommel uit de bedstee in den hoek, nabij hetpronkkastj e .- Die fuile kaarselikker! . . . Moe . . .moeder . . . moe-

deeir! . . .Sientje gilde ensnikte al opgewondener, terwijl zij zielig den

verfrommelden strik weer in zijn fatsoen poogde to peuteren .Flanken smeren : slaag geven . - Knarren : hoofden . -

Page 21: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

19

- Ikke was eerstes! . . . hield Wim koppig-giftig vol,terwijl hij opnieuw klaar stond met zijn blooten, morsigenvoet, om Sien to trappen .

Weer krijschten en balkten de kinderen als opgejaagdebiggen dooreen. Sien had een wilden wrok op haar broertjegenet. . . Was-tie maar soo gesturrefe l . . . Zij kon hem gulzijn oogen den kop uitkrabben . . . kras, kras! . . . Zij kon hemwel zoo met haar nagels verscheuren .- Je liegt . . . je liegt, snoetetrekker!Wim sarde kil. Zijn oogjes phosphoriseerden giftig-hel .- Pas d'r op, slijmslak . . . ajje gein tak fan 'n beroerte

krijg, stuipekop!Nog huilend en snikkend dook Sientje haar strooharig

kopje voor het spiegeltje in, terwijl zij de smoezelige knietjeshalf in de deurknopjes van het fornuisje-er-onder drukte .Op den tast, zenuwdriftig, frommelde zij het lint om deharkerige en stugge vlechtjes . Teuntje vreesde de pezige,nerveuze kracht van zijn fel-gehaaid zusje. Toch tartte hij,gerekt :- Manke . . . hij is d'r eerst geweist!- Nieces !- We11es . . . welles . . . welles! . . . gilde Wim .- Nietes . . . metes . . . metes! . . . spoog Sientje als een

razende er tegenin .Plots kwam van het benedenhok waar weee vischstank

walmde, waar Mooie Karel, Alie, Sientje en de jongetjessliepen, - de eenige ,kamer" van het krothuis-aan-de-straat,- Gus het draaitrapje ophollen en snauwde dreigend, overde kinderruzie heen :- Is 't nou of . . . apekliere? . . .Sien's bloedlooze lipjes nepen saam en een angstroep

kreunend klonk als van een opgejaagde watersnip .- F'r jod? . . . WA mot j!j? . . . Komp . . . la je skeere . . .

je stink na peire! . . . spoog verachtelijk Wim naar zijn broervan twee-en-twintig.

En Teuntje, in zijn lompen, hielp weer mee-spuwen .

Fel-gehaaid : pooth . -

Page 22: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

20

Gijs dreigde en giftiger scholden zij tegen den ouderenbroer in .- Pas op, . . . bulderde Gijs . . . sal je je kake houwe . . .

of ik sloan je blind!- Afgeknoedelde slampamper! . . . Ga weg Hagebeck! . . .

schold Wim nog.Pats, pats . .. klonk het door het muffe armoe-kamertje,

waar het naar zure appelen en geslonken aal rook.- Jij 66k 'n happie! . . . viel Gijs uit naar Teun .Het bonsde en kletste op wangen en kopjes der kijvertjc

Oor-verscheurend gilden de twisters er tegenin . Wim gooidezich met een vreeselijk-beleedigden woede-smak tegen detafel, dat de twee donkere raampjes-naar-de-straat er vantrilden. En Teun, nu geheel ontbloot, kroop en wenteldezich op den vochtig-wegrottenden vloer en bulkte wreed,alsof hij geslacht wierd.

Thijs Burk snurkte ; zaagde ongestoord eikenblokken inde stikdonkere, muffe bedstee, tegen het jankende en krijtendekinder-krakeel in. Zijn vrouw Ant, half kreupel, lei doorden kier van het rood-gore gordijntje, het gehavende enkniezerige kamertje in to staren . In een nog broeischen dom-mel, luisterde zij naar het liederlijke en beestachtige ochtend-lawaai van Teun, Wim en Sien. Ant kende maar al to goeddie eeuwig-bijtende, tierende en schreeuwende stemmen vanhaar woelend, knokkend en vloekend kroost! Zij Teed onderdie uitgestuipte driften van haat, jaloerschheid en verachtingop en voor elkaar . Thijs, lijzig, suf mirakel, net goed -schimpte Karel altijd, - om over de leuning to bengelenvan de brug op Willembeis en Oranjestraat, stak zelden eenpoot naar de verwilderde kooters uit; of plots, in een waanzin-van-toorn, greep hij ze beet en ranselde ze z66 gruwelijk,dat de buren hem van eigen bloed en vleesch moesten afscheu-ren; temet een tijger op prooi, zoo sprong hij dan dol op zelos. Ant wierd weer altijd ijskoud van zoo een wreedheid-in-woede. Omdat hij zijn eigen moorddrift in een soort huivervreesde, hield Thijs, lamlendig, liever zijn klavieren in zijnHagenbeck : hier bedoeld als apenhuis . - Willembeis : Willemstraat.

- Kooters: kinderen. - Klavieren: handen. -

Page 23: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

21

meluk gekneld. Zijzelve was machteloos, met haar kreupel,afgezwakt lichaam. Haar eigen bloed, vooral haar zenuw-driftige jongens vloekten Moeder Ant van den morgen totden avond stijf. Bij die kooters wierd alles dadelijk : uit-slaande vlam! In geprikkelde stemmingen braakten zij devreeselijkste verwenschingen over haar uit. Teuntje vanacht, zoo goed als Wim van tien . Het kJonk als een goddeloosverweer van hun slechte inboezems . En die Gijs, dieGijs vooral, dat was nou de oudste van twee-en-twintig . . .die peesde aan het Lijkenhuis . Die scheen haar vanaf haarkreupel-worden to haten, echt roekeloos en ongeremd tohaten. Omdat Gijs' meisje een nachtje met Zwarte Peetgepipt had en zij, als aanstaande schoonmoeder zijnde,dat vrouws-persoontje toen rondweg een doerak dorst tonoemen. Neen, over dien wreeden woesteling, dat schimpendstuk venijn had zij heelemaal geen macht meer . Die roofdehaar de kroon van het leven . Wat Thijs alleen deed als hijeen zootje keilertjes in had, dat deed hij, die jongen, dood-nuchter: haar slaan, achterover smakken, haar uitjouwendat de buren er van grienden . Nog gisteren, een klap ophaar oog die diverde . Daar viel hij niet vies van! Het waszonde . .. een kreupele vrouw . . . zijn eigen moeder)

Dat afgrijselijk gekijf onder de kinderen kwelde Ant zooerg, dat zij er niet meer van sliep. Het hunkerende en hitsigevechtbloed brandde in al de Burks. In Stijn, als hij zoopen die sloome pelgrim zich liet omkoopen met borrels,door allerlei rotteraars en grandig schorem van Zeedijk enSpui. Het gistte in Stijn wanneer hij, tusschen zijn avontuurlijkgezwoeg, onder een duivelsche razernij, koeling zocht invernieling en afbraak. Het brandde in Karel, den vrouwen-veroveraar, met zijn teugelloozen haat aan politie en soute-neurs. Het gloeide in Thijs, dien misslaander, omdat hijniet genoeg kon verlinken en altijd in slecht humeur afzonknaar nog gemeenere dingen . Zelfs in den ouden Burk, metheel zijn geloofs-fijnigheid en zijn sarrenden lach, kon plotsnog een uitdagende vechtlust opkruipen dien hij nauwelijks

Meluk : zak. - Peesde : zwoegde . - - Lijkenhuis: Westersuiker-iabriek. - Gepipt: gevrijd . - Een zootje keilertjes: een hoopborrels . - Grandig schorem : (ironisch bedoeld) : gemeene lieden. -Misslaander : verduisteraar . - Verlinken : bedriegen . -

Page 24: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

22

vermocht to bedwingen . En nou haar eigen kinderen ; vooralGijs, die vroeger als rozijnendief bij de smerissen afgemerktstond. Dat Burkje liet zich door niemand krauwen . Jaap,de pas-getrouwde bluffer, vocht overal om nets, in eenschelle opvliegendheid. Zelfs haar meiden, Sientje, Greet,Trui, Na en Alie, knokten soms als klabakken en stondenvan genot loensch to kijken, wanneer haar broers aan hetrammen gingen in de buurt. Zoo wierd de duivel in hungesnor, nog straatschender. Alleen Greet, die nou in Brusselrondzwierf, hield niet meer van die maskerade-grappen enbloederige grollen. Zij had er tabak van! Toen Thijs Ant'sblauw-oog zag, dat Gijs haar had geslagen, spotte hij wreed :- 'n Gekloft Pinkster-kedautje!- De bobbert jij . . . malle tit!- Kajje alles blauw-blauw late .Maar Mooie Karel ziedde en schold naar Gijs :- Die liederlijke sijk-in-bed . . . dat happie sprokkelhout, . . .

da manke flondertje . . . ik sel 'm skubbe!Gijs kroop weg onder Oom's dreigblik .Gut, gut, als Mooie Karel hier niet woonde . . . Dan zou

het tusschen die pottenboeven en achterblijvers niet meerom uit to houden zijn. Dan zouden Thijs en die zwarteratten het heele gammele meubelzootje al lang in elkaarhebben gezwiept en getrapt . Want, - Ant moest bet tochmaar eerlijk zichzelve bekennen, - Thijs, vanaf zijn trouwenen zijn verknochtheid aan Schele Leendert uit de Anjelier-straat, was en bleef een stiekeme ganneferd en een frunni-kende gluiper . Hij deed wel nooit wat voor de wereld, maarvoor-zijn-eigen liet hij ook niks nA . Als hij den sleutel van dehellepoort, then de paus aan zijn riem had hangen, kon af-grissen, zonder dat de man het merkte, . . . hij zou hem ijskoud,voor twee sjoofies of voor kimmel hondjes bij cen sneerverpatsen. Die glibberige praam! Al het gesnor van Burksloeg elkaar, tot de kleinste kleinkinderen toe, in wie al opdriejarigen leeftijd het knokmerg branderig begon to jeuken .Zij konden elkaars zoete bloed zuipen als zij de pruif hadden

Gesnor : familie. - Tabak van hebben : genoeg van hebben . -Gekloft : gezellig, mooi . - Skubbe: schubben . - Zwarte ratten :verdorven kinderen. - Sjoofie : gulden. - Kimmel hondjes : driedubbeltjes. - Snees : opkooper van gestolen waar. - De pruif hebben :dronken zijn. -

Page 25: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

23

en in driftrazernij losbarstten . Zij gunden malkander geenwrange kruimel meer, die pottenboeven, en zoo valsch-wrokkig als apen bleven de Burks elkaar pesten en uitjouwen .Hoe lang poekelde Thijs nou al niet met Stijn en Neel?En was het ook niet een eeuwig-listig, prikkelend geknoeien geharwar en geschimp, bij vader Burk en moeder Burk?Om een groot-stuk-leenderij aan een sluisman . Altijd ge-dwongenerwijs bedrog, armetierige leugen en laster die inalles een barst trokken . Zooals het eigenlijk gistte in de heeleJordaan-buurt, van Dronken Naatje-op-den-Dam, tot Leen-dert Adjedant! Zij gunden elkaar het licht niet in de oogen,de magen, de vrienden, het broeische gesnor ! Maar tochlief met malkander smonselen en waffelen, anderen zoet-zuur,in geniepige deernis bekladden, afbrekerig-scherp en ge-nadeloos over den hekel halen en verdachtmaken, zonderloozing! 0, Ant had genoeg van al dat geldieder en gehuichel,van op heden en van gisteren . Zij walgde van eigen envan ander buurtgespuis . Zij had zooveel geduldig en moediggedragen, en zich aarzelend en tastend over allerlei miserabelenarigheden heengesleept. Maar soms wou ze zich wel met eengil, van al dat krenkend gemeene en verdorvene verlossen!Vooral van haar eigen kwellende wroeging! Ach neen, haarThijs was ook Been Mozes die water uit de rots lietspringen, . .. maar hij kon haar toch ook allerjammerlijkstin haar droeve eentje laten ronddolen! Al de buurvrouwenkwebbelden valsch-meewarigentochvolheimelijkleedvermaak .- Kijk uit je gate, tante Ant . . . je keirel hep se genotje

weer op de Dijk . . .- Mit?- Blauwneus fan de Elansgracht, . ..mit blomkool loopt-ie ! . .Als Mooie Karel dan instapte, 's middags of 's avonds,

vroeg zij ook hem, verlegen, schuw, wat Thijs toch zoostiekem scharrelde op den Dijk. Maar die spotte rauw :- Roer om de pot, d'r sit paling in . . .Ant, schuw, drensde :- Se fertelle tug, . . . mit Blauwneus . . .

Poekelen : spreken . - Groot stuk : rijksdaalder . -Waffelen : smoezen :waffel : mond. - Dijk : verkorting van Zeedijk. -

Page 26: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

24- Mins, hou op . . . ik lach me an mootjes, . . . soo'n meleur !Ant hield aan, beklemd, en Karel geeuwde, armgerekt

en verveeld :- Je gemaal Thijs is d'r mit 't onderrokkie fan Aaltje

Gummie fan deur, gearremd mit Schorre Kees . . . Weet jeje weetje nouP

Ant zweeg in schaamte, verlegen . Zij begreep : uit Karelkreeg zij nooit een woord los . Die verraadde zijn broer niet .

Nou was het een vierdag : Pinksteren. Thijs, die grauw-broer, snurkte maar door en vast als gebakken aarde . Naarde Kerk op Noordermarkt, in Tichelstraat of Elandstraat?Aan zijn nooit-nie ! Alles sliep een uurtje langer, met Pinkster .

Mooie Karel ronkte beneden . Eerst zou hij heel vroegopstaan. Hoorde hij den kinder-heibel heelemaal niet? Watdeerde hem nod weer? En Alie, haar meld van zeventien,lei die ook nog vadsig op haar stroo? Die stonk temet vanluiheid. Ze asemde alleenig voor d'r ponnie en d'r kuifie,voor d'r krultange en d'r spelde rondom, voor 'n frutjeen 'n dutje en voor d'r fuilietons I Nou hadden zij eerstin de Dwarsstraat weer valsch gesmoesd en verdacht ge-maakt, dat het hachelijk zou wezen voor het knappe nefkeAlie, zoo vlak haar slaapnest bij Mooie Karel . Nogal eenonnoozel wicht! Dat verbroddelde niesse wist veel meerdan zij, van allerlei schandelijkheid en gemeenigheid in enbuiten de buurt . Haar Alie was de groote onbetaalde fladdervan de heele Willemstraat, Lindengracht en Goudsbloem-straat. Haar meid wist van een iegelijk het naadje van dekous; van kerels, wijven en gezin . Alie vertelde de dingenvan het verleden of zij ze zoo levendig had meegemaakt.Zoo een brok comedie als dat brutaal nest toch was . . .Greet zelf had altijd gezeid :- Moeder, dat is geen vergulsel, . . . duw Alie op de

planke, sel je wat belefe! . . . Se wordt 'n groote teneel-speelster.

Dat was nou eenmaal Alie's romanse netuur zoo! Gister-Heibel : ruzie . - Niesse : meid . - Madder : nieuwsblad . -

Page 27: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

25avond nog in het halfdonker, had ze Trui en Jaap en Aal-Mieen Oome Dorus uit de Loods en Sien Gasmuntje en haarzuster Na en Mooie Karel verteld van het Palingoproer ;alles, alles, alsof het lieve kreng er zoo bij was geweest . Zijspeelde compleet het schieten, het vechten en het wegloopenin een asem! Het leek wel of ze allemaal perkesonnetjes inhaar waffel had, zoo knapperde en knerde en siste bet voorde meid uit. En Alie zelvers keek met oogen als van eengeschrikt duifje. Toen ineen was ze weduwe Kris van derWoude, die voorspringster en wegduwster van alle menschen,die vroeger bij den rijkdom op de Bocht de stoepen boende.Die had er ommers meogevochten in bet Palingoproer alseen kneibel ! En Alie speelde d'r heelemaal emmes na, alshet wijf onder haar rokken een bangen inspecteur van politicverborgen had, bedreigd door bet opgeruide yolk, en thenze zoo het leven had gered. Guns, als het lelletje dat vertelde,die oolijke Alie, . . . dan lachten zij zich allemaal mank endubbel . Stel je voor, gilde Alie dan :- Meide, gekloft! . . . de dofgajes . . . de pelisie fan 't

houfbero onder jullie rokkieneesies! . . .En zij zette zich breeduit in haar jurkje van lappen, alsof

het zoo levendig gebeurde . Jaap gierde en Aal-Mie barsttevan den lach. Sien Gasmuntje, als een armenhuis-vrouwtjevaal in haar paarse sjaaltje, sloeg zich de knieen plat vanhet stuipend schreeuwen en Trui moest naar achteren, zooschaterde het brave mensch. De glundere zoon van JanLuchtschip wilde inspecteurtje spelen bij Alie, maar demeid gaf hem een keiler dat zijn wang scheefzakte . Toenspeelde Alie weer verder . . . Krisje van der Woude, als deKoningin kwam aanrijden in de Willemstraat. Daar stondze plompverloren met al haar strijkages en de tweehonderdzingende kinderen achter d'r heen! Mooie Karel zongallerlei befaamde buurtstemmen na . . . Alie's lampies lekennet lichies die brandden . . . Als ze zoo bedocht, Ant, dat diegoeie Kris nog twee maanden voor haar dood met op-stootjes en stakingen had meegemanevreerd, zwart vanWaffel : mend. - Kneibel : kerel. - Emmes : echt. - Gekloft : fijn.-

Dofgajes : rechercheurs. - Lampies : oogen. -

Page 28: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

26

arremoei, . . . en nou tof in het kissie het binke wijfie .Alie had zich een bloemstrik om den hals geknoopt van

groen bloempotten-papier. En het kind vertelde zoo, dat zeallemaal Krisje van der Woude als levend v66r zich zagenverschijnen. Kijk, daar gong Krisje, met haar zwarte kapjeen haar schuddende keelbanden, haar effen zwarten roken haar witte jakkie, waarop de roode kralen fonkelden .Guns, zooals Alie het deed, was het compleet een brokteneel . . . Die had er nijs! En zoo vertelde Alie van alle ge-beuren en alle schandalen uit de groezelige buurt en hofjes .Ant rilde er van . Aju, . . . dat niesse k6n vrij beneden maffen . . .En dan, de kornuitjes sliepen toch 66k beneden . Nee . . .Ant k6n Mooie Karel Been verraderlij ken por geven met laster-lijken en ronkenden achterklap . Want hij was een opperbestekerel voor haar en voor haar kroost. Zijn laatsten spaanderschoot hij uit, als hij zag dat ze maar even grienden . Enzijn meewarigheid met haar kreupelen poot! Hij redderdebij buien soms alles ; hij schrobde voor d'r, . . . hij . . . dieknappe kerel, . . . en hij maakte de koffer op as niemandneusde . . . die goeierd! Het was zonde, . . . keek Thijs 66itnaar haar om, in zijn wraakzuchtige minachting voor alwat ziek of gebrekkig was?Ant zuchtte en de warme adem van Thijs' beblies en bekriebel-

de heet haar koonen . De broeische, fnuffe koffer leek to walmen .Thijs droomde benauwd en perste er angstig uit :- De bel Ant . . . he . . . Schele Ant, de bel . . . faur de

Afslag . . . haur je? . . De Urrekers . . de Urrekers faur deloods ! . . . Minse . . . lekker vissie ! . . .

Hij schopte tegen haar kreupelen voet, in zijn dwarrelendedroomjacht .- Hou je waffel, of ik slaan je je nek in! . . . g*omde

Ant, nijdig van pijn .

He . . . toch even uitblazen. Pinkster . . . Pinkster . . . gonsdehet zacht door Ant heen . Voor een paar dagen althans,nijp-zorgen weg en kommer om Greet . . . Alie zou

Bink wijfje : goed vrouwtje . -- Nijs : durf. - Spaander : duit,Koffer : bedstee. -

Page 29: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

27

haar een lekker jodebakkie troost brengen op bed . . .- Ik zal u den Heiligen Geest zenden . Amen!Pinkster . . . Pinkster . . .1 Zij moesten den Heiland danken

met lofpsalmen, met gebeden. Ook de kinderen dwong zijnaar kerk; het liefst zag ze hen stappen naar de Bloem-gracht. Zoo wou de oude halfblinde Burk het . Ant zou denHeere danken, - oude wijsjes kionken nog zoo liefelijk, -als . . als . . Dorst zij het haar zelf to bekennen, wie en wat nuin wanhoop en onrust, in haar to woelen lei, binnen in haarstille, verteederde, toch knagende gedachten? Waar washaar Greet, haar lieve Greet en hoe was het daar, waar delieve meid moederziel-alleen rondzwierf? Wierd dat niethachelijk dansen op een papieren zoldertje? Och, wat bleefdat toch een moeder-goeie meid, en temee den duivel to glad-afals het moest! Daarom scholden de huisbaas, de stucadooren de buurtlui haar lellebellelijster, omdat zij zoo fijntjeszong bij al haar vrijpostigheid. Omdat ze Lucas de Peren-dief van haar flanken had afgetrapt! Er was natuurlijk weerwat op stapel met Greet . Al was zij nog zoo gis, zij konhaar eigen niet wiegen terwijl zij sliep! Och Greet was, zonderpluimstrijkerij en gefrul, de liefste van al de Burkjes! Toenzij in huis was, beschermde zij Ant tegen ram van Thijs,van Gijs, en tegen scheld- en vloekpartijen van de schooier-tjes . En nou in bijna twee jaar weer had zij Greet's lieventoet niet gezien ; haar mooie, lieve Greet, die nog het meestop Karel Burk leek! Al twee jaar Greet's snoet niet ge-zoend, al rilde Ant soms van haar geverfde lippen en haarkoolzwarte wimpers . Waarom had zij Greet nou als paard-rijdster en kunst-danseres naar Brussel en Ostende latentoezwerven? Ant kromp innerlijk van wroeging, dat zij datmooie kind half den slechten weg had opgeduwd. Tochook door gauwdieven uit de Visserstraat-bovenkamertjes ;dat vreemde tuig van het Belseland! . .. Greet was zoo eenaanhalige en lieftallige meid, met haar glansgrijze oogen .Net als Karel keek ze, zei iedereen . Moist wel opvallen.En waarom die meedoogenlooze lieverd nou geen lettertje

Jodebakkie : melk, suiker, kaneel en koffie . - Gis : slim, uitgeslapen .- Gefrul : gebeuzel . - Ram : slaag. - Belseland : Belgie . -

Page 30: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

28meer schreef, al maanden niefl . . . Alleen maar dat jachtige,kromme en korte briefkaartje, dat zij overkwam . . . Watstond Greet dat donkerblauw-fluweelen jurkje toch snoeperigop die eene groote pottegrafie mit die waaier! . . . En danzoo in de autemebiel . . . tjonge . . . hoe bedacht de deern't allegaar! Ze was toch van eigen bloed, . . . Jordaanschdoor en door . . . .

Ant zuchtte zwaar. En al voelde ze ijdel-naieve verrukkingom haar „artiste"-dochter, het bleef alles heete, oproerigewroeging in haar zeere, angstige binnenste. Guns, hoe weeen vuns broeide de benauwde lucht hierin het hok . Moest zij zichom Greet, de handen voor de oogen schuiven, uit schaamte?- Ik zal u den Heiligen Geest zenden, . . . had de Heer

gezegd . . . Amen !Zoo gonsde het weer in Ant, smachtend naar een beetje

zielsvree. Dat moest gezeid : Thijs was wel dol op Greet .Maar toch verstak hij Been poot voor de meid . Gisteravondzou Greet thuis gekomen zijn. Noppes! En zij was nagwel zoo mesjokke op haar Oome Karel ; nog niet veel ouderdan zij. Och, de heele meid durfde zij een pronkstuk noemen.Zij kon zoo effetief-fijn, zoo kajuweel zeggen : medAm. . .moosjeu, . . . hoe hiette dat Fransche gebrabbel ook weer?En dan sprak zij zoo maar van awie's en nonnes, en datbrokkelde zoo maar van haar lippen af . . . En dan zei zezoo snoeperig: medammeke en 't trappeke, en zooveelweer, waar hier in de Jordaan niemand sjoege van had .Nou was het Pinksteren, en nog stond de meid niet voorhaar. Mooie Karel leek gisteravond ook heel grimmig ennukkig zijn nest ingekropen . Het was waarachtig al stikwarm .Heeremetijd, wat had die Karel de pruik op! Zij giste welwaarom, maar zij deed net of haar neus bloedde . CorryScheendert aan d'overkant, had oak zullen overwaaien .Nel en Frans vertelden het de buren, smullend en smon-selend van pleizier. Ook Corry zou er Zaterdagavondgeweest zijn. Maar zij, net als Greet, of ze het zoo haddenafgesproken, stuurde de poes.

Pottegrafie : photografie . - Noppes : niemendal. - Awie's ennonnes : ours en non's . - Sjoege : begrip . -

Page 31: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

29De Pinksterzon begon voor de ruitjes van de twee kleine

verflooze ramen to branden . Ant kon net in een straal lichtkoekeloeren door den gordijnkier. Toch was zij blij met dendrogen Pinkstermorgen . Even veegde zij kleverig nat vande vochtzweetende bedsteemuren af . . . Het stonk zoo grondigals een riool, dat muffe, beschimmelde, uitgewoonde kothier . . . Een echt erfje om er ziek, je laatsten adem uit to blazen!Alie, nog in haar stofjas, had de jongens met hompen

brood en bloedworst er op, in hun rood- en witgestreepteZondagstruitjes de straat opgejaagd. Er was geen negocie omhanden. Thijs had geen aal en Karel was los ; gisteravondvroeg al. Karel had geknetterd van binnenpretjes, op deGoudsbloemgracht .- Ik bin soo sterk in me hare, Ant . . . da 'k nod al los

bin . . . Karel had het van de Lindengracht af, haar lachendtoegeschreeuwd . Maar hoe later het wierd op den avond,hoe stiller hij uitkeek . 's Morgens nog vroeg hij meewarig,waar Greet moest slapen als zij kwam .- Op de floer, Ant?- Temee.- Geen denke an, haur! . . . ikke set hier sture en stelle . . .

Op mijn akkertje salle d'r rause koontjes ruste en d'r blondekrulletjes . . . Ikke gaan wel ergens over 'n touwetje hange . . .Komp dik in orde !

Ant pruttelde tegen . . . Zoo een goeierd! Als Gijs, diegalftrekker, dat eens aanbood voor zijn bloedeigen zuster!Maar Karel beval :- Schof je . . . 'n Jodevloek tell nie . . . maar mijn waurd

is me segel!En zingend cancaneerde hij voor Ant het huisje uit :

Op de Saterdagsche brugKrijg je 'n kogel in je rug .

Hupsa salderoSpeek jo engelsch no?

Zijn stem klonk vol, hoog en heerlijk van vibrato .Toen Greet niet kwam en Karel Burk bemerkte, datGoudsbloemgracht : tegenwoordige Willemstraat . - Galftrekker :

vechter met messen. - Schof je : zwgg stil. -

Page 32: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

30Corry Scheendert ook niet was overgewaaid, sprak hij Beenwoord meer. Het vlijmde mistroostig door zijn verlangendhart: dat mokkel stuurt de poes. Oele!

Stil, met wreed hartzeer, kroop Karel vroeg zijn bedin, chagrijnig en diep-ellendig om alles. Het botje wasleelijk vergald, voor Ant en voor hem!

II .

Mooie Karel bonkte loom het draaitrapje op . In hetgroezelige beneden-vertrekje aan de rumoerige Dwarsstraat,waar hij sliep, was het warmer dan in het bovenkamertjevan Ant en Thijs . In zijn geel-gestreept sport-overhemd,laag open aan den hals, zijn lichte zomerbroek al aan, ver-scheen Karel voor Ant, terwijl zij hem stil goeden-morgenwenschte. Karel had zich pas gewasschen in het vuns-duistere hokje beneden . Privaat en gootsteentje stonken wee-zoet en walgelijk in een aarde-donker vocht-portaaltje onder derottende steektrap van twee- en driehoog-buren. Ook MooieKarel kamde zich boven, vlug en ingebukt voor het zwevendspiegeltje, maar sprak geen woord met Ant. Zijn nichtje,blonde Alie, had hem op een stuk krant, een homp broodmet worst en kaas voorgeschoven en een dampend kopkoffie naast de verschrompelde fuchsia neergezet.

Karel roerde het eten niet, Alie was dol op haar knappen,jongen oom Karel Burk ; op zijn eenig bakkes . Zijzelf hadeen modeplaat-snuitie zoo gladhuidig, fijn en blank-licht .Haar hel-blauwe oogen gloeiden als opgepoetst staal . Zijwas rank en lenig van beweging en om haar mondje trokaltijd een guitige lach, alsof zij schelms, dubbelzinnigepretjes bijtijds inhield . Alie had ook al, - over een halfjaar wierd zij temee achttien, - een flinken vrijer, eenbankwerker met een fijne fieselemie en een kittig heeren-loopje over zijn eigen . Gut, wat een zinspreuk van eenkerel : rechtop. of ik leef geen seconde langer! Zoo grootschig

Fieselemie : physionomie . --

Page 33: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

31

kuierde hij nou altijd op haar aan . Om je een mik to lachen .Oom Karel plaagde immer en zei :- Jouw frijer ieeft op snelstroom!- Soo . . .- Ofer een jaar hep jou bollebof de stotter en 'n kale knar!Alie proestte het uit. Zij een vrijer met een kalen neut!

Liever gaf ze hem kruif ! Of sprak ze met drie van het mans-volk tegelijk af, al gongen ze dan bakkeleien .

Soms was Alie dal op al zijn bewegingen ; op al wat hijdeed en liet ; en soms rilde zij van hem en van zijn ruweboert. Dan vond zij zijn schouders afschuwelijk, danzijn mallen draaineus om op to kinken ; dan weer zijngekke knieen onuitstaanbaar, dan weer zijn idioot-opgetrokkenwenkbrauwen, die dansten net als van haar moeder. En hem-zelf vond zij, in kitteloorig keuren, ook een brabbelkwast .Maar Oome Karel met zijn heerlijk-grijze lok-oogen en hetguitige getintel erin, vond zij altijd ellendig knap en zwierig .Van dien hield zij nou zooveel, onzeggelijk veel . . . altijd inalle eer en deugd 1

Karel Burk zette zich wrokkig en toch in verwondering,voor het rechtsche raampje aan de ronde tafel en duwdewild het fuchsia'tje opzij . Hij kon nog net over het randjevan het dwarsgordijntje heimelijk heenkoekeloeren naar denoverkant, bij Nel en Frans, in wier heele affairetje weer dedalles rondhinkte . Alle handen-olie leek opgedroogd . Hetwas triest gegaan met Leerlap's asyltje, na de schurft diekwam uit to breken onder zijn beesten, door zieke knage-lingen. Waarom poekelde Karel eigenlijk niet met diekluif-gasten? Met nukkige Nel had hij toch effetief nooit-niks gehad! En met Frans Leerlap, dat zakje zaagsel, juuste-ment nog minder . Oele . .. kon hem wat bommen!Nel bekeek hem schuw alsof Zwarte Heuvel langs haar

scheerde . . . en zij haar zakken dichtkneep . Zoo een olmsmerakel, die haar neus optrok voor pens- en longenafval!Tegenwoordig liet Nel Scheendert geen spatje of spogje

Bollebof : baas . - Dalles : armoede . - 13anden-olie : geld . -Knagelingen : ratten. - Olms merakel : daas schepsel . -

Page 34: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

32meer zitten op haar dochter . Zette ze da3lijk een mylie als eentjoekel. Nog wat airs dan toen ze in haar modder-vunssnoepkeldertje rondscharrelde in de Bloemdwarsstraat,tusschen de vette ratten en alderlei ongediert'! . . . Die erkwaad sprak van Corry kreeg een zwaaiklap met de bijl .Alsof er geen Annetje, geen Sientje, geen Dirkje, geen Jaapmeer bestonden . Corry, Corry . .. dat leek nou haar eenigewicht!- Al was se foor ons fan de galg afgedrope en al kwam

se to hange op 't Looiers-Hoffie, . . . jullie . . . freempies . . .blijf fan d'r of !

Zoo schreeuwde Nel, al jaren .

Nu was Corry toch niet overgewipt uit den Haag . Datsloeg heel Karel's Pinkster-pleizier to gruizel. Eerst had hijgedacht to zingen in zijn feest-boezeroentje, en nou konhij den morsigen grond gaan schrobben, of neuzen op dekeien. Daar stond hij, als een flikflooier met zijn Katten-burgsche smoesies! Zijn onstuimig verlangen, Pinkster-66n,-twee en -drie to vieren, leek heelemaal geslonken . MooieKarel was gruwelijk genept . Hij had voor Greet en voorAlie, die haar ponnie iederen morgen al dubbel-dik over-kamde en haar schilletjes optooide met linten en kwasten,ieder een plaatsje in den Jan-pleizier vrij gemaakt . Zij zoudenzitten, ieder aan een verliefd kantje van Oome . En Thijs, -die warendig zijn horloge vergat op to halen, - mocht meemet afgebeulde Sientje . En Jaap met zijn jonge frommes.Enfin, de heele pan. Of wilden zij liever naar Zaandam, metmuziek, of met de Alkmaarder Packet? . . .

Alsof Greet er al zat, riep Karel :- Kom op Greet . . . je fijne, grijse sijje das . . . je rooje

krale, kedin . . . je lange rooje belle . . . hei je se nog, frijster? . . .Je freweele rok . . . je swarte kouse en je rooje petoffels . . .en mee 't ope erf op!

Zoo had Karel nog eergisteren, in-de-handen-kiappend,vurig en uitdagend gestept en zijr~ harmonica, met zilver-

Mylie als eon tjoekel : groote dreigbek als van een hond . - Genept :erin geloopen ; ook wel afgezet . - Schilletjes : bovenkleeren.- Zijnhorloge ophalen : zijn vrouw ranselen. - Frommes : vrouw . - Kedin :in orde . -

Page 35: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

33

beslag, opgepoetst. Bah, wat een voornemen ! Hij leek temeeSlappe Hein die verdronk in een bierglas . Karel Burkschaamde zich nu voor zichzelf. Wat was hem Pinkstervreugdezonder Corry? Wintervliegen op een lentemorgen . Zoude aanhalige deern met hem zijn meegestapt op zijn jor-daansch? Zou zij er alles nog zoo schaamteloos uitflappenals vroeger, in scherts en stoeierij ? Zou ze nog zoo gemeen-zalig lokken en uitdagen, en wreed-plagend afstooten? Zouze nog zoo scherpe en wrange ruzie-woorden kunnen afbijten,met het lef van een kerel? Zou ze nog brutaal haar handenlangs haar kuiten afstrijken, langs haar slanke kuiten, lachend-vlug en tartend? God, God, de luidruchtige Pinksterlolwas Mooie Karel nu niets, nets meer! En al die jaren dan, na,,De Gele Ballon"? Tja . . . dat vroeg hij zichzelf ook af.Het heimwee naar Corry wierd al prangender en schrijnender .Zou hij haar ook echt-Jordaansch 's morgens hebben willenzien wasschen op een zolderkrot, om haar 's middags uithet raam hangend, to hebben hooren klesseneeren met alhet gebuur?Welneen . Corry was een geklofte dame . Ze was zootot in het merg veranderd . Ze hoorde niet langer in deWillemstraat of op Lindengracht met haar radden laster-mond. Och, zoo een lulletje-rozenwater was hij ook niet meerom dat nog to denken

Mooie Karel had alles aan zichzelf gedaan, om Corry tovergeten, onder spot en ironie. Hij had zich ontscheurd aande innigste herinnering zelfs van hun vroegst saamzijn :toen Corry als vijftienjarige meid, nog kinder-kort in derokken, op de Brouwersgracht een jaloerschen gooser, diehem wou laten tippelen, met een mes to lijf was gegaan .Karel wou niet eens meer iets weten van hun zoeken, toen-dertijd, knus-saam op de oude belt-schuiten, 's Zaterdag-middags en in de vacantie-maand . Fijn dan, op de kruidigeHandelskaai, heel, heel ver, of op een vreemd spoor, tusschenvrachtwagons . Toen eens, then schrikkelijken dag, ooksaam weer graaiend in het vooronder van schuiten, heel in

Wintervliegen : sneeuwvlokken .-Geklofte : fijne . - Gooser : kerel.-

Mooie Karel .

3

Page 36: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

34de diepte, Corry en hij tusschen het rommelvuil een pas-geboren, naakt kindje hadden gevonden, met stuiperig-verdraaide oogjes nog half open en toch gebroken, . . . dood . . .Hoe stil zij toen, vlak op elkaar gedrongen, huiverend enklappertandend naar huis waren geloopen, zonder een woord,bang voor den schemer en voor de verre stad . . .

Vijf jaren geleden nu, had Karel gevochten met dien bokser,kaaljakker en bulderjan Loe uit de Nes. Guns, was dat alweervijf jaar her? De klok op den gouden Munttoren sting ooknie stil ! Karel was temee een oude sirool geworden . Zoo gauwkon hij niet meer opschuinien in vechtvlugheid . Toen, dienavond op den Zeedijk, had zij eerst hem gillend beleedigd enuitgescholden, en erna kreunend gesmeekt in menschelijken jam-mer, om zijn liefde. Zij had gesidderd onder zijn striemendennekslag en zijn wurgende handen, en ondanks de pijn was zeblijven krimpen en kruipen aan zijn trillende voeten . . .Bah, terug del, traphoer, loeder, . . . wou iii mijn ook be-roofe? . .. Zoo had hij haar zenuwwoest, wreed toegekretenin zijn verwilderende moorddrift . Met Corry's vernederings-geschrei in de ooren was hij weggestapt, „De Gele Ballon"uit, tusschen de benarde smerissen ; lachend, lachend nogwel en zoo trots alsof er geen mensch meer op de wereldbestond dan Burk. Maar wat hij dien ellendigen nachtdaarna, in de droeve eenzaamheid van het arrestantenhok ijl-hoofdig had doorgemaakt, dat konden toch ook geen Lien Corry'sbedenken. Dat wist alleen de Stomme . Dat vreeselijke huilenen snikken van de meid toen, in „De Gele Ballon", neen, . . .het wou zijn ooren niet meer uit . Zijn moedige Corry, zijnkoene, alles-durvende, uitdagende meid . . . God-in-den-hemel, hij had haar temet geworgd toen! Karel zag nog altijdden angst en het geluk in haar schrik-oogen, onder zijnkrampachtig-dichtknijpenden klauw . Vreeselijk! . .. Gut, erwas toch geen mooiere vrouw op de wereld dan CorryScheendert. In dat gore arrestantenhok had hij Corrykermend van smart-wroeging toegeroepen om vergiffenis!

Sirool : kerel. - Stomme: het geweten . -

Page 37: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

35Toen, in het stikkedonker, had hij gehuild als een kinden zijn verlangen was zoo wild opgesteigerd, dat hij dachtto bezwijmen . 0 dat snijdend-vlijmend begeeren, dat weee,knagend-pijnigende verdriet! Zoo martelend-wreed hadhem liefde nog nooit gekweld en gebeten tot op het heetemerg. Daarna was alle lust en leven in Karel gedoofd; weleen jaar lang . Vroeg hem een guitig mokkeltje uit de buurt,lachend dat heel haar domino-spel to zien kwam, om eendans, dan had Karel altijd eenzelfde woord :

-- Gut meid, ikke bin soo moej . . . me wange sakke me of !Bedelde een ander in den zoelen avondschemer, om een droef-

verleidelijk liedje op zijn spijkerkassie, dan alweer kionk het :- Sal nie goan . . . ik bin ophede soo mieserig en soo

schor as 'n mosch .Eindelijk was er een opstijgen ontstaan, een fel wakker

worden in Karel . Eenige zijner beste vischkoopers-kameraden,jolige Jordaners met harten van goud, gesnor van ScheleMina en Jans van Frans, hadden zijn vioolkissie opengestoken ;hem een opstopper verkocht dat hij duizelde. Nee,hij had nog niet de tong ingerold . Dat wierd een blakering .God-alle-joden, zijn lampionnetjes begonnen opeens tobranden. Hij zag weer in nieuwe begoochelingen, de lievelachende toeten van al de mooie Jordaanmeiden, de gekloftekorte rokjes en snoeperige schoentjes; de piekfijne kapselsmet glinsterkammen, de mooie tanden in kleine mondjes .Hij genoot weer van hun zinnelijk hunkeren naar den dans,en Karel zong weer en vedelde weer op zijn ruischelendeharmonica . En niet een kedin niesse van de buurt liethij nleer ongezoend .- Wasch je nou effe gauw! . . .

snauwden zij wel, maar zoo aanhalig, dat hij nog meer plak-zegels afdrukte. Hij schoot ze allemaal aan, van Zuiderkerktot Westerkerk, al keken de overzoete vrijers groen vannijd en jaloersche woede, en al drong hij ze schimpscheutig,onder den roodgeruiten omslagdoek van Malle Geertje opde Noordermarkt.Domino-spel : witte tanden. - Spijkerkassie : harmonica . - Gesnor :

familie. - Tong inrollen : sterven. - Lampions : oogen. - Waschje nou : hoepel op. - Plakzegels : zoenen. -

Page 38: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

36Karel Burk had ook boksen geleerd bij een koud praatje.

Dat was nog iets anders dan scheppen of neus-afbijterij !Tjonge, tjonge, dat ging jovene in de Jordaan . Het was welallemaal link schorem, dat bokstuig, maar hij smiezeldetoch maar fijn de kunst van die goochemerds af . In een jaartijd bleek Mooie Karel een van de gevaarlijkste vuistvechtersvan den heelen omtrek; van Jordaan, Zeedijk, Nieuwendijken Haarlemmerplein . In herbergen, cafe's, op markten enin danslokalen beefden zij nog erger voor Karel dan vroeger .Want nou leken al zijn kracht en behendigheid ingetoomd,geschoold; vocht hij als de baarlijke duivel zelf. ZwartePeer ontweek hem zelfs, zoo goed als Nannie Klapdaai.Mooie Karel knokte weer voor zijn pleizier en zijn alleenegenot. Ook daarom huiverden de vrouwen voor hem invreemd ontzag . En haar, dat loeder, die Corry, die naarkruizemunt rook, . . . allejezus nee, . ., zoo mocht hij haartoch niet noemen. Want een nachtviinder, een verliefdgestel, . . . was zij nimmer en nooit geweest. Hij had Corrywel altijd een koud, harteloos kreng gescholden, een schunnigeen schelle uitratelaarster van boosaardige kijfwoorden, eendeern voor het mes geplant, koel-zinnelijk, om of to rossenals ze sarde en venijnig hitste, maar toch nooit bedachthij haar als lichtekooi, die in wulpsche en betaalde zwijnerijhaar leven verbraste voor een ander . Al die vijf jaar van hungescheiden-zijn was er eigenlijk nooit iets in Karel's hijgendeliefde-bezetenheid, in zijn verlangen naar Corry, verminderd .En nu woonde hij weer hier, in de buurt, pal tegenoverFrans Leerlap . . . Dat verlangen juist was de heimelijkeoorzaak van zijn negocie-vriendschap met Thijs . Doch ophetzelfde oogenblik bijna, dat hij zijn zwarte voor een wittetrui verwisselde, verhuisde Corry naar den Haag . Dat zagMooie Karel gebeuren in harte-angst. Zulk een noodlotwierd om dol to vloeken en to razen . Hij verzonk in prangendezwaarmoedigheid, en opnieuw verloor hij voor een poolde macht van zijn spotoogen op al het vrouwenvolk.

Daar zat hij ook nu weer, op Pinkster, zonder Corry'sJovene : uitstekend, goad. - Link schorem : gemeen Yolk . -

Goochemerds : slimmerds . -

Page 39: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

37

toet, zonder haar rank en veer-licht-bewegend hchaam tozien. Wat gaf hij nou nog om botten en bensen! Daar zathij weer, domoor, in zijn smoorheet en onrustig-halpeloos ver-langen, zonder haar zoele stem to hooren en het wilde gefonkelvan haar got+dsteenachtige oogen to begluren . Hij had haarin zijn armen willen wegdragen, God weet waarheen . .Het griende en wrokte wreed en wrang in Karel. Hij zouwel alles our zich heen hebben kunnen stukscheuren, inbooze drift . Waarom zat die vervloekte woekerkerel aand'overkant zoo ellendig-droevig op zijn klephoorn to blazen?Dat deed die woekeraar 's zomers van den morgen tot denavond laat. De Brouwersgracht moest hem inslikken . Oele !Op Christelijke feestdagen blies de mannetjesputter extraweemoedig, als de schemer vaal ging weven in de Dwars-straat. Het griende al zoo ellendig in hem en nou die hoorn-muziek nog en die mutfe kamferlucht . . . bah! . . . Je zouer je vrouw's Zondagsrokkie zoo voor wegbrengen naarCosman, den pandjesbaas . Gek, nou zat hij achter de raam-gordijntjes to koekeloeren als een aftandsch en beverig-nieuwsgierig begijntje . En ineen bedacht Karel met eenschok, dat het toch al heel wonderlijk geloopen was tusschenCorry en hem. Och, van ,hulpelooze" liefde mocht hij nietreppen. Klaar gezeid: de gedachte al stuitte of op zijnminnaarstrots. En toch voelde Karel zich telkens ontroerd,beangst en van binnen bekneld, wanneer hij aan een feitdacht, een mal feit : . . . dat hij Corry, dat paarloestertje, noual van klein kind kende, en dat zij n handen eeuwig tegen-over haar verkeerd hadden gestaan. Al de lieftallige, mooieen aanlokkelijke meiden van de Jordaan had Mooie Karelgezoend en met allen, onder snelle begeerte, openlijkof heimelijk gevrijd . Corry durfde hij den pinkniet roeren . Zijn bloed brandde in koorts als hij bijdie gies was, doch hij stamelde sours de gekste en ver-legenste praatjes, en brabbelde er dan dingen doorheendie hij heelemaal niet zeggen wou. Alsof hij zichzelf onver-hoed levensgroot in een spiegelglas zag staan, zoo schrok

Batten en bensen : eten en drinken . - Gies : meid . -

Page 40: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

38hij wanneer zij hem bekeek . Dat op zichzelf leek Karel aleen tartende zotternij en stak walg in hem om eigen bedrijf.Hij, Jordaansche Burk, de lachende duivel, dol-verliefd opeen vrouw, en toch dat zeurderige sammelen en zaniken omhaar schaduwig wezen heent' Zoo een doodskop! Zijn liefdevoor Corry leek hem soms een soort van dronkenschap, eensoort van uitzinnige hartstochtelijkheid, die hij nooit ennimmer temperen kon . Zij gaf hem altijd een inwendigebekneliing, die hem tegelijk een vreugde-dronkene en een mis-troostigen zeurder maakte ; die hem, ruwen donder, tranen inde oogen brandde van rauw en scheurend hartzeer. Deliefde voor Corry was een verlustiging en een angst-onrust,een onbestendige verrukking en een pijnigende jammer .Mooie Karel vreesde haar onstuimige eigenzinnigheid, haargemelijke grilligheid, haar wreede, alles trotseerende koppig-heid en den bekoorlijken, zoeten vleiklank van haar lokstem . Hijverachtte zijn eigen laf en half-stikkend bezwijken telkens, voorheel haar verleidelijk wezen . Hij, Karel, dol en razend op eendeern die hij nooit de rijpe lippen had stukgezoend ; van wie hijniet wist of de huid over haar lieve armpjes zacht-fluweeligaanvoelde of niet! En toch had zij zich verachtelijk to grabbelgegooid voor vreemde schavuiten, . . . dat verloopen lommerd-briefje! Ze hadden op haar getrapt als op een vuilnishoop ;ze hadden de deern vernederd en verguisd . N6g beefdehet in Karel van wraakzucht op de schooierige schenders .Was dat nu niet een soort van voorbeschikking, dat hij,juist hij zijn brutale handen zoo verlamd voelde tegenoverCorry? Voor alle andere niesses bleef hij nog even kil-onverschillig als vroeger . Hij lokte en koesterde en speeldesours, om ze to zien trillen en hijgen . Hij randde ze aan metscherts en ironie, doch onder een woord van teedere overgaveoverheerschte hij al haar lichtzinnige durf . Doch in zichzelfontraadselde hij niet het vreemd-dubbele van zijn wezen : hetstrenge en het luchthartige, het wrang-meedoogenlooze,het genotzieke en het teedere, het weemoedig-gelukzalige,droef-blije bij jool, muziek en dans . Telkens nam hij zich

Page 41: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

39voor : als ik Corry nou zie, dan gaat zij er aan . Hij zou erprecies uitflappen wat hem voor den mond schoot . Hijzou haar in haar frontje rooken, als een tabaks-pakhuis ophet Bickerseiland. Maar zag hij haar dan weer, - bij hetorgel van Jan de Jood, - dan bleef hij stom als een ge-schifte knul. Neen, hij kon hair niet bevrijen en befrommelen .Bij Corry viel er nets to redderen van haar intiemste wezen .

De mooiste messes allegaar kregen bestek op hem . 0,Karel beeldde zich niks in en het was niks geen grootschigheidop zijn eigen personaadje. Hij hiette maar een dood-onnoo-zele smokkelaar-in-steenkolen. Het was de propere waarheid .Misschien prikte zijn blond snorretje ze guitigjes de lippen .Misschien deed het wel het zoet gegons en week gekweelvan zijn harmonica ; misschien het onstuimige gestoei vanzijn springenden geest . Hij torste een heel „Cafe Moderne"op de punt van zijn sarcastische tong . Misschien lokte hijwel met zijn weeke zangstem, die toch altijd naar de droefteging, al leek hij nog zoo vroolijk . Doch min en vurige vrijage,in weemoed of jool, waren van Mooie Karel en bleven vanMooie Karel. Leve de twee Zwaantjes met den koperen konkel !

In zijn tintelende levensdrift waagde Karel, de Minnaar,nog altijd alles voor een mooie vrouw . Het bleef een wild, avon-tuurlijk genot, omdat het hem een woesten en bedwelmendengeluksroes bracht. De slanke lefmeiden lonkten hem van allekanten toe als hij danste, zong of harmonica speelde . Danleuterden zij altijd wat broeisch van zijn duivelsche dapper-heid, de onkuische hartjes, die niet wisten hoe Tante Tansin de Bloedstraat haar naam spelde .

Eindelijk leek dan toch gebeurd wat zij geen van alienvan Karel Burk hadden verwacht, de lieve monkelaarsters,de felle schimpsters en half-bezetenen van liefdedrang enhartstocht, . . . eindelijk was dan toch geschied waarvoor zijKarel vroeger, omdat het niet gebeurde, wel konden ranselen :. . .de Verliefde was verliefd geworden op een meid, op CorryScheendert, en hij vermocht zijn liefde voor die deern en zijnverachting, nA haar val, voor niemand meer to verbergen . De

Frontje : gezicht . - Geschifte knul : iemand die al op jeugdigenleeftijd in de gevangenis zat . - Kregen bestek : werden verliefd . -Konkel : groote koffieketel . -

Page 42: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

40

heele woelige, op liefde-drama's beluste Jordaan kreeg erhoogte van. Neen, nou bleef hij toch niet meer onver-schillig. Nou Been liefdesduo : twee blauwgeslagen oogenHij schold wel op bandelooze Corry, op dat lichtzinnige del,dat bedrieglijke kreng, die adder! Hij rende wel de ladderop en af, maar toch smachtte Karel naar haar bijzijn . Hijwas tegelijk zwak en boosaardig tegenover Corry. Hij scholdhaar, na haar smak op den Dijk, gruwelijk uit voor heel delasterende buurt, als een voor-goed-verlorene, als eenharteloos schepsel, en toch besefte Karel onder den heetenschimp, dat in Corry iets leefde, iets geweldigs en machtigs,waaronder zijn kwaadsappige praatjes over haar verdorven-heid versmolten; iets dat spotte met al zijn bedreigingen,zijn wilde snoeverijen en zijn toornige vervloekingen . Waszij eigenlijk niet de eerste vrouw in zijn leven, die in haarvoorspoed en in haar ellende, tegenover hem geheel de-zelfde durfde to blijven P Zij gaf hem, uit een soort vanvalsche deemoedigheid, geen adempje meer dan hem toe-kwam. Met die oningetogen meid was Karel nu opgegroeid,en nimmer had zij hem noch hij haar omhelsd . Het was omstapelgek to worden, telkens wanneer hij er aan dacht . Karelbesefte nu dieper dan vroeger, dat Corry wel liederlijk sprak,maar niet liederlijk leefde. Zij brandde op in een boosaardigewrokkigheid, omdat zij haar zoogenaamde gemeenheidniet wou verzacht zien voorgesteld door poenige fatsoens-schijnheiligen en zatte sponsen . Zij hield nu eenmaal alleenvan den golvendonder. Zij wilde juist dat men haar vloekte,onder kermende smart en woede desnoods, opdat zij ertegen-over schaamteloos kon blijven terug tarten in overmoed .Dat was haar hevige trots, alles grimmig to breken en inroekeloosheid to bespotten ; zelfs den dood uitteschateren .Mooie Karel besmeurde Corry om dien trots, om dat dol-dwars en tergend zich verzetten tegen alles wat even maarhaar als een bevel de ooren inklonk .

Het gebeurde in de ,Turksche Wacht" en zijn gevechter na, met dien bloote-knie van een Loe, kon Karel Burk

Ladder oploopen : zich hevig kwaad maken. - Bloote-knie ;kaalkop. -

Page 43: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

41

nooit vergeten. Toen wilde zij, wilde zij zich geheel en alonderwerpen . Dat was het feit, het onwrikkelijke ; dat moestKarel zich eeuwig en altijd inprenten . Toen had hij haarin smart en jaloersche liefde onder zich hooren kermen .Toen had hij haar tbch omver-getrapt, gekrenkt en geslagenals een hond . Toen had zij voor zijn voeten gekropen enhaar smeekend lijf was in-elkaar gekrompen onder zijndolle geeseling. Dat moest hij altijd herhalen in zichzelf .Maar toen was hij tartaar geweest en blind ; breker vaneen kristallen vaas! Hij wou haar niet meer zien, nooitmeer 1 Hoe had hij het toch gewaagd, zoo to snoeven tegen-over zulk een vreesiooze meid, die voor niets terugdeinsdeen die als een wild dier, bezeten, zich to verdedigen wist ;geen ziertje wroeging, geen greintje schande of smaad kende 1Wat voor koffiepotten drentelden nil alweer niet om haarheen? . . . Zou hij eens aan hun keellelletje trekken? Pooiers,jongens van de vlakte, . . . bah, . . . aldegaar aardedrek, Jor-daners en charmante goosers uit die groote kleeren-magazijnen .En studenten van eertijds. Hij, Karel, was uiterlijk hetonverschillige beest van vroeger weer geworden, dat vande geheimzinnig-verliefde vrouwen met de halfgeslotenoogen, alles nam en van het genomene alles weer op hetzelfdeoogenbiik vergat . Maar zoo was het uiterlijk gebeuren ; zoobleef alleen zijn weefspoel voor de wereld heen en weerschieten. In hem, diep in hem, knaagde een hevig, een kram-pend en nederig-smeekend verdriet . De ontzijpende leugenvan zijn onverschilligheid krijschte al feller in zijn ziel .Het bedrog van zijn hart hield hij niet langer vol tegen-over Corry . Het schampte, het sneed en wondde zijn ge-krenkte wezen aan alien kant. Ja, vroeger, in louter-zinnelijkspel was hij wel dat onverschillige beest geweest, uit zijnnatuur, toen hij nog niet vermoedde dat Corry hem zooliefhad . Toen was het onder de Jordaanmeiden geweest, hetafbedelen van een street, het hunkerend afsmeeken van eenliefde-woordje . Vroeger gaf zijn loszinnige bobbert geensnars om al wat scheurde en kapot trok in het broze

Goosers: kerels . -

Page 44: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

42binnenste der vrouwen, noch had hij oor naar hun harte-gekreun. Zij moisten niet, zij wilden hem behooren, ineen razend smachten. Dat was Karel genoeg, die altijd zijnluisterlappen wijd-open hield voor iedere stem. Hij be-dwelmde die zoete vrijsters en dartel-wulpsche paarsters,omdat zij toch hardnekkiglijk bedwelming begeerden . Zijzwijmelden in de zalige opgloeiing, in het genot van hetgeheime saamzijn met hem. Mooie Karel schonk ze eenvervoering die hun gulzige en heete zinnen opeischten . Eenprijsvisscherijtje leek het . Hij ving juichend den meestenbaars, . . . en zij kozen de blommen en wappervlaggen voorhet vercierde schip! Mooie Karel kende geen beuzelingenen geen onverdraagzaamheid . Hij was er to kinderlijk voor,ondanks zijn onverschillige overheersching . Hij gaf zichtoch met heel zijn mannelijk wezen, met al wat er in hemknetterde aan vreugde en boert, geluksdrang en liefdes-verteedering in het minnespel . Zijn vrienden, ach, diestapelden biertje op biertje, betaalden voor een prikje dekamer, . . . heette het al lang goed . Maar dat leek hem zoo doren zoo lijzig . Hij wou al die snakkende vrouwen en meiden vooreen kort poosje niets onthouden . Kon hij ? Hij, die geen moscheen kruimeltje weigerde! Kon hij een Jordaansche zwartooguit het roezemoezige danshuis van Koehorn, het maagden-hartje krenken en haar teedere geheimen verraden?Hoe vaak gaf hij zich niet over aan zoo een die-deem van den spiegelgladden vloer, alleen om haar maarverrukt to zien. Was hij gewapend tegen zacht-smeekendeoogen? Was hij niet daarom juist een nestjong gescholdenzonder veeren? Was hij niet daarom juist een zelfingenomenkwast, een onnoozele hals, een zichzelf gewichtig opblazendesnuivert die overal ongeluk aanbracht en van alle hoogtenafduikelde? En toch, de zwijmeling in then drang, hetbandelooze en het fatsoen-verachtende, het aantrekkelijk-avontuurlijke en het hunkeren naar het verbodene, kwamniet het eerst van hem. Al deze kuische, teedere en hevigezielen wilden toch uit onvoldaanheid ontsporen ; verlangdenLuisterlappen : ooren. - Diedeem : diadeem. -

Page 45: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

43

dien schroeigloed, dat minnevuur, dien bevenden hartstochtvan hem. Hij was een kwinkeleerend prater, een vluggeschertser en een vechter voor liefdevrijheid . Hij kon vanmeisjes en vrouwen overrompelend-snel alles meevoelen ;vooral de fijne zelfbedriegerijen als zij genot verlangden enpreutsch deden alsof alleen de onbeteugelbare man hetschaamtelooze en hartstochtelijke wenschte. Hij woog haarvaische zuchten, hij onthulde haar vermomde begeertenen hij duldde haar bange, aandringende lusten . Wantridderlijk nam Karel op zich de schuld van alles wat zijzelventoch zoo dolgraag wilden zien gebeuren . Zoo was hij geweestvoor Corry's liefde . Maar ook wreed-koud en eeuwig datdood-onverschillige, krenkende voor al het bereikte, al be-vleiden de niesses flog zoo zijn zingende stem en het zoeteliefde-gelok erin. Neen, neen, de diepe, instinctieve drang,de inslokking en opslurping, dat zinnelijk zwijmen kwamniet van hem, maar van vele lieve vrouwen, van vele kuische,trotsche, fatsoenlijke, heerschzuchtige en liefde-waanzinnigevrouwen, . . . met of zonder marktmandjes. Hoeveel moesthij niet terugdringen, terwijl hij dan deed alsof hij nietbegeerd wierd, om hun positie uit vernederende schaamteto redden! Maar zoo schalks hinkte hij, wanneer hij zicheen blauwe scheen stiet, dat zij de wending van zijn hoffe-lijkheid voelden als een fijne en schermutselende plagerij .Bij Mooie Karel was het, de laatste jaren, meestal een stoeischepret, een schelmsch geven en een speelsch terugvragenvan kussen ; bleef het een onbewust-romantische teederheid,die toch oprecht en bloohartig vaak, zich, van de intiemenadering schuw, verward en stil-droef afwendde. MooieKarel zocht de enkele zinnelijkheid niet, in zwoele voldoeningen ruwe bevrediging. Bij hem wierd het een verleidelijkliefdesspel dat dwArs door het verbodene van het genotheen, omzichtig tastte naar iets onuitsprekelijk-teeders enreins; al kwam nu en dan een zwoele vlaag van duisterenhartstocht, - het onbekommerd overrompelen van denoerman, den krachtbewuste, - opstormen. Want het latere

Vrouwen met marktmandjes : vrouwen onder het yolk die ter marktop klanten azen . -

Page 46: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

44wierd bijna altijd een pijnigend ontgoochelen, een zoet heim-wee naar het vervlogene . Dan wilde hij niet meer en nietverder het ontuchtige, omdat hij eigenlijk nooit ,meer"en nooit ,verder" had verlangd . Diep en verborgen leefdehet innig-kuische in Mooie Karel; in hem, spottendenvrouwen-veroveraar, hartenbreker en vrouwenverleider . Hijbleef een naief-verbaasd kind, ondanks al zijn vermetelenvechtlust, zijn koenheid en zijn hachelijke avonturen .Zijn hunkering dreef hem weer terug naar Corry, naarCorry alleen, en ook de hooge droom van zijn onverklaarbaar-hevige en durende liefde . Sours had hij hierbij een gevoel,alsof zij door een regenboog was heengestapt naar hem toeen allerlei wonderkleuren nog vochtig op haar schoone,ranke lichaam na-schitteren bleven . Hoe dwaas hadden zijelkaar in tartenden trots altijd en altijd weer afgestooten!Maar gewonnen kwam deze fiere geweldenaarster zich togeven in „De Gele Ballon". Dit bleef vast en onverduwbaarin Karel leven . Toen, toen, - het berouw sneed hem alseen kramp door de ziel, - had hij haar weggetrapt. Maarnu moest, moest alles veranderen . Nu zou hun groote liefdepas beginnen uit to bloeien . Want Corry was heelemaal nietharteloos, niet wreed-kil ; en zonder een zweem van mis-leidende raadselachtigheid . Haar wispelturige spot, haarcoquetteeren en haar weerstrevende scherpte ontstondenalleen, als zij hoonend geprikkeld of beleedigend bevolenwierd. Hij had altijd veel to uitdagend in vergiftige haat-liefdeen jaloezie over haar heengekeken . Hij leek zelf driest ver-wend en mal-overmoedig, omdat hij de uitverkoorne, dezwelgende minnaar geweest was van heel veel wellustig-mooie vrouwen. Nu kon hij kleintjes, nederig smeeken enin voile bewustheid bidden in zichzelf, in een milde over-gave, . . . dat Corry hem toch begreep ; dat zij toch beseftehoe hij zich uit meelij vaak verloren had en waarom hij zijnzoele nachtwacht-liedjes kwam to zingen. 0, het leek zoodol-opschepperig en de zieke branie van een oud-sleetschenkerel ! Het was Been verdonkeremanen van eigen misdadige

Page 47: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

45liefde-driften en gents-bedwelmingen . Toch was zijn zich-geven aan alderlei bevallige lokmeiden en vrouwen vaak zooin moedeloosheid ontstaan. Soms kon hij geen weerstandbieden aan een week gefluister; vond hij het weigeren ofhetzich-zelf-hoog-opgericht en zichzelf-hoog-afgewend-hou-den, een namelooze krenking voor degenen, - schrale koren-aartjes, - die stil bevrediging afbedelden. De leelijkstemeiden had hij, in zijn verdriet om haar hunkerenden schaamtelijk begeeren, het snelst en zonder eenig bezwaargetroost. Hij rilde zelf van diergelijke meelij-vrijage, zonderglimlach en zonder siddering volbracht . Toch, het kon zooovervol in Mooie Karel jubelen en zingen, als hij aan zijnliefde voor Corry dacht. Dan leek het hem altijd zomerweer ;zag hij altijd een lichtende zee . Hij zou de koele meid welallemaal mooie dingen hebben willen zeggen of schrijven .Maar dan moest hij ieder woord overijl in een zoet-riekendebloem hebben kunnen omtooveren. Hoe dikwijls ging hij nietnu nog, in zijn eentje op stap! In die uren zochtKarel den wijden hemel en ging hij zitten aan stiflewatertjes . Dan beluisterde hij halmen-gefluister engegons van insecten. Dan zag hij schichtig een tierentijntjescharrelen in de beschaduwde ruigte van zijn nestje enhoorde hij plots de krassende zangdrift van een spotvogel.Hij genoot in pijn . En dan dompelde hij zich in zijnwringend-verlangende, knagende liefde-droefheid, om-en-dm.Op zijn fiets deed hij tochten, mijlen-ver, alleen, altijd alleen.Den vorigen zomer nog naar Laren . Daar viel hij aemechtigneer voor een veld hooge, blonde, bloeiende rogge en haver .Hij lei op den grond; hij snoof den zoet-heerlijken, zonnigenaarde-geur en boven zich zag hij nets dan het wuiven vangoudglanzende halmen, eindeloos, eindeloos, en een on-metelijke, lichte lucht, waarin heel, heel langzaam, zilverwittewolkjes uiteen-dreven . God, als hij Corry toen had gezien . . .Hij zou misschien gestorven zijn van geluk en stille vreugde .Maar hij wilde zich niet belachelijk maken. Wanneer hij aldat malle lawaai van zijn hart ging vertellen, zouden de makkers

Page 48: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

46het boosaardig uitgieren . Want wie van de jongens verstond zijnverlangen, zijn vreeselijk-kwellend roepen? Het leefde alles zoohevig en verrukkelijk in hem en het was Karel telkens alsofer vieugelgeruisch, zacht als een tocht, over hem heenewoei .

Neen, hij wilde geen zinnen-verwarringen en verleidingenmeer en geen afspraakjes met vrouwen en meisjes, en geenopwindend gevlei en brandend gezoen meer in duisterezijstraatjes en slopjes. Hij zou alles, alles weerstaan, omCorry. Lieve oogen die lachten en lokten naar avond-wandelingen, zou hij voorbij kijken . Heerlijke zoele glim-lachjes zou hij niet merken en snerpende spotmondjes zouhij monkelend laten praten . Al dat heerlijke, vrouwelijke,adembenemende van het vrouwelijke weoen . . . weg, weg,naar den duivel met deze vurige Vastelavond-pretjes . Corry zaghij weer, in zijn verbeelding, en het was een hel-en-hemelvan geluk en smart. Hij snoof zoet den fijnen mandarijntjes-geur van haar lichaam, en hij zag het gouden gevonk vanhaar oogen . . . Jawel, jawel, maar daarvoor had hij de meidvan zich weggetrapt. Die avond-in-triumph, bleef MooieKarel een nachtmerrie. Eerst daarna besefte hij, dat zijnooit-en-nimmer meer iets van hem wilde weten .

Toen was hij een poos weer in het oude leventje van zijndier-sterke mannennatuur vervallen ; had hij weer gevrijden gezoend, gelachen met de blink-tanden bloot,gedanst en gezongen zonder respijt. En Karel hadverlangd dat een meisje althans onder al deze hunkeren-den, hem zou tarten, afwijzen, straffen, zou krenken en terugsturen. Hij had gehunkerd naar de grillige beleediging enverstooting, om na to voelen wat hij Corry had aangedaan .Hij had gehoopt dat een fiere hem zou beschateren en hemsarrend zou weigeren, al wat hij in den arm-ijdelen enpralenden waan van zijn liefde-natuur meende to moetenafstaan in goedertierenheid. Doch geen der dansters enzoeteliefs, in troebel begeeren, weerstond zijn oogen, zijnstem en zijn durf. Ook nu weer tierde er de wilde en dwaas-verwarrende vrijage; doch nu telkens met veel sneller terug-

Page 49: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

47keeren van het hartzeer, en met prangender berouw eninkeer. Corry dacht natuurlijk dat zij dood was voor hem .Maar het bleek een valsche misleiding van gekrenkte jaloezie .Want na die vreeselijke scheiding, die vermorzeling, had hijin het diepste van zijn ziel geen uur rust meer gekend .Corry, - hij wist, hij voelde, hij hoorde het, - had gesnikten gehuild in beschamende stilte en eenzaamheid . Maarook hij, nacht aan nacht . Ook in hem was het een weenendejammer en heimwee, al verborg hij soms al zijn innerlijkeellende achter dolle verkwisting van levenskracht . Waaromwas hij met Heintje Punt op stap gegaan? Omdat zij zoovreemd-zoet naar nagelbloemetjes rook? . . . Nee . . . . alleenom Corry to kwellen. Hij speelde de onstuimig-verliefde, aldeed het hem smart voor de schuchtere, zachte Heintje . Wantzij was mooi, heel rank en zij danste zoo eenig-gekloft, met heelhaar verstild-vurigen aard . En haar neusje stond zoo fijn-spitsop haar zoentoet, als ze trippelde op de keitjes! Och, zijnwrok immers tegenover Corry, was Karel heelemaal kwijt .Had zij, half dronken, geklonken met den Engelschen zeemanen hadden zij gevrijd indertijd? Oele! Haar heerlijke goudenhaarwrong was onder het worstelend geweldplegen met deoverrompelende, woeste kerels losgeraakt . . . Oele! Hij wasgeen vermaledijd zweetertje in den blauwen maneschijnmeer. Een Onze-Vadertje er overheen gepreveld, . . . uit wasde tortuur! Wat Neeltje Terwee, wat Heintje Punt, watAaltje van Nelis, . . . blond of zwart, blank of bruin! . . . Corry,Corry, Corry moest en zou hij hebben, nu en voor altijd,altijd! Hij lachte, Mooie Karel, weer kinderlijk en gelukkig,tegen iedereen. Hij huiverde over zijn heele lichaam. Enook hij smeekte, - gelijk Corry toen gedaan had, eenigejaren her, zonder dat Karel het vermoedde, - ook hijsmeekte in zichzelf iederen dag God en alle Heiligen, dathet weer goed mocht worden tusschen Corry en hem .Juist daarom was hij nu hier gaan wonen, in de enge

en wemelend-drukke Goudsbloemdwarsstraat, vlak tegen-over Frans en tante Nel.

Gekloft . fijn. -

Page 50: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

DERDE HOOFDSTUK .

I .

Pinksterdrie, in den brandenden middag, stond heel dedampende en ontredderde Willemstraat op haar kop . MooieKarel deinde weer op den toon ; cancaneerde nieuwerwetsop-zijn-ouderwets, en tusschentijds zong hij en bespeeldede zuchtende harmonica erbij . Aan den zonkant gierdengroezelige kinderen, jongens en meisjes, een helsch lawaaiuit tegen een slechte-buur die van een arme vrouw watkleingeld had gepikt . Al de Willembeisers ergerden zichdood aan den vunzen gannef. Nu wierd hij onthaald op ketel-muziek, op een krijschend-rauwe serenade van hoorn-toetersen bellen, en op een kletter-gedruisch van deksels tegen oudeemmers .

Uit de Wijde Gang, die als een rottende, half-uitgegravensteegslurf, een borrelende snijing, in de goud-heete zongrauw lei to broeien onder eigen reuke, drong een troephavelooze kinderen op die over het ketelgerammel heen,alderlei hosliedjes afjammerden. Een blond stoetje meisjesmet bloeiende braam, dooreengevlochten boterbloempjesen madelieven opgecierd van het hoofd tot de leestjes, alsdartele Pinksterblommetjes, gilde een zwalkend deuntjemee :

Op den toon : dansen . - Gepikt : gestolen. - Willembeisers : Willem-straters . - Beis : straat. - Gannet : dief . -

Page 51: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

49PinksterbloedOranjesoetRoet in de soepSoep in 't roet!

Maar Mooie Karel's harmonica overjoedelde het stam-pende Pinkster-drie-krakeel, het geraas en zinneloos gelal .Hijzelf zong vurig den gorgel leeg. Schier triestig klonk zijnlievelingslied :

De PinksterbruidDie gaant fruit.

D'r foetje wil nie haure .En as se dan nie haure wilDan gaant de bruid ferlaure!

Plots schoot een snikhuil door hem heen . Hij rilde enkon nauw verder. Hij voelde zich half stikken. Het gisttein Karel en hij gromde in zichzelf : o, die vervloekte comedie!Waarom was hij door zijn robbekollig humeur hierheen, deWillemstraat ingevlucht? Wat een duffe barrelarij!

Mooie Karel deed alsof hij hoestte en zich verslikte .Toch keken zij sip en wantrouwelijk, de Willemstraters .

Enkelen mompelden vragend : huilde Karel? Huilde de vent?Was hij in de melane? Had hij nou al een plak lood opde knar? Zij schrokken en lachten toch van stille ver-bouwereerdheid .

Maar Karel herwon zich snel en hij tong opnieuw, vaster,met een heerlijke, licht-aanklinkende stem en zoeter vanzieledrang dan voor zijn narigheid .

Pinksterdrie in wemelrumoer en stemgebrul, was plotslosgelaaid . Hossebossende, hooge Janpleiziers, opgemonterdevrachtauto's voor feestvierderij leeggeruimd, daverden enbonkten over de keien . Stormig raasde hoera-gejuich vanJordaners er tegenin en schel jubelden de zatte toertjes-gasten in de potwagens, van hun banken :

Bi je mit je moederNa de Meir geweest! . . .

Het klonk als een gierend geschrei en een klaaggezangRobbekollig : grillig. - Barrelarij : hier, gescharrel . - In de melane :

in de beroerdigheid . - Lood op het hoofd : zwaar beschonken . -

Mooie Karel .

4

Page 52: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

50langs de trieste, van scherpe vochten uitgebeten huisgevels .Grillig strooiden de ruchtige, met groene zeep opgeboendezatlappen, vlaggetjes over stoepen en trappen uit, en zwieptenmallootig met kinderzweepjes klets-klets de lucht in . Even,in stuwgedrang van de telkens stoppende pleizierwagensen toer-auto's, week de danstroep van Karel terug naar detrottoirs .- Kristesiele wat 'n bende!- Duik 't roefie in . . .- Manne fan de Kromelleboogsteeg, . . . hou je krankiel! . .

riep Karel zwaaiend met zijn handen naar de zweetmeidenen de peershoofdige Pinksterdrie-vierders, saamgepropt inde geel-gezeilde tentwagens, de vermiljoen-geverfde Jan-ties en grijze auto's .

Velen herkenden Burk van hun zitplaatsen af .- Koarel . . . 'n lammetje ajje hier in springt!- Mooie Koarel !- Koareltje!- Hee Burk . . . hei-je je Pinksterskarrel al angeskote?- Jullie komme na kerktijd . . . gulsige baarsies! . . . spotte

Karel terug.Van al de Janpleiziers en vrachtauto's uit, wierd woest

gelachen, geschimpt en gedold naar het dansende yolk .- Zaankanter . . . drekdeksel . . . mS je geen huppelolie?- Ouwe Pinksterskuit . . . ikke bin Doopsgesind en bik

alleen Jepanse gort!Meiden in helle jakken en schelle blouses, van lange sleep-linten omstrikt, en mannen in Pinkstercostuum, met ver-cierde petten, lachten en hunkerden naar Karel's antwoord .Burk schreeuwde terug :- Nou, Jan-de-Wasschers . . . erfhuismeesters . . . en iii,

satlap . . . mit je neus as 'n steekbeitel . . . je mag mijn frank'n uur langst uitskelde . .. teuge 'n piek pir waurd . . as ikke. . . as ikke maar 'n hallef jaar veurskot krijg . . .- 0 soo . . . scharminkel1 . . .- Gekloft, Trijntjeslijmer .Krankiel : waarschijnlijk verbastering van tranquille (rustig) . -

Lammetje : daalder. - Huppelolie : jenever. -

Page 53: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

51- Hier die frome . . . die is-ter dak en muur fan de kerk!- Hier . .- hei-je 'n knoopie feur de draaimole . . .Karel, op een stoep gedrongen, kreet verder :- 'n Luie dag is auk 'n doalder waard!Tot een mosselen-meid in een vrachtauto, die het ,leven"

was ingegaan, riep hij in oolijken spot :- Hee Daatje . . . nee . . . knijs hierheen mit je beskimmelde

neut . . . juist . . . soo . . . hierheen . . . Nou sel jij tug nooit-nie'n beentje ferkeird neersette wa?- Goskrommeneitje . . . allemogestemorregel . . . proestte

Rooie Riek demonstratief-hoonend uit, in een krampachtigenlachzwaai naar de luisterende omstanders . . . Daatje nooit-nieeen beentje ferkeird . . . wiedes . . . maar twee . . . fast . . . fast!- En, . ., ging Karel ongebluft naar Daatje door, . . . en

mit al je goed gedrag inbegrepe . . . hei-je nou tug ferdriet . . .bi-je tug maar 'n niet-briefie! . . . Maar ikke Da . . . ik wilgeen ferdriet . . . Late se mijn maar huilend achterna loope . . .ik wil geen ferdriet . . . ik wil geen ferdriet! . . .

Al de buurtmenschen bevroedden dat Karel om iets heelellendig was van binnen . Hij smoorde hartzeer in zijn stem .

De ketelmuziek-jongens begonnen weer rauw op hunhoorn to toeteren en krijschten oorscheurend langs de be-rooide huizen . De Janpleiziers zongen zij weerloeiend achterna :

Na de DuifedrechtschebrugAs de peerdjes trekke flug . . .

Op dezen galmenden feestdag wierd de politie door allerleilistige trucs de Willemstraat uitgewerkt.

Uit schel-bezonde huisjes en benarde bovenwoninkjes,uit alle hoeken en spleten en allerlei modderdonkeregangen, drong het feestlustige Jordaanvolk saam . Achterde enge venstertjes en ramen propte een kleurige wirwarvan koppen opeen . Van weerszijden de dompe, morsigestraat slierden wild-lallende kreten los, rochelden uitroepen,gierden wapperende stemmen en rammeiden verwenschingenrond. Dronken Pinkstergasten vermaakten zich met brakkeboert en zware, flemerige wijven in rood of blauw baai en

Knoopje : dubbeltje. - Neut : hoofd . -

Page 54: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

52witjak, cancaneerden, de grove armen oorkruikig de heupenopgewrongen, breed-komisch in rij, drollig-springende kerelstegemoet .Karel stond omwemeld van tierende buurtgenooten . Hij

danste nu vlak voor Oome Dorus ; voor diens half-in-schaduw-gedoken, zoet-voos riekende vodden- en beenenloods .

Plots schoot Mooie Karel uit :- Jerdaners . . . manne en wijfe fan je welste! . . .- Hiep-hiep-hiep . . . hoeraaa! . .. gilde de opgepropte

menigte .Leife prefester Otto Otto! . . .- Ikke dans . . . vervolgde Karel met stoeisch jolijt in de

hel-lichte oogen, . . . op de nagedachtenis fan Koos deKleermaker .. . .- Halleloeja! . . . wierd er kliederig, ironisch-vroom

tusschen gehuild.- Hoera l . . . schreeuwde een kleinzoon van Bokkebek .- Hoeraaa! . . . Hiep-hiep . . . hoeraaa!- . . . en fan Kee Spek . . . fan 't Ouwe Franse Pad!Burk had het eindelijk door het straatrumoer heenge-

schreeuwd .Een oorscheurend jubelkrijschen klonk rond Mooie

Karel. Op Kee Spek met haar bebloemden zomerhoed,pronkten de Willemstraters verzot mee. Stel je voor : deoudste en pienderste danseres van de beis! Zij was pasgestorven, ruim zeventig. Een week voor haar dood hadhet koene frommes nog op den toon rondgezwierd. Nou waszij er niet meer. Door Karel's plotse herinneringswoordleefde Kee weer rokkenzwaaiend, temidden der Pinkster-vreugdige Willemstraters .

Tante Jans, de vischbakster uit de Wijde Gang huilde, enTrijn de mosselen-verkoopster schaterde van pleizier . MooieKarel danste een tango-wals, terwijl hij virtuozelijk speeldeen zoo grootgeestig zong. Zijn omwaasde stem, hoog-zuiveretenor en welluidend-zoet, toch droef en van tragische ziels-accenten doortrild, bootste nu een orgel-triangel na

Beis : straat. - Frommes : vrouw. -

Page 55: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

53In zijn kopstem klonk weemoed, al bleef het een hartstochte-lijke beving, een prangend geluid . Karel's mooi gezichtglansde onder een vreemde genotsdrift . In al den eenvoudvan zijn mannengracie en aantrekkelijkheid, danste hijom en om, en slank en rank ging overal been zijnlenig en zwierig lichaam, dat gewichtloos to zweven leek .Hij maakte Spaansche passen die de meiden nog nooit zoowild-bekoorlijk en grillig-uitschietend hadden gezien . On-bewust bleef Karel zelf van zijn rhythme en gebaar . Hij deedmaar, wonderlijk-spontaan, onder invloed van eigen lied enmuziek. Zijn gelaat blonk van innerlijke ontroering . Zijnschitteroogen vlamden een felle bezieling of en zijn rijzig-hooge gestalte, boven al de omstanders uit, scheen zich somstot een beangstigende lengte op to rekken . Als de spanninghet hoogst steeg, bij een schaatsenrijdersdans, dan onver-wachts maakte hij veerlicht, met wat trillende kuitenflikkerseen einde aan den phantastischen zwirrel . Dan woest en wildwentelde hij rond, gelijk een molenwiek-in-wind en duizelend-snel verhaastte Karel zijn tempo, terwijl hij muziek en zangtezamen-stuwde onder een breeden legato-boog van nijpendemelodieen. Hij tong een lied van : twee armen vol rozen, . . .en de meiden beefden van hartstocht en zoet geluk . In zijnvervoerende opwinding en vitale vurigheid leek hij onver-moeid. Karel bleef al wonderlijker zijn adem in schokkenbeheerschen, en ganschelijk op het temperende en voort-ijlende rhythme van zijn wisselenden gang, regelde hijachteloos-in-schijn, toch fijn-gemarkeerd, zijn schoonst-zwenkende passen. Hij tong, weg in eigen zwijmel, ge-heel ziel-in-de-stem :

Ik weet dat je mooi bent, m'n meid . . .en alderlei figuren werkte hij, in een extatischen toestandverloren, walsend en schotsend, met zijn grillig-lijnendevoeten over de glibberige straatkeien uit .

Uit de troebele goot vbor Oome Dorus' loods, walmdeeen weee, vunze lucht van beenderen en ontbindende vodden .

Page 56: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

54Doch verhit in zang, muziek en clans, golfde al wilder feest-stemming de wemelende buurt door . Het gehos, gegil engegrol der Pinkstervierders verslond de zwelgende straat .Onverwachts schreeuwde stentorisch Daan Ruggegraat,

hangend met gladgeschoren, vurigen nek over een eenhoog-venstertje onder een smal-waggelend trapgeveltje, naarKarel, dwars door lawaai en dol-hotsend ge-hiha :- Hei Koarel . . . Koarel . . . bedel wa pitte feur Mie !- Wa Mie?- Mie uit de Wije . . .- WS Wije?Buren lichtten toe, in gretige hulpvaardigheid :- Aal-Mie . . . die negocie fan je hep . . . allejesis . . . doen

nie soo brammig! . . . Je bin tug auk gedaupt!- Soo'n janboel?- Se mot fan 'r krot!- Die smerotser fan 'n huisbaas . . . Bart . . . jaagt 'r temee

de keije op feurr dolk heitjes skuld!- Soo'n Alva!- Se flugt in 't want fan angstigheid, . . . raspte een

vrouwenstem uit een kelder .Er wierd heet en bar heen en weer gevloekt en aftakelend

gescholden, en alien roerden tegen elkaar in den snapper .Aal-Mie was een doodfatsoenlijke weduwvrouw uit deKromme, drie-hoog-vodr, die zwaar ploeterde om haar zeskleine kinderen een schralen hap to bezorgen . Met knoestigezenuw-rheumatiek lag zij op stroo, als een verdraaid skelet,uitgemergeld . Al weken lang had Karel haar niet gezien opde Lindengracht. Er wierd onder de menigte gebulderd engedreigd tegen Bart, . . . als hij het lef had een stoelrug vanAal-Mie to roeren, dan zouden ze . . . zouden ze . . .- Sod . . . smak je 'm ofer veen en plas!- As . . . as Loe uit de Vinkestraat 't haurt . . . hep-ie se

bekomst . . . Die klooft 'r Bart se pit fan mekaar!Mooie Karel grinnikte wild, en tegen wielengeraas in

kreet hij luid :

Pitten : geld . - Dolk heitjes : vier kwartjes . - Snapper : mond . -Kromme: Palmgracht. - Pit : kop. -

Page 57: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

55- Ikke heb d'r auk nog twee klefiere , . . . Mie Haar-

speld . . . al smeer ik d'r geen smiksem mee fan de Niefe-brugsteeg . . . Bij mijn leit-ie tug soo in 't gips!

- Dik in orde, Koarel 1 . . . riep Daan Ruggegraat ruig,van zijn raampostje naar beneden .

En Jan Tiktak, in zijn ruitjesbroek, op fluweelen pan-toffels, loeide wraakgierig en belust op gevecht, mee :- As wullie die film maar auk magge sien . . .- Se tamp fan se bast mit 'n torremes, . . . haur! . . . die

krottedief . . . die keleerelijjer mit se swarte bloed . . .- Soo'n parsepantl . . . Sel ie d'r prefijt fan likke!- Da raakt nou es niet in 't sloopersnet .De vrouwen en meiden lachten in verrukking naar Karel ;

vingen hier en daar schimpwoorden op, over en weer ultde groezelige huizen en huizekes toegeschreeuwd .

Stil zette Burk, droomerig, een fijn voorspelletje op zijnharmonica in, dat in krakeel en gedruisch droef bezweek,en zijn vragende oogen noodden ten dans .- Die kerel is nou nooit-nie moei, . . . viel meewarig-

bewonderend Ant van Gerrit bij, terwiji zij met driftigedrukte haar zwart-satinetten boezelaar gladstreek .- Ajje Akkie fan de Egelantierstraat maar broodjes mit

koffie laa brenge . . . houwe wullie 't auk!- Se latte binne nie moei . . . maar onse geroeste kake-

mente auk nie !- Slurp je mee, 'n slok uit me flesch, pofsak . . . of bi je

fol op je borsie?- Fiat, kaplaars . . . schurft is een .Hannes van de Noordermarkt bedreigde plots een Itali-

aansch-donkere meid, die nieuwsgierig, ruw opdrong inde duwende volte, om Karel to zien zweven op dentoon .- Ga weg bokkinees . . . of ik sel je 'n natte klap op je

kruintje geife da je ooge uitsplintere! . . . Leelijke putlut!- 'n Kunst om 'n wijf to dreige, Jantje-slaolie, . . . flapte

een verschrompeld-uitgemagerd, klein oud vrouwtje, nauwe-Smiksem : boter . - Tamp : woede-verminking (niet nader aan to

duiden) . - Parsepant : ellendeling. - Latten : beenen. - Schurftis een : samen van hetzelfde eten of drinken . - Op den toon : dansen. -

Page 58: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

50lijks to zien onder het woelende yolk, er uit, . . . doen 't'n manskerel, doen 't Koarel!- Sijn laat je heule Hannes uit mekaar stuife as 'n sootje

duifies, merakel-ongeluk, . . . viel Bij-de-Handje, een vroegereorgelvrouw in, met felle wrokstem .Ze stond op haar kousen en sprong van drift over de

smerige keien .Flets en flauw, in angst, braniede Hannes scherp terug :- Die komp bij mijn niet goed, . . . dan haal ik 'm tug

sbd se hart uit se lijf 1- Jaay, kontlummeltje? . . . hoonde Bleeke Nelis . . .

Daar bi je to bunsig faur!Al nauwer wierd de kring om Karel, die nu zijn blank-

zilverig opgepoetst handharmonica'tje den buren had over-gereikt, om met een paar meiden phantastisch to kunnenshimmy-en. Onverwachts tilde Mooie Karel Blonde Riekvan Hannes den bootwerker op, gooide haar een eindjeboven zijn hoofd, en ving eerst vlak bij de keien de meidin zijn gekabelde spier-armen op . Een schrik-gegil scheurdewreed los in den kijkkring . Toen plots gejuich en daverendlawaai, nu Karel haar zoo kwiek had opgevangen. Allerleidolle grapwoorden sprenkelde Burk rond onder zijn luchtig,zwierig, spottend-licht dansen . Naar een pittig dikkertje,wier zeer ontbloote borst hij beteuterd betuurde, schertste hij :- Hee Bet, . . . dek je, ik sien je netuurskoon!Bet gierde wulpsch .- Nou Bet, poffertjes-tentje . .. rammenasje . .. mit joti

draai ik 'n Fox-trotje . . . dalek!- Kedin Koarel . . . 't ken 'n rondje lijje!- Morrel je schutsblaadje maar los . . en leg niet to jenne .- Mo je me spoele en droge?- Ikke droom temee iedere nacht fan je, oliebol!- Potferdriedubbeltjes!- Fan je mollege arrempies . . .- En ikke fan je lekkere grens! . . . Ikke bin kepleet

ingesneje op je!Kedin : goed, in orde . - Jenne : bedotten. - Grens : tronie . -

Ingesneden zijn op iemand : op iemand dol zijn .-

Page 59: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

57Karel grinnikte en ontblootte zijn blink-gebit .- Soo . . . of je soo op de bruilof 'n mootje fan Koot

slikt . . . trek an de lens . . . oele! . . . daar staan je, osselap! . . .Al de buurtvrouwen konden Karel wel zoenen en pakken

van pleizier. Hij was weer een-en-al losheid, die duivelschemeidengek . Zijn oogen brandden zoo akelig-lichtzinnig in zijnlieven kop . Neen, zij vonden hem lang niet meer zoo ellendig-onverschillig als vroeger. Wanneer hij alleen maar sprak, washet al een lol om hem aan to hooren . Gut, die oude machtvan zijn licht-schietende kiekers werkte weer hypnotisch .

Zelfs de schimpers en lasteraars van de Jordaan, jaloerschekerels of voorbij-gekeken vrouwen van Klooster of WijdeGang, huiverden van ontzag zoodra Karel ze, - onbewustvan hun haat of afgunst, - een hartelijk woord toesprak .Wat waren de kerels toch allemaal Jan-Planken naast hem!Zelfs Leendert de Danser uit de Bietengang . Daan de Haring-man, in zijn hagelwitte jas, op klompen, zoo achter zijnPrinsengracht-karretje weggehold, wachtte tot Karel opnieuwging inzetten . Hij vroeg het al de deems . Zou hij weer watzingen? Want zij rilden en beefden weer allemaal van eenwoest verlangen, wanneer Mooie Karel tong en dan zooheerlijk zijn lampjes liet vlammen .

Een leelijke, lange en schriele vrouw, met knot-dikke,gitzwart-overhangende brauwen, bruusk in den kring naarvoren gedrongen, bedelde om een dans met Karel. Hijlachte innemend-verbaasd . Een ruwe gast, die het hoorde,vloekte en grinnikte :- Hei Koarel . . . staut 't meissie fan de Houttuine d'r

eerst d'r twei rotte tande uit 'r reep! . . . Krijgt se temeetwee gouwene geplembeird fan d'r jandoedel-man!Het wijf met de snor-zware brauwen, druilde weg in

schaamte .- Haar man? . . . gierde een spuuglok-overdwars . . . Die

kolefisscher-op-see ? . . .Die lepelaar ? . . . Is se ja betoeterd ? . . .Die loat se eige skere in 't donker, op 't Droogbak . . .- Mag-ie se mes wel ofer de bruggeleuning fan 't Slijpmole-Koot: bekende haringman op de Prinsengracht bij do Noordermarkt .

- Spuuglok : jongen met geplakt haar . -

Page 60: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

58pad ansette ! . . . dolde Karel . . . Hij is d'r kepleet 'n baardaap .

Plots shimmy-de Karel op fluit- en mondorgeltjes-spel vaneen jochie en een Janmaat, snel den ruchtigen kring af, tildeBlonde Riek weer hoog boven zijn hoofd, dat haar rokkenwijd uitzwaaiden en ving haar weer in zijn athleten-armenschijnbaar gewichtloos op . Toen greep Burk driftig naar zijnpet en strak-ernstig ging hij rond, in half-schuwe bedelarij .- Feur Aal-Mie uit de Kromme, dames en heire l . . .Goochelsnel, om aan to sporen, gooide Karel zelf een gulden

zijn pet in en ook uit stille deernis met de stumper, die zoomoederziel-alleen lei in haar krot, op de zonnige Pinkster .Dat uitgestootene verdriette Karel het meest . Hij had Miezoo vaak geholpen, zonder anderen een woord er van toreppen! In zijn vischboekje stonden nog acht mandenmakreel, tien manden garnalen en spiering, om-en-de-bijnog een post van zesenveertig gulden open, viak ondertwintig pieken van Ka Schellevisch, voor vijf kisten aal entweehonderd pond bot. Daar had dat weduwvrouwtje hemook nog nooit een spie van teruggegeven . En toch moest hijverloopen handeltjes, zijn eigen borgers en uitzwendelaarsaan den Afslag verantwoorden . Maar dat goede wijfje leinou zoo kniezerig, met een spok blerders om haar heen .Was toch geen beroeps-werkelooze . Oele !

Alle buren offerden in stille ontroering . Alleen SienGasmuntje verzette zich, wrang en gekrenkt .- Bi je 'n haartje! . . . viel het wijf grof-nijdig uit .Opvliegende Karel beefde van woede .- Hei iii weer 't waurd, nachtjakkie? . . .Ik bin hardstikke

misselijk op je 1 . . . Ik seg maar . . . je bin de skoonste ochend-en afondster fan de Willembeis . . . 'n wijfie sacht as 'n sallefie!- Siene-hou-me-fast! . .. zong uitdagend bet yolk .- Halfe gare brasem!Karel, met groot vertoon en wijd gebaar, hoonde :- Kijk gasteeee . . . die Iteliaansche senerita, die kakel-

bek, . . . da bolgewas . . . hep d'r fan faure en fan achteregelijk glad! . . .Spok blerders : troep huilers. -

Page 61: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

59Annie Kornetje bootste Trui de Pieppop na en kermde

kreet-gilletjes .- Se heb altoos soo'n hoop draad ofer 'n ander!Hoongelach klonk mee van alien kant.- Plat is die oranje lelie, . . . vervolgde Karel, . . . alleenig

fan 't kwaadspreke en fan 't nekferdraaije! . . .- Siene . . . Sienel . . lalden de vrouwen . . . Me falle nie

op d'r! . . . As se de kif hep bijt se 'n moot uit je bast . . .- Se haurt hier nie thuis . . . In de Tuinstraat mot se de

boel op stang jage . . . of op 't Kattegat, soo'n Scharretjes-Pinksterblom !

Karel spotte door, toornig :- Gasmuntje hep geweites-besware . . . sakristie peronna!

. . .Meide . . . schenke jullie d'r 'n fijn koppie beljon uit deheete tuit . . . ka se snuife mit d'r ingedrukte neus!

Zwaar gehavend wierd Gasmuntje, door krijtende schimp-scheuten van stampende omstanders .- Se hep self d'r jatte opgehouwe in de Slootstraat .- Mit haarspelde . . . feur 't kraswerk!- An die frouw is d'r 'n keirel ferlaure gegoan! . . .- Niks to pikke Sien?- Trek an, 't stroppekaurd . . .Karel hield zijn grauw petje op en bedelde den kring verder

rond. Armen van achterstaanders strekten zich over deinbukkende hoofden van eerste-rij-toekijkers uit .- Feur Mie . . . feur Mie . . . feur Aal-Mie, . . . zei grimmig-

kort Karel overal waar hij ging .Geroep en geschreeuw klonk weer van allen kant .- Hier je gassie Koarel . . . hier, . . . hierheen je roer!- Guns . . . wa snoosig !- Fan mijn auk 'n kopstoot . . . geen nep!Karel's petje rinkelde vol . Nog een sneer schamperde

Burk naar Sientje, die vloekte en giftig terugschold .- Hee buurtjes . . . jij auk Peerebul, . . . en jij Stoelematter,

..ebedanke jullie da trosroosie, juffer Gasmuntje . . . mit 'nklap fan 'n meelsak op d'r snuifert!

Draad over een ander hebben : kwaadspreken . - Me falle nie opd'r: we houden niet van haar. - Beljon : bouillon . - Jatten : ban-den . - Pikken : stelen . - Gassie : petje. - Snoosig : akelig . - Kop-stoot : tien cent. - Nep : bedrog . -

Page 62: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

60

-Laat'r de pukkels krijge in 'n geultje . . die woekeraarster . . .- Die trut fan Hamburg leeft selfers fan borrege en

uitswendele . . .- Die praatjesbek!- We hebbe je daur, rains!Plots sprak Karel beklemd-ernstig :- Manne . . . we binne allemaal bij mekaar maar arme

schof lies . . . .- Lieg-ie . . . ikke . . . ikke bin 'n bastoard fan Broekhuis, . . .

lolde Piet de beltwerker.Karel ging stroef voort, bedwongen-ontroerd toch :- We motte te-alle-tijje mekaar bijspringe . . .Een heet gejoel loeide op .- Wij gane, . . . sprak dreigender nu Karel, . . . mit 'n

handkar fan Barend Veer teuge de hooge brugge op . . .krak-krak . . . piep-piep seit-ie . . . hou fast je borstkas . .. nogeen duwetje . . . al pers je bij je eige je asem d'r uit! . . . Aswij d'r binne . . . mit hijgende bekke . .. dan komme de rijkean de andere kant fan de brug . . . mit haarlie auto's en toetersen se glijje d'r of . . . Oele!De joelende massa spoelde de hekelende woorden van

Karel onverschillig weg . Burk had den danskring rondgebedelden meer dan een oolij ken duit bij mekaar gehaald voor Aal-Mie .Hij grabbelde het bijeengebedelde in een rooden zakdoek te-zaam voor de oogen der Pinkstervierders en riep toen schelDaan Ruggegraat voor het venster, onder het trapgeveltje .- Hee Daan . . . kapotjas . . . pettedief, . . . ferskijn feur 't

angesicht fan de betaalmeister!Karel zwaaide den doek vlak afgemikt op den raampost . Daan

Ruggegraat lachte en zijn nek wierd bloedrood onder het bukken .- Posnikkie Koarel . . . da hei-je fijn feur mekaar getimmerd .Karel schaterde, in milde vreugde.- Seg Mie : . . . eirlijk ferdiend . .. op de toon!Jubelend-jolig zong hij weer :

De bakker sloeg se wijfal mit de heete pale

Trut van Hamburg : sufkop. -

Page 63: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

soo deerlijk op d'r lijf't Wijf kroop in de aufe

De bakker achterna . . .

II

De Willemstraat dampte en ronkte rumoerig . Menschen-zwermen dromden aan en deinden weg. Uit de groote,kazerne-achtige huisblokken naar de Lijnbaansgracht, gierdegezang en getrompetter van valsche gramophoons en orches-trions. Een lillende, rauwe Pinksterdrie-drukte ziedde rond .Uit de dwarsstraten en zijwegen doemden allerlei karretjesop met venters van chocolade, bananen en ijswafels . Invigilantes hingen de zweepknallende koetsiers lodderigover de menschenhoofden uittestaren . Uit de heete kroegenzoemden stemmen en loeide dierlijk gelal van dansers enkrijschers . Armelijk-grauw nevelde het opwaaiende stof langsde zonnige straat. Geburen keven en vochten, en bedreigdenelkaar met vloeken en ranselarijen . Pinksterdrie, overalPinksterdrie!

Het zatte gelal van feestvierders zoog verlepte pret deherbergen in . Een donderende gramophoon-toeter loeide :

Jan, je komp toch in me roefie?Jan, je bint 'n smerig boefie! . . .

Beschonkenen en weer-verzoenden zwalkten sloppen enroezemoezige gangen in- en uit . Een vercierde jeneverkruikwierd uit de handen van een banierdrager losgerukt .- her, stoelematter . . . hier mit de petreleum . . .- Steik de maurd!- Hei je nog gelache fenacht?- Fort jij leelekert!- Fort jij leelek beest! . . . keleerelijer!Zoo blerden en tierden de stemmen door straat en

dwarsstegen heen . Sinaasappelen-schillen, bananen-kluiten,vuile papieren en groenteafval stonken in een rottendebrij tezaam . In dierlijke verdwazing ontbrandden zwijmel-

6i

Petroleum: jenever. -

Page 64: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

62

driften van het Pinkster-rapalje . Het wierd tegen den laat-middag al voller en drukker. Uit de Ridderstraat en Jonker-straat, van Kattenburg en Haarlemmerdijk doken buiten-menschen-feestvierders op in bandelooze koppels, wemelenden jammerklachtelijk zingend bijeengerijd. Nauwe slop-krotten kreunden en kokhalsden de bewoners uit . De morsigeen huiverige spleetgangen grauwden in een halve duisternis,nog wat vage, geheimzinnige vegen vangend van onderscheptezonschijnsels . Droef-somber in het dolle kermispleizier,bleven in vuile sloppen en slurven, de bouwvallige krotjesgootlucht uitademen . En telkens ontgloeiden jongens rotjes,zonnetjes, en slingerden zij zacht-ontploffende voetzoekertjestusschen de dansende stoeten in .

Onverhoed stormde Jaap Paardensprong den zwirrelendenmenschenzwerm in, waar Karel met zijn broer Thijs, dehalfkreupele Ant, met Alie en het kleine grut, v66r OomeDorus' loods stonden to praten.

Jaap was een gluiperige twistschopper en altijd beschonken.Op onverklaarbare wijze had hij ergens een scherpe bajonetbemachtigd en zwaaide er nu mee, onder zijn zattezwalkerijen. De troep vrouwen, meiden en mannen v66rDorus' loods stoof hevig geschrikt, gillend en vloekend uitelkaar. Alleen Sien Gasmuntje bleef uittartend-overmoedigstaan voor den waggelenden drinkebroer,- Wou iii steke, ouwe doodkistediefP . .. Steek dan je

vaar en je moer d'r bij !Janes Smikkel greep naar straatvuil en Marie de Roeier

hielp keien aandragen . Mooie Karel overzag nood-snel debenarde situatie .V66r Jaap Paardensprong met zijn flikkerendebajonet weer een hachelijken zwaai dwars door de vluchtendemenschenmassa nemen kon, zat Karel op zijn schouders engaf hem een stoot in den nek .- Hier katteklater . . . geef mijn je piek .Zatlap Jaap wierd wurgrood van woede en wilde zich

woest-giftig losscheuren .Maar Karel klemde vast en schertste :Kattekiater : naam van een oud drankhuis . -

Page 65: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

63

- Dat is soofeel as inzebordenasie . . . mit woord en ge-baar . . . Hier je repier I- Reusefijn Koarel . . .- Geif 'm een zeeperd . . .- Transpeteer sijn na de Westerstraat!- Trap sijn daud in de kelder, . . . klonken dreigstemmen

uit de verontwaardigde massa .Ko Schuit sprong eenhoog een laag venster uit, in dollen

toorn, tusschen de .feestkrielers . AIIerIei Pinkstervierders,opgewonden door drank en muziek, wilden zich op denonverlaat werpen. Maar Karel weerde met een geweldiggebaar hun hulp af.

Plots had de zatlap zich uit zijn handen losgewrongenen zwaaide hij weer met zijn scherpe bajonet de Wijde Gangin. Clownsnel rende Karel hem achterop . Blonde Alie vanThijs gilde in angst .- Aume . . . Aume I . . . schreeuwde zij . . . Hij is soo falsch

as 'n rat !Jaap's oogen walmden rood licht. Maar Karel nu greep hem

in den harigen nek en drukte zatlap tegen het rookzwartesteen van den gangmuur. Al het yolk achter hem aan, joeldeen schreeuwde :- Pas op Koarel!- 'n Kerel in de kouwe kast gekweekt .- Hij steekt . . . pas op. . . . hij sloant je deur roeje en

ruite! . . Stop eirst se lawaaigat toe! . . .Uit de duisterende Wijde Gang, waar flambouwen-smoor

walmde, schreeuwde over het raam Mie Halvezool, hande-laarster in tweedehandsgoed :- Koarel . . . sien je 'm . . . me hebbe 'm . . . 't is de

gannef fan de Mosterdpotsteeg en fan de Moses-en-Aaronkerk 1- Uitskotl . . . Set je 'm 'n fluitje anpreseteire?- Pothuis . . . hij lus geen kijl meer!- Bran je hande nie Koarell . . . raadde Malle Tit .- 't Is knudde mit de klep toe!- Die ouwe skarrelaar . . . die swerrefer!Zeeperd : slag. - Westerstraat : groot politiebureau. - Gannet

diet. - Fluitje : glaasje drank . - Kijl : drank. -

Page 66: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

64Van alle kanten klonk het angstig-waarschuwende of

schimpende geroep. Doch met een hevigen wrong hadMooie Karel hem de bajonet uit de handen losgeschroefd.Het schuim bladderde groen op Jaap's mond . Hij kreundeen schopte naar Karel, die hem met een gestrekten arm vanzich afhield en toch bewegingloos tegen den muur knelde .- Hep-ie gegannefd? . . . vroeg Karel.Me Halvezool in de Wijde Gang, over het wrakke

kozijn, schreeuwde bij :- Uit de sikreterie fan de Moses-en-Aaron-kerk is-tie

geschaakt .- Had-ie toen auk de ouwe-klare-siekte? . . . vroeg Karel .- Nou . . . hij was temee de beste maatjes mit de pestoor.- Mit Aume Gerrit . . . fan de Posthoorn? . . . Of mit de

bruine patertjes fan de Tichel ? . . . Belam, . . . gierde Karel gul-onthutst, want hij hield van deze goedhartige geestelijken .

Grinnik-gelach en boertschimp klonken overal uit dedringende volte op .- Nee, mit Kluifie . . . mit die swarte kip!- Hij frijt mit ouwe jet!- In 't Maagdehuis op de Dijk!- Die is d'r auk 'n aume fan boofe en 'n tante fan ondere!Jaap Paardensprong gromde, tegen den roetvuilen Wijde

Gang-muur geplet. Hij probeerde zijn hals los to woelen uitKarel's vreeselijke klem-vuist.Hij vloekte als een dolle enspoog in stikkende dronkemansdrift . De heele buurt kendePaardensprong's herculische kracht en zijn rauwe mis-handelings-woede als hij onder de jepper was . De halveJordaan liep hij omver en overal krummelde hij twist enruzie. Hij dreigde nu naar Karel :- As ik . . . as ik me klefiere d'r uit krijg . . .- Sou je me 'n beurtje geife, he Appie . . . onderbrak

Karel ironisch.Jaap Paardensprong stotterde voort :- Had je . . . had je allangst 'n nijf koud tussche je lende ! . .Karel lachte onverschillig en zong :Geschaakt : betrapt . - Oom Gerrit : pastoor. - Tichel : Tichelstraat .Bruine paters: paters Capucyners Franciscuszonen . - Belam : in

orde . - Zwarte kip : pastoor . - Maagdenhuis : een beruchte herberg opden Zeedijk. - Jepper : jenever. - Kiavieren : handen. - Nijf : mes . -

Page 67: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

65

Ik bin mit je KetootjeNa het paardespul geweest!

Weer, half blauw-gewurgd van inspanning, poogde Jaapin wanhoops-wringingen zich los to rukken . Maar MooieKarel's arm strekte zich als een balk met een grijpklauw aanhet eind .- Eers bedare, pirsoon . . . dajje de minse temet geen

kwaad meer doent, drooglat!- Los! . .- gilde in afzichtelijke gelaats-verdierlijking,

Paardensprong .- Schof je . . . ridder fan 't mes . . . of ik reppereer je! . . .

viel Karel nu barsch en nijdig uit . . . Je bajenet, Pinkster-lummel . . . heb 1k . . . He beef soo nie . . . hei-je de slappekoors?- Los . . . lds! . . . huilde Jaap, in opgekropte woede een

bezwijming nabij .Weer gilde op een stoep, blonde Alie angstig-waarschuwende

woorden naar Oom Karel, en ook Thijs wilde zijn broerbijspringen. Maar Karel, met zijn eenen vrijen arm, duwdealle hulp terug .- Je bajenet depeneer ik bij Hare Majesteit's adjedant,

in de kelder fan de Moses-en-Aaron-kerk .- Adder . . . adder! . . . raasde Jaap, den mond wreed van

hartstocht doorkrampt, . . . je ken veur mijn part . . . dood-hagele!

En hij spoog het groene vlokschuim van zijn dikke lippen af .Karel's arm, als van staal, bleef onwrikkelijk .- Beter 'n lap as 'n gat, he? . . . spotte hij naar Paarden-

sprong, met wien Karel toch to doen kreeg . . . Mrs krijg jede moord op de kust fan de Baangracht!

Hij wou then zatten zwabber alleen maar wat kalmeeren .Maar nou had die sirool zoo een afgrijselijke bier in zijnstem, dat hij het niet meer hooren kon .- Nou, snoeptafel . . . daar gaan je . . .en blaas je kuite

op, en drink je nog een maatje Hollandsche dapperheid an . . .zei Karel hard, toch ingehouden-meewarig .

Schof je : zwgg . -

Mooie Karel .

5

Page 68: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

66

Zacht liet hij hem op de straatsteenen zakken, waar Jaapzich wild 6m-en-6m-smakte, in gotenmodder en plassenvuil .Paardensprong kermde van wraakwoede, beet in de wiel-spaken van een vlakbije handkar. Doch hij kon zich nietovereind-hijschen. Karel stapte weg en bekommerde zichnauw meer om den zatlap. De scherpe bajonet bracht hijnaar Oom Dorus. Een geweldige stoet dansende meiden endrinkende kerels joelde achter hem aan . Voor het vodden-pakhuis spotte Karel :- Flier Aume Dorus . . . ikke breng je 'n gekartelde

kraag . . . Ikke maak je soofeul as pikkedil-generaal bij derustende schutterij !- Tof Koarel, . . . viel Dorus lachend bij, . . . hengel d'r

dan maar miteen me pesioentje bij op . . .- Sal nie gaan, . . . lachte Karel.- S66 .- Je bin not! nog'n frije jonge ajje wil . . en getrouwd ajje wil .- Da lieg-ie Koarel . . . Ik heb al fijftig jaar faste f'rkei-

ring . . . mit me tooferkol!- Schof je! . . . brulde Karel . . . Je wijf is de klimop fan je

gefel . . . en . . . je scheg glimt ophede as glas en kristal . . .WA-jij Swarte Aagie ? . . .- DA hei-je misseid! . . . Nee . . . blijf fan, me lijf! . . . Nie

soo femiljaarderig mit me kruislinte . . . Kimmel jantjesstaant 'r op . . . Maar me scheg poets ik selfers!

Van alle straatkanten raasden rauwe meiden tegen deschemergroene lucht op .

Een lieve deern, slank als een Engelsche danseres, metzwaar-schitterende, valsche-juweel-kammen in het kat-zwarte haar, reikte Karel met een aanhaligen loklach hetharmonica'tje over. En zij bedelde :- Toe . . . trek nog effetjes je stoofie uit!- Ken rie, meid . . . Paardesprong heb me jat afgebete!- Toe . . . effe . . . BI je bink haur!Karel liet zich zoetjes besmeeken . Het wierd anders muizen ;

ook voor hem .Scheg : neus . - Kimmel jantjes : drie jaar. - Stoofie : harmonica . -

Jat : hand. - Bink: goed . - Muizen : pare toestand. -

Page 69: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

67Zacht preludeerde hij een hooge zangwijs en tegen het

gejoel der Pinkstervierders in, zuchtte en ademde diepen zwaar zijn harmonica open .

Rooje roseBloeie op d'r hoed .Alles geld en alles goed .

Kies wat je wil.De mooiste opgetild . . .

Page 70: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

VIERDE HOOFDSTUK.

I.

Ant bekeef Mooie Karel bedeesd-zoethartig . Haar schuin-opgetrokken oogen loenschten schuw naar al zijn bewegingen.- Us je nog boontjes? . . . schertste Karel smadelijk

terug, nu hij plots van zijn schoonzuster zooveel fliemerigeverwijten to hooren kreeg.

Ja, toch, toch hield zij vol, . . . ze wou er met haar kopmee door: hoe kon hij, gisse Karel, zoo oliedom zijn om tomeenen dat zijn vleeschelijke broer Thijs, wanneer hij vrijspul had met negocie-centen, daar niet roerig onder zouworden?- Die leeleke fluitketel, die peeser-mit-de-flik! . . . schold

Karel met neerslachtige stem .Hoe kon Karel verwachten dat Thijs, die wandelende ziel,

ineen al zijn streken zou hebben verloren? Wat een licht-geloovigheid.

Ant zuchtte zwaar .- Goejemegranes . . . an soo'n poetsdoos hei-je lang . . .

13 je da geseid wese!- Werom gong je mit soo'n ketrolblok ook haai op de

tip-top? . . . viel sarcastisch Karel uit.Ant draaide bij ; smeekte Karel niet hier op to breken.Peezer-met-de-flik: gokkPr; grove en listige kaartspeler . - Haai :

goed . - Tiptop : fotografie van pas-getrouwde paartjes . -

Page 71: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

6g

Haar brauwen trokken al schuiner naar de hoogte . Metglibberige slimmigheidjes kon zij bij Karel niets uitrichten .Was haar al lang ingeprent . Maar zij bezwoer haar zwager,dat wanneer hij hier niet meer woonde, er voor haar heele-maal geen huis to houden bleef met Thijs en met de schel-dende en vloekende biggen . Zij hing liever tegen de Waagto bengelen!

Door Ant's stem kriegelde een heete huil. Zij was een-en-aljankerige gebrokenheid van hart . Karel kon haar bultigenneus vandaag niet goed dulden. Uitgezwakt van verdrietsleepte Ant haar lang, afgemagerd lichaam voort op haarkreupelen voet en zij zonk in elkaar op het vaste plaatsjebij het straatraampje in den hoek, tusschen broodkast entafel. Haar beenderige kaken vingen groenige schaduw . Karelhad een gevoel alsof hij wakend een droom doorleefde . Tochbleef hij half-geroerd, grimmig en onwillig luisteren naarAnt. In driftbewegingen knoopte hij zijn Jordaan-das aldichter en hooger om den hals vast . Zijn blonde snorpuntjestrilden in het broeische kamertjeslicht .

Karel gromde in zichzelf : dat wijf Ant had makkelijkpoekelen op haar claffotje. Al haar gesmoes sloeg zoo maar holop de klinkerkeitjes in een keles met vier paarden! Maar hetwas nou eenmaal en geen tweemaal met dat misgeboorteThijs, die altijd onder den duivel zijn staart wegkroop, alsje hem ter verantwoording riep . Hij, Karel, leek warendigal rijp voor de krakelingen-inmaak of voor schuiten-mannetje 1Hij wou maar dat hij achter zijn eigen schaduw kon weg-schieten, dan hoefde hij al die rare zaken niet met zijn eigenhanden to bedisselen . Hij maakte liever een heet pandje bijCosman dan dat hij zijn wanstaltigen broer ooit to grazen zounemen. Was nou zijn parool! Die had zoo een breedespleet; jammerde zoo gauw als hij niet kaartspeelde, dronkof luierde . De vroedvrouw had hem zoo verwrongen dewereld ingetrokken, langs zoo een gekke rooilijn! En NeelBurk had hem altijd gewaarschuwd voor den smiecht Thijs .

Een naargeestige baloorigheid overkroop Karel . De aaltijdClaffotje : grondje, kleedje . - Spleet : mond. -

Page 72: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

70was alweer bijna afgeloopen . Een stikheete zomer; om tovloeken, nou, met die ellendige barrelarij in den handel!En dan zoo smoor-brandend de zon buiten de hal, dat jeje velletje al vroeg in den morgen kon uitwringen . Neen,het rooide naar niks. Geen heit soefe waar! Midzomer voorde gasten . . . en geen verdienste. Het en kon niet meeromkenteren. En dan die Gemeentelijke Vischverkoop, dieze allemaal knauwde en nekte . Ze moesten de tralies uithet gebouw breken! Geen wonder dat zij niet koortsvrijwaren, zijn kameraden. Doch tegen die koosjere bende konniemand concurreeren . En dan zijn eigen campagne tegende valsch-wegers-vischventers op de Lindengracht . . . Bah! . . .eigen yolk bedonderen! . . . Hij moest maar in oud roestgaan; met roestig ijzer kon je ook blinkend goud verdienen .Tegenwoordig was het niks dan koopen van kooplieden .Alleman lei maar met schuiten handel aan de vischmarkt .Kees Roozeman hier, zoontje Roozeman daar . De Piepertschommelde 's morgens met zijn negocie voor de Ruiterkaaitusschen drommen venters . En of Bertus Schimmel kwam ofKootje Zwaan, ze kregen van de heele vischmarkt crediet,van Dinsdag tot Dinsdag ; . . . oele en nathouden !

Ga nou maar uitventen op de Lindengracht en doorheel Mokum . . . Kruip nou maar naar je standplaats met degarnalenpelster Naatje Wasman aan je arm . . . Ga maarvan Vrijdagnacht twee uur naar de Aalmarkt, zonder eenuurtje maf; vent uit, verkoop het weer Zaterdagmorgen,sla weer in, Zaterdagnacht, en blijf weer venten Zondag-morgen tot een uur of twaalf, en je hebt nog Been keilertjesgebeurd om to sjaskelen. Oele! . . . Zwom hij voor zijn partafgeknoedeld nou maar de Oudezijdskolk in, . . . had hij defrischte temee van het IJ; badderde hij zoo pardoes „DeJonge Graaf" in of „De Stad Liverpool", . . . in het koelebierschuim !

Ant hoorde hij nog flauwtjes zalven . Toe maar, haak-anwijf! Geef me duizend plakzegels, als je er maar een nachtbij schenkt voor de jovene turf- en houtvrouw Lien Biete-

Rooide naar niks : leek nergens naar. - Heit soefe : vijf gulden . -Niet koortsvrij : dronken. - Koosjere : onder toezicht of keuring . -Sjaskelen : drinken . - Afgeknoedeld : zeer dronken . - Plakzegels :zoenen. - Jovene : knappe. -

Page 73: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

7'kop . . . Had hij tenminste ook zijn ,Duizend-en-een-nachie"!

Zoo dacht Karel stilletjes, tegen Ant's dubbelzinnigezeemen in . Tjonge-tjonge, wat had hij een slechte stand-plaats op de Lindengracht . . . heelemaal bij de smalle Stink-sloot en het Rooie Bruggetje . Dat moest hij toch niet nemen .Er waren goosers die daar achteraan, in dat Kattegat, heele-maal geen handgift kregen. Maar . . . had hij wat, dan kim-merden zij zijn zaagselbakken toch merakels-gauw leeg, dedrollige wijven. Met een sprong van Jan Toerlejoer en eenmop op de roofnachthuizen, - wat brabbelde hij al nietachter den stal, als hij eenmaal aan het uitventen was ; hij ver-stond zijn foesele en zijn faasele, om los to wurmen, alsniemand, - lokte hij mans- en vrouwsvolk zooveel als hijwou. Zelfs Trui Harlekijn stond naar hem to gapen, met haarhanden op haar schommelvette heupen en een slapend been .Maar de waar bleef zoo peperduur en de Jordaners haddengeen bas meer voor visch en kronkel-aal. En ze wouenbelazerd worden: alles heel goedkoop en slecht gewicht . Zijwierden allemaal het moeras van boeverijen-woeker ingezogendoor die doerakken van weekvrouwen en geldschieters . Kom,toch moest hij de kuiten nemen vandaag . Falderalderieref . . .Als hij dan geen baarsje ving, bleef hij toch misschien aaneen stekeltje hangen. Zou hij wel bij mekaar klinkeneeren!

Karel liet Ant zonder antwoord en zwierf sloom de Linden-gracht op . De Lip groette hij stug . Van die kreeg hij al driemaanden nog een halven staart handel ; hij had zelf een Urkervoor haar ontzwendeld. Hij gromde :- Ga weg of ik smak je in brokke.Het wrokte weer in Karel . Hij kon zijn grant niet ophalen .

Het was Maandag: lauwe werklust rondom . De kerelsstonden weer als met gebroken schenkels . Wat een hompengezouten vleesch! Voor hem, nakenden vischman, niks toscharrelen; geen hobbelschuit met bot to zien! Geen jobbermandje garnalen . . .slemee,slemat, slemilio! Oele . .. Maandagin de Jordaan. Geen versch vinnetje to ruiken . . . Alles schran-

Stinksloot : Lijnbaansgracbt : - Goosers : kerels . - Kimmerden :kochten. - Foesele en faasele : behendigheid in het venten. -Bas : stuiver. - Halve staart : viii en dertig gulden . - Grant metophalen : wrok Met koelen. - Jobber : dagloon . -

Page 74: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

72derig. Lappies, lappies, haaie lappies voor de wijven. Wateen vrouwenkerk. Hij moest ook maar eens een huwelijkplegen, met dat Houtduifje, het schele niesse van denhaarsnijder, en dan Teun Jaap-in-de-Wang als getuige opden bok . . . zoo een ridder van den nevel!

Karel slenterde wat klantjes af, aalvrouwen en ,patteke-lieren", Juultie van een hoog, Mie van achter, en Riek uit deGang, met wie hij borgpostjes to verrekenen had, en telde ingedachte zijn sjees . Kon hij meteen in de wacht slaan!Toch bleef hij doorwrokken op zijn broer, op dien bij-geloovigen gluiper, op dien smiecht met zijn fermesellie-tronie, die hem de helft van zijn credietgeld had verdonkere-maand en de flikkies scheen to slikken! 0, voor de werelddeed die kliederige Thijs nooit wat ; dat valsche huichelsmoel!Hij deed net zoo uitgejeukt-fijn en godvruchtig als vaderBurk. Maar niet een honderdste part zoo fatsoenlijk en zooeerlijk was hij, als oude Burk . Thijs nepte hem zooals hij Stijnhad bestolen . Die dor-zoete jongen, die uitgeholde rammenas!Had de vroedvrouw dat zangertje maar laten vallen vooreen gouden plak! He, wat kon dat bakkes van Thijs grijnzenen grinniken en Barren . Zoo een gedoente was toch maarweer een tegenklap voor de platvink. Temet honderdzestigpieken! Kon je kedin een mikkie van wegslikken. Zoo eenolmse padjakker. Neen, hij zou maar weer alleen op eigenbeenen voortscharremaaien. Zoo was het toch pekaan metthen behaaimaker . Geen Thijs en geen Stijn meer portieaan hem. Want zijn eigenste gesnor was zijn ergste doods-vijand; ze hadden altoos hun kabels op zolder .

Karel groette links en rechts makkers, vischvrouwen enluimige negocianten . Mie Sluissie, in de felle zon aan d'over-kant, riep met haar hand voor de knipperende oogen, hem toe :- Al me aal is fersiape, Koarel !- Mit die hitte . . . nou . . . da weet wat.- Wet Lien pond minder gewicht .Het leek weer een wrang slimmigheidje, om hem minder

to betalen . Karel glirnlachte fijntjes-ironisch .Schranderig : schraal . -- Haaie : mooie . - Pattekelieren : particu-

lieren . - Sjees : geld. - Flikkies : daalders. - Gouden plak: goudtientje. - Platvink : portemonnaie . - Pieken : guldens . - Kedin :best. - Mikkie : broodje . - Olmse : aftandsche . - Padjakker: kerel.- Pekaan : niets gedaan. - Behaaimaker : opschepper . - Gesnor :familie . - Verslapen : door de hitte geslonken, braakt de aal haaraas uit. -

Page 75: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

73- Ga deur meid . . . je lucht na kosmetiek!Een lachgil in de lucht en weg was Mie, een zijsteeg in.Karel bleef al zijn Lindengracht-menschjes stug groeten,

omdat hij zijn grimmigheid en nukkigheid niet kwijt kon .Hij had geen pleizier in loos gebabbel over de koortskliervan Frans Vroolijken-Sijs en het kommetje heete kamille datDoortje Kliekie slurpte tegen haar longenkou. Maar dieJordanerin Mie Sluissie, dat straatacrobaatje, zou hem nietafstrijen, niet neppen, al lokte ze nog zoo tierig met haarkarsglanzige oogen . Zijn fokse slonk meer dan haar aal.Ach, het zielige wijf ploeterde ook om haar kinderen eenbeetje knap to krijgen . Zij tong al de liedjes van den malle-molen mee, om haar eigen boven water to houden . Voor eenflepje van honderd liep zij zich den rug ruig. Maar tochstond zij bij hem in het krijt!

Mooie Karel had Ant beloofd nog een restje aal to zullenbewaren voor haar getrouwde kinderen : voor Trui uit deTuindwarsstraat, voor Na op het Karthuizer en voor Jaapen zijn versch-getrouwd lekkerheidje. Maar verdikkeme,waarom moesten die nou alles voor inkoopsprijs en alle-maal hem vandoen hebben? Zij roddelden arglistig enwraakzuchtig toch stad en land aan mekaar; konden zijmeer afkeutelen . Ja, de een-vijf-en-twintig voor Wimpie,voor hardloopers-schoentjes, had hij het mannetje noueenmaal eerlijk toegezeid . Maar die getrouwde makreelensprongen altijd zoo vroeg in de wapenen bij een voordeeltje!Moesten die ook al met hem de kip deelen en al zoo vroegaffekaatjes likken?

Plots dacht Karel, in. een soort van schuchtere verrukking,aan Tuschinsky . Kedin! Met dat stiekeme genotje zou hijeens fijn zijn Maandagje opcieren . Dat klonk als eenPatertje langs den kant . Al was het smoorheet en dee hijwat hij dee . . . daar, in het donker, kreeg je geen zonnesteek .Fen proesdag voor negocie, maar gekloft looierswerk. Hijging fijn op zijn akkertje, op een donker stoeltje uitkoeke-loeren, en hij zou alles beleven, zoo maar effetjes in zijn

Neppen : bedriegelijk handelen. - Fokse : schat ; geldbuit. - Flepjevan honderd : bankbiljet van honderd . - Kip deelen : gestolen waardeelen. - Kedin: in orde . - Proesdag: slechte, mislukte dag. --Gekloft : uitgezocht . -

Page 76: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

74bezeten eentje, zonder dat iemand hem aan het lijf kontasten. Heimelijke gelukzaligheid was er dan in Karel. DeMoeder der Smarten ging hij zien, . . . in vier deelen . . . Hijwas verzot op zulke gevierendeelde moeders! .,. Van allebenarringen, zorgen en beklemming een paar uurtjes af,en geen oogenblik meer waarheid-smoorderij . Gut, zoo helder-ziend als hij bijwijlen wierd in het duister! Hij voelde zichin het begin wel een beetje kriebelig en wee, als een vrouwdie in pijn let.

Karel kende nauw de verscherpte vatbaarheid van allesin zijn eigen wezen, wanneer hij muziek hoorde en ont-stellend-dramatisch filmgebeuren zag.

Hij haakte zijn vingers zijn grofgebreide zwarte trui uiten plots duwde hij zijn grijpelingen nerveus, diep de zakkenin. Hij zou er de sokken in zetten en zijn stelten spannen alseen echte pronkjonker. Even den barbier zijn snorretjelaten wegscheren en dan fiat!

's Avonds, heel laat, zijn zwarte trui opengerukt aan denhoogen hals, kwam Karel thuis ; vol van Tuschinskyen Corry. Hij had een niesse op de film gezien, precies zij,in een groenen omslagdoek met zilveren franje . Zoo vanhet portret uitgesneden . Corry's kam had hij zien schitterenin de zon, in het hoog-opgekapte, blonde haar . . . alsof zelevend vddr hem had gestaan!

Ant sleepte zich voort op haar kreupelen voet. Nog op,die bleekzuchtige ziel? Wat was dat nou voor een potje-van-smallenee? Gut, zij frunnikte en ploeterde de grootetobben-wasch voor Alie bij elkaar . Thijs snurkte zwaar alseen dronken bruigom, in de duistere bedstee ; het geronkzaagde door de stilte . Ant vroeg klagelijk-gerekt, boven aanhet draaitrapje :- Bi jij 't Koarel?- Ses foet vleesch en been . . . as ik teminste geen ander bin!- Hei-jij Gijs auk gesien?- Mit me auge nie . . . beeldskoone suster .In Ant's stem kreunde de jammer van den heelen morgen .Vrouw die in pijn ligt : in arbeid, bij een kraam . - Stelten : beenen .

- Potje-van-smallenee : kwakzalversmiddel . -

Page 77: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

7sHad zij weer ram gehad van Thijs, vroeg Karel zich af?Want als die zijn dol-jaloersche vlagen kreeg, dan was hijwreeder en gemeener dan Stijn ; liet hij het arme, kreupelewijf hardstikke-naakt driemaal per dag zich ontkleeden,om to zien of zij ontuchtigheden had bedreven met dezenof genen ingezworven kerel . Daarna had Ant altijd een onder-worpen jankstem. Manke stakkerd van een mensch, . . . nogzoo een vernedering ! Toch prikkelde Karel nu haar huile-righeid. Want dat pare moest hij nu slikken als een gal-pilletje, dwars door zijn heerlijke droomerijen heen .

Stil stapte hij in bed, vol van het geziene hij Tuschinsky,en vol van Corry en haar toch lokkende teederheid .

's Morgens al om klokke-vier schoot Karel met een schrikwakker . Verslapen schipper? Guns nee, . . . het licht schimdepas aan het raam . Zijn eerste gedachte was voor Corry. Hijpiekerde eeuwig om haar. Zoo een dorre hansworst, die denschaftkelder van den gierigaard niet kon vinden . . . achttiendetafereel . . . Zou de deern nou nooit meer naar Mokumoverroeien?

In het morsige, stikdonkere stilletjes-hok, onder de trap,beplaste Karel zich het bezweete gezicht met koele hand-schepjes water . Duffe vocht, zure lucht van bedorven aalen zoete appelen, walmde wee uit de duistere hokdiepte op .Leek temee hier een stoelenmatters-slaapstee-onder-water,gromde Karel, toen hij zijn broek inschoot . Suffig keekhij naar de jongetjes, die over elkaar heengestapeld lagento ronken in een nauw, stinkend-vuns bedje . Een eindjevoorbij het draaitrapje lei Sientje op wat stroo en vodden .Hij zag alleen de stijve vlechtjes onder een goor stuk dekuitpieken. De mooie Alie woelde zich naast haar zusjeom-en-om. Karel ademde beklemder in dit klefferigekamertje, zoo donker en scharrig-van-lucht .

Om vijf uur al stond Karel aan de Ruiterkaai, vlak voorhet glinsterende IJ-water . Blasgouden oker-weerglanzingenoverwemelden de golven naar den horizon toe . Een troepjeRam: slaag. -

Page 78: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

76vischkoopers slenterde rond de geheimzinnig-duistere Afslag-loodsen, oud-bruin als verweerde muren . Stug goeiemorgen-gegrom bromde van weerszij . Karel bleef landerig en sieke-neurig. Hij had een smaak van groene zeep in den mond .Toch neuriede hij voor zich heen :

Soete, liefe swartkop . . .Zacht proestte Karel het uit. Corry en . . . zwartkop! Nou

was hij Schellingwou al door op trijpen pantoffeltjes . . .Hij grinnikte woedend op zichzelf dat hij lachte en zong .Karel zou wel met zijn heelen harrekop, pardoes ruzie hebbenwillen maken tegen gansch de kluit vischkerels en oor-blazers. Om op to luchten van binnen . Ze konden zijn huisen schuur koopen, die vendu-meesters . En zijn vrome vaartjemet zijn ruchtige geestdrift voor Jordaan en Oranje en deBokkebeks! He, lekker, als met zijn trainer, licht aan dengang . . . een speelsche duik hier . . . een valschen hoekstootpal op het tikkertje daar . . . niet eens doorgestooten! Maarhet was al zoo heet en hij was al zoo lui en kortademig . . .LappertjeVetleer . . het zweet loopt langs je bekkie neer . . oele!Verleden jaar in then tijd was Juni Juniari geweest, zoo

guur . . . En nu, . . . het wierd overal eenderlei ; op Vijgendam,Oudebrug of in het Kop-Moorsgangetje in Groot-Hemelrijk .Warm bleef warm .

Jan Luchtschip schreeuwde hem jeugdig-jolig toe :- Wordt niks ophede! . . .Jan Luchtschip, een grijze, oude man, keek nog met

tintelend-kiare, over-vroolijke, helgroene jongensoogen rond .Hij bewoog zich rap en lenig als een windmolen en hij lachtenog zoo aartsbengelachtig-guitig, zoo onthutsend in contrastmet zijn ouderdom, dat een iegelijk hem Jantje doopte .

Een Joden vischkoopertje, spotziek : Lammetje Zondaggescholden, met een jekkertje vol paarlmoerige schubbenen vellen, beaamde smeuig de woorden van Luchtschip .- Nogh nooith niks gewees . . . wat ikh je brom!Mooie Karel rekte traag de armen en loeide een geweldige

gaap uit naar het manneke, dat schier omtuimelde van schrik .Oorblazers : ophitsers. -

Page 79: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

77- Allemaal lush . . . niks as lush! . . . schertste het visch-

ventertje, angstig voor zijn eigen zeg-moed . . . Allemaal vande melochem!

Koos Voetpomp, zwaar drinker, slenterde voorbij . Stugvroeg hij Karel :- Komp Thijs nog?- Eer 't paard se oore likt, . . . kale stronk ! . . . snauwde

Burk terug.- Hij seit wat ; . . . had ikke maar al me ferlore dubbeltjes

weerom!Rap-ironisch kaatste Karel af :- Trouw de kasteleins-dochter fan ,Het Roefie" . . .

hei-je al je fersope dubbeltjes vanselfers terug!Iniin draaide hij zich snel om en liep luchtigjes de wal-

steigers op naar de dobberende sloepen . Zoo een tonne-preeker moest hem nod juist van Thijs iets vragen . Hijook drinken? . . . Nee . . . nee . . . hij zou Corry nooit verzaken !

Al om twee uur in den middag zat Karel weer naast Ant, nietmeer zoo haveloos van gemoed als in den knauwenden morgen.

- Soo liefde . . . zei hij oolijk tot Alie die hem bediende .- Los?- Je grijpt 'r nie naast, lolly . . . En je kojboj Bram? . . .

Is-ie joppe, je kaalknar?Alie weerde jolig, nieuwsgierigheid af :- Kant an me broek en 'n skeur in me rok . . . Guns, je snor-

retje wig, . . een kaal bakkesje Oome ? . . Heelemaal fullietons! . .Karel lachte, de hel-witte tanden bioot .- WA bi je tug 'n gekke trekletter . . .Het blondje speelde met een goedkoop spiegeltje en liethet schalks blinken .- M6-je? . . . noodde ze Karel .- Nooit, . . . 'n spiegeltje . . . spiegelt de friendschap af!

Met groote gejaagde happen smikkelde Karel een dikke boter-ham op en slurpte hij een kop heete, slappe koffie . Driegroote kisten aal had Karel in een wip verkocht . Nou washij eens niet in het ongeluk gevallen . Was een pen door deMelochem : zware arbeid . - Los : geen waar meer. - Kojboj

cow-boy.- Joppe : in orde. - Kaalknar : kaalkop. -

Page 80: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

78

knar van zijn concurrenten . Hij lachte weer ruim en Antlachte mee. Nou zag ze tenminste een beetje rood en wit .Want Thijs hield alles weer met een suikerzoet snoetje vanonschuld, binnenzaks .- Mijn kosgeld krijg je fbl, . . . maak geen sentimetaal . . .

maar ik blijf op me eige baddere, . . . zei Karel plots stroefnaar zijn schoonzuster .

Alie lachte van vergenoegen, dat Oome Karel bleef. Diekon meer missen dan een half ons poeder-chocola en eenpachtstuivertje voor de kraamvrouw, al stak er gekrakeel .

Alie was in het huffs van Thijs en Ant, de alles-verslindendesnel-lezeres met argeloozen eigendunk. In een beangstigendevaart slokte zij alderlei couranten-verhalen op. Alie wistalles wat in de fladder stond; heel gek, heel verward, maarzij wist het . Zij las bijtijden staande tegen het raam, liggendeop den grond, zittend op het stikdonkere gevoeghok, 's avondslaat bij een kaarsje, zoodat niet, vloekend, Thijs haar zoubetrappen en een kleurtje bij-schminken . Alie las opstraat, in trams, en als zij niet las dan sprak zij, voor zich-zelve murmelend, van het gelezene. Ieder uur van den dagkon zij een liefdezuchtig feuilleton verwerken en naspelenin haar argelooze phantasie ; een-en-al ruischend Bengaalschvuur. Er was niets triomphantelijkers op de gansche wereld,dan feuilletons. Daar liet zij een pronkend dekseltje voorliggen. Het leek haar soms nog veel bedwelmender dan bios-copen. Iederen Maandag then God gaf, zat ook Alie, gelijkal de meiden en getrouwde vrouwen van de Jordaan, in hetknus-gezellige Apollo-theater op den Haarlemmerdijk. Datbedwelmende genot van de film, . . . in het halfdonker, muziekvan overal, . . . nee . . . daar konden de wijven niet buiten. Zijmaakten liever zuchtend een pandje, dan dit gistend pleizier toontberen. Al heel vroeg joegen zij op plaatsbespreking . AlleenAlie bleef net zoo graag thuis, met een bakje troost en eennieuwe feuilleton. Je had er veel langer aan en je kon allesweer telkens overlezen en er opnieuw van genieten .

Terwijl Ant en Karel zaten to praten, leunde Alie weerRood en wit : zilver- en kopergeld . - Sentimetaal : saltomortale . -

Madder : nieuwsblad . - Kleurtje bij-schminken : een oorveeg geven . -Dekseltje: hoedje. -

Page 81: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

79vergenoegd tegen het lage rechterraampje . Een brokfeuilleton! In een hoekje stand numero achtentachtig . Vande voorafgegane stukken had zij nooit iets gezien, en het eropvolgende zou zij ook wel nimmer to lezen krijgen ; kon zijwachten tot Joden-Hemelvaartsdag! Het was ommers eendoodvreemde krant, die Aume Karel in de aalbakken hadmeegebracht. Maar toch smulde Alie nummertje achtentachtigheelemaal op, omdat zij verzon wat zij niet begreep . En stille-tjes mijmerde droomrige Alie : zoo was het geweest en zoozou het worden. Ze had zoo haar eigen kantige muziek-korps dat dag en nacht voor haar speelde in haar binnenste .Haar ongeweten liefde s-chiep zwijmel op zwijmel metverholen gloed ; . . . de beeldschoone gravin had nijs ; wierd'r ook geen koffiepot! Die kruiste link overal been, diezijspan! . . . Zij was wel verrajen door die jaloersche, snoodegooser, maar om d'r versmade liefde zou zij d'r eigenwreken en sijn bekatteren! . . . Dien banjer zou zij een schrikin het hart jagen . . . Ach, het was om to rillen zoo mooi .Een brokje zou Alie nog bewaren voor vanavond, in hethok. Want zij moest toch ook hooren wat Aume zoo immeszat to poekelen met moeder .

Toen Karel op een Maandagmiddag, snikheet, het beneden-huiskamertje van Ant instapte, zag hij aan haar schuin-getrokken wenkbrauwen, haar purperig-gevlekt en opge-wonden gezicht en den eigenaardigen knak in haar langeiichaam, dat er wat gebeurd was.- 'n Fertuintje? . . . Ik snuif soet . . . schinke . . . en kofffe . . .

Kapsies?- Soo, . . . lachte Ant, . brief van Greet .- Aij !- Femiddeg . . .- Had d'r al half lont fan!- Femiddeg is se hier .In Ant's stem trilde een ingehouden snik van stil geluk .

. . . Pas de tweede maal dat ze Greet zag, in drie jaar tijd!Karel zweeg en hij keek verbaasd rond, alsof hij het zwevendNijs : moed . - Link: uitgeslepen. - Gooser : vent. - Bekatteren

beschuldigen. - Immes of emmes : zoo echt. - Poekelen : spreken. -

Page 82: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

8o

brok spiegel, de kleur-vochtigheid boven den schoorsteen ende bedstee met bet goor-roode gordijntje, voor bet eerst aan-schouwde .

Karel hield veel van Greet. Ze was een allerliefste meid .Met haar geglazuurde, lichte oogen kon zij kijken, zoeten beschroomd als een Onze-Lieve-Vrouw. Zij had ook datuiterlijk-goedhartige en dom-gulle van zijn broer Stijn, diegekke schuiftrompet. Maar niet minder bet innerlijk-onbaat-zuchtige. Het was, naar zijn dunk, een meid van allemaalluchtige illusies aan elkaar geregen onder haar huidje . Zeschonk nog maagdenwijn . Een juf van retereterete, met eenziel als een mandolientje . Doch Karel hield bet meest vanGreet, omdat zij dol van Corry zei to houden . Van Corryhielden weinig vrouwen. Misschien kon Greet nog eensuit Corry iets los-morrelen. Hoe Corry nou over hem enzijn gedrag dacht . Dat die deern, die Corry toch nooitoverkwam! Het kwelde en krenkte Karel hevig . Dacht zijsoms dat hij onverzeld sliep op den Achterburgwal, in betlogementje van Merks? Was zij vies van hem, van zijn wreedbederf op bet Mariniersplein? Bah! Hij tong weer giftig :

En Jantje gooit de leie stuk'n Sint 'n bos redijsI

Ant had verwelkom-blommetjes laten halen op de Noorder-markt. De Lindengracht op Maandag lei drabbig en mors-dood. Sientje, in haar werkvrouwtjes-houding, sleepte zemee als een zware vracht. Heel haar nieuw schortje bemorstezij met aarde en mos . Alie vloekte en gaf haar een stomp .Sien blerde en schopte terug .- Adder!Ook Thijs had gele toortsen, als een veelarmige slangenster,

en een potje schuchter-bloeiende balsemienen gekocht. Erglom een lichtje in zijn lodderige oogen . Karei kwam mettwee bakken planten aanzetten, geweldig en overvol .- Bij de andere smurrie, . . . zei hij verlegen tot Ant, . . .

en hierbij afgeleferd mit twee schullepies . . .Karel had twee paarlmoer-blauwe schelpen meegebracht,Logement van Merks : bekende slaapgelegenheid . -

Page 83: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

82zoo uit dwarse baloorigheid meer, om Greet maar ietsaparts to geven . Op de markt leien ze toch voor oud vuil,in den trillenden dagwasem . Ant keek sip naar de vreemdedingen . In Karel jeukte een pretje :- Ant . .. m6-je loeke . . .Ant keek nog verbaasder, in vroolijke luim . Haar wenk-

brauwen gingen schuin-overeind .- Hoor je soo . . . effetief de see . . .Ant, kreupelig, kwakkelde van haar stoel op en ging

angstig-plechtig staan luisteren. Karel gierde .- Nee . . . nie soo wijd-of . . . an je oor!Ant schrok en lachte .- Werendig . . . Gut-alleminse!- En nou m6-je de are neme . . .Karel lachte weer stiekem .- 14I6-je fijn fegoochemeloocheme .Ant's gezicht vlekte paars-rood van inspanning en ze

staarde ontzet, alsof zij bang was dat er iets in het schelpjeuit elkaar zou springen . Doch Karel, weer dood-ernstig, vroeg :- Hoor jij nou 't ferskil? . . . In die eene . . . die bleeke . . .

boor je de Noordersee . . . en in die are . .. die groene . . .hoor je de Suijersee . . .Ant, goedig, met opengezakten mond van verbazing,

luisterde scherper.- Nee . . . guns . . . ik haur krek 't selfdel- Steek de maurd! . . . Gaaf hoor! . . . lachte Karel met

glundere spottronie . . . Ikke heb je d'r tussche!Tjoep, weg was hij, de Willemstraat in .

II .

Greet zat in een ouden, rieten stoel, gansch gebluft vande hartelijke ontvangst. Er waren blommetjes van Trui,van Jaap, - die bluffer van de Oostenburgerachterstraat,had er zelfs een sprookje bij geschilderd -, van Na, vanhet heele huisgezin, van tantes en ooms en neefjes en nichtjes .Are : andere. - Fegoochemeloocheme : nabootsingswoord : iets snel

doen . -

Mooie Karel.

6

Page 84: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

82

Ant, vlak naast haar gedrongen, in verrukte vreugde eninnigheid, streelde Greet telkens de fijne blanke handjesen huilde verborgen van overzoet geluk . Eindelijk perste zijer uit, verkneuterd :- Gut. . . meid . .. wa bin jij feranderd!Greet trok licht haar schouders op .- Veranderd? . . . Hoe meent ge, moeke?- Soo . . . soo . . . soo sjiek he?- Och kdm . . .Maar Ant hield vol en lachte door haar tranen heen .- Soo hissebedissig he . . . soo medammerig . . . Soo of

je alles alleenig ken.Greet geurde naar zoete odeur, heel eventjes maar ; fijn,

gereserveerd . Toch snuffelde Alie met een snibbig-brutaalneusje er de romantiek van op. Guns . . . een echte artiesten-zus, . . soo ajje da soo lefedig in de fullietons leest . . . As noude waschtobbe een daggie kon wachte, he, - alles gong biersoo koortsig-gejaagd . . . op Maandag wassche deze week :een schandaal! - zou zij Greet effetjes van Jetje hebbengegeven. Wat frunnikte dat mokkel gekloft in de kleeren 1Mensch, mensch, dat zij zoo een piekfijne zuster had, nee . . .zij kon het maar niet op! Wat een grof broedsel, wat eensjofel slaafsel was zij naast Greet, met al haar blondekrullen en tierlantijntjes. Het sloeg compleet haar bol doorde war. Die zou ook niet met Katootje mee naar de Rozen-gracht gaan kuieren!

Alie's gemoed schoot vol van al deze wereldsche wuftheid,en Greet mompelde :- Wat staan jij verbabbereerd een pooze, lieve meid?Ook bleeke Wimpie bestaarde Greet als een schepsel van

hoogeren oorsprong. En zelfs Teuntje bekrabbelde verlegenzijn melkboerenhondenharen-kopje . Uit verbluffing vergathij to vechten, to vloeken en to schelden. Alleen knorrigeThijs Burk deed roerig en zoende zijn mooie dochter alsofzij alweer wegging .

Greet rilde onder die overvaderlijke liefdedrift. Hij zoog

Page 85: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

83

haar compleet het rood van de lippen af . Thijs verontschul-digde zich gluiperig, als voor een verboden genot.- Tja . . . temee twee jaar, Moedervlekkie . . .En hij likkebaarde nog na van het zoenen, heimelijk

bevreesd voor Greet's afschuw .Thijs Burk leek een lijzig, suf en traag mirakel van een

vent. Hij keek uit zijn lodderige oogen, droomerig als eenmakke hond en toch broeide venijn achter zijn uiterlijkesloomerigheid . Om d'allergeringste dingen kon hij plots kwaad-willig opstuiven. Maar even daarna wist hij niet eens meerwaarom hij was losgebarsten; leek zijn geheugen in de wargesleurd en zijn toorn doelloos. Dan bleef hij dagen boos-aardig mokken ; kreeg niemand een woord van zijn norschelippen. Soms, ineen, wierd hij overwoekerd door achter-dochtige gedachten tegen een ieder ; scheen hij gekweldvan vreeselijke onrust en zenuwachtige opgejaagdheid . ThijsBurk sloop hier, dan daar en verstiekemde eigenlijk zijn heeleleven. Met geheirnzinnige gebaren kon hij alle tot hem ge-richte vragen over handel en wandel afweren. Zijn leus was :nooit niks laten merken ; wat niet weet, wat niet deert. Dangrinnikte hij met een gezicht zoo wreed als van een woedendenaap. Toch was Thijs eeuwig met zijn kameraden in denknoei en van toevertrouwd geld verduisterde hij immereen deel. Hij verkocht altijd dingen die niet van hem waren .Het woekerende kwanselen brandde hem in het bloed . Hijborgde van een en leende weer een ander . Dan leende hijdaaroverheen opnieuw van derden, om het zelf-geleendetoch weer terug to bezitten . Zoo schonkig wrong ThijsBurk zich gekromd door de nijpende dingen heen, terwijlhij zijn opzettelijke leugens en zijn gemeen bedrog voor eigenIk beliegend weer voorstelde als listig bedrog door anderentegenover hem gepleegd . Omdat hij van alles stiekem hetfijne wist, als negociant en als scharrelaar, wilden kleinehandelaartjes toch gaarne met hem samen doen . Buiten-buurts omringde hij zich met een stel gore makkers uitde Sint-Olofsbuurt, die hem al het gewonnene of gegannefte,

Gegannefte : gestolene . -

Page 86: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

84doodbedaard afdobbelden . Dan wou hij plots tusschen hemen het misdadig schorem, een trotschen afstand bewaren .Hij sprak den hoogdravend en met een brouw-r, opdat zijnstem voornamer, rijkelui's-achtiger klinken kon. Dan leihij een knoop in zijn tong vanwege de deftigheid . Bij het kaart-spel trok Thijs weer bij . Want dat was zijn stille, heete eerzuch-tigheid : als kaartspeler en hengelaar overal uit to blinken . Vanmat en sloom wierd hij opgewekt, en trok hij nets dan dollegrimassen. Hij voelde dat alles zigzag in hem beefde . Ondergekunstelde vroolijkheid schold hij blauw : rood, en wit : zwart .Dan begon hij, om vreemde woelgasten to behagen, schaamte-loos van zijn vrouw kwaad to spreken, van zijn kinderen, vanzijn familie ; het giftigst van Neel en Stijn, die hij haatte . Vanzijn kinderen, - zelf schomp hij zich, onder oolijke knip-oogjes, varkensdrijver uit de Koninginnegang van de Elands-gracht, - hield Thijs niet. Die kon je zoo aan wal sleepen! . . .Trui was madam Bedil, een kanjer; hoorde in een roof-kavalje thuis; Jaap was een Knakworst, een lafbek ; Naatjeschold hij een vraatzuchtige rups. Het getrouwde stelletje,neen, dat kon hij heelemaal niet luchten . Maar ook Gijsverfoeide hij . Alleen voor Greet had Thijs een ziekelijkeverteedering.- Nie Moedervlekkie? . . . teemde hij er altijd vleierig bij .Ant huiverde er wel eens van ; ook Greet zelve .

Karel was net komen opdagen, om Greet to verwelkomen .Met groote, lieve, even-natgeschreide oogen had zij zijnschelpjes en zijn bloemen bekeken.- Van hem?Ant knikte.- Awel, die goedzak!Maar diep teleurgesteld vroeg zij na :- Waar is Karel nou?Thijs, in schaamte zweeg. Natuurlijk was die vleermuis

Page 87: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

85om hem weggefladderd. Wat was hij toch voor een gekgetimmerte, dat hij zijn eigen broer zoo in de rats kon werken!

Thijs maakte weer geheimzinnige grimassen, om d'aan-dacht van het gesprokene of to leiden. Het was weer knuddemet zijn karkas !

Ant probeerde met smeekelijke zinnetjes, Karel's wegblijvento vergoelijken . Hij had toch schelpjes gebracht enblommenJa, dat vond Greet ook mooi, heel mooi, . . . maar zij hadOome Karel toch veel liever een klinkenden zoen gegeven .

Om twaalf uur 's avonds was Burk er nog niet . Greet,al dieper en schrijnender van spijt gekweld, zou maar naar bedgaan. Moeder zeurde zoo kwezelend en ze trok onder hetklagelijk praten, zoo grauw als een beslijkte kous .

Ineen schoot het Ant dwars door de gedachten, dat Karelwel ergens zou zijn gaan slapen. Want nou Greet was over-gekomen, bleef er toch voor hem geen plaats hier . Hij hadzoo spotziek gezeid :- Meskien fergeet ik wel asem to hale fenacht . . . of

goan ikke winkels kijke in de slatuintjes.Hij wou zelf immers hebben, dat de meid niet op den

vloer lei, doch beneden in zijn bed . Die bulderjan!- Eefegoed had-ie effe kenne inloope, . . . pruttelde Ant .Zij sleepte, kreupeler dan anders, weer haar voet voort

en haar wenkbrauwen dansten heftig op en neer .Greet ging heel verdrietig naar beneden . Wat lam, dat

Karel niet eens zich de moeite had genomen, haar to ver-welkomen i Nou ging zij maar naar den koffer . In Karel'sbed, . ., had moeder er met klem bij gezegd, als om Greeteen beetje to troosten . Dat ze Gijs niet had gezien, haarbroer . . . ala . . . daar rinkelde geen belleke om. . . maar Karel . . .Mooie Karel . . .

Het was met Greet al heel vreemd gegaan . Zij hiette nogdrie jaar geleden de leutigste meid uit de Jordaan-buurt .Het felle leefpleizier gloeide haar de oogen uit . Zij had alstiekempjes op den woeligen Zeedijk gedanst ; Spaanschen pas

Slatuintjes : afgelegen plek. -

Page 88: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

86

en tango-wals; Yip-I-addy-I-ay-wals en Hawai- en Monkey-Jazz . . .

0, Greet was dol-razend op muziek en tooneel . Maar evenverzot op paardenspel en circus . Alleen de hooibroeischelucht van een arena, op een afstand, bracht al een stemmingvan wild geluk in Greet . Zij vond niets heerlijker dan zoet-dompen turfmolmgeur van donkere stallen ; niets opwin-dender dan grappige, witgepoederde clowns die mekaarzoo koddig toetakelden . Zij vond niets aanlokkelijker danpaardrijdsters en danseressen, dan flonkerpronk en kleuren-praal, dan schmink en gepolijste, acrobatische glinster-werktuigen van circus en cafe-chantant . Toen was Greetop haar zeventiende jaar in kennis geraakt met een Brusselschedans- en paardrijders-familie, Belgische menschen dieVlaamsch klapten en die heel erg netjes leken, zoo op hetoog. Die vrouw sprak altijd maar, ophitsend de verbeeldingen het hunkerende verlangen, van ,Buhne" en van cirque,van rijpaarden en dansen. Voor Greet ging de hemel open.Alles dronk blauw om haar heen ! Wat had zij hier, als Jordaan-meid, voor een toekomst? Greet rilde van de huishoud-afsloverij. Zij hield ook dol van mooie kleeren, van veellicht en schittering ; van chic, parade en electrisch schijnsel .Ach, Greet wierd onbeteugelbaar gelokt . . . De Brusselsche,zoet-snappende madame, doortrapt en g+iitig, liet haaralderlei photographieen zien van leerling-danseresjes enpaardrijdsters in costuum ; van: Schone Tridolin van TickelToe, en neuriede onderwijl een deuntje habonera, metverleidelijke halfstem . . . Greet stond verstijfd vanbewondering en ontzag. Zij had de argelooze voorstellingenvan het onbedorven volkskind, zoodra zij over tooneelen dans schuchter nadacht. Onder de sprookjesachtigetooverij van het pronkende avondlicht, onder de bekoring vanhet genietende publiek, bedwelmde zij zich aan het succesder artiesten. Zij zag zoo de vonken van het aambeeldstuiven! Ach, zij was heelemaal niet dom ; integendeel, zijbleef bij de pinken . Greet wist al lang, dat er een heele-

Page 89: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

87boel slechtigheid en gemeenigheid bestond in de wereld,maar als je op de tooneelplanken niet wou, dan gebeurdeer toch niets . Dat klapte madammeke zoo lief-luchtig uiten zoo rustig, dat er geen woord tegen to strubbelen vies .De Belgische besmoesde ook moeder Ant met verleidelijkgekonkel . Haar dochter had nou juist den aanvalligenleeftijd . . . Zij was zoo rank en zoo rijzig, en zoo mooi vansnoet, . . . een Salome-figuurtje, . . . ze was zelve een ragtimeen two-step . . . En zij zou goud verdienen! . . . Hier, in dearmetierige Jordaan, onder dat kliekske menschen, bleefzij een reukeloos viool_tje . . . Daar, in den vreemde, kon zijvolop ontbloeien . . Hier, in dat kippenhok van een landje,liep ~ alles mis . Alla 1 . . .- Gade ge zien, madammeke?Ant stemde half-weigerend in ; benauwd en trotsch tegelijk,

dat haar mooie en goedhartige Greet artieste ging worden .Maar ook de zestig pieken in de maand spraken een woordjemee. Ant popelde van bangheid, maar zij zag, bij weigering,het angstige oogenlichten van Greet . . . Het was dikinorde . . .Ach, wat speelde ze toch een valsch spiegelspel met haargeweten !Toen was Greet naar Brussel vertrokken . Mooie Karel

meesmuilde :- 'n Grasig kluitje feur die slobberige Belse, ik snap

de wortel, . . . moar ikke gooide je dochter lieferst onder 'thakmes of onder 'n fischskuit!

Karel dacht aan Corry's verleden in ,Empire" en ,Nes",met woede, smart en pijn .

In het begin kreeg Ant betooverende brieven van Greet .Alles was daar in Belgie even heerlijk en mooi, en de menschenleken heel niet hebziek . Ze schenen compleet engelen vangoedheid en inschikkelijkheid. En dan . . . de peerdjes,de ponnies en vosjes en merries,, . . waar zij als kindal over-dol op was! Zij keuvelde hier met peerdjesvan alderlei slag. Zij voedde veulentjes in de hand, Zijkrauwde en zoende ze op hun kol . Dat deed Greet vroegerPieken : guldens . -

Page 90: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

88

ook, bij huzarenpaarden. Wist moeder nog? En dat zilbeefde van vreugde, als zij in de verre wei een merrie ofruin hoorde hinniken? Nou had zij zelf een hitje, met oogen alsvan dof paarlmoer . Zij kuste liet beestje als moeder Teuntje .

Greet beschreef breedvoerig, in gebrekkige verrukking, allesvan de paarden, van het dansen, van haar dresseurs, voltigeursen haar instructeurs . . . 0, het vuurke laaide zoo helder!Daar had je nou de variete .,. dat was nou een-en-al plesantonder eenn troep artiesten . . . Het was compleet een roes ;eeuwig vroolijkte . . . guns, al die komieken, nee . . . dat moestAnt zien, en Alie . . . ze zouden d'r eigen •ot-lachen . Somsknalde zweepslag na zweepslag . . . Maat allemachies, zemoest nog zooveel leeren en ze kon niet al to pro-tekollig zijn . . . Ze was temee zoo stijf als een schaats. . .En gekke tuimels die ze dee . . . nee . . . als Wim het zagen Sien, zouden ze d'r uitschateren stillekens . Toch poekeldeze al een beetje Engelsch. Dat leerde zij van een Engelschemisse-juffrouw . En ze parlevinkte al Fransch ook, en altijdVlaamsch. Dat nam ze over van een heel innemende chan-teuse, die haar nou letterlijk in alles behulpzaam was . . . Nee,moeder moest niet denken dat zij op een kermis ronddren-telde . . . guns nee . . . effetief veel fijner 1 Nou deze week had zeeen leelijke enkelzwelling, van een muggesteek . ., kon zeniet dansen . . . Was niemendalle! . . . Nou leerde ze teeeriebij een iepekriet van een wijfie . . Die vloekte en schold alseen dronken stameester, awel . . . Het was zoo een taterende,hupsche peuter, zou Oom Karel zeggen, dat als je haardriemaal aankeek, zag je d'r pas voor het eerst! . . .

Ant genoot en voelde zich zalig verteederd . En nog laterschreef Greet opnieuw ; niet zoo gespannen meer vanhartstocht en vervoering, maar toch nog om alle wroegingin Ant zoet to smoren . En ze keek gebluft, aisof haar het zeven-gesternte wierd gewezen .

Greet was nou effetief in het publieke circus aangeland . Zewerkte in tricot, al sprong ze nog niet door brandendehoepels . .. Eerst had zij zich doodgegeneerdl . . . Maar oele,

Teeerie : theorie. - Jepekriet : driftig, kwaadaardig vrouwtje. -

Page 91: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

8g

zou Oom Karel zeggen . . . aan hangen wen je ook. Zij hadniks als toer-repetities, iederen dag in fluweelen hansop . Zijspeelde mee in koor-tusschenspel en -naspel, dat zoo ver klonkals schepelingen-gezang. Soms had zij wel heel zwaarmoedigebuien. Vooral wanneer 't koper-muziek to keer gong . Danwou zij moeder haar stem hooren en vader zien grinniken .Dan verlangde zij naar het geschreeuw, gekrijt, en de ruzieen het gesnater van thuis en van de heele Dwarsstraat . Noujuist deed ze mee in een liefde-pantomime . Ze was vanboven tot onder pluim en bel. Ja, een pantemime . . .Dat was zooveel als een stomme komedie . Nog pashad haar een jongleerder bijna met een brandendetoorts het hoofd geraakt. Effetief een ongeluk, schreef zijnadrukkelijk, al schrok ze zich stijf als een schoorsteenpijpvan then sjouwer zijn woede . Want zij verzweeg, dat destruische kerel het had gedaan uit jaloesie op een eerste-instructeur, die meer kans bij haar scheen to hebben dan hij .Gut, de Directeur had haar al zelf naar huis gebracht, enzij moest al eenige keeren in zijn logie komen kijken . Maarzij dee aisof haar schuitje vol liep, onnoozeltjes weg 1 Afgunstigdat ze waren, . . . mamsell Teutekooi of zoo-iets, een koord-danseres, had haar wel kunnen slaan! Maar moeder moestmaar denken, dat als zij kwaad wierd, zij den duivel toglad of was! Zij had op tooneel al schijnklappen leerengeven . . . dan zou zij echte uitdeelen! Zij duikelde en sprongop den toon, dat Oom Karel er van zou juichen! . . .Een poosje later volgden droeve ontgoochelingen. Het

roompje leek er aft Nu eerst bleek het Greet, hoe het Bel-gische wijf, die sloerie, met haar over-vriendelijke en snoe-perige kakelarijen, en haar schraapzot van een man metzijn verleidelijke voorspiegelingen, haar hadden meegeloktom haar blank gezicht en haar jong, lenig lichaam . Het wierdal vleieriger, iederen dag : . . . nie mooi blondineke? . . . vooren na. Ach ja, zij leerde wel paardrijden en dansen en Bettie-doe-een-steppie, . . . maar Greet kreeg al gauw in de smiezen,dat zij nog meer was meegenomen voor relaties en voor

Sloerie : gerneen wijf. -

Page 92: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

goonderhoud van het Belse-paar zelf . Ze bliezen heet en kouduit een muil. Doch Greet wou niet verkwanseld worden .Ze konden hair niet lijmen! Zij haatte het eentonige huis-houdelijke afsloofleven, maar diep-verachtelijk vond zij eenhoerenbestaan. Toen zij ging, wist zij niet veel van eenblanke-slavinnen-handel ; wel van allerlei gemeenigheid . Maarhier ging zij zich razend verzetten, met al haar duivelscheheftigheid. Zoo vreeselijk-fel en bijtend-afwerend trad zij somsop, dat de loszinnige kerels eerbied kregen voor de jonge Hol-landsche deern, die, al was zij nog zoo fijntjes en slank, knoktegelijk een woelige matroos . Zij liet zich niet tokkelend opkwee-ken en niet gelaten werven . Hoe spilzuchtig de koppelaarsterhaar ook naar wijn en bals lokte, Greet maakte van alles spot-snerpend en in bezinning gebruik en liet zich toch niet over-rompelen. Vooral van een mooien Italiaan met gloedzwart haar,een paardrijder nit een anderen troep, genoot zij ridderlijkebescherming . Zij hield dol van zijn vuurkooltjes-oogen enzijn woeste vertelselkens. D'oogen van then rijder glommenrood en goud dooreen en zij schaamde zich altijd een mik,als hij bemerkte hoe zij die lampjes monsterde . Maar toenook hfj zijn verliefde buien niet meer kon beheerschen, gliptezij uit zijn handen weg en speelde zij maandenlang schuil-hoekje voor hem. Nu hoorde zij leelijke geruchten van dezenridderschuimer ; dat hij een maagdenschenner was en eenuitgeslepen liefkoozer. Nou eerst had ze er de snuf van .Neen, Greet wou en kon niet de hoer spelen . Zijde gij zot! . . .Zij dacht in den vreemde nog altijd heel sentimenteel aanmoeder Ant, aann de zusters en broertjes, en zelfs haarsluikschen vader zag zij dreigend v66r zich, als hij een sluislei . Haperend zei Greet 's nachts weer catechisatie-lessen op.En zij herinnerde zich heele stukken uit Psalmen : De Heer ismijn Herder, mij zal niets ontbreken . . . Al ging ik ook in eendal met schaduwen des doods, ik zou geen kwaad vreezen . . .Het tong al dringender en vromer in Greet : Bewaar

mijne ziel en red mij . .. Laat mij niet beschaamd wordenwant ik betrouw op U . . .

Page 93: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

91

Vooral die Psalm 25 kende zij goed en zij hing aan deheilige woorden met heel haar trillende en beangstigdemeisjesziel, in de eenzaamheid waarin dit geluk doorzijpelde .

Op een dag liep zij tegen een geweldenaar op, een Ant-werpschen bokser, een ruwen liefdoener . Zij had thuis nimmervan haar worstelingen en van haar zelfhandhavingen gerept .Ook van haar val wilde zij nu niets schrijven . Het was ookeigenlijk geen val ; het was liefde . Alles was immers zoo gekdoor-elkaar-heengekronkeld. Want zij hield wel van den reusen hij wou ook nets gemeens met haar, zooals al die andereploerten en ronkende vrijers. Integendeel, hij was dol-jaloersch en hij deed haar schimpswijze alderlei verwijten .Zij mocht niet meer dansen en rijden . Niemand mocht haarzelfs met een blik naken ; trok hij krom als een waterwilgvan uitzinnige drift . Door hem waagden de Belsen en hunmisdadig hulp-gebroed, geen aanval meer op haar . Jammer,hij was een wrokkende, woeste vechtnatuur ; een salamander .Hij kon niet bestaan zonder to rikkerakken en to vernielen .Hij was een ijselijke trommelslager, die veel van haar hield,doch haar bijtijden, in vlagen, afzichtelijk en met geweldtoetakelde . De ergste ellende was bij hem het fanatiekgokken. Den ganschen dag roerde hij den elleboog . In eenweek tijd was hij er tweemaal op en tweemaal weer onder .Dan ontving zij een heel knorhanenmaal to verslinden, danarmelijk, alleen water en brood . Een gebbetj e! Greet kreeg hevig-nerveuze lachbuien en geheel onverklaard wierd zij overvallenvaak door een idiote uitgelatenheid . Alles leek haar doolhof,slingergang achter slingergang en het leven een groot, bangen donker gewoel . Zerpe tranen biggelden haar tengerewangen af. En toch kapte zij zich wel tienmaal per dag ;al grilliger, al mailer . Haar uitgeslepen gezellinnen lachtenGreet uit. Waarom deed zij toch zoo aanhalig, als zij geenander begunstigde dan dien bruut, dien klauwenleeuw?Was het nog immer oost en troost, of moest ze ook al derat aan het spek helpen?

Greet gebruikte meer en meer Vlaamsche en Fransche woor-

Blleboog roeren : dobbelen. -

Page 94: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

92den in haar brieven en haar moeder, in nauw to ontcijferenkattebelletjes, verweet haar schertsend dat zij het heeleJordaansch scheen afgeleerd voor dat gekke knikkerspelvan woorden waar je geen sjoege van kreeg.

Haar bokser belette haar telkens naar haar ouders inAmsterdam terug to gaan. Hij dreigde met een mes zoo grootals een slakkenspit.

Eindelijk besloot Greet, ijzervast, al kwamen schout enschepenen er bij to pas en al gebeurde er wat wilde :- Ik gA!Toen schrok de bokser van haar dolle onstuimigheid

terug en Greet ging, zonder om to zien .Toch durfde Greet zoete moer Ant geen woord van haar

gevangenschap to reppen . Van ontvluchten was geen sprake.Want die Antwerpsche kanonnier zou haar toch overalachterna jagen, al kwam de hel er door in oproer. Er wasmaar een in Amsterdam, wien zij over haar angst en haarslavernij waagde to spreken: Mooie Karel, haar vermeteleoom. En die had haar niet eens verwelkomd . Natuurlijk,de palingmarkt of de zuip-herbergen waren hem meer aangelegen dan haar geweeklaag. En de volte en engte van denZeedijk! Haar zorgelijke moeder Ant, -hoe pijnlijk-kreupelsleepte zij haar been! - had den ganschen avond al ge-prutteld, dat zij zoo veranderd was . Geen wonder! Gerijptvan kind tot vrouw en al mat van zinnen . Greet voeldezichzelf zoo ernstig, zoo schrikkelijk, schrikkelijk ernstig!Ach, als het eens rozen ging sneeuwen, ook voor haar!

Sjoege : begrip . -

Page 95: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

VIJFDE HOOFDSTUK.

I .

In het Buiten-Brouwerstraatje, vlak bij de woeling enwemeling van Haarlemmerdijk-buurt, had Frans Poort vooreen glimmend mattenkloppertje, een billijk burgerkosthuisopgedoken.

,,De Bloeiende Korenaar", scheefgezakt rabat, leek weleen sluiksche schimpnaam . Een perzikpit, zoo grauwkeek de gevel . Maar zindelijk blonk alles hem tegen . Hijstak zijn luifel onder elf slapers en garsterige uit-den-pot-bikkers. De kostvrouw, in haar lichtblauwen onderrok, konnog net een rabaut herbergen, dan was zij ,uitverkocht",lachte zij luid . Kostvrouw lachte altijd schel en scheurend .Met negen goosers in een vertrek maffen, . . . neen, daarbedankte Frans feestelijk voor ; was to opeengedrongen ento beklonterd . Dan liever het kleinste zolderhokje boven,waar je ten minste alleen kon droomen van je eigenste schooneSuzanna! Nog Brie a vier maanden, nijpend en vinnig uit-geteld, kon Frans rondscharrelen . Alleen mafgast of alleenkostganger, om het even . . . na een honderd dagen zou hijrutje zijn.

Een poos lang had Frans Poort, na zijn zwaar fabrieks-beulen en bedel-zwerven in verliezend Duitschland, in Den

Mattenkloppertje : tienguldenstukje. - Luifel : neus . -

Page 96: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

94

Haag gewoond en er gewerkt als boekbinder ; een vak, inhet gevang half geleerd . Hij doorleefde er vree; late zon opzeilen van een geluksbootje . . .

Toch bleef argwaan zijn opgejaagd bestaan . Hij had voorden Haagschen tijd en voor het buitenlandsche zwerven, inLeeuwarden heit jantjes achter den rug : kraak met braaktoch zonder verschut . Nou wilde hij een beetje uitblazen,zijn fatsoen houden en het koper niet . . . d'r hoofies in mekaartimmeren. Hier, in bruisend Mokum, zou hij doodgewoongaan peezen, als hij het althans voor mekaar kon boksen .

Frans Poort had eenige keeren op Amstelveen en vijf jaarin Leeuwarden gezeten, allerellendigst en telkens uitgemer-geld! Hij rilde van de cel . Het woord „gevang" reeds brachteen angst-bezetenheid in Frans . De gedachte aan de-lucht-van-het-gesticht, veroorzaakte al ademnood in zijn longen .Er was nets weerzinwekkenders voor hem dan het Tuchthuis .De wreedste boosdoener wierd door tuchthuis-straf nogaltijd in wreedheid overtroffen, ' gromde Frans Poort .

Zichzelf vroeg hij vaak af : was er wel ooit mengelmoezigernatuur denkbaar dan zijn aard en liep er een schepsel rondmet geschifter knar dan hij? Al van heel jong kind herinnerdeFrans zich zijn vreemde, rustelooze overgevoeligheid engejaagdheid ; zijn pervers-verholen en toch drieste, somsblinde brutaliteit . lets stelen, iets wegkapen van een ander,was Frans altijd een bedwelmend genot, een groote hartstochtgeweest; bracht een zalige geestverwarring in hem . Deangstige, hartbonzende geluksschok in de plan-voorbereiding,het plotseling-zijn-eigen-wezen-overrompelende van dekoortsige daad, het zoete zich toeeigenen en bezitten daarna,. . .hij kende geen opwindender vreugde . Op school reedsleek het rookend to beginnen, al wierden dan ook zijn ganne-verijtjes gestoord door hachelijke jongens-ondernemingen enal spatten anderen zijn toch reeds bemorst blazoen kwaad-willig voller. Leeren kon Fransje perfekt, verklaarden al demeesters. Maar hij zwierf met zijn phantastische leugens enmelancholische droomerijen, in voile overgegevenheid, eeuwig

Heit jantjes : vijf jaar. - Kraak zonder verschut : inbraak zonderbetrapping. - Koper : politie-agenten. - Peezen : hard werken. -Geschifter knar : gekkeren kop. - Ganneverijtjes : kleine diefstallen . -

Page 97: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

95

en altijd van de lessen weg . Fransje wou eigenlijk in nietseen uitblinker wezen, al lokten zij hem ook met doozen volbiesjesdeeg. Het droge, nare leeren groef hem wee van binnen .Alleen boeken, avonturen-boeken en spannende rooversver-halen, die waren Frans nooit to veel, en ook zware, dikke, sen-timenteele romans ontroerden en schokten hem diep en wan-hopig. Hij had zich half-doodgepiemeld bij Malot' . :,,Alleenopde wereld". Schoenen en voeten had die schrijver hem gegevenmet zijn verhaal . Fransje aanbad figuren als Vitalis, Remy,Zerbino, Capi . . . en toch wou hij hondenslager worden! Och,die dooje allemans-sommen huppelden wel vanzelf doorelkaar heen, maar de wereld rondwielen zonder spaander, delefgoosers en hun mastvlag achterna, . .. dat was je ware .Stilletjes, in den roodbeschenen avond, kroop Frans naarRobinson Crusoe toe op zijn eenzame eiland . De meesterwilde altijd hooren, pal voor de klas, hoe hij, Frans Poort,zich then stik-armen Robinson, met eigen phantastischeomwerkingen en avontuurlijke bijvoegingen voorstelde . Wasaltijd mondkost voor hem geweest: met zijn heel wezen toverzinken in een vreemde verbeeldingswereld . Dan begon hijgeestdriftig to poekelen tot de kinderen verstomd in de bankbleven luisteren ; zoo een vaart joeg er door zijn woordenheen. Fransje vervloekte de zuur-riekende, vochtige kalk-muren der leer-lokalen. Hij wierd er gammel en bleekzuchtigvan in zijn arbeidsschuwheid. Dat beet hij zijn achterafscheouders ieder uur in het oor . Hij kon geen rust vinden in zijnzitterik, ook niet bij den grutten-erwtenteller . Eeuwig begeer-de hij op stap to gaan, met een paardenviller of een raddraaier,een goochelaar of potsenmaker, . . . hem orn het even!- Bid God den Vader in den naam . . .- Jawel Dominee, . . . onderbrak hij mildelijk als een

spotschalk, . . . een strop! . . .En hij rende weg .Fransje liet onbelangzuchtig preeken. Zorgeloos zwerven,

alleen zwerven wou hij, op avontuur, in opwinding . Danademde Fransje eerst vrij en onbeklemd . Dan beet hij zoo

Biesjesdeeg : sinterklaasjes . - Gepiemeld : gehuild . - Spaander :cent. - Lefgoosers : brutale kerels . - Poekelen : spreken . - Zitterik :achterdeel. -

Page 98: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

g6

gulzig in den worm als een baars. Hij wou vreemde tronieszien in vreemde landen en als een woesteling helpen Indianenscalpeeren dat het bloed rondspatte! Wel een beetje griezelig,maar toch echt. Als knaapje spijbelde Frans roekeloos enmet gevaarlijke faam . Geen zijner wilszwakkere makkers hadiets in to brengen . Hij floot de deur toe . Niemand anders . Ondernerveuze en onstandvastige bedilzucht, rookte hij cigaret opcigaret, die hij kocht of wegstal . Dat was geen krukkendans!Woest knokken deed Fransje het alderliefst, vooral tegende pietschoppers, de kale sinjeurs van de eerste-klasse-scholen . Onder een storm van drift joeg hij de bange sleur-heertjes op en bombardeerde de vluchtende troepjes metscherp-afgebrokkelde straatkeien . Hoe grooter de slungelswaren, tegen wie Fransje vechten mocht, hoe stouter enwraakgieriger hij de spits bood . Aanvoerder en wegwijzerwierd hij van den troep, zonder zelfoverschatting. Soms pordehij zijn eigen knokpassie zoo tot waanzinnige giftigheid op,dat hij in zenuw-onmacht viel . Als een dolle, teugelloos,rende hij dan den volgenden middag op de „kale neten"of en hij zou ze, zonder wroeging toen, met daaien doodge-smeten hebben, eenmaal blind in toorn losgelaaid .

Al heel jong kaapte Fransje thuis alles weg wat hij, zonderto hachelijk gevaar, tusschen zijn tengere grijpers krijgenkon. Hij verafschuwde trammelan en tragisch gebler om zijnslechtheid en verdorvenheid. Dat bestelwerk kon hij nietluchten 1 Het leegsnoepen van alle eetkasten was een flauwi-teitje geworden, een gebbetje zonder zin . Hij begon gelduit de kleeren to zeeveren en anderen to beschuldigen . Vooralin het kwanselen bleek hij behendig en toegespitst virtuoos .Heftige en smadelijke tuchtiging van zijn zwakken vader,vinnige afranseling van zijn moeder brachten geen bezinning ;lieten alleen stille wraakzucht ontbloeien in het dompe breinen de vernederde ziel .

Frans' vader, een schrijnwerker, liberaal van gedachten, -al gingen zijn kinderen door moeder's wil op een Christelijkeschool, - had in hopelooze mismoedigheid alles ge-

Daaien : keisteenen . - Trammelan : lawaai. - Gebbetje : geintie .- Zeeveren : stelen . -

Page 99: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

97

probeerd om den verstoken morslap tot inkeer to brengen, . . .het bleef boter aan de galg gesmeerd . Fransje zag zijn moederingebukt schreien en snikken . . . hij bleef kil, onbewogen,sarrend-onverschillig, en soms zelfs schonken haar smart enstuipschokkende schaamte-pijn, hem een giftige verlustiging .Hij zag zijn vaders gelaat doorgroefd van zorg en kommerom hem, rekel, . . . en feller dan ooit nam hij zich voor, listigen ongebreideld to liegen, herrie to trappen en stukjes todraaien. Hij aanbad het verdoemelijke van de leugen enden duizelenden waan die zijn innerlijk er mee schiep. Hetliefst spijbelde Fransje in eenzaamheid, heerlijk stil-verhitop het avontuurlijke gebeuren dat komen ging . Met een dun,lang stokje in de hand ging hij op den Buitenkant strooplikken .Zooveel, dat het smijdige zoet hem begon to zuren in dewalgende maag. Toch beef hij phantastisch-wilde avonturenuitpeinzen. Een ander keer weer, kaapte Fransje een schepuit een stal en slenterde hij den Amstel langs, en sloop hijboerderijen op. Eerst koekeloeren of er een latkip ergensrondkuierde. Dan maakte hij zich wieberig als een vliegvoor een hondenmuil. Eindelijk, zonder stoornis het boeren-erf op; melk slorpen en bleekgoed gannefen. En dan op eenandere boerderij, argeloos, dood-nuchter, wat visch-aas op-graven uit de aarde . En toch zeer ontroerd . Want Fransdacht toen altijd, dat hij door zoo kwansuis naar wormen tograven, toch wel eens een verborgen schat kon ontdekken.Daar had hij met hatelijke afgunst immers al zooveel overgelezen: graven onder heel vroegen, koelen morgenwind,of 's nachts, in maneschijn, of bij hellen weerlichtgloed, als deaarde to branden scheen . . . En waar de schat lei, daarkronkelden helblauwe vlammen uit den grond .

Het schaamteloos stelen en snel wegkapen was hem al totgewoonte geworden. Als hij toevallig thuis, bij familie, bijkennissen, op school geld zag liggen, . . . zijn lenige grijpelingenbegonnen to jeuken en eer hij het zelf besefte, broeidende duiten al in zijn donkeren broekzak . Zoo stal Fransje deeerste gouden ketting bij zijn tante, een tanige weduwe ;

Latkip : politieagent . - Wieberig : uit de voeten. - Gannefen :stelen. - Grijpelingen : vingers . -

Mooie Karel .

7

Page 100: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

98een kedin, leb wijfje, innig-vergevensgezind tegenover alzijn kwellende gemeenheden . Doch Fransje, verstokt enharteloos, ook trotsch op zijn durf, met kwaadaardige, donkereen heet-begeerige oogen beloerend wat hij bemachtigen kon,spotte onbeschoft nog met haar zielige onderworpenheid . Bij,,Oome Jan", bang, gejaagd en toch bevend van genot enemotie, veel heviger geroerd door de daad dan hijzelf ver-wachtte, beleende hij met beklemde stem, de zware goudenketting. Even, in een schaduw, zag hij de lieve, zachtzinnigeen onbeschutte tante versuft staan in haar aardappelen-handeltje. Zij mijmerde en piekerde, waar zij die kettingtoch kon hebben weggeborgen 1 En de klantjes van de FransHalsstraat hielp zij schuw en gedachteloos. Maar tegelijkgierde Fransje van geluk, toen hij vier knaken in de zweetendeen trillende handen klemde. Och, die kwijllap van een tantezou d'r eigen wel redden . . . .

Met de vier achterwielen kon hij nu voor goed de wijdewereld intrekken, vreesloos, vrij en onbekommerd. Hij trildevan zaligheids-gevoel .

In een roezig en zinnen-verwarrend geluk, in een vage,bange bedwelming, nam Fransje van eigen bewaarde centende tram naar Haarlem. Het was midzomer. De stad, nabijhet Hout, geurde als parkbloemen en de geweldige zonzengde overal goud en bezwijmende hette af. Er bleef eenzenuwachtig vreugde-gedrang in zijn binnenste, en tochleek zijn blijdschap onstilbaar . De roes-verrukking eindigdemaar niet. En dat niet-ophouden juist, mengde schuwheiden onbestemde vrees door zijn duizelig genot .

Hij doorzwierf de tuinstad, heet en blakerfel . Zijn gaanen zijn staan, zijn zitten op parkbanken en zijn hangen overbrugleuningenhet was alles even heerlijk-doelloosdoor het angstige, knagend-gejaagde van zijn diefstal-daadheen. De dwanggedachte overrompelde hem: als je noueens gesnapt wordt, dravertje? . . . Een wreed, hard en woe-dend gevoel kroop in hem op : dan lieg ik er op los! Hijverzon onder het slenteren nu vast ingewikkelde en listige

Leb : lief. - Knaken en achterwielen : rilksdaalders . -

Page 101: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

99

leugens, zoo sluw en ondersteboven van waarheid, dat hijer zelf om begon to grinniken in zijn kuierend eentje . Tochdurfde hij nauwelijks zijn vier knaken uit de brandende enbevende knelvuist to verlossen .

Eindelijk begon zijn tong dor uit to drogen onder zijnziek gehemelte. Een weee leegte rommelde door zijn maagen kneep er hongerpijn in . Och, hoe nieuw en geheel on-bekend was hem de stad . Juist het totaal-vreemde ontroerdeFransje en sleepte zijn gansche, toch omsluierde kinder-aandacht mee. Plots, in een achteraf-zijstraatje, ontwaardehij een volks-kofiiehuis . Het twaalfjarige ventje stapte par-mantig naar binnen . Onbeschroomd vroeg hij den man-achter-de-toonbank om een glas melk en een broodje-met-kaas. De kerel begluurde hem argwanend. Een vreemd uur, . . .bedacht de man . Er was ook iets grilligs en wild-verwezensover het heele verwonderd-kijkende kereltje. Intusschenvroeg Fransje zich in kcmmerlijke ontstemming af: zouRobinson ook een broodje-met-kaas besteld hebl:en, voorzijn vlucht?Doordringender en nijpender keek de malle kastelein

hem aan. Zag hij er dan uit als een mottig bedelaars-jochie,zoo een vervuild vagebondje dat met een orgeltje de stratenafslentertP Plots wonk hem de man-achter-de-toonbankkort-geheimzinnig. Een schrik greep zijn bevend hart saam.Hij mocht zich een half uur lang niet roeren . Onverhoedszag opgeblazen Fransje twee pootige mannetjzsputters opzijn plaats aankoersen . Begoochelend-snel, ondanks eenvreemde omneveling van gebeuren, rook Fransje dat hetrussen waren: sluiksche gang en geheimzinnige, stuggeschouders . Hij dacht eigenlijk dat alle menschen van Haarlemhem begluurden. Inwendige gejaagdheid en onrust begonnenmishagend to kwellen. Hij moest zonder omwegen zijn naamzeggen en waar hij woonde in Amsterdam. Hij verloor zijnzelfbedwang en stotterde met haperende stem. Tegenoverdie schepsels hielp geen koppige dwarsdrijverij . Hij moestmee. Niet de minste innerlijke vrees voelde Fransje en

Russen: rechercheurs . -

Page 102: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

100

toch beefden zijn knieen hevig . Allerlei lui op den weg,bekeken den jongen schuw-nieuwsgierig . Toch zwol Fransvan trots dat hij in een vreemde stad zooveel bekijks ver-wekte. IJdelheid straalde zijn donker-helle oogen uit. Ineendoorschoot hem een benauwende angst-gedachte : hetlommerd-briefje. Het papiertje zat nog smoezelig-gekreuktin zijn zak . Dat moest, moist hij loozen. De russen brachtenhem naar een politie-bureau . Het moist zijn zak uit, v6orze hem onderzochten . Ay, daar had hij het vast . Het moistweg, anders kon hij niet liegen en ontkennen . Heel sluwen zachtkens het nu den zak uitgefrommeld en tot een onooglijkpropje saamgewrongen, . . . tjoep, daar lei het! . . . Goddank,hij was het kwijt.Maar Fransje had misgerekend. Achter de twee wezen

liep nog een rechercheur. Die had onmiddellijk bet vuil-gefrommeld propke opgeraapt . Zuur!

Toen wierd Fransje zorgeloos en brutaal ; schimpte ensiste hij tusschen de tanden .

Laat, in den al donkerenden avond, - de lucht bovende vreemde stadsparken scheen nog bloedrood, - pakte eenrechercheur hem valsch-geniepig bij het nekvelletje en duwdehem voort, op den trein naar Mokum. In Amsterdam, -flog plaagde hem Robinson's vlucht, ondanks den vreeselijkentongbeet then hij zichzelf in woede had gegeven, - wierdhij aan een groot politie-bureau afgeleverd . Hij bleef stom ;zweeg tartend op al wat ze hem vroegen. Alles haalde debrigadier zijn zakken uit . Toen beval de commissaris datFrans' vader moest worden gehaald . Een brok schoot Fransjede keel in. Even, onder worsteling van schaamte en twijfel,een scheurende huil-kreet, maar dadelijk gesmoord in trotscheminachting tegen alien dwang. Zwaarmoedige vader kwamin, gebogen, grauw van schrik om zijn diefachtigen jongen .Hij stond onder de stil-brandende lamp. De hyper-actievecommissaris vroeg hem wat en hij antwoordde bedeesd,gebroken. Zijn stem beefde en weende half. Proces verbaalwas gemaakt. Frans bleef stokstijf staan, dreigend, brutaal,Wezen : rechercheurs . -

Page 103: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

IOI

eigenzinnig en diep gekrenkt . De commissaris preekte saaien gluurde loensch naar vader en zoon . Frans zou den ge-niepigen vent wel een maagstomp hebben willen geven! Ze-nuwachtig deed de kerel nets anders dan het zweet vanzijn onderkin afvegen en somber dreigen met een Observatie-huis of Tuchtschool.

Eindelijk kon Fransje met zijn vader mee naar huis gaan .Onder den groezelen lampeschijn zag hij het gezicht vanvader Poort aldoor blauwig-grauw en zielsbedroefd. Had hij,zoon, dan zoo een halsmisdaad begaan? Weer voelde Fransjezich lichtelijk de keel toegeschroefd en doodsbleek wordenin ademnood . Hij stapte mee nu, akelig en stil . Vader sprakgeen verwijt en geen klacht uit . Alleen zijn prangende enzuchtende borst kermde zacht van binnen . Frans vloektein zichzelf, . . . al voelde hij zich heel veilig in de duis-ternis .Tantelief, de goedhartige, had dadelijk het zaakje

smeekelijk bij de politie gesmoord . Die kwijllap! . . . schimpteFransje boosaardig, met schuimspeeksel op den mond .

In de dagen erna, las Frans angstwekkend veel. Vooraldetectieven-verhalen. Zijn helden, Wilson, Nick Carter,Lord Lister, schitterden in een over-gloeienden luister ofvochten als oude helden, tusschen donder en wervelwinden .Hij zwelgde in den schoonen schijn der misdaden-heroiek.Frans kon geen woorden vinden om to vertellen hoe onuit-sprekelijk hevig hij genoot van ondergang en verwoestingen .En vreemd voor hemzelf: . . . in de boekjes koos Frans altijdpartij voor de detectieven en verachtte hij de lage listen enmoord-geweldenarijen der booswichten . Hij schold op hunzelfzucht, hun valsche kribbebijterij en hun afzichtelijketronies. Doch buiten de boekjes schaarde hij zich aan denkant der boeven en roovers .

Frans voelde zich rijper opgroeien tot de duistere mis-daad. Het slechte lokte hem met duivelsche kracht . Aldadelijk begon hij buurtjongens to drillen, of to richten en

Page 104: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

102

to overheerschen . Hij verblufte door zijn durf, zijn vechtmoed, zijn waaghalzerij en zijn brutaal, comedianterig spel-vertoon. De belabberde knullen van de straat schudde hijuit hun vadsigen dommel. Hij kon zoo wreed kijken en zoomeedoogenloos vloeken en schimpen, dat ze beefden voorFrans' bedreigingen en gewelddadigheden . Hij handelde enstrafte, maar pochte nooit. In de buurt liet hij ze kleinedieverijtjes opknappen en alderlei schandstreken uithalen .Zwijntjes zeeveren en zelf dravertjes peezen was onaanzienlijk,eigenlijk minderwaardig werk. Frans sprak vermetel alleendieventaal, en hij leerde zijn makkers al de gap-teekens enheel het stelsel der verdekte seintjes-geverij . Hij leerde ze,met gedempte stem, hoe met cape en wijde jas om, makkelijkto pikken viel aan drukke stalletjes en in winkels. Het snel-grepige la-lichten wierd met aanlokkelijke liefhebberijbeoefend. Soms kon Frans, geheel verdiept, dagen en wekenlang een plannetje uitspinnen, om ergens een ,goeden" ezelto piepen. Hij verkende en loerde in strakke volharding,met Jobsgeduld. Vooral een drogist in de buurt wierd pafslachtoffer, zonder dat de louw-toffe knul het merkte . 0,de dolle en tierende vreugde der bent, als er niets van hettrieste la-lichten was uitgelekt! Zij improviseerden schimp-liedjes op den zwaarlijvigen drogist, op zijn vrouw en kinderen .Zij tartten in hitsende opstandigheid de prinsemerei, die tochde misdadige rekels bespionneerde. Frans had voor dekoenste knapen van het kleine dievenbendetje, eenige oudeen caduke pistolen gekocht op de markten . Met beangstigendgezag wapende hij zijn dwaas bendetje. En toch> een volgendendag begreep hij van zijn overgevoelige en verwarringstich-tende dubbelnatuur geen snars. Want plots, heel laat inden avond, floot hij met noodalarm zijn ,mannen" bijeen .De stoutmoedigsten trok hij naar voren . Hij wapende zezwijgend en tegenover de naar-honk-terugkeerenden bleefhij een-en-al fluisterende geheimzinnigheid. Gewapend methun defecte pistooltjes, slopen zij dan van stoep tot stoepde stille grachten langs, om to zien of zij oak inbrekers konden

Zwijntjes zeeveren : fietsen stelen . - Dravertjes peezen : eveneens :etsen rooven. - Pikken : stelen. - Ezelpiepen : uit geldlade grijpen .-

Prinsemerei : politic . -

Page 105: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

103

betrappen of moordenaars verhinderen zware misdaden tobegaan. Dat was, in een opwelling, zoo edel en onbaatzuchtigen zoo bedwelmend-avontuurlijk . Wanneer Frans dan achterlichtende gordijnen, vreemde schaduwen zag been en weerbewegen, gaf hij het schriksein :- Sta!Het vreemde schimmenspel op het beschenen gordijn

wierd met felle aandacht gevolgd en met loerend katten-geduldbewaakt. Frans en zijn makkers bleven verdekt opgesteld .Zij voelden zich van een verpletterende gewichtigheid. Uren-lang roereloos en sprakeloos, bleven zij in hinderlaag uit-knijsen. Frans bezielde en bezwoer de bende met hevig-geheimzinnige stilte-gebaren en schuwe toefluistering, heelschichtig . Hij had de heilige overtuiging, dat straks krijtendom hulp zou worden geroepen . Frans verdeelde de plaatsenzijner ,mannen" reeds. Het eerst zou hij toespringen, des-noods door de ruiten binnendringen . Als er moord . . .moord! . . . wierd uitgegalmd, dan moesten ook de vier achter-blijvers verschijnen met de blaffers in de klavieren . . .

De redders wachtten, wachtten . . . Een schim ontkneldezijn boordje van den hals, een andere liet de pantalonzakken . . .

Toch, in zulk een koortsig-overspannen avonturendrang, inzulk een ziekelijk-opgezweept verbeeldingsleven, had het be-staanvoor Fransje Poort alleenbeteekenis en bekoring . Want opandere dagen weer stond hij met zijn bendetje, vol opgekropteplannen, vermomd zoo goed en zoo kwaad als het ging, towachten op instoomende treinen. In de krioelende volteder perrons, klonken zijn geheime alarmkreten alleen ver-staanbaar voor de knapen . In den menschendrom die jachtignaar de uitgangen dreef, loerden Frans en zijn makkers opverdachte individuen . Urenlang bleven zij temidden derwemelende massa besluiteloos vertoeven . Kreeg Frans er einde-lijk een in de gaten en achtte hij impulsief zijn verdenkinggegrond, dan floot hij zijn scheurend alarm door lucht,

Uitknijsen : uitkijkan . - Blaffers (eigenlijk plaffers of ploffers) :pistolen. - Klavieren : handen . -

Page 106: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

104

smook-stoom en walm . Twee stooten beteekende : eengevaarlijk sujet ; vier stooten : een kerel met een koffer, volgmij. Dan sprongen zij omzichtelijk van verschillende perron-punten bijeen .

Met hartstocht en brandende begeerte tot ontmaskerengeschiedde dit verdwaasde kinderspel in pijnigenden groote-mannen-ernst . Want, zoo redeneerde Frans, hij had de oogenvan den verdachte verraderlijk zien glinsteren. Die teerkokergaf een luchtje af; die ging achter kruisen en vanen . Hij hadzijn benard kijken en gluren gepeild . Het was een hachelijksujet! Nu kon het gaan klinken op de timmerwerf.

Frans zweepte zichzelf in geestdrift en overspanning open met smonselend-fluisterende inlichtingen en geheim-zinnige sluipgebaren, suggereerde hij zijn medeplichtigenen schonk hun een ontstellende zekerheid : dat was er een!In then grooten koffer zou wel een aan-stukjes-gesnedenlijk kunnen opgeborgen liggen. Frans en zijn zwarte ridder-bende volgden den koffer-man-misdadiger tot zijn wo6n,zijn hotel, zijn pension, om het even . Stond den volgendenmorgen in de flik, dat iemand vermoord was of plotselingverdwenen, dan schoten zij, Frans en de bende, ongevraagdnaar voren, renden zij regelrecht op huis, hotel of pensionvan den verdachte aan . .. en de ontmaskering van denschurk-met-het-stukgesneden-lijk zou het stouthartige werkgeweest zijn van Frans-met-de-bende

II.

Toen Frans van school moest, wierd hij op een vaalkantoor weggestopt. Hij kwam terecht in een groot, vocht-donker, getralied magazijn van sponsen en zeemleeren lappen .Frans$kreeg lichten arbeid en wat boodschappen to doen. Watwas er nu gods-ter-wereld to phantaseeren tusschen gaterigesponsen en zeemleer? Nagenoeg niets. Hier leken alle nadengepekt. Toch waardeerden ,collega's" zijn vlug begrip enzijn bij-de-hande-manier van opdrachten uitvoeren. Maar

Flik : courant. -

Page 107: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

105

Frans gaapte zich de kaken los van verveling . Drie maandenlater wierd hij weggestuurd . Heele bladen postzegels hadhij ontvreemd en aan een klein winkeliertje bij hem in debuurt, onder linke oogknipperijtjes, tegen ,verminderdenprijs" op het wambuis gespeld .

Op een ander magazijn aangeland, ging Frans al na vierweken verblijf, door een hysterische nieuwsgierigheid op-gejaagd en geplaagd, den patroon in zijn prive-kantoorafleggen. Nu geen gewin meer uit kleine bedriegelijke reken-foutjes . Nu . . . het grootere! Frans beloerde met oversluwebehoedzaamheid den argeloozen patroon als hij de brand-kast op het letterslot stelde en afsloot . Het begon al to gistenvan brandend vdorgenot in Frans : waarlijk . . . hij liep tegeneen mooi dingetje op . De val moest rijp gemaakt. 's Nachts,klaar wakker van wilde spanning en emotie, vroeg hij zichzelfwel af: wat moest er van hem worden als hij gesnapt wierd?Deerde geen sprankje! Hoe zou vader zijn? Deerde niet! . . .Het heete geheim van het letterslot, . . . daarin ging hij teloor,zalig. Ja, maar hij was een misdadige ziel ; al zijn vermetelheiden achteloosheid leken maar schijn! Een angst, donker engiftig, doorsidderde heel zijn wezen. Zou hij misschien krank-zinnig worden? Al deed hij alles nog zoo kloek, bedachtzaam,bezonnen en in koelen bloede, . . . toch kon hij gek blijken .Maar het lok-geheim van het glanzende letterslot, dat tartte!

Op den dag bleef Frans tergend-kalm en uitgeslepen. Hetwas in hem, diep-innerlijk, een hijgend genieten en berekenenvan kansen en tegenkansen. Niets beklemmend-heerlijkersdan het gestaag afspionneeren .

Op een dag was Frans geheel alleen op kantoor . Ze sprongop hem, de begeerte-gedachte : straks probeer je! De murenschenen plots op hem aan to dansen . . . . IJselijk-benauwdomperste een angst zijn keel. Tegelijk begon er heel uit dediepte van zijn herinnering een spotliedje in hem to zingenop den moord van Raamsdonk, waarover hij zijn vader enzijn oudsten broer altijd met zooveel schrik in de oogen,had hooren spreken. Hij tong, zoowaar . . . hij tong, miracu-

Linke : slimme . - Afleggen : bespionneeren. - Mooi dingetje: goodzaakje . - De val rijp gemaakt : de inbraak overlegd . -

Page 108: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

io6

leuselijk! Alle beklemming was plots van hem afgevallen . Eenechte pinose-jongen woelde in hem, koel onder alle grilligestemmings-wisselingen. Nu voelde Frans zijn onverschillig-heid als iets onopgesmukt-achteloos . Niets deerde hem meer .Hij draaide en frunnikte . . . en het lukte . De kastgaapte wijd open. Een dolle vreugdekreet smoorde hij inde holte van zijn mend . Uit een geldzakje greep hij vijfpieken; meer niet . De cijfers peuterde hij weer op hun plaats.Nu kon hij gauw terugkeeren . De brandkast, indien de baaszonder argwaan bleef en niet van letters verwisselde, zouzijn vriendje worden : voor cigaretten, voor kleeren, voorsnoeperijen. Hij zag in de verte, op de kim, nets dan spitsetorentjes dansen . . . Een vreemd gent . .. De horizon riephem .

Een tijd ging alles goed, al mopperde de patroon verstrooiden loerde hij soms wantrouwend rond .Tot Frans op een middag geschaakt wierd . Hij huilde

niet en vroeg geen vergiffenis . De patroon dacht misschien,dat hij in smartelijke benauwing hem to voet zou vallen.Haha! . . . Hij zou den kerel wel in het gezicht hebben willenspuwen, opgekropt van woede en onderdrukten angst . Depolitie kwam en Frans vertrok als een hoonend-gekrenkte .De Officier, eindelijk in wanhoop besluitend, bracht denmisdadig-minderjarige onder beheer van Pro Juventute, diealtijd schuwe fluisterijtjes had met een ambtenaar van dekinderwetten .

Nooit had Frans hartelijker en braver heilmensch ontmoetdan den leidingsman van Pro Juventute . Tweemaal perweek moest hij een heelen avond bij hem komen doorbrengen .De man putte zich uit in gezellige bedenksels, om Fransto boeien. Hier woelde de menschelijke goedheid . Pro liethem zelfs rooken, grappig-vrijmoedig en phantastisch vanzijn straatroovertjes-leven vertellen ; zette hem nooit eenpen op den neus . Nimmer bekeek hij Fransje boos of ver-achtelijk. Doch telkens, tusschen gekeuvel en spel door,speculeerde hij op het teedere in het menschenhartje ; en

Pinose-jongen : misdadiger die vernuftig to werk gaat . - Geschaakt ;betrapt . -

Page 109: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

107

op zijn zenuwachtige gevoeligheid. Juist dan begon Fransleugenachtige draaien to geven aan zijn biechten en be-kentenissen, en allerlei listige wendingen voor to bereiden .De braverd merkte niets . En Fransje, stil-opgewonden, beetmaar op zijn tong en besmakte zijn branderige lippen, instilte zinnend hoe den lubbert to kankeren .

Toen argelooze Pro op een avond begon to zeuren overzijn ouders en over „oneer" voor familie, kreeg Frans er genoegvan. Hij walgde van de zoete praatjes en temerijen . Terwijlde brave besterd hartelijk en gemoedelijk hem het goedepad wou optrekken, dacht hij er ijs-kil en wreed-gevoelloostegenin :- Stik . . . stik . . . stik. . . . knal . . . gabber! . . . Stik . . . stik!En die boosaardige vloek herhaalde hij telkens, tegen ieder

stroperig uitgesproken woord in .Aan een nieuwe betrekking hielp de hartelijke beschermer

niet viug, al pochte hij zediglijk op al zijn brieven en keuren .En Frans bleef maar zwaar afgebrand op de biets loopen .Familieraad moest weer worden belegd . De goede ziel vanPro Juventute verscheen dien avond bij zijn ouders geheelin het zwart ; zoo roerend en plechtig deftig, dat Fransontstelde . Pro keuvelde als een weesvader : aartsgezellig enbeschermend. Pro rookte stikzwarte, zware sigaren vanvader; hij slurpte veel thee en kauwde allergemoedelijkstbiscuitje na biscuitje. Pro was zoo lief, zoo aardig, nee . . .vader huilde verborgen ; moeder griende zichtbaar ; en ookde broers en zusters trokken benauwde blergezichten terafschrikking .

Inmiddels kauwde en slokte de brave beschermer in hetdeftige zwart; de stille, bescheiden raadgever en menschen-kenner. Maar Frans wou meer ; verlangde dat hij wat zeggenzou van zijn karakter, van al het dubbelzinnige, van denvreemden draai en kronkel erin . Besloten wierd dien avond :Frans zou naar het Instructie-Bataijon to Kampen gezonden enopgeleid worden voor stafmuzikant . Een duizel overgreepzijn hoofd, toen hij het besluit hoorde . Kampen? . . . Instructie-

Lubbert : sul . - Aggebrand op de biets loopen : zonder cent rond-schooleren. --

Page 110: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

io8

Bataljon? . . . Stafmuzikant? . . . Hoe had hij het nouP Teldehijzelf heelemaal niet meer mee? Ach ja, Frans was razend-dol op muziek. Hij wou wel opgeleid worden . Maar kondat zoo maar, zonder aanleg en voorbereiding P Guns, hijwou wel alles vragen, maar hij durfde ineen niet . De braveman van Pro Juventute negeerde hem, in tegenwoordigheidvan zijn familie, den ganschen avond. Hij was maar eenjonge gans. Een treurigheid deed Frans' brutale spreeklustverwelken. Zijn beschermer hoorde hij zeggen : nu hoeftFrans niet meer voor een speld to bukken . . . Hij heeft eentoekomst. Bleef hij ondeugend en dubbelzinnig, dan was hijverloren; zijn kerfstok bleek niet van ijzer! Dan kon hij denbedelzak vastgrijpen . . . Neen, daar, in Kampen, hoopte hij,mocht Frans weer heelemaal op slag raken .

Het ruischte langs zijn ooren en Frans voelde voor heteerst een beschroomde verstilling van al zijn gedachten envoornemens.

Eenige weken later bracht zijn moeder hem met droog-gehuilde oogen naar Kampen. Nauw veertien jaar, verzonkFrans' kinderlichaam reeds in veel to wijde soldatenplunje ;zag hij rapieren glinsteren. In Kampen leerde hij luttelmuziek. Geheel onvoorbereid wierd hij voor zwaar-geweld-dadig slagwerk geduwd en voor de ijselijke lawaai- en schetter-monden van gekrulde koperen blaasinstrumenten . Hij stuip-trekte onder die dreunschelle stootgeluiden van basbazuinen .De klare schettertoon van de trompet bracht beving in zijnbloed. Hij zou nooit trompettist kunnen worden, nochhoornist. Want de stemmen dier instrumenten marteldenzijn zenuwen .Onder vuile grappen - Frans rilde van sexueele schunnig-

heden - en smerige grollen, dreven de kibbelende,,soldaten"hem naar zijn plaats . Maar zoo stom-schuw en achterlijkstond hij tegenover de lessen, dat hij alleen voor laat-wachten klungelige boodschappen gebruikt kon worden .

En toch beminde Frans de muziek als iets onuitzegbaar-heerlijks . Hij sidderde en huiverde onder het hooren. Hij

Page 111: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

109

kreeg er koorts en ijskoude rillingen van . . . Zoo genoot hijalleen van phantastische verhalen . Maar Frans hield slechtsvan zachte muziek . Van een klagelijke en droef-jammerlijkeharmonica in de verte, op een stillen zomeravond ; van eenheel droef-klinkend mond-orgeltje, dat zoo al met zichzelfverdrietig was. Hij huiverde en huilde ook wanneer hij eenvioloncel hoorde zingen ; onbegrijpelijk-diep smeet het denboel van binnen bij hem omver. In verrukking luisterdehij naar zacht of jubelend vedelspel. En een zingende men-schenstem roerde hem het allerhevigst. Als koorzang uiteen avondkerk vaag op hem aanklonk, dan durfde hij nietmeer voorbij ; stolde zijn ziel van schrik. Hij begreep zichzelfniet. Piano-tonen temden al zijn wildheid en oproerigheid .Maar het opjagende schetteren en loeien van de bazuinen . . .neen, daar kreeg hij pijn van in het hart .

Zoo slenterde hij to Kampen, leerling-stafmuzikant zonderlessen en zonder instrument .

Toch bleef er in deze stille, vreemde stad iets dat hemgeweldig boeide en lokte .

's Nachts had hij wacht in de eenzame en geheel verlatenkazerne. Dat was het groote, donkere avontuur . Zijn spook-phantasie begon koortsig to ontgloeien . De geheime duister-nis . . . insluipingen van wreede, overrompelende vijanden!Guns, wat hoog en ver blonk de sterrenhemel . . . Heerlijk,zooals de angst-voor-gevaar in hem opsteeg . Want er wasgevaar. Deerde niet. Hij zou zijn slapende makkers bescher-men en het eerste noodsignaal door de nachtdonkerte uit-scheuren. De poort verloor hij niet uit het gezicht en dewallen zonken weg in het sluipduister . . .

Toen Frans' proefmaanden voorbij waren, moest hij kiezenof deelen. Frans kon zuchtend en ongetroost naar moeder'spappot terugdrentelen, of acht jaar bij-teekenen . Dood-onverschillig en hatelijk-onvatbaar voor al het rondom-gebeurende, luisterde Frans alsof het een ander gold . Defamilie, vader, moeder, broers, zusters, kwebbelden : de

Page 112: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

1 10

jongen had to Kampen niets geleerd . . . Ze waren bekocht . .,Er zou niet geteekend worden .

Toen scharrelde Frans weer tusschen de ongeuniformdeburgerij . Zundigheid overkroop hem. Wat een gek, knorriggedrocht was hij toch . Verwezen kuierde hij her en der . Nooitzou hij op slag raken . ..Maar zijn oude en ouder-gewordenkameraden uit de buurt erkenden hem dadelijk weer alshoofd. Voor meisjes en lieve toetjes voelde Frans luttel.Hij vond al dat gelik en gezoen, flauwe kul . Doch zelfhad hij veel aanhalerigs to doorstaan, omdat de nefkes zijnknap, scherp-fijn gezicht en zijn slanke postuur bewonderden .Het duister-gemeene van souteneurs-wandel besefte hij nogniet. Hij bleef maar zonder vak lanterfanten . Zijn kreupelekameraad Hein Boonakker werkte toen op een groote diamant-slijperij . Daar mocht Frans hem 's avonds aanroepen .

Frans' moeder schreide zich de oogen dor om haar traagkind. Onder schimp en verteedering wou zij hem naar dekerk sturen, Maar Frans, beleedigd, plots dol van woede,dreigde dat als zij zoo iets van hem verlangde, hij voor goedzou wegloopen om nooit weer to keeren .

Nog bevend van innerlijken toorn, belandde hij bij mankenHein op de fabriek . De zoetige gasstank en het groezeligelicht maakten hem wee . Zoo loene had hij zich nog nooitgemaakt. Om lucht to happen schoof hij naar de deur, bijeen kruk . Daar lagen, zoo-in-schijn achteloos en onbewaakt,versteldoppen-met-steentjes. Frans' grijpelingen knelden wilden verrukt vast . Gepikt, juichte hij, vlak bij den uitgang!

Hein hielp hem de diamantjes verpatsen bij een grinniken-den snees .

Frans bleef lanterfanten, luieren en rengelen, en leerdegeen vak . Zou hij Heilsoldaat worden en zijn zonden biechten,gierde het cynisch-onbehaaglijk in hem? Toen, in de zoe-mende leegte van zijn gedachten, ontwaakte weer hevig dekaaplust. Hij begoochelde Hein en ontwortelde al dienstegenstribbelingen. Hij hoonde zijn lafbekkerij en zijn slop-jongens-angst .

Nefkes : meiden . - Loene : kwaad . - Grijpelingen : vingers. -Snees : opkooper van gestolen wear . -

Page 113: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

III

Eindelijk besloten zij, met blauwe kielen ook vreemdediamant-slijperijen op to zwerven, als bekneisde goosers . Inhet dompe en drukke koffieuurtje sloegen zij hun slag.

Maar ook toen weer volgde een betrapping op heeterdaad .Enkele argwanende siijpers achter hun molens, hadden dieopzwervende gasten met hun nonchalante kielen in de smiezengekregen. Ze woonden ook niet op het Spinhuiswatertjepotdorie! De politie bleek gewaarschuwd zonder vertraging .

Achter beschot en banken stelden rechercheurs zich verdektop. Toen Frans nu en kreupele Hein, tegen schafttijdkwamen inkuieren en zij haastiglijk doppen verborgen onderde blauwe kielen en weer doodgemoedereerd wilden weg-slenteren, schoten de dienders naar voren en grepen deknapen vast. Een schrille opgewondenheid van vloekende enkrijschende stemmen, klonk dreigend de werklokalen door.- Manne. . . je vuiste droog 1- Niet slaan!- Die eene is kreupel . . .Zoo beschermden de rechercheurs Frans en Hein tegen

woeste drift-uitbarstingen van de schreeuwende slijpers .Hein, mal geschrikt, zonk half in onmacht op den vloer .

Angstig jammerschreide hij :- Schande . . . schande . . . o . . . o . . . niks thuis zegge!Maar Frans, grauwwit, onbevreesd voor mishandeling,

gilde terug als een bezetene . Hij ontkende alles, in een zie-denden woede-waanzin . Hij loog er wild op los ; in stuip-trekkende zenuwkracht rukte hij zich vrij uit den nekkendengreep der rechercheurs . Toen hij na een bombardeerendevlucht over banken en krukken, weer overrompeld wierden hij de kleeren van zijn lichaam voelde afscheuren, begonhij to spuwen als een hysterische gek, to schoppen en zwaarto beleedigen.- Wille jullie mijn op de brits, vuile krenge? . . . Krenge!Hij kreet als een dol dier dat gewurgd wordt . De heele

fabriek kwam in opstand. Eindelijk knelden de rechercheurshem de boeien om de broze jongenspolsen. Met een knakBekneisde goosers : beruchte kerels. -

Page 114: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

1 12

en een stomp strompelde hij voor hen uit. Gillend achterna-gejouwd schimpte hij fel-razend terug .

Op het politie-bureau krijschte hij zijn valsch en aan-stellerig beklag uit. Die verdoemde dofgajes gooide hem eenbekattering op, glashard . . . Aan hem was geen torntje los . . .Die vuile judassen moest je de ribben vaneensplinteren . . .Hij was totaal onschuldig .

Zoo, in beleedigden trots, op een toon, brandend van nijd,sprak hij en voelde zich als een belaagde held, bedrogen envernederd .

Hein, ook geboeid, huilde en snikte alleen . Frans walgdevan dit gore gebroed . Die manke donder had dadelijk door-geslagen .- Ik kots toch nie ! . . . riep hij den commissaris toe .- Bek houwe!- Toch kots ik nie!In het muffe arrestantenhok, waar het naar zure beenderen

stonk, in de gang, stikdonker, kalmeerde Frans een beetje .Hij zweette van opgewondenheid door al dat gehumpel enroerig gescharrel om hem been.Bij nieuw verhoor, laat op den avond, bleef Poort ontkennen .

Hij had iemand in de zaal moeten spreken en zoo maar vooreen grap had hij die doppen een eindje onder zijn boezeroenmeegesjouwd.

Frans loog weer met zoet-giftig genot . Hij voelde de leugentot een voor hem zelf smartelijke waarheid, onder misleidendspreken dmgroeien . Met kwaden wil en brandend bedrogkon je alles door malkander warren en in ongebroken hard-nekkigheid had Frans zijn koelbloedig prevelementje klaar .

Manke Hein had bekend, klonk de stem van den brigadier .- Most die mieneker, dat pothuismannetje wete! . . . Heb

hij seker wille gappe voor sijn ijsere spaarpot!In den celwagen naar het Huis van Bewaring overgebracht,

doorwoelde Frans met sombere bedenksels, zijn eigenduistere binnenste. Zelfpijnigende vragen doken op in zijnbrein. Waarom wilde hij toch nooit of nimmer zijn vergrijpen

Dofgajes : rechercheur . - Bekattering : beschuldiging . - Doorge-slagen : bekend . - Kotsen : bekennen . - Prevelementje: praatje. -Mieneker : laffe treiter. -

Page 115: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

"3

bekennen? Waarom blies hij zich zoo tot dolle drift op, alshij gesnapt was? Zijn eigen beangstigend instinct keurdede schaamteloosheid goed . Hij vond het-zich-toeeigenen vaneen anders bezit geen afkeerwekkende daad. Waarom bezathij niet, de anderen wel? Gappen was heelemaal niet erg .Neen, hij zou nooit bekennen, omdat Frans al die hunkerendeen huichelende smiechten niet de vreugde van zijn biechtgunde. Lets bekennen lag niet in zijn treiterenden en uit-dagenden card. Bekenden al die slampampers hun eigenmisdrijven hem?

De kwade macht en de booze wil groeiden in Frans' mis-dadig wezen, iederen dag dieper en wortelvaster de ziel in .Als hij zijn verderf tegemoet rende, dan moest maar gebeurenwat geschiedde . Hij ging toch naar tante Betje . . .

Vijf weken lang bleef hij grommen, in voor-arrest . Toenaanhoorde hij ijskil het vonnis : . . . tien maanden Tuchthuis-school in Groningen. Zijn donkere oogen flitsten even helop . . . Met den kop stijf en trots den nek ingegooid vertrokhij, zonder een woord beklag .

In Haren leverden twee breedpettige veldwachters denjeugdigen boosdoener af. Met heimelijke scherpte keurdehem de directeur. Frans liet zijn hondschen schimp tegende overbrengers los, onder den rustig-peilenden blik van denbuitenman. Die bevleide hij zelfs in den omgang, door in-nemende belangstelling voor al wat hij deed to huichelen .Het personeel had ook schik in den schranderen, spotziekenen lenig-geestigen Amsterdammer. Hij kon zoo leuk smoespe-len en bargoensch brabbelen . Tusschen de sloome boeren-pummels, traag en ineengedrongen als gonjezakken, stak debooswicht hoog uit gelijk een avontuurlijke held. Al zijnafschuw van en woede tegen politie en jeneverkoppen, warenhier op het wijd-ademende land geslonken . Frans ver-maakte soms urenlang de gansche kolonie en hij dreigdezijn makkers niet meer het licht uit de oogen to zullenslaan.

Mooie Karel .

8

Page 116: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

1 14

Na tien maanden Tuchthuis-school keerde Frans Poortnu als een kneibel terug naar de rumoerige groote stad. Hetwind-wijde land had zijn longen zuiverend doorwaaid engesterkt. Hij voelde versch, frisch bloed tintelen door zijnboddy. Zijn vreemde bleekte en magerte schenen geheelverdwenen . Soms onderging Frans iets als weemoedigeontroering, wanneer hij aan vader en moeder dacht . Hetnevelde en spookte niet meer zoo wild-phantastisch in zijnkop. Hij doorleefde schuw een soort van schaamte-berouwover zijn vroegere wandaden en geweldenarijen . Hij greepin drift niet meer dadelijk naar zijn mes, en van het vreeselijk-gemeene vloeken huiverde hij nu zelf terug . Zoo veel en zoolang had hij in den Bijbel gelezen. Onnatuurlijk-bewogenjachtte hij het verhaal van Jozef door. Van Christus durfdehij nauw reppen. Zijn stille nadenk-natuur draalde wroetender omheen, heel even : zou zulk een verheven wezen ooitbestaan hebben?Eenmaal in Mokum' pakte Frans aan . Hij wou, wou goed

oppassen. Niet dadelijk al to braaf ; hield geen stand; kreegje katzwijm van! . . . Maar toch moest hij zijn schoenenuitglimmen! Hij wou heerlijk peezen en zonder gebbetjes .Hij was ernstiger en soms weer vroolijker dan vroeger .Neen, neen, hij zweette geen bravigheid uit, maar hij zouwerken. Hoe kon hij vermoeden dat juist eerst toen de kernvan zijn misdadigheid-uit-hartstocht en innerlijken drang,ging ontbolsteren en al zijn goede voornemens zou bescha-teren .

In Amsterdam pakte Frans aan. Een ieder sprak graagmet hem. Hij keek zoo sterk-bewust uit zijn schandere,Indisch-donkere oogen . Hij was zoo Aug, lenig en elegantin al zijn bewegingen. En zoo uit de kluiten gegroeid, zooflink voor zijn jaren . Spoedig kreeg hij bij een aanzienlijkefirma, die heel billijk portret-vergrootingen afleverde, eenplaats als ongesalarieerd reiziger. Hij moest vooral in volks-

Kneibel : forsche kerel . - Peezen : werken . - Gebbetjes : grapjes . -

Page 117: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

115

buurten werken: aanbellen en de etage-woningen oploopenen aankloppen . Deze arbeid beviel Frans wel . Hij praatte metveel bombarie en gewicht de-honderd-uit. Hij haalde goor-uitgebleekte, soms gansch vergane photo'tjes uit zijn grootetasch en vertoonde dan, plechtig-omzichtig, de verbluftekijkers prachtige vergrootingen, . . . van geheel andere aan-gezichten.

. . . . Al wat verflauwd of bijna geheel uitgewischt was wierdopgehaald als nieuw . . . Je leefde weer van aangezicht totaangezicht met afgestorvenen . . . met verre familie en vrien-den . . . Frans kletste en zwetste rad en zangerig, en hij ge-bruikte alderlei - ook voor hemzelf - onverstaanbaretechnische termen .- Het wonder, meneer . .. juffrouw . . . van het occulair

en objectief . . .Onderhands begekte hij zichzelf:- Kijk 'm maaie op 'n tafelmatje!Hij verkwistte zijn geest en zijn invallen, doch noppes!

Het was doodvermoeiend zwoegwerk. Wel kreeg hij eenlevendig gehoor. Zijn woord, gebaar, uitleg, plooiden allesgoocheisnel in elkaar. Het lokken lukte, maar . . . geld ontbrak.

Zoo poekelde hij zich het gehemelte droog . Frans ver-vloekte het werken alleen op provisie . Er gistte weer kwaaig-heid in zijn bloed . Waarom moest hij alleen alle verantwoorde-lijkheid torsen? Nu begonnen kommer en honger todreigen . De onrust leek weer hevig en wild in hem to woelenen to grommen. Hier wierd hij met koude beleefdheid weg-gebonjourd . Daar weer uitgespot. Een ander keer, met af-gemeten voor-den-gekhouderij, kreeg hij de lompe deur voorden neus toegeslagen . Hij verloor heel den helderen moed .Schrikkelijke argwaan en haat tegen alles verbitterdenopnieuw zijn bestaan. Als hij een bajonet had, kon hij zichde ribben doorsteken . Zijn vroolijke luimen verdwenen . Nikskon hem meer mieren. Hij schimpte en boertte weer wreeden lichtzinnig en soms liederlijk met een ieder. Alles in demenschen was en bleef bedrog, hebzucht en eigenbaat. Wie

Maaien : hard loopen. - Noppes: niets . - Poekelen : praten . -

Page 118: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

x16

bekommerde zich om een hongerigen zwerver, die meteerlijk peezen zijn boterham wou winnen? Bij zijn oudersweigerde hij brood uit genade to slikken . Hij wou zelf werken .Hij sliep op een dakkamertje, een stinkkrot, allerberoerdsteJigging, waar sneeuw en regen door kapotte pannen inlekten .Zijn kleeren stonken van vuil . Soms sloop hij naar boven,uit schaamte dat hij niets verkocht had . Dan smakte hij zichmet een scheurend-gesmoorden grien op zijn rotte matrasen beet hij in het zeegras van weeheid en honger .

Op een keer stond hij in het donker, voor de deur van eenderde-etage-woning. Hij klopte en morrelde al loos-bedrijvigzijn vergrootingen-tasch los . Een wreede, hardnekkige wilin hem besloot : hier doe je zaken Frans, hoe ook!

Hij klopte weer en nog eens. Geen antwoord . Een zieligemoedeloosheid zonk in hem veer. Door zijn maag schotenkrampen van weeheid. Hij huilde stil van ellende en ont-goocheling . Angsten en benauwingen wrongen in zijn bin-nenste rond . Hij snoof een beklemmende gootlucht. Nogeen klop, nog een . .. nog een. Dof en hol hamerde eenzwakke echo terug . Niks . . . niks . . . niks! Niks als donkertevan een naar-bloemkool-riekend portaaltje en een stomme,dichte deur . . . Daarachter kopperden ze niet! Wreveligdraaide hij zich om . Onder zijn kapotte zolen voelde hijeen hard voorwerp bulten. Gejaagd en beverig grabbeldeFrans onder de mat . En plots voelde hij de kou van eensleutel . Frans schrok en trilde op zijn beenen . Godallemach-tig . . . er was dus hier niemand thuis! Dat had hij nouniet bedisd .

Er walmde een nevel binnen in zijn duizelend hoofd . Hetvreemd-bezetene drong uit een onbewuste diepte van zijnhunkerend wezen naar boven . Hij voelde plots weer datoude, bekende angst-gelukstrillen van zijn handen. Hetbrandde weer in hem, bet overzalig-bevredigende; het lokteen riep weer. En al zijn belemmerende en tegenstrevendegedachten kon hij weer kil en meedoogenloos wegtrappen.Kopperen : luidruchtige eterij . -Bedisd : wat hebben klaargespeeld . -

Page 119: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

117

Hier, achter die deur, die stille, stomme en donkere deur,was weer voor hem het Onbekende, . . . het gevaar, het avon-tuur, het neembare, dat zijn roof-verrukkingsgevoel opjoegin zijn hart tot een stikkend genot . Het overviel hem alsjagende, popelende zenuwvreugde . Hij had er de bevertvan gekregen! Het hevige kloppen in de keel deed hem hijgen .Alles neep toe aan en in hem: zijn hart, zijn borst, zijn strot .Nog aarzelde Frans. Geen enkel goed voornemen schoothem nu to hulp . . . 0, dat hart dat hameren bleef . .. Washij niet half-uitgehongerd en verdwaasd? Stil jij, stil . . .schreeuwde hij zichzelf woordenloos toe . . . Niet zanikenFransje, niet redeneeren . . . doen . . . doen . . . doen!

Maar weer vocht hij met zichzelf, in het plettende portaal-donker. Gappen was niets, niets . . . Kom, hij zou . . . ja, ja . . .hij zou! Koele kalmte en rust begonnen weer in zijn handenen beenen terug to keeren. Het keel- en harthameren stildenu wonderlijk-snel . Hij waagde, in zelftarting en moed-toetsing, zacht to neurien en tegelijk to schimpen op denpestkoolstank die opsteeg van de trappen .

Met sluwe, behoedzame zetjes schoof hij al tastend, hooger,lager . . . den sleutel eindelijk in het gat . . .

Knal, eerste draai ; halt even ; een zware hartbons. Wasdat zijn keel die zoo klopte? . . . En hij neuriede, en hij waszoo dood-bedaard? . . . Nog behoedzamer omknelde Fransden deurknop . Gut, die stomme, starre deur . . . de donkerteweek. Hij sloop naar binnen, en zwaar, ontzachlijk bang,stortte het Onbekende, het Vreemde op hem af . . . In eeneikenhouten kast bungelden sleutels . Pas voor pas tradFrans toe. Geen geluid, geen gestommel jongen! . . . zei hijrustgevend zichzelf. Maar eenmaal voor de kast, kon hij zijnwreede en bevende begeerigheid niet meer remmen. Hijopende lade op lade. Niks . . . niks . . . papier en prullen.Vlammen gloeiden van zijn gezicht af, al wist hij zichgroen-bleek . Had hij nou maar een eindje cigaret om totrekken, to zuigen . . . Waarom toch die vreeselijke angst,die zenuw-beving? Kalm, kalm, Fransje . . . Jawel . . . den

Page 120: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

118

sleutel had hij onder de mat gevonden. Er konden dusplots verschillende menschen thuiskomen. Neen, hij moestzich reppen, reppen . . . Hoorde hij wat? Ja . . . ja?Godallechristus . . . neen . . . dat was beneden . Weer schoothij op een lade af . . . een onderste. Het blonk . . . een goud,groot horloge met gouden ketting . Tenminste wit . . . Trillendstopte hij het tikkertje in zijn zijzak. En weer joeg hetschrikkelijk van angst in hem, voor overrompeling . Weg nou,wig! Neem de rennert l . . . Hij keek naar niets anders meer om .Nee . . . zoo iets had hij bij wild-vreemden nog nooit gedaan . . .

Bijna vergat hij zijn tasch met vergrootingen mee tosjorren . Wat een laffe ezel . . . wat een tippelant! Was hijzoo geknipt. Snel sloop hij weer naar de deur ; gunde zichden tijd niet om of to kienen .

In het portaal, even, adem-benomen, weer luisteren . . .Buren? . .. Neen . . . stil, stilte . . . Bleek, onder geweldig hart-bonzen stond hij weer schuw, bevreesd, midden in hetstraatgewoel, de oogen knipperend tegen het felle daglicht .

Een lekkere bokkenvreter bracht Frans' vol op . Het stiekemeverbruggen was snel van de hand gegaan . Frans duizelde .Zooveel geld had hij in jaren niet bij mekaar zien broeienin eigen zak . Heesch lachte hij in zichzelf. Dat moos zoujonken! Dadelijk betaalde hij zijn achterstallige kamertjeshuur .Als een banjer dampte hij heel dure cigaretten . Hij bezochtweer zijn vader en moeder, de kaken op elkaar, doch dol-spraakzaam bleef hij tegenover zijn oude, beruchte buurt-vrienden. Ein ervan was opgegroeid tot een koenen boos-wicht, een zwaren jongen, . . . Harmen Huisinga . . . ge-slepener, wreeder en gemeener dan hij .

Die bollebof, die flesscher, overtroefde hem in alles . Dierakker zou het nijf koud in je hart durven stooten, als hetvoordeel bracht. Frans griezelde nog altijd van moordenaars .Als Harmen met hem sprak op straat, dan voelde Franszich soms in een verschrikkelijke schaduw staan ; alsof eendonkere stormvogel reuzegroot over zijn hoofd heenwiekte . . .

Tippelant : makkehjk to vangen, to misleiden. - Afkienen : afsluiten .- Bokkenvreter : veertig gulden . - Vol : diefstal. - Verbruggen : ver-koopen . - Een mare jongen : een ergo misdadiger . - Bollebof :opperbaas . - Flesscher : oplichter. - Nijf : mes . -

Page 121: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

i=9

Het joeg een schrik in zijn hart. Midlerwijl snoefde Harmendoor op al zijn gruwelijke plannen en vloekte hij op de gran-deger-kit. Hij sneed op, dat voelde Frans, maar toch zou hijdoen; doen het allerergste!

Frans sukkelde traag voort, in onlust en somberen wrevel .Maand na maand verliep, zonder dat hij iets verkocht . Woel-ziek begon het haatverzet in hem op to smeulen. Loopendonder een viaduct hoorde hij het dondergeraas van eentrein vlak boven zijn hoofd. Stil en bang hoopte hij op eenongeluk, een instorting. 0, zalig in wanwetendheid to sterven!Hij mijmerde loom en moeizaam ; over eenige weken washij al achttien jaar. Het ging zoo niet langer . Hij Teed honger . . .en telkens dampte hem, brutaal-sarcastisch, Harmen Huisinga1 n' -. geur van cigaretten in het gezicht .- Ressies fan de peesklapper . . . hoonde de kerel .Toen kwam het duivelachtig-kwellende van eigen boos

nadenken Frans allerlei plannetjes het koortsige brein in-stuwen. Hij moest zelf een ,zaakje" opzetten . Bang voorde rammelende dievenkar? Geen asempje !

In zijn abnormale natuur joegen de ziekelijke phantasieenweer schim-ijl over elkaar heen. Hij besefte de kracht vaneigen sluwen, wreeden hartstocht-voor-de-misdaad in zijn ver-borgen wezen . Ja, hij moest zelf ,zaakjes" maken. Op hettoeval mocht hij niet meer rekenen . Frans moest zichzelfeen „toeval" verzorgen . Hij kon bet niet altijd kant en klaaronder een mat vinden. Belachelijk! Hij wou ook een bestendigtoeval. Zijn verfijnde geslepenheid en tartende arglist kendehij van zichzelf pas schemerig. Hij moest nog in eigen wreeden wrang wezen allerlei dreigende driften en donkere passiesonderkennen. Want wel hield hij van de verbijstering, hetdaemonische, doch niet van nefteren . Van den moord ende verminking gruwde Frans. Van vriend Harmen, dievloekende en schimpende in een verwilderde menschelijkheidleefde, kreeg hij een grooten bos sleutels en een scherpe vijl

Grandeger-kit : politie-bureau. - Peesklapper : roofhol . - Nefteren :moorden. -

Page 122: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

X20

to leen, met een klein breekie . Frans bewerkte de kiens opverschillende dikten, zoodat er altijd een moest passen . Dekwellende nietsdoenerij zou eindigen, en zijn maag behoefdehij niet langer to mishandelen .

Frans ging fier en krachtig op stap met zijn vergrootingen-tasch, nu loerend op dubbele karwei . Zijn deur-klopsysteembij bewoners, heel hoog en wat afgelegen, die de straat opwaren en rustig gesloten hadden, leek to lukken. Hij tiktezacht, iets harder, nog iets harder, tot hij zekerheid kreeg :niemand thuis! Telkens wisselde Frans van buurt en hetliep allemaal gesmeerd . Hij gierde van pleizier . Hij at weeren sliep lekker, nu op een beter kamertje, in een logementvan alderlei vagebonden, als een bollebof van den bazar .Soms, in het stille donker van den nacht, dol-opgeschriktdoor een vreeselijken angstdroom, greep hem plots een ver-volgingsvrees in den strot . Dan lag hij to klappertanden vanonverklaarbare benauwenis . Want er geschiedde niets. Hetwas nacht, stik-donker en toch zulk een aanval, onverhoedsch!Maar 's morgens, in de klaarte van het licht, lachte hij omzijn angst voor politie en gesnapt-worden . Al brutaler wierdFrans. Soms verkocht hij zelfs vergrootingen op de eersteetage, met pas-gestolen goed van de binnengedrongen derdenog achteloos-rammelend in zijn zakken. Hij roofde nu vanalles en verachtte niets. Hij stal geld en goed zonder degeringste in-de-war-sturende zenuw-gejaagdheid . Geen kastliet hij meer ondoorzocht . Met zijn breekie liet hij allesloten springen en dood-onverschillig bleef hij voor mogelijkebetrapping, al schonk hij een knokbaas vertrouwen . Zijnhardheid, wreedheid en verdorvenheid voelde hij aan alsdurf. Bekoring en schrik-voor-het-geheimzinnige en on-bekende achter de gesloten deur, . . . neen, die voelde hijniet meer zoo. Het omsluierde levensgeheim van het avon-tuurlijke erin, bleef weg. Toch schonk ieder inbraakje Franstinteling, genot, emotie . Het was even een roes, een vreemdebegoocheling . Hij besefte weer dat zijn geest aan het werkgezet was. Hij moest nu op zijn hoede zijn. Dit bewustzijnBreekie : breekijzer. : - Kiens : sleutels. - Knokbaas : iemand diegestolen geld en goed, tegenprocenten in bewaring neemt voorloopig . -

Page 123: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

12 1

bracht al ontroering en een heerlijk-innerlijke spanning . Alzijn zinnen scherpten zich. Hij had nu verkeer, hoe opper-vlakkig en luchtig ook, met inbrekers, koppelaars, vervalschers,dieven, woekeraars, verkrachters en kwartjesvinders . Hijbekeek veel langer en rustiger dan vroeger, de menschelijketronies om hem been . Hij probeerde de trekken to ontraadselenen vergelijkingen to maken . Zijn geheugen begon een spelvan geheimzinnige schermutselingen met zijn phantasie enheel het leven zag hij voorbijgaan als onder den gloed vaneen tooverlantaarn .

In zijn logementje bleef hij, veiligheidshalve, nog zonderkameraden . Hij wierd argwanend nagegluurd door een troepdievenmeiden . Lapte hij aan zijn laars . Zijn sterke en alles-opvoerende verbeelding schoof toch over alle werkelijkheidheen. Ze leefden voor Frans to vuil, to liederlijk . Zij haddengeen onthullings-trots en geen verstand . Hij walgde nogaltijd van drank-bedwelming en van de vieze lellen en goor-opgedirkte hoeren . Hij kon de zwoelte-lucht van meiden ensouteneurs nauwelijks verdragen. Frans was verzot opcomedie-spel en op muziek en avonturen-boeken . Hij hieldalleen van het woest-duistere, het schuw-groote en geheim-zinnige. Hier, in Mokum, dwarrelden maar wat rauwe beestenrond, stomme mes-porders en plompe verkrachters op denepvaart. Zij konden alleen maar zuipen, lallen, kerven,zakrollen, wurgen en rooven. De zwoele moord- en bloed-begeerte verafschuwde Frans al erger. De bandelooze verniel-drift brandde in hun merg, als slechte drank. Frans woualleen overheerschen door dreigende overmacht van dengeest, door kennis van iemands geheimen, door sluwe ont-hulling van lage hartstochten, om er veel geld en macht bijto winnen. Door gedroomd geldbezit ook, tooverde hij zichalle verleidelijke genotskansen voor oogen, ieder uur opnieuw .Harmen Huisinga spoorde hem grinnikend aan tot uiterstegrenzen .- Jij wordt 'n loedertje . . . kedin . . .Hij hielp Frans aan een vasten snees, die all es van hem kiende .Nepvaart : afzetterij-systeem. - Snees : opkooper van gestolen

goed. - Kienen : hier : koopen. -

Page 124: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

122

IV.

Er was toen een nieuw, wreed-verterend genot in Fransontbrand . Hij wist zich nog to jong, om menschen-van-gelden maatschappelijk aanzien of to leggen, to lokken, wanneerzij heimelijk gemeene driften hadden bevredigd bij afkeer-wekkende vrouwen of mannen. Hij kon nog niet kwellendafpersen, en in knersend-vlijmende geslepenheid een proofbespringen en door dreigende onthullingen tot wildenwanhoops-angst brengen . Frans moest nog geduld oefenen,leeren en wachten op het innerlijk doorschemeren van zulkeen macht . Doch in de glanzende verdorvenheid van zijnphantastische natuur voorzag hij al, hoe bar-meedoogenlooshij daarin zou worden . In zulke pijn kon hij wrokken, mee-lachen en hartstochtloos haten . Het nieuwe genot nflwierd in hem opgewekt, door wat de krant berichtte vanzijn inbraker.. Hij genoot hevig, ontstellend en onvergelijkelijkvan zulke mededeelingen . Het schonk hem een geheel apartebevrediging en vreugde, een inquisitorische voldoening . Hijgloeide ook van ijdelen trots bij de gedachte dat hij geprezenzou worden, ondanks zijn slechtheid ; geprezen om de koel-bloedigheid, den durf, de behendigheid en rust waarmeehij zijn ,taak" had volbracht . Hij verlangde ook to wetenwie zijn slachtoffers waren en wat ze deden . Bij een kraak,zijn laatste, had hij meer dan veertien kasten opengebroken,op klaarlichten dag, als de onverschilligste gilleskrauter,temidden van burengerucht en trappengeloop . Hij had vooralveel zilver geslikt en zijn feemen hadden geen oogenblikgetrild . Met speurende slimheid had hij sloten uitgevijldof omgekanteld . Nou stond alles in geuren en kleuren inde fladder. Een wellust. Hij smulde, en zijn anders groen-bleek gezicht trok dan rood van hevige, toch beheerschteopwinding . Hij las en hij wist wie zoo vermetel geweest was,zoo alles-durvend. En niemand, niemand anders wilt . Hij, hijalleen, in zijn heimelijke binnenste!

Voor de logementgasten moest hij zich doodonverschilligAfleggen : bespionneeren. - Gilleskrauter : inbreker op klaarlichten

dag. - Geslikt: gestolen . - Feemen : vingers. - Fladder : courant. -

Page 125: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

123

voordoen. Ook daat vond Frans een ziedend genot. Zoo konhij nu in het leven, comediespelen en met zelfvervloekingengoochelen. In dat liegen en huichelen proefde hij weer ietsbrandend-zoets, iets fel-bedwelmends. Het was een folteringvan den gissende of onwetende, en het met-kleine-scheutjes-inslurpen van de half-verstikkende genoegdoening dat zeniets wisten en niets begrepen, ook niet van zijn schaamtegevoel. Hij vreesde van de dieven en inbrekers om hemheen, geen verraad . Maar hij begeerde vooreerst nog alleento werken en zijn onafhankelijkheid to bewaren. Voor henwas en bleef hij de sjofele reiziger in vergrootingen, diedoor gesjochtenheid verslingerd, in hun rauwe en walgelijkemidden was terecht gekomen. Toch moest Frans zijn ge-heugen inspannen en breekie, vijl en kienlooper goed ver-bergen, zelfs iederen dag ergens anders verstoppen, als hij's avonds even op stap ging . Want anders kreeg hij heibelen roering, en spinnewebben van de wulpsche meiden .

Alleen Harmen Huisinga knijsde zuur en spotziek . Ook diehad de kranten-berichten gelezen en trok minachtelijk den neusop of hij iets kwalijks rook . Daarna zag hij loensch en scherpFrans in de oogen, maar zijn blik zwikte niet voor Harmen .- Kedin . . . nie deurslaan! . . . treiterde sarcastisch

Huisinga .Wat gemeen loenschte de kerel.- Ken ikke je snees nie?- Wat soti 't? . . . viel haperend Frans bij .- Niks to gibbele?Frans loochende, strak en kras .Harmen grinnikte, wreed, kil, onder den spot van zijn

scherp-glurende, grijze oogen .-Kedin. .. nie deurslaan, gladde vogel, geen sjoege geve!

. . . Doch je da 'k je versliegerde bij je nobel yolk van jedolmspiese? . . .- Harmen, . . . stotterde Frans, meegesleept, . . . jou ken

ik zegge . . .

Knijsen : kijken . -- Gibbelen : bekennen. -- Geen sjoege geven : doenalsof je nets merkt. - V ersliegeren : verraden .- Nobel yolk : dievenvolk- Dolmpiese: slaapstee . -

Page 126: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

124

- Deisje! . .. Dot poen? . . . Kedin . . . ajje klaar bin, geefme kiene terug!

Een keer vertoonde Frans zich, naar eigen scherp-gispendoordeel, in sentimenteele, achterlijk-dwaze teerhartigheid .

Hij had dagen lavg met zijn eeuwig-dezelfde vergrootingen,+n een vunze volksbuurt rondgescharreld, waar veel groezeligeex: drukke markthandelaartjes en stalletjes-venters woondentusschen rook en asch van een spoorwijk . Op een modder-smerige derde-bovenverdieping kon Frans door zijn apparatengeruischloos bezoek brengen . Frans, die rilde van vuil, kneepzijn neus dicht van den stank . Hij stapte over een rommelzooivan oude rokken, gehavende mantels en vrouwenschoenen,naar een zwak-gesloten linnenkastje . Uit een vettig zakjevischte hij tachtig gulden, acht briefjes van tien op, smerigen ineengefrommeld . Frans wist niet waarom, doch wreveligstopte hij het geld bij zich. Met walg en weerzin bekeek hijhet stille armoe-kamertje, terwijl hij den neus in afschuwdicht bleef knijpen .

Den volgenden dag las hij over zijn roof in de buurt . Hijschrok; geen vreugde, geen ijdel hunkeren naar een soortvan lof. Er bleek: de bestolene was een arm, kinderloosweduwvrouwtje, dat haar negocie-kapitaaltje in een zakjehad achtergelaten, doch secuur opgeborgen in de linnenkast,terwijl zij haar woningdeur goed wist afgesloten. Zij stondto snikken voor den commissaris en jammerde al maar :- Nou bin ik gerinneweerd . . . gerinneweerd meneer!Frans smeet de krant van zich af . . . stil en ontzet. Er

greep iets sidderends saam in zijn krimpende binnenste . Hijvoelde klam een benauwende wanhoop . Dien nacht kon hijniet slapen . Hij ontstelde van het rauwe krijschen en lallender logementgasten. De politie was er geweest om de „lijst"to controleeren . Deerde hem niet! Telkens weer rook hijde lucht van het krot, waar het bestolen weduwvrouwtje nujammerde. En hij zag opnieuw then viezen rommel van oudekleeren en oude schoenen. Hij rilde en dommelde in, dochontwaakte weer met een heviger val-schok . Hij had zijn

Deisje : zwijg. - Dot poen : veel geld buit gemaakt. -

Page 127: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

125

moeder gezien, met stille, roodgehuilde oogen . Zij keekstrak en toch zielsbedroefd . Zij keek hem op zijn handenen haar dunne lippen mompelden iets . Maar verstaan konFrans niets . Zij sprak, zij sprak . . . zij wou wel wat zeggen,maar hij kon haar niet hooren . Toch zag hij de lippen beven . .En toen was hij wakker geschrikt .

Hij stikte half van benauwing en hij schold zichzelf uit .- Lafbek . . . schep je nou keet? . . . Dur£ je geen spiesertje

meer maken? . . . Laat je talhoutjes dan thuis, ijskoud, . . . alsje wroeging krijgt . . . stumper!

Frans gooide zich om-en-om, maar het ruige woelenverloste hem niet van zijn angst, gejaagdheid en ontroering .Heel vroeg al sprong hij overeind . Het indommelen en weerwakker schrikken was hem toch een marteling . Hij kleeddezich snel, alsof iemand met de zweep achter hem zwaaideen klapte. Vlug, Aug, rep je wat! . . Wat was er toch? . . .Wat een beven en gloeien in zijn klamme handen . . . . Degeldprop bultte nog in zijn broek . En weer wrong dat op-gejaagde, wilde en wanhopige door hem heen . Nou voeldehij toch wezenlijk het gestolene als „vuur" in zijn zak branden .Zoo iets had hij eens gelezen, in een detectieven-roman, ener om geschaterd. Nou was het toch echt vuur, vuur ; hetstak, het brandde, het schroeide hem overal ! De verfrommeldemuntjes streek Frans eerst glad. Hij voelde niets voor datvieze, dunne papier! Toen telde hij . . . tachtig gulden? . . .Ja. Nu nog een knaak van zichzelf ertusschen . En nou als deduvel ingepakt, bijeen gerold . . . een touwtje erom . . . fort. . . .Ziezoo. Frans herademde . Hij kon wel zingen. Aftobberijenen kwellingen weg! En ook het heete gepijnig van dat „vuur" .

Toen ging hij vlak in de buurt van het bestolen markt-vrouwtje wandelen . . . Het was nog veel to vroeg . Hij bekeekvreemd-lang de Waag en het aandeinend gewoel op devischmarkt. Gek, zoo had hij de Waag nooit gezien. Wateen dreigendgebouw van stuggen steen en gebuikte torentjes . .

. . . En toch die neerhurkende gemoedelijkheid . NetSpiesertje : diefstal . -- Talhoutjes : breekijzers. - Knaak : rijks-

daalder . -

Page 128: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

126

een nagebootste ruine in de marktdrukte van de stad .Kom, nou had hij Lang genoeg rondgeslenterd . Zijn bravig-heid begon hem de keel uit to hangen. Oppassen, anderspakte hij zijn pakje weer uit!

Een pienter Jodenjochie uit de buurt, tikte hij op deschouders. Of hij een duppie wou verdienen?- En-of !Dan moest hij dat pakje heel secuur afgeven, daar . . . op

nummer zes, Foeliestraat . . . dat manke trapje op . . . heelsecuur!- 0 . . . bij Rechie!- Rechie? . . . Wie is Rechie?- Rechie oudkleer . . .- Juist . . . daar . . . Dat vrouwtje dat gisteren zoo gehuild

heeft, op straat. . .Het Jodenjochie, met over-slimme oogjes, schudde van

ja . . . wist er alles van. Zij was zoo gemeen bestolen en deheele buurt was er gisteren in opschudding door geraakt.

Frans, met een spijtigen trek van het sarcastisch-ingehou-dene op zijn gezicht, glimlachte heel even stilletjes .- Zoo. .. geef jij dat pakkie dan eens aan Rechie .- Goed meneer, . . . zei heel gevleid het Jodenjochie .- En dan zeg je . . .- Goed meneer . . .- Van de stille politie .Het jochie keek op, slim, overslim en popelend .- Goed meneer . . .Frans gaf hem nog een dubbeltje .Met eenige sprongen was het Jodenjochie bij het smerige

houten trapje, en dadelijk, tjoep, naar boven, bij Rechie .Even, angstig, bleef Frans verscholen achter een kar uit-

turen. Toen begreep hij, dat hij er de rennert in moestzetten . . .

Page 129: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

ZESDE HOOFDSTUK.

I .

Mooie Karel wierd onverwachts twaalfde slaapgast van,,De Bloeiende Korenaar", in de Buiten-Brouwerstraat .

De woelige kostvrouw, in haar lichtblauwen onderrok,lachte hel-vroolijk.- Jij Koarel? . . . Gekloft fan de Ouwezijdskolk . . . of

fan de Turfmarkt? . . . Nou, . . . ik bin uitferkocht . . . 'tBorretje komp op de klink!

Zij lachte luid na ieder woord schier . En Karel, oolijk,lachte uit vriendelijkheid maar mee.

Hij kreeg een apart, kraak-zindelijk kamertje, vlak onderhet vertrekje van Frans Poort .

Toen Frans van de ruchtig-schaterende kostjuffrouw, dedwarspaal, vernam dat Karel Burk uit de Goudsbloem-dwarsstraat was ingezwaaid om to luimen, wierd zijn gezichteen vaalgroene blkekte . . . alsof hij het bestierf .- Gut mins . .. wa skeelt jou?Kostvrouw vroeg het, wreed-nerveus lachend, maar toch

inwendig hevig geschrikt. Frans kuchte en deed net alsofhij plotseling akelig en dood-misselijk was geworden . Sussenden kalmeerend fluisterde hij heesch iets verwards tot deLuimen : slapen. -

Page 130: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

128

ontstelde Blauwrok en beklauterde weer het steile trapjenaar zijn kamertje .

Mooie Karel zou in,,De Bloeiende Korenaar" net zoolangblijven slapen, tot Greet bij Ant plaats voor hem inruimde,en uit het vuistje hier en daar wel een lossen hap snappen .Van de elf opgepropte gasten uit „De Bloeiende Korenaar"snoof spotjanes Karel er al zeven ; gehaaide slampanje-vrinden bij mooi en leelijk weer . Een Pinkstertaart, eenechte Jantje Contra, met zijn schrale snuit, had hij om eenguitig blondijntje indertijd half gemold op de Duivenmarkt.Nummertje twee, een duistere heilige uit de oude Teer-tuinen, had met hem in het politie-bureau gelogeerd, voorbeleediging van het gehelmde gajes, op weg naar Wormerveer .Nommer drie, uit Uilenkiek, gut, die had een zuster, echtehoogschuifster, met een tros wilde blommen in het haar eneen bloot been opzij open, zoo een nieuwerwetsche-snit-japon, waar hij op een vroolijken avond bij toeval doorheenhad gekoekeloerd . . . Sonder stannes had-ie 'r 'n sjansie bij . .Nommertje vier, die altoos met zijn grinnikende tronie deschaduw indook van de Stormsteeg, had hij . . . zijn vrouw . .nou ja . . . op zijn Jordaansch, malle Betje . . . die droeg wittekousen . . . een uur later licht . Het goeie wijfje, zoo mollig alseen koepeltje, was dood en begraven . Witte kousen . . . zeerebeenen . Oele! Hij kende ze alle zeven compabel, . . . en hadze allemaal in zijn binnensnij . Schrik op schrik. Hoe hieldeen mensch er zijn gezondheid bij ? Maar alles gewent!

Van then tromper Frans Poort had Karel nooit een adem-tocht gehoord. Die kwam uit den Haag aantippelen, zeiLachstuip, de kostjuffrouw Blauwrok met haar berooidezinnen . . . Zijn een zorg! Al kwam hij van Meezepetamie . . . .of van het stinkende Juliane-hoffie op de Eilanden, . .. om't even . . . gooi d'r maar een lange dwarsstraat uit, . . . 't liethem dood-onverschillig. Als Schele Mat hem toelachte,achter haar orgel, trof het hem meer. De heele zooi snurkteal wanneer hij 's avonds laat het glazen roefje instapte .

Gut, het was weer zoo ellendig slap en het ging weer zooGemold : uit den weg geruimd . - Gajes : politie . - Hoogschuifster :

trotsche meid . - Stannes : drukte . - Binnensnij : binnenzak . -

Page 131: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

X29

moeizaam in de visch. Goskrimmenij . . . zoo een tijd hadKarel nou nog nooit meegemaakt in de Jordaan . Er broeidehier niks als twist en armoe . Op de markt schreeuwde hijzich de longen uit het lijf. Wier je hardstikke-misselijk van .Nooit stal Karel gewicht, als de andere ve nters die metvalsche schalen dobberden.

Hij gaf altijd vol. En nog was er geen koopster to vangenonder een strooien dakje! Ze leken allemaal borstkindertjes . . .de meiden en de wijven ; slurpten niks anders als klaar water .Met alderlei malle pourparlers en tierelantijntjes kreeg hijvan de Urkerschuiten wat peperdure schol en bot en tongenin handen, want de aal was bijna weer afgeloopen . . . En aaldie fan d'eene dag op d'andere stong, fersliep, . .. spuweal hun frete weer uit ! . . .

Karel Burk zwoegde zich de klavieren zwart . Hinderdeniet . .. schoone handen verdienen geen brood. Maar zoodag op dag je strot rauw to krijten in bet menschengejoelen geen jatmoos in het palmpie to voelen kruipen, en nogalleen maar een handsjang op z'n behang to krijge, . . . nee . . .dat nam hij ook niet! Zijn stal op de Lindengracht wasberucht. Mooie Karel speelde, als hij op slag kwam, heelecomedies of in zijn eentje. Hij verhaalde van een verliefdkoperwiekje in de boomen, zoogoed als van avontuur ineen slop ! De Jordaners gierden zich een aap om denschelmschen kerel . Hij wierp er alles uit, tusschen het woelenen wemelen der marktmenschen .- Ik ferkoop se gebakke . . . mine . . . minse! . . . gebakke

in rijkeluis-boter . . Mijn fisch is-ter fisch en fleesch tegelij k . .de eene skol ferslindt de acre fan pure lefendigheid . . .Meide, . . . waschpitte, . . . koop bij toffe Karel . . . die geefmelanse-drops uit de Wijngaardsteeg . .. Hou je kake dichtMie Drooglat, eer de kans keert, . . . en koop! . . . De heeleblank-geskuurde fischcollege „De Baars" hep ik an mehengel hange . . . Hier mot je wese, op de Uterechtschesteiger . . . hier mot je sijn, op 't Sparedammerhoofd! . . .Hier bin je an de fischhal . . . hier ke-je je stofjas ankwaste . . .

Strooien dakje : strooien hoed. - Klavieren : handen. - Jatmoos :handgift . - Handsjang : klap, terugslag . - Behang: wang. - Datnam hij niet : Jordaansche uitdrukking voor : daar had hi,j geen vredemee. - Melanse : melange . - Stofjas : grijslinnen jas ; dragen thans alleJordaansche vrouwen in hun dagelijkschen arbeid . -Mooie Karel

9

Page 132: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

130

Dofgajes is beter as geen gajes . . . Koop . . . koop minse,ikke bin me eige boeijer, . .. 'n echte larie-meneer fan derijkdom! . . . Hier sie je Peerebul en daar agent elfhonderd-sefetig . . . Sla se teuge mekaar op . . . en leg d'r 't koppetjefan 'n arremebesoeker tussche . . . Minse . . . bij Karel Burkmot je wese . . . bij Karel Burk mot je sijn . . . De Urrekertjesop de lorrie hebbe fisch genoeg . . . Minse, meide, wijve . . .ajje veur 't eirst de see siet . . . seg je daalek . . . 'n knap happiewater om to slikke . . . maar se lefert Karel negotie . . . Minse,Karel fraagt geen kommesaals en nette slapers . . . maar koopers,en gein fergulsel . . . Je krijgt 'n kats mit suiker en 'n geroestewerkman toe . . . Koop mine . . . koop! . . . Hier speel je nietmit blinde kaarte . . . wie heb portie an me? . . . Je laat 'r jeschaats, je hengels, je danse en je duife foor staan! . . .- Reusefijn! . . . gierden de Jordaners, . . . en liepen zijn

kar schol en resten aal, voorbij .- Se hebbe geen lood . .. geen lood . . . Kijk se ereis

kijke 1 . . . De meide bikke hier bonte kragies en deurskijnendekouse . . . en sitte op sachte kussenkies . . .

En tartend met zijn heerlijk-buigzame, hooge mannenstem,zong hij- Heeremetijd, me naam bi 'k kwijt . . . As se 'n lel bier

slurpe . . . ferslikke se d'r eige fast mit 'n falsche guide ind'r keel! . . . Se kenne nie besjolleme . . .'t binne tonne sonderpek . . . uit de Jordaansloppies!

En schalks jubelde Mooie Karel weer uit, met aan-zwellenden zang :

Ik hiet HenderijkWie is mijn gelijk . . .

Ik staan op de WestertaureEn laat mijn trompetje haure . . .

Maar de joelkoop bleef scheutig, al lachten de liefstemeiden Mooie Karel toe en al gooiden zij hem handzoenenop en stelde hij alles in rep en roer . Ze bleven toch maar :een dons met marktlappen!Karel wou in nood weer uitzien naar een compagnon,Dofgajes (hier) : dievenvolk. - Besjolleme : betalen. -

Page 133: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

131

nou, met een deftigen plooikraag! Neen, tanigen, temerigen Stijnen Thijs beliefde hij niet meer. Hij ging lieverst met Winscho-ter-haring ! Die Thijs was weer met Ant de vorige week schrik-kelijk to keer gega.a n. Dien bollebof moesten ze maar doorzijn knar prikken . Die was compleet net zoo sjoeg als de lijken-dief die 's morgens op de aalmarkt tusschen de Urkers hielp .

Malle Thijs had zich in zijn kop genet, dat Ant hemwou vergiftigen . Bij ontijen kreeg hij zoo een bui .Nou was de knul moorig bij ieder slokje en hapjedat hij deed. Ant moest eerst van alles wat ze Thijsto bikken en to slikken gaf, zelf een lepel slurpen ofeen brok opeten waar hij bij stond . En na Ant, het jongstejochie Teun . Ook van thee en koffie dwong hij Ant en haarlieveling eenige slokken to nemen of plots de kommen ofborden met hem to ruilen. Dan beloerde hij zijn vrouw enkind met een angstige verbijstering. In kwasterige hulpeloos-heid draaide Thijs Burk bij, als hij na een uur wachten,schichtig-argwanend, geen vergiftigings-verschijnselen bijAnt of Teun speuren kon. Eindelijk begon hij aarzelendmee to proeven en to kauwen . Daartusschen wees hij weer metgeheimzinnige gebaren naar zijn maag, zijn buik, zijn hart .Waarom wilden Karel en Ant en al wat hem omgaf nou zoograag weten wat hij stiekempjes dacht? Nogal wiedes, . . .omdat ze hem dan makkelijker uit den weg konden ruimen!

In Thijs' oogen brandde een rustelooze benauwing onderhet zacht-mompelend spreken. Hij fluisterde telkens naareen tinder van het gezin en klaagde lijzig, dat er een kei, eenzware, scherpe kei in zijn ingewanden vastzat . En die keileefde . . . Het leek net een Bier dat hem van binnen leeg-en uitvrat, dat hem verteerde, zijn darmen en zijn hartwondde. Maar hij zou bliksemsgoed uitloeren. Want vooralAnt, zijn suikergoed . . . vertrouwde hij geen snars . In zijneigen bijgeloovige huichelachtigheid en achterklap, meendehij alle daden en heimelijke gedachten van Ant to doorzien,alleen om hem het leven, in wangunst, zuur to dreinen . Alshij eens, tegen etenstijd, geheel onverhoeds binnenkwam,

Knar: kop. - Sjoeg : gek. - Moorig : bang. -

Page 134: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

132

dan wierd ze altijd doodsbleek en begon haar kreupele pootschrikkelijk to trillen. Winderige stormlucht! Die smuigerdhad vast iets to verbergen . Die stond niet meer zuiver methaar geweten . Die was al gifmengster in haar verbeelding . . .!- Ga deur, ouwe sok . . . of ik ferbran je lefendig! . . .

schold in dolle gift Ant gekrenkt terug .Maar hardnekkiglijk bleef Thijs haar mistrouwen, schuin-

listig bespionneeren en onder-duims houden . Was hij, grootelubbert, eenmaal louw loene . . . dan kreeg zij, die piratekop,die kreupele zwelgster, d'r jatten vrij . . . Kon se ommersmit Swarte Gijs fan d'oferkant de lanteerntjes opsteke . . .Of met then Opperbrandmeester van den Haarlemmerdijk,die al toen zij meisje was, schuwbarig op haar had gepeesden haar altijd stout met klontjes to slurpen gaf.

Thijs redeneerde kloekmoedig . . . Als zij maar het aasvan den haak schoof. Och, die minnegek Mooie Karel hadvan de vrouwenslechtigheid geen sjoege . En madam Bedilwas zelf een gifmengster, als het er op aankwam . En de vreet-rups Naatje, nod . .. was nog erger kreng dan d'r bloedeigenmoeder.

Greet hoorde haar vaders valsch en huichelend beklagen schold er wild tegenin :- Vader . . . ik en ken 't nie anhoore . . . die jokkernij ! . . .

Ge en sijt gelijk van Lotje getikt!- Best mogelijk Moedervlekkie! . . .- Awel, 't is gemeen . . . ge gade to ver . . . moeder soo

to bekladde!- Allemaal waar, Moedervlekkie . . . maar . . . 'n ouwe

Amsterdamsche koeketer as ikke . . .- Ach . . . ge drinkt to veul . . .- Best mogelijk, pop . . . maar je fader . . .- Gade ge wig . .. newaar! . . . 't Is wat schoons!- Je fader . . . fan geslacht op geslacht 'n ouwe Franse

Patter . . . heb goeie lampies . . . As . . . as de jalesie eenmaal'n rains in se harses is ingeprent . . . Ik seg maar . . . moedermost in de draaikooi . . . datte seg ik . . .

Lubbert : sul . - Louw loene : hier bedoeld als : dood-zijn . - Jatten :handen.-Peezen: hier : jacht maken op een vrouw . - Sjoege : begrip. -Draaikooi : ouderwetsche tuchtiging van lichtekooien. -

Page 135: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

133Greet lachte kwaadaardig en brak of met een schimpstoot.

Zij kon wel vaders gezicht openkrabben van drift . Zij geeseldehem opnieuw met haat-spot, om zijn zieke en dwaze bela-gingen. In toorn verkreukelde zij haar pas met nieuwe zijdegevoerd parfumsachetje . Maar Thijs, koel en sarrend, met eenkop, hard als een pul, hield vol, tegen de woedewoordenvan zijn lieveling in :- Best mogelijk, Moedervlekkie . . . maar . . . maar 'n mins

heb 'r maar eenmaal se leefe en sij slaat 'r slag as 't bierschuimt . . . Jouw moeder smoest mit Mijntje . . . en mit 'tgrammefaunwinkeltje . . . mit Schele Harrie, . . . en altijdin 'n hoekie hier . . . in 'n hoekie daar . . . Jij bint maar 'nmerel in 'n kooitje . . . jij bin buitelans!

Greet zweeg grammoedig . God, wat was die man in tweejaar tijd veranderd en verergerd! Stel je voor . . . haar dood-goeie, kreupele, uitgezwakte moeder . . . het was om to grienenIHoe durfde de verlepte kerel, Ant bij buren en kennissenin verdenking to brengen!

Thijs beoordeelde Greet's stilzwijgen met wangunstigeverwatenheid. Hij had toch maar bestige lampies . . . Moeder-vlekkie besefte nu wel dat hij doorgewinterd gis was .

Eigenwijs grinnikend begon Thijs weer heen en weer tosluipen en zacht-mompelend zijn vreemde leven to ver-stiekemen, en alle liedjes van den mallemolen nA to neurien .

Ii .

Toen Karel op een smoorheeten Zaterdagavond bij Antinstapte, - de malle juffrouw van zijn Buiten-Brouwerstraat-logementje had zoo ellendig-lang en opgewonden gelachen,dat hij er naar van wierd en driftig was weggemaaid, - zatGreet droomerig-stil in het schemerdonkere beneden-kamertje aan de straat, met den rug naar haar ijzeren bed .Het krotje rook naar bleekpoeder, visch en vruchtenschillen .D' Augustuswarmte dampte van de keien in, zwoel-smoor-derig, zonder een koeltetje wind . Greet had een brief in deLampies: oogen . - Gis : slim. - Weggemaaid : snel geloopen . -

Page 136: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

134

hand, pas door den post haar schoot opgegooid ; kattebel vanhaar kerel, haar bokser. Dol-jaloersch dreigde hij Greet enhij schreef ongegeneerd-vloekend, alsof hij sprak . Hij zouhaar onverwachts ophalen. Hij raasde en schold in zijn briefen betichtte haar van de liederlijkste dingen, zonder zelfsgoed to weten waar en bij wie zij eigenlijk woonde. Zulkeen koele lef maakte Greet tureluursch. Dat groengebit . . .sakkerju . . . wat wou hij van haar? Moest zij hem weer leereneen Pastourelle dansen? . . . Och, wat een cavalier zou MooieKarel zijn in den contra-dans! Dien zag ze ook al op bottinesmet een mooi verlakt neusje. Moest ze dien dreigvloekeruit Antwerpen weer aan geld helpen voor den gok?

Greet beefde en huilde heel verborgen, dat moeder Antmaar niet hooren zou. Guns, wat had ze met zoo een blokaan haar been, aan haar jonge leven! Altijd weer zag Greetdien glans van naleve verrukking over Ant's gezicht als haarmoeder met anderen sprak over haar dochter, de artiste . Blind,totaal blind bleef ze voor hair kommer . . . Anders uitge-slapen en alles gissend en uitrafelend tot op het laatste draadje,stamelde ze over haar leven ,buitenlandsch" niks andersdan lieve dommigheden . Stom van bewondering voor wat flon-kerende snuisterijen en wat mooie jurkjes bleef ze, . . .maar ze moest weten van haar bokser . . . Op een kerel rekendeGreet, om haar to verlossen van dien gruweldwang, vandie smartnijping : . . . op Oom Karel, dat die met zijn Jordaan-sche knuisten en durf er een eind aan zou draaien . . .

Heel vriendelijk groette zij Karel Burk en hij vond haar,- zooals zij er zat, stilletjes, beschroomd, heel slank en heelfijn in haar doorschijnend toetankhamen-jurkje, het blondehaar even goud-week begroezeld door lantaarnschijn vanschuinover, - om to zoenen .

Ant ademde in het laag-donkere bovenkamertje voor hetopene venstertje . De hitte lei smoor als een brandende, tochonzichtbare rookwolk over het bijna-duistere vertrekje heen .Ant, rustig-bewust dat Greet beneden zat, dronk telkenskleine slurpjes gloeiend-opgebakken koffie in de warmte ;

Page 137: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

=35luchtte haar juist op . . . De godlasterlijke vloekerij van dekinderen en van Thijs er donderend door heen, was weer barvandaag geweest. Wim had haar een heeten bak thee in hetgezicht gesmeten, omdat ze het dol-driftige dreumesje geentwaalf spie gaf voor de Nassau-bioscoop . En Gijs had haargetrapt tegen haar kreupelen klomp . Toevallig liep haargetrouwde dochter Trui in, en die gaf hem kruif voor twee . . .Toch goed dat Greet er niet bij was geweest. Die zou zichmaar doodgeergerd hebben. Nou kwam Thijs er onverwachtstusschen, als een rokje in den wind . Die was losgebarsten,neen . . . zooals Ant het in tijden niet had meegemaaktl Hijranselde Wim temee in tweeen, woest en wreed . En Teunkreeg kleum en Sientje. En Gijs hakte hij een kloof in zijnfrontje . . . Ja, bijna ranselde hij Trui eruit . Hokt het clanbotst het !Nou bekwam Ant voor het open raampje, heel even, al

duizelde de herrie van den ruziedag nog in haar hollehoofd na.

Teun, Wim en Sien lagen beneden en sliepen achterGreet's rug, vlak bij het vuns-riekende privaatje.

Op Teuntje's smoezelig bakkesje, - hij lei ineengedrongenvooraan, - zat een schoon klapper-duifje saamgedoken inde veeren. Het diertje koekeloerde het schemervertrekje rond,geheel zonder vrees en eenkennigheid. Zijn lang-smal, ijdelkopje alleen bewoog, het lijfje bleef roereloos . Als een deurtjeaan d'overkant van de Dwarsstraat openging en weer dicht-viel, ving het duiveke op het metaalglanzend gevederte,teruggekaatsten winkellicht-schijn . Dan, wonderlijk in hethalfduister, gloeiden rood de oogjes op, en trilde er teereregenboog-schittering op kuif en vlerkjes .

Mooie Karel was verzot op mooie duiven, op tuimelaars,kropjes en meeuwtjes. Vroeger, in zijn kedinnen tijd, toenhij nog zonder brandgevaar fideel aan de moederborst lurkte,was hij zelf een eerste-klas-duivenmelker geweest ; bezathij heel een vlucht die zoo blank tekkelde in de hooge lucht .Tjonge-tjonge, wat had zijn afgericht brassertje al niet voor

Kleum krijgen : slaag krij,en . - Frontje : gezicht . - Klapperduifje :duifje dat klapt als een zweep met de vleugels . - Kedinnen : goeden . -Tekkelen : in zwenk uitzwaaien boven het plat, -Brassertje : lokkertje . -

Page 138: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

136nieuwe smoelementen op zijn kastplat en in de knip gelokten opgepikt. Zoo een schuimer! Toen kon hij ironischneurien: daar vloog een vogeltje vederloos! . . . De buren inde Laurierstraat en vooral in de Tuinstraat, hadden zijnonbeschaamd brassertje, dat zoo cierlijk-licht vloog, al KarelBurk gedoopt. Het beestje kon ook zoo goskrimmeneel-lekkermekkeren met de lok-vlerkjes in de zaadlijsten tegen devliegeniers van nok-lagers aan d'overkant . . . Maar was hijnou zoo schubbig in de veeren als zijn brassertje? Hotmocht wat! . . . Had hij zooveel torens in de vlucht gezien?Och, als hij eerst zelf maar weer eens terecht kwam en nietzoo een fladderbroek, een toddek-boerenpummel-knar bleef,. . .als hij eerst maar weer eens die wilde duif Corry, . . . gut,hoe die meid, ongeklaagd, eeuwig een magneet bleef!

Plots met een zware bons pal in zijn hart, schrok hij opuit zijn tollende gedachten. In gesmoorde ontroering enbeving van zijn heele lichaam, liep hij achter Greet's stoelom naar Teun's slaapmakkertje . Wat een vliegertje, . . .het leek zoowaar een goudvinkertje met parelzilverigkopje. Tjonge, hoe kwam het jog er aan? Eerst waandeKarel een jaagduif to zien . Wat een fijn koppetje ; eenglans van groen en zilverblauw . Het dierke bleef, ook bijKarol's schaduwdonkere nadering, mak zitten broeien opTeuntje's gezichtje, dat rustig ademde onder de lichte veeren-vracht .

Toen Karel weer van zijn malle duizelgedachte aan Corry,aan zijn vroegere knip met tuimelaars, hersteld bij Greetkwam staan, begon achter hun ruggen, het duifje plotsdroef-zacht to koeren . Een rilling doorschoot Mooie Karel .Het klonk van het donker-vunze kinderbedje zoo prangend,zoo weemoedig in den zomeravond, en zoo dichtbij en tegelijkveraf . . . Een bang verlangen doorhuiverde weer heel zijnvreemde wezen. Waar wou hij heen? Wat wou hij dat er plotsgebeuren ging? . . . Karel wist zijn tranen nauw weg to slikken . .Gut, hij moest kwansuis maar wat poekelen . .. Dat met-de-vingers-jeuken-in-de-wolken . . . alla . . . het groef hem ziek van

Poekelen : spreken . -

Page 139: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

137binnen . . . Och, zooals het gebed was zoo dampte de wierook!

Greet had zich nu plots naar het beddeke der slapendeen verhitte woelwaters toegedraaid . Het geroekoe klaagde zoosmeekelijk. Ook zij luisterde er naar, in een snort verzonkenverdriet. Toen begon zij ineen, heel opgewekt, zenuwachtigluid en overvroolijk, van het zoet-gehechte duiveke en Teuntjeto vertellen. Karel moest eens weten . . . het vloog overalhet manneke na, zelfs tot de school, 's morgens . . . Die kleineclown, die Teun, deed het makke vliegertje al wat hij wou .Honderd keer op een avond vouwde hij de glans-schoonevlerkjes in, op zijn bedje, v66r hij slapen ging ; dan lei hetdoffertje op zijn rug, de roode pootjes de lucht in, en danspeelde hij verlos-verban-je met hem . Doodmoe eindelijk,viel Teuneke in slaap en zat het beestje weer overeind op zijnzacht-ademend bakkesje, in elkaar, to koekeloeren overal heen,zonder een trillinkje in de veeren.

Greet vertelde allerliefst en schoon schel-overmoedigbegonnen, temperde haar stem zich onder het spreken toteen ontroerend, altdiep-doorzongen geluid .Jordaansch Zaterdagavond-lawaai van de dwarsstraten,

stortte in vlagen voorbij . Mooie Karel noodde :- Mot je geen luchie scheppe Greet?- Wel ja Oome . . . de kersekes zijn rijp.- Nou dan . . . pemadepot!- Ik zij uw diender Oome . . . op stel en sprong .Greet spotte kriebelig en zei iets snaaksch over een trosje

kunstbloemen in een lichtend kwikvaasje. Karel voelde inhaar zoete stem een vermorzelende teederheid . En Greetschaterde om den klank van haar eigen schelmsch geluiden om de wijze waarop zij deftiglijk en stijf, Karel plagend„Dome" bleef noemen .

Karel kon Greet wel opvreten, zoo lekker-los, lief enguitig vond hij haar, met al de onschuldig-Vlaamsche ver-kleinwoorden en de gebaartjes van haar blank-mooie kinder-handjes. Guns, wat zou hij haar graag eens to paard willenzien zitten ; de voetjes strak den teugel in, het kittige rompje

Page 140: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

138

bp, zonder kneep of wrong in de lendenen . Nou draalde zenog. Durfde ze niet mee aan de deur? Heere-Gods-genade!. . . wat zat ze daar toch als een kind-licht figuurtje in hethalfdonker op haar stoeltje . . . om to zoenen! Nee, hij gafer toch geen spier om. Hij moest alleen bier, bier, . . . hetwater was voor de ganzen !

Ant stommelde boven ; zij was een beetje onrustig en arg-wanend. Het bleef zoo stil tusschen die twee in het avond-duister . . . Geen Thijs thuis, geen Alie, geen Gijs . . . Was meeen expletasie! . . . Zij had al lang Karel's stem hooren dreunendoor het vloertje. Alla! Hij was zoo mal op Corry Scheendert .Maar toch bleef Ant een beetje bang voor haar lieveling'sheil. Die Greet, die fine-fleur bleef zoo een goeierd! Temeebleek ze net zoo dol op Karel als Alie, in haar allemanspraats!Ant was ook ellendig om Thijs . Wat dee de stiekemerd?Den heelen dag kaart gokken in halfduistere kroegjes . Hijhad geen handel. Hij ging naar het Veem . Jawel . . . allemaalnichies en neefies in het Veem . . . Ajje geen rekemedasiehep, ka je wel op de bikkels blijfe staan . . . Voor then zwabberwas er aan de Kaai ook niks to peezen . . . Hij was fan se eigeal meer laaier dan losser . .. die slapert! Een negociemanmost ommers fan alles neme! . . . Had-ie se groene kaartfan de Har ook ferspeuld? Die os bleef voor de biji .

Ant schreeuwde plots, veel scheller en opgewondener danze wou :- Vader al thuis?- Nog niet l . . . riep Greet naar het dwarsmuur-glasruitje,

waardoorheen Ant van haar kamertje naar beneden inGreet's vertrekje kon zien .

Karel stapte een beetje ongeduldig naar de deur en sloegin het voorbijgaan, naar een ingedwaalden zoemhommel .Misschien stootte hij bij Greet nog iets los over Corry. Zoolangszijn neusweg vroeg hij zijn nichtje, waar Alie rondzwierf .- Alie meende-gij?- Ja liefde.- Guns. . . Alie? . . . Alie? . . . Alie?Har : Haven-Arbeiders-Reserve . -

Page 141: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

139

Karel misgreep Greet's grol. Was hij zoo een lomperd?Of stekeblind? Zij glimlachte fijntjes . Had zij haar ,Oom"niet doorkeken?- Met d'r galant op stap . . . Zaterdagavond-houwe, . . .

viel zij droog-nuchter bij .- Die baffiaan . . . rondom leelijk . . . die groensoeter . . .

da grogfentjel . . . schoot Karel nijdig uit.- Ik en vind hem, . . . tartte Greet, zacht gichelend, . . .

heel lief . .. Een schoone man!- En-of! . . . spotte Karel . . . Achter se gat komp nog wat!Heel zacht streek Greet even fangs haar geverfde lipjes .

De fijne, blanke handjes bleven in aarzelend-tastende be-weging dwalen om haar schalksch mondje. Glimlachendkeek zij weer op naar Karel, plagend-aanhalig . En toen ineenbarstte zij in een schaterlach uit :- Oome . . . gij en kent mijn niet doorsnuffele!- Ikke? . .. vroeg Karel, verbazing veinzend . . . Ikke bin

alleenig kuisch teuge de frouwe die ik nog nooit ontmoet heb!- Greet zweeg strak, stug .Toen gingen Karel en zijn nichtje aan de deur staan.- Mot je 'n sitterik . . . brandnetelblom . . . stuk tingel-

tangel?- Nee Oome .Weer plechtig-sarrend beklemde zij het woord ,Oome"

met spot .- Ik en sta liever!Karel neuriede eerst zacht, en toen zwellend, het droeve

buurtliedje :Moeder . . . ik kan je nie misse . .

Plots, aan d'overkant, hoorde Mooie Karel Nel Scheendertheftig vloekend uitvallen naar Frans Leerlap, die in zijnzoet-stinkend keldertje rondscharrelde . Ze was getroffen doorKarel's zang en wilde haar ontroering verbergen . .Karel schrok en begreep, en dadelijk zweeg hij,

Het Zaterdagavond-gloeikousjes- en electrische lichtZaterdagavond-houden : vrijen . - Groenzoeter : onnoozelbloedje.--

Zitterik : stool. -

Page 142: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

X40

brandde flonkerend en hel hier en daar in een orgie vanglanzen. Heel de Jordaan was op de been, nog kooplustigin de smoorhitte. Er klonk dreunend en grommend piere-menten-geraas uit hoofdbuurten en van gonzende grachtjes .Tusschen de drenzende draaiorgel-muziek van verre, glom-men fluittonen uit diepe, droomerige duisternis van denheeten avond. T'allenkant dromde yolk op ; vrouwen gilden,mannen gierden, kinderen tierden . Van een warnet schim-donkere en slijk-morsige straatjes, pinkelde het stangen-lichten sours schommelde in een weemling alles dooreen : geluid,electrisch gevlam, geraas, geroep en getier tegen de half-uitgewischte huizennokken.

Mooie Karel koekeloerde zoo graag, zachtjes wiegelendop de teenen, de Zaterdagavond-volte in . Alles wierd avontuurin hem. De mengelende menschendrom kluwde los en weerbijeen, in straatjes en op de walmende grachtjes, op bruggetjesen bij sombere sloppen .

Schrobbende Anne, uit het roomijskeldertje, dat als eengouden kuil hel lichtte, schreeuwde naar Kippige Koosschuin boven Karel .- Hid kakelientje . . . hei-je je pijpekrulle? . . .- Watteeee?- Je pijpekrulle feur morrege d'r nog nie angedraaid?Karel lachte naar Greet toe, mild en jolig . Ze zag zoo

kuisch als een kloosterzus . . . Hij tong ineen vol-op, hoogvan klank, brandend van toon als een Italiaansche tenor,licht en bedwelmend :

Mooie frouwe he je nooit alleen . . .- Koarel . . . gilde Jans, een felle meid in fluweelen blouse,

een sigaren-ringster op de fabriek van stripsters en dek-op-legsters .- Ja suikerbrood?- Mo je Kippige Koos nie prikke mit je duufelsdoorntje?- Ikke mokkemond?- Reken-maar!- Ikke wou d'r omsingele . . .Pierement : straatorgel . - Kakelientje : kakelkip . - Ringster : een

die de gouden ringetjes om de sigaren maakt . - Mokkemond: iemandmet ingevallen lippen . -

Page 143: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

'4'

- Jij dallevert? . . . Soo'n kitsig kruimeltje fan 'n fentje?-Ajje't hart hep! . . . riep jet mee, brallend van het lachen .- Sekerst meide . . . soo stiekempies ferleije in 'n gondeltje .- Tante Anne . . . haur je die loensche gokker? . . . Hij

smoest uit 't kepotte raampie!- Hee rabbekwast, . . . gierde Gees, een blank-mooie

losbandige meid van een groote blikfabriek, met haar handenop haar slanke heupen, . . . huur d'r 'n afgelege hokkie opLange Jan en gaan spankere!

Karel schudde het hoofd en schreeuwde terug, ondertegenhoudend gelach van Greet, die naar zijn pet greep :- Ikke mot nie . . . de Westertaure hep tefeel gesien!Greet grabbelde aldoor speelsch-plagerig naar Karel's

hoofd en lachte :- Je topmutseke af, Oome . . . en groet de dames! . . .

Braaf, . . . braaf soo!- Watte? . . . schreeuwde wild een dikke vrouw . .. Te

veuls gesien? . . . Maak Been jeiler!- Ja seker! . . . dreigde Karel schalks . . . fan jullie gemeene

slechtigheid al de geheime uitgangetjes!- Ga weg, adder . . . tjomp je eige! . . . schreeuwde de

ringster weer hoog over alles been . . . Sient Lange Jan 'tfan ons alleenig?

Jans, de ringster, stroopte de mouwen van haar fluweelenblouse op en molenwiekend met haar blanke armen, barsttezij los naar Karel, in quasi-verontwaardiging :- Seg meheir, . . . gleufkootertje . . . feeg de Heire- en

Keisersgracht auk nie an je sloffies of! . . .Karel dacht er niet aan . En even kwansuis-woest schimpte

hij mee :- En-of . . . kedin! . . . Lange Jan sient alles, fan heel

Hokum . . . fan de heele hemel . . . Lange Jan knijst op 'tspanbordje fan Onse-Liefe-Heir . . . en ikke bin fan netsoo'n hooge komaf !

Karel zette plots een quasi-smeltend gezang van zoeteklanken in :

Dalvert : dwarskijker. - Loensche gokker : valsehe speler. - Rabbe-kwast : klankwoord. - Lange Jan : WesterLoren. - Spankeren : weg-hollen. - Jeiler : herrie . - Tjornpen : verdrinken . - Gleufkooter :deukhoed . -

Page 144: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

142

M'n foader was taurewachter,M'n moeder woont driehoog-achter,Se drefe haarlie sakies daar

In varsche waarIn varsche waar . . .

De lichtzinnige en vurige ineiden brulden van pret en zijschreeuwden dooreen .- Seilree manne . . . Lange Jan hep de keet gemaakt . . .

Opsij . . . air mept-ie ons nog 'n knoloog!Een bandeloos geweld brak los van drie zware vracht-

karren die van de Lindengracht kwamen inzwenken . Allesstoof opzij ; maar dra herstelde zich het gewemel en gewoel .- Koarel . .. Mauje Koarel! . . . schreeuwde een schele,

zwaarheupige vrouw in los-wit jak .Burk keek woedend naar het bot-leelijke schreeuwwijf .- Hou jij je eige maar gedekt . . . plattekit . . . glase stolp! . . .

Fan jou sient Lange Jan deur je schellefischkuitjes heen . . .- Eewige genadel . . . Die peest op mijn . . . schoot bet

loensche wijf uit.- Bij jou jonke de pietermanne achter 't stifle luikie, he?Karel sprak scherp en fel .- Krijg nou gauw de kanker! . . . vloekte de schele .Mooie Karel joolde rap :-Je hep 't nou toch in je mond . . . slik't nou maar self in auk!- Soo . ., gaan je mit mijn to bier?- En hou je luchtdicht! . . . vulde Karel rap aan, . . . airs

kom je nog to lije an 'n bederf achter je hartjelMeiden en kerels bulderden van het lachen, tierden en

spotten. Die Karel, die Karel, die dorst toch maar alles uit-flappen! En joelend gilden zij naar het schele wijf :- Hee Kakkemie . . . Kakkemie . . . daar staan je mit je

gespanne lijntje feur 't reddingshuis! . . . Ajje tien maandeopknap he-je nog tien to min .

Een broodmagere dronken kerel dook op in het lantaarn-licht, bij een donker sloppoortje . En hij brulde, pal op hetgezicht van de gejakte vrouw :

Het stifle luikje : woeker. - To bier gaan: naar een feestnaaaL -

Page 145: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

X43- Hum . . . hum . . .twee glaasies rhum . . . een foor mijn . . .

en een foor hum! . . .Een bocheltje, uit de wemelende volte losgewrongen, ge-

drochtelijk en wreed den kop opgrijnzend naar Karel enGreet, spuwde wat onverstaanbare woordjes naar hun smallestoepje .- Hee Ruigpoot . . . mot je mijn of me petje? . . . viel

Karel dreigend uit .Greet drukte, hoog tot haar Oom zich oprekkend, Karel

haar kleine, naar-parfum-geurende handje op den mond .- Ga weg! . . . barstte Karel schijn-boos uit naar Greet . . .

of ik kluif fingers!- G'n haalt er geen eere af, Karel! . . . verweet Greet

hem, rillend van het vunze gedrochtje in het bombazijn,dat Mooie Karel zoo liederlijk-schriel en gulzig had begluurdin het voorbijgaan, en door Burk ironisch aangeduid met :een-muisje-achter-het-behang !

Het klein-gestaltige bocheltje was zwijgend-beangst, weerin de wemelende volte verdwenen .

Greet voelde nog den schrik na van Karel's wreed-fellenuitval tegen het verdachte manneke, het kriekske uit deNoorderkerkstraat . De heele Jordaanbuurt spoog eendrachtigkwaad oordeel uit over den viezen en akelig-grijnzendenbochel .- Hij hep d'r sekers 'n rare smaak in se hande gekrege . . .

dat fogelkijn! . . . schertste Mooie Karel.- Nou, ik . . . ik 'n sou maar swijge van soo eenen kaal-

kop . . .Greet zei het heel innig en lieftallig monkelend naar Karel .- Hou je ketoen, muurpepertje, . . . viel Karel in . . . Dat

gedrochie . . . die distel . . . hep sijn toch maar gesmeerd sonderperonkaartje . . . mit horte en stoote !

Mooie Karel lachte luid en ging toen onverschillig kauwenop een.gebrande duivenboon. Meteen speelde hem schichtigdoor het brein, dat Greet straks in haar ontsteltenis, kortweg,,Karel" had geroepen, precies zooals Corry dat weleens

Page 146: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

144kon doen, wanneer zij bang was dat hem iets gebeurde .- Tof . . . soo'n kuif as-tie was !Dolf, zoon van den herbergier aan den hoek, kwam met

den athletischen Martijn, den bootwerker, uit den smuk-rooden kroegwalm, voor het bemorste schuifgordijn koeke-loeren op het dorpeltje. De hitte zoog binnen zoo afgrijselijk,dat Martijn hijgde naar adem!Het Zaterdagavond-rumoer groeide al ruchtiger uit de

dwalende donkerte op. Een verwilderd lawaai woei aan vande Lindengrachtmarkt . Het rood en goud van flambouwenop karren en stallen en kramen, flakkerde goudmistige licht-vlagen over de woelmenigte . En achter de felle schijnselenvan marktstallingen en winkeltjes, duisterde diep het droeveavondzwart van de ver-affe, smalle, bedompte, scheefgezaktestraat- en steeghuizen, boven het gewarrel in rust gesmoord .Kinder-gekrioel kruimelde door de dringende groote-menschen-volte heen. Over heel de zwoegende Jordaan broeideeen lauwstikkende hitte . Van de slijkerige keien sloeg hetkrijschen, gillen en rauwe ventersgezang over naar de, inverborgen schaduwen gonzende grachtjes met de hoog-poortige buikbruggetjes, waaronder de stilte hurkte . Vande loerend-verstugde en grijnzende grachtjes joeg het deenge dwarsstraten in, en van daar, in kronkelkluwen, raasdede hurrie door tot de armelijke, stikdonkere sloppen en naar-achter-getrapte, zonlooze gangetjes . Overal, uit morsigheid,vuil en slijk, steeg de hitte-damp op en smoorde, reutelenden half-wurgend, het zwoegende werkersleven met ver-stikkenden greep.Vlak voor het stoepje van Karel en Greet ontbrandde

telkens opnieuw het rauwe geweld van den markt-avond .De Goudsbloemdwarsstraat als kruispunt, ving van alienkant het buurtrumoer op ; van de Noorderstraat, Noorder-markt en Lindengracht, als van de Willemstraat en Gouds-bloemstraat . De hoog-smalle, sombere huizen schoten plotsin een wild-angstigen gloed van uitwaaierende toortsen opventkarren, en even onverhoeds weer, met verplaatsing van

Page 147: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

145

waar en vracht, doofden de puien uit in een dwalend-geheim-zinnig nachtduister. Schaduwen over hobbelkeien en muren,uit spleten en spouwen en steile trapjes, warrelden en wemel-den mee van al wat dwars-tegen-elkaar-inwoelend kwam enging. Door alle wijken lei de Augustus-hitte aemachtig toontbinden tusschen rottende stronken, ingetrapt en verpaptgroenteafval, tusschen visch-ingewanden en ritselendkrantenpapier .

Uitpuffende, half-ingeslapen, doodmoede menschjes,snakkend naar de Zondagsrust, plakten bijeen op verbrokkeldestoepjes, trapjes, krukken, stoelen en karren . Al dichter, ingrillig spel van donker en licht, dromden spreekkoppensaam van kerels, vrouwen, meiden en opgeschoten jongens .De zware werkweek was weer omgezwoegd . Maar in hunbroeische, ziekte-lokkende krotkamertjes, nacht-duistereportaaltjes en walmende binnenplaatsjes, wurgde moord-hitte de naar lucht snakkende menschen-kelen . Met angst-en zorg-moms vertelden ze elkaar hier en verhaalden ze elkaardaar, van al het gebeurende rondom . Ieder had iets van zijnkwellingen, benauwingen of levensvroolijke grillen los tolaten. De Zaterdagavond wentelde maar eens per weekvoor .

Plots ging, onder bange bedreigingen, in hartstochtelijkenzin tot vererging, het schriknieuws rond, dat er op hetoogenblik hevig gehakt en gevochten wierd, rauw en beest-achtig, in de Eerste Tuindwarsstraat, vlak bij de Rooie, opde brug van de Egelantierstraat begonnen. Tante Anne uithet leeg-gesmulde roomijs-keldertje, met haar altijd op-fladderend Jordaanjak, kwam de kersversche mare ontstelden bevend aanbrengen, en in tragische opwinding to grabbelgooien onder de menschen . Haar zoontje van tien, eenbrutaal schooiertje, getuigde mee, met een stinkend piraatjetusschen zijn lipjes gekneld . En ook hij verhaalde, zich heelgewichtig voelend door het naar-hem-luisteren, van hetvreeselijke bakkelaaien, . . . wel tien knobbelsmerisse stingeop de latte . . .

Piraatje : cigaretje. - Knobbelsmerissen : politieagenten . - Latten :beenen. -Mooie Karel

io

Page 148: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

146De bloedige vechtpartij dreef hier naar toe, naar de Wester-

straat, naar het politie-burau . . .- Nietes . .. het dreef naar de Baangracht en de Linden-

gracht! . . . kreet een derde.Snoepwinkelierster Natte Aaltje, teringachtig en gips-bleek,

kwam ontdaan, toch zangerig vertellen, dat het een schrik-kelijk moordgevecht was tusschen effetiefe vaders en zoons .- Mijn kerel see . . . de heele prinsemerei is op de been . . .Tragisch en benauwd klonken van alien kant de zoekende

en vragende stemmen van de buurtmannen en buurtvrouwen .- Kopsorg . . . as 't 'n slachterij wordt bin ik d'r tug soo

to piel! . . . spotte Nars, de betonwerker, die midden tusschende volte in een aardappelenkelder, met vier andere Jordaan-jongens kaart zat to spelen en pas zijn laatste spie had vergoktmet zwikken en miesemausen.- Soo'n afgestampte kruimeldief ! . . . Hij mot bloed

sien. . . bromde Karel .Burk huiverde, toen hij van het nog ver-verwijderde en

wondrauwe gevecht hoorde. Toch wou hij zijn tramontanenniet kwijt . Stil draaide hij zich om en stapte voet voor voethet kamertje in .

In het stikdonker nu, hoorde hij het duifje weer koerenop Teuntje's bedje, zoet, vreemd en droef . Ant scheen metde ellebogen op den post in slaap to zijn gevallen voor hetopen raampje .

Karel kon wel grienen. He, wat vies-domp en vuns stonkhet hier in het krot, naar die rettet ; net stinkend grachtwater .

0, dat prangende verlangen, . . . het begon weer to kervenen to martelen van binnen . Die zomeravond-donkerte groefaitijd iets leeg in hem, altijd weer opnieuw . Wat een gescheuren gewriemel om zijn hart . . . Corry, Corry . . . eeuwig diegedachte aan Corry! . . .

Kon hij de kwak maar in zijn eigen overgooien. En noujuist weer die onrust in hem, nou die lieve, zacht-aanhaligeGreet er bij was . . . Ze stond zoo moederziel alleene, hadze straks zoo treurig gezegd . Wat wilde die koosere meid,

Te piel : gesnapt worden .- Zwikken en miesemausen : kaartspelen. -Rettet : privaat. - Kwak overgooien: de bel overhalen ; van iets Beenlast meer hebben. -

Page 149: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

=47die potscherf toch van hem? Ze keek hem zoo dringend enzoo roeperig aan . Wacht, blikskaters, daar schoot hem doorden bol waarom zij een paar uur geleden, toen hij uit makkenieuwsgierigheid naar Alie had gevraagd, zoo spottend entoch even snibbig antwoorden kon :- Alie? . . . Alie? . . . Alie?Tot driemaal toe had zij, - het fijne neusje lichtelijk-

smalend opgetrokken, - dat wicht haar naam genoemd.Och, zooals die lieve vrouwspersonen toch telkens zijnhunkerende zinnen in de war stuurden . Greet had ook,,Karel" geroepen, heel anders dan anders. Dien toon, diestem herkende hij dadelijk, toen zij schrok om zijn uitvalnaar den kriek . . . Nou ja, dat smoesie wist hij nou al vanzijn eigen . Potsalderjenne, het wierd hem zoo benauwd omhet hart. Zou hij even hier in het donker, zijn spijkerkastjeopentrekken? Neen, neen, hij kon toch geen kermende kratser uit halen, . . . nou, tusschen a! dat verwarde gepieker . . . Hijhad ook den heelen avond stiekem van zijn stoepje naar denoverkant geloerd, naar Frans en Nel . Frans Leerlap hadhij even in zijn duisteren, mistroostigen kelder zien scharrelenmet de lantaarn, en het goud-wiegelende, phantastische lichtover de leege hondenhokken droomerig met de oogen ge-volgd. Dat het then vent toch zoo vergaan moest! Wie gafhem nou to bikken? Dwars er doorheen bedacht Karel, hierin het roerige donker, dat die Frans Poort uit het loge-mentje in de Buiten-Brouwerstraat, hem vanmorgen al heelvroeg had gevraagd of hij eens met hem mee mocht gaanhengelen. Zijn een biet! Maar waarom vroeg die kneibel hetjuist hem? Hij begreep er geen puist van . Zou hij temetjeuk aan zijn palmpjes hebben? Die gluiperige Frans Poortken voor zijn part de kilte krijgen . . .

Aan de deur hoorde Karel weer iets brullend schreeuwennaar Greet, over het Tuinstraat-gevecht bij het Zoutpakhuisopnieuw losgebroken en dat de Rooie zware wonden in hals,nek en hoofd van de politiehakkers had opgeloopen . Konhem ook niks bommen! Hij had niks uit to staan met het

Kriek : bochel . - Spijkerkastje : harmonica. - Kneibel : kerel . -Jeuk aan de palmpjes : steelzucht . -

Page 150: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

148koper. En toch beefde Karel van ondersmoorde gram . Wan-neer hij hoorde dat die gemeene klabakken zoo maar inrauwe woede rondranselden tegen het yolk, met hun gummie-kwassies, kon hij wel een van die rabauten met genot wurgen .Na een poosje kwam Greet kijken wat Karel deed .

Zij schoof vlak langs haar van vocht doorsijpeld bed en vanachteren glansde haar kapsel weer als vurig, rookend goudin een verren lichtschijn .- Wat doet ge? . . . Staat ge in bedinge? . . . vroeg zij

Karel Vlaamsch-zangerig .- Ik doe alles wat ik niet mot doen . . . faatje suur!- Soo eenen duvel! . . . lachte Greet heerlijk-aanhalig .- Ik sit op jotiw kruk .- Doet ge?- En ik sit to piekere foor jodw bed .- Och piot . . . kom seffens toch buiten, . . drong Greet aan .En fluks stond zij weer op den drempel .- Sebiet .En Karel kwam subiet, om wat to verhapstukken.Jan Haringsla, zeeman met zwaren baard, schoof voorbij .

Karel hield hem aan.- Hee. . . puimbaard!- Hee Koarel!- Wat is to madder in de Tuinstraat?- Nossing niks . . . allang afgesakt.- Alla. .- span de fierschaar!- Sitte weer to hijsche in de kroeg fan d'r

baard .Jan Haringsla grabbelde wijs in zijn- Swalk je nie meer op see?- Nee . . .- 0,. . . schertste

in 't spek gestoke?- Ik pees op de- Op 't Dok?- Mit Nars Keutel !- Fan Natte Neel?Vaatje zuur (bedoeld : zuur bier) : blauwkous. - Pees :

schoonfaar .

Karel, . . . seeman-of . . . Hei je de naald

wal.

werk. -

Page 151: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

249Jan knikte triest.Een troep ruchtige meiden, opgewonden en fel toen zij

bemerkten dat uit het ijswinkeltje van Anne geen wafel meerto halen was, schreeuwden en lachten naar Karel en Greet :- Koarel !- Mooie Burk . . . we binne soo ritsig!- Mot je 'n swemflenelletje hale! . . . Ik heb soo'n pijn

in me broekspijpe . . . joelde Karel .- Geef effe 'n deuntje op je kassie! . .. Toe Greet . . .

mefrouw Blanketsel . . . staan nie soo stijf mit je kapsones!- Geef je aume 'n sacht porretje in se li .nkerflank . . .

doent-ie 't wel !Karel weerde het wellustige gesmeek der meiden boertig af.- Werendig, meide . . . ik mag geen mesiek . . . me tante

leit op sterrefe!De meiden gilden van pret .- Op sterrefe? . . . Soo'n pieper! . . . Krijg de kilte! . . . La

gaan! . . . vloekte een lange garnalenpelster, ondanks de hittein een beulrooden omslagdoek .

Ze moesten bet Rienus maar vragen, aan den overkant,meesmuilde Karel .- Rienus?- Sekerst . . . die navelwrat, die klapspaan, . . .die kerel mit

dat gekloft stelletje honde . . . As-ie's morreges de deur achter seeige hakke dichtgooit . . . slaat-ie al se beesies 'n spijker deur d'rhiele . . . blijfe se de heele dag muisstil mooi sitte . . . rechtop!

Teunis, Jacob, Simon, Ben, Arie en Hein, drongen methun schelle en opgetooide meiden naar Karel's stoepje toe .Ze bedolden Greet weer fel, in dierlijken lust tot krenken,om haar uitheemsch kapsel, haar toetankhamen-jurkje, heelhaar stille, fijne bedeesdigheid van gebaren . Die deernhad nou niks meer van vroeger. Wat had die een kapsonesop haar malle heupen!- Kijk d'r blase an d'r poeierpennetje! . . . stookte Ouwe

Na Spoortrem.- Se rookt temee as 'n poedel! . . . hitste Rooie Ka .P ederpennetje : cigaret. -

Page 152: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

150

- Sel jij je fingers nie an blauw telle . . .Het wierd een steekspel van grappen en gemeene woorden,

zwijgend-koel door Greet aanvaard .Plots gooide Karel woest een tol van kleinen Teun tusschen

de hekelzieke spotters en hij tong, op knapen-speeltoon, tochvol en verleidelijk :

Kopersiager fuur en flamWie 't langste tolle kan . . .

Fan een, twee, drie . . .Mie pas op je knie . . .

Jan pas op je knikker . . .Want ik bin d'r 'n mikker . . .

Ben pas op je snuit . . .Jans pas op je kuit . . .

Ant, boven, leek wakker geschreeuwd aan bet raampje .Met haar ellebogen breed uitgedrukt op het kozijn, luisterdezij vooral naar Karel . Die gaf er nou compleet iedereenlik-op-stuk . Die gaf allegaar een beurtje en hij kriebeldeeen iegelijk naar zijn natuur . Die kerel zei nou van diedingen, die je nooit durfde zeggen, al durfden ze hier inde buurt wel de vlammende luifels uitsteken . Ze hield pramisaan al zijn praatjes . Want zichzelf spaarde hij ook niet . EnGreet, die telkens, een beetje verborgen, zich de wangenpoederde, genoot dol van Oom Karel . Hij gooide het erallemaal zoo knetterend uit .- Nee Mie Driehoog, . . . schreeuwde hij juist weer naar

een buurvrouw schuin aan den overkant, die angstig-verover haar bloemenrek king to luchten, . . . jij bint expresdriehoog komme hokke, om 't woninkie fan Kikkie Slagroomto kenne uitspieneere !

De scherts sloeg valsch in . Het wijf tartte, schijnbaarbeheerscht :- Se het toch gerdijntjes 1- DA lieg-ie slobber . . . noppes pekaan! . . . Want deur

die lappe loer jij heen . . . Maak maar geen poppekast!Pramis : deel aan iets hcbben. - Noppes pekaan : hier : uitpraatje . -

Page 153: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

I5X

- Soo'n toddek! . . . raasde het wijf van driehoog nugiftig terug . . . se flamt d'r op! . . .

Buurvrouw aan den overkant ontwaakte nu ook uit haar maf .- Da's net mijn prefelementje .- Wat jou, doerak? . . . Ik gauj je me fullisbak bofe op

je kop!- Geef d'r 'n trap da se hardstikke in mekaar sakt 1- An gruselemente, dat adder . . . skeur d'r ope!Rauw over en weer, scheurde de twist uit in het enge

dwarsstraatj e.Karel, die alles op ironischen schertstoon had uitgeflapt,

gierde van jool dat hij nu de twee beruchte kemphanen-overburen zoo frank voor de heele menigte op-slag wistto helpen en oolijk bedisselde hij, welke schutter den papegaaigeschoten had .

Meiden en kerels schaterden mee . De jongens knooptenzich de zijden dassen los van den hals, en de purperen enpaarse zweetkoppen glommen in het licht . Ze klonken enzwelgden fleschjes bier leeg op de keien, in een woedendedorst-gulzigheid, onder brassen en plassen .- Nou Mie, . . . schreeuwden de meeslurpende meiden, . . .

daar hei-je nie fan terug he . . . fuile uitloerster!Toen danste Mie Driehoog van nijd voor haar raam en

hamerde de vuist op haar bloemenrekje. Gillend haaldeze uit, barstend in gif:- Ikke bin getrouwd faur 't altaar, Riekie!- Spion! . . . weer gilde een voort.- Ikke had niks noodig fan 't tauretje op 't Singel!- Fal neer . . . fuilderik!- Mijn man, . . . tartte zij, . . . hoef geen farkesblaassie

Trui . . .- Sou je meene? . . . Seepton ! . . . Duikel-of ! . . . Hei-je louw

loene heP . . . Salle we je inlegge?- Haur soo'n toetekamekop!- Kijk na je eige miesert . . .Mie barstte schier van gif en ze raasde, blauw de koonen :Louw loene : tegenslag. -

Page 154: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

iga- Ikke kom nie fan Kromput . . .- En ikke heb nie in de Houttuine achter de stoep gelege . .- D'rom bi je soo plat geblefe .- Heb ikke bij de dregist een dubbeltje sure druppies

geslikt P- Ug, rafel uit, . . . mit je kale femilje . . .Met over-speelschen lust mengde Karel zich weer in het

schimp-krakeel. Dat ruziede heel in de hoogte, van puitot pui, boven de menschen .- Haur die Mie . . . die lampepoetster! . . . hoonde Karel . . .

Soo'n kaaljakdrukkie . .. 't Is tug driemaal belle en maareenmaal frete!Weer had Karel een nieuw stootje gegeven . Hij kromp

klein van pret naar Greet, die hem opnieuw bekoesterde enbevleide met haar tegenstribbelende handjes en lieve praatjes .- Malle senuwebok . . . duikel af! . . . kreet hij weer over

het rumoer heen.Ben de Graaf, schrale kerel met een uitgemagerd lang

bakkes, als een ontvleeschde paardenkop, sprong opeen kar, duwde zich de oogkleppen van een motorfiets vastop den neus en loeide tusschen scheldpartij en gedol, opeen geweldigen autotoeter . Er tusschenin schreeuwde hij :- Ikke bin soofeel as de adjedant fan Schlebaum . . . Ikke

heb de heele dag gegast op 'n tweepit!- Dat je moer d'r blauw fan sient ! . . . viel Karel in, den bluf-

fermet een appelen-klokhuis precies den paardenneus rakend .- De bobbert! . .. schrok Ben, zonder dat hij in het

donker kon zien wie er gooide .- Hee Ben!- riep Karel, over-blij .- Spreek, heer beron .- Heb ik 't nie geseit? . . . lachte Karel naar de jongens

en meiden . . . Bij hem binne de rape al gaar . . . Hij hep al'n tak beet fan grootheidswaansin en hij kleeft op se pitteas stuifmeel . . .- Nie soo rebels, Karel, . . . zei ootmoedig Ben, . . . of ik

loei je omfer . . .Gegast op een tweepit : 4 den op een motorfiets mettwee cyiinders.-

Page 155: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

133- Je rijdt me me toone af, . . . mit je tweepit . . . . he

gesneje kater? . . . tartte Karel uitdagend .- As 't mot, ja, . . . zei aarzelend Ben .- MV t . . . mot, . . . draaide Karel weer goedig bij, toen

hij bemerkte dat Magere Ben moorig begon to worden, . . .dat is allemansgeseg .

Plots richtte Karel zich weer tot een vrouwtje van eenhoog,dat mee lag to luisteren over haar venster, schuin bovenFrans Leerlap. Zij was gehuwd met een Surinaamschenneger, opgedaan in een danshuis, die haar erg sloeg en bijde haren trok. Het was een mooi, blond vrouwtje, klein,met een kinderlijk-blank en rond gezichtje . Ze had driehalf-zwarte kindertjes bij den nikker .- Hee Koosje! . . . lachte Karel . . . Leg je potkachel al

in de koffer?De meiden gierden om nikker's scheldnaam, en

Koos gierde mee . Zij vond Karel een origineelen hand-langer .- Seg Koos, . . . vroeg hij, . . . binne jou halfswartjes nou

nie stikkeswart as 't mooi weer is . . . en halfbruin as 't regenten weer git as 't donkert? . . .Karel malde door. Greet gierde nu onbedaarlijk. Toch

liet Burk Ben niet los uit zijn spotgreep . Weer draaide hijzich naar den tuffer toe :

- Bij jullie sitte se ook allemaal soo to koekeloere . . . Watbinne dat tug faur geheimschrijfers? . . . Net as je sussiesen je moer . . . Die schuwe drommedarisse komme nooitop de keije . Die sitte d'r eeuwig to trekkebekke . . . en geenlach op d'rlui snuit . . .- Alleenig fan d'r asem wor je al siek!- De geheime fan de koffiekan . . . reuk in de lucht . . .

louw poekele! . . . riep Jans de ringster .- Maar hij is de grootste parsepant d'r fan! . . . joelde

Karel tusschen het ventgeroep van :- Fette, lefendige oal . . . oaleee!Zware karren donderden weer door de straat, zoodat allesMoorig : bang . - Louw poekelen : niet loslaten ; gesloten zijn . -

Parsepant : aanbrenger, omroeper, ophitser . -

Page 156: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

X54saamperste op stoepen en tegen deuren . Uit de hoekkroegenjammerden harmonica's.

Al bedrijviger dromde de tjokvolle Zaterdagavond-Dwars-straat de menschen aan en weg, door het gefinkel en gefonkelvan het licht. Straatliedjes klonken op en de zangers galmden,tusschen gejammer van schoorvoetende harmonica en hetschelle geblaas van occarina .

Achter en opzij, van alien kant, als uit omschemerdepoortgewelven, toeterden gramophonen ; tenoorstemmenzwierven opera-achtig door de lucht en voordrachten rateldenweg onder lantaarns en fakkels.

Ben was verlegen blijven staan onder het omgierend gedaasder pompende meiden en duwende kerels, met hun schuimigewoorden op de schimpende lippen . Mooie Karel had injool gestookt tusschen Mie Driehoog en het wijf aan d'over-kant. Ook Ben boorde hij vast in het gedruisch . Ben vloekteiets onverstaanbaars naar Karel, die hoonde :- Gooi maar in me mond, Sebedeeus! . . . 't Is net 'n

maatje .- Kom op Ben . . . spring Karel to keel! . . . joeg Hannie,

de petroleumjongen op.- Ikke?- Ja jij . . . hielp Nelis Luchtschip stoken .- Je sit soo lekker in je want . . . ik 15 je nie skuife, . . .

vleide spottend Riekie naar den mageren tuffer, . . . ug . . .ug . . . wat 'n jas!- Nou . .. ik seg tug nie dat se susters, die ouwe nonne,

soo ritsig om haarlie hart binne net as jod gesnor! . . . doldeKarel naar Riekie, al zeggende wat hij zei niet to willen zeggen .

Uitjouwend gevloek zonk uit de bovenkrotten omlaag .- Godallejeses minse . . . afplasse . . . afplasse 1 . . . Hei-je

weer deurgeslage1- En ikke ferpand d'r luikies me hart en me lefer met

'n fijn stukkie suur, as 't nie waar is! . . . hield Karel inschijn-hardnekkigheid vol . . . Se bikke fedaag ekstera maal . . .apies . . . mit niks!

Zebedeus : bier : suffert. - Skuife : schuiven (hier) : schieten. -Jas : in de maling-nemerij . - Doorgeslagen : doorslaan : zich verspreken. - Luikies : stiekem. -

Page 157: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

155- Wat 'n kelere-bekattering!- Duifiesmelker . . . hengelaar!- La je je dat anleune, Ben, fan Koarel?- Kom je soo op de bon?- Ben Tuf-tuf !- Ben . . . Ben . . . adjedant fan Storm en Schlebaum . . .

m6 je nie gasse op 'n driepit om to fluchte?Karel joolde :- Ikke wil wel wete da 'k 'n pappert bin! . . . Me eige

moeder hep me al bij me gebaurte mit brandewijn inge-smeerd . . . en me fader schonk me gemoedereerd 'n halfekan dun . .

Kikkie Slagroom schreeuwde naar de ringster :- Kijk kerels . . . 'n begijn die de broek an hep!De ringster, woedend, trok haar achterwerk op en raasde :- Staan je d'r soms in je bloote bij . . . smeerhengst? . . .

Nou, . . . hei-je ooit soo Bout gegetel . . .Toen wilde Karel weer sussen, even grappig als hij den

boel aan het rollen had gebracht .- As 't nou soo in me schamel fieselemietje opkomp,

gooi ik jullie allemaal 't huis in . . . Ik hou jullie in 't skot!- En dan blijf jij staan tut je lood wor 1 . . . keef Koos van

den nikker lollig over bet raam .- Ikke bin seep en blijf afgeknoedeld, . . . viel Karel in .En hij danste op zijn stoepje, Greet woest in een warrel

meetrekkend .Een zware gramophoon kermde in nood, afgrijselijk en

helsch. Weer bonkerden geweldige vrachtkarren de keienover. Alle meiden en kerels vluchtten onder valsch angst-gegil op een prop. Toen, in een kring, omringden zijBen en zongen verhit :- Se susters binne soo ritserig om haarlie hart . .- Soo ritserig . . .- Soo ritserig !De Jordaners zongen gemeen en dansten tartend-brutaal

rond den bluf-toeter .Kelere-bekattering : cholera-beschuldiging (in den zin van) : erge

verdachtmaking. - Op de bon : op bet rapport . - Dun : jenever . -In het schot houden : niet nit bet oog verliezen. -

Page 158: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

156

- Schof je, loeder! . . . krijschte Ben naar een mol-vettemeid, een voddenraapster uit de Wijde Gang.

Blind in toorn raasde hij uit :- Mljn susters hebbe de bure nie sien weghale deur de

pelisie I- Je sluis toe! . . . kreet Ouwe Sanne met een scheurstem

er tusschen door .- Of je flerke gaan d'r an! . . . dreigde Rijstenbrij.- Feur kejak-smokkele! . . . gilde Ben er bij . . . Hullie

hebbe nie gelikt!De zware voddenmeid, als een schuddende vleeschmassa,

schoot naar voren in schuimende woede . Zij spoog malleklankvloeken uit, allerliederlijkst en rauw, naar Ben en zijnheele schorriemorrie-familie . Ze kreet, tegen het ventgeraasin, als een bezetene . Ze stotterde van haat . . . ze zou . . . zezou . . . Ben's mageren paardenkop in mekaar timmeren! . . .Die hoerenjager . . . Ze zou . . . ze zou hem achterover-wippendat hij het snoepwinkeltje van Schele Harrie induikelde!Ze zou . . . ze zou . . . ze kon niet meer . . . Het spog borreldekokend over haar lippen. Toen sprong Karel er tusschen .Dat wroeten en steken moest nu ophouden .- Je waffel dicht, mens . . . Ik swiep je aufer de hangmat!

. . .Of ik geef je 'n haferdegortslag da je duiselt! . . . Je fer-staurt ons heele Saterdagnachie! . . .

Karel's stem zong van hartelijkheid . Hij drong naar vorenen kneep de Wijde-Gang-meid in haar armen en pakte haarpersend om het geweldige vette middel . Ze braakte giftiger nog allerlei scheldwoedens uit . Het scheen alsof Karelde dikkert leegschudde aan woorden en vloeken . Zij gildegesmoord in zijn armen door, doch ze bedaarde langzaam,heel langzaam. En toen, veilig in Karel's sussend bijzijn,begon ze zenuwachtig to lachen .Van boven, uit droef-donkere raampostjes waarover al

de wijven, kerels en kinderen aan weerskanten luierendlagen to ronken, wierd meegedold en meegejoold . De kijf-kreten ristten zich kruislings als serpentines van geluiden

Schof je : ga weg. - Gelikt : in de gevangenis gezeten . -

Page 159: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

157en warstemmen, door- en- over-elkaar-heen in de duister-zwoele lucht. Daaronder gistte het brandende Jordaan-straatje, half-schel verlicht en toch bij geulen en gangenstikdonker, broeisch en zonder een vleugje wind in denmaanloozen zomeravond .

Plots draafde Alie in, het gezicht grauw en overdropenvan bloed. Greet gilde ontzet. Achter Alie stormde Brainbinnen, haar meneerige jongen, met half-gescheurde kleeren,goor-bleek .

Greet riep in angst naar Karel, die met de schommelvetteWijde-Gang-vrouw nog leutig stond na to babbelen overBen, den bluffenden adjudant van Schlebaum, de paarden-blom der sporters . Karel sprong toe .- Wat nou? . . . vroeg hij verschrikt, kort, Greet.Alie was neergestrompeld op Greet's bed, in het donker

haar bloed-besmeurd gezichtje blind-vegend over het wollendek. Zij schold als een krankzinnige naar haar jongen enhuilde, huilde hartverscheurend. Het goudvink-duifje flad-derde van Teun's bakkesje weg . De kinderen schrokkenonthutst wakker en Ant, boven, waggelde naar het trapjeom to hooren wat er al zoo voor heilloosheden benedengebeurden.

Alie's jongen probeerde midlerwijl duidelijk to makenaan al het straatvolk dat opdrong tot het stoepje, belustop nieuw uitbrakend krakeel, wat er voorviel .- Ikke hep d'r gehengst . . . ja . . . ja . . . jullie magge 't

wete! . . . kreet hij hysterisch-luid, vooruit al met zijn eigenverontwaardiging de woede der nieuwsgierige Jordanersrondom afwerend . . . Alle jonges en kerels motte wat fand'r . . . fan dat loeder! . . . Allemaal!- Fuile smerotser . .. kakhans . . . Hink na je moer toe! . . .

scheurde Alie uit haar stuiphuil los .Onder zijn beschuldiging hief zij zich van het bed, in het

duister, om haar jongen to bespringen ; maar zij kon nietzien waar hij stond .- Tug . . . tug sa 'k me laatste droppel bloed uit me lijf

Page 160: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

X58fechte as . . . as . . . ik sien dat freempies je anrake en al diekerels wat fan je motte! . . .- Kijk ik na jou . . . jou . . . joli . . . pens . . . ouwe stink-

put! . . . schold Alie snikker_d en hikkend .Greet had een petroleumlampje opgestoken ; schemerig-

vaal schommelde wat rossig licht over het donkere slaap-hokje. Alie, onkenbaar met haar bloedbevlekt gezicht, ver-anderde schrikkelijk in haar tierende dolheid . Al haarromantiek en lieftalligheid was ze kwijt . Ant, Greet noch Karelkonden den woord er tusschen dringen . Bram, bij Teun'sbedje ineengedoken, stond weer dreigklaar om Alie opnieuwof to ranselen. Maar zoo vreeselijk jammerde en snikte demeid, dat Greet het niet langer kon verkroppen en wildmeegriende .

Jans de Neus, vischbakster uit de Willemstraat, en devrouw van Wim-Suikermop-met-het-schilienkarretje, strom-pelden naar voren en bedreigden Bram in het huffs van Ant .Ook Na Punt verloor zich geheel en al en zocht in dollewoede, keien van scheldwoorden.- Soo'n flapniks mot dat liefe skaap ramme! . . .- Se moste je fille, beul mit se slabberdewaskie-latte, . . .

se friksie-beene! . . . Komp hier, na buite . . . selle we rotjesfan je wrijfe . . . Kompt d'r soo rauw fan 'n pertijtje bankeop 't Hoffie 1- Selle me je stampere?- En je signelement opgeife? . . .- Hep je moer nog meer sukke baaie? . . .Ouwe Ka de Jager, aalschoonmaakster, begon al haar

handen to roeren .- Die flooienek . . . die Judas! . . . Trek 'm an se latte

op de daaje!Het gebulder, gedreig, gevloek en geraas aan de deur

verergerde . Bram, in het mee-gefladder van zijn gehavendjasje, week terug naar het bedje van Teuntje . De schelledriftstemmen schenen zijn gezicht en zijn oogen in to haken .Hij hoorde in angst, hoe onder de mannen en meiden buiten,

Banken op het Hofje : gokspel met kaarten door de jongens, op eenverborgen plek van de Lindengracht . - Baaien : reuzen van kerels. -

Page 161: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

159allerlei liederlijks van hem wierd verteld. Hij voelde dat degansche buurt het opnam voor de geranselde meid. Zezouden zich wreken al tezaam op zijn gedrag. Honderdgiftige en kwaadsprekende bekken spogen roekeloos venijn .Afzichtelijke gemeenheden gingen van hem rond. Dat straat-vreempje had Alie beleedigd . . . hij zou het voelen!

Toen begon ook Ant van haar trapje of to razen, in zenuw-achtige rapheid van woorden . Haar kreupele voet sleepteerbij als aan een kunstbeen .

Greet koelde Alie's gezicht en bette koud water op wondenen krabben .

-Awe!zulle, . . . zoo dat kreng je geramd heb . . . bont as 'nvlinder, . . . huilde meewarig Greet onder het afdempen enstraaltjes bloed wegvegen .Bram kreeg het hevig benauwd in het stikwarme hokje . In

dolle jaloerschheid had hij Alie zoo de flanken gesmeerd .Maar hij had haar ook zoo ongodsgenadig lief, die Alie 1Ze liep zoo pikantig en aanhalig, en ze lachte tegen al hetvreemde tuig van mannen en jongens . Eer ze het wist, zouze een bezarretje krijgen . Hij kon zijn eigen wel de nagelsover zijn tronie trekken, zoo een gekke katrol als hij was!

Als in alle Jordaners, gloeide in hem een vlam van ontem-bare jaloezie en een brandende haatwrok tegen iederenmedeminnaar. Als die vreemde kerels zoo stonden te klap-wieken tegen zijn meid, kon hij ze wel den schedel splijtenmet een biji.Hun meid, hun wijf was hun alleen, dierlijk bezit. Ze

duldden geen blik van een vriend, geen vleierijtje van eenbewonderenden mee-genieter. Hun deerns mochten nietkijken, niet praten, niet lachen, niet smonselen . De heelelieve meid was van hun . Doch wat zij deden, als kerels, hetgemeenste en liederlijkste met andere wijven, dat deerdenooit en nimmer. Wat er gebeurde tusschen den Dijk ende Brouwersgracht, dat wierd toch geen sterveling gewaar .Geen enkele branie mocht hun meid, hun wijf dubbeizinnigeknipoogjes geven of trakteeren, of met aanhalige konkele-

Bezarretje krijgen : zwanger worden . -

Page 162: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

x6o

foesjes laten bijdraaien. Zoo dacht Bram en zoo leefde Bram .En hij zwoer bij Cornelis Lavertu, bij Ouwe Wim van deLindengracht, dat het zoo hoorde; dat hij lievervijf jaar nam dan haar aan een aar to gunnen ; dat hij lieverhaar snoet voor haar leven mismaakte, zoodat niemand haarmeer lustte, dan haar aan een aar of to staan .

Karel begreep woede en ontsteltenis van den jongen min-naar in volste vaart . Hij was zelf een Jan Boezeroen . Maarook had hij vreeselijk met de lieve Alie to doen . Zoo afgetuigden mishandeld als haar mooi gezichtje nou stond, . .. neen,dat kon hij niet goed zetten ; hij kreeg er een knak van inde beenen . Haar lichaam trilde en huiverde in de armenvan sussende Greet .

Ineen zag hij Corry weer, toen . . . ja, maar die had zichfel . . . of . . . of, . . . enfin, dat was vergeten . Hij moest zijngedachte over dat geval een heel andere snit geven . Maardie doodgoeie Alie had nog nooit een kruimel slechtigheidbegaan . Die daan niks!

Het mooie blonde kind-meisje snikte en hikte, terwijlhaar eerst bloedend-besmeurd gezichtje onder Greet'sbettend reinigen, weer blank opglom . Bram voelde zich diepen diep ellendig en afgrijselijk vernederd. Hij wou zichwel als ransel-offer midden tusschen de wraakgierige enkonkelende scheldwijven buiten, inwerpen. Maar Karel aande deur, had de dringende menschenmassa weggewerkt enheel rustig het raamgordijn laten zakken .

Plots, onder het schokkende en heftige snikken sprongAlie geheel onverhoeds op, greep uit een groezeligen kamer-hoek een gewicht van Karel's weegschaal en smeet hetwoest naar Bram's sidderend-bleeken kop . De jongen, dood-verschrikt, had nauw tijd om in to duiken . Met een doffen smakdonderde het koper tegen kast en muur op den nattigen vloer.

Bram, grauwer nu van zenuw-angst, sprong opzij en wouAlie opnieuw to lijf. Maar Karel, voor de deur, greep toeen wrong het jaloersche vrijertje met dine hand om. Toen,barsch en dreigend viel hij uit :

V 4f jaar nemen : voor vijf jaar de gevangenis ingaan . - Daan,voor gedaan of deed ; zeggen nog vele Jordaners . -

Page 163: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

z61

- En nou koest hoor . . . flapjanus . .- piloot . . . . Jandoeter-nie-toe! . . . Of ik mep je rijp foor 't gasthuis!

Bram griende nu stuiperig. Hij wou Karel slaan, trappenen een achteroverdrukker geven . . . maar met een linkschenhoek in de korte rib bracht Burk den trampelenden zenuw-bok tot bedaren. Een soort van hoongehuil klonk op .- Pas op . . . of ik geef gom of!. . . dreigde hij norsch.- Smak sijn op de keije! . . .gilde Alie wraakgierig .Haar hel-blauwe oogen gloeiden . Ook zij kreeg het zwaar

op de zenuwen, maar tusschen haar hikken, snerpend gillenen weerloos snikken, kon zij er toch eindelijk uitkrijgen :-Mot . . . mot . . u . . u . . hoore Aume . . Die . . . die . . . mis-

punt . . . dat . . . dat . . . stuk kattebak . . . die . . . die molmsak! . . .Ze hikte met snijdende keelstooten.- Goed soo . . . schudt je lijsie maar leeg, Engeline . . . maak

je kaps, . . . al bi je nog Been getrouwd orgel! . . . lachte Karel,viak voor Bram, die nets deed dan zenuwachtig beven enklappertanden.

Alie hikte en snikte voort :- Ko. . ko . . kon . . ik . . ik . . ikke nou hellepe . . da . .

dat sullie lachte teuge rnijn?Het snikken wierd al scheurender en droger .- Wat is to mangelespijkere mit joe . . . dat hoore we

latersnogwe! . . . komp finecel dik in orde! . . . viel verzoenendKarel in . . . Mot je nog 'n scheut asijn mit Bout?

Teuntje, wakker geschrikt, begon dadelijk slaperig tozeuren om ijswafels en een kommetje water. Wim wouook wel, als zoet naschuivertje, een versnapering . Sientjeweerde de duif af, die telkens in haar gezicht vloog, angstigopgejaagd nu door al de schrikgebaren en kijfstemmen derruziende menschen .- Nou meid. .. op de gesondheid fan hotel de Paarse

Peen . . . soo mit je gewassche frontie lijk je me beter, . . .lachte Karel naar Alie, . . . en datte ik nie meer teuge 'nonweersbui mag anloope . . .

Achteroverdrukker ; eigenlijk een beroover ; bier : plotse, valseheschep-aanval. - Kaps :los. -Finecel : finantieel. -Frontje : gezicht.-

Mooie Karel

i t

Page 164: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

T62

Alie kreeg, nog nasnikkend, haar guitlachje weer om denmond. En haar hel-blauwe oogen glansden opnieuw uithet huilnat, als versch-opgepoetst .- Je loekt 'r uit je ooge as poppelijs, . . . vroolijkte Karel . . .

Ik drink straks 'n bittertje op je welsijn . . . hou je keep IOok Bram, aarzelend, draaide bij, al dreunde zijn kop

nog van Karel's ribstoot, en wou wel springen van gelukdat zijn Alie niet meer heet en knarsend schimpte .- Je had die bladsteel een doodgooi kenne gefe, . . . zei

oolijk Karel naar Alie, . .. en fan me gewichie is t'r fast'n onsie ofgesplinterd . . . Kijk maar na.- Doodgooidoodgooi? . . . herhaalde Alie, nu pas

haar eigen driftdaad beseffend . . . Nou . . . al hei-je 't nogsoo groot mit mekaar . . . daar pees je niet op .

- Bestig . . . maar ik ken fanself nie meer me folle gewichtgefe op de mart . . .

Greet streelde nu Karel over zijn haar en zei schalks :- Dat is een skoon voornemen, Oom . . .En even, tusschen de bekoorlijke tandjes zong zij, nazinnend :

Ne vette ganze vlieg nie verre . . .- Moeder l . . . jammerde Teun uit bed naar Ant, die stil

op een kruk was neergezakt, . . . ikke ken nie skool . .. meskoene binne stuk . . .- Sondagsschool? . . . vroeg Greet .Ant klaagde :- Och. . . daar sitte bij Trui al drie kooters, . . . sefe dage

achter 't raam . . . Hei-jij skoene feur al die bigger . . . Dankomp Teun, dan Sien . . . dan hei-je Gijs, dan kompThijs . . . dan Alie . . . en soo de eewige wereld rondl- Werom hep d'r 'n rains auk twee beene 1 . . . ironiseerde

Karel . . . As we geen fan alle hadde kenne loupe . . . was d'rlang soofeul gemeenigheid niet 1

- Soo je segt, . . . stemde Ant toe, haar wenkbrauwen hevigoptrekkend .

Vier buurvrouwen liepen in, spijtig een weinig nu de herrieverloopen was .Keep : vast. - Groot met elkaar : groote rude met elkaar. -

Page 165: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

163- 'n Bakkie sloert? . . . noodde Ant mat .- Ajjij schokt, . . . lachten ze .Greet schonk in.- Wat 'n lekker bakkie . . . goskrimmenikkie . . . . zeurde

eerste buurvrouw . . . Wullie frouwfolk . . . misse de kaai.- Ja, . . . stemde de tweede in, met oranjeachtig hitte-

hoofd, . . . maar alles is tug peper- en peper-duur . . .Een dochter van Ouwe Sanne had een grienend meisje

van vier jaar meegesleept. Zij rukte haar armjes pijnlijk enschold haar stijf, omdat het kind met zware slaapjeuk in deoogen, blerde.- Och Alie . . . hei-jij ook feur die klier'n spoggie melk? . .

Se hep neturelek maf . . . Maar doen iii nou boodskappe enlaat de bloedjes nou alleenig . . . Me krottige keirel, die sweet-flieg, die hieuw soofeul fan haarlie . . . dat die seit doodge-moedereerd : . .. Moeder . . . ik oppasse? . . . Op de kleine? . . .Krijg de kanker . . . ik mot me afendje hebbe! . . . Hoepel opmit je grommetjesl

Het kindje slobberde gulzig wat melk en huilde niet meer .Toen slobberden al de wijven koffie, slap en goor, in de

bedomptheid .- Pees je kerel? . . . vroeg Ant in de plotse stilte .- Mag effetief geen naam hebbe . . . Hij sit in een suiker-

boot mit Leendert fan morsige Na . . Maar hij suipt soo schuw-barig . . . dat ik temet geen kwart thuis krijg fan wat-ie op-steekt . . .- Da's 'n fuile bekladdering! . . . schoot Karel in jool bij .- Och. . . maak geen jan, . . . weerde de geprikkelde buur-

vrouw af, . . . deis je eige!- Se binne d'r allemaal hun huisnommer kwijt as se

motte schofte, . . . gromde Ant . . . Je ke nie hikke of mikkeof Karrel is pirsent!

Eerste buurvrouw konkelde weer breeduit, terwijl zijonder ieder woord telkens een slok koffie inzoog .- En mijne hep 't in se belon . . . sa 'k maar segge . . . Die

hep . . . die hep me eige mit hoerewicht wille opskeppe . . .Sloert : koffie . - Schokt : betaalt . - Kaai : tabakspruim . - Bloed-

jes : kinderen. - Krottig : gierig. - Grommetjes: kinderen . -Deis jeeige : zwijg. - Belon : hoofd. -

Page 166: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

r64Krijg ik . . . sa 'k maar segge . . . ses pieke pir week . . . fan dajeneferfat, sa 'k maar segge . . .

- Da's gauw ferdiend, . . . stemde afgunstig tweede buur-vrouw in .- Ja . .. da seg ik auk . .. sa 'k maar segge . .. Maar be-

grijp-ie, buufrouw . . . ikke bin bang . . . Dat freemde, ritsigegoedje tussche je eige bloed . . . sa 'k maar segge . . . Neebuufrouw . . . ferdufeld ajje weet hoe je je eige draaije ofkeere mot, . . . feur de kenarie of teuge de kat, . . . sa 'k maarsegge . . .

Luid en vurig schreeuwde de vierde buurvrouw :- Nou, da sou nou juist iets voor mijn wese . . . soo'n

skaap . . . soo'n hummeltje sou ik nou nog beter voeje as meeige bloed !

Karel viel gul-op bij :- Dat doet je eer an, tante Jo .- Stoot jij je kernetje nie, dooje grapjas!Zoo weerde zij Karel's hartelijkheid af, omdat ze spot ver-

moedde .- Die pappert fan mijn, . . . verhaalde nu de derde buur-

vrouw, hunkerend naar een nieuw kopje troost, . . . die hepse eige gisterafend bijna lefedig ferbrand .

- 'n Karrewei l . . . deed schrikkerig Lien de Porster .- Nou . . . effetjes kon ie tjompe . . . die Schele Hannes . . . .- Mit se dronke knar is-tie gaan legge op se rotnest . . .

mit se brandende pijp in se reep .- Guns. . .- Aij . . . aij 1 . . . Die kwieskwas ! . . . dreef Karel op, terwijl

hij zacht neuriede :- 'n Hafeloos fentje dat dwaalt deur de stad . . .- Laat-ie nou-ja fuur late fonke op se fodde . . . dat 'r

alles kepleet flam fat! . . .Greet keek streelend-lief en luisterde geroerd naar Karel.

Zij hoorde nauw het gekwebbel van de konkelende wijven,die in hun verbouwereerdheid allemaal U en juffrouw tegenGreet zeiden .Pieken : guldens. - Kornetje : hoofd. - Tjompen : verzuipen. -

Kwieskwas : losbol. -

Page 167: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

165

- Hei-je se hare haure knettere? . . . lachte Karel .- Nou . . . temee . . . 't dek raakte in brand . . . de flam-

metjes speulde soo op se loopstokke . . . En rook . . . rookrains! . . . Om to stikke! . . . Me allemaal d'r op of . . . ka jebegrijpe . . . Jan fan der Heijde! . . . Heit ie mijn geflikt .- Heere-goeje-minse-godsalige-genade! . . .- Om ongans to blijfe .- Maar de maffert had niks gesien en niks gefoeld an se

eige!- En niks gesnuffeld . . . sa 'k tnaar segge?- Niks . . . me haurde ruit noch muit . . . En toe binne we

mit ons allegaar soo op 'm komme ankletse mit emmerswater ofer se mafknar . . .

Karel gierde en riep :- Daar had je mijn bij motte roepe, Mie . . . fan 'n binne-

brandje 'n buitebrandje make! . . .- Toe . . . toe hep-ie mijn soo gefloekt, dat adder . . . da

'k me eerste man wel daud had kenne krijge . . . maar sijnnie! . . .- Wat 'n swalker!- 't Is sonde !- Wat 'n bekattering . . . sa 'k maar segge .- Stel je faur, buufrouw, . . . huilde de vertelster, . . . daar

stonge me onnoosele grommetjes bij .Karel schold heftig :- Nou . . . je had die lappedoos . . . die gore kerel fan je

motte segge : . . . Me eerste man, . . . die sou ik wel soouit 't graf wille krabbe en jou in sijn plaats er soo wel in willestampe ! . . .

De wijven loeiden van het lachen .Stengelslanke Greet, vlak bij Karel, bleef ronddrentelen.

Alie, haar kapsel in haarpluimen, en Bram, geluwd, schaterdenweer mee alsof er geen krakeelklankje gehoord was .

Toen Ant, trampelend, nieuw water op de koffie had ge-goten, klepperden de kopjes weer tegen de schoteltjes en destemmen joelden weer over elkaar heen in het smoorheete

Loopstokken : beenen . - Mafknar: slaapnoofd. - Bekattering :beschuldiging . - Grommetjes : kinderen . -

Page 168: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

z66slaaphokje. Teuntje, Wimpie en Sien leken ingedommeld ;alleen het duifje zat op een vreemde vaas boven op het kastje,roodoogig en onheiinelijk to koekeloeren .

Hoe lam-ellendig voelde Karel zich onder al de schertsen boert. Wat graag had hij eens alleen met Greet gesprokenover zijn hartzeer. Maar die stak zelf ook niet zuiver, diebroddelaarster .- Schof je! . . . bromde Karel tot zichzelf.En hij vertrok .

Schof 3e : ga weg. -

Page 169: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

ZEVENDE HOOFDSTUK .

I .

Frans Poort had met onopzichtige gluiperigheden en eigen-aardige, koel-hooge vleierijen, die bedachtelijk soms meerwierden uitgesproken als lustelooze verwijten, Mooie Karel'saandacht in het verschiet weten to lokken. Burk en Poortpraatten de laatste maanden heel veel met elkaar . Franshad wat karwei op de bonnefooi en Mooie Karel, in wrokkigeteleurstelling om Corry's wegblijven vereenzaamd en op-gejaagd, keurde then stillen, donkeren loerder tenslotte alseen zelfbezinnenden snuiter.

Karel Burk stond vaak gebluft over Frans' fijn-scherpenblik; over zijn hardvochtig oordeelen en zijn schamper-cynischen schimp tegen alderlei menschen en dingen . Meestal's avonds laat, poekelden zij in het kaal-holle gelagkamertjevan het logement, achter het omduisterde ballustradetje, ofop Karel's slaaphokje boven, bij het ontploffen van eenklankertje.

De bedrijvige kostvrouw, altijd door klakkend spoelge-rucht omgeven, had de twee mannen eigenlijk, zonder datzij dit zelf begeerden, met een oorlam bijeengebracbt .De Blauwrok, gelijk Karel haar noemde, kon een heelen dagniets anders doen dan zenuwachtig kramplachen onderPoekelan: keuvelan . - Klankertje : fleech bier. -

Page 170: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

168

gekke en dwarse buien, in koppigen tegenspraaklust en sarrendna-zaniken. Wanneer zij dan haar ontredderend zenuw-lachen, tot tranen-toe opschroefde, ontkropte zich plotselingeen smartelijke en weerspannige grienbui.Op een avond probeerde Mooie Karei haar to sussen,

nadat zij hem een uur daarvoor, op schandalig-ongegeneerdemanier, onder ailerlei hysterisch gekruip en gehurk had pogenaan to halen . Zij had schunnige toespelingen gemaakt opzijn manbaarheid en even onverhoeds hem weer van zichafgestooten met wanstaltige schimpscheuten .

Na een maand lachen, al maar vreeselijk ziek lachen, somstusschen alle zinnen in, ontkropte zich dan plots bij dekostvrouw een nog vreeselijker kramphuilen . Dan snikteen gilde zij, sloeg de vrouw met haar armen en beenen,woelde en wrong ze haar heele lichaam saam, alsof zij eentoeval zou krijgen; zat ze plots in kronkels.- Maak geen schorempies, . . . viel angstig Mooie

Karel bij .Maar Frans Poort juist stelde hem gerust. Hij glimlachte

er om, dat Karel in zoo groote deernis in de weer geraakteom kostvrouw Blauwrok to helpen, die paplikster!- Gebbetjes van 'n kitsige, . . . adviseerde Poort langs

den neus weg . .. Ze biijft toch dood op 'n duit .Frans liet Karel toen iets zien van haar wee-zwoele lok-

ziekte, haar wulpschen en krolschen omgang met al de eet-kerels en slaapmakkers van het logement . Ook Karel zag nudat zij vuur en vlam sprak of als suiker zoo zoet en schijn-heilig flikflooide. Telkens wisselde zij van verliefdheids-gevoelens. Den eenen dag aaide dat scharminkel een zwarte,deed ze nets dan gichelen en schateren om hem . Den anderendag, in een ommezien, sprong zij kloek op den schoot vaneen blonde ; verlangde zij van dien, vleiende koestering enstreeling. Doch als de uitverkoorne het waagde, stiekempjesto gluren, maar een oogenblik, naar de mooie Duitschemeid, dan beweerde zij plots dat hij met linke flep betaalde ;dat hij een vuile meisjessteker was of een vieze inktgooier,

Schorempies : grapjes. - Gehbetjes van een kitsige : opgewondenpret.- Linke flep : valsch geld . -

Page 171: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

16g

dien zij de politie in handen zou spelen. Zij stelde zich danaan als de versmade, tragische liefdevrouw, wier opengeretenhart met scheuten bloedde . . . Maar iedere week kreeg eenandere man de beurt van haar zweeterige verliefdheid ;zette zij zich zachtkens vast in een wrokkig zwijgen tegen-over den afgedankte. Dan werkte zij in haar roezemoezigkeukentje, - het leek wel een uitstalkraam, - stil en zondereenig gedruisch. Ineen wierd Blauwrok onuitputtelijk in hetbedenken van verwennerijtjes voor den man, dien zij in vurigebegeerte al met haar oogen verslond. De hartlap kreeg kneu-terige apartjes : melk met geklutste eiertjes, chocola metbeschuiten en de langste gebraden worst . Zij staarde hemdwepend in de oogpoppetjes . Dit liep zoo in de gaten, dathaar eigen eega, suffe slampamper, iets van zinneloozespillerij begon to brommen en haar, met een kruis over hethoofd, voor getiktakt verklaarde.- Sat tug allangst op de klompemart .Verstoutte eega zich deze critiek langer dan twee minuten,

kreeg hij zijn blij maal ; brak er een rauwe, afgrijselijkeschimp over hem los, tusschen verwilderd en stuipendlachen in . In leugenachtige zelfzucht bespotte zij 's mansmatheid; schold ze, dat die schijnheilige vol instekies enonderstukken zat. Haar tong trilde heet van al de aantijgingen,. .tdat hij geen duit meer waard was als echtgenoot en dat hijniet meer in staat was tot het kleinste snipsnarderijtje .- 't Is sonde en jammer, . . . maar 't mot geseid!Zoo leek zij, innig-levend, in overspannen liefdes-twee-

dracht, de minnares van al de ruwe of pientere slaapgasten .Maar wee als een der gelokte en half-verleide mannen haarfatsoen poogde aan to randen met heimelijke woordjes of ver-haaltjes harer daden aan derden! Dan stootte zij lachendeen gil uit, die eindigde in een scheurend gebler . In hevig-beleedigd misbaar riep zij haar sul, haar suffert aan enmoest hij juist den smeerlap op straat keilen of in zijn testprikken. Bestond er op de heele wereld aanhankelijker vrouwdan zij P Nooit had zij iets gemeens in gedachten over de

Op de klompenmarkt : over de dertig jaar zijn. -

Page 172: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

r70mannen om haar heen, en als zij zich bemoeid meet hunmisselijk gedoente, dan was het alleen maar omdat zij haargoedigheid tegenover die stukken ellende niet kon be-teugelen .

Zij maakte zich zelf wijs, dat zij door iedereen in haarhonk gesnoten wierd . In een schemerig bewustzijn van haareigen zinnelijke zondigheid, belasterde zij dan het wellustigkijken en het schunnig bewegen der slaapgasten ; hekelde zijhun ongeoorloofde verlangens en onstandvastige begeertenen loog zij : hoe brutaal de kostgangers haar en de Duitschelieve meid met hun gemeene vragen konden kwellen . Weerontkropte zich uit de malle lachster, vol streken en wan-gunstige opgeblazenheid, de wilde snikster, de gierendegilster; sprak zij als een meisje van zes jaar, pruilend, kakelenden snoeperig, of huichelde zij alderlei teederheden tegen haargemaal, die opnieuw, doch in het verborgen nu, zijn gekken-kruisje trok over vrouw's knar .

Zoo liet Frans Poort, Karel het wijf Blauwrokje of Mallewagenzien in haar binnenspringen en in haar verdwijnen ; in haarmilde verkwisting en in haar vrekkige van-de-kleef-kleef ;het wijf dat altijd van haar sprotje een bokking maakte .Beduusd stand Karel to kijken naar zulk een idioot vrouw-mensch, zulk een garstig stuk spek . Van zoo een gemeeneen ziekelijk-zich-verleugenende hongerdrift naar kerels,kreeg hij zelfs geen sjoege . Nou had hij gedacht allesoorten vrouwen to doorknijsen. Want in zijn combofjehad hij veel aangestooten . Maar dit gnuivende mormel lieteen stank na als de duivel in een zwavelput 1

Op een guren herfstavond zat Frans Poort op Kare1'skamertje. Burk piekerde over zoet-lokkende Greet . Hij begreepmaar niet waarom die lieve meid zoo draalde met teruggaannaar haar circuszand en paardenspel . Haar heele zaakje moestop die wijze in Brussel verloopen . Toch besloot Karel, zichmet nets to bemoeien en geen nieuwe kommernissen inzijn hoofd op to stapelen .

Gesnoten : beetgenomen . - Knar : hoofd . - Geen sjoege : gesn begrip .- Doorknijsen : doorzien. -

Page 173: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

171

Frans Poort keek heel somber naarhet donkereachterplaatsje,tegen de hoog-opgetrokken muren van het vierkante blokjegrond aan, dat kokerdiep en grauw weggegroezeld leitusschen wat vunzige waranda's van verzakte woning-achteruitjes . Verwelkte potjes geraniums staken armelijkachter rottend-houten dwarsplankjes uit .Frans wou, terwijl Karel zich erg moeilijk in de

engte van zijn hokje waschte en beredderde, iets biech-ten. Maar Frans aarzelde en keek stug-schuw naar hetgroezelige plaatsje. Hij wilde Mooie Karel zoo graagin zijn latere levensgeheimen verwarren . Hij wou hem eigen-lijk wel dadelijk aan al zijn vernielgedachten en hachelijkevoornemens vastkluisteren, die Jordaansche prijs-medaille!Maar het bitter-zoete veinzen, het sluwe verstrikken, kwellen,en het spinachtig overwebben van de prooi, schonk zulkeen bedwelmende genieting. Eerst moest Karel ook hemvertrouwen als een broer. Eerst knus saam op een wagenkratschommelen ; en dan door rook en walm heen! Maar hijwas zoo een geweldige rakker, zoo wild en onberekenbaar .Die kinderlijke, losbandige kerel, vol bruiskracht, dolleblijdschap en stout leven, soms oliedom en onnoozel, danargeloos als een wicht en dan weer zoo fijn-scherp en uit-geslepen alles-doorschouwend, een-en-al bedwang, met eenterugdringing der begeerlijkste lusten door helle inzichten,precies als hijzelf, . . . neen, passie-mejoole, . . . die was nietmakkelijk aan het snoer to rijgen . Toch zou hij den gloeiendenvent er wel langzamerhand ippes ondergraven; hemvernederenof den moed in hem uitblusschen . Hoe had hij zijn veinslust,zijn sluwe en berekende zelfbeheerschtheid in de macht,tegenover Karel . Het roerde in Poort van binnen, als in zijnjeugd: de angstige, hartbonzende geluksschok in plan-voor-bereiding der misdaad, de koortsige en opwindende vreugdedie uitscheuring en vernietiging van wat hij haatte, hemaltijd gaf. Frans Poort voelde, besefte het, klaarder dan ooit :deze ontmoeting en latere saamstrengeling van belangen metKarel Burk, zou het wreedste, maar ook hachelijkste avontuur

Ippes : fijn. -

Page 174: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

172

en vergrijp van zijn jong mannenleven worden . Mooie Karelvroeg wel nooit iets van Frans' verleden, en toch wist Poort on-wrikkelijk, dat hij Burk alles met een verbluffings-schijn vanoprechtheid kon vertellen. Die guile en woeste vent, met zijnroekelooze oploopendheid en onverschilligheid, zou hem tochnimmer verraden, bij Been sterveling, doch het mint wel bij deprinsemerei. Want Karel was tegenover zekere dingen eventeruggetrokken-zwijgzaam en gesloten, als tegenover andereweer lichtzinnig en luidruchtig .Met de overige bewoners van het logementje „De

Bloeiende Korenaar" bleef het : kort gebed en lange braad-worsten. Ze leken Frans inhalige stofaanbidders, Hollandschebierslurpers en dampers, anders niet ; oude paaien, belachelijkin hun hulpeloosheid of brooddronkenheid, belachelijk inhun opgedirkte dievenverhaaltjes . Frans schoot met dieverschrompelde en uitgehongerde Vastelavondgasten niet op ;zelfs met den ruw-zinnelijken Stuit niet, den boef die tochnegen jantjes had opgeknapt omdat hij een agent, in waan-zinnige drift, met een kaasmes de buik had opengescheurd .

Maar Karel Burk met het grondelooze lok-oog, ja, dat waseen wezen, de wreede vernietiging en den smartelijken onder-gang waard 1 Hoe kon die verblinde kerel ook vermoeden,dat hij, Frans, hem zoo hevig het liefde-geluk van Corrybenijdde? Hoe kon hij voorvoelen, dat hij hem zoo heeten temmeloos haatte ; dat hij hem zoo gemeen in de modder wousleuren en zoo Karel's wrangste bederf zou voorbereiden?

Ongemerkt in schijn, draaide Frans het praatje naar DenHaag om. Karel, in ongeremden schok, spitste de ooren .In Den Haag leefde Corry. Wat van Den Haag kwam brachthem altijd eventjes hartkloppingen en aan het beven . Naardit wijsje van den zwervenden zanger luisterde hij rillend.Toch greep hij naar zijn harrenas . . . Niks laten merken .

Frans riep het Duitsche dienstmeisje Elsa toe, een paarfleschjes bier boven to brengen . Het slanke, mooie wezentjeverscheen, bleek, teer en fijn, haar allerliefste lachjes op demonkelende lipjes voor den gitzwarten Frans . Mooie Karel

Jantjes: gevangenisjaren . -

Page 175: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

173

zag direkt: die half-neerslachtige, onvertroetelde sirool hadalleen glibberige kans bij het moffinnetje . Tegelijkertijd ver-baasde Karel zich al meer over Poort's kille ontzeggingentegenover lieve vrouwen .- Ik hou er maar van een! . . . beet Frans gedempt-stug af .

Toen perste hij de dunne lippen vast en heftig op elkaar .Door Karel dartelde geen schuim-vroolijke bui, en tochvoelde hij zich innig-rustig, in een toestand van zacht-treurende zelfbezinning . Het vermaledijd-driftige en wild-heete scheen uit hem weg to stroomen. Met ontwrichtepolsen had hij zijn eigen levens-vermorzeling, door Corry,bestaard. Nu ontgroeide hij aan zijn huiverende angsten,zijn ontgoochelende droomen en verwachtingen ; begon erhet eerste licht uit to stralen. Er ruischte een zoet verlangenin zijn ziel en er kwam een vreemde zekerheid in hem toademen, dat hij Corry toch spoedig weer ergens zou ont-moeten en dat zij ondanks zijn wegtrappende schande-daad,altijd-door van hem hield . Karel voelde zich nu in eendroomend-zacht herinnerings-geluk leven, en ook gestemdom van andere menschen alles aan to hooren en to begrijpen .Er ging iets lichts en geruchtloos aan zijn wezen zwevendvoorbij ; hij wist zelf niet wat, al bracht het een stil, smartelijksnikken van troost.

Frans Poort tastte Karel's ontsluiting van zijn innerlijken zijn weeke ontvankelijkheid. Nooit was hij hem nog zoodicht genaderd als nu; kon hij hem zoo vastgrijpen tusschendek- en sluitkaart.

In een paar aandacht-verstillende uurtjes had hij Karel,zonder den somberen boeteling to spelen, een brok van zijngemeen en slecht jeugdleven verteld . Het klonk alles dood-simpel, vast, scherp, ongehuicheld en eerlijk . Frans loogalleen, door zekere verhoudingen anders voor to stellen . Maarvan zijn eigen ontaarden en intensen drang naar stelen,vermooide hij niets .

Karel Burk was eigenlijk, ondanks zijn zwervend verkeermet misdadigers, ze nooit tot op het diepe, verdorven

Sirool : kerel. -

Page 176: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

'74binnenste van hun wezen genaderd, al kende hij hun over-rompelingen, sluip-aanrandingen en trucs. Hij vond hetvuile, rauwe en lage egoisten, van een wreede, koude leugen-sluwheid en van een ijdele snoefzucht . Het was eigenlijknooit zoozeer hun geweldige schelmerij die hij verachtte,als wel de laffe en luie zorgeloosheid waarmee roof-souteneurs en ander soort schoeljes over hun misdaden op-schepten. Mooie Karel had zelf ook gezeten in het Huisvan Bewaring, maar uitsluitend en alleen voor vechten induistere sloppen, voor rammen met agenten en rammen metbuurtgenooten ; het meest nog voor rammen met Zeedijk-uitvaagsel dat hij hoonend beschimpte . Toch rilde en hui-verde Burk altijd van het misdadige beroeps-gespuis . In eeninnerlijke angst-onrust ging hij met de nasluipende Zeedijk-apachen om, zonder hun daden to bevatten . En alweer : nietzoozeer om hun gappen en zakkenrollen huiverde hij van ditgajes, maar om hun dierlijke gemeenheid, hun sluw en moord-listig bedrog en om hun liederlijk gedrag tegenover de lichte-kooien, die zij tot walgelijke uitspattingen ophitsten en in don-kere trapholten verminkten of mishandelden . Daarom had hijook zoo een afschuw van Thijs, zijn bedrieger-broer, vanthen falsaris en ijdelen zwendelaar . Hij haatte het leugen-beestige. Als je niet besnot was, hoefde je je neus niet tovegen . . . dat zei hij maar altijd . Zelfs nu, in zijn mildereontvankelijkheid en in zijn zachte stemming, had Karel meteen soort zuchtenden afkeer en benauwing geluisterd naarhet fataal-sombere van Frans' verhaal over zichzelf en de roof-schurken .

Poort had juist Karel verteld van het armelijke Joden-vrouwtje, dat hij zonder to weten haar eenig bezit kwam toontstelen: tachtig guldens bijeengepropte negocie-centjes .- Toen Karel . . . zei ik mezelf: . . . Frans, je raust nooit

meer van arme menschen.Karel voelde een traan in zijn oog branden, maar toch

niet om de goeigheid van Frans. Die edelmoedige wroegings-daad roerde hem eigenlijk geen snars. Mooie Karel zag alleenRauct: gapt. -

Page 177: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

175vcdr zich het kwelleed, den martelangst van het bestolenhandelsvrouwtje . Hij voelde mee schrik en ontzetting diezij moest gehad hebben bij de roof-ontdekking . Hij vondzoo iets vreeselijk en afgrijselijk, en hij zou den kerel zijnkop hebben kunnen splijten, als hij zoo een schurk tegen hetlijf was geloopen op d'at moment .

Karel, in wilde vervoering, stond recht-overeind tegenoverFrans, de boksvuisten ineengewrongen .

Frans, ontsteld en toch niet bevreesd, kreeg eenig besefvan Karel's geweldige kracht en vurige leefdriftigheid .- Of kraai sou geen fogel sijn als ik 'm nie sou fer-

moorde! . . . raasde Karel, terwiji zijn woede-oogen inlichtgloed blon.ken.Om Burk of to leiden vroeg Frans hem of hij Harmen

Huisinga kende .-Alleenig se smoelement . . . Sit nou weer . . . die boef ! . . .

zei Karel, nog na-bevend van toorn .Frans schrok . Allemenschen . . . wat greep then kerel het

verhaal van het Jodenvrouwtje vast! Dat ervoer hij nu.Hoe zou hij Karel ooit tot verleidingen van misdaad, tot hetechte misdrijf kunnen lokken? Hoe dit vangsnoer uitto werpen? Dat leek nu zoo een luidruchtige branie . . . Tochzou Frans doorvertellen . Alleen Harmen meer als heel zijnverderf voorstellen . Op Huisinga maar alles gooien . Harmen,ja die had hem eigenlijk naar alle slechtigheid gejaagd ;tusschen dieven, moordenaars, souteneurs en inbrekers .- Schof je! . . . onderbrak Karel gemelijk .Frans zweeg.- Aard fan 't beesie, . . . lachte Karel nu milder . . . Harmen

is Harmen en jij bin jij tFrans erkende in zichzelf dat Karel gelijk had. Maar toch was

Harmenookvoorhemeenlokduivel geweest,een ijskille,wrangespotter, een stuursche aanstichter en een wreede moord-natuur,al had hij hem later in behendigheid en inzicht overtroefd .

Toen Frans met zijn vergrootingen indertijd was blijvenSchof je : zwljg. -

Page 178: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

176doorploeteren als „eigen zaakje", verlangde hij ook weleen grooter slag to slaan . Het bleef allemaal zoo kriebelig-klein en zoo eeuwig-hetzelfde met die sloten in de donkeredeur. Op een avond troonde Harmen hem mee naar de ros-walmende Rembrandt-kuil. In een heet gewoel en gekruisvan paren had Harmen ook hem aan een hartstochtelijkevrouw gekoppeld . Hij doorleefde een walgelijken nacht vaneen verliefd gestel, dat achter ieder schroeiend koesteringetjeeen geldstuk verlangde to hooren rammelen . Harmen hadeen eigen nefke, dat hij zwaar sloeg en in angst-aanjagingen passie overheerschte ; dat voor hem beefde en kroop .

Frans, even, doorleefde weer zijn geheel ontroostbaarverleden, in waan verward, zonder het kleinste huichelspel .Want Karel, begreep hij, doorzag toch alles. Hij hoefdezich to vermommen noch to vermooien . Hij had het bitse,scherpe en snijdende van Karel's natuur even hel gezien,zoo goed als zijn weeke teederheid en zijn impulsieve drift-uitbarstingen. Toen Karel hem vroeg waarom hij metHarmen niet gebroken had, aarzelde Poort een moment dewaarheid to zeggen .- Wij waren gaan samenwerken, juist in die tijdlFrans hing het slenterend scharrelen met de vergrootingen

de keel uit. Hij wou van koers veranderen. Harmen liethem niet los, joeg hem op, spotte en beleedigde hem enschold hem laaghartig uit . Als hij zoo voortging zou hijalleen een vuile, laffe pooier warden, hij, die na dien eenennacht geen streel meer van een hoer duldde . Zij liepen saam,op een regendag; alles dampte grauw, nat en miezerig. Hetwas in een heel rijke buurt. Frans zag ergens een trapdeuropenstaan, het blinken van koperen roeden op dikke roodeloopers. Met een stil venijn in zich, zei hij tot Harmen :- Daar moet ik even 'n boodschap voor mijn vergrootingen .Op dit oogenblik begreep zelfs Harmen niets van zijn

listige oogknipjes . Hij wou niet to veel het want overhoophalen. Hij zou dien schurk eens laten zien hoe laf hij zelfwas. Niets viel er meer in hem to temperen. Hij, van het

Nefke : meid . -

Page 179: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

177

luis-logementje, zou den boef-met-een-maintenee beschaamddoen staan tegenover zijn koenheid . Nog geen tien minutenlater verscheen hij weer naast Harmen .- Ga mee . . . 't regent zoo .Harmen zag Frans' bleeken kop en zijn helle oogschittering<Poort neuriede binnensmonds, zacht, sarrend :- 's Morgens kwam de cipier en we hoorde de sleutels

rinkele . Hij sprak : . . zeg, arrestant, kom jij es hier . . .en hij wees raar glimlachend, Harmen naar een hooge

schoorsteenpijp .Een paar straten verder vertoonde Frans hem een troep

doosjes met groote blinkjuweelen. Harmen keek ontzet . Enin nog volgehouden, spottende grootdoenerij, prees hij hemom zijn handigheid . Maar vanaf then tijd begon juist dehachelijke verwarring en het dooreenspelen van hun beiderbelangen, in vreemde bezetenheid.Heel onverwachts leek er bij hem op de haag geklopt .

Eenige dagen later wierd er in zijn logementje door eenpaar rechercheurs naar zijn naam gevraagd . Frans verscheen,heel beheerscht en zonder eenige zenuwachtigheid. Derechercheurs, bits, verzochten hem met stille, dreigendestem even mee to willen gaan naar het bureau . Er sloeg eenkilte om zijn hart. Hij voelde vingers van een wanstaltige,wurgende hand zijn hals omklemmen . Toch werkte nogniet in hem door, wat er gebeuren ging . Op het bureaustond een opgetooide dame, een stuk gatijssem, dat schelen zenuwachtig beweerde, op den dag van den diefstal hemgezien to hebben toen hij het huis was ingegaan .

Frans zweeg plotseling even en keek de kokerdiepte vanhet sombere plaatsje in. Een donkere wanhoop stiet in hemop . En weer schokte rauw door hem heen, de haat tegenpolitie, zijn schrikkelijke, wreede verachting van recher-cheurs. Hij kneep ze met de sarcastische tangen van zijnvlijmend vernuft fijn, als die kerels op verklaringen en beken-tenissen aandrongen .

Gatijssem : van min allooi . -

Mooic Karel

12

Page 180: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

Z78Mooie Karel, met gelijke woede tegen het gehelmde gajes,

voelde den afschuw en haat van Frans heelemaal mee. Pooierof agent, het bleef Karel om het even : alle twee gespuis,zoo erg als de schoeljes en hoeren die zij zelf meesleurden .Op dat makke bureautje dachten zij Frans al, door de ver-klaringen van het wijf uit de rijke beis, to hebben gepakt .Maar nu juist begon het fijne beseibelen voor hem . Och, alshij nog de geblufte tronie voor zich haalde van den inspecteur,toen Frans tergend-kalm bevestigde, dat hij inderdaad opthen dag en op dit uur in het bewuste perceel had vertoefd .- Mocht dat niet? . . . Waren die trappetjes heilig? . . .

Mocht daar alleen een koperen bout op marcheeren . . . diestinkende boenders? . .. Hij had immers zijn vergrootingen,niet? . . . Waarom mocht hij niet bellen en naar boven loopenom wat to verkoopen? . . . Ja, of meneer de inspecteur nounosterde of niet . .. hij zou aartskalm doorpoekelen . . . Hijliep immers in alle buurten naar boven!

Wacht, Frans kwam nog, daemonisch, de uithoor-heeren tegemoet. Ze konden de paternostertjes nog wel evenlaten hangen. En tartend verklaarde Frans, dat hij die dameook gezien had, op diezelfde plaats en op hetzelfde uur . Watzou het? . . . Hij had boven ergens aangeklopt, maar geengehoor gekregen. Ziezoo. Nou kon meneer de inspecteur metal zijn pesterige vraagjes uit zijn hoekje treden . Hij zouverder geen sjoege meer geven . Toen liet hij snijdend-scherpden inspecteur verstaan, dat die nu maar het diefstal-zaakjebuiten hem en verder zelf moest uitvisschen. Nou nogmooier, . . . alsof hij bewijzen moest dat hij het niet gedaan had .Al was hij nog zoo een poekelaar en de soenkoef nog zooverraderlijk-schrander, dat kreeg niemand van hem gedaan.

Grauw van gif en venijnig, kladderde en feberde de inspec-teur het proces-verbaal saam, dat die kerel met een gesmoordewoedestem en een stram tamboer-majoor-bakkes voorlas . . .Hij moest teekenen, maar Frans weigerde .- Dag snoet . . . Ruitentwee . . . de brillenjood, . . . mom-

pelde hij spottend in stilte .Beis : straat . - Beseibelen : bedotten. - Koperen bout : politie-

agent. - Nosteren : vloeken. - Doorpoekelen : doorspreken . -Paternostertjes : handboeien. - Sjoege : antwoord . - Soenkoef :politie . - Feberen : schrijven . -

Page 181: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

X79

Hij wierd toen in een vochtig, stikdonker hol opgesloten .Nu was hij zelf geminachte boef geworden . Hij verbaasdezich over zijn eigen gewichtigheid . Maar die smiechtigekwakzalverij van de politie, die aangebrande portie poffertjes,dat strafrechterlijke misbaar zou hij in stilte beschateren .

De kerels probeerden toen op allerlei wijzen, een noodziekebekentenis bij hem uit to lokken. Dan kwam die met eenbehendig vraagje, dan een ander weer met een listigen zet.Zij begonnen zoetig op zijn schaamtegevoel to werken . Hijrook niks anders dan poffertjes en wafels van een kermis-kraam. Ze begonnen hem to kwellen met allerlei pourparlers,over de vreeselijke toekomst van bedriegers en verdorven,losbandige uitspatters. Ja, toen, toen had hij ook wel weerterug kunnen schreeuwen en slaan, in angstige hartstochtelijk-heid opgejaagd. Maar Frans hield zich haaks en ging zelfop de loer liggen luisteren naar het klaagtoontje van datbazar-viooltje, de stem van meneertje. Hu, weer een snuifjeuit het tondeldoosje .

Voor een ding had hij stillen angst : dat zij Harmen zoudenvinden. Frans had al zijn geld en juweelen en ook zijn bos sleu-tels, Harmen in bewaring gegeven. Dat was een leelijke tegen-smak op bureau, dat zij niets op hem gevonden hadden! Hijlag wel onder zware verdenking en hij leek wel ineen eenbefaamde boef, maar er was geen spiertje onrust in zijnwoorden en geen klam klankje tegenstrijdigheid in zijngetuigenis. Als er maar geen verkleffer om hem heen rees,dan voelde Frans zich het veiligst.

Een paar dagen later kreeg hij de paternostertjes om. Ge-boeid, onder een kwellend pijnlachje, wierd hij naar het Paleisvan Justitie gebracht . Daar moest hij opnieuw, zenuwachtig-lang den poekelaar spelen voor den Officier; een grandigen snui-ter met groote, groene kattenoogen ; echte nachtoogen. Hij leekzelfs sprekend Rooie Toon van het Oudekerksplein in heeren-pak, ridder van de corsetbalein I Toen in de wachtkamer deboeien hem waren afgedaan, vroeg plotseling zoo Tangs zijnneus weg, die smiecht van een rechercheur waar hij den

Meneertje : commissaris . - Verkieffer : verrader. - Paternosters :handboeien. - Poekelaar: spreker. - Grandig: grootsprakig. -

Page 182: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

T8o

sleutel toch kwam to smijten, dien hij had gebruikt bij hetbinnensluipen van de kamer . Maar nou moest hij toch evengrimmigen om dien loozen gooser. Kwam ook niet van deoude turfmarkt1 Zoo een vinnig strikvraagje! Rauw er boven-op zei Frans, zonder zich een oogenblik to bedenken :- An jouw niesse gegeven . . . om jodw kop open to breken,

. .mom er hersens in to planten !De Officier met de groote loerende kattenoogen, beloofde

hem wel mak to zullen krijgen. Hij gooide alle kienen ophem aan; hij probeerde alle sleutels en gaatjes, maar hijkreeg noppes op het request. Hij dacht zeker een lijk voorto hebben! Frans zag zijn lange schragen trillen van inge-houden woede . Het heele gemot kwam er bij to pas . Spin-nijdig verklaarde de Officier, hem desnoods een jaar langin voorarrest to zullen laten brommen. Frans keek naar zijnluifel alsof hij er een for van afwippen zou . Die olmse katten-loerder had hem een val willen openstellen en hij bruldeals een krolsche weesvader . In zichzelf zei hij aldoor: lijszoo niet, ouwe zeur. Kom maar op met je proces-verbaalen je vermolmde, krielende praatjes. De punt van mijnbreekbeitel zie je toch niet glinsteren . Thuis wip ik je wel,al spring je nou over de heg! En zoek maar niet zoo krachte-loos en verward naar woorden in je klammen zielenood .

Toen hij een paar dagen allerellendigst in het Huis vanBewaring had doorgebracht, maar toch in een zalige spanning,- een gevoel dat hij ook had als hij sloten zag springen bijeen braakie, - wierd Frans weer voor den Rechter-Commis-saris gesleurd . Hij duizelde even . Er schoot een lichte krampdoor zijn hart. Weer voor het voetlicht! . . . Frans, geenveertje laten, . . . bromde hij . Een oogenblik zag Frans zichzelf,meelijloos, als den bleeken jongen, doodverlaten tusschen aldat vreemde politievolk, en de zachte treuroogen van zijnmoeder schenen hem plots to beschermen . Die Rechter-Commissaris, - een schrikkelijke bullebak met dolle dreig-lampies, - die gooser keek hem voor hij er een lettertjeuitbracht, minutenlang aan, alsof hij hem zoo had willen

Niesse : meid . - Kienen : sleutels . - Lijk : oud wijf . - Schragen :beenen. - Gemot : gerecht . - Luifel : neus. - Olmse : aftandsche . -Braakie : inbraakje . - Lampies : oogen. -

Page 183: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

I8I

begoochelen en betooveren. Maar dat wierd hem zoowaareen dol genot, om met then hondschen bullebak den strijdaan to binden. De Rechter bekeek hem minachtelijk als eencouranten-zwervertje . De man begon hem dadelijk to intimi-deeren en uit to schelden; hij was een geboren misdadigeren een schelm. Frans glimlachte en boog, en barsch woumeneertje weten, of hij tot het gouden ploegje behoorde .Frans had hem wel een appelendoedas tegen zijn bakkeswillen geven. Zoo een halfblanks vent was waard, dat hemde duim in de oogen gedrukt wierd. Dat schold en schimptemaar op hem en zijn maats. Toch begreep hij tegelijkertijd,dat hoe barscher en giftiger de bullebak tegen hem optrad,hoe feller en verachtelijker hij zijn lensen sperde, hoebeter zijn zaakje stond . Er jeukte wel iets heets in zijn knuistenen achter zijn spieren was er een geweldige zenuwspanning eneen overgevoelige prikkelbaarheid voor alles wat aan be-leedigende woorden tegen hem opgezweept werd, maar tochdrong hij zijn onstuimigheid terug en niets deed hij clanzachtkens meesmuilen. Zoowaar, hij, Frans, fascineerde denbullebak! Rechter-Commissaris schold van woede omdat hijniets vond . Zijn zaakje stond goed, kromme elleboog! Wantals hij had doorgeslagen, zou de Justitie geen reden hebbengehad om zoo barsch to zijn . Dan zouden zij direkt gezanikten gemoraliseerd en er hebben bijgeteemd :- We zullen zien wat we voor je doen kunnen .Och, Frans voelde wel heel precies wat er in den man

omging. Hij snoof hem van boven tot beneden . Zulk eenwetbeschermer-uithangbord kon toch maar zoo een wet-overtreder als hij niet malsch laten wegstappen. Zoo eenspijt-verkropper voelde zich als een gefopte kat, wie cenmuis uit den bek wordt weggegrist . Maar wat kon die gooserhem doen? Groot-Mokum was vol van boeven die dadelijkdoorsloegen, bang voor indringende oogen en benauwd voorde eenzaamheid van het donker gevang . Frans niet. Hetmocht zoo erg spoken in die cel-duisternis als het wou, hetmocht zoo benauwd klemmen en wurgen om zijn keel alsHalfbianks : wantrouweluke. - Lensen: oogen. - Doorgeslagen

bekend. -

Page 184: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

182

het ging, hij zou nimmer en nooit bekennen! Want dat hadhij immers vroeger precies zoo gedaan. Hij gunde die huiche-lende smiechten de wrange vreugde van zijn biecht niet .Zoo bleef hij ook nu ijzig-strak loochenen . En die loozeRechter-Commissaris kon maar geen bewijzen bijeen-scharrelen waaruit bleek dat Poort he misdrijf had gedaan .Frans zag de wanhoop en het kwaad geweld op zijn ver-wrongen tronie. Was hij al de voetangels zoetjes voorbij-geschuifeld? Toen begon het in Frans van binnen zacht tojuichen. Het stille tarten leek een doodgewoon on kennen.En dat schonk hem juist zoo een rijk genot . Maar toen albeleed Frans een gedachte die hem nooit meer losliet : dezekerheid, dat al die politie-heinen in het stellen van strik-vragen, in het opdrijven van prooi, in het intimideeren enverwarren, in het overbluffen en dreigend schimpen, zelfdoor een brandende eerzucht wierden beheerscht ; door hetheetste verlangen, bij superieuren een wit voetje to maken .Het bleek niets anders dan een verachtelijke baantjesjagerij .Het was heelemaal geen drang in die loerders en uitvragersom de misdadige slechterikken to willen verbeteren ; om bijdie ratten-in-het-nauw den angst in de oogen to stillen ;doch om zichzelf in rang hoogerop to hijschen . 0, die lagerebeambten, hoe kende Frans ze, die smerige knoeiers en ritsigefrotterhourikken, die door het gezags-blazoen beschermd,overal hun gemeenigheid tusschenschoven en waar zijkonden, den machteloozen boef aan gruizelementen trapten!Toch wist hij van al de lichtekooien, hoe ook die zinnelijkegluipers zwichtten voor een fluweelen rokje . Ook zij droegenden rooden striem van de laagste hartstochten over het gezicht .Frans herkende ze dadelijk. Er waren wel heel goede kerelsbij, die booswichten en gespuis met echte deernis plachtento behandelen; die zoo rustig-menschelijk bleven. na eenarrestatie en nooit de branie luchtten . Maar die kregen ooknooit een bevordering en ontvingen alleen maar, na jarenwachten, den daainatten knop .

De bulldog-Rechter-Commissaris had al even weinigRitsige frotterhourikken : ongure typen . - Den daainatten knop

krijgen : brigadier worden. -

Page 185: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

183succes bij Frans als de overigen . Geen dag ging er aan denhemel voorbij, of hij moest verschijnen . Met immese kletsen helle woordjes zat hij hem allerlei kienen voor zijn neusuit to kruisen . Maar meneertje kreeg ieder keer weer eenjas. Om hem heen hoorde Frans in de arrestanten-hokkenafgrijselijk gillen, vloeken en krijten .- Verdommelinge . . . vuile verraj ers . . , bloedhonde !De bulldog keek hem aan, doordringend. Weer wou hij

hem begoochelen. Met zijn dolle dreig-oogen liet hij hemgeen seconde onbespied . Maar Poort bleef voor zich uit-staren, doodsbleek, dat voelde hij . Kil-onverschillig bromdeFrans :- Tap jij de kan maar tot an de pegel . . . ik zink niet .Op een dag liet de Rechter-Commissaris Frans' vader

roepen .Stommer had de kerel nooit kunnen doen. Wierd een pel-

grims-tocht met Lissone! Zijn stuntelige vader, door denRechter-Commissaris vooruit al opgewarmd en tot blerrentoe bewogen, begon hem, zijn kind, to bezweren ; hij moesten hij zou de waarheid zeggen. Hij k6n niet beter doen danalles to bekennen . Hij hoorde het wekkertje in zijn hartluid tikken. De Commissaris wees, met zijn armen wijduit ;noopte hem met de sporen.- Hou je vinnen stil! . . . perste Frans er tusschen de

tanden uit.De Rechter hoorde hem niet . Zoo een loensche glibberik,

die hem licht telde als een oranjeslokje . Hij kon gieren omhet pijpje dat hij meneertje liet smoken . Zijn vader dansteop zijn knakkende staken, vlak onder zijn gezicht . Hij smeekteFrans en hij wroette in de pijn van zijn onrust en angst .Zoo een jezulet! Hij bracht er zijn zieke en uitgemagerdemoeder bij to pas en hij sprak meewarig van al de kinderen,de broertjes en zusjes . Hij wrong zich om-en-om vanverdriet en hij verkleineerde zich z66 voor then gnuivendenbullebak, dat Frans hem zijn schragen wel krom had willenslaan . Klefferig stotterde hij uit, dat de Rechter-Commissaris

Kienen : sleutels . - Meneertje : commissaris . - Staken en schragen :beenen en voeten. -

Page 186: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

184

had beloofd zijn zoon dadelijk vrij to zullen laten, als hijmaar de bekentenis kon Ioswerken. Maar geen klaagstem,geen vertoon van jammerend hartzeer, geen misselijke ver-trapping van eigen wezen konden Frans vermurwen. Hijhaatte zijn smeeklijken vader, die als een armetierige saribelvoor hem stond to huilen en to bedelen . Op zijn scheg drop-pelde noodzweet; dat zag hij alleen . En het gejank zoemdezijn ooren door. Frans voelde vaster dan ooit, dat bij eenbekentenis de rechercheurs met hun boeien gereed stonden .Hij zou niet weer de wijde lucht zien, geen comedie en geenmuziek meer hooren; hij zou in de cel en in de duisternisteloor gaan . Voor het eerst ook brandde een wraakgevoelop in Frans, dat zij zoo then armen vader tegen hem mis-bruikten. In zijn ontkenning voelde hij zich nu sterkerdan ooit tegen het uitvragende tuig . In verschut gaan wastoch niet jaspelen in de lik!

Na dit martelende verhoor en het saamzijn met zijn vader,wierd Frans met rust gelaten. Hij wreef zijn twee handenover zijn zwart-glanzende haren en weer zei hij tot zichzelf :- Bek houwe!Op een morgen, - Frans had net een maand in voorarrest

gezeten, - kwam de bewaarder bij hem met zijn geklofteonderkleeding . De kerel zei norsch en wrevelig, dat hij dieonmiddellijk moest aantrekken . Even greep hem een schrik ;prevelde hij in zichzelf : ..rweer in de instructie binnen-geroepen?- Binnenborst hoog, Frans !Want hij wist nog niet goed de beteekenis van d'aan-

kleederij . Die langdradige druiloor, - anders monds genoeg,- zei nu niets, toen hij iets vroeg . Het was een kwade, diemeer rumoer met de boeien maakte dan een ruitertroep ofeen zwerm waaksche soldaten met hun geweren. Toenstatig wierd hij naar den Directeur gebracht van het Gevang,die hem ook met een soort van weerzin moest meedeelen,dat hij „op vrije voeten was gesteld" .

Frans hoorde de woorden alleenlijk stil, maar inwendig

Saribel : vent. - Scheg : neus . - In verschut gaan : gevangenworden. - Jaspelen in de lik: zitten. - Geklofte : f1jne . -

Page 187: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

185

doorschokte hem niets dan blijdschap . Hij duizelde, nu destalen knijpboeien van zijn polsen zouden vallen . Hij wouden Directeur wel een hand geven, maar hij durfde niet .Juist hoorde hij angstig nood-alarm blazen in de verte. Zouhet een hinderlaag zijn? . . . schoot door hem been . Weer,strain, sloot hij alle vreugde in zich weg.- Bek houwe Frans, en loek uit . . . zoover de golven

bruisen!Maar de poort ging wijd open voor hem, en na een half

uur stond hij op de ruime Weteringschans, tusschen het doel-looze gewemel der menschen in het verblindende zonnelicht .De autotoeters scheurden rauwe klanken door zijn ooren heen .Hij dacht telkens,- al leek hij nog zoo erg hard van nek, -in duizeling, to vallen. Maar binnen in zijn diepste gevoelbleef het juichen en jubelen, dat hem nu niemand meer ietsmaken kon. Frans paste er natuurlijk zaligjes voor op,dadelijk Harmen to bezoeken. Dan was het cadetje met kaasgesmeerd! De lucht was hem als een glaasje zoet ; hij konniet diep genoeg ademen . Hij grinnikte zacht tegen iederenkoperen bout then hij Tangs ging in de groote stad. Watkonden ze hem maken? . . . Die glimmerikken niets, met hunzwartjes-bargoensch en de Edel-Groot-Achtbare HeerenRechters niets, met hun befjes . Het bleef jubelen in Frans.Hij was nou bekend met de handbleekerij ; hij kon zelfsmiddernachtzendeling worden als hij wou.

In zijn logementje keerde hij weer, zonder sluipgang . Hijging er naar toe als altijd. Er was weer een krioeling om hemheen van groene en gele petten. Brandhout . ., bah! . . .Souteneurs stonden weer to gapen en wreed-geschminkte lok-vrouwen zacht to smonselen onder de roode lampenkapjes . Zijbegluurden hem allemaal met een soort van ontzag ; hij was rijpvoor Houtboot, mompelden de looze lurksters. Hij kon eenstuiversbroodje wippen of een bord gort met stroop borgen .

Toen hij na weken en weken den tijd gunstig achtte,zocht hij eerst Harmen op in een blauw werkpak . . . toch

Loek uit : kijk uit . - Koperen bout : gehelmde politieagent. -

Page 188: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

x86

nog sluw en uiterst omzichtig. Ook die had de bevert ge-kregen, uit angst dat hij omkleumde en zijn naam zou hebbengenoemd. Maar Frans had een goeden timmer geslagen. Hijlachte om de blaffers van de linoleum-agentjes en om diengroenzoeter van een rus die toch niets begreep ; die gedachthad hem to vangen met zijn giftig prevelementje over densleutel waarmee hij had ingebroken ; die hem angstigwou laten mijmeren over de toekomst .

Bij een sluwen, judassig-grinnikenden snees hadden Fransen zijn gawwer alles verpatst, en toen juist was zijn vriend-schap met Harmen onbedremmeld en voor goed beklonken .

Terwijl Frans sprak, luisterde Al dien tijd Karel met grootespanning, in een soort van innerlijke hunkering. Hij vondPoort wel een heel slimmen vliegerik, heel behendig en koen,maar dat koud-wraakgierige praten over sarrende leugen,rauwen diefstal en over al die gemeene gapperijen en mensche-lijken jammer, bracht in Mooie Karel toch weer een afschuwvoor dien verschrikkelijken zwartoogigen dreigkerel. Burkbleek geheel en al vreemd aan het steelverlangen . Weer ver-telde hij Frans dat hij alleen en uitsluitend voor bakkelaaienen beleediging van het koper, den bak was ingezwaaid. Hijvond het een schriele, akelige en duldelooze vernederingto moeten bedenken, dat hij voor een dracht ganneverijenof beroovingen terecht zou hebben gestaan . Hij wilde bijgebrek en ellende, op die wijze, niets van een ander bezitten .Toch bewonderde Karel in Frans het ijzig-vermetele, debrutale rust, de scherpe sluwheid van zijn vernuft, de koelebeheersching van zijn zenuwen en zijn tong . Hij moesthem maar laten violen.

Karel wierd meer en meer geprikkeld door een felle nieuws-gierigheid . Hij zou wel alles haarfijn van then vreemdenvent willen weten. Hij was misschien niet zoo een uitbedenkeren zoo een kil afloerder, maar toch . . . toch, . . . waren ereen heeleboel dingen in dien sirool die hem geweldig boeidenen aantrokken. Het was een ontwakende hang naar Frans

Omkleumde : bekende . - Timmer: ransel . - Blaffers : pistolen . -Rus : rechercheur . - Prevelementje : praatje . - Snees : opkoopervan gestolen waar ; heeler. - Gawwer : makker. - Koper : politie . -Bak: kast. - Dracht ganneverijen : vsel diefstallen . - Laten violen :laten begaan. - Sirool : kerel. -

Page 189: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

x87Poort . Karel voorvoelde met een vreemd, schier geheim-zinnig instinct, het machtige en wreede van Frans' wezen,terwiji hij toch deed alsof hij den kerel met los- en licht-zinnige en gemakkelijke scherts van zich of kon slaan .

Voor ze slapen gingen, beloofde Frans hem veel van zijnleven to zullen vertellen . Hij zou Karel zelfs alles toever-trouwen; ook nog wat hij dacht to doen . Dit zei Frans Poort,met zijn donkere oogen naar den grond, op een heel klem-mende, nijpende wijze, die Karel ontroerde en deedbeven,

Mooie Karel droomde then nacht afgrijselijk-benauwd .Alles lag er schots en scheef door mekaar . Hij zag LientjeDekker uit de Wijde Gang, brandende lucifers naar hemtoe goolen, toen hij zelf een ijzeren Hein stond open tobreken. Hij zag de meid Punt bloeddroppels huilen. En tweegalghooge spinrokken stonden kil-strak naast hem opgesteld.Neen, zoo schrikkelijk en stikkend-angstig had hij nog nooitgedroomd! In zijn droom was Frans Poort op hem afgestormdin razernij en wou hem wurgen. Toen zag hij Corry, bleek-als-een-doode, maar heerlijk-mooi, tusschen hen inspringen .Zij gilde en Frans riep dol :- Vlam je ook op dat niesse? . . .In een woesten kreet ontwaakte Karel en tuurde hij de

stikdonkerte in. Het klamme zweet brak hem uit . Zijnstem kreunde. Zoo benauwd en onteerend had hij nooitgedroomd. En zoo mal, . . . stet je voor, . . . Poort wistCorry's naam niet eens . Het was me een geding!

Hij voelde niets dan zwartigheid om zich heen. Zoo eenakelige nawerking had nog nimmer een gesprek, met wienook, op hem gehad. En nauwelijks was hij weer wakker,of hij Rep weer vol beklemmende gedachten . Hij hoordeweer Frans' scherpe, toch sterke en dan weer ineen ge-dempte stem. Het wemelde nog zoo wild om hem heen .Hij zag Frans' Indische, donker-heete oogen . Hij luisterdeweer gretig naar zijn meedoogenloozen spot, die zoo onverhoedsin koele bezinning en in een zacht schimpen kon eindigen .

IJzeren Hein : groote brandkast. - Niesse : meid . -

Page 190: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

188Nog het allerminste besef kreeg Karel van Frans' houdingtegenover de vrouwen. Neen, daar begreep hij nou net niks,geen snars van! Nooit verkocht Frans gebbetjes, noch naarde mooie Duitsche meid, noch naar de schater-juffrouw.Hij was altijd pekaan. Karel, met zijn brandende liefdes-onstuimigheid, lachte zelfs zonder dat hij het wilde, als hij eenlieven toet tegenkwam. Hij was en bleef een echte Jordaanschejongen, woelig, wreed, teeder, overgevoelig, sentimenteel, hard-vochtig, rauw en dan weer week, smeltend onder een koester-woordje. Hij wist ook wel wat trotsche nekheffing was endolle woede l Hij kon ook spotten en vlijmend-scherphekelen en met zijn sarcasme alles ontwrichten. Hoe haddenzij hem niet belasterd onder stillen wrok, overal in de buurt,om zijn verschrikkelijke oogen .Was hij niet altijd razend geweestop knuist- en bek-vechten? Hemeltje, dan kon hij zelf zijnals een tijger. Dan kon hij ieder woord scherper en krenkendervan scherts uitstooten. Maar Frans juist weerde hoog enkoud alle schunnige dubbelzinnigheden af . Al de gastenvan het logementje, in hun brutale vrijage, bombardeerdener de rijzige Duitsche meid mee en al het andere vrouwvolkvan het slaaphuis . In een landziekige bui, doorwoeld vanverdriet en hunkerend herinneren, kon Karel zelfs zijn liefstegevoelens verloochenen en bang was hij nooit, voor geenduivel. Maar Frans Poort evenmin . Er was iets tartend-stoutmoedigs in Poort's pochlooze en avontuurlijke verhalen .Karel Btark had alierlei vechtstieren en branie-pooiers, -hij kende ze immers alien, met naam en toenaam, - gelegdin hun dronken opbruising. Dan wierden zijn oogen wild-wreed en beneveld van drift . Maar ook Frans, ervoer hij,wist van geen vrees, al zoog hij geen pijp leeg en al goktehij niet met de kaarten. Zijn oogen konden soms steken endan zag je nets dan een donkere, zwarte, vreeselijke vlamuitstralen . Ach heerejee, hij hoefde niet to Lord-Listeren,Mooie Karel. Maar toch besefte hij, dat er iets raar-verborgensin dit leven was en dat Frans Poort ver en ver met zijngeest uitging boven zijn eigen brandende zinnelijkheid en

Gebbetjes : geintjes . - Pekaan : hier : rustig, strak. -

Page 191: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

189

de schroeiende, buitensporige lusten waarop hij teerde . Erwas een doel in Poort's bestaan . Wat en welk doel, . . . datkon hij nauw gissen. Waarom was hij een beetje geschrokkenen hevig ontroerd, vroeg Karel zichzelf af, toen Frans zoobenauwend had gezegd, dat hij hem alles zou toevertrouwen;ook wat hij dacht to zullen doen? Hij kreeg een gevoel alsofzijn hals in een ijzeren kraag wierd geschroefd . Benauwend! EnFrans Poort had toen lang naar den grond getuurd . Karelbegreep zichzelf niet meer . Voor een paar maanden geledenhad de vent voor hem kunnen doodtippelen . Zijn Corry, ingedachten, zijn trek-piano, zijn beetje dansen en zijn zingen,Greet, Alie en al de lieve meiden, . . . het was zijn heelewereld geweest . En nou die ontketening in hem; dat gekkeen bedwelmende hunkeren naar alles wat Frans hem wouvertellen en naar de dingen waarin hij hem zou opnemen .Het werd een griezelig na-pretje .Karel was veel in Jordaan, op den Dijk en in de oude

buurten, Warmoesstraat en Oudekerksplein, met allerleigeboefte en zolderschuiten van ieder formaat omgegaan .Maar toch heel anders dan zijn lijzige broer Stijn. Stijnonderging een verdoovings-prikkeling in het leven van rat-grauwe Achterburgwalletjes en hachelijke logementjes . Stijn,de wreede zwijger, voelde nooit behoefte aan zuivering . Hijleefde onder de roezemoezende misdadigers en hun wrangeboert, als ontkneld aan alle fatsoen en vormen-verplichting .Stijn met zijn katerkrollen, voelde zich in nets beter dan deZeedijk-booswichten. Zijn blinde hartstocht voor spel endrank joeg hem naar hun rauwen spot en hun duivelschegewetens-verleugening. Stijn had geen snars zelfbesef ; hijwas er to nederig, to afgestompt en to lui voor. Mooie Karelvoelde zich ook Been haar beter mensch, maar zijn walgvan al die schaduwende zwervers en bandieten op muffe klap-pertjes, onder rossen waim van moord-duistere stegen ; zijn af-schuw van al die geldverdieners met meidenlichamen, was veelheviger en altijd-durender dan bij Stijn . Hij, Karel, ondergingook wel de verdoovende zaligheid van den roes, ma..r van hun

Klappertjes : kamertjes. -

Page 192: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

I go

opscheppen en grinnikend bluffen had hij tabak. In zijnheetbloedigheid kon Burk zulke bedrog-monsters met diefelle begeer-oogen, wurgen . Zij bezoedelden alles en in hunhoogmoedswaan pochten zij op hun dikkere gouden kettingen,de een tegen den aar, door hun arme lellen, met snik enangst in de gebroken stem, vaak op den boezem verdiend .

Frans Poort verscheen Karel als een geheel ander soortmisdadiger. Die schepte nooit op, deed nooit dik en speeldeniet met een zakdoekje. Er was zelfs iets dood-onverschilligs,iets ijzigs in zijn zich-telkens-bezinnende afgemetenheid . Maardrong je door die eerste zielekou heen, dan vond Karelhet een prikkelend genot met den kerel to praten . Sours leekhet hem wel, alsof Frans Poort kronkels om hem been knoopte .Een enkel keer voelde Karel wel iets verschrikkelijk-zwartsen donkers in den gitzwarten Frans ; iets waarvoor hij terug-huiverde en dat hij haatte. En tegelijk onderging hij datnijpende als een lokking naar bet verborgene toe . Het over-woekerde zijn aandacht, en dan keek hij hem in de heete,duistere, stil-brandende oogen, en dan zag Karel niets vanzijn gevoel bevestigd .- Argwaan Katrijn . . . je ferbrokkelt je eige, . . . gromde

hij gesmoord .Frans dronk alleen een potje bier en schetterde nooit.

Karel begreep wel dat Poort zijn sloome verzetjes zou hebben .Maar met wie en waar? Hem kende hij niet in donkerAmsterdam. Bah, wat een oude-wijven-nieuwsgierigheid enwat een grof aanjagen achter de intimiteit van een andermansleven, gromde hij dan in zichzelf . In Mooie Karel schooteen drang, haast niet terug to wringen, ook Frans alles,maar dan ook alles to vertellen van hem en van Corry . Entoch, bij de gedachte dat hij het doen zou, klemde hem eenvreeselijk angstgevoel; een hart-benauwing . Hij wist zelfniet waarom. Hij zag een sperwer moordgierig loeren opeen duivenplat! En dan, hoeveel keer zou Frans Poort alniet gehoord hebben van hem en van de mooie meid, al wasnu alles jaren her!Tabak: genoeg. - Zakdoekje: revolver. -

Page 193: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

Ii .

Karel kreeg nu dagelijks meer vrijen tijd . Een visch-auto'tje uit Ijmuiden had hem een mandje bleek-bloedloozeschol en een mand makreel afgestaan ; meer niet. Met tienjolige ventroepen op de Lindengracht, was het vrachtje weg-geweest, al ging bet nog zoo Jan-Klaassen! Een lied van debergen had hij gezongen, en ze drongen opeengepropt toluisteren. Maar het bleef stil op de markt ; regen gutste engeen handel .

Karel gromde : alles bleef peperduur . Garnaaltjes, vierpieken per mand, en wat slappe spierewiet, voor acht ennegen spie. Te duur, to duur voor zijn Jordaners . Op deheele markt gisteren, twee kistjes aal en honderd pond bot,van al de armen en handen bij mekaar . De blauwe ijsschoivan IJmuiden moest hij niet! En de hobbelschuiten-bot .veertig of vijftig cent per pond, half om half . . . lustte hijook niet! Het bleef een sjofele zooi .

Dien middag ontmoette hij Frans Poort op den Haar-lemmerdijk. Het begon to schemeren en zij beslotensamen naar het logementje to gaan ; daar kon Karel immersbest een hapje meeslikken van de Blauwrok, al jammerdeze vandaag nog zoo bar, met uitpuilende schrikoogen, overhaar maagzweer die ze niet had . Precies Thijs, zijn broer, . .grinnikte Karel in zich zelf.- Wie groet je? . . . vroeg Burk Frans plots, toen zij

een kerel voorbij stapten die wat bromde in zijn baard .- Daan Blikkie . . . kolenwerker, . .. zei stug Frans .Poort wou eerst zwijgen; een nesterij. Maar 's avonds

toch vertelde hij Karel alles .Daan Blikkie was jaren her derde man geweest bij Harmen

en Frans. Schimpend doopten zij hem met den naam vanBlauwvinger, omdat hij een sloome Zwollenaar was zonderoverleg en bedrevenheid . Hij bleek een makke prooi zonderwil; in bet begin een vinkie, die in blinde onderwerpingalles deed wat Harmen en Frans begeerden dat hij doen

Vinkie : portemonnaie ; maar ook : beginneling . -

191

Page 194: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

192

zou. Harmen was toendertijd al lang weer van zijn mainteneeaf, terwijl zij als de drie gezworen kornuiten samenwerkten .Bij de linkste spinose waren zij toch altijd heel chic gekleed,als echte grandige banjers, gnuivend en lachend, en zijgingen nooit uit zonder wandelstokken . Zij konden het, twaalfjaar geleden, met hun drieen best vinden. Alleen kauwdeHarmen altijd en eeuwig op pinda-kaas met peper, en datvond Frans om uit to schreeuwen ellendig . Toch haddenzij om alles pleizier en joegen zij, in hun schaamteloozepraatjes en pret, een halve wereld over de klink . Als ergeen pernose was, dan zongen zij laat in het donker, doorde eenzaamste avondwijken, den oblieen-venter na . Water dan al niet voor schorem op ze of kwam, met groenemeien om een dansje! Doch meestal was er werk aan denwinkel. 's Avonds, tegen acht uur, begonnen ze zachtjesto smonselen, als echte Siciliaansche struikroovers, vondFrans. Harmen kocht een haaie lel, Daan slurpte mee enhet uitloerend gepees begon . Het liefst zwierven zij inde tierige en rommelige Watergraafsmeer, of zij bleven inden omtrek van het Concertgebouw hangen . In verschillendestraten gingen zij dan ieder afzonderlijk op den uitkijk staan .Het wierd een geduldswerk en een oefening in het waar-nemen. Want zij moesten de inwoners van het huffs onder-scheiden van de bezoekers. Wat de pui uitstapte was noggeen bewoner, en juist die zijn gangen moesten worden be-loerd. Hadden zij wat beet, - hosanna in de hooge hemelen,- dan feberden zij snel naam en adressen op van woonen menschen. Om negen uur, iederen avond, scholen zijin een buurt-cafe'tje saam en Frans slurpte, in een soortvan luien wellust, zijn heet zwartje, een geurig genotje . Zijvertelden elkaar dan wien en wat zij hadden afgelegd ; zatenzij blufferig to illumineeren . De grandige banjers droomdenvan betofte huizen en van gehaaide buit. En brutal e over-moed joolde door hen heen . Zelfs Daan Blikkie, die stroobal,kon met een hachelijke onverschilligheid de gevolgen vanhun roof of diefstal voorbijkijken . Hij lachte „se eige" een mik

Linkste spinose : uitgeslepen zaakje . - Grandige banjers : opschep-pers . - Pernose : zaak . - Haaie lel : groot glas bier. - Feberen :schrijven. - Heet zwartje : kleintje koffie zonder melk . - Betofte :goed-gesitueerde . - Gehaaide : flinke. -

Page 195: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

193

om al de struikelende sjedjes en hij sprak zich ongestuit hetlazarusklap. Maar Harmen vooral begon to zwellen en zwaarto pochen. Die gaf aan ieder bout en moer. Hij trok aan zijnblonde pots alsof hij meneertje was . Ook gingen zij vaaksamen, met hun drieen, tegen het donkeren bellen aan eenwafelkraam .

Zoo arbeidschuw als zij waren op den dag, zoo gebrandop werken waren zij 's avonds . Ook bier wierd het weer eenbeloeren van bewoners die wegtippelden. Dachten zijdat er niemand meer binnen school, dan belde Harmen.Er was nets vreesachtigs in hun houding, geen bevinkje,geen trillinkje . De klank van de klingel, - als er geen erwtsteunde, - gaf ze altijd even een schokje . Bleek er nu tochiemand binnen, een dienstbode, een knecht of familie, dan ver-zonnen zij een psalmpje, . . . maakten zij een leutig vaartje :of die en die meneer ook hier woonde, of had gewoond, ofzou komen to wonen, of gewoond zou geweest hebben . Zeschaterden om dat gewiezewas, later . Maar dook er na hardbellen en nog eens bellen niemand op, dan kwam de pees,de behoedzaamheid, het insluipen . Harmen en Daan bogenvoor de deur bijeen . Die twee goosers stonden er als in eenonhebbelijk smoesje verloren. Achter hen bukte Frans saamen zenuwachtig Aug gooide hij dan, toch angstwekkend-behendig, al de kienen op het slot. Want al stond hij gedektachter hun ruggen, toch moest hij precies en onmiddellijkraden welken sleutel hij gebruiken kon . Juist die zekerheiden vaardigheid brachten weer in Frans dat vreemde, gelukkigegevoel, die spanning voor kans of geen kans; doorgloeidehem weer van dat oude tintelende genot : het schrik-avontuuren al wat er aan vastzat. Zoodra de deur naar binnen week,klonk er naar de jongens een geheimzinnig-kort fluitseintje ;schoven ze de dakkies aan . Op dit signaal draaiden zij zichoni en slopen zij zacht-snel, toch heel omzichtig op de teenenbinnen het karnikkelhuis, naar Harmen ijzig spotte . Zelfsde negenweker, de ordelooze geitebok Daan Blikkie, werkterap en behendig. Hun wandelstokjes plakte hij in een hoekje

S j ed j es : agenten . - Pots : snor . - Meneertj e : p olitie-commiss a ris . -Erwt steunde : electrische schel was . - Vaartje : verzonnen praatje. -De pees : het werk . - Kienen : sleutels. - Dakkies : handschoenen,tegen het maken van vingerafdrukken . -

Mooie Karel

13

Page 196: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

194

achter de deur. Dan, op een gebaar van Frans, grendeldehij deze of knapte er de knip overheen. Als achter een tooneel-gordijn gebeurde het, geruischloos . Even stonden zij alienin doodstille luistering. Zij bekeken elkaar zonder een woordto spreken. Want in een val wierd iedere menschenstemgevaarlijk als een schot schroot. De suizelende stilte van hetleege huis, de schemerende stilte om hun lichamen, gafal wat zij deden een soort van zenuwachtige beklemming,die zij van elkander navoelden . Het onbekende was er weer,grijnzend, afgrijselijk en toch overweldigend . Maar iederhad zijn werk . Alleen teven kletsten in ernst-uren . Eenmaalaan den gang, leken zij van aile zenuwachtige opgejaagdheidverlost . Zij liepen vast en rustig, voor zoover zij zien konden,door de onbekende vertrekken, met de luistertrechters wijdopen. Want als het bavianen moest worden, dan zou het eenpetje tweet kosten. Harmen, op zijn hoede, stootte tochtegen een voorwerp in het donker .- Val in scherve l . . . vloekte hij ondersmoord, in het

duister .Doch Frans, ontzet waarschuwend met zijn heesche onder-

stem die hij had leeren gebruiken bij de pernose, duwde hemde klavieren op zijn reep. Er macht juist niks aan scherven val-len bij dit goochelwerk! Het sluipend overloopen, het tastenhier en het aarzelen daar, schonk Frans een gevoel alsof hijover een smallen, donkeren rotspas, toch wankelloos moestheenschuiven. Over een plankje van een voet breedte voelde hijzich stappen, met aan weerskanten een afgrondachtige duizel-diepte. Harmen's gezicht zwol paars van stille opwindingen Daan's wangen zogen weg, alsof hij zich door een aan-komende flauwte voelde bedreigd. Op tiejeisjes loerdenzij nog niet . Toendertijd had hij nog niet geleerd de muziek-doos to behameren . Het bleef nu nog maar losse roof endiefstal .

Weer was er een kalmte en handelingsvastheid, die henalle drie als in ongenaaklijke zekerheid deed heen en weergaan. Frans brak met speelsche macht de kast open . Harmen

Val : huffs voor inbraak . - Bavianen : vluchten. - Klavieren :handen . - Reep: mond. - Tiejeisjes : brandkasten. - Muziekdoos :brandkast . -

Page 197: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

195doorzocht den inhoud in een ommezien . Daan lichtte zuinigen toch scherp bij . Telkens mompelde een van hun drieenmet ingehouden adem :- Wiedes!- 'n Futje . . .- Gekloft . . . niks lamp!En zij loerden alsof de duvel op ze zat. Een fijn-snerpend

fluitseintje klonk sissend van Frans' lippen, als er nietsmeer om to halen was . Dan liet hij de zweetende jongensvooruitgaan .

Dat krauteren bracht weer bevende ontroering.- Nou zal je 't hebben! . . .

zeiden hun oogen tegen elkaar, in onderdrukte gejaagdheid.Frans liet ze uit, als geklofte heeren, en onnatuurlijk-

doodrustig, over-beheerscht, met een tartende kalmte in deschragen, - die zoo goed het ongeluk kon brengen van wel,als het geluk van niet ontdekt to worden, - bleven zij daneven nonchalant nabij de deur drentelen . Voorbijgangersschenen to denken dat zij op iemand wachtten die nog moestverschijnen .Wat er dan juist in Frans omging, kon hij nauwelijks

uitdrukken . Hij doorleefde al zijn wild-hartstochtelijke dadenals een verinnerlijkt, voor hem zelf soms raadselachtigcomediespel. Hij voelde zijn macht ook over den snoevendenHarmen groeien . In dat liegen, stelen en rooven, onder dieleugenachtige vermomming zong er een stormige vreugdedoor hem heen. Hij voelde zijn rol als echt en het echt-misdadige in hem als een rol . Het was een zoete, half-waan-zinnige, meesleepende verwarring van het bewustzijn eneen verschuiven van alle werkelijkheid naar een spheer vanvage, dooreenwemelende droomerij .

Hij stapte het huis uit, rechtovereind, zijn lichte gleufhoedchic-schuin, zijn stok in de hand, zijn dasje nog even netjesaangetrokken . Zoo kwam hij dood-kalm naar buiten. Voorde deur bleef hij lachend staan en koutte dan allergezelligstmet de jongens . Hij wees nog even grappig met de punt

Wiedes : no, al glad . - Gekloft : in orde . - Lamp : onraad. -Krauteren : hier : ontsnappen . - Schragen : beenen. - •

Page 198: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

z96van zijn wandelstok naar een bovenwoning, waar een dienst-meisje half ontkleed, door een verlichten gordijnkier heen-gluurde. Ook zij keken en lachten, en dan heel langzaam,bijna onwillig, met een loome onhaastigheid, Harmen spelendmet zijn rotting, Daan zijn stokje heen en weer wiegelendop zijn dijen, slenterden zij de straat uit. Doch om den hoekvan een dwarsbeisje schoven zij dichter bijeen en maaidenze alsof de duvel op hun hielen zat .

Zoo doorspeurden zij avond aan avond de mooiste buurtenen rijkste wijken. Het bracht Frans al koortsiger afwisselingen al avontuurlijker spanning . Onder een soort van gevoels-beneveling leefde hij toomloos voort en in then toestandeerst, vond hij het de moeite waard to bestaan . Er zonderverzonk hij in zwaarmoedigheid en suisde er om hem heeneen angstige stilte.Op een avond waren zij juist in een huis gereed met

den rommelbuit en klaar om to vertrekken, toen Harmen,door het glazen deurraampje heenloerende, zag dat een slaume-duikelaar van een Veiligheids-dienst vlak voor de stoep waarzij of moesten, breeduit stond to kletseneeren met een latkip .Geschrikt en benard duwde hij de jongens achteruit . En hijwees metontstelde gebaren, dat zij terug moesten gaan, de kamerin. Het duurde even. Daarna sloop Frans op zijn teenen naarHarmen toe. Hij hoorde veel scherper dan Huisinga . Metzijn oor aan het sleutelgat begon hij to luisteren naar wat dietwee daar buiten stiekempjes to bedisselen hadden . DeVeilighejdsmensch kletste over ditjes en datjes met denglimmerik. De driftkop Harmen wou een dolheid doen, inwanhoop. Maar Frans, in listige streken hem den baas, gafhem een tik op zijn mond . Hij ervoer immers dat zij niethet minste vermoedden en geen onraad snoven! Frans hoordehet beklemde hijgen van de jongens in de diepte van degang. En hij zag zonder to zien, hun oogen op hem loeren.Want nu begon het toch ook in zijn eigen hersens koortsigto broeien! Tjonge-tjonge, een zonderling geval. Als diekerels zoo kalm de-honderd-uit bleven kletseneeren, dan

Beisje : straatje. -- ltaaiden : liepen hard . - Latkip : poiitiea,ent. -

Page 199: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

197

kregen zij verschut . Een achter-uitgang was er nergens ;dat had Harmen al lang onderzocht. Wat moesten zij be-ginnen? Het liep al tegen half twaalf. Daan zweette als eenotter van angst. Wachten tot de kletsers afdreven zou Beenheksentoer van geduld geweest zijn . Maar het was al halftwaalf; ieder oogenblik konden de bewoners dus thuiskomen!

Frans onderging nu eerst een duizelende verrukking . Hijdoorvoelde het kampen met gevaar en het bracht hem eenextatische vreugde die hem teisterde en tegelijk deedsidderen van onmachts-en-machtsbewustzijn . Hij wenkte dejongens, nog verder naar achter de duistere gang in to sluipen .Toen op zijn teenen liep hij naar hen toe en Frans ver-klaarde fluisterend, maar toch sterk, nadrukkelijk, Bat alleende grootste koelbloedigheid ze zou kunnen redden . Daan Blik-kie wou wel grienen . Blikkie beefde en scharremaaide metzijn armen en beenen onverdragelijk. Hij voelde zich alstikkend in vuisten geklemd van de prinsemerei . Harmen,doorgewinterd, vreesde geen enkelen truc, maar zijn heet-hoofdigheid bracht wild, toomeloos verzet in zijn schrik-oogen .- Als we nou aan de wieg stooten, zijn we geknipt! . . .

fluisterde Frans weer. Voor den onbedreven Daan bestondde grootste benauwdheid. Frans, in een hoek, nam Blikkieapart onder handen en hij dreigde, dat als hij geen ijzigekalmte zou bewaren, hij hem met zijn breekie de hersenszou inslaan . Dat hielp . Daan trok bij, al keek hij telkenseven met zijn lantaarnlicht op het klokje, heel schichtig enverborgen. Toen begon het groote, geheimzinnige, spannendespel dat angstige ernst was . Frans' hart hamerde hevig, maarhij genoot alsof hij in een Broom naar droeve muziek zatto luisteren, die onrust en benauwings-aanvallen stilde endempte. Toch, maar heel even, bleef hij roereloos . Weerbewoog hij in de donkerte der gang zijn duistere hand, . . .het groote sein : opgepast! Toen overstarde Frans een ijs-koude rust. Vanuit de achterkamer begon hij plots zwaaraan to stappen en rijkeluisachtig-vrijmoedig hard to praten

Kregen zlj verschut : wierden zij betrapt . - Prinsemerei : politie. -Doorgewinterd : geroutineerd . - Breekie : breekijzer . -

Page 200: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

198

en to lachen. Hij riep de jongens iets toe en hij draaide plotsfel het electrische ganglicht op. Een oogenblik schokte doorvreesachtigen Daan een beweging, alsof hij wou wegvluchtenen gillen. Hij kromp saam. Maar Harmen kneep hem bijde polsen vast en rukte hem naar zich toe . Met een volmaakt-onverschillig gebaar trok Frans de straatdeur open . Lachenden luid pratend liet hij de „heeren" uit . De jongens stondenplots tusschen den politieman en de Veiligheidswacht in .Maar die staakten hun smoezelig gepraat en groetten heelbeleefd. Met de deur half open, in het felle licht, zwaargeaffecteerd van stem, riep Frans naar achteren naar eenquasi-Marie, dat zij even het ganglicht moest laten brandenen mevrouw boven kon zeggen, dat hij de heeren een eindjeopbracht . . .

Harmen en Daan stonden op straat en liepen dood-lang-zaam voort . Frans voelde alles to moeten wagen, al zou zoohet volk-van-het-huis ook plots v66r hem kunnen staan. Wantop den deurdrempel keerde hij weer terug, ging dood-kalm naar binnen om voor de wacht en den politieagenteen sigaartje to halen . Uit zijn eigen koker rommelde hijwat los, versmonseld . Toen, luchthartig, presenteerde hijde heeren een rookertje . Alles in Frans was rust en zelf-beheerschtheid van buiten. Zijn gezicht lachte vroolijk, alsofhij z66 een bruiloftshuis uitstapte . Aan zijn hand trildegeen spiertje, doch diep in zijn binnenste woelde bevendhet roerende en matelooze genot van een opgewonden,rauwen angst, alles dooreen . Het was net alsof hij van binnenin lichtelaaie stond. Maar de spanning hield nijpend hetbezetene vreugdegevoel vast .

Onderdanig-vriendelijk bedankten de agent en de Veilig-heidsman, die nu geen over-veilige opmerking meer maakte,al bleef het ganglicht branden. Hij had immers zelf thenmeneer naar een der meisjes hooren roepen .

Toen, niet al to langzaam, toch langzaam, met aldoordat vreemde, overwinnende en dubbele wellustgevoel overhet slagen van hun list in heel zijn lichaam, zwierig-zwaaiend

Page 201: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

'99

met zijn stok, liep Frans in het avonddonker zijn vriendentegemoet met een gesmoorden kreet in de keel .Harmen's gezicht leek een brandewijn-pot, waarin de

vlam geslagen was en Daan Blikkie, kleverig, voelde zijn harentot op het hoofd druipen van zweet. Zij popelden om zichwieberig to maken. Daan Blikkie zuchtte, dat die gedwongenkalmte zenuwkracht verslond .- Zweven, . .. zei Frans met onderstem, kort, toen hij

bij hen stond en den hoek omsloeg.

Alderlei brutale inbraken volgden snel elkaar op . Een derhachelijkste leek Frans nog bijgebleven, om het helle gelukkenen om de verzaligende vreugde over den buit .

Zij hadden een valletje open gekregen van een rentenier .Het was de zoete gril van Frans geweest . Frans het eerst,ging op onderzoek uit; eenige spektakel-avonden achterelkaar. Frans leefde weer in een koortsroes en onder eenheete betoovering. Hij bedacht uren-lang verborgene vragen .Er was geen feller en prangender genot voor hem, dan zichdoor een warnet van tegenstrijdige mededeelingen heen tosleuren; wat eerst ondoorzichtig en ver leek, zoo heelemaalmet zijn eigen geestesmacht naar zich toe to trekken . Frans'mooiste plannetje schoot hem to binnen 's nachts naar huisslenterend, toen er juist klinkend klokgelui zong van eenhoogen, schimmigen toren .

Na alderlei uitpluisels bleek : de rijke rentenier, die metzulke jichtstappen sjouwde, was een weduwnaar en bij hemin woonde een Friesche huishoudster. Frans had uitgehoord . . .heel knus en huiselijk leefden die twee, schandalig aan elkaarverknocht; zich dag en nacht aan elkaars gezelschap ver-gapend. Was de rentenier niet thuis, dan bleef de paffe lieve-ling waaks; trok zij er op uit, dan plakte hij zich op de meubels .Al vijf keer had Frans haar zien uitgaan ; een zware vrouw,pronkend met een overal heenblinkende, gouden bagge ophaar maanronden kop. En hoeveel maal had hij hem al nietzien zitten, in zijn bebloemden mansrok . De jongens gierden

Wieberig : nit de voeten. - Zweven : aan den haal gaan. - Valletjeopen : een gelegenheid tot stelen . -

Page 202: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

200

om het wakkelend stelletje en zij rekenden uit met hoeveelarmslagen die olmse duiker iederen morgen onder verschhanengekraai, ondergronds aan haar voeten kroop .

In een kroegje zaten Frans, Harmen en Daan verdachtbijeengebogen to smonselen en zenuwachtig, gejaagd uit todenken wat er moest worden gedaan . Nieuwe, doorzichtigeplannen wierden door oudere heengestoken. Zoo een kerelvan koek kon wel grillig een kerel van ijzer worden, als hijargwaan kreeg .- Gooi jij 't dieplood, Frans, . . . zuchtte Daan met zijn

zware, eentonige stem.Hier was een bezwaar, daar een gevaar; hier een be-

labberde hindernis, daar wierden zij geroojemd . Toen be-geerde de stomdronken driftkop Harmen dadelijk een wreedgeweldje. Maar Frans wilde er niet van hooren. Hij wasgeen tam bloedje, maar zwaar letsel, mishandeling of moord,nooit! Harmen lachte wreed als een duivel. Zijn inplooiendemondhoeken vond Frans om van to rillen, afschuwelijk . InHarmen gloeide de begeerigheid zoo hoog op, dat hij alfeller dreigde met het scherp to gaan peezen als het moest.- Sjat me lou . . . ik voed me mit bloedl . . . gromde hij,

tegen het verzet van Frans in .Kil en wrang schopte hij de tegenspraak van Poort omver

en in woede zwol hij op, paars als een lijk. Toen dreigdeFrans terug, woest-nadrukkelijk, dat als er geweld bij kwam,hij van den heelen roof afzag . Harmen gromde weer, inmachtelooze wraakzucht. Naar Frans schold hij :- Die kluts . . . die eierdop!Maar toch kon hij den verachtelijk-laffen Poort niet missen .

Bovendien, Frans' plannetjes wierden al klaarder en zelfszoo echt uitgewerkt, dat alles in gereedheid kon wordengebracht .

Zij wisten, dat de jichtige rentenier op een avond naarde opera zou spatsieren . Even uit de verte, beloerden zijhem. Toen hij op de tram stapte, sprongen zij bij . Een poosjelater zagen zij hem het gebouw inzwenken . Harmen lachte .

Olmse : aftandsche. - Geroojemd : afgeloerd . - Met scherp to gaanpeezen : met messen to gaan werken. - Sjat me lou : kan mij nietschelen. -

Page 203: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

201

- Die zal ons niet meer kankere .Aan een standplaats wipten zij een taxi in en snel reden

zij terug naar rentenier's buurt .In een publieke telefooncel zwaaide Frans Poort zijn eerste

snoer uit. Met een quasi-barsche, afgemeten, autoritairestem, vroeg hij het huis to spreken van het jichtige rente-niertje dat zij een vlerk gingen uitdraaien . Toen hij stijf-vormelijk had gevraagd, of hij met de huishoudster in eigenpersoon sprak, en daarop bevestigend antwoord kreeg, ver-klaarde Frans Poort dat de huishoudster met het Hoofd-bureau van Politie verbonden was .

Frans verbaasde zichzelf over het feit, dat niet de geringstetreuzeling door zijn woorden heenklonk . Alles rolde ernstigzijn tong of en op groot lef redeneerde hij door .

Deftig weer zei hij, - kon dat mokkel ooit vermoedendat zij met een krauter, een bietser to poekelen stond, grin-nikte hij schaamteloos in zichzelf, - toch zakelijk en norsch,dat haar meneer zich in hoogst-zenuwachtigen toestandhier op het Bureau beyond ; het Bureau vlak bij den Schouw-burg. Of zij dit wist gelegen? In de zaal bleek haar meneertot de ontdekking gekomen, dat hij zijn portefeuille met eenheel belangrijk bedrag aan papiergeld was kwijtgeraakt .Meneer kon nauwelijks spreken van schrik . Nu verzochthaar meneer de huishoudster dringend, doch heel Aug,een onderzoek in al de kamers in to stellen. Mocht daar deportefeuille gevonden worden, dan moest zij direct hetHoofdbureau opscheilen. Verstond de juffrouw wel goed?Was er niets to zien in het huis, dan moest zij niet opschellen,doch onmiddellijk zich naar het Hoofdbureau begeven . Wantmeneer was zoo vreeselijk overstuur en in de war, dat hetPolitiebureau het raadzaam oordeelde, hem niet alleen naarhuis to laten gaan. . . .

Frans Poort juichte, al gaf hij geen lucht aan zijn blijd-schap. Het klonk jovene, jovene ; het klonk nadrukkelijk,sober, streng, rustig. Hij trilde aan zijn heele lijf van eengeheimzinnige geluks-ontroering. Zijn oogen glansden een

Krauter : eigenlgk politieagent, hier : bedrieger . -Bietser : zwerver.-Jovene : goed- -

Page 204: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

202

zwaveligen schijn uit . Hij leefde, leefde weer geheel in datandere phantastische leven, het andere bestaan, in het on-bekende, het grenzenlooze, het dubbele, dat duizelingenwekte! Al de betoovering van het vreemde-in-het-misdadigeen het wild-leugenachtige, viel weer over hem uit .

Onmiddellijk na Frans' telefoongesprek ontmoette hij dejongens. En toen doken alle drie in een portiek verdekt weg,toch op de loer en doend als pretjolers, in de straat vanden rentenier . Na vijf minuten zagen zij bij lantaarnlicht,het groote gouden oor-ijzer in de verte al blinken en daar-onder het zware schommellijf van de huisheudster. Ze keerdeonbewust haar gelaat naar de spionneerende bietsers. Zewas geel-grauw van schrik en jachtig repte de vrouw zichvoort, alsof zij zichzelf opduwde. In haar verbouwereerdheidliet zij het licht branden . Zij liep, zij liep, hip, hip naarde geldpip. Onder het driemanschap gierde de jubel op .Heel snel slopen Frans, Harmen en Daan binnen, en na eenkwartier stonden zij in het bezit van een vervelooze plat-vink met tweeduizend gulden en den inhoud van een zeld-zame zilverkast weer op de keien .

Dat hietten zij een hand vol vliegen pakken!Zij hadden nog nooit zoo een matelooze vreugde doorleefd

bij een onderneming. En dat bier nou juist alles zoo betoegdmoest gaan! De roode rugjes wierden goochelsnel als rijkpluksel gekeerd in de Kuil . Zij schransten en dronken ende geurigste samenetjes waren nog niet branderig genoeg.Harmen vooral kreeg het hoogmoedige verlangen, temiddenvan het gewoel der lichte vrouwen, der rappe kellners enontuchtige gasten, behaai to maken, dubbelzinnig to schertsenen onbarmhartig-uitdagend to schetteren over den pas-gepleegden roof en over het poen-bedissen . Zelfs Daan, de ge-dekte, anders deemoedige smoezer, deed toen niets dan nerveuslachen en drinken, omdat hij zich een nieuw kootertje hadgekocht. Tot een alleen-zittend joffertje zei hij telkens,ademhijgend van dronken, gejaagde over-pret :- Mag 't rentenierszoontje 'n dwarsstraatje met u mee-Bietsers : z,ververs . - Platvink : portefeuille. - Betoegd (hier) : zoo

gesmeerd . - Roode ruggetjes : bankjes van duizend . - Gekeerd : ge-wisseld. - Samenetjes : cigaretjes . - Branderig (hier) : duur. -Behaai : lawaai. - Poen-bedissen : verdienste maken (ironisch bedoeldop winst maken uit gestolen goed .) - Kootertje : hoedje . -

Page 205: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

203

maaie en zijn versterf bij a vertere in een achterbuurtje?Hij zwaaide een geeltje links en een geeltje rechts uit,

in zenuwachtige mildheid . Tot zinkens toe beladen metpoen, lalde hij nog na, met natte stem .

Frans had alles met zooveel rust, met zooveel meester-schap van woord en daad klaargespeeld, en Harmen had alleszoo snel gekiekt, en Daan had zoo beefloos het zonnetjelaten bijflikkeren, dat zij elkaars behendigheid en den schrikder slachtoffers onder schuw geschater, telkens opnieuw beklon-ken. Waren zij nog vijf minuten langer in de val blijven rond-tippelen, dan zou misschien de ijzeren spaarpot geploft zijnvoor de vijf-vingers-in-de-benauwigheid hadden toegetast .Daan Blikkie, met zijn handen op zijn buik, deed plots nietsdan angstig kijken naar het sybebelajum. Burgervader, . . . hijwas zoo druk en roerig, zoo beverig en nerveus . Hij woutelkens zijn grammonen van zich afgooien onder al ditmenschengewemel! Hij wou zijn geld kwijt, zijn angst, zijnbijgeloof, want hij vreesde rampspoed bij zooveel geluk . Maardan bedwong Poort hem weer met de oogen .- Hou je katoen . . . gekke brasem! . . . Als je wil gilkene . . .

betaal dan oak 't drinkgelag, . . . spotte hij met hekelzin .Wat Frans het meest mishaagde in heel het gebeuren, was

dat van deze brutaal-listige insluiping nooit een letter in defladder kwam to staan .

Maaien : hard loopen. - Geeltje : bankje van vijfentwintig. - Poen :geld. - Gekiekt : den inhoud geleegd. - Zonnetje : dievenlantaarn. -Vijf vingers in de benauwigheid : stelende hand. - Sybebelajum :privaat. - Grammonen : inbraak-gereedscbap . - Hou je katoen :hou je kalm. - Brasem : kerel . - Gilkenen : buit deelen. - Fladder :courant. -

Page 206: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

ACHTSTE HOOFDSTUK .

I .

Mooie Karel stapte baloorig de straat op . Hij voelde zichzoo garsterig in zijn kuierlatten . Hij had weer een knak in zijnziel . Hij wou wat afleiding, wat malle of kittige verstrooiing . Hijwas toch waratje nog niet rijp voor een muf garen- en band-winkeltje in een dwarsstraatje? Moest hij not al zoetjes-aanwol, spelden en breiwerk verkoopen? Zou hij in de Noorder-kerkstraat een petroleumhandeltje beginnen, schuurzand slijtenen een mangelhuisje in mekaar timmeren, of met de water-en-melk-bel de straten doorklingelen? Of op de markt prent-briefkaarten gaan venten? 0, Karel verveelde zich liederlijk .

Er was niks omhanden . En dan zonder, . . . zonder, . ., och,dat eeuwige, gonzende gekwel van binnen ; altoos dat striemenvan het geeseltouw over zijn eigen branderigen bast! . . . Zouhij den Dijk opbrassen, als de oude geweldenaar en woestaardmet de droge tong en het roode gehemelte? Maar wat moesthij er op den doodsaaien middag doen? De roofperceelenuitroeien? Oele! . . . Misschien then pooierploert Knijp-tang een meid zien aftuigen of tegen den zachtzinnigenJaap Paardensprong aanbotsen? Die kerel, met zijn onge-koelden wrok, in al zijn helsche krachtdrift, loerde nou alvan Pinksterdrie op hem . Maar dat deerde niet . . . Als hij

Kuierlatten : beenen. -

Page 207: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

205eens een bioscoop, zoo een schaduwhol met muziek inglipte?Neen, het gong vandaag niet . Hij walgde van dat poppetjesspel,van die dooie schimmen op het gekke bleeke doek, met eeuwighetzelfde slot-tafreel . Hij kon het bedrog van dat valschegroene licht op die geschminkte ponemen sours niet uit-staan ! Nee, dan tech maar den Zeedijk over, naar de Evangelie-verkondiging van de Tentzending! Misschien sloeg de blondemokkel Alie er wel een kuiertje ; Alie, zijn gekloft en pienternichtje uit de Dwarsstraat . Want o, die verstiekemde al haardansjes buitenbuurts, die onkedaai . Wat een heerlijk-gezondnefke het toch was! En zoo vurig als ze hem beknijsde . Nogveel dringender dan Greet temee . Ook om Greet had Karelkommernis . Wat had ze hem de vorige week al niet vanhaar bokser verteld en al zijn halve schurkenstreken! Datbuitenlandsche ongeluk sjouwde haar overal na. Als hij maarschrabbers zag, die ijzeren Hein . . . Nee, dan Alie, dat lievewicht; die kende het versmachtende niet . Als ze niet gepriktzat op haar feuilletons, zweefde ze den godganschelijken dagdoor de Jordaan, achter al de hooggebouwde orgels aan . Diehaar rikketikkie bonsde nou niet meer zonder zoo eenspijkerkast . Het pierement . . . het pierement, . . . daar zwelgdeze schandelijk in. Wat gaf ze om Ant's bedreigingen, omThijs' bevende vuist? Dansen, dansen dat ze er van krom-trok en verstijfde . Dansen, dansen, rokzwaaien links en rechts,dat de kerels er omheen haar met roode koppen wel wouenbespringen van drift en opwinding. Maar ze sloeg ze dekanessen gaar! Nee, die Alie, die kon zonder het orgel nietmeet ademen . Ze was verzot op het aangapen van de jongens .Als de hooge kast van Oome Hein kwam aanbonkeren over dekeien, dan dadelijk gingen weerszij de straat, met ruk enschreeuw de ramen en deuren open, en dan zwaaien en zwierenmaar, in een duizelende razernij . Daar stond de popmooie, jongeJordaanmeid met een geschminkt kleurtje van opwinding,de kuif hoog, met roode kousen in zwarte trijpen pantoffels . . .een grijze zijden das, een hupse strik van voren, de lusseneen beetje goed uitgehaald, een drilstrepen-boezelaar metPonemen : gezichten. - tnkedaai : alleen-overgeblevene . - Nefke :

meld . - 13ekni sen : bekijken . - Schrabbers : geld . - kiikketikkie : hart .- Kanessen : koppen . -

Page 208: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

206

twee zakken erop, om de schommelende handen in to bergen,. . .tot een verlekkerde krabbedaaier haar een paar blauweluikjes sloeg uit kreunende jaloerschigheid . Even uit hetgezicht van Thijs en Ant, waagde ze er alles op, de blonde,mooie Alie. Dan, zonder haar Bram, 's avonds tippelippelenop den Zeedijk bij Frits Ruska, bij Barend Jansen, in ,,Scan-dinavia' en in het warme stoofje van Joden Sien . Zelfs waagdede deern zich bij Seur, op de Juliana-dansschool; op hetKolkje bij Piet de Schenker, waar ze zich de kluisgaten uitkeek .In die meid gloeide het heete, wulpsche bloed van de Burkjesen al hun avontuurlijke lichtvaardigheid, al was haar oogopslagals van een nonnetje . Dat snee je er niet uit, met geen kortjan!

Karel stapte regelrecht den Zeedijk op . Oele! Het was erstil en saai . Overal leege kroegen, pas uitgeboend, diedonkerden als smalle, scheemrige alkoven . Hier een onuit-geslapen bakkes van een kruimeldief, daar even schichtigvoor een slop, de roode flapperdas van een souteneur eneen beenig-bleeke kop op de loer .

Twee hel-opgedirkte meiden klampten Karel dadelijkheet aan. Op hun groote hoeden zwaaiden zwaar van pronk,zwierig-lichtblauwe struisveeren, nagebootst .- Ippes Karel . . . niks omhande?Karel lachte en joolde terug :- Spinrag op me brood . . . ik pees nie meer.- Skep nie soo op!- 'n Onsie weet wat 'n onsie weegt.- Opskeppe? . . . Ik kom al twee ton tekort an me mart-

spieje . . . Nou gaan ikke 'n kaartje uitkruise . . . meskien hepik sjans 1- Eefegoed krijge we 'n klinkertje he?Karel duwde terug .- Ga wag, hobbelpaard fan Willem III, . .- lachte hij

naar een waggelend dikkertje, dat om bier bedelde . . . ik be-grijp je nie, . . . ik bin altoos soo kort fan begrip he . . . enjij hep 'n babbels as de derdedaagsche koorts . . .- Schuwbarig! . . . schrok deze gemaakt .Krabbedaaier : vechter. - Luikjes : oogen . - Kluisgaten, dito . -

Kortjan : inatrozenines . -. Pees : werk. - Klinkertje : glaasje . -

Page 209: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

207

- M6-je al soo froeg suipe in de morrege?- Morrege? . . . Temee fier uur!- God-sal-me-truttebolle! . . . schrok Karel . . . Dan mb 'k

weg . . . De Heere ontferme u! . . .- Je bin soo tetterig, . . . soo groosig! . . . hoonde Annemie.- Ikke groosig? . . . Ot_h . . . je hep 'n deuk in je eitje . . .

Bin jij nie femilje fan de Duitsche Keiser? . . .Blufferig schreeuwde Annemie :- Nou . . . nog heelegaar in de ferte .- Nou . . . da kan nie fer genog sijn! . . . lachte Karel .- Niks gedaan haur . . . kant an me broek!Annemie, gehaaide Zeedijk-meid, wreed, pervers en

schennend-rauw van stem, was dol op vechten, op zwaar,verwondend vechten. Mooie Karel had al zoo dikwijls er-varen, hoe hevig verzot, verzonken vrouwen waren op beest-achtig knauwen. Voor een krachtkerel sidderden en bezwijm-den ze. Ze wierden krankzinnig verliefd op hengst-patsersen op mannen van heldhaftigen durf. Op den Dijk en inde Jordaan spogen zij op bleeke lafbakken, op bange ontwijkersen wegvluchters. Toch schold Karel het tuig, Al het vrouwen-volk. Want als zoo voor hun oogen op den Dijk een kerelvan elkaar wierd gebokst, dat het bloed over zijn gezichtheengolfde, of een mes wierd vastgestooten op een paarribben, dan stonden de deerns helsch-hunkerend en metverwrongen jammerstem to genieten . Daarom haatte hijAnnemie, terwiji zij Karel Burk om zijn onaantastbare krachten zijn hooghartige lef wel wou zoenen waar de heele wereldbij stond. Haar oogen glansden troebel van zwijmelendenhartstocht. Karel rilde van haar wulpschen blik. En noujuist, . . . nou hij niets anders dan Corry voor zich zag! Metzoetelijk-verhitte woordjes streelde zij hem weer lokkerig .Karel hoonde :- Ik wou maar da'k joti in 'n lijsie had . . . kon ik je ophange !De twee Rooie Peren passeerden hem rakelings ; twee gemeene

pooiers van wie Karel gruwde. Schuw begluurden zijn den lan-gen, lenigen Jordaner en toen snel, maakten zij zich uit de voeten .

Tetterig : suffig . - Eitje : rond hoedje ; hier : kop . -

Page 210: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

208

Oak Karel liep verder. Voor een griezelig-donker kroegjemet versmoezelde horretjes, bleef hij plotseling staan . Wasdat niet Den Leijer, een Scheveningsche visscher, die daarzoo argeloos stond to dralen op het drempeltje van een heelverdacht huffs? Hoe kwam die kwieke kerel zoo aan zichzelfovergelaten, op de gemeene keitjes van den Dijk? Hij zouhem eventjes op zijn boezeroentje tikken .- Hee neef . .. wat ete me nou . . . iij hier?Stom-verbaasd en schuw-geschrikt keek de Scheveningsche

visscher op.- Wat nofi neef? . . . Mit want en stag gereed? . . . Bi

jij 't selfers?- De heele haringbuis, neef . . . Maar hoe hebbe je loop-

stokke jou hier neergeplant?- Niet-dan? . . . Mag ik 66k nie ereisies de mast bekijke?- Fiegelant geseid . . . 't Sel wel droog blijfe bij jou, want

't windje is flak Ooste! . . . Niks omhande?- Nou neef . . . pas geankerd, 't bruist nog voor wind

en tij, . . . 'n uitstappie he, mit 'n Urkertje . . . verleje weekpas binne gekomme . . .

De Scheveninger schoof zijn kleploos petje van links naarrechts .- In de pieranker valt niks meer to besomme . . . 'n Paar

seins tonge . . . 'n paar seins maase . . . en acht seins pappers!- Lijkt na niks.- Niet-din? . . . De see is ongestaedig . . . en bij kerme

alleenig kan 't dook nie blijfe . . . 't Is aldoor nog Been weerdan stilletjes . . . aldoor hooge wind . . . Je kan nie vissche zooje wil . . . Wullie satte aldoor mit de leits van haaks . . . As je'n bietje weer had zou je wel wat vange . . .van 'n tongetje,niet-dan? . . . Maar van 't platvisch is nie erg . . . Erg kleinneef . . . Toen we van de wal vandoan gegaen binne . . . hebbewullie nog 'n paar seetjes gedoan op de kust . . . Maer devisschie van de acre keer, niet dan Koarel . . . hebbe wijmaer nie kenne krijge . . .

Droevig was plots zijn stem ingezonken .

Page 211: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

tog

- 't Is lefende armoe, neef . . . en wij hebbe d'r toch 666khande, leeje en . . . 'n mond . . . al is ete d'r bijsaak . . .

Karel lachte .- Ete bijsaak? . . . Ik find meer'n saak waar je bij mot wese !- Niet-dan Burk? . . . Wullie bibbere temet in kooi . . . Toe

wullie de derde van Sint-Jan al binne waere . . . had-je't lefe al an de glaese . . . God treft ons swaar, nee£ . . . Hetmarsseil staat op se kop!- Kom, kom, k6m . . . boertje! . . . troostte Karel .- Valt niks to komme, neef . . . mijn holsblokke worde

soo dun, . . . ik durf er nie meer op drukke . . . De visscherijgait slecht . . . doodslecht!

Karel kon den huichelvent met de loerend-kleine, grijzerattenoogjes niet zoo wee hooren treuren .- En hoe hep 't je dochter, dat lekkere mokkel?- Nou neef . . . die wort al soo gr66t . .. Maar se draait

to licht in d'r biene! . . . Maar die sal tug 666k 's rekeschapgefe motte van al d'r werke . . . Gistere nog da meissie vanVan der Horst . . . niet-dan? . . . Je hep 'r gesien . . . bij Knier,neef? . . . S66 gesond en s66 voor de Rechter! . . .

Karel begreep . Die zondige huichelaar, hier plots door hemop den Dijk betrapt, op klaarlichten dag, wou den vromespelen om zichzelf to dekken en zijn zieke lusten to verbergen .- Maar . . . maar . . .- Nee neef .. . . d'r is t'r maer den God van lefe en dood 1 . . .

Jonge-jonge . . . bedenk . . . het is soo rauw om in hande tovalle des lefende Gods . . . Eenmaal mot ge toch 't vleeschvan 't gebiente scheide . .'- Je preekt knap, neef . . . Maar mit je eige kom je d'r

nog 'n duitje to kort an . . .- Hou dat nou maer 's goed in de kiere, neef . . .- In de kiere? . . .En weer sneed de Scheveninger Karel's zin af .- . . . Er is maer dine God van lefe en dood . . . die deur 't

Kruis de wereld verlost heb! . . . Dat sel je in nood wete . . .en verders . . . gedig!Mooie Karel z4

Page 212: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

21 0

Karel pakte hem nog bij zijn monkje beet, maar hij ruktezich los, hakkelde het duistere krottrapje op en gromde :- Nee, nee . . ik hep al teveul gehoord . . duisendmaal gedig !

Karel stond versteld. Had hij of die Scheveninger noueen snee in zijn neus? Dat was me ook een panorama! Dekerel liet hem temee met de woorden in den mond . Nu wouhij hem nog wel de tranen uit zijn oogen drogen. Wat moestdie ontzinde smuigervent met zijn riekend monkje in zooeen verdacht roofhonk? Wat een stuk intrige . Wierd datgeen handcatechisatie? Oele! . . . kon hem wat bommen!

Karel stapte weer voort. Zijn knaagverdriet lag weer rauwen schrijnend in hem om-en-om to woelen . De angstgedachtebegon weer to worstelen : . . . zou Corry wel . . . zou Corryniet meer van hem houden? . . . Dagen en weken verliepenen geen neuspunt van haar to zien. Het was niet meer toharden! Vroeger flapte ze er alles uit, onder lokkende woordenen een toch aftergende onverschilligheid. Vroeger vond zehem zelfs in zijn bombazijnen broek nog aanhaalderig, atkleefden ook de vischschubben op zijn vestie . Vroeger wasze dot op ontfutseling van gouden slootjes en snoertjes . Ennou? . .. Nou? . . . Nee, die Corry Scheendert bleef van eenras dat hij niet vatte . Waarom vond hij nu haar oogen zoozacht, en vroeger zoo hoonend en brutaal? Waarom nu haarzoo stil en beschaafd, en vroeger zoo schandelijk nekheffend-trotsch? Nee, nee, het leven brandde to diep in haar oogen ;ze zocht naar bet schuim van den wijn. Die moest de me-neeren-met-slobkousen, dat diep-gemeene, koel-berekendeen onverzettelijke dell . . . Allejezus . . . daar begon hij weerto schimpen . . .

Kom, hij zou even bij Roosje, op nummer tien inwippen .Hij mocht dat glinsterend-gitzwarte, mooie Jodinnetje wel,dat zoo zacht en zoo droef kon knijsen . Hoe was het mogelijk. . .in een zuiptent op den Zeedijk en zoo gaaf tusschen roken jak? Want ook Roosje hield dolveel van Karel Burk .Maar zij weerde alle viezigheid en gemeenigheid af; van

Snee in den neus : dronken zijn. -

Page 213: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

21 2

iederen kerel,, . . ook van hem. Toch bewonderde zij denmooien Jordaner in alles. Ze bewonderde zijn rank figuur,zijn luchtig en licht zich bewegen, het vleiende en lokkend-aanhalige van zijn mannenstem . Zij genoot van zijn schelm-sche levendigheid en zij zag zoo dolgraag, als hij lachte,zijn snoet met scherpe, witte tanden . Doch bet liefst hoordeze hem zingen! Dan stak hij eerst goed van den wallekant .Zijn zoete stem ontroerde Roos je het diepst van alles . Maar aan-raken mocht hij haar nooit . Het eenige bevallige niesse,mopperde Karel, dat zich met angstige teederheid in bedwanghield tegenover hem; nog wet een Jodinnetje ! Zoo ongereptging ze tusschen handkarren en schuiten door . Hij stondvoor haar onthutst, als een trommelslager wien de roffelstokkenwaren ontroofd.

Achter haar blinkend-gepoetst toonbankje bedelde Roosjedeemoediglijk Karel om een liedje .- He vent . . . trek 'n moppie uit.Karel, triest, vol kwelling en jagende onrust van binnen,

in het groezele danker van het kroegje, afgesloten-kleinachter het roode roe-gordijntje, snoof lucht van slechtenbrandewijn en jenever . Alles martelde hem, bracht wroeging,en in herinnering aan Corry, pijn. God, God, wat Boor,wat wee en afzichtelijk allemaal! Alleen Roosje, heel lief methaar frisch blank snuitje en zoo zacht, met die ziels-innige,duistere oogen, zoo vol van geheim en zedig spieden en tochzoo mistroostig kijkend, kijkend naar hem . . . net zooals hijzich van binnen voelde!- Haur je nie genoeg balke, Roosjje .,. iedere afendP. Wit je nog roeie ?- En-6f . . . maar zoo jij zingt . . . zingt 'r niet een, Karel .Een verlangend, schrijnend-week gevoel overkroop hem sid-

derend. Moest hij eigenlijk niet voort, weer op stap? Maarwaarheen? Alles was doelloos in dit jammerleege leven . Onwil-lig tastte Karel naar de harmonica op het verhooginkje bij depiano. Toen trok hij nog meer naar achteren, naar een heeldonker hoekje van het wijnhuis .,, en heel zacht began hij .

Rode : eten. -

Page 214: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

zitAls een ineensmeltend geklank van twee violen, twee smee-

kende toontjes, klonk de harmonica op in de donker-zoemen-de kroegstilte . Mooie Karel zong erbij als een inwendig-ver-brijzelde, droef en van heimwee gebroken . Het wierd eigenlijkgrienen, niets dan grienen . Burk voelde dat hij huilde, echthuilde, terwijl hij zong . Hij huilde zijn verlangen, zijnschrijnend en heet-hunkerend leed uit, naar Corry! Dehuil sloeg in zijn stem over; vrat en woelde alle zanggeluidheesch in hem weg. Hij snikte verborgen.

Roosje, achter de toonbank, stil onder haar glazen muur-buffetje saamgedoken, schrok ; onderging Karel's vreemde ver-bouwereerdheid als een inbreuk op zijn sterke mannenwezen .

Hemeltje, hemeltje, was dat de dol-vroolijke Karel, dealtijd stoeiende, de guitige Mooie Karel, . . . die met zijn on-beschaamde pret en zijn cooed; met zijn kroelen en zijn spotin alles den brand sloeg? . . . Toch zong hij effetief ontroerend,oordeelde Roosje . God, zoo kommerlijk, om mid to huilen IWarendig, ze had al een natten neus .

Karel, op zijn krukje, de harmonica los over zijn knie,zat verzonken in het groezelige herbergdonker en staaroogdewezenloos voor zich heen . Hij voelde zich wegdrijven vanalles . Neen, hij kwam zijn martelverdriet nooit to boven,nooit, nooit ! Hij raakte er niet uit . En toch zong hij, zacht-inge-houden, door schrikken en angsten aangegrepen! Hij zouwel nimmer willen eindigen . Hij haatte het gonzend gewemelvan straatmenschen . Het liefdeverdriet zoog aan hem vast,van binnen . En tot zichzelf zei hij : . . . huil maar Karel, huilmaar . . . bedwing je niet meer . Wat kon het hem schelen, of zehem uitscholden voor huilebalk? Was hij het dan niet gewor-den? God, God . . . hij, de geweldenaar, de temmer van Corry!Plots overduizelde hem weer een stoutmoedige geluks-

gedachte. Een golf van leefmoed sloeg onverhoeds hoog opin zijn ziel, onder een wild en prangend samendringen vanallerlei wenschen en begeerten . Hij moest naar haar toe,hij moest Corry opeischen. Hij moest haar ineesleuren, wigvan de eenzaamheid . Zooals nu, in rouw en wanhoop, ging

Page 215: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

213

hij geheel en al zijn ondergang tegemoet, zijn vernietiging .Alles van Corry riep hem onbezonnen naar haar toe! Zijnzwakheid was geen zwakheid of domheid . Hij leek wel tam-wild, maar hij vreesde niets . Maar toch . . . al was zijn liefdezoo vlamvurig als de zon, . . . haar halen en opeischen . . .het zou weer opnieuw voor de trotsche meid een krenkingworden, een schimpende verbittering . Met angstige voor-gevoelens doorleefde hij, wat er dan zou gebeuren .

Al zachter speelde hij zelfverzonken door en zijn teedere,dwalende stem klonk nauwelijks meer in het kroegje . Nogeens bekeek Roosje hem en ze kon over zijn vereenzaamdejammerlijkheid niet uit . Die man, alleen dans en jool, geb-betjes, schreeuw en aanval, en nou . . . God, God, ze voeldehet hartverscheurend ., . er kwijnde een groot verdriet in dienknappen kerel . Dat was vast, reken maar!

Met natte oogen, dood-onverschillig, zwaaide Burk deharmonica bij den vet-glanzenden riem op het verhooginkjeterug, en in-droom-verloren stapte hij het kroegje uit, groetteRoosje nauwelijks . Geheel verdoofd door zijn wroegendedroefheid, overstelpt van angst, onrust en twijfel, slenterdehij de Prins Hendrikkade af. Alles in hem bleef omfloerst-willoos en doelloos in een wrokkenden huil verstard. Entoch besefte Mooie Karel, al voortmijmerend, dat hij Corryslechts door een ding terug kon winnen : door juist van zijnbezetene en schennende liefde to zwijgen ; door to wachten,at maar to wachten, eindeloos-geduldig en weg to kruipenin de duistere diepte van eenzame en opstandige wanhoop.

II.

Ongemerkt stond Mooie Karel in de broeisch-zonnige Jor-daan, tusschen het schaamteloos-rumoerig gewoel en ge-schreeuw zijner opbruisende buurtgenooten . Voor het half-af-gerotte trapstoepje van Ko Pijpelak's wo6n, bouwvallig krot,vlak boven Jaap de karrenverhuurder, hoorde en zag hij eendrom wild-krijtende menschen bijeen . Een opstootje? . . . vroeg

Page 216: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

214

hij Hannie Potje, die met Jan de Likkert dwars tusschen hetlawaai in, naievelijk over zijn geelziekte praatte en van zijnkameraad vernam. dat hij roggebrood met wandluizen moestslikken, dan was de geelziekte meteen foetsie! Jans, deoliekoeken-bakster en de Wipneus, het wijf uit het kook-stellen-winkeltje, vertelden dikdoenerig en tragisch wat eraan het handje was . Mooie Karel's belangstelling vlamdeplots roekeloos op .- Hij sal 'm afpijgere . . . nog fodr de nacht falt! . . . vloekte

Jans de oliekoeken-bakster, met roode vlekken op het gezichtals ingebrande schandmerken .

Ko Pijpelak en zijn vrouw met het heele gezin en de be-rooide inboedel, zouden nog dienzelfden avond de woningworden uitgezet. Karel schrok en in woede barstte hij los :- Dan sal-ie fan mijn toch eerst 'n pak op se dekschaal

geniete . .. voor ie touw en blok buite hange siet!- M6 je oferwipp2 na de Leliestraat, . . . viel Leentje

Vier-uur vlug-slim bij .Nijdig sloeg Karel naar de buurtpronkster en vreesachtige

bemoeial af:- Stuur mijn 'n kraai ajje je beene uitstrekt . . . ikke

fraag je niks!- Ik staan je prames! . . . viel lachend de spotvogel Bruine

Piet Mooie Karel bij .En weer, in een verwarrend en jachtig woordengedrang,

vertelde hem een lange vrouw met uitgeklierde ooren, dathet gods-onmenschelijk-schandalig was, zoo een heele kluitin het donker to doen ontruimen en op de keien to laten bivak-keeren. Telkens stokte haar stem en dan stierven haar ver-kluwde zinnetjes in een treurig gepruttel weer uit . Er tusschenin verhaalden anderen weer, dat Ko al twee jaar uitstel hadgekregen van de Huurcommissie ; dat hij het verdomde overhet IJ zijn bullen to planten en nou, tegen dreigementenen waarschuwingen in, zijn ,uitstel" misbruikt had . Dochnu was dat hoog-bevelende serpentje van een deurwaarderkomen opdagen, en die had ineen van de dreiging een daad

Afpijgere : afsterven. - Beenen uitstrekt : sterven gaat. - Pramesstaan : er deel aan hebben. --

Page 217: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

2V;

gemaakt. Daar stond argelooze Ko Pijpelak met zijn gesnorontredderd, over een paar uur zonder dak . Toen wierd ver-ontwaardigd gesmonseld tegen en gevloekt op een gierigenkerel, die aan den overkant woonde van de Madelievenstraat .Dat was nou zooveul als een . . . kunst-afportretteerder, zooeen knoeischilder met verfjes, die nou al jaren geen stapop zijn eigen vloer had gezet . . .- Bestig! . . . schreeuwde Karel . . . Maar ik mot die

tappersbaas fan de Leliegracht, die krotjesmelker fan Ko'tjese peleis . . . die mot ik 'n woordje ansmoese . . . Ik set sun 'tliedje fan de Sjeik late singe . . .- En mijn jaag je de kelder in . . . . stoof Leentje Vier-uur

in haar dofroode jak, verontwaardigd weer op, . . . as ikke defent se adreskaretje geif!- Ik staan je prames, . . . lachte hoonend-in-de-maling-

nemerig weer Bruine Piet, met een leelijk verwrongenspotgezicht .

Doch Karel kaatste terug :- Jij . . . bruine hengst? . . . Gaan jij maar aschpotte mit

'n keukemeid fan de rijkdom . . . krijg je lekker to bikke . . .kenariegras, . . . hei-je noodig! . . . Hier maak je hullie hart-stikke misselijk .- Krijg de aarepelsiekte!De woelig-verbolgen bewoners overschreeuwden elkaar

weer en hitsten tegen het uitzettings-schandaal op . Het waseen groote kamer, dat niksnutte vertrek van then mallenschilder; een kamer die toch totaal leeg stond en vervuilde ;een kamer die voor geen enkelen arbeid diende . Al de meelij-buren ging het aan het hart . Maar de doodonverschilligeeigenaar kreeg zijn duiten en het giftige opzichtertje bemoeidezich verder met niets .- Hee swambalg l . . . viel Karel weer uit naar een op-

gezwollen vrouwtje, dat van alles het naadje van de kousscheen to weten.- Mo je, palingtrekker?- Poekele geif niks . . . ijskoud doen!

Gesnor : familie . - Poekelen : praten . -

Page 218: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

210

- Jij bint soo loojig . . . hijsch je eige oferend!Hein de Drommedaris gaf Karel royaal gelijk . Het ge-

schiedde allemaal zoo bedriegelijk en pal aan den overkant,terwijl Ko Pijpelak met vrouw, een dochter van negentienj aar en vier kleine kooters, vannacht nog zonder dak zoustaan. Schande, schande!- Se moste sijn mit klinkers afmake! . . .Een vaste burcht is onze God, zong de Diaak ; . . . jawel, al

had je maar vast een achterklapper en een hanebalk voorje hijschtouw .

Die menschenkluiten wierden hun wooing uitgedrongen,omdat de bloedeigen zuster van den huisbaas, een weduwemet vijf kinderen, niet meer boven haar broer van de Lelie-gracht mocht wonen en nou zelve geborgen diende toworden. Zoo rauw als die stakkers van Ko Pijpelak nou rade-loos heen en weer wierden gesleurd! Was om to grienenvan woede. En aan den overkant, tergend, dat groote leegevertrek, een verwaarloosde, groote kamer, waar die afportret-teerder nooit een levenden poot neerplantte! Was dat Beenhaatgezicht? Het greep Karel ook in het hart . Zoo een branie-deurwaardertje . . . een weekelijk kneutje om dood to drukken!Hij kon het niet langer aanzien, Karel. Van zijn armoe zouhij met ze deelen, al wat hij bezat . Dat beursen en kletsenvan het meelij-gebuur en de heele Christelijke gemeente,hielp ook Been snars. Al die leuterende, jaloersche en kwaad-sprekende koppen bij mekaar . . . hij kon er wel op spuwen!Hoor opdringende Vuile Trui ratelen en bezoedelen . . . Niksgaf ze dan fladders .

Karel hoonde, scherp en nijdig :- Ga jij maar na 't Luthersche bessieshuis, ontredderd

hart, . . . hei-je de ruimte . . . kA je uitblase na Noord, Suiden West tegelijk!

Jans, de sigarenwerkster en Me, de koffiepikster, wouenook wat uitbrullen tusschen geschreeuw en getier . Maar Karel,in een soort van overschuimende pret uit verbittering ge-brouwen, weerde alle wijvengekakel af .

Kooters : kinderen . - Achterklapper: achterkamer. -

Page 219: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

217

- NI8 je nog 'n stuifer afsnijsel of 'n slok blauwe aluin? . . .Je krijgt geen sjoege bij mijn!- Hoof sijn! . . . heb ikke 't daan?- Jullie binne sukke fesoendelijke fommese . . . . gierde

Karel, . . . en alle fesoendelijke wijfe binne swaar en blind-gebore . . . Geef mijn maar de lichte, mit haarlie kikkerbeet!- Soon soekende siel!- Nee slenterkat, . . . la jij nou gauw je beskimmelde

huid fergulde! . . . Laup jij maar je diemant-slijper mit 'nknakie en 'n dikke paling achter se tobbe!

Jans, paarsrood opgezwollen van drift, vloekte . Maar Kareljoolde duivels er tegenin :- Wa jij poekelt sandblad, ken d'r 't daglicht nie fele . . .

Ikke heb nog meer snuif foor je, gifmengster fan Breda . . .'k Gooi er 'n lekker gangetje in . . .- Jaij ? . . . Jaij ? . . . Auferschot fan me arremoej !- Ik ken je nog wet 'n gesond niesse besorrege, mop-

does . . . . ironiseerde Karel voort . . . Jij bin net soo half-belansas al de acre wijfe . .. Je bin wet femilje fan me . . . fanAdamswege . . . . maar ferders heb ikke geen weet fan je, pepierefontje .

Plots schalks zong hij luid :Hier hei-je KrissieFan de Jerdaan .

Laat 'r maar skuifeLaat 'r maar gaan!

Karel kon het niet langer verkroppen . Hij kende KoPijpelak als een ongebraden warme-penen-en-mosselen-venter, die hard baviaande voor zijn zwaar en Zwart nest,dag en nacht . Lotsbestemming! Hij zag Ko misvormd enhalf-wezenloos aan het trapje staan . Die kerel kon zijn eigenniet meer houden! Zijn heele gezicht verwrong, verbetenvan verdriet, drift en angst . Hij stood er in wanhoop bij alseen hert door honden besprongen . .. Karel zag tranen inKo's oogen biggelen. Doen, doen . . . drong het in Karelop. De meelij-buurtjes wouen in zelfbedrog wet helpen,

Een stuiver afsnijsel : doelt op versche waar, aan de kar genomen . -Frommese : wijven. - Poekelt : spreekt . - Frontje : gezicht . - Ba-yiaande : zwaar werkte . -

Page 220: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

218

naar hartelust, maar konden toch het heele stel niet onder-brengen. Barend de kattensnijder van driehoog-achter, wouwel zonder verhoovaardiging een meid voor een paar nachtjes .En Willem de Majoor-blikslager, kon wel een jongen op de,,difan" nemen . En hevig-snikkende Lien uit het grutterijtjeaan den hoek, zou er wel eentje bij haar morsig spok duwen .Dat ging allemaal voor een weekje. Maar wat dan? Naarde kinderpolitie met de kooters, of alles bijeengepropt ineen stinkend vocht-keldertje?

Mooie Karel voelde het wel : hij moest de koetspaardenweer roskammen tusschen dit geharrewar . Ineen schootonder zenuwtrillingen, een hulpwil wortel in hem . In half-verstikte en teruggesmoorde drift zei hij tot zichzelf :- 't Sal uit wese! . . .In verbluffende woede, met al zijn hartstocht, onstuimig

en geweldig van vaart, ging zonder een woord meer to ver-spillen Karel, zijn tanden knarsend over elkaar heenschuivend,aan den slag .- Krijg 't skimmel! . . . vloekte hij nog naar een vent,

die hem een nieuw ,inzicht" wou geven met tragisch-verzwakte stem, in het deerniswekkende geval .

De buurtgenooten, gissend en toch niet goed beseffendwat Karel wou, gichelden angstig, keken schuw rond enhitsten toch elkaar brutaal op, om Burk's vermetele daadal vooruit in bescherming to nemen tegen politie of lam-lendige bemoeials. Enkele heftig-driftige, korte bevelwoordensmeet Karel naar Ko en zijn vrouw toe, en zonder omzienstapte hij het nachtdonkere steektrapje op naar de schilders-woning aan d'overkant. De smerige, ontverfde deur van het,,atelier" hing los-slap in het kleine slot . Even aarzelde Karel ;doch toen liet hij zich met zijn geheele zwaarte vallen opde deur, die na nog een paar bonkstooten terugweek . Eenoogenblik flitste hem Frans Poort door de gedachte . Diezou zijn koppeltje kienen heel anders opgegooid hebben .Voor hem bleven er alleen schaduwen en geruchten!

Achter Karel's rug verschenen bang, bleek, verwrongen

Page 221: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

219

en schuw, sterk-riekende Ko Pijpelak en zijn vrouw en allerleiontdane, overmoedig-lachende, spottende of ontstelde buren-gezichten. Zij loerden alien alsof Burk een diefstal had ge-pleegd. Drommedaris met zijn hoogen rug, verklaardeoverijld plechtig, dat er niets aanwezig was in de heele kamer .Al de nieuwsgierige koppen keken op tegen gordijnlooze enkale vensters, tegen vervuilde muren, waarop groote, grilligevochtvlekken velerlei gedrochtelijke gestalten hadden uit-gevreten in de morsige kalk .

Verachtelijk trapte Mooie Karel een wrak-afgeschilferdkrukje om tegen een manken, beklodderden, donkergroenenverf-ezel .- Weg mit dat brandhout !- Och, och Karel!- Weg mit dat varkesgras . . .- Guns Karel . . . maak geen schorempies en bran je

hande nie! . . . riep met benauwde stem en boosaardig-wantrouwelijk gezicht, Thijs Stompie .- Hande brande?Karel's oogen gloeiden hel licht af.- Netuulik . . . het is d'r ommers soofeul as braak . . . Je

krenkt 'n aars eigedoml . . .- Op Hartjesdag . . . as me fader 'n bok slacht mit dolle

kerfel, mag je me raje Thijs . . . Pas op . . . of ik rek je uitas me janker! . . . donderde Karel nu met schrikkelijke stem .- Maar . . . maar . . .Karel stampte op den grond. Zijn wijd-gesperde oogen

gloeiden en aan zijn gouden kuif ontspatte licht.- Och, allemansbuur . . . spijtig felletje . . . jou salle se niks

make hoor! . . . Lik jij maar fijn soethoutsuiker fan je feeme,pronkend goudhaantje! . . .Ik slaan 'n guide plat as 'nriksdaalder en jij betaalt 'r twee-fijftig mee . . . Kom, laenewe ons out gaen lange, . . . spotte hij in Scheveningerstaal,den pas op den Zeedijk gesproken stiekemerd na .- Me hart kiopt me kepleet in me keel . . . zuchtte Bet

Bleekpoeier, . . . het gaant rikketikketak soo flug!Schorempies : grapjes . - Janker : harmonica . - Feemen : vin ers .

- Out : hout. -

Page 222: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

220

- WI je seker gauw nieuwjaar hebbe, . . . schertste Karel,verhit ademend.

Hel jubelde hij weer :Meester BobSonder kopSonder oore

Soo is meester Bob gebore! . . .Naar alle kanten joolde en grapjaste Karel er levendig

tusschen door . De boert spoot zijn wezen uit . Hij keek uit-dagend, hel en bijtend, terwijl toch onder in zijn ziel eenvreemde, daemonische en reutelende gevoels-verwilderinglosbrak om al de schrijnende en wisselende ellende van zijneigen leven. Karel rekte zich op in zijn voile lengte . Er trildeweer hypnotische macht in al zijn bewegingen. Zijn slanklichaam, lenig, sprong en rende overal heen . Hij was weerde hartstochtelijke guit, de brutale spotter en de guile goeierd .Voor iedereen had hij een hekelwoord of een schelmschliedje .- As jij uiesaus heb geslobberd, m6-je nie soo dicht

op me hande staan, . . . viel hij stoeisch uit naar Bruine Piet . . .Ik wil nie snuffele wat je frouw heb klaargemaakt .Beleedigd wendde Bruine Piet zich af .- Die is d'r alleenig lucht en zucht! . . . riep Karel oolijk

naar een afgrijselijk-dikke vrouw die zich nauw kon bewegenvan boezem-zwaarte . Een hel-blauwe boezelaar overspandestrak haar geweldige buik en een korte jak ontblootte half,armen als dijen . Bij het kleinste gebaar schommelden dwaas-groote oorbellen van valsche paarlen mee aan haar gedrochte-lijk hoofdje, en bij ieder woord dat ze zei, stond ze to trillenop haar vetlogge beenen .- Sure appele mins, . . . raadde Karel, . . . sure, nog

suurder as je fieselemieKo Pijpelak, zijn wijf en kinderen en al de saamdringende

buren, gaapten Karel aan als een levend wonder. Zij kondenniet uit over zijn kracht, zijn behendigheid en zijn durf.De Madelievenstraters schrokken ook niet terug voor een

Page 223: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

221

geweldje. Maar dat liep hun toch A1 to kras . Karel deeldevoor- en achterdoffers uit om niet.

Een gitzwarte meid, Naatje Haarolie, die Karel telkensdwars voor de voeten schoof, keilde hij ruw opzij :- An jou steek 'k me kabel as ik to anker kom!. . . Geef

me 'n rooie haar fan je swarte knar . . . Kom, . . . mot jij Beenfolk spreke Naatje? . . . hoonde hij scherp . . . Hier bin je tofeul . . . schoppel soo nie, kluifhout!

Een ieder raakte verbouwereerd of ontzet . De mannenen vrouwen keken, gluurden of stotterden iets benards . Wanthet was intusschen toch maar een anders eigendom! En omje dan zoo maar met geweld toegang to verschaffen! Erklonk angst, door bewondering getemperd, in de roepstemmennaar Karel :- Koarel !- Wat gaan je beginne! . . .- Hee Karel . . . de heile Jerdoan kijkt je an!- Komp dik in orde hoorl . .. weerde Karel weer af . . .

Ik staan d'r foor . . . ik alleenig! . . . Die verfkladder sal ikked'r wet op se boeseroentje kloppe!

Weer zette hij in, met vol-hooge, klank-smeltende stem :De bakker op de hoek

Die hep fenacht geblaseDe bolle uit se broek

Ik hang se foor de glase!De buren schaterden zenuwachtig, wild, ontroerd en toch

hevig opgeschrikt door Karel's daad, die leek op list en af-dreiging .- Ik seg je Ko, . . . kreet Karel in hartstochtelijke op-

winding, . . . jij strekt hier je kuite uit . . . en je frommesbreit 'r hier d'r trui ferder . . . en je kooters gaan daar indA groene ledikantje maffe . . . En de skilder mag gaanskildere . . . dat is d'r toch 'n nut gedeeld door twee . . . WAjij, Piet fan Engel . . . lus je nog'n happie? . . .La jij nou es jeskeermes flikkere, of mo je je kammetje, je spiegeltje en jesijje stroppie terug?Knar: kop. - Schoppel : schommel. - Stroppie : das . -

Page 224: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

222

Ko Pijpelak, de bange, argelooze en quasi-opbruisende,wou zichzelf opschroeven in moed en aan zijn eigen drift-verschrikkelijkheid gaan gelooven .- Allejesus Karel . . . ik bin nie gauw nijdig . . . maar as . . .

as ik tug 'ns nijdig wor . . . as . . . as . . . as ik kwaad wor, . . .dan ete se nog geen pap mit klontjes bij me! . . .

Karel gierde om plots-moedig-geworden opschepper-Ko .Hij zag nog zoo de tranen op zijn benauwde, groengrauwegezichtbiggelen, . . . die dooie brasem met zijn muffe sausluchie .Die kous was of 1 En nou deed die angstige Pijpelak koenen manhaftig, onder zijn ophitsend bestier .- Knap soo, . . . spotte Karel, . . . geef jij se maar fan

klets-klets . . . Nie sikeneurig, kwikstaart! . . . Gaan jij maarklinkemutse op karrewei mit je liefe Trui en stap maardapper in de mannekuil, Ko!- As . . . as ik kwaad wor, . . . dreigde Pijpelak weer,

spannend zijn pezen . . .- Dik in orde, meester, . . . gierde Karel, . . . glij maar ofer

't asfalt . . . Haal jij maar foor de schrik wat onder-de-kurkbij Ouwe Droppel . .. en maf se!

Karel beloofde then nikker van een schilder op to zullenzoeken .- Hij krijgt op se jak soofeul astie lust, Trui . . . foor

de goksie, . . . maar hij lust niksl . . . joolde Karel .En tegelijk drong hij er op aan, voort to maken, anders

zou de politie gaan afstempelen . Die slokkers dregde hijliever uit de Prinsengracht op .De vrouw van Ko Pijpelak jammerde naar Karel, dat ze

in zoo een vuilen boel, zonder dat er een hand was schoon-gemaakt, toch niet kon gaan wonen P Hoe zou ze zich kunnenroeren P

Karel stoof op, woedend :- Hoor es Trui . . . sluit je kake of roep Jan de Likkert, . . .

daar staant-ie . . . die likt de boel wel foor je skoon . . . Ofleit-ie soms as Moses in se biese kissie to sluimere op defliet tut de kermisweek f66r Pasche? . . . Oele! . . . D'r op

Mannekuil : bed . - Goksie : voor nets . -

Page 225: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

223

sal je . . . Sit d'r geen tier meer in je bast? . .. Hee Bet . . .hee Klaas . . . hee Geert . . . jonges Kamperbrug . . . helpauk 's 'n handje! . . . Hee Poppetje . . . hee Simon Tweeduim . . .hee Willem Houtebaard . . . me gaan ferhuise1 . . . Hee Slenter-kat . . . jij auk an de melochem . . . ja, jij auk, sleeper . . . Al blje nog soo raar geschape . . . sjouwe sal je!

Even zag Karel een slanke meid staan blijven. Zij hadeen hoog-koper-blond, zijdezacht kapsel en drie schildpad-kammen fonkelden fijn, in tooverachtigen October-goudglans .Burk schrok, ontroerd, en duizelde . De gouden dos vanCorry . . . In een ruk vermande hij zich . Zelf gaf hij het voor-beeld en pakte aan met ongetemde kracht en moed . Hijsjouwde zich in het tweet als een hevig-zwoegende kruier .Hij haalde den boel van den overkant en plakte zooveelmogelijk gelijk het stond, alles veer op de schilderswo6n .Vele handen hielpen hem nu tillen, torsen en ophijschen .Burk wondde zijn vingers en scheurde het vel van zijn polsenopen. Het deerde hem niet. Telkens zette hij nieuwe menschenaan het werk, onder bijtende, felle en uitdagende scherts .- Hier, Slabberjan . . . Lange Klaas . . . Rooie Stefe . . .

kom uit je eethuisie he? . . . Je bin alweer drie pond gegroeidin de dikte . . . Kom, hou nou es je soetebek . . . kauw op jetong en geef An!Kleine Ko Pijpelak cancaneerde van blijdschap op zijn

vermolmd trapstoepje . Hij lapte vandaag alles aan zijn hielen .Zie je, hij kon niet kwaad worden op then gemeenen fieltvan een huisbaas, maar as . . . as-ie kwaad wier . . . Toen zonghij half van vreugde naar Jaap de karrenverhuurder en naarKleine Dorus :- Die Karel . . . die Karel . . . die eenige Karel! . . . As die

fent geen ton waard was, hiette hij geen Ko meer!Ook Drommedaris, een kachelige kerel, bolde zijn rug

al hooger op, uit louter vergenoegen om Karel's koenheid,en Jans, de oliekoeken-bakster, krabde van geestdrift deroode vlekken op haar ingedrukt gezicht tot bloed . MooieKarel dolde met al de overgebrachte en verminkte meubelen .Melochem : arbeid . -

Page 226: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

224

Toen hij met de kracht van een athleet en den haperigensteun van wat strompelende jongens, een zware kast weg-droeg, spotte hij :- Beulswerk ferdomme . . . sonder oranjebittertje! . . . Uit

skellefisschies op de mart haal ik gouwe ringe . . . en hierkrijg ik nog geen derde part fan me sjouwloon! . . .

Angstig schommelde de kast tusschen zijn geweldigemannenarmen. Eenmaal boven, hijgend en bezweet, bootstehij een uitverkooper na :- Boer, boer, boer, fait d'r niks to sjaggele? . . . Minse . . . in

dit mesiefe, eike meubelstuk sitte de pijpebroeke mit strookiesfan Trui en de kouse mit skullepies fan Lotje Schar . . . enrokkies mit kantjes . . . en . . . en kimoneschortjes fan Bet deKwijlert . .. Wie biedti . . .

Het wierd al schimpender lawaai rondom . De opgehitsteburen gierden van roekeloos pleizier. Leentje Vier-uur vattevuur en viam. Ze was dot op Karel, maar die ellendelaarstootte haar telkens van zich af. Mooie Karel stormde alweernaar beneden.- Jullie krijge op je lappe, . .. dreigde hij, . . . as je

nie helpt! . . . Ik heb haast, . . . ik mot uit hooie . . . Heekliekjesfreter . . . Jan de Likkert . . . pak-an . . . het binne geenheete hangijsers en je steekt 'r geen drie fingers in 'n be-nauwd hart mee! . . . En jij auk, Arie Drekton, . . . loop soohard asje ken . . . en dan nog 'n beetje harder . . . We werreketoch allemaal foor 't kerkhof . . . Hee . .- je glijkt mijn as op'n duitje . . . Gesellige buurafendjes komme later . . . Lach jeuit je naad Hein . .. maar poot-an!

Mooie Karel vreesde aldoor dat uit een dwarsstraat eenklabak zou aanslenteren . Dan moest het heele nieuwe akkertjevoor Ko, wijf en kooters, onbeploegd blijven . Maar telkenslachte Karel weer zijn heerlijken, uitdagenden lach . Al hethachelijke van de daad wou hij alleen op zich nemen . Burkvoelde ook wet inwendig dat hij een geweidje had gedaan.Maar het kon hem nu niks meer schelen. Want gloeienderwas in Karel de gedachte, aan de onmenschelijke gemeenheid,Drie vingers in een benauwd hart : het laatste van iemandwegatelen.-

Page 227: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

225

dat daar een totaal ongebruikte woning, waar niemand wataan had, jaren leeg bleef staan, terwijl pal aan den overkanteen troepje brave, goede zielen, al de woelige Pijpelakjes,zonder dak boven het hoofd den nacht zouden zijn ingegaan .

Ondanks een telkens onderbreken uit angst voor politie,die van het opgepropte yolk onwillens, de situatie's zou ver-nemen, was in een paar uur de zoogenaamde groote boel over-gezet. En nu alles stond, brak eerst de echte vreugdejool los .- Hiep . . . hiep . . . hiep . . . hoera! . . . hoeraaa! . . .Toen de kloeke en blankhalzige Lien, met de smaragd-

glanzige oogen, Ko's oudste dochter, tegen schemer vanfabriek naar huis stapte, met haar zwarte schildpaddenkammen in het gouden haar, bleef ze verstomd van ver-bouwereering uitgapen. De vrees voor de geweldsdaad wasin alien geweken . Mooie Karel zou den schilder wel sprekenen then bestevaar aan zijn verstand brengen, waarom hijgedwongen was geweest den man onder-verhuurder to maken .Neen, zoo iets hadden ze nog nooit beleefd. Oud en jong, overramen, aan deuren en op stoepen, bleven gieren van roekeloosjolijt en Lien Pijpelak, de lieve, slanke dochter van Ko, metde glinsteroogen vol geluk, viel Karel openlijk om den hals enzoende hem hartstochtelijk dat het klapte. Wat een heerlijkeheupen had die meid, om haar zoo op to tillen. Beduusdineen en ontsteld over zijn eigen zinnelijke opwelling, eenvlaag van begeerte, sprong Mooie Karel weg, zonder rondto kijken. Hoe kon hij nou weer zoo verliefderig zijnl

Vaag, achter zijn rug, hoorde hij nog de snoevende enbang-opgewonden stem van Ko Pijpelak, in het halfdonker,waarmee hij nu zijn dochter bedreigde :- Alleheerejesus . . . wat dan? . . . Je weit, Lien . . . kijke-

reisies . . . ikke bin nie gauw kwaad . . . wat dan? . . . Maaras . . . as ik tug kwaad wor . . . dan bikke se nog Been papmit kluitjes bij me!

's Avonds liep Karel, soezend en ellendig van wrevel,weer den Zeedijk op. Hoe mal, - hij moest in ijdelheids-

Mooie Karel

15

Page 228: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

226

zonde het zichzelf bekennen, - hij hunkerde naar de mis-troostige oogen van Roosje . Wat een gek lampenglas was enbleef hij toch! Maar op nummertje tien, waar Karel inwipte,het danskroegje vol rooden smoor en trillenden walm, wasze niet meer . De kleine kasteleines snauwde kort naar hem toe :- D'r uitgaansafend!Een strop, vond Karel, een kwade kans, die hem ver-

vreemdde van al het warrelgewoel . Stil-giftig en huiverend-verveeld slenterde Karel Burk danshuis in, danshuis uit .Bij Dikke Teun kreeg hij een hartstochtelijke bui. Hijgreep allerlei fabrieksmeiden vast en tolde zoo luidruchtigen snel, alsof hij ineen verlost was van alle hartzeer . Waarommoest hij walgen van zure bedstee-luchtjes en menschen-uit-waseming en hun grof-bezweete koppen? Waarom zichgrootschig uitrekken boven al die afgeknoedelde zwabber-janussen uit de slaapkrotten? Had hij zelf zooveel deuntjesmeer staan op zijn pierement?

Karel bespotte kil-nuchter zijn eigen misselijke gedragingen .Tusschen zoo een hut menschen voelde hij zich maar het

veiligst, al stonk het er naar rottend stroo . Wat was hij beterdan de kerels met renpaarden, die waschpitten, die zwab-berende varensgezellen? Speel maar stoepie-blauw, als van-ouds, en let niet op je pijpenbroek!

Een begoochelende juffer-in-het-groen met gaatjeskousen,lachte gestolen naar hem toe . In een zet en een wet zoudronken Karel gepiept zijn, dacht de hittige deem. Zegichelde zwoele en dompe gemeenigheidjes uit en toenZwarte Teun, haar souteneur verscheen en door haar inde maling wierd genomen om Karel to behagen, kreeg zevan haar vent een scherpen schop tegen de buik dat ze rauwen snerpend gilde van pijn . Een driftbeving schoot doorKarel's knuisten .- Oele ! . . . gromde hij in zichzelf, . .. anneme-hanneme-

sAme mit da geboefte . . . hei-je niks mee to make . . . en slobberalleenig maar je taskefee!

En hij danste voort, in het gewarrel zijn glad gezicht star enAfgeknoedelde zwabberjanussen : dronken stellen. - Hut menschen :

zwerm menschen . - Renpaarden: vrouwen die werken voor soute-neurs. - Stoepie-blauw : jongensspel, overloopertje. - Juffer-in-het-groen :lichte vrouw. - In een zet en een wet : in een ommezien. -Anneme-hanneme-same (eigenlijk : anneme kaneme-me8same) : letsvinden of doormaken. - Taskefee : kop koffie . -

Page 229: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

227

koel . Onder het zwierzwaaien bedacht hij weer en weer : . . .wat was hij beter dan al dat valsch-loerende gatijssem uitdwarsgangen en roofholen? Hij zou toch alle gelok en gelachvan de Zeedijksche, lieve meiden voor immer hebben ge-weerd? Dat had toch als een menschelijk voornemen in hemrondgezongen? Al zijn nare uithuiselijkheid zou in hemafslijten . Hij verlangde naar het stille . Maar dat waren maarkonkelefoesies . Want daar stond hij opnieuw als dronkenlap,een kale bok, in de branding van het rumoerigste Zeedijk-gewoel, als een eerste krautert .

Golven lawaai gutsten weer tegen hem op en geheel on-verwachts kroop een angst smorend naar zijn keel : Corrygaf toch geen duit meer om hem! Hij kon zich best achtereen trasraam ophangen; hij kon zijn eigen verzuipen, of gaanvaren . . . en van varen wier je rijk! Het kwam er tochniks meer op aan. Al wat hij deed en al wat hij zou worden,het wierd toch niet meer door haar nagesmoesd . Zou zijzich kommernis geven om een slungel, een lubbert van zijngehalte?- Steek de maurd . . . oele . . . en schof je nou!Hij kon niet meer gelooven, zooals nog een paar maanden

geleden, dat zij toch nog om hem gaf. Al stal, al moorddehij, het kwam er nets meer op aan. Tabee . . . tabee . . . en rechtvoor het Taken weg ! Er bestond ook Been vertier meer voor Karel,geen afleiding. Hij kon het op heden toch maar aanzien, datzoo een vuile galghond van een souteneur zijn verdierlijktefrommes hieuw en trapte waar hij bij was. Hij liet alles flad-deren zoo het wou! Hij had geen lust meer in platduiven . Deballetjes op het biljart kon hij zien rollen als een groote, leegemalligheid. In hengelen had hij geen fidusie meer en als hijdanste en zong, . . . oele! . . . dan ging er nog dat stille gekreundoor hem been van zijn verborgen verdriet en voelde hij hetzachte gisten van zijn wraakverlangen . Moest dat zoo blijven?. . .Oele! . . . Hij was nog zoo ellendig jong . . . mit soo feelop se foelie !

Karel tracteerde zwoele en vleierige rokkenzwaaisters, zooGatijssem : gemeen yolk. - Krautert : zwerver. - Lubbert : sul. -

Schof je : zwijg. - Tabee : gegroet, goeden dag. - Frommes hieuw :vrouw sloeg. - Foelie : kerfstok, -

Page 230: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

228

van het duistere Kolkje en de gluiperige Achterburgwallen,op bier en glaasjes rood .

- Jij bint soo weeldelux op hede, . . . viel met valschengrinnik, een pooier Blauwe Bekkie, naar hem uit . . . Jij kanbest 'n half schellenkie misse . . . en 'n aaitje tikke . . .- Vin je, krakesetter, mienerik? . ., schoot Karel woest

uit . . . Sorg jij maar, misgasser, foor je eige mik en maakgeen fikkie!

Karel gromde nog iets van smerige treiter-tippelaar,baggerman, en draaide hem den rug toe.

Door al zijn beroerdigheid heen, tintelde in Karel eenkoortsachtig vreugdegevoel . Die Pijpelakkies! . ., Die ongeluk-kige menschenklus mafte nou toch vannacht maar warmpjesonder de pannen! Zoo lollig kon Dorus op het Plaatsje in deWillemstraat niet cancaneeren als het nod Ko Pijpelak met zijnklus dee. Dat had hij eventjes goed voor mekaar gebokst . . .- Anneme . . . nog 'n biertje!Moest hij lekker zeep vanavond? Kon hem niet bommen .

Godsakreju, die naargeestige straatdeuntjes . Hee, gong daarniet Vlakkie van de Lindegracht . . . mit se goochelaars-ooge en se reuse-kleppet? . .. Och, och, wat jankte die har-monica in „De Ster", . . . om hem zoc uit then vent zijnklavieren to trekken . . .Zwaaierig en met beschonken stem zong Mooie Karel :

Kindere krijge spinaaasieAlle kindere doene groen . . .Daar ken Dorus niks an doen . . .

In stilte dronk hij op de mooie Lien van Ko Pijpelak,op haar heerlijke heupen . . . Wat een blinkende blokkenvan kinderen had die Ko. . . ze waren zoo to geef. En wateen lekkere snoet, die Lien toch. Ze had er plakzegelsafgestempeld op zijn bek, dat hij er van schrok en natrilde .

- Hou je keep toe, hokkebaas, . . . zei hij nijdig zichzelf,terwijl hij vloekte op de beroerlingen en sinterklaaspoppenvan huizenmelkertjes.

In zijn smartelijken en nerveuzen wrevel kon Burk bier,Half schellenkie : vijftien cent voor een pot bier. - Aai : ei . -

Krakenzetter : inbreker . - Mienerik : gluiper. - Misgazzer : zwijn . -Treiter-tippelaar : broodroover. - Zeep : dronken. - Klavieren :handen. - Plakzegels : zoenen. - Keep : mond . -

Page 231: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

229

daar en overal in de dansspiesen den heelen boel wel in mekaartrappen. Dat zou een feestiviteit voor hem geworden zijn . KijkDikke Teun van Noordermarkt, . . . zijn glibber-vette ponemeens glimmen . . . zoo een gonjen zak! Hij moest hem dennatten scheg in den jenever douwen! Wacht, nog een haspelendstelletje zakkenrollers en inbrekers binnen. Achter Vlakkieden vischventer, Lange Nannie! . . . Godsakreju, wat een paarslijk! . . . Zouden die Frans Poort kennen? Ze hadden pasgegokt en gezopen, die jeneverkruiken . . . dat lag hij aanhaarlie rooddoorloopen en begoochelde oogen. Ze stonkennaar de Warmoesstraat, die hondenslagers! En daar zwaaidedie treinroover in, die gemeene Puistenbul, die vinkendres-seur, . . . die sloertslurper, die pas in verschut gegaan en weervrij was gelaten.

Mooie Karel kon niet loskomen van de Madelievenstraters .Nou zag hij then schilder weer voor zich . Gut, hij was tochook teut! Maar die kerel zou vast geen mensch wezen, alsdie niet begreep .- Hein . . . nog 'n biertje!- Zel je mit? . . . vroeg de kastelein-helper, een vooze

kerel met groezel-donkere huid en een van vet-glans drui-pende lok wreed op zijn voorhoofd geplakt .

In dronken opgewondenheid zich heftig omkeerend naarhet gehavende buffetje, schreeuwde Karel :- Krijg 't spit . . . ik bin geen soetelel!Een paar vreemde snoeshanen, die van het Madelieven-

straat-gebeuren niets afwisten, vertelde hij een brokmiddenin, met gesmoorde pret in de stem .- Soo'n afpertretteerder heb abuis . . . mot se reep

klemme! . . . Die se winst loopt . . . op dubbele rolle . . . hebgeen broederskap! Oele! . . . Dat schrijf ik op glase en wande!. . .Eefegoed was 't 'n gewelddaad . . . effetief . . . maar 'nfol mins gaant bofe 'n leege kamer . . . wa jij maat? . . . KonKo Pijpelak en s'n klus soms mit de luchtbelon mee?Weer, goedgeefsch, schonk Karel een rondje en gul

sleepte hij de snoeshanen er bij . Luchtig bood hij een cigaretje :

Dansspiesen : danshuizen. - Ponem : gezicht . - Scheg : neus. -Vinkendresseur : zakkenroller . - In verschut : gevangen . - Biertjemit : biertje met suiker . - Zoetelel: hoer. - Reep : mond. -

Page 232: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

230

- 'n Snaffee? . . . Gekloft Jerdaansch, merk De Vlag . . .Alles draaide en warrelde om hem heen . Hij voelde den

wrangen kriebel weer in zijn bloed. Ze konden hem krijgenbij het lood en bij het ons !

In den goudroodigen rookwalm onderscheidde Karel alleenmaar bleeke of purperen, zatte of hunkerende tronies . Hijvoelde zijn knar duizelen en apart zijn beenen onder zijn lijfwegmarcheeren. Haperend hertoetste hij zijn gedachten, maarhij kon niet meer op het wezen van den afportretteerderterugkomen, of hij doopsgezind of katteliek was ! Jordaan-meiden, wild-brallend en hartstochtelijk, slobberden Karel'sgezicht vol zoenen, hingen aan zijn lange lijf en woelden haarhanden door zijn blonde kuif. Plots, schrikwekkend, ver-grootten zich Karel's helle, lichte oogen en borrelend schuimkwam op zijn lippen branden. Hij voelde weer al de vreeselijkewoedens van vroeger in zijn knuisten aansidderen . Maardaarop, dadelijk, zonken stilte en verdooving over hem uit.Dan schommelde zijn zwaarmoedige ziel weer tusschen zijnvechtdriften in . Het blauwige rook-gesluier sloeg hij wegvoor zijn troebele, mistende oogen . Het hielp niets. Hetscherpe besef van zijn ellende bleef, jagend, knagend, stil-jammerend en bijtend.

Tegen sluitingstijd stapte Karel Burk een danshuis uitbij de Kolk. De diepdonkere Zeedijk, aan het groezelewatertje, lei moddervuil en smal. Van verre begonnen inhet duistere schemerrood, de nachtkroeglampen in floersenweg to zwijmen . Van morsige stoepjes en uit kromme, stik-donkere slopgangen, drongen alderlei zwalkers bijeen :waggelende soldaten, marjeniers, uitheemsche zeevaarders,en tusschen het zwabberende pleizier-publiek doken loerenddp, de grauw-bleeke en verflenste koppen van souteneursen ander roofgajes. Een vreemd lichtspel, geheimzinnig vanwisselende glanzen, trilde over de grillige puien en gevel-steenen uit . Een dwaze rumoerigheid klonk plotseling t'allen-kant door de nachtstraat-stilte . Steeds meer pettengastenverschenen achter de roe-gordijnen, en vuurtjes van snel-opge-

Snaffee : cigaret . -

Page 233: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

231

zogen cigaretten vonkten op als zig-zag-zwermen glimwormenin de donkere lucht. Vlak langs de verduisterde voeten vantraag-stappende agenten, gierden Jordaan-meiden van deappelenmarkt en Prinsensluis, rauwe pret over de keien . Zedreigden malkander :- Sloan sijn 't licht uit se kiere!- Ga deur, mokkebast . . . en slaan je twee blaufe oogies

neider !- ,Wellekom in de Son!"Angstig weerklonk hun gelal over de Kolkjesbrug en de

zijstegen, in de donkere diepte nagalmend tot verbrokkelenden harrewarrig gerucht .

Mooie Karel voelde zich een overgesmeerd, suf bloedje,dat op de gootplank waggelde.- Hou je stijf an suidsij, . . . en heb maling an dronke

Na . . . gromde hij zichzelf toe .De nachtkilte deed hem even rillen tot in het merg. Be-

nauwd en verdoezeld staarde hij naar de schuw-verlichteachtergevels van de hoog-smalle huizen, die in de avond-donkerte opdoemden als schimmige rompen op scheeps-werven. Was hij uit zoo een danshuis, uit ,Skandinavie",of uit „De Gekroonde Valk" op straat gezwalkt? Hij wisthet zelf niet goed meer. Hij moest maar zwijgen, zwijgenen Cony's naam niet eens meer noemen, niet eens meerhaperend en afgehakt roepen in zijn binnenste .

Loensche Neeltje, in een enkele helblauwe blouse, trok inhet voorbijgaan Karel onstuimig aan haar arm mee .- Hee jofene Koarel . . . borstbeeld . . . hei-je 't an 't hart

fan 't seir . . . en magge me d'r nog eentje pikke op 't ferandetjebij Schele Anne?

Aan den anderen kant greep Mien Schollenkop hem vast,wikkelde hem half in haar paarse boa en noodde hem wee-wulpsch uit, al was het maar voor een uurtje, mee op totrekken naar het Spookie . Uit het duister van een sombere steeggloeiden hun verfienste koppen kopertintig op, schuw be-schenen door een geel-roode lampion. De verlept-wreede

Spookier Spooksteeg. -

Page 234: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

232

gelaten leken met houtskool-strepen als tooneelmoms zwartdoorgroefd . In Karel gistte een grauwe woede . Die kastelein-dellen wisten dat hij nooit met ze meeging ; die kliederige ronk-sters en kralsters . Niet uit grootschigheid, maar uit afschuw ;een walging die hij altijd voor hun bezoedelde lichamen hadgevoeld . Al nam hij vroeger, ijskoud, wat hij krijgen kon, nooiteen snol. Nou ze hem zagen waggelen en zwaaien, wouen zijKarel als een dronken gooser pekaan maken en overrompelen.Maar hij zou die paradetten van een half meijer wel eenseffetjes uitmiggelen met al haarlie vermaledijingen . 0, liefdein nood en angst . . . hoorden ze dan dat toetertje niet, datseintje? . . . Hu . . . om van to rillen!

De vurige meiden met haar purperen gezichten, opge-zwollen van verliederlijking, wouen toch zoo graag denJordaanschen lefgooser en bokser in hun midden. Ze zagenhem wankelen als een dolboom. Zij zagen Karel sidderenen talmen, en zijn stem roerde en noodde vol jammer: datze bij hem gerust een pijp konden rooken. Doch MienSchollenkop gunde hem Loensche Neeltje niet en LoenscheNeel wilde hem wel uit de handen van Mien Schollenkopwegrukken . Hij hoefde toch nooit-niet to besollemen, . . .vleiden ze erbij met heesche zonde-stemmen .

Plots, met een hevigen inspannings-ruk, slingerde Karelde doortrapte lokmeiden van zich af . Neel viel plat en zwaarals een biksteen over de hobbelkeien uit en smakte met haarbeschminkten kop en haar blauwe blouse, tegen een om-rasterd kelderluik op van de ,Stations-Bar" . Mien Schol-lenkop greep een stoep-anker en gilde rauwe haatwoordennaar Burk, terwijl haar paarse boa haar omstrengelde alseen giftig-gezwollen apenstaart .

Toen zette zwaaierig Karel zijn zware beenen stijf enwaggelde hij verder. Een loeiend gerucht raasde hem achterna .Hij keek om en zag de purperen meidengezichten verwrongenin den rossen nagloed van een uitdoovende lamp . Een langedronken kerel met tabaks-roetig gelaat, struikelde over debeenen van Loensche Neel en viel schonkig naast haar dePekaan inaken : inpalmen . - Paradetten van een half meiper : lichte-

kooien van een halve eeuw . - Uitmiggelen : uitlachen . - Besollemen :betalen. -

Page 235: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

233modder in. Toen, wankelend, toch dronkemanskoppig, ver-volgde Karel kniez erig zijn weg . Hij schoof rakelings langs hetstil-sluipende geboefte bij de Sint-Olofspoort, dat de pleizier-meiden opwachtte en ze wegdreef van den al duisterderZeedijk naar hun rooftocht door de donkere nachtstad .Hij kende ze, Karel, de drie Zwarte Gebroeders, altijd metsteekmessen en blaffers gewapend .

De nawalmende kroegen leken verstomd en uitgeraasd,nu plots de muziek aan alle kanten zweeg . Een kille wind-vlaag suizelde huiverig door de nachtstilte heen . MooieKarel bleef zwerven, in onbeheerschte treurnis, dwars doorde Jordaan naar zijn logementje terug. Op de verre Wester-markt stond hij stil onder Lange Jan . De toren schimdevaag en hoog in de nacht-duisternis. Het droeve klokkenspelplots kwam uit to beieren ; bleef hangen, hoog boven dedonkere nokken en boomkruinen en klonk als een zwermbange, zacht-waarschuwende stemmen uit de lucht . Kareldraalde rond op het plein, zonder to weten waarom. Hij wouwel zoo neervallen tegen de stug-gesloten kerkdeuren . Alles,ailes lei kapot in hem van binnen . Neen, grienen kon hijniet meer. Dat laffe, misselijke gehuilebalk moest eindigen .Het snelle en verbijsterende wisselspel van het opjagendegebeuren then dag, had hem benauwd . In alles zag hijstarre dreiging en suizelende somberte . Reuzige schaduw-gestalten van stammen aan d'overkant, bekeek hij met schrik,en het droef-plechtig klokkenspel ontstelde zijn gedachtenhevig. Nog nooit had hij zich zoo wee, zoo lusteloos, zoo diep-ongelukkig en ellendig gevoeld als nu, op dit nachtelijk uur,in eenzaamheid en martelend verlangen verloren . Bij in-geving besefte hij schrijnend-schril, . . . hij kon voor Corryver-rekken. Bat trotsche kreng, die koude, hardvochtige ziel zounimmer meer een teeken van leven geven. Het was een meidom bloed voor to vergieten . Ze b racht ophitsende hartstochtenin alle kerels en een kwelzuchtige verduiveling van gevoel .Voor niks, voor niks was ze bang, voor geen bedreigingen geen gevaar . Ze kon vertrappen in pijn en ellende ; ze kon

$laffers : revolvers, -

Page 236: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

234schateren om een andermans ongeluk . Ze was een . . . neen,neen! Karel schrok terug voor zijn eigen schimp . Want hij,hij alleen had haar weggetrapt. Het was zijn eigen loon ! Hij hadhaar weggetrapt then schrikkelijken avond in,,De Gele Ballon" .

Ii .Den volgenden middag stapte Karel met dood-onverschil-

lige beenen bij Ant in . Het was Zaterdag en roezemoezig-druk .Greet keek hem met haar moeder-goede, lichte oogen aan

en vertelde Karel, - schichtig loerend naar de uitwerking opzijn levendig gezicht, - dat ze over een paar dagen al inOstende kon zitten. Ze meende, . . , zoo een bericht zou eenstout werpwapen zijn .

Ze had iets ingezonkens en verflensts over heel haar slankejeugd-wezentje gekregen . Ze sprak zangerig-droef, metVlaamschen zinval en een nerveuze, fijne beving in de ge-vooisde stem . Tot haar schrik ontwaarde ze geen enkel trekjevan spijt of verbazing in Karel's gelaat . Langzaam, ont-nuchterd, treuzelde Greet erbij, dat ze de volgende weektoch weer in Amsterdam terug zou zijn.- Drijfhout, . . . mompelde Karel stuursch en hij neuriede :

Jonge meissies trekke flauwe bekkiesAs goudfisschies in 'n lauwe waterkom . . .

Ze ging hier in Mokum vast werk zoeken tegen den winter,of in Rotterdam. Haar Antwerpsche bokser had haar weerbedreigd met valsche listen . En nd zou hij haar werkelijkkomen ophalen .

Greet sprak plots heel vreemd ontroerd en ze keek smee-kelijk naar Karel, die had opgehouden zacht to zingen . Maardie gaf nets dan weerhaken .- God-in-den-hemel1 . . bromde Karel binnensmonds, . . . .

die verliefdheid van Greet wierd al klemmender .Hij zou maar naar zijn kit toesloffen . Ze trok warendig

een snoetje als een hagedisje! Moest ze geen ,Wegwijzer voorMinnende Harten" koopen . . . Geachte meneer, . . . uwesbrief fan jongstlede datum dito? . . .

Kit : kamer. -

Page 237: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

235Zacht-aanhalig vroeg Greet hem, kinderlijk-behaagziek :- Awel, het en staat mij niet, dat kraagske . . . Karel?Ze trok fijntjes, schuw en bang hoe het antwoord zou

uitvallen, haar rood-geschilderde lipjes op . Maar Karel keeksip naar den grond.- Je schoene kloddere op je voete, . . . zong Greet's stem

Vlaamsch-zangerig .En weer kon Karel het antwoord, in wrevel, niet vinden .

Wild gooide hij zich op een narrigheid :- Stel je faur, Greet . . . op 'n dag daal ikke in see onder . . .

he P . . . Me skoonmoeder kwam me teuge en pakte me bij meswembroek . . . nou? . . .

Greet zag hem in al zijn verstrooidheid en schijn-vroolijktezoo kleen, zoo harrebarrig en zoo menschachtig vreemd . Diten miste nooit, als zij zoo iets merkte . Ze bleef lokkend,met een gesmoord stemmetje weer Jordaansch-Vlaamschklappen en in haar lieve onschuld stopte ze al haar zinnetjesvol met Engelsche en Fransche woordjes, zoo uit den circusopgepikt. De kleine gebaartjes van haar fijne, blankehandjes verkinderlijkten heel haar wezentje, en toch was eriets wreeds in haar speelsch lachen en praten, alsof ze onderzacht gekeuvel, dood-argeloos, broze vlinders traag en zachtde vleugeltjes uittrok.

Ant, lang en uitgemagerd, kwam in zuchtend pijn-gekreunhet trapje van het bovenkamertje afstrompelen . Ze vroegGreet iets van Alie's kralen en Ant's wenkbrauwen trokkenjolig naar de hoogte . Altijd als er iets sensationeels op til was .

Blazend viel ze tegen het muurtje op een stoel neer en zekeek in eigenaardige spanning, vreemd-lachend en haar eigenchagrijn vergetend, naar Karel . Toen zwaaide ze een geheim-zinnig-kort gebaar uit naar den overkant. Mooie Karel, dieer nets van begreep, haalde onverschillig zijn schouders op .- Sij .- WS sij?- Nou . . . jij bin ook 'n tietenek!- En soo glibberglad en afgeschrapt as spek! . . . lachte

Page 238: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

236

Karel . . . . Ikke geloof dat ikke alleerig maar de nageboortebin, en datteze 't kind bij me moeder hebbe weggegooid . . .

Maar met een gezicht van het allergrootste gewicht ant-woordde Ant, haar smoezelige hand langs de beenderigekaken strijkend :- Corry is ofer!Mooie Karel voelde zich plotseling in den krop gegrepen

en heel bleek worden . Dat kwam aan, . . . als een zweep-striem op zijn bakkes! . . . Een vreeselijke schrik schoot hemdoor heel zijn trillende lichaam heen . Wat? . . . Wat? . . .stamelde hij in zichzelf, tot op de nerf ontdaan . . . Kwam nouzijn hardstikke-eigen droom toch uit? . . . Door zijn harthamerde jubel op jubel en om zijn keel knelde angst op angst .Hij keek in een soort van ontzetting naar Ant, naar Greeten naar Teuntje, die onder het gulzig-vuile vreten vanbroodkorsten, een stuk speelgoed-vliegmachientje in ver-zonkene aandacht op den morsigen grond zat to repareeren .Greet beloerde Karel met het blinkende glazuur van haargrijze lokoogen en haar eiderdons-zachte wangen kleurdeneven schielijk . Ze geleek haar Oom op dit moment wonderlijk .Heel het fijne gezicht was als uit zijn gelaat nagesneden .

Teringachtige Wim kwam inrennen met een hand griezeligewormen, slakken en verminkte kevers . Hij zag Oom Karelnauwelijks; het manneke vloekte als een bezeten kerel enschold zijn moeder uit voor al wat leelijk was . . . voor blauwezeehond en voor uitgedroogd vel . Hij moest spieen hebbenom to zwemmen en voor de bioscoop . Teuntje had indolle oploopendheid, tierend zijn onrepareerbaar vlieg-machientje plots neergesmakt . Ook hij sprong op en joeldemee met Wim, om centjes voor de bioscoop . Ant, bejeukendhaar bultigen neus, dreigde woest :- Ik sa je 'n klap foor je nek gefe da je broek d'r fan

afsakt, schandebrok! . . . Al bin ik afgeslete en ferbrokkeld . . .ik staan je nog!

Maar Greet, snel-van-besluit en zenuwachtig opgejaagddoor Karel's onverschilligheid tegenover haar vertrek, voegde

Page 239: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

z37

de daad bij het woord en kletste met haar tengere, fijne handjesklappen af, links en rechts, op de driftkopjes der schimpendekereltjes. Als mishandelden stampten zij op den vloer enbegonnen brullend to blerren .

Mooie Karel hoorde niets meer . Hij beefde aan handenen voeten. Het nieuws had hem afgrijselijk overrompeld .Hoe moest hij dat voor mekaar boksen? Hij was doods-benauwd voor een ontmoeting met Corry ; voor een uit-spuwing. Zij alleen kon alles plotseling zoo stil in hem maken .Dat was nu eens een verrassend kim-gezicht!- Gek. . . gek . . . toffe gek! . . . schold hij zichzelf uit, . . .

om zoo van binnen to bibberen voor een doodgewone meidmet een mooi neusje!

Maar wat deed hij er aan? Hij was geen gekleurden kop-stoot meer waard . De smullers hier, bij Ant op de brits,merkten het natuurlijk allemaal, al had hij amper wat gezeid .En hij stond vlak bij het geweer. Zijn heele knar lei van binnenlosgeschroefd . Hij kon het niet langer uithouden. Hij dachtde eeuwigheid in to gaan.

Een moment keek hij smeekelijk naar Greet, of hij van dieook hulp mocht verwachten . En juist op hetzelfde oogenblikdraaide zijn nichtje tooverzacht-zedig bij . Zij bette haarzakdoek tegen haar mooi neusje en een fijn geurtje odeurademde uit, heel even. Haar glazuur-schoone oogen beloerdenhem schelms en met dringende begeerlijkheid. Toen, zonderkletspraatjes, zei ze lief :- Ze komt straks hier . . . eene schoone vrouw, Oom

Karel1 . . . Ik zie haar geerne!Mooie Karel brabbelde er iets verlegen tegenin. Was er

spot, jaloerschigheid, opvijzeling, trommelmuziek in haarstem? Och, het sjatte hem louw . . . hij wist toch niet wat hijzeggen moest. Zoo een berooide bietser als hij zich noutoch voelde, met een entree achter zijn eigen lijk! Had hijnou maar de zelfbeheersching van dien linken Frans Poort,dac kil-kalme en brutaal-rustige van dien kerel . Hijzelf leekwel een kogelfleschje zonder stuiter, zoo bruiste het in

Knar: kop - Sjatte hem louw : kon hem met schelen. - Bietser :armehjke zwerver. -

Page 240: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

238hem. Het heele nieuws kwam ook zoo stralend-heet van denrooster . Hoe alles toch een geheimenis was in het leven enin ieder mensch nog een tweede mensch ronddoolde! Juistnou, nod, midden in de breuk van zijn hart, midden in zijndroefnis, kwam de meid verschijnen ; kon hij zich gaan op-poetsen. Eerst alles nachtdonkerte om hem heen, en nouineen Corry, het helle, tintelende licht!

En toch wou hij zich wel voor de meid verschuilen ; wouhij zich wel diep ergens verbergen . Wat een rare tuit! Sindsjaar en dag niet gezien . . . Neen, hij was er bang voor . . .zooveel zonneglans! Hij zou schrikken als hij haar stem zouhooren. En in zichzelf had hij gewenscht, dat het ineenavond zou kunnen worden en duisternis, om zoo half-aarzelend en uit schaduw voor den dag to kunnen schuifelen .En toch tegelijk wou hij zich dadelijk reuzegroot vertoonen .Guns, als ze minachtend keek zou hij zijn eigen kop tobarsten kloven, of er den brand in steken .

Mooie Karel deed niets anders dan Onzen Lieven Heer'snaam in al angstiger uitroepen, in al ontstellender verbazingen beklemming varieeren .-Godallejesus . . Corrykomt . . Corry . . Corry . . Corry! . .Het was niet to gelooven. Ze wouen hem hier op groen

gras trekken. Het gierde en gilde in hem, een heibel vangeluk. Nou was hij geen eerste-prijs-zwemmer meer opkurken! In ontroering welden er brandende tranen opzijn wang. Al zijn pijnverlangen, al zijn oversluipendemelancholie zonk weg, al was hij nog zoo bevreesd voor hetweerzien. Corry Scheendert zou komen, hier, bij Greet, bijAnt, bij Thijs, terwiji zij toch wist dat hij hier ook kwam ;terwijl zij misschien zelfs wist, dat hij hier woonde! . . .

Karel wijdde haar zijn teederste en zachtste gedachten .Hij kon wel snikken, zoo ontroerd voelde hij zich . . . Alshij nou opnieuw een knak kreeg, en schendig over de aardemoest kruipen, . . . dan sou hij haar lieferst . . .

Beschroomd, verlegen, vroeg Burk Greet hoe laat Corryer om-en-nabij wel kon zijn.

Brand in steken: dronken drinken. -

Page 241: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

239- Gij en zijt onrustig in uw vel van al de leute, he

Karel? . . . zong Greet's stem een weinig koel-ironisch, tochnog bekoorlijk-zedig en zacht .

Karel begreep nauwelijks het gehoorde. Alle besef vanhet werkelijke ontzonk hem . Hij zag nod al het karbonkelendgoudgloeien van Corry's oogen . Hij gromde maar in zichzelf :- Corry weer bij d'r olmse!Even sneers, schertste Greet :- Gaat haar to peerd tegemoet, zulle!Karel ineen bewust, schrok van Greet's afgunstige stem-

scherpte. Hij wou uitvallen, doch hij stotterde alsof het puntjevan zijn tong was overreden .Toen kreeg Greet medelijdenen snel zei ze :- Och jong . . . Corry komt seffens, . . . houde-ge maar

stillekens!Dat wierd Karel to kras . Hij durfde niet eens meer naar

den overkant kijken, uit angst dat hij plotseling Corry'soogenlicht zou zien . Misschien had ze wel geroojemd.Oele! . .. Hij kwam zoo van de markt, zoo onopgedoft vande Lindengracht . . . met een schuit bier in zijn mik. En nouineen de voile mep . . . de honderdduizend! Neen, dat ginghem to gauw, to overrompelend . Het geluk maakte hemakelig bang. Hij zou stikken, als hij haar ineen zou zienen poekelen. Oele! Zot zij hem wel aanspreken? Nou moesthij maar niet zijn kousen verzolen en zichzelf bedriegen .Zij was zoo een fijne madam van den rijkdom geworden, zoogekloft, zoo grandig en zoo door-en-door veranderd. Niemandkon meer een pluisje op haar gedrag ontdekken. Dat wistde heele buurt, ijskoud . Zij was goed geworden voor haarevennaasten . Maar nou moest hij ook niet wegloopen voorhaar, al gaf ze hem ook een stomp op zijn behangsel ! Watgaf het nou, of hij 's morgens de koeien melkte en een uurtjelater de emmers omschopte! Corry was een heel anderedame dan Greet, al wiesch die ook wel honderd maal perdag haar blanke handjes . Greet was zoo een half-balans uit-kruipsel uit de Jordaan en uit de vreemdigheid . Ze sprak

Olmse : ouders . - Geroojemd : gezien. - Onopgedoft : slecht ge-kleed . - Poekelen : spreken. - Stomp op zijn behangsel : klap opzijn wang. -

Page 242: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

240

buitenlandsch en ze sprak Amsterdamsch. Maar allejezus,dat klonk effetjes raar! Zij had ook zooveel opschik met haarstikzwarte wimpers, haar bloedroode lipjes en al datschminksel op haar lieven toet . Maar Corry was een effetievedame. Daar kon geen spinnekop tusschen hangen. Greet, inwreed zinnenspel, was gehossebost door haar drijfkerel, dieal zijn duiten in den jenever gooide en haar met drijver opdrijver bedeelde. Maar Corry had niks-niemendal ; die hieldniet van een gebranden jongen en bleef toch ondoorgrondelijk .

Het hevige verlangen overviel Karel zoo dat hij de straatop wilde . Allejezus . . . waar moest hij met zijn eigen lichaamnaar toe als Corry hem zou zien! Voor zijn part veranderdehij op staanden voet in een wenteltrap! Zoo ellendig enlammenadig had hij zich nog nooit gevoeld tegenover eenvrouw. Wat een pieskepees had hij nou tegenover zijn eigen,met al die dwarse ontboezemingen .

Karel rende plotseling Ant's woninkje uit, vlak langs deonrustig-nastarende oogen van Greet. Zij riep hem ietsachterna van: de-wijvekens-loeren-op-u ! . . . Hij hoorde hetzachte galmen van haar Vlaamsch, maar hij verstonder geen letter meer van. Alles woelde en sprong zoorauw in hem rond. Als hij deed wat hij zou, ja, danhad hij wat hij wou . Maar zijn hart klopte in zijn keelen hij voelde zich een miserabelen sjofelaar, die gaten zochtin spek . Hij zou maar dadelijk naar zijn logementje trekkenen zich verkleeden. Ottenooi, . . . holderdebolder liep over denzoider 1 . . . Hij zou de schapen scheren en Frans de varkens . . .Dat was nou eenmaal zoo bestemd. Hij kon tegenover Corryniet schermen met een loen latje . Hij moest jovene verschijnenmet zijn nieuwe hiepen en zijn koofertje schuin, gekloft engewikst. Groote genade, als dat meschoege frommes, dieBlauwrok, die zenuwmoot, nou maar niet haar hysterischelachstuipen had en niet weer al haar woorden op de toonbankuitschreef. Hij kneep voor niks ter wereld, maar voor hetgeklieder van die fijnkop nam hij de beenen . En ook FransPoort wou hij niet graag ontmoeten ; want die bleef geen legem

Drijver : slaag . - Pieskepees : grilligheden. - Ottenooi- Heer inden hemel! - Loen latje : zich mal houden . - Jovene: fijn. -Hiepen : schoenen . - Koofertje : hoed . - Gekloft : fijn. - Frommes .wijf. - Fijnkop : beste aal. - Legem: brood . -

Page 243: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

241

en geen krentenmik bij her stukkie immes Blauwrok achter,als hij hem zag. Die miskaf klampte hem tegenwoordigdadelijk vast . En Karel wou juist nd niemand zien en spreken .

Toen Karel de ,Bloeiende Korenaar" instapte, stelde hemzonder dat zij het wist, het kindjeugdige Duitsche meisje Elsa,dadelijk gerust . Frans Poort was naar het Stadion en Blauwrokop buurvisite. Karel, op zijn klein, toch proper kamertje,kleedde zich snel. Te duivekater . . . het trof 1 Die kornak,die Blauwrok weg en Frans . Hij snoof nergens een luchtjevan de Palmstraat . Hij trok zijn goed bruin pak aan, dat hemzoo lekker-makkelijk zat en zijn bruin-gestreept overhemd .Karel leek in-een verlost van al zijn druk, angst, pijn enhunkering . Hij zou wel kunnen kuiltjes-schieten met knikkers,van pleizier! Hij voelde zich als een huilende lacher . Rustigknelde hij zich een vadermoordertje om den lenigen hals enstrikte hij een piekfijn donkerblauw dasje onder zijn boordje .Toen hij gedekt hoorde smoezen beneden, greep hem eenschrik. Hij snoof valeriaan van de Blauwrok. Deische! . . . Hijzag nog liever een gimmert. Neen, het was lachende kost-vrouw niet .- 'n Koppie loerie? . . . schreeuwde het Duitsche meisje

naar boven, op Karel bij na net zoo verliefd als op zwarten Frans .- Mot maar sakke tussche jou kake! . . . riep hij lucht-

hartig terug .Nou zich nog eventjes laten krabben, en dan maar zoo regel-

recht op zijn lichte schoenen naar de Dwarsstraat, naar Ant toe .In de gelagkamer beneden, over het balustradetje, zwalkte

een dronken slaper, Bleeke Jan, door een waspit bedold .- Pik 'n klinkertje, . . . bood hij Karel aan, in de hoop

twee snaps terug to zullen krijgen aan den overkant, in dekroeg „De Poolster" .

Maar Karel had dat stroobakkie in de kieren ; deed dood-zuinig. Jachtig spotte hij :- Dankie . . . ik loop op hede op me hande . . . slijt ik me

sole nie .- En je tredderikke blijfe heel, . . . bollebof! . . . grinnikte

Stuk immes : stukje antiek. - Miskaf : pare kerel . - Vadermoor-dertje : boordje . - Deische : stil . - Glimmert : agent. - Krabben :scheren . - Waspit : Jordaansche fabrieksmeid . - Strcobakkie :kwasterige vent. - Tredderikken : schoenen . -

Mooie Karel

16

Page 244: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

242

de dronkenlap na . . . Ikke snuif je, . . . maar je sweet jeeige suur fan fermoeienis!

Bij het baardschrappertje bleef Karel ongevoelig voor allebuurtgeintjes en voor alle boks-uitslagen en fietsren-winna-rijen. Het nieuws golfde kruislings langs hem, maar hij hoordeniets en zei nets. De scheergasten keken hem allemaal ver-baasd aan. Was dat Karel, de aartszondaar, zoo stil alsof hijuit een sterfhuis kwam? Wat bezielde then hinkepoot, metzijn lichtkokend bloed en zijn kracht-heldendaden? Maarhet stong zoo het stong, . . . Karel stapte weer net zoo ge-ruchtloos en verstrooid weg als hij was ingeloopen, na zichin den spiegel scherp to hebben gekeurd .

Toen Karel de Goudsbloemdwarsstraat naderde, begonhij langzamer to loopen en zijn hart sneller to hameren . Hijwou zich Corry met getemde zinnen, nog eens voorstellenzooals hij het eerst van zijn leven bestek op haar had gekregen .Dan zou haar-werkelijk-zien hem minder beangstigen . Maarhij had haar in zooveel jaren net gesproken. En zijn eigen lief-desavonturen? . . . Wist ze van al zijn meidengedoe en zijn weg-sjorren van de oolijksten? Dat dwarse, trots-eigenzinnige enkoud-onverschillige van Corry, . . . zou ze het flog hebben? Endat snelle, plagerige spreken? En dan . . . tjoep, haar handenlangs haar geklofte kuiten! Dat gebaar alleen-al joeg hem hetbloed in de hersens van drift en jaloezie . Doch waarom durfdehij, dappere maat, nou niet voort? Waarom al dat geklessebis?Waarom wierd zijn loop nu een stoffig slenteren, slof-slof-slof?Had hij wat misdaan . . . hij . . . hij? Het gonsde in zijn neut ;zijn blaadjes bibberden . Blikskater, ze was toch maar een dood-gewoon niesse, die nou maar zoo een beetje de dame uithing .Oele! Ze had net zoo goed als hij, hier in de Jordaan heel haarjong leven versleten en ze was ook een wicht, opgegroeidin de schaduw van den Westertoren . Vroeger wipte hij datvogelnestje op zijn hand als een draaitol . En nou bedotte zeden duivel. Zou het een smuldag voor hem worden? Och, hijhad zijn mik al zoo vol van haar! Een sterfelijk mensch kreegniet iederen dag nieuwe appies!

Bestek krijgen : verliefd worden. - Neut : kop . - Blaadjes : handen .- Niesse : meld . - Appies : aardappelen . -

Page 245: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

243Doch hoe dichter Karel, traag voortslenterend, het woninkje

van Ant nader de, hoe beklemder een vlijmende angst en onrustin hem rondwoelen gingen . Hij zocht zich to verschuilen tus-schen eigen mijmeringen, en half verdekt,achterdeomlooveringzijner aandoeningen, naar haar uit to koekeloeren . Wat een droefbezinksel van schuchterheid en bleeke lafheid was hij ge-worden. Hij, met zijn oproerige en hartstochtelijke bloed, zooeen gejaagde ziel? Wie had dat ooit wagen to denken! Zou zijhem beleedigen? Zou zij op hem neerzien? Karel tastte weer inallerlei omfloerste gissingen . Het joelde en raasde hevig doorhem heen. En het leek temet tooverij dat ze tdch hier was!Kom, kom, hij zou maar doodgewoon en kloek binnenstappenbij Ant, en juist mirakel-onverschillig doen . Dat kranke en lang-dradige gezanik lei hem nu zelf to vervelen. Hij haatte zijneigen troebel, afmattend gezwets en al zijn verholen-be-schaamde tegenspartelingen . Kom, hij zou ook geen boe-of-bah zeggen als zij ook geen boe-of-bah zei . Nogal wiedes!Hij moest haar niet eens beknijsen als zij hem ook nietbekeek. Maar dan bleef toch het knagend-opgerezene enhongerige van zijn verlangen naar een lief woord! Zoomenschenschuw zou dat mokkel toch niet geworden zijn?

Karel voelde zich verteren in eigen twijfel-gedachten enonrust. Hoe kon hij, eerst weggedonkerd in zijn scheurendverdriet, zijn droeve verzadigdheid van alles, zooplotseling hel in het licht, op de muren en wallen ver-schijnen? Alles geschiedde zoo zonder overgang en tus-schenruimte. Hij moest maar juist lollig-onverschillig naarbinnen stappen, met schuine schragen, in een soort vanoverrompelende en tartende opgewektheid, alsof er niksgebeurd was; alsof hij nog altijd even heerlijk en luchthartigzijn jongensleven vol dolle streken leefde als vroeger . Danzou zij zich tenminste niet kunnen verlustigen in de gedachte,dat hij om haar treurde. Och, al dat verhullende gezanikzwom door de leegte van zijn heftige ziel heen. Hoe kon hijzoo grimmig en verhit kletsen, als hij zich altijd en eeuwig-door met heel haar wezen zoo zalig had vereenzelvigd!

Bekniisen : bekijken . - Schragen : beenen . -

Page 246: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

244Op den hoek van de Lindengracht bleef Karel ineen staan .

Nu nog tien stappen en hij was er . Aarzeling en angst door-trilden hem . Hij wou heel achteloos doen, maar zijn armenen beenen wogen lood . Hij wou zijn sprong nemen en hijduizelde. Hemel, hemel . . . wat een malligheid . Waarom zooeen beving in zijn logge beenen en die zwaarte in zijn eenparigehielen? Waarom al dat tegenstrijdigeinwathijdoenzouPOm-dat hij rondweg niet wist hoe to verschijnen . Zou hij nu ruw in-stormen of net doen alsof hij Corry zich nauwelijks her-innerde? Misschien zou hij dadelijk verstijven, als hij dengouden schijn in haar uitdagende oogen zou zien, dien spoten dat gefonkel erin, en dat vreemde inkrimpen en saam-trekken van die kiekers, alsof ze even een zwijmgevoel kreeg .

Ja, hij moest in hernieuwd zelfbesef, maar minachtend haarvoorbij zien, vodr dat ze hem over den kop zou loopen . Had hijnou maar Frans Poort bij zich, dien kalmen sarder . Eens kijkenwat die sirool deed tegenover zoo een niesse. Och, verrektedie wreede kerel voor zijn part! Want liet hij eens nagaan : be-stond er wel vijandschap tusschen hem en Corry? Nee, erwas alleen maar bladstilte . Maar die verbannende stilte juistmaakte hem zoo onmenschelijk benauwd, mat en troosteloos .Hij had zich nou toch zoovele malen in wanhoop vast voorge-nomen, zonder verwrongen zelfvernedering, alles weer goedto maken met Corry ; haar zelfs vergiffenis to vragen voor zijnlaag, gemeen en wreed gedrag in „De Gele Ballon" er haarook to vertellen van zijn rouwende, vlijmende smart daarn , ain het arrestantenhok en van zijn verrukking toch, one haartrotsche wezen. Hij zou Corry vertellen van zijn kreunenin stilte, van zijn inwendig opbranden, en van zijn liefde-hartstocht voor haar, die heel iets anders was dan hij ooithad gevoeld voor andere vrouwen . Want zij, Corry, aldurfde ze alles, was toch ook maar een meisje, hunkerend naarwat ze zoet-zalig, in fellen levenslust begeerde . Dat was tochgeen uitvindsel van hem? En hij wou in volle vreugdelijkheidhaar zeggen, dat hij haar de verleidelijkste snoet van de wereldvond. Nou kbn hij biechten, in de Dwarsstraat . . . en nou

Sirool : kerel . -

Page 247: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

245

zat er weer een prop in zijn keel vastgegroeid. Moist hijhaar nou niet gaan zeggen, hoe martelend-wreed zijn liefdevoor haar hem ieder uur kwelde? Of was die teedere bezorgd-heid overdreven?

Daar was nou al wat hij verlangde van het heele leven, alvijf jaar, weer vlak bij hem. Zou hij het nou weer willenbederven met zijn verdoemde branie, zijn eigen bedilzuchten wrok? . . . Die scheur in zijn levensblij hart, . . . moest zeblijven? Zou hij nu weer alleen de weee pijn, den vreeselijkenangst, de vereenzaming en afzwerving en niet de hoog-ge-hevene vreugde van zijn liefde willen? Zou hij weer terugdein-zen, ten onder gaan aan onrust en trots en beestachtig zingenot,terwijl hij nu haar heerlijken mond gloeiend kon overzoenen?Hij zou met haar den dood kunnen drinken, als ze maar bijhem was. Maar Corry, Corry, leek zooveel beter mensch ge-worden dan hij . Hij had ertusschenin weer zooveel zwijme-larijen met andere meiden doorgemaakt . Op haar gedragwas niet dat meer to zeggen. Nooit en nimmer had iemandCorry met een kerel gezien . Haar begeerte naar avontuur-lijke uitspattingen scheen vergaan . Zij waakte voor haarlichaam, omdat zij liefhad en haar lichaam slechts een wougeven. Hij, in zijn besmettende zinnedrift, kreet en schreeuwdemaar zoo een beetje rauw en heesch in de ruimte . Hij namin stormachtige lusten alles van anderen en walgde in ver-zadiging . Zij verborg het kuische geheim van haar hart enhij . . . hij, . . . zag maar alleen haar mooi gezicht, haar zaliglijf en den goudglans van haar goddelijke, soms doods-bange oogen!

Karel huiverde koud. Hij kon en wilde haar niet meerontwijken . En toch kromp hij onder den angst, dat zij hemzou krenken of gruwelijk beleedigen. Hij herinnerde zichweer alles van haar spotnatuur, van haar knauwlustigheiden haar heftige, misgunnende, dwarsboomende verzet-natuur.Als zij hem nu eens begekte, en in schrik en verontwaardigingwou onderwerpen? Eens had die heerlijke meid voor zijn voetengekropen, kreunend van liefdesmart, in bedwelmende verruk-

Page 248: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

246king voor zijn kracht en voor zijn vechtwoede . Toch mochthij het bedrog van zijn hart niet langer volhouden tegenoverhaar. Zijn hooge, worstelende hartstocht was niets dangloed, dan liefde. Haar rokkengeruisch betooverde hem wel,maar toch had hij onzeggelijk veel geleden al die jaren door .Haar lichaam en haar ziel begeerde hij in een greep . Hijhad vijf jaar lang berouw gevoeld, diep, smartelijk en wurgendberouw, en zich geheel zonder eenig zelfbehagen, klein inhaar gemaakt. Hij moest zich toch juist nu herinneren, datCorry alleen weerstreefde wanneer zijzelve in tumult ge-prikkeld of kilhartig bedild wierd . Neen, neen, hij mochtniet langer aarzelen . Hij zou nu naar haar toe stappen,gelaten, en met iets onuitsprekelijks in zijn oogen smeekenom. . . om . . . Neen, neen, dat ging ook niet! Dat was een-en-alnederig krommen en bukken. Zoo zou hij zijn eigen bekvormloos breken en zijn doel ontjagen . Zoo gaf hij haaronberekend, mes en schee tegelijk in handen. En daarna zouzij uitroepen misschien : ik kerf je aan hompen ! Neen, neen,het ging niet. Hij moest met duizend dingen op zijn hoedezijn bij Corry . Zij kon zoo dwars omslaan en zijn berouwals dweepende kruiperij schimpend gaan hekelen . Zij kon altijdzoo tartend en grillig uit haar slof schieten en zoo wild lachen .Dan vleide ze als een kind en dan sprak zij slim als een over-gisse vrouw. Hij kende haar wraakzuchtigen trots en haarboosaardig-vreugderijke baasspelerij . Zij was juist altijd zoodot geweest op zijn wreede woorden, op het scherpe dolkspelvan zijn ongedwongen vernuft . En zij haakte juist naarde slechtigheid, naar het misdadige instinct in den ont-goochelde en naar diepe gezonkenheid. Als hij zoo zoet enberouwziek voor haar verscheen, in zelfverloocheningsdrang,dan sloeg zij dadelijk de klauwen in zijn kreunenden bast .En moest hij dan direct haar bloemblanke velletje vuilzinnigtatoeeeren? Kom, hij had maling aan zijn hartkloppingen enhij aarzelde niet meer .

Toen hij de Dwarsstraat inliep, zag hij Corry zitten, bijhet raampje in de zon, tusschen Greet en Ant. Haar hoog-

Over-gisse : over-slimme . -

Page 249: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

247doorschenen kapsel lichtte als een gouden viam in het ver-trekje. Nu overduizelde Karel opnieuw een schrik en hij dachtto stikken van beklemming . Hij wilde dadelijk rechtsomkeermaken en terugsluipen. Hij voelde zich dood-wit worden enhalf versterven. Neen, zoo mocht zij hem niet ontmoeten .Maar toch zou hij doorstappen, want de loerende buurtjeshadden hem al gezien ; en Corry ook, waarschijnlijk. Toen,met geweldige krachts-inspanning en zenuw-beheersching,liep hij heel gewoon bij Ant binnen . Terwijl hij liep, dachthij wig to vallen. Maar toch bleef hij staan . Hij hoorde zijneigen geluid en het klonk hem naar, schril, leugenachtig-hoogen lasterend-valsch in de ooren . Hij zei iets en hij wist nietwat. Daar stond hij nou met al zijn praats, hij, die in eentram, onder rauwe kameraden, met de halve wereld gek-scheerde. Daar stond hij nou to beven voor een zinne-streelend meideke . . . Oele! Het was compleet een mallen-comedie !Op het moment dat Karel inkwam, zag hij Corry snel opstaan,

recht-overeind, even licht-rank en lenig als vroeger . Maargeen geaai meer fangs de mooie kuiten . Haar gezicht wasnauwelijks veranderd. Het goudsteenachtige gefonkel vanhaar heerlijke oogen begoochelde hem weer onmiddellijk .Toch, of vergiste hij zich, - ontdekte hij nu, al keek hijschuw, een eigenaardige zachte saimtrekking van de oogen,even, alsof ze duizelde .

Och, hij zeurde, . . . om Corry's mond trok een nauw to ver-bergen weerzin-trek, toen zij Karel herkende . Zij stond evenuitdagend-trots overeind als vroeger, verrukkelijk en ver-leidelijk-mooi . Hij kon nauwelijks zijn onbekommerde handenbedwingen . Hij was zoo in-hevig ontroerd bij het hooren vanhaar stem, dat er tranen in zijn oogen brandden . Maar doorhaar wezen ging een ifstootende, koude strakheid en vlijmdeeen stroeve ongenakelijkheid van gebaar. Zij sprak een oogen-blik in hooghartige scherpte van stem met Ant en Greet, enKarel kreeg een nauw-merkbaar groetje . Zelfs haar kleine, fijneneusje keek bits mee in het bitse gezicht. Toch liet Burk zich

Page 250: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

248niet misleiden . Ook Corry was vaalbleek geworden, al brachtzij al haar bewegingen en zenuwen onder bedwang . Zij leekeven vreeselijk ontroerd als hij . Plots keek zij met grooteinnigheid naar Teun's duifje, dat to koeren begon op eenzilverkwik-vaasje van het kastje . Toen, in onrustige snelheid,alsof zij zich bezon, groette zij vluchtig en stapte hem voorbij,nu zelfs zonder hoofdknik to geven .

Daar zat Karel, nauwelijks uit de nijpend-onstuimige warre-ling van zijn angsten en zuchten bekomen, met al zijn voor-nemens en overlegde gedragingen als verlept op den schoot, ineen mist van ontdaanheid . Even dat satijnen bakkesje gezien . .en floep . . wig was het! Ook Ant keek beduusd . Vaag beseftezij, wat er door dat stille groet-spel tusschen Karel en Corry ge-beurde. Het was een wrange afwering en een ondoorgrondelijktoespitsen van haar ongenaaklijke natuur. In dat vrouwelijk-ondoorgrondelijke juist, ging Karel wanhopend-hunkerenden hartstochtelijk-smachtend teloor . Ant had meelij met denmooien kerel; hij was zoo goed, zoo gul, ondanks zijn driften plotselinge ruwheid, en toch leek deze held-vechter nietopgewassen tegen de zwakke vrouw Corry.

Karel zelf voelde zich alles tegelijk : geslagen, gekrenkt,dol beleedigd, verrukt, verliefd, laf, angstig en verstorven . . .Op zoo een schaduwstil verdwijnen van de meid was hijniet voorbereid . Had zij hem dan maar uitgescholden ofkoud-wreed gevloekt . Nou hing de lantaarn zoo laag mogelijken n6g geen glimpje licht! Hij woelde weer rond in duister .Borst aan borst hadden ze tegenover elkaar gestaan, nu, najaren, en weer was alles verloren. Het begon in hem to razenen een woede-huil ging zich ontkroppen . Corry had hemlaten begrijpen, dat zij niet wou zijn waar hij was . Zij be-geerde niet dat hij zoete broodjes bakte of pluimstreek .

Karel liep heen en weer en sloeg met zijn dronken gebareneen gat in den hemel. Daar brak het gebrul los. De meidwas niks dan een schoon, betooverend velletje . Zij had geen hart,geen meewarigheid, dat kille kreng . Ze liet hem, zinnen-ge-nieter, smachten uit de verte . . . Spottende zedigheid was weer

Page 251: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

249

in haar oogen gaan glimmen. En dan die houding van haarhoofd, dat uitdagende, . . . dat schrikkelijk-trotsche van-zich-afwerpen met een haatblik! . .. Als een kakkerlak zou zijhem willen wegtrappen onder haar trampelende voetjes . Hijvoelde het : . . . zij verachtte zijn hunkering en bet smeekelijkein zijn oogen. En toch, al was hij nog zoo gekrenkt en be-leedigd, bet doodgewone feit, dat zij nu bij Nel en FransLeerlap zat aan den overkant, maakte hem dolgelukkig ;doorhuiverde hem van verrukking. De kwellingen en liefde-verlangens zouden misschien heviger in hem gaan wroeten.Wat wou hij, slordige vischkooper, met zijn ratelwacht-liedjes? Was hij zoo een kruidje-roer-me-niet geworden, dathij niet eens haar hoonenden spotblik kon dulden? Kom,hij kreeg vrij licht en brand, wanneer hij haar maar metrust liet. Maar zoo kon zij hem toch niet altijddurendafschepen. Dan maar geen zoete appelen schudden ; dan maarvijandschap en wrok en een koken van het bloed! Dan maarliever een afranseling opnieuw, dan een belachelijk-making .Oele! . . . daar had je het dreigen weer, dat misselijk-gemeeneen liederlijke van zijn krachtpatserij, waar de heerlijke meid,die al zijn zinnen in zwijmel gevangen nam, toch nietsom gaf. Daar zat hij weer sufbloedig-ingezonken bij zijnkoek-nering to grommen en to blazen .

Mooie Karel bleef zitten voor Greet's bed, turend naarhet koerend duiveke. Greet begon weer over Ostende enAnt zeurde over Thijs. Maar Karel hoorde alleen het koeren,bet innige, zoete, weemoedig-droeve en vermurwendekoeren van het schoone pronkertje op de kast . Het wierdhem een klagelijke zaligheid . . . Mooie Karel besefte zelfniet meer wat voor kwaad er gebeuren ging . Alles om hemheen, ook hij zelf, wierd stil, angstig stil; alles wankeldeen trilde in zijn geslagen ziel .

Traag slenterde hij weg, met het vaste voornemen gauwterug to zullen keeren. Doch kijken naar den overkant, naarNel en Frans Leerlap, deed hij niet .

Page 252: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

NEGENDE HOOFDSTUK .

I.

Mooie Karel kweelde wonderbaar het schalke avontuurtje-in-lied, het plaag-lied van „Loeloe, ja Moe", het Jordaanscheboertwijsje uit de buurt, wrang als een pint azijn . Karel Burkzong wiegelend, met twee verschillend-geimiteerde vrouw-stemmen. Hij bootste in de diepte, de godsdienstig-brave,nette Jordaan-moe na, met een zwaar-druischende alt, enhij tong de partij van minnekoozende Jordaan-Loeloe metguitige kopstem-geluidjes en grappig-overslaande gil-slipper-tjes. De edelaardige, fatsoenlijke Moe-in-penitentie, stondnu eenmaal op zeden en allerhande tucht, op orde en gedrag,en begeerde gehoorzaamheid nog boven een goed bikkese-ment. Daarom riep zij, zwaar drenzend : Loeloe . . . Loeloe l . . .met haar uitgemergelde bas, allerfatsoenlijkst alevel, tusschenhet straat-geroezemoes in . Daarom schreeuwde zij een anderkeer haar strot onstuimig uit het lid . Want Loeloe waseen heel mooie Jordaan-meid en heel erg verliefd op haargebuur, . . . een zwerver, een moddermolen vol boeverij,schimpte Moe, . . . die bij haar zinsbedrieglijke dochter on-beschaamd de bel overhaalde. Was zij er niet, eerbaar alseen gevangenis-oppaster, om to waken voor schandaal? Wantals buurman's vleesch loog en zijn geest loog, dan had haar

Bikkesement : eten. -

Page 253: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

251

iieve dochter het verkorven, en haar man sloeg then zwerverliever zijn lampjes tot duisternis dan dat hij zoo iets tegenoverzijn kuisch wicht gedoogtle . Want dat gaf maar heete ergernis,om je stuk to knarsen .

Loeloe woonde op dezelfde trap met den knappen gooser,die niet schijnheilig, met bedrieglijke glimlachjes en lokkendeen joetje uit zijn bovenzak liet steken ; die noch behaagziekdeed, noch iets miszeide. Zij dribbelde om hem enhij dribbelde om haar heen . Om halftien 's avonds begonde stoeiende leunerij over het getuigen-hekje en ook hetzalig-fluisterend, bloemgeurig gekeuvel in het stikdonkereportaaltje. En om halftwaalf fluisterde Loeloe nog eventeeder en onvermoeid met haar getatoueerden stoker, dieeen heel panorama op zijn minnaars-lijf had uitgeteekend .- BI je nog nie an 't ebbe? . . .

schreeuwde de fatsoenlijke Moe-van-Loe, in norschen gram .Want de Moe-van-Loe was heel grootschig, al had ze geen vet inden pot. Ze was ook heel deftig, omdat haar Moe, de grootmoevan Loeloe, even voor de geboorte van de Moe-van-Loe, eenheel hooge stoep van de rijke Heerengracht was afgeslagen . Maarhet bleef tusschen Loeloe en den knappen gooser een zoelevrijage; van den kant der lieve meid, argeloos in het scheem-rende portaaltje, zonder Amsterdamsche streken . Moe-van-Loe mocht er naar roojemen met een benauwd hart . Endaarom juist schold ze van den getatoueerden stoker over-dadig een heel doop-formulier bij mekaar, in weerwerkingvan haar ongekoelden wrok .

Mooie Karel zong met al de heimelijke verleidingskrachtvan zijn zoet-gevooisde stem, het gansche tragisch-tartendetrapgebeuren uit ; . . . het stille gevecht tusschen Loeloe enMoe, tusschen huichelfatsoen en liefde . Onder schalkenspot, - in zijn ellende zelfs bleven de haken zich krommenvan zijn sarcasme en ironie, - klonk telkens het roepen vande opgejaagde of tierende Moe met haar breekbeitel, dochieder keer anders. Fatsoenlijke, benarde Moe had immersLampjes: oogen. - Gooser : kerel .- Joetje : muntje van tien gulden .

- Roojemen : kijken. -

Page 254: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

252

in het gedrang van haar hoogheids-droomen, den val derengelen in den hemel bijgewoond, en zij was zoowaar gunste-linge van het Bestuur der Bijbel- en Tractaten-verspreiding ;en zij was stil lid van het Genootschap tot Christelijke Heili-ging van den Zondag! Moest Moe-van-Loeloe nou nietover hakkel en makkel gaan, en moest zij nou niet haar eenigedochter Loeloe een fijne . . . edecasie geven? Doch terug klonkweer het dralend afwijzen van de jonge stoei-deern, waaral de buurtgenooten in hoorden een gesmoorde woede omde dreigende ontfutseling van Loe's lief, die al zoo fang overde valsch-raspende tong van haar moeder had gereden .

Loeloe ! . . . Ja Moe?Komp je nou haas, of nie?

Loeloe! . . . Ja Moe?'t Is d'r 'n skande . . . sie,Je hep 'm nou al drie uur

Goeie nacht gekust . . .Wat gaant jou die freemde fint an?Komp 'r eindelek 's 'n end an?

Loeloe? . . . Ja Moe?Loeloe! . . . Ja Moe!

Komp nou es uit 't pertaal! . . .De woelige en afgesloofde gasten uit Karel's volksloge-

mentj e, met van-het-lachen-telkens-struikelende Blauwrok aande spits, gierden om Karel's spotstem, om zijn ironisch-teeder gekweel van Loeloe tegen het half-bezwijkend-zwaar-moedig vermaan van de alt in . Verbijsterde Moe keef over hetsmoezelig droogwaschje heen, dat ergens op een krakendplaatsje aan uitgespannen touwtjes hing to klapperen . Maarzooals Mooie Karel Moe, „Loe" liet roepen en Loe-van-Moeliet antwoorden, met dat geplaagde en vermurwende, datzinlijk-onverschillige en toch bij-kruipende, zoo kon niemandanders de contrasten, alleen door stem-nabootsing, weer-geven. Heel de gegeneerde angst van de doodfatsoenlijkebuurt-Moe, die als het moest wel een week krom kon liggenvoor een nieuw Zondagsch schortje; heel de vrees voor het

Page 255: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

253stiekeme-in-de-donkere-trap, dat haar broeische schaamtebracht als zulk wangedrag den Diaken ter oore zou galmen ;heel het jachtige schelden, de klamme benauwenis in hetroepen en daartegenin het zacht-gichelende en het toch-maling-hebben-aan-alles van de jonge meid, leefden dehoorders mee . In Karel's stem klonk het kregelig-gestoordeen toch gehinderd-doorgenietende van het sopraantje, dekleffe drift en de fatsoens-dreiging van de alt .

Loeloe? . . .Ja Moe?

Loeloe ! . . .Ja Moe?

Laat 'm nou maar goan . . .Komp Loeloe! . . .

Ja Moe !Ikke roep je niet meir, haurl . . .Loeloe ? . . .

Nee Moe! . . .Karel zong, en Frans Poort luisterde in stillen schrik en hevige

ontroering naar zijn heerlijke stem . Die kerel kon meer danaardappels schillen op de straat en zich redden uit zijn visch-bedoening . Hij begreep maar niet, waarom Karel Burk plotse-ling zoo goed gehumeurd bleek . Karel snapte zelf niet dat hijzong, het zoele deuntje . Hij parodieerde het rarekiek-spel in enbuiten de trap, van Loeloe en geelzuchtige Moe, het lichteen het zware, omdat hij lust had de huichelachtige bekrom-penheid van Moe to geeselen en de lichtzinnige liefdedriftvan de smachtende hartstocht-meid to bedollen voor haar goo-ser-zonder-solletje . Want veel liever zou hij treurig gezongenhebben, omdat hij stierlijk het land had ; bet land aan alles1Zijn binnenwerk lag heelemaal kapot . Zijn spotziek kweelen enzijn spotziek dreigen verlosten hem niet van zijn neerslachtigebui. Want ellendig voelde Mooie Karel zich in zijn heetekoortsknar . Veel liever had hij gezongen : ,Vaarwel, liefstehier op aard". Dat haalde hij dolgraag uit, al klonk het nogzoo afgrijselijk sentimenteel . Hem schonk het een opluchting .

Gooser zonder solletje : petjesgast. - Knar : kop . -

Page 256: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

254Naderde hij al een bouwvalligen leeftijd? Karel voelde zichzelf als een lijster in een donkergroen, vuil-gespat kooitje,dat ergens hing tegen een verweerden vochtmuur, gelijkhij het zoo dikwijls gezien had aan de naargeestige woning-achterkanten nabij de Centraal-Station-viaducten . Was hijniet zelf zoo een zanger in blijde onrust, die naar de ruimtesmachtte en toch zich onder het hartstochtelijke zingengevangen voelde tusschen smook, roet, stoom en steen?

Al de gasten luisterden in verrukking naar Karel's treurigentang; vooral als zijn harmonica er stilletjes bij zuchtte . Enhij tong zoo immes van de zwarte wolk, die in het levenonweer en storm kwam voorspellen! Maar zoodra hij eindigde,ontstegen mateloos rumoer en geschreeuw .

Zwarte Steven, de dronkaard-pandoerder, blufte alweerkoud maniak op zijn rijkdom, met schorre stem :- Ikke heb auk sinte . . . al heb ikke gein fessies-sakkies

fan de rijkelui . . . wat jij meister? . .. Enne . . . al suip ikalleinig fan de hep . . . ferekskeseer meister . . . se binne niegeseeuwd en nie besomme . . . ikke his se en ik . . . ikke bergsoo goed as . . . as Hompie . . . 'n fijne pandoerder dat motgeseid, . . . ikke berg tug ja sestig happies . . . fan Saterdag-afend tut-en-mit Sondag feur de eirste Mis, tussche mestokfischfelletje . . .Daan Tol, de Vijgennek, met een geweldige goudbruine

meerschuimen pijp tusschen de tanden geklemd, dampteZwarte Steven dikke rookwolken de oogen in, maar debelaagde zweeg handenwringend als een betrapte gauwdief.Jantje Schafthuisie, ook Jan Kikvorsch gescholden, woueerst Karel hooren uitzingen .- As-ie temee ferders gong . . . Ikke hep jou femorrige

sien skuife . . . heeremetijd wa ken jij maaie . . . jij hep Beenmilt . . .

Maar Zwarte Steven, onder glimmende lachjes, verteldein dronkemans-geheimzinnigheid iets heel verborgens vaneen erfenis .- Se hebbe ons d'r ons tistement gestole . . .fat je Daan? . . .Immes : echt. - Geseeuwd : gestolen. - Besomme : betaald . -

Maaien : snel loopen. -

Page 257: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

255Maar Daan vatte niks ; stond blokvast op zijn versleten,

rood-fluweelen pantoffels . Hij dampte alleen ontzaggelijkerookwolken uit en gromde zacht, dat Steven voor zijn partomtuimelen kon .

Zwarte Steven keek scheel naar Frans Poort om houvastvoor zijn redeneering to zoeken. En geheimzinniglijk ver-volgde hij, snakkend naar lucht, tusschen het tumult der gasten :- As . . . as . . . de pestaur d'r komp to sterrefe . . . krijge

we nog meir spieje . . . gaar de man 'n ton . . .Het wemelde in Blauwrok's kosthuis den laatsten tijd,

van allerlei lustelooze straatzwervers ; van vreemd vervuild enwoestharig gespuis. Zij hurkten achter het beschaduwde balus-tradetje, somber, vlak nabij de gelagbank, en loerden of gluur-den onbestemd in angst en schuwheid, alsof ze ieder oogen-blik konden worden weggehaald als bedelaars en landloopers,- Je kukkereert mit Jonker, wijf! . . . spotte een kostganger,

die na ieder vinnig-giftig woord dat hij sprak, zijnkwaadaardige, gezwollen bovenlip optrok .

Al de eters en slapers, die vlotter boerenkool of hutspotmet klaprib konden betalen dan de schunnige kwanten vande keien, voelden zich gekrenkt in hun eer en in de eer vanhet burgerkosthuis .

Blauwrok lachte schel en schichtig-zenuwachtig . DieOliejas, en die Vlaggendief, en die Viigennek, . . . hoe durfdenze . . . Allereerst ontroofde zij zichzelf luister, meenden de vaste,deftige slapers van Blauwrok . De schubbige zwetsers die haarschertsend dwongen de waarheid to zeggen, konden net zoo goedergens anders heentrekken . Waarom deed zij zoo? Dat hoefdende sterren niet to voorspellen . Het gong slecht, heel slecht methet . . . nachtlogie foor dertig spie per keer, mit smorreges ensafes frij koffie en thee gratis! . . . Dat wisten ThomasSlokkebier toch wel . . . en Jan de Gans . . . en Hompie? . . . Dewerkeloosheid ontwrichtte haar heele logementje. Telkenswas haar kosthuis propvol en dan ineen weer half leeg.Zoo had zij smeuig voor een week verhuurd, kosten bed, en zonder een seintje bleven zij

plotsJonker : vroeger Toevlucht voor Onbehuisden . -

Page 258: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

256

na twee of drie dagen genuttigden bik, weg . Die rotganzen !Zoo een scha kon zij niet lijden!

Blauwrok gierde een klaterenden, rampzaligen lach uit, toenzij met een van groene aderen opgezwollen kop verklaarde,dat zij nou alles nam wat inwaaide, bij zoelen lentetijd enbij winterkou . Gasten per maal, per dag, per avond, pernacht . . . het waren evengoed menschen van vleesch enbloed, en al wat liep stortte eens toch in een kerkhof-kuil,Rosmerijntje zoo goed als Trijntje! . . .

Zoo strompelden er van velden en wegen, schooiers enzwervers, zwart van ellende, vuil en armoe, binnen . Al watde groote stad uit de duisternis opjoeg, kon bijeenschuivenop de smalle eetbanken.

Onder Vondel's ornementSat 'n ouwe, vrome vent . . .

zong gillend-scherp en tartend Blauwrok . Ze wou niet eensmeer vaste week-klanten in haar spreekkamer. Nu schepte zijvoor een iegelijk op, borden gort-met-stroop. Mis was mis enhet bleef zoo het is . . . Nu deelde zij gestampten pot rond ; nubakte zij uien of lepelde ze erwtensoep uit met royale hand .Wie het eerst maande kreeg opgegoten van braad- en koeken-pan. Een barbaarsche onverschilligheid vervroolijkte haar lachen zij gierde steeds naar een molligen barbiersknecht, wienshalfbeschaduwd gelaat schuchter-vriendelijk teruggrinnikte .- Opsij Klaas, . . . of ik grijp je bij je vodde . . .Uit een onwelriekende diepte achter de gelagkamer, hom-

pelde hulpeloos een avond-eter op, die altijd voor de Katho-lieke kerken stond to bedelen. Kreupele Toon leefde ingrauwe kommernis. Om de drie stappen rustte hij hijgendop zijn vuilvette kruk en dan staarde hij voor zich uit metgroote droomers-oogen. Wanneer hij met menschen sprak,was het alsof hij door hun lichamen heenstaarde. Er klonkeen soort van schuwe en verlegen beschaming achter al zijnplechtige woorden. Hij rook van tool tot breeden neustop,naar vodden en gedroogd zeegras . Ineengeknot was hijblijven staan bij Daan Tol, die hem met blauwen pijpendamp

Page 259: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

257zwaar omwolkte, terwijl zijn vijgkleurige nek opzwol vanpleizier en gesmoorde lachschokken . In het geel-trillendelicht van een avondlamp zogen walmvegen, rood en flakkerig,d'aangezichten uit het duister naar voren.

Kees Eenpoot, de stille, verwoede kaarten-gokker, haalderonkend adem en vond het liedje ,Loeloe, ja Moe" van MooieKarel, allemachtig leuk . Zijn leverlijders-gezicht, loodachtig-blauw, trok hij krampachtig sa$m onder het spreken, alsofhij op een onzichtbare manier gepijnigd wierd bij scheuten .

Voor den oorlog bedelde ook Kees Eenpoot zijn hapje bijelkaar en nuttigde hij zijn vasten bik aan de bedeeling in deSpuistraat. Daar kon hij zich nog net met de bloote ellebogendoor een stotterenden menschendrom heenduwen, al stinghij maar op een lat . Maar dat was allemaal finaal uit . Hetheele leven bleef ongestadigheid . Toen zette hij een borstop als een pekelharing . Op heden hinkte hij in het oudekarrepad. Hij spotte met zijn afgereden been dat nou gelukkigniet noodig had mee to verhongeren, en hij gokte, gokte,om nietigste winstjes, met een verwilderden hartstocht.

Een werkelooze houtzager, die aan het Centraal Station metpakjes sjouwen een mager stuivertje won, scheen zijn breedenspleetmond in een eeuwige kauwbeweging to houden . Zijnzware onderkin hing als een groezelig-gele krop waar hij voort-durend iets borrelends uit opzoog . Ook die was aan lager walgeraakt en kon nauw meer een slaapstee bekostigen . Opzijn uitgeteerd, naakt lijf had hij een grasgroen, gescheurdjekkertje vastgeknoopt. Hemd noch trui bezat hij meer .Het zou wel ,Toevlucht" worden, morgen, overmorgen,eeuwig en altijd zonder dak! Door zijn neergebogen schouder-lijnen schoot rifling op rifling . Hij huiverde van honger, kilteen narigheid .

Hein Kattenoog luisterde, in schijn zwaar gewichtig, naarZwarte Steven's verhaal over rijkdom en erfenis . Hein hadeen afgrijselijken, valsch-loerenden blik en zijn ingerimpeldehuid groefde als gebarsten perkament . Ondanks zijn valschgeloer, was hij zoo onschuldig van binnen en argeloos alsMooic Karel

r

Page 260: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

258

een kind. Dit althans beweerde hij van zichzelf . Hein Katten-oog had jarenlang in groezelige nachtasyls geslapen enop afgekochte spijskaartjes geteerd . Vroeger op de Passeerder-gracht; voor het laatst in het oud-Buitengasthuis, waar hij,,allemenschelijkst-goed" was behandeld ; hij zou een mein-eedige zijn, als hij dat loochende, al sprak hij weeklachtelijkover zijn kniezerig verblijf . Je kwam er van lieverlee . En toch..htoch bleef het maar een Toevlucht voor Onbehuisdenmet een adje achter je hielen . . . En Hein hunkerde juistnaar zijn oude, gezellige buurt, naar de weemlende Jordaanen den ruchtigen Haarlemmerdijk . Als hij maar even eenpaar koude spieen had vergaard, wipte hij over naar dewalmende en muffe logementjes van zijn geboorte-wijk Hijwas nou eenmaal in ellende en armoe neergestooten, en hijrilde van d'asyl-omgeving. Want een Toevlucht bleef maareen Toevlucht . . .

Zwarte Steven lolde stompzinnig voort, zijn kop in hetflakkerlicht steeds gekeerd naar Frans Poort . Bij then donkerenkerel hoopte hij op succes met zijn wonderverhaal, schooner niet een der gasten een touw aan vastknoopen kon .

Kees Eenpoot op zijn ijzeren stomp, kwam ook to luisteren,terwij1hij kortademig ronkte en zijn lijk-paarsig gelaat zich weersidderend-pijnlijk vertrok. Heel geheimzinnigjes herhaaldeZwarte Steven, telkens uit een zware overpeinzing ontwakende :- As. . . as . . . die pestaur d'r nou maar komp to sterrefe . . .

ikke seg jullie . . . gaar de man 'n ton!- Schaf je kedin 'n rondje bruine boone mit fleesch? . . .

barstte plots Daan Tol uit, onder een zware rookwolk .Kreupele Toon op zijn kruk, bestaarde Zwarte Steven

en zijn droomersoogen schenen nog grooter to groeien, ondereen soort van smartelijke berusting . Ook de werkeloozehoutzager staakte zijn eeuwig gekauw en wachtte in spanninghet antwoord van Zwarte Steven af . Hein Kattenoog loerdemet zoo een schrikkelijken blik, dat zelfs Frans Poort hemnieuwsgierig bekeek . Onder Poort's oogenmacht kromp Heinschamel in elkaar, en hij deed alsof hij nets anders zag

Adje : pohtieagent. -

Page 261: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

259

dan den schonkigen verhaler met zijn erfenis-historie .Eters en slapers bespraken toen hun dag-karweitjes en een

bejaarde, kroesharige oud-gediende uit Veenhuizen, die zichweer bij een baasje had ingewerkt, wou plots met een woe-dende verleugening van zijn armoe, de erfenis-phantasievan Zwarte Steven overbluffen. Hij bejeukte de rimpelsin zijn aap-laag voorhoofd, waarin de diep-verzonken oogenbrutaal-fel glinsterden. Tegen de schaduw van het balu-stradetje spoog hij wat verward-toornige woorden weg overde zwendelarijen van groote heeren, met een stem als vaneen halfverstopten hoorn . Ook hij vertelde, met zijn oudenmummelmond, wat hem alzoo bij wet en erfenis ontstolen was .- Deur netarisse en diergelijke . . . mit akte en pampiere . . .

Se kanne d'r eige feur mijn lefedig ophange, . . . maar ikdeug toch nie . . . Wullie soort half-fokse, motte toch nabeneje . . . wa jij Hompie? . . . Wa jij Soeproofer?

Een grondwerker met schurftige gezichtsvlekken en eendompige kleerenlucht, die een groote kom koffie gloeiendopslurpte, schudde meewarig zijn hoofd . Maar Kees Eenpoot,die altijd menschen namen van kaarten gaf, was met zijnzwaren, ijzeren stomp naar den Veenhuizer toegestrompeld.Hij tikte hem vinnig op zijn vaal jasje . Zijn paarse lijkenkopsidderde krampachtig, toen hij onder kwaadaardige boertrauw uitstootte :- Seg es, Klafere Heer, hei jij . . . hei jij je fersterf ont-

laupe? . . . Is d'r fast tijd da je wort uitgekaukt! . .,De Veenhuizer-zwerver begon zijn vingers op zijn gestulpte

lippen to slaan en ze toen nattig door zijn vettige kroesharenbeen to wriemelen. Zijn diep-ingezonken oogen leken nogfeller en woedender aan-te-glinsteren en nijdig siste hij terug :- Daar hei-jij geen sjoege fan . . . luisige Eenpoot! . . .

Slik iii maar je gortwater . . . WA weet jij nou fan erfenisse?- Haur die Harte-aas . . . een kluchtbedrijf! . . . hoonde

Eenpoot . . . Geen spie feur 'n slaapstee . .. klessebist fan 'nerfenis! . . . Wil d'r seintjes geife!

Weer barstte de Veenhuizer uit :

Half-foksen : minderwaardigen . - Sjoege : begrip . -

Page 262: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

26o- Gaan jij maar pleite . . . of . . . of teertouw pluise in de

bajes en speul faur lijk, . . . is d'r ook een gokkie mit de dood!- En ikke seg je, . . . schoot woest Zwarte Steven met

uitpuil-oogen uit, onder hevige zelfontroering den Veenhuizerin bescherming nemend, . ., ik seg jullie . . . die pirsaun hetse eige fertrapt . . . fertrapt! . . . Ikke . . . ikke weet se geheim . . .ik alleinig . . . wa Veenhuiser?

Er kreunde wrange jool door Zwarte Steven's dronkemans-stem. Heesch-bulderend ging hij voort :- En ikke seg jullie . . . op me eir as pandoerder . . . die

pirsaun uit Veenhuise had soo rijk kenne wese . ., ikke alleinigweet se geheim wa' . . . Soo rijk . . . soo rijk as de Koniggin . . .Wel duusend soofies en meer had-ie gecrrefe . . . nie pirsaun?. . .Nee . . . nee . . . seg onbedremmeld, . . . seg de waarheid? . . .Me kenne teuge 'n stootje . . . me binne nie fan marsepein! . . .De oogen van den Veenhuizer-zwerver fonkelden . Met

zijn verstopte-hoorn-stem, die zijn geluid versmoorde ofplots deed los-reutelen, vertelde hij van zijn dolen, dag ennacht op straat, van zijn afgemarteld lichaam en van zijnslapen in portieken en nachtparken, op banken of in nattekarren.- In de winter gong 't soo maar . . . onder storm en rege . . .

hagel en sneeuw . . .Hij sloeg zich weer op zijn gestulpte lippen, zoog zijn

vingers nat en wriemelde ze door zijn kroeshaar . Als eenvreugdeschot klonk zijn stem plots geweldig uit :- Maar nou heb ik weer 'n baasie, . . . laatste stroop-

tocht, . . . en wie me dat ofhaalt . . . krijgt 't mes deur se ribbegescheurd!- 'n Nuuf rondje, . . . fergeife . . .kedin skudde, . . .gromde

de kaartgokker Eenpoot.Zwarte Steven zwetste weer verder, terwijl kerfplooien

zich tusschen zijn brauwen groefden .- As . . . as . . . se an die pirsaun . . . se folle fersterf hadde

beschonke . . . had-ie 'n spekslagerij begonne . . . wa Veen-huiser? . . . Ken ikke je geheim . . . of ken ikke je geheim nie? . . .

Pleite : weg . -Bajes : gevangenis . - Gokkie : dobbelspel .-Soofies :guldens . - Kedin skudde : goed schudden. -

Page 263: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

261

Maar een spitskinnige sleeper, reusachtig van gestalte enriekend naar benzine, die Blauwrok juist schreeuwend etenbestelde, draaide zich woest naar zwetsenden Zwarte Stevenom en dreigde met de handen alsof hij hem zou verpletteren .En hij schimpte :- Hou jij je dronke knAr . . . teut! . . . YJauter teuge 't dak

en fal d'r af, . . . maar laat dns mit rust!Een scherpen straal tabak spoog de norsche sleeper uit, vlak

voor het lijkengezicht van Kees Eenpoot, die in schrik kras-send achteruit-waggelde op zijn ijzeren stomp en ontsteldstotterde :- Soo'n Schoppeboer . . . hei 'k nog nooit-nie in me klefiere

gehad 1 . . .Ook Mooie Karel walgde van den flodderigen Zwarte

Steven, en hij kon al de logementgasten en hinkende pad-vinders wel door mekaar rammelen!

De vaste klanten moesten eerst nog haarlie bakje koffie slur-pen v66r zij het avondmaalverorberden . Het Duitsche meisjebediende ze alien met een vleierig lachje. Maar Frans Poortbestaarde zij lang en hartstochtelijk .Mooie Karel had het land. Verveeld gooide hij zijn har-

monica in een hoek, nam haar toen weer bij het hengselen klauterde baloorig naar zijn hokje . Daar ging hij suf zittenturen in de sombere diepte van het enge plaatsje . Beneden,in de gelagkamer, hoorde hij het stuiplachend ha-ha-ha-havan Blauwrok . In wat een zooi, een gore bende was hij, omGreet to vergenoegen, toch aangeland! Dol van woede traptehij een ouden blompot in elkaar. En ineen besloot Mooie Karelonder nijpend-bange voorgevoelens, weer naar de Gouds-bloemdwarsstraat to stappen .

NT .

In den grijs-groenigen schemer, op de Lindengracht,wankelde hem half teut en vadsig geeuwend, verkleumdeThijs tegemoet, de waterige lodderoogen opengespalkt . In

Klavieren : handen . - Teut : dronken. -

Page 264: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

262

een ommezien blufte hij op zijn hengelarij . Hij hikte grofals een onverlaat. Door de lucht trok hij allerlei geheim-zinnige gebaren en hij grinnikte, zeer in zijn sas . Zijn lelletjesbewogen griezelig, terwijl zijn ooren zelf roerloos blevenaan zijn hoofd . Karel rilde van zijn zatten zwendel-broerThijs, maar die liet zij n woorden van de lippen strompelenen plots huilde hij tranen van verrukking .- Nou laant ikke me laud sakke . . . 'n gewaune . . . ba . .

ba . .baarshaakie laa 'k . . . sakke he? . . . tut ikke grond foelhe? . . . En . .enne . . .- Ga wig! . . . dreigde Karel . . . Geef ik geen asempie

om! . . .Maar Thijs hakkelde voort, terwijl hij grijnsde als een

kwaadaardige aap.- Meleur . . . meleur mit peur, . . . moar ikke . . . ikke

slaan se deur 't neusgaatje hein . . . dan foele sullie niks-niemedall . . . Jij slaant de forinkies deur de rug hein . .. d3deug nie Kareltje . . . binne se to gauw mortje . . .- Ga wig! . . . dreigde Karel scheller . . . D'r loopt 'n

krats deur je pit!Maar Thijs bleef hardnekkig hikken en praten, en in zijn

gezicht trok een uitdrukking van verstomping .- Weggaan . . . ikke? . . . Ikke bin frachtfrije begage . . .

Mijn toppie is d'r gelijk an jouw toppie . . . Ikke seg maar . . .ikke . . . ikke seg . . . jou snoektuig is d'r in de war . . . jij hebgein sjoege fan de engelsche haakies . . . Ikke gaant op-hedenog op korper en brasem . . . achter de Muierpaurt . . . enne. . .ikke mot . . . mot . . . niks fan de feenpolder . . . En . . .enne . . . ofer 'n paar weikies . .. op snoek en baars . . . Mebaarstuig is kedin . . . en me snoekhaak . . . 'n fijn . . . blauwfleurhaakie . . . kedin . . . Soo scherp ik 't mes an twei kante . . .

Karel vloekte en stampte op de keien van ongeduld . Hijkon Thijs niet kwijt .- Kan me niks miere, trekskuit!- Maar fan 't winter . .. gaan je mit mijn mee op de

kabeljauw . . . Kareltje, . . . kedin broertje . . . Jij en GerritNieleur: malheur. - Pit: kop . -

Page 265: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

263

Pijpie . . . en Lange Klaas mit . . . mit se drie bigge . . . kedin . . .fisch je mit mijn mee, Kareltje . . . hengele-me mit rauwemossele op 't gefoel af . . .Karel gromde .- Op de blokke, . . .lijmde Thijs erbij, . . . enne 'n flesschie

soete bessies onder de kurk . . .Karel's geduld was op. Hij stompte Thijs woest terzij, dat

zijn broer's oogen uitpuilden . Die grijnsde en waggeldetegen Riek Harlekijn aan.

Riek Harlekijn was de ijselijke, geweldige ruziepot vande buurt, voor wie een iegelijk beefde . Maar dadelijk begondronken Thijs over zijn vischtuig .- Ikke . . . ikke fisch op alle jaargetijje ; Riek . . . hoorde Karel

zattenThijs nog nabrallen, . . maar fan me poer motte se afblijfe .Karel durfde niet dadelijk doorloopen naar Corry toe .

Als zij er nou niet was? Kon hij weer weg-pagaaien met leegehanden.

Hij keek zorgzaam naar het wilde, onrustige wolkenspelvan den triesten herfsthemel. De lucht begon zwaar todonkeren. De straten zonken in floersgrauw weg. Van buitenleek alles net zoo droef als het binnen in hem eenzaam huilde .Bij Nel en Frans bleef hij aarzelend voor de deur staan .Weer ving hij bot. Corry was niet thuis . Ze was eeuwigen altijd weg! Ze leek weer to toeren, die grandige meid .Al de tiende maal kreeg hij nu denzelfden klap voor denneus. Die pageintjes zou zij niet meer den elfden keer uit-halen.

Nel Scheendert had schrikkelijk met Karel Burk to doen .Hier kon zij geen zacht pijn-verdrijvertje geven . Haar stemjankte van verdriet en deernis .

In den schemer leek haar uitgemagerd gezicht afstootelijkvaal-geel, als een uitgedroogde citroen . Zij snauwde naarFrans Leerlap :- Leeleke geelgieter, . . . grabbelbakkie, . . . bi je weer

afgelaje?Nel vloekte uit verlegenheid en meelij, om voor Karel

Pageintjes : grapjes. -

Page 266: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

264

haar ontroering to verbergen. Maar Frans Leerlap over-duizelde een angst. Nel's oranjeachtige oogen gloeidenkoortsig. Plots richtte zij zich onstuimig naar Karel enin wanhoop verklaarde ze, dat tegen Corry niet to vechten viel .- Die houdt je de pafferia voor!Frans Leerlap in zijn schuchtere verlegenheid, durfde

Karel nauwelijks in de morrende en troebele oogen zien.Corry onderhield tegenwoordig, behalve haar broer Jan,zoowat het heele verbasterde gezin . Hij, vochtige koekzak,had zijn reep to houden. Want hij was nog even bang voorzijn oudste dochter als vroeger en hij hield er niet van, tandento spuwen. Het gehaaide goosertje Bromtolletje was hemaltijd de baas of geweest . Zouden Nel en Corry hem nietin hun leeg gedruisch verdrinkenp . . . Heere zegen dezespijs en drank, amen! . . . Toch begreep Frans Leerlap nietsvan Corry's slenterend en stroef gedoe tegenover KarelBurk, al had Manus Peet, - dat scheve uithangbord, scholdNel, - indertijd de heele massematte tusschen Corry enKarel blakerheet voorspeld. Hoe waagde die gonzende tor, hoewaagde ze zoo maar then machtigen kerel zijn conge to geven?

Frans Leerlap bleef stilletjes staan neurien over zijn duis-terend onderdeurtje. Want het was toch minder dan een zucht,al wat hij zei . Hij had uit bedremmeling, een schuwen,diefachtigen oogopslag gekregen. Een iegelijk wantrouwde hemopheden. Hij kon niks anders meer to hoop jagen, in zijnschriel en verloopen asyltje, dan zijn vogeltjes . Voor geenkimmelbas pruttelde hij meer een levendig en verstaanbaarwoordje over die twee, als Nel erbij kuierde .

Maar Karel Burk malde in het hart, dat Corry hem afwees .Hij begreep, in rilling en ontzetting, dat hij het voor altijdverkorven had bij Corry. Zij liet hem gemoedereerd dood-hunkeren. Zij liet hem zich blindlensen bij het afloeren .Hij was een vod voor haar geworden. Nee, hij kon haarniet met koetsef-blinkertjes lokken . Hij wou haar alleenmaar zeggen hoe alles vast en zuiver in zijn binnenste wastoegeschroeid naar zijn liefde voor haar alleen.

Pafferia : pistolen. - Reep : mond . - Kimmelbas : drie stuivers . -Lensen : "ken . - Koetsef-blinkertjes : juweelen en snuisterijen . -

Page 267: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

205

Karel Burk had heel veel vroeger, in een soort van daemo-nisch-gelukzalige onwetendheid geleefd . Tot hij Corry ont-moette . Toen was hij al zijn innerlijke rust kwijt . Zijn woestevagebondage bleef wel, maar overal in zijn diepste en verstegedachten tastte hij Corry ; sloop er weemoed in hem rond .Na het vreeselijke verzet in „De Gele Ballon" voelde hijniet meer zonder haar to kunnen leven ; wierd hij ge-kweld door een schrijnend smartverlangen . Hij wou Corry,Corry alleen, of van alles af! Hij vermocht zijn drang nietopnieuw in zinnelooze onrust en zelfbedriegerijen to ont-loopen. Het snakkende verlangen brandde tranen in zijn oogenen het kwelde, het martelde hem dag en nacht . Hij, de on-verschillige, zocht kwijnend naar allerlei verzoenende in-schikkelijkheden. Het was niet meer het zieke, verterendezinsgenieten dat hij najoeg ; dat hem duizelend-dof, ont-goocheld-kil en afgemat achterliet in zijn alles-wegwisschendeellende . Bij de gedachte aan Corry ontsprong een tintelendekracht heel zijn hevige en ongebreidelde wezen . Hij wistnu waarom het ging . Onder het gedrang en het geraas vande menschen had hij eerst zijn beangstigende liefde-driftgetemd en verborgen, tot hij zich aan nets meer stoorde .Met heel zijn stormachtige en blindwoeste oproer-natuurhad hij Corry teruggestooten ; met een gelouterde, onder-worpene en geslagene natuur begeerde hij haar, ge-smoord-weenend, terug. Hij wou weer in het bezit van zijnvoile opgewektheid, van zijn gulzige vroolijkheid leven, maarCorry moest naast hem staan . Zij had hem eerst heet gekweldmet haar zelfzuchtige gedragingen, met haar hatelijke scherpteen haar weerspannigen spot . Na het gebeurde op denDijk, leek ineen alles veranderd. Toen begon zijn eigengruwelijk hunkeren, haken en snakken naar de meid, en leekzijn geschokte ziel nog meer geteisterd dan ervoor . Zij wierdhem een engel, en terwijl zijn treurhart in schrijnenden noodom haar riep, vluchtte die vrouw van hem weg en speeldezij het ondoorgrondelijke spel met hem van : bejaag-me-wel,bejaag-me-niet. Alles goed achterna-gekeken, voelde hij zich

Page 268: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

266

argeloos misleid en wrang bedrogen . Corry moest wel vanhem denken dat hij haar alleen wou zien zwichten om zijnmannentrots to bevredigen. Hij, Karel Burk, soms vol bewustvan zijn verleidmacht, kon niet verdragen dat de mooiste meidvan de Jordaan hem ontliep . Maar zij besefte toch niet hoehij Iced in levensangst ; hoe alle opvlammingen en geestkrachtin hem waren uitgedoofd ; hoe zij zijn wilden hartstocht temdeen zijn rauwste begeerten terugstiet . Het was geen besmet-tende genotzucht meer, geen verwilderde drift die hem zooschroeide en zoo in radeloosheid en somberte deed rond-loopen. Hij voelde zich kleingeslagen van binnen . Er dreigdeiets om hem been in de lucht als bij onweer-op-komst .In zijn vermurwing bad hij den Almachtige om hulp .Alleen in zijn bed, in zijn hok, ontkrampte zich zijn heetesmart en voelde hij zich nietig, hulpeloos als een kind .De diepste droefheid kon hem zoo overmannen, dat hijurenlang zonder besef stond tegenover alles wat hem om-ringde, in smartelijke vergetelheid . Zijn ontroering dreef alsop een vreemd licht . Dan naderde zijn verdriet hem als eenstille droom, dan als een laaiende vlam die gloeiende strepenen sterren achterliet. Hij voelde zijn eigen lichaam zichbewegen als onder een net; onder een weerstreving waarinlets half wegweek en hem half omspannen hield . Hij be-spiedde het gelaat van Frans en Nel uit argwaan, want hijvreesde dat zij hem misleidden . Hij wou al wat verborgen leefdeachter de gezichten van Corry's familieleden, naspeuren . Ja,vroeger wou hij in vreemde gewelddadigheid, alleen het loutereaangehitste genot. Maar het verre en prangende verlangenhad hem gerijpt. De razernij en de spanning die zijn liefdevoor Corry in hem bracht, bezoedelden zijn inzicht nietmeer. Het brandend-kwellende van haar niet to zien, nietto hebben, hield het dronkene, opschuimende van zijn wel-lust in bedwang . Hij wilde Corry juist doen beseffen, hoe hijzich gansch en al in haar zou kunnen verliezen, zonder datzij eenigen lust van zijn misvormden hartstocht behoefde tobevredigen.. Waarom bestaarde hij dan met zulke ontzinde

Page 269: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

267

en bange oogen het schrikwekkende van haar wegblijvenNeen, hij kon niet meer zonder haar leven . Hij vervloektezijn eigen duivelsch gelok van andere vrouwen, omdat hijalleen voor Corry wou zijn en omdat hij al wat daarbuitendrong, verfoeide .

In Greet's glanzend-grijze lokoogen zag Karel een stil-wreed pleizier gisten. Zij klapte den heelen dag Vlaamsch,en zij kakelde nerveus-druk en knorrig over alderlei peerdjes,over circus en impressario, . . . maar zij draalde opnieuw metteruggaan naar Brussel . En ze kweelde zacht als een spot-vogeltje, het oranje snaveltje vooruit! Soms ademde zij uit,een wolk van zoete odeur en in jachtige bereddering verteldeze, gejaagd en snel alsof iemand haar op een leugen konbetrappen, dat zij in Rotterdam, Den Haag en Amsterdamzou gaan dansen. Zij ratelde de-honderd-uit over alderleiartisten, over instructeurs en rijders, over humoristen entransformatie-duettisten ; ze repte zich gejaagd over poelenen plassen, . . . en toch had zij zoo vast gezegd, dat zij weg-ging. Maar vanaf het oogenblik dat Corry er was, scheenzij heelemaal Karel zijn slaapplaats bij het wenteltrapje inAnt's woon, niet meer to gunnen. Karel doorzag de omhullingvan haar jaloersch spel en mompelde :- Die blijft . . . al regent 't hooiforke!Waarom kletste ze nou niet meer van haar Antwerpschen

bokser? Was ze nou ineen onbevreesd dat die praatzwaaierhaar zou opeischen? Had ze nou weer een nieuwen buik-spreker aan de hand, weer zoo een vreemden spreeuw, eenwitneuzigen komiek of een kermisklant uit het Belsenland?God, God, die meid was me ook een couplet . En somsonverhoeds barstte hij tegen haar los in een bloedende,smartelijke en ironische vroolijkheid die haar deed beven .

Karel had Corry willen bidden, zich nooit en nimmer meervoor hem to verbergen. Want hij zou alles dulden, witze ook deed . Nu was ze vlak bij hem en toch zoo verif, dathij haar niet meer kon spreken . Vroeger alleen had haaruiterlijkheid hem begoocheld . Nou wilde hij alleen haar

Page 270: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

268

gedachten, haar geheimste en opperste wenschen. Nou wildehij alles van haar innerlijk, om in een zoet geweld zich tovereenen met haar wezen, haar bloed en haar hart. Want waszij niet bij hem, hij was altijd bij haar. Wat gaf hij om dedrekwereld en haar overdreunende praatjes!

Karel scheen al zijn duivelachtige streken to verliezen . Hijwou zich wel heelemaal van binnen stukscheuren, in smarten woede om al zijn vroegere misdragingen .Karel's oogen begonnen zoo wild to glanzen, dat de

kleine, blonde Alie er bang voor wierd en haar feuilletonschichtig op zij schoof. Want die voelde, zonder een woordjebiecht van Karel, het waanzinnige en verwrongen verdriet,de verdwaasde gekrenktheid van haar Oom. Ze kon Corrywel kinken, omdat ze zoo een weergaloozen kerel zoo grofbeleedigde en in verstootende schande smakte . Hij bezattoch niet meer dan dat wat hij op- en- aan had, in de heelewereld, . .. die berooide jongen . Want al was zij pas achttienen Oome Karel tien jaar ouder, ze wist toch hoe die knots-zwaaier zich voelde van binnen . In haar laatste feuilletonhad zij joist zoo een tafreeltje uitgespeeld en wel tienmaalgelezen en overgelezen. Maar in dat stuk feuilleton had deweggetrapte vent zich helsch gewroken. Die nam dat stiekemeen gluiperige niet van de grootschige meid . Die stomptehaar brullend het kliniekie in. Jonge-jonge, als dieaan het sporten ging, potselderie . . . dan verschoten dewolken!

Alie hijgde en sidderde van drift ; ze wond zich al hevigerop. Ze leek warendig wel een ziek orgel . Vader had er deheele week doorgehaald met zuipen en deed niks dan lodderigzijn Moedervlekkie aflikken, goddorie ! Maar Oome Karel, aanlager wal, . . . ach, ze zeurde op snert! Haar eigen knutselendejongen gaf haar de handen vol met al zijn grillen en kapsones .Die zat ook maar eeuwig onder gelag, die gerookte geep .Die gaf geen muziek meer als je hem op zijn kanes kletste .Neen, dan Oome Karel, die stoute baas, die zoo maar luchtig-wegzich liet ontglippen wat hij het liefste had op de wereld!

Kapsones : drukte . - Kanes : kop . -

Page 271: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

209

Zou nou alles voor hem verbrod en bedorven zijn? Alie, inteerhartige opwelling, koesterde Oome Karel met allerleiverhaaltjes, met haar kluchtig comediespel en zotte gebbetjes .Want de meid kon wel huilen om zijn in-verdrietig gezicht .Ze wou hem door alles afleiding verschaffen . Maar nietshielp. Mooie Karel bleef overkropt van ellende ; kil, somberen prikkelbaar . Uitdagende straatdansen, muziek op denzonnigen Dam en het-lied-van-de-keien, ze bestonden nietmeer voor Karel . Tegen een iegelijk viel hij uit, grof, gemeen,schimpend, razend en dreigend . Hij sprak op het mes ; hijwou snijden en kerven als een dronken matroos . In zijnkranke heftigheid zocht hij ruzie met den mal-fluisterendenen grillig-gebarenden Thijs, met die schommelende kop-spin. Hij zou het vunze, grinnikende bakkes van zijn broermet wellust in elkaar hebben kunnen timmeren, zoodra dieweer to leuteren en heesch to mompelen begon overzijn baarstuig en zijn karpertuig-mit-staande-haak ; zoodradie weer snoefde op de prijsvisscherij en dat doorhem, door hem alleen, de Madelievenstraat drie grootekransen in de wacht had gesleept. Karel loerde slechtsop de uitspringende onderlip van Thijs en zijn ver-wrongen mom. En al zag hijzelf zoo grimmig als eenkolenpeeser, hij haatte bet gelijm van then geldverdonkere-manenden snurker . Ook Ant's gezeem ergerde, onder eigenprikkelbaarheid, hem al heviger . Haar bultige neus, haargekwakkel en gehink, deden hem opbruisen en vloeken. Voorzijn part wierd ze kreupel op twee stelten! . . . Achter alzijn gescharrel loeide toch duvel's blaasbalg . Hij moestmaar een zoet sluimertje doen onder het gras en zich vooreeuwig asjeweine maken . De kijvende jongetjes, datdomme rauwe tuig, rammelde hij dooreen bij het luttelstewoordje van verzet en krakeel . Teuntje brulde den muilvol en huilde onder Karel's knauwende knuisten.- Pas op . . . ik meet je rug! . . . dreigde Oom ruw .Wimpie, met angst-oogen, rende weg, de Lindengracht

over. Zoo grommerig, opstuivend, gemeen en valsch hadden

Gebbetjes : grollen. - Asjeweine : verdwenen . -

Page 272: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

270

ze Aume Koarel nog nooit gezien . Nou had hij doodgewoonmoeder gevraagd om spieen .- Effe sinte . . . feur thee en 'n ons bloedworst mit 'n-

puntje-toe-foor-de-poes . . .En boem, Aume Koarel schopte hem er uit, tegelijk met

de schele kat die al tweemaal, naar Karel's zeggen, op deronde tafel de melkkan met zijn pootje moedwillig en gulzighad omgegooid . . .- Om lekker to kenne lekke . . .Zoo een afbijter! Er wroette opgekropt begeeren in

Karel, dat zij niet begrepen . Als de dood bleven zij voorzijn dreigblik . In stilte scholden zij hem voor al wat leelijk was .

Toen op een middag de slungel Gijs zijn moeder Ant metbevenden driftmond schrikkelijk uitschold, nam Karel hemin zijn nekvel en smakte het jog pardoes onder de draaitrap .Plof, daar lag de giftige moeder-schimper op zijn sloepertjes,to kreunen van pijn tegen de treden, als een gekreukelde vliegen-lap in mekaar. De hatelijke sinjeur had zijn bekomst! En tochvoelde Karel dat hem het krenken en uitschelden van Ant eigen-lijk niet eens meer prikkelde . Al beleedigde dat vod met zijngloeirooden driftkop, zijn moeder Ant nog zoo erg, het deerdeKarel nauw. Hij ranselde Gijs alleen af, om zichzelf op-luchting to geven en om zijn wrok to koelen op iets, op alles,op iedereen. De faam klonk, dat hij dol was geworden. Laatklinken! Alles was toch verrot en verzonken. Over alles hingbenauwing en door alles vrat onmacht en tegenspoed . Greet's :- Nen goeien avend . . . Oompie, . . .

en haar zoet-beschroomd kijken, bracht in Karel ook al eentoornigen wrevel . Dat Vlaamsch klapsel zwierf met haargade-ge-hier en gade-ge-daar, maar overal heen ; bioscoop in,bioscoop uit . Een duslijk eentje lustte hij niet meer . Zij holdeallerlei wedstrijd-boksers na en ringrammers. Zij genoot vangewonde grenzen en van koelbloedige verdedigingen. Zijwist precies het verschil tusschen Engelsch en Fransch vuist-rammeien en heel haar roze-gepoederde blankte verloor zeonder de opwinding van haar fluisterwoordjes .

Afb ter :snauwer.-Sloepertjes :pantoffels.-Grenzen :gezichten.-

Page 273: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

271

Bah! Hoe had hij toch kunnen denken dat die zachtaardige,goede Greet gek-jaloersch kon worden op Corry! Hoe hadhij toch zoo mal kunnen veronderstellen dat zij van Corryhield! Wat zij ten goede voor hem praatte wierd een raggeling .Integendeel, zij maakte een meikever van hem, een vuilenzwerver, een schooier. Instinctief besefte hij nu, dat GreetCorry's afschuw voor hem in de hand werkte en dat zijmet haar lieve bijtertjes niets dan booze verachting brouwde .Want iederen dag lokte zij hem al lichtzinniger met haarschijn-beschroomde oogen, zoo uitdagend en verleidelijksoms, dat het zelfs Ant in onrust bracht .- Heutepeteutelig weertje alien dag, he Karel? . . . vroeg

Greet, een beetje klam-sarrend .- En-of . . . de netuur is an 't slijte! . . . snauwde driftig

en overgevoelig Karel naar de meid toe .0, dat herzinnende, zacht-en-fijn-aanhalige en toch koel-

veilige van de verliefde deern! Hij haatte Greet nu om haarslinksche en zacht-grievende buien, en om haar tragisch-uitgebuit lotgeval . Heel haar ouden toover verloor ze voorhem . . . Greet zuchtte en schokschouderde, en zij keek be-schroomder en kiescher dan ooit naar Burk om .

Mooie Karel gromde in zichzelf : die deern-zwendelaarstermoet ik nog eens voor den beitel nemen . Hij zou haar weg-jagen, als het moest. Hij hiette een dolle stier, maar hij zouhet worden op die manier . Voor die jaloersche odeurwolkzou hij uit de tanden spreken.

Ook in het volkslogementje sprak Karel Burk bijna metniemand. Frans Poort die dagelijks de Har en de Kaai afzwierfom werk, maar niets kreeg, al had hij een groene kaartbemachtigd, bleef hem schuw uit den weg. Hij voelde hoescherp en bezwaard Burk stond tegenover alles. Hij zou dehorzelen niet tergen .

Dagen achtereen slenterde Karel van de woelige Linden-gracht naar de Dwarsstraat. Maar Corry Scheendert wasniet meer in de buurt to zien . Het begon griezelig-rauw inKarel to bruisen. Al feller vernederingen liet de meid hem

Raggeling : mislukking . - Meikever : losbol-boef . - H.A.R : Haven-Arbeiders-Reserve. -

Page 274: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

272

doorstaan en sombere dreiggedachten aan wraak begonnenweer in hem saam to zweren. Karel kon zich geen oogenblikmeer rustig bij zijn vischnegocie neerzetten . Tot heden toewas hij altijd om halfvijf op de vischmarkt present geweest .Nu ronkte hij nog urenlang na in zijn broeisch bed . Hij wouniet op en verloochende al zijn belangen . Hij poogde zich-zelf huichelend to beliegen en zijn eigen ergernis-gevoelensover zijn traagheid, op andere gebeurtenissen over to gooien .De Afslager, een vriend van Karel, keek hem met ontzetteoogen na. Zoo stil-verblind en baloorig, week en zwak, hadhij Mooie Karel nog nimmer gezien . De Urkertjes en Volen-dammertjes wisten niet meer wat zij aan den barschen ennukkigen Burk hadden. Op de Lindengracht, tusschen zijnkameraden, wierd Karel begekt. Als zij al lang los waren, zathij nog met halfvolle bakken. In zijn vent-roep was geen tier,geen leven meer. Norsch, ingezonken en lusteloos stond hijvoor zijn stal en als het niet liep, dan ging hij onbeschaamdin de duiven-kroeg keilertjes naar binnen slaan . Zoo hadde buurt Mooie Karel nog nooit zien uitpakken, . . . vroegdronken en zwaaien op gewone werkdagen! Zij smoesdenen poekelden, de kameraden, de concurrenten en de vijanden .

Blinde Janes spotte :- Neim 'n bad bij Jonker, . . . 11 je uitstaume . . . ikke sel

je hemp mit blauwe strepe ofergooie, . . . tut an je toone . . .mag je bikke . . . 't oferschot fan de kaserne . .. maar . . . jemot drie dage deurslape . . .

Van alles vermoedden zij een scheutje . Mooie Karel waszielsziek ; hij was melankeliek in zijn verdrietelijkheid .Kwamen zij hem to na met loene gebbetjes, dan stoof hijop als een razende en dreigde met zijn vuisten . Hij liepslordig in de kleeren en hij verwaarloosde zijn heele wezen .Niemand mocht hem meer een stroo in den weg leggen ofhij ranselde erop. Dan bleef hij stil, stom, in verwarrendebeschaming en suf tusschen de dooreen-krioelende menschen-massa der markten.

In zichzelf mijmerde hij steeds : zou hij Corry eens haar-Keilertjes : borrels . - Poekelen : spreken. - Loene gebbetjes :

valsche pretjes . -

Page 275: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

273scherp afleggen? Maar dan gilde het in hem, in ontzetting :- Nee-nee, straffetoerder . . . dat doen je nieI . . . Je ken

je eige wel soo fergewisse . . .Hij voelde zichzelf heelemaal uit den koers glijden, rond-

zwalken en wegdrijven. Er bleef maar een levende hartstochtin hem over : Corry! De heele wereld was hem onverschillig,met alles wat er tolde en wemelde . Hij zat maar onderworpento droomen en to staroogen . En dan plots wierd hij gegrependoor wilde angst-buien of vechtlustigheid . Weer zinde hijop versche plannen voor een hinderlaag, en opnieuw bespronghem de vreugdelijke gedachte : niet nasluipen of molesteeren,want dan bedierf hij al zijn kans . Getuchtigd zou zij zelfwel worden, de deern, als zij zoo zijn liefde mishandelde!Ant Burk met haar dansende wenkbrauwen en haar

onrustig-glurende oogen, met haar bekrompen jammereniederen dag en avond om Thijs, kon hij al minder en minderluchten. Zij mocht niet meer tegen hem praten . Ze teisterdeKarel met haar tranig-traag gezanik . Op al haar vragen overhandel en visch, gaf Karel nauwelijks antwoord .

Maar toch deed hij haar bijtijden zijn bang-droef beklag .Zij mocht hem niet raden, en toch bedelde hij, zonder tovragen, soms hulpeloos om een beetje troost . Zelfs StijnBurk, enkele dagen nuchter tusschen zijn eenzelvige en moord-dadige dronkenschap, maakte hij in vreeze tot vertrouwde .Maar die, in zijn schuwheid, stotterde wat verlegens en staptesloom verder. Neel Burk schokschouderde onder MooieKarel's haat- en smartwoorden, dood-onverschillig . VoorNeel Burk was Corry heelemaal ongenaaklijk geworden .- Gaar feranderd! . . . 'n Lekker happie! . . .De felle, canaljeuze lefzetster en koel-wreede speelster

met mannenliefde, van vijf jaar her, begreep zij . Het hard-vochtige, listige en hebzuchtige kreng, dat om niets ter wereldgaf, doorzag zij in een zwenk en een zwaai . Hoe vaak had zijKarel al niet Corry's geheime macht op al wat kerel hiette, ophair wijze verklaard! Maar de stille, beheerschte en hooghar-tige Corry die teruggetrokken en in het stiekeme leefde, die alsAfleggen: bespionneeren . - Straffetoerder : voddenraper. -

Mocie Karel

r3

Page 276: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

274sneeuw smolt bij een flikflooierijtje en bij wie geen pluisjemeer van den baaien rok to tikken viel, die uitgebrand stondvan lusten en schimp, die haar geweten heelemaal kon op-vreten, . . . nee, daar had ronde Neel niet van terug . Daardwaalde zij verlegen bij om, onder alderlei geschifte vermoe-dens. Met een geboren dievegge kon je toch geen spaarkasjeopzetten! Dat leek haar drinken uit twee glazen : wereldschen volksch. Tusschen die twee hing veel to veel spinrag .Van zoo een keiharde liefde zou Neel Burk nooit sjoegekrijgen . Daarzat een valsche draai onder; dat gong to schielijk!Moest misschien ruimte gemaakt met een opsteker, eer gafhet Been lucht . . .Karel gromde gispend :- Dat mot je kenne klare, Neel .Maar Neel schokschouderde onverschillig terug en helderde

met geen woord meer haar inzicht op . Zoo een bullebak,die vroeger zijn verdriet onder een kwinkslag begroef .Het was zoo zichtbaar to zien voor ieder mansmensch . Noumoest die slecht-gestelde borst Karel het sellefers maaromharreke !

In groote minachtelijkheid had Corry over hem gezwegen .Nu wist hij het weer zekerder dan vroeger : hij bestond nietmeer voor haar. Maar wacht eens eventjes . . . zou hij zoomaar zijn eigen vergokken en vergooien voor een gewoonlel van den Dijk . . . een lel . . . een lel? Moest hij zoo maarin de diepte zinken, in de donkerte weggezogen worden?Moest hij zich zoo maar wroegend en verschrikt overgevenaan dat trage canalje? . . .

Maar dan ineen weer begon het in Karel onder moord-woede bang to dringen van binnenuit en striemde hij zichin zelfverwijt . Begon hij weer to schelden op die fiere meid?Begon hij weer to razen en to schimpen in bezeten tarten?Er kleefde geen spatje meer op haar wezen. Dan moest hijmaar niet zoo blerren van binnen, en als hem een muggen-steek jeukte, Holland in last brengen .

Dat verdoemde piemelen. van een onbezonken kerel! Hij

Sjoege : begrip . - Opsteker : mes . - Piemelen: huilen . -

Page 277: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

275wou zich zelf wel een duw op zijn wambuis geven, dat hijtuimelde . Zoo een klis als hij leek! Dat gelamenteer en gezanikmoest uit wezen! Hij zou al zijn ellende verdringen en weer deguitige jool, den lust ingaan . Hij zou weer lachen en schertsenen alle verdriet zijn pens uitdrijven . Hij zou weer op denschok met paradegeld gaan pronken en de zwierige Moku-mer worden van voorheen . Want hij was toch nooit to ge-nezen met gebed .

Maar zoo, in opgeschroefde spanning van vreugde, bleefKarel's gemoedsstemming slechts enkele uren . Dan begonnende verbittering en de weedom hem opnieuw van binnen stuk toschrammen en kroop hij weer weg, armhartig, schuw, achterzijn smachtend verdriet . Het liefst van alles zou hij, zichzelf uit-mergelend, Frans Poort hebben verteld van zijn wanhoopen zijn rampzaligheid . Maar telkens als hij naar Poort toewou gaan, greep hem een zielsnijpende angst vast ; kroopeen duistere benauwdheid voor zijn oogen ; wrong in hemeen vreemd voorgevoel, dat brandde als pijn; overviel Kareleen onbegrijpelijke huiver, een vrees, dat van dien kant juisteen donker gevaar voor hem dreigde. Hij snikte weer instilte op zijn hok en hij geloofde dat zijn knar op hotwas met al zijn zinnen . In heel zijn omgeving zag hij eenheimelijke bedreiging. Dien weedom in al zijn gedachtenen in al zijn verlangens, . . . hoe kon hij er van los ! Dat ziekekreunen en stille schreien van binnen, dat geen luwte gafen geen rust, dat alleen nieuwe kommernis bracht, angst achter-liet ; al schonken die smart, schrik en jaloezie hem soms eenzalig-zoet genot, toch ook liefde, . . . zijn liefde voor Corry!

Op een middag plots hoorde hij van Ant, dat Corry weervertrokken was naar Den Haag. Karel zei geen woord . Eenzware loomheid zoog hem lam . Juist kwam Greet naar binnenen vertelde, in schelle opgewektheid, dat zij zich voor denwinter geengageerd mocht noemen als Spaansche kunst-danseres in een groote variete-bioscoop. Mooie Karel hoordeGreet aan en bekeek haar verwezen, als een wildvreemde.

Page 278: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

TIENDE HOOFDSTUK.

I .

Karel leefde na Corry's hevig-grievende ontwijking,tusschen een snort van verdofte razernij en suffe veroot-moediging. Star staarde hij in een rauwe, sombere droefnisveer. Een hoonende schande was hem aangedaan . In destilte van zijn verkropten wrok hoorde hij nets anders dantraag lekken van zwarte bloeddroppelen . Onder verwarrendeangsten greep hij naar gruwelijke dreig- en moordplannen .Maar die zonken weer weg in zijn worstelende pijnziel . Hijwierd inkeerig en in zichzelf een vreemd, snijdend vereen-zamings-gevoel gew*ar. Al was hij de beminde pronk van debuurt, de bewonderde vuistvechter en de goddelooze vrouwen-jager, alle kameraadschap nu prikkelde hem, omdat diekerels, die blaasbalgen, die wijven, zijn eenzaamheid enangsten eigenwijs poogden to peilen .

Corry in haar tyrannie, liet hem ademloos zwerven enronddolen . Zij, zij alleen was Al zijn gedachten en daden 1Gonzende Greet, de geplukte bloem, met haar raadselachtig-eerzaam gedoe, werkte hem kniezend en verteederend tegen ;wroette trouweloos in het geniep.

Frans Leerlap en Net stonden in halfschreiende ontstellingmachteloos; ontlokten Corry geen kreet. Neel Burk, vol

Page 279: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

277wrokkende grimmigheid, schokschouderde telkens weer enStijn, in traag beeef, ging waarschuwend grommen . Uit deroode schemering van zijn dronkemans-vizioenen zag hij in on-wezenlijk wanbegrip veer op zijn broer's minneverdriet . Zooeen schrikgeboorte! Ant bleef in schuwe gebogenheidzwijgen. Eigen huiselijke rampen vergroezelden soms haardeernis met Karel . Alleen Alie, de kernige jonge meid,scheen in een verhevigde romantische ontsteltenis, Oom'swrang verdriet en vernedering mee to voelen, maar ver-mocht niets tegen den bijtenden, afstootenden trots van Corry .Nu was Corry weer vertrokken zonder dat stuurlooze

Karel haar had gezien . Al zijn leefgeluk en al zijn ver-heugenissen waren in hem verbrijzeld. Door de benauwingenvan zijn onrust heen, had hij zich bij Corry voorbereid opeen fellen, geweldigen strijd . Maar dat schimmige verdwijnenomringde hem met een ontroerende fluisterstilte . Onder desmartelijke verheviging van zijn eigen ellende-gevoel be-merkte Karel niet, hoe Frans Poort in het volkslogementjehem in het halfduistere gelagkamertje 's avonds, met eennauw bedwongen sarcastisch venijn spiedend zat to begluren,als een geleerde een vreemdsoortige mos-spriet . . Gepijnigddoor zijn eigen hartzeer overviel Burk telkens een smeekelijk-week verlangen, zich aan iets of aan iemand vast to klampen .Eerst nu besefte hij de verstorende macht van Corry opheel zijn innerlijk wezen . Hij kon met al zijn duizelendeaandriften en ruwe teederheid, zich niet meer verschansentegen haar grijnsspot en minachting. Wat wou hij in hetdolle zanggewoel op een Zondagavond-Nieuwendijk doen?Wat verlangde hij nog tusschen de joeldrukte van de Noor-dermarkt? Tusschen schelvischboer, buillooper en stovenzet-ter? Hij hoorde droefgeestige liedjes zingen, balkende zatlap-pen en slempers krijten om nog een kommetje ; hij hoordeharmonica's gluiperig jammeren. Het geraas en getier ziedderond hem, maar zijn pijn, zijn ondersmoord ver-driet, zijn angst bleven in hem branden . In dezewemeling kon hij niets vastgrijpen . Het ging ookEen kommetje : een glee bier . -

Page 280: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

278gruwelijk slecht met den handel . Er was overal rond hemheen, teisterende werkeloosheid en armoe . De markt wierdoverschreeuwd van concurrenten . Zelf zuigvisschen vol frat-sen! Er was geen droog brood meer to winnen op de markt .Soms dagen geen jatmoos, al sting je verguld achter je stal .Hier schaduw, daar schaduw . Mooie Karel zag in alles grauweontbinding, zwaarmoedigheid en onderdompeling in ellende .Zwelgende pret en stoeierij van kerels en wijven stootte toornin hem op . Hij wist op bon-avontuur niet meer waarheen zichto wenden . Waar was de lichtende weerschijn van zijn vroegereverlustiging en vreugdeleven? Mistroostig en in verwarring,slenterde hij sloom zijn weggetje terug naar het logement .

Frans Poort beloerde zijn inzinkingen en hij aanschouwdeMooie Karel, vermagerd en verteerd in zelfpijnigende enwroegende gewaarwordingen. Poort begon schijnbaar on-verschillig en luchtig to spreken en Karel tastte toe. Maar danplotseling verstugde hij zich, in een schaam-bewustzijn vaneigen overgave en van den half-bedwongen drang tot zelf-verloochenend praten .

Zonder goed to beseffen waarom, zocht hij nii juist FransPoort, in schroom en verlegenheid . Karel die zichzelf vroegernooit iets had afgevraagd, begon to tobben en to piekeren :wat verlangde hij van dien troggelaar met zijn wandaden ;wat wilde hij van dien vent met zijn soms zoo scherpen,schrillen lach en gewurgde stem, die zelden scheen geraaktdoor leed of vreugde? Maar hij begeerde zijn eigen zielsrust-vretende hunkering to vergeten bij daglicht en bij nacht .Onder het vreeselijk besef van ondervonden smaad en ver-nietiging, kregen de krachtige en machtige onverschilligheid,het koel-wreede en cynisch-meedoogenlooze van Frans Poort,voor hem een diepe levens-beteekenis . Karel tastte nunaar de duistere spheer van den misdadigen Frans onder eenbang verlangen, dat er voor zijn eigen ellende een soort vanoplossing in kon worden gevonden . Eerst, in zijn verliefdenroes, had Karel's geluk wild gebloeid ; stond hij vrij van allemenschen en alle toestanden om hem heen . Zijn mokerendeJatmoos: handgift . - Troggelaar : bedelaar . -

Page 281: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

279

vuist rammeide tegenweer. zijn spot scheurde het gemoed vanaanbidders. Maar Frans Poort stond buiten alles . Soms hadhij vrees voor dien eigendunkelijken kerel en met een gevoelvan rillenden afschuw herdacht hij zijn onmenschelijke kil-heid. Er was iets in dien donkeren, stil-bezinnenden man,zoo verliefd op en to vangen door muziek, dat Karel rustgaf en tegelijk schrik en aarzeling in hem bracht . Voor heteerst ook zag Karel de diepe groeven nabij de mondhoeken,die heel Poort's gezicht zoo onheilspellend konden saam-trekken. Karel onderging ook altijd en eeuwig weer een be-klemming, wanneer hij luisterde naar Frans' wonderlijk-gedempte onderstem. Er was zoo een sluiperig gekronkelin Poort's woorden, dat hem soms gansch en al omspon ; dathem weerloos maakte in spraak en tegendaad. Maar Karelbeoordeelde zijn eigen beklemrning meer als een gevolg vanzijn sombere, achterdochtige benauwenis om Corry . Hij min-achtte Frans niet omdat hij een inbreker was, een dief eneen beroover, een doorgeprikte blaar, al walgde hijzelf van zulk gedrag . Want bij hem in de Jordaan,wierd zoo nauw niet gekeken . Er was zooveel schuimdat spatte onder den strater_makers-stamper. Er waren zooveelknapen die dien weg opgingen, door maatschappelijken nood,door levensnijping en wraakzuchtigheid . Doch nu hij FransPoort kende in heel zijn scherpe, doordringende oordeels-vellingen en in vele zijner gemeene en lage handelingenvan eertijds, onderscheidde Karel in dit wezen vaaglijk tochmeer den geeselenden hartstocht van het kwade, den manvan de geboren wreede aandriften, die in het schrikwekkendeen vernielende zoo rustig ademde, als hij vroeger in de joolen in de vreugde . Nu alles verdween uit zijn begeerte, en dewemeling van gedachten en gevoelens door Corry verdrongenwierd, had Karel geen luat meet in de raaskallerij der slende-rige buurtgenooten. Doch den koortsdroom van dien dubbel-zinnigen, sterken en galbitteren mensch, probeerde MooieKarel op zijn wijze to doorgronden . Door eigen vereenzarningbegreep hij nu mi,er van Frans Poort's stille verzonkenheid . In

Page 282: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

280

hem, Karel Burk, was alles een snelle bewogenheid ; een traan,een lath, een pijnscheut, een worsteling, een schimp en eenverteedering. Bij Frans net andersom ; een meestal stuggebehoedzaamheid en een aarzelende glimlach . De tegen-stelling hunner karakters schiep juist in den omgang eenwrange aantrekkelijkheid. Nog nimmer had Karel van hemeen schuldeloos vleiwoord over een vrouw opgevangen .Karel hoorde altijd in zalige ontroering, vreemd kleeren-geruisch en rokkengeritsel van Corry, uit de verte, alkwam ze heelemaal niet aan . Al kreukte er maar een bloem,dan dacht hij dat Corry het was . Karel zag altijd de tintelende,gouden vochtigheid van Corry's gloed-oogen ; den geheimzin-nigen brand in die gulzige of spottende kickers . Eens, toen zijerg gehuild had, herinnerde hij zich, dien avond van „De GeleBallon", was er een nevel, een gouden mist in haar blikgebleven dien hij nooit meer vergat. Zou hij hierover FransPoort hebben durven spreken? Die schatte hem alleen als denman van den vuistslag, als den zwaaier van de hekelende rin-kelbel .Vaak haatte hij den kerel instinctief met een trillende drift .Dan zou hij Frans wel met striemende zweepslagen hebbenwillen opjagen en tot openlijke bekentenis dwingen van zijnvermetele gemeenheden. Maar toch was er ook iets sluiperigsen gluiperigs, iets diep-verdokens en op-de-loer-liggends inFrans Poort; iets schijnbaar-neergebogens dat zich plotselingschrikkelijk en duivelsch oprichten kon bij verzet of ont-glipping van prooi. Waarom zocht hij dan steun bij Poort'skracht, bij zijn bloedende en kneuzende hardheid, bij zijnstootenden en schimpenden spot? Waarom poogde hij zichvan een vreemde en licht-bedwelmende onrust to her-winnen in zijn tegenwoordigheid? Moeder Maria, .

.twat een fel, wreed spotspel klonk er door deze wegschietende,vage stem van Frans Poort ! En ook ontstellend-diep konden zijndonkere oogen glinsteren in het halfduister . Karel wierd zelfdoor de innerlijke stuwing van Frans Poort's stil-knarsendeleven, half begoocheld . Al meer en meer besefte Burk deheimelijke macht die Frans aan zijn peinzende en over-

Page 283: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

281

schouwende boosheid ontleende. Karel verbaasde zich telkensopnieuw, - hij moest het in weerzin bekennen, - overPoort's onverschilligheid en onontroerbaarheid . 0, diesombere, gedempte stem, hoe kon ze onverhoeds een killenangst in hem aanjagen, en zijn doorwonde en doorbrandehart doen kloppen! In alles was hij, Karel, de breidellooze,de hevige en heftig-opstuivende natuur, die bijna niets laksover den kant liet gaan; die ook nu een soort van levenswraakgezworen had aan alles, wanneer hij Corry niet kreeg . Daar-tegenover Frans, . . . koel, onplooibaar, stroef en van een adem-benemende beheersching . Karelvond zichzelf zwak, laf, huilerigen half-ontmand door zijn knagend en harte-kermend ver-driet, en voor bet eerst schoot hem door het brein, in eensarrend wellustgevoel en onder een verstikkende benauwing,dat zoo een duistere kerel, zoo een dubbelzinnige treiter,zoo stil-raadselachtig in zijn geslotenheid, een meid alsCorry wel klein zou hebben gekregen . Wat bereikte hijmet zijn wilde bedreigingen, omslaand in smeekelijke enkreunende hunkeringen en in wrang gefolter van zijnverlangen? Heel zijn heftig, inwendig leven stond inlichtelaaie bij haar nadering . Bij Frans zou geen spiertrillen. Of zij opdook uit het donker of verscheen inhet licht, het zou hem niet deren. Hij daarentegen woudadelijk verminken, afranselen, in zijn jaloersche uitbarstingen,of in nijpende en angstige schuwheid wegkruipen . Wat eentronk van een vent was hij geworden, stotterend, verlegenen soms snakkend naar adem! Wat een sombere kniesoor,die in zijn zinnelooze verrukkirg om Corry, sprakeloos,loom leek van verwardheid, terwijl hij er tusschen door tochhunkerde naar zijn vroegeren levensgloed, en zichzelf alschrijnender opzweepte naar nieuwe en dronken vroolijkheid-in-zoete-smart. Mooie Karel was zich zijn liefkoozingen enridderlijkheid niet bewust, en ook nauwelijks de werking vanzijn weedom, die hem koortsachtig uitteerde ; een weedomdie zijn mannenkracht opslurpte en zijn bestaansmoed ont-bond. Neen, er was maar een met wien hij in de doffe grom-

Page 284: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

282

ming van zijn smartelijke gekrenktheid en in het gebrokenevan zijn binnenste kon saamgaan, . . . met then donkeren,sterken Frans Poort .

II.

Op een laten herfstavond, - de wind zong een grillig-waan-zinnige wijs in de kokerduistere diepte van het plaatsje, -trad Frans Poort geheel onverwachts Karel's kamertjebinnen. Zij spraken eerst wat killetjes, stug en onverschillig-weg. Het ging heel moeizaam, Karel's belangstelling tolokken. Hij zat nog starend saamgedoken onder de uilen-vleugelen der apathie. Frans vertelde van zijn werken .- Noppes pekaan! . . . Geen spie to verdiene! . . . Ik zit

afgebrand en mot weg bier! . . .Ook Karel schimpte nu op de slechte negocie . Frans,

mager-bleek, schertste weer dubbelzinnig, dat het werkenmet valsche sleutels toch beter ging . Het nobel yolk wisthet wel. Nou kon je den ganschen dag luimen met je klavierenover elkaar.

Zonder dat Karel het eigenlijk merkte, had Frans kort-ademig, met listig-voorbereide zwenkingen, het gesprek naarzijn eerste groote arrestatie geleid . Karel begreep eigenlijknooit goed, waarom Frans Poort na zijn ontslag uit Leeuwar-den en zijn zwerven in Duitschland, weer plotseling toteerlijk zwoegen en scharrelen was teruggekeerd. Soms konhet Karel heelemaal niet schelen wat de vent deed, maardan ineen weer hongerde nieuwsgierigheid in hem naarhet vernemen van nieuwe gebeurtenissen .

Frans en Karel hoorden beneden Blauwrok stuiperig lachen .Haar zenuwachtig en luidruchtig schateren klonk irri-teerend door het heele huis: boven, voor, achter, opzij. Zedook uit een kolk van lachbuien op en zij liet overal eennieuwe kolk van lachgeluiden weer achter zich . Doch bierop Karel's kamertje, onder het droef-verdwaasde windgehuil,zaten zij veilig . Toen, traag en in-schijn-eentonig, vertelde

Nobel yolk : dievenvolk . - Luimen : slapen, - Klavieren : handen.-

Page 285: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

283Poort Karel, op welke wijze hij eigenlijk in het groote bajeswas aangeland . Frans bekende dat Harmen Huisinga, DaanBlikkie en hij altijd gis hadden gegnuifd wanneer hun krakenwierden besproken in de groote flikken, onder het hoofdje :,,De beruchte jonge inbrekers weer aan het werk ." Dezegeheimzinnige en lokkende faam bracht Frans toendertijdal in vervoering, zonder dat iemand ooit dit verheimelijkten stil-ziedend genot in hem bemerkte. Er was groote onrusten angst in Amsterdam . Zijn wangedrag beleefde hij alsheldendaden, zijn uitgeslepen schelmachtigheid als moed enhet verhaal hunner misdrijven wierd hem een oogenver-blinding. Geen avond bijna ging voorbij of de pinose-jongens,Aug als vlooien, sloegen hun slag, zoodra ze maar even hoordendat het zwaar steunde . Het geval met het renteniertje ende Friesche huishoudster had hen in dollen overmoed op-gezweept . Zij snoefden roekeloos op hun vermetelheid .Harmen Huisinga speelde met een aan twee kanten gescherptgalf en ieder die er naar keek, bedreigde hij in stilte, almompelend :- Kijk voor je, of ik scheur 't door je bast!Zij pochten erop dat zij drietjes alleen al, de Centrale

Recherche van het Hoofdbureau handen vol werk bezorgden,dat de Rechter-commissaris zich een nieuwen aas-neus moestaanschaffen . Daan Blikkie, totaal in de war, vloekte in be-zweete zenuwachtigheid mee . Hij zag niets dan stillen enveldwachters .

Frans genoot van eigen, hevige opwinding en van de angst-kwellingen die hun ophitsende woorden in Daantje daarnaveroorzaakten . Telkens gaven zij zich bloot in brutale lucht-hartigheid en toch wisten zij, dat reeds weken lang ver-schillende rechercheurs van de soemkoef hen bespiedden en opde loer lagen. Frans onderging namelooze vreugde in dit ge-vaar en in den snijdenden angst voor ontdekking . Zij logen enverzonnen en snoefden er nog meer gevaren bij . Zijn heele mis-dadigersbestaan wierd hem een zoete zinsbegoocheling. Franshield het eerste op met drinken . Zelfs bezocht hij nu en dan

Groote bajes : gevangenis . - Gis : slues . - Kraken : inbraken . -Flikken : dagbladen . - Pinose of pernose : het bedrijf betreffend . -Zwaar steunde : er zat geld of goed . - Galf : mes . - Aas-neus : een entwee bij het dobbelspel.-Stillen : rechercheurs .-Soemkoef : politie . -

Page 286: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

284zijn ouders, wier vermaan hij met ijzige minachting afwees . Detrotsche gedachte overheerschte hem, dat hij en zijn makkersgevaarlijk hietten en de politie bij den neus namen . Nu konhij een redmiddel uitdenken en zijn verbeelding onderalderlei geweldige gevoelens hoog en onstuimig opstuwen .Hij ging zichzelf al begoochelender als een soort van heldbeschouwen, met hypnotische macht over menschen en toe-standen. Dag- en nachtdroomerijen vloeiden bij hem dooreen,en alles kreeg een wonderlijken schijn en een overstralendebekoring. In een hevige, innerlijk-bloedende opwindingkwamen de verkropte angst en benauwenis voor Huis vanBewaring en cel, tot uitbarsting. Hij die nooit zong, joedeldetoen minneliedjes. Ondragelijk wierd hem alle belemmering .Het heele leven was Frans een voorgehuicheld tooneel enalleen de schokkendste gebeurtenissen verzadigden zijn zie-dende, phantastische uitdenkselen en broeische brein-benevelingen.

In het logementje woonde Poort al tang niet meer . HarmenHuisinga, Daan Blikkie en hij hadden een groote kamerin de Pijp gehuurd. Ook met hun drietjes tezaam, bleef dejagende vreugde over hun hachelijk bedrijf van de drilboorbestaan .

Frans phantaseerde wild, vooral in den donkeren nachtvoor hij insliep, zijn avonturen . In grillige weelde-lusten zaghij zich onder millioenen en goudstapels bedolven . Als hijontwaakte, kon hij onbeschoft zijn droom met vinger en duimnalikken. Een kale droes bleef er over. Zij moesten nu tocheindelijk eens beginnen met minstens vijftig roode ruggetjes totikken; een groote kraak zou toch eens tang en grondig voorbe-reid moeten worden . Frans zou wel Daan en Harmen tot uiter-ste daden opzweepen. Er moest nu eindelijk een opgever op-duiken, die voor de jen een kedinne zaak vertegenwoordigde .Dan pas konden zij een mooi dingetje doen . De val zou rijpen.

In een prikkelende en ijdele zelfverheffing, waande Franszich al heer en meester over een stoet van bekende krakers,die hij allemaal door zijn verstand en zijn scherpe hekeling,Roode rugg .tjes to tikken : bankjes van duizend to stelen . -Opgever : een, die inbrekers inlicht . - Voor de jen : voor den schijn.

- Kedinne : goede . - Mooi dingetje : goede inbraak. - De val zou,rijpen : de inbraak zou lukken . - Krakers : inbrekers. -

Page 287: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

285aan zijn wil onderwierp. Hij had een heimelijken afschuw vanzijn zwaar-beluste makkers, jagend op zingenot. Hij zag zeonbeheerd wroeten in morsigheid en stank, en zwelgenin ontucht. Hij rilde van hun nuchtere berekeningenen hun doodvervelende saaiheid . Frans Poort juisthield niet op, to haken naar het wonderbaarlijke . Hijzweepte zichzelf voort in zijn stoute droomen van luister . Hungrove spot wierd hem een wrange pijniging . Zij waren altijdhalf kams of teut, zijn lummelige makkers . Drinken, een roodesnee door den neus, rooken, dansen, meiden, . . . anderswisten de dompe gekken niet. Terwijl hij alleensnakte naar het vreemde, naar het onbekende. Tel-kens geraakten zij met malkander in botsing . Want Fransvoelde niets voor het alledaagsche en gewone, voormalle wachtwoordjes en stiekeme seintjes, waar zij opaasden met onverstand en tegen recht en rede . Hij begeerdealleen verstijvende kou-rilling tot in zijn haarwortels, van dezinspelende dingen die ontzetting brachten . Zijn behoedzaam-heid, beheersching en uitgeslepenheid, weerstreefden de uit-barstingen van zijn zenuwachtige natuur en juist daarombegrepen zijn kameraden niets van hem . Frans begeerdezelfs een poos de faam van het schrik-brengend berucht-zijn .Hij genoot bij de gedachte, dat de menschen hem zoudenvreezen en voor hem zouden beven . Hij zwol van verrukkingbij de gedachte, onder de hoogst-gevaarlijke misdadigers toworden gesignaleerd . Zoo dreef zijn boos leven op goedemoer. Zijn wild-phantastische verlangens hunkerden naareen jagend-snelle verwerkelijking, Frans had nauwelijks meergeduld tot slapen, tot gewoon eten en drinken . Hij spoordeopgevers na ; verstond zich met alderlei makkers, helpers enrakkers uit wandluizen-slaapstee's . Hij nam overal was-afdrukken van moeilijke sloten . Hij verschafte zich de zeker-heid dat de val opengekiend kon worden . Hij keurde en ver-deelde het inbraak-gereedschap ; hij keurde dynamiet-patronen die onhoorbaar ontploften en uitheemsche kienen .

Nu moest en zou eindelijk de groote tiejeis een beurtHalf kams of tent : dronken . - Fen roode snee door den neus : dronken

zijn. - Opgevers : aanbrengers . - De val opengekiend : hot huffsvoor berooving bestemd, makkelijk met valsche sleutels bewerkt . -Kienen : sleutels . - Tiejeis : groote brandkast . -

Page 288: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

286

krijgen en pompertjes, minachtelijk, telden niet meer mee .Frans regelde het steken en uitschieten der seinen. Hijaleen bracht de pinose-jongens tot het groote gevaar. tothet duizelende onbekende en tegelijkertijd, ondanks zijnopwinding, bleven zijn koele hersenen snerpende bezinnersvan het complot, dat zich geen speelsch zijsprongetje ver-oorloofde. Met een angstige gespannenheid controleerde hijieder onderdeel van de voorbereiding . Mareedsemen opzichzelf was nets . Alles moest met felle inspanning, metfut en energie gepaard gaan. Dat alleen schiep verhoogdendrang en een geheimzinnige ontroering . Dat bracht dieheerlijke popeling en dat ondragelijke van het hunkeren .Frans waande to loopen tegen een stormige sneeuwbui in ;hij voelde de koele vlokken brandend op zijn gezicht smelten ;hij voelde warmte in de koude . En dan, het voortdurend-angstig-op-je-hoede-zijn voor de gehelmden en de uniform-knoopen, was een apart inbij tend genot. Eens zag hij een kindin de felle zon spelen met zijn eigen schaduw en door eenplotselinge wending, dansen op een ander's schaduw . Zoowilde ook Frans doen : met zijn eigen schaduw spelen entrappen op die van anderen . Ze lieten niet zichzelf zien,maar hun schimmen . Want de drie wisten, dat zij doorvermomde rechercheurs overal bespied wierden . Alleen DaanBlikkie zag altijd en overal de donkere schaduw van dedievekar tegen muren en huizen . Een groenteboer die aan-belde, was een rechercheur ; een planken-sjouwende timmer-man met een grassemones-snuit zoo onschuldig als eenweesjongen, die zich schijnbaar vergist had in een ver-dieping, was een rechercheur ; een rookverdrijver, die on-gevraagd den schoorsteen wou vegen, was een rechercheur .Die kerels verschenen even plotseling als zij gingen. Fransgenoot stil-heftig en verzwegen-wrokkend in deze gevaar-branding, in then angst en dwarrelende opjagingen. Er gloeidein hem een wreed vermaak om al deze leepe slimmerds, dielistige nasluipers en hondsvotten, de loef of to steken . Hijkende de onnoozelheid van hun: een-cent-een-pakkie-

Pompertjes : kleine brandkasten . - Steken en uitschieten derseinen : het stelsel van elkaar waarschuwen met gebaren . - Pinose-jongens : kerels tot alles gereed . - Mareedsemen : stelen. - Grasse-mones-snuit : gezicht van een groentje. -

Page 289: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

287

peperement, is-voor-jong-en-oud-bestemd . Die looze gisheidhad hij in zijn snij als zijn loepie. Waar zij ook heenstapten,de knapen, zij wierden gevolgd . Zij bereden een doolhof vantrams, of vaker nog sprongen de mannetjes onverhoeds in eentaxi. Dan ontspoorden de vervolgers. Maar soms speelde Frans,onder schijnbare woordenwisseling alsof ze elkaar zoudenverraden, een uitdagend en tergend spelletje met de geduldigepolitieslaven. Ze noemden dat schertsend : diefstal onderbedreiging, of het Barren van den griffier of Zijne Edel-achtbare! Toch was het niet alleen een teugellooze drang totmisleiding, maar ook een opzweeping van hun verweer datmoest klinken met ijzeren klank. Soms bleven zij weken langweg; zwierven zij in Den Haag en Rotterdam, uit angst voorvalsch doortimmeren van Daan Blikkie . En dan even onver-wachts en welgemoed keerden zij weer naar hun groote boven-klapper in de Pijp, met nieuwe plannen voor inbraak en nach-telijke insluipingen . Dagen en avonden martelde Frans zijnpatet en zijn stroeve hersenen of voor den grooten slag . Hijschold zichzelf nog een proper maagdelijntje in de tiejeiskraak.Hij scharrelde nog veel to veel op de vlakte in peys en vree,tusschen allerlei zwetspooiers van de gondelspiesen, degemeene krotjes; tusschen marjenierslneiden, boeven enbefaamde flesschers. En toch walgde Frans op zijn maniervan die helsche nosteraars . Neen, tusschen dat woest-zinnelijke gespuis bloeide zijn fortuin niet . Al zongen debibberende dievenmeiden in hun angst een kralen pater-nostertje af, en al smeekten de verknoezers en schooiersom genade, hij kon onder dat nobel yolk niet aarden . Danmaar geen bende-hoofd, geen Schrik van de makkers. Frans'loeren was toen alleen op een flink stootje ; daar moest hijtegenop loopen .

In kwel-onrust joeg Frans op en brandde hij zich aan zij neigen koortsige woorden . De groote slag, de groote kraak, . . .al moest hij het met den dood bezuren . Zoo hadden ze eensofa. Frans bleef er van droomen, dag en nacht . Hij be-zwoer, verhitte en begoochelde de schelm-kameraden .

Die gisheid had hij in zijn sni,j : die sliinheid had hij in zijn zak . -Loepie : horloge - Doortimmeren : den mond voorbij praten . - Boven-klapper : bovenkamer . - Patet : hoofd . - Tiejeiskraak : brandkast-in-braak. -Gondelspiesen : bordeelen . -Flesschers : oplichters . -Noste-raars : vloekers . - Verknoezers : verraders . - Stootje : inbraak . -Sofa : strop . -

Page 290: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

288- Nie soo oplaaie, . . . kreunde Daan Blikkie in angst

en hij zag weer de schaduw van den dievenwagen opduiken .- Vijftig rooie ruggetjes Harmen! . . . joeg Frans er tegen-

in, . . . en niet zoo onnoozel knijsel . . . Vijftig rooie ruggetjesDaan, . . . en niet zoo luime, olmse sukkel!

Zoo schamper vlijmde en wrong de begeerte in zijn stemen hield hij tartend de ratten het spek voor .

Gelijkerhand loerden zij uit en broeiden zij op luim.Gedrieen berekenden zij hun kansen, wikten en wogen, enverwerkten hun ervaringen .

-- Vijftig . . . vijftig rooie ruggetjes! . . .zongen zij Frans in koortsige begeerte-drift na . Was datnou zoo bloedend-mal op een rewogempie uit zijn? Eenhooge klapbes aasde op meer . Je hoefde niet altijd slemasseligto wezen. Harmen kende jongens onder het nobel yolk, dietegen een nog veel grooter stootje waren aangeloopen ineen paar schrale weken tijd . Daan Blikkie wierd dol-zenuw-achtig, hoestte bang en voelde zich een misdadigen verworpe-ling. Hij wod zich niet laten opverven . Al die hagemag vanden buit deed hem rillen en stotteren . Hij verlangde weernaar het gewone leven . Hij verachtte zichzelf en de mis-handelende plunderbende . Hij vrat liever stopverf dan zoo,in gevaar en onder dreigangst, zijn bikken to verdienen .Alderliefste God waar moest dat met hem heen? Zoo jam-merde met rauw-benauwde stem Daan Blikkie, en Fransgrijnsde er wreed-koud en minachtend tegenin . Hij pijnlgde,kwelde en beschimpte Daan zoo dreigend als verklikker, datdie niet meer durfde spreken van zijn drang naar een ander,fatsoenlijk bestaan . Frans spotte :- Fok soosems en hou een stoeterij !Harmen kon valsch uitschateren :- Laat je kieze voor baserool van 't gebefte gajes!In wanhoop en angst morde Daan Blikkie iets onverstaan-

baars terug en bleef turen naar muis en huis . . . Maar ookHarmen wierd wreed en lusteloos . Hij hoonde heesch :- Ik ka me kleeze wel afzage!Oplaaien: iemand overhalen. - Knijsen : kijken . - Luimen: slapen .

- Olmse sukkel : aftandsche suffert . - Op luim broeien : loeren opverrassingen . - Rewogempie : voordeel. - Hooge klapbessen : lichte-kooien die geluk hebben . - Slemasselig : ongelukkig. - Nobel yolk :dievenvolk. - Hagemag: ophef. - Bikken: eten . - Fok soosems :fok paarden. - Baserool van bet gebefte gajes : President van het Ge-recht . - Kleezen: voeten. -

Page 291: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

289

Tot eindelijk de klank van den grooten slag aanrolde uitde verte . Frans kwam op een middag, een en al opwinding,de kamer inrennen . Hij had eindelijk een pinose-kerelafgelegd en gesproken, en alderlei met hem bekonkeld. Hetwas een kruif aanhanger, met een gekken schiebart, die opeen groot kantoor werkte en van wien Frans toevallig enkeleklamme gemeenigheidjes wist ; gemeenigheidjes die van zijnkoonen af-te-lezen waren. Die naijverige opgever had hemverzekerd, dat er op hun kantoor zwaar poen steunde inde tiejeis. Frans had den nobelen gooser laten knallen en aanalle kanten uitgehoord. Het was een echte guil . Frans be-paaide hem met slimme zetjes en eer de vent met zijn dompvernuft het wist, was hij onder zeil gestoken; had Frans hemallerlei heete geheimpjes ontfutseld. Ze hoefden niet op denschok to tippelen. De kerel leek zoo hoog van gedrag en wasnet zoo laag als zij. Ook die gapte van monniken en van papen .Frans had hem opgewarmd aan alien kant en hem tot inhet overdrevene verteld hoe groot zijn kip zou worden . Metzijn binnenwaartschen blik had hij den kerel zoo vurig be-keken, dat die niet meer kon weigeren. Het was een schuwerabbelaar, vertelde Frans, en toch heelemaal niet vies vaneen link kunstje en niet bang voor de kou van het nefterik .Bij het oververtellen genoot Frans opnieuw . Met wreedelistigheid stalde hij zijn afstootelijken truc uit en zijn be-nauwende, opkruipende stemdreiging deed Daan beven. Nouhij den gooser had opgejaagd en aangespoord, half bedwelmden begoocheld, zou hij terugkomen, al deden ze alle tweeschijnheilig alsof ze niet op de pernose gingen . Frans teekendezijn glundere patsjief na, en hij verwachtte van Harmen enDaan niets dan complimentjes over zijn uitgeslepenheid enraffinement. Bij hun tweede sodje, liet Frans den vrees-achtigen en wantrouwelijken kantoorman vooral dit lokkendehelder zien: als het lukte kreeg hij een dot poen en als hetmissloeg, was door het gemot toch niets to ondernemen .Want er bleef geen regel onvoeglijk bewijs hangen .- Je spoelt zoo de drek van je af, . . . grinnikte Frans . . .

Pinose-kerel (bier) : geschikte vent. - Kruif : verwaten vent. -Schiebart : gezicht . - Opgever : die inbraken aanbrengt. - Zwaarpoen steunde in de tiejeis • veel geld lag in de brandkast . - Guil :ezel. - Op den sehok tippelen : op goed geluk avonturen.- Kip : portie .- Rabbelaar : snateraar . - Nefterik : mes . - Patsjief : gelaat . - Sodje :geheime afspraak. - Dot poen : veel geld . - Gemot: gerecht . -Mooie Karel

19

Page 292: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

290

zoodra je de kluit beet heb . .. Want dan ken je ons nietmeer, smeerwortel!

Toen biechtte de schlemiel en informeerde azerig wat zeschokten.

Frans verklaarde met hoovaardij :- We zijn geen misslaanders!Den volgenden dag al was Frans er op uit gegaan . Zijn

eerste hachelijke verkenningstocht. Het begon alweer in hemto gloeien. Het gevaar lokte en een hartstochtelijk gelukgonsde door zijn hoofd. Brutaal liep hij, met een link vaartjeop de lippen klaar als het noodig mocht zijn, het grootekoopmanshuis binnen. Geen gedrentel. De deur stond ophet klemkussen. Frans koerste sluw en weifelloos op al degegevens van den kantoorman . Gewapend was hij weer metboven- en onderkruis-kientjes, met dop-sleutels, met Fransch-en Engelschmannetjes. Maar alles bleef in zijn zak onaan-geroerd. Want zonder dat hij opgemerkt wierd, onderzochthij van boven tot beneden den heelen boel ; vooral de prop-volle vliering kreeg een beurt, met de kruiskozijnen. Zelfsschiep hij zich een gelegenheid, uit de verte de tiejeis tobekijken. Hij ontdekte al dadelijk, dat die val met een kienonmogelijk kon springen. Dit bracht de vinduikers zorg enkommernis. Dag aan dag overwogen zij, plozen zij hunkansen uit; stapelden zij plannen op plannen .- Vooruit met de Geuzen! . . . riep op een morgen Frans

Poort .Hij was tot een onfeilbaar besluit geraakt. Een van de

drie moest zich laten insluiten op de vliering .- Top! . . . kreet Harmen uitdagend .En Daan rilde. Frans ademde weer in een gloeiing, in

een verterende angst-vreugde . Hij hoorde al het donderenvan den grooten slag. Waarom zou hij eten en slapen? Vanalles was hij verzadigd . Het brandend tippen en voorproevenvan het genot dat komen ging, gaf hem al voldoende voedsel .- Op dat terrein heb je gelijk, . . . beaamde Harmen.Doch in de zieke en schuwe oogen van Daan Blikkie

Schokken : betalen. - Misslaanders : oneerlijke deelers . - Lien linkvaartje op de lippen : een bedacht praatje. - Boven- en onderkruis-kientjes enz . : allerlei sleutels en inbraak-gereedschap . - Tiejeis : brand-kast. -

Page 293: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

291

teelde niets dan kommer en stifle vrees. Toch werkte hijijverig mee met zijn gawwers. Zoo alleen kreeg hij zijn be-zorgd kostje .

Het mistte zwaar en grauw op den laten middag van deinsluiping . De grachtboomen schimden en de kruinenruischten vreemd in de nevelige schemering . Op het laatsteuur wierd geloot : wie zou insluipen? Daan keek nauwelijksnaar de daaien . Hij wist en voelde al vooruit, dat het lothem zou grijpen. En het greep hem .

Daan ging onderworpen, wegwaggelend als een pinguin .Stil zagen zij Blikkie de stoep opwippen van het groote koop-manshuis .- Gnap zoo, . . . bromde Frans uit de verse . . . Wordt

ook 'n heele tiejeispeeser, die sinjeur-hoe-'t-zij!Blikkie verdween achter de hooge, zware kraakdeur van

het kantoor . De ligging van trappen, kamers en vliering hadFrans hem met beangstigende en satirische duidelijkheiduitgeteekend. Geen enkelen tandel zou hij behoeven . Er wasgeen joekel en geen sjikse in huis .

Hij moest zonder weifelen den weg naar de vliering vindenen zich daar doodstil, bij het kruiskozijn, achter een groote,zware kist verbergen . Harmen bleef op de daaien uitloerennaar het vlieringraam. In den wolkenden nevel en mist wasalles zoo traag to onderscheiden . Toch hield Huisinga dewipper in de kieren . Want Daan zou, eenmaal boven, zeersnel een witten zakdoek laten uitfladderen. Een eindjeverder kuierde doodbedaard Frans alsof hij Harmen nooitin zijn leven had gezien . Zijn hart bonsde van vreugde toenhij een wit vlaggetje, schichtig heel even, het glamonius zaguitflapperen.- Vooruit met de Geuzen 1 . . . schreeuwde Frans Poort, half

gesmoord .Hij kon wel gillen van ontroering en blijdschap. Dade-

lijk gaf hij het geschal. De wipper sloot ; het had geenminuut geduurd . Nu roeiden ze al dichter en dichter bijde vijftig roode ruggetjes, het gedofte flep . De opgever hadGawwers of gabbers : kameraden . - Daaien : dobbelsteenen . -

Gnap : vlug, behendig. - Tiejeispeeser : brandkast-inbreker . - Tandel :sleutel . - Joekel : bond . - Sjikse : dienstmeisje . - Daaien (bier ; :keien . - Wipper : ruit. - Glamonius : raam. - Geschal : fluitsein. -Gedofte flep : geld in papier . -

Page 294: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

292ze niet geflescht. Met hevig geweld moest Frans den woestenjubel in zich smoren. Zonder naar Harmen om to kijken, ginghij naar zijn klapper in de Pijp terug. Een half uurtje later stapteHarmen in. Op de kamer onderzochten zij stuk voor stukalle gereedschappen, vooral de Amerikaansche boorijzers,en pakten ze samen in een koffertje . Stug, doch hevig ont-roerd van binnen, zei Frans tot Harmen :- Pak an . . . onder je tapijtje . . . die nijptang nog . . . Alles

pekaan!Alleen loerde Harmen, heet van bloed, vuil op een lancet

voor de gons . Maar Frans ontrukte hem den puntdolk envoorspelde rampspoed bij geweld .- Verpest de zege niet!Frans onderging een dolle angstvreugde . Hij voelde

plotselinge ijskoCi en dan weer brandende gloeiing . Een oogen-blik vreesde hij dat zijn hart ineen zou stil blijven staan.Kon die geluksroes duren? Hij floot glaszuiver een dwaasdeuntje, om zich to ontdoen van zijn helle overblijdschap.Voor die bekrompen en ongeduldige scharminkels wou hijzich niet grimeeren . Die likten en beten toch naar hij hetbegeerde.

Het was eigenlijk nog veel to vroeg om to beginnen, endaarom duwde hij zijn woorden bevelend-kort naar Harmen :- Ga jij maar zoolang tippele . . . Ik zie 't . . . de zenuwe

trille in je teen !- Pang! . .. stootte Harmen giftig uit . .. Foor wie alte-

met? . . . Senuwe foor die ferottigheid?Maar hij ging . Frans zou na komen met het gramonum .Onder een wilde ontreering, zich moedwillig van zijn eigen

wezen vervreemdend, bleef Frans op de kille, nevelige grachtvan het koopmanshuis, allerlei gebeuren afspionneeren . Hijneuriede wat klanken in onbewusten maatgang, aldoor het-zelfde. Hij zag in het schimmige halfduister, Harmen de stoepopklauteren en zielsrustig aanschellen; toen weer naar denkelder trippelen, waar Daan Blikkie, even schichtig terug-wijkend, de deur voor hem opende .

Geflescht : beetgenomen . - Klepper-. kamer. - Tapijtje : winterjas.- Pekaan : in orde. - Lancet: scherpe dolk . - Gons : stekerij. -Gramonum : gereedschap . -

Page 295: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

293De mist wolkte al grauwiger saam in de grijnzende Decem-

ber-kola en vochtige donkerte.Ook Frans ging wat later onbeklemd de stoep op,

schelde aan, liep weer de stoep af, en als bij tooverij opendezich de kelderdeur. Even lichtte het aangezicht van DaanBlikkie op uit een roodgelen waskaarsenwalm; een vlaag glansvan purper en goud, . . . dan zoog de diepte-duisternis ze beidenweg. In de ondergronds-duffe ruimte, tusschen vreemd-geurige kisten en touw, drukten de krakers malkander vlugde hand. Zorgvuldig daarna, sloten zij de kelderdeur metden zwaren dwarsbalk . Toen holden zij veerend-licht de trap-pen op naar het kantoor, waar de zwarte diamant in hetdonker to glinsteren lei . Er draalde een lucht van oude jurkenen juchtleer, en onder de vonk glansden de oogen vanHarmen troebel .

Frans, als hoofd, keurde en beheerschte al de handelingender twee makkers. Hij eischte met een wreed-bevelende,toch gesmoorde dreigstem, de grootste omzichtigheid enzwijgzaamheid. Heel zijn innerlijk rumoer van vreugde enangst leek saamgestold .

Eerst onderzochten zij met overleg de zware luiken, diede ramen reet-nauw afsloten. Want het kleinste glimpje lichtvan de kantoorlamp boven de Chatwood, die zij straksbrutaal-weg zouden ontsteken, mocht zelfs geen bleek straaltjenaar buiten spatten. Onder het stille keurwerk beefde Fransweer van hevig angstgeluk en nijpende ontroering . En eerstleek alles gestold? Het tong weer in hem : de vijftig rooderuggetjes en een karwei!

Wrevelig onder het werk, hoorde hij Harmen iets kauwen .Zijn fluisterstem dreigde weer :- Schof je . . . met je misselijke pinda-kaas!Harmen, in verwarring, vloekte heesch en gesmoord-

dreigend terug. Maar tegen de vooruitdrijvende, sugge-reerende kracht van Frans bezweek elk verzet . Hij had alzooveel malligheid geslikt van then zenuwmoot. Hij zou noumaar zijn mond spoelen, stil peezen en kin zijn, en

Krakers : inbrekers . - Zwarte diamant : vermoede buit. - De vonk :de lantaarn ; lamp . - Chatwood : brandkast, - Schof je : hood op . -Peezen : werken - Kin : stil. -

Page 296: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

294zijn dakkies nog wat nauwer om zijn klavieren klemmen .

De massief-hooge Chatwood stond dreigend-donker in eenhoek en onder het vale licht van de eene kantoorlamp blonkentartend de glimmend-koperen deurkrukken . Om Frans'mond sneden beverige groeven . Een duizel beving hem bij degedachte dat zij, drie kereltjes, door zulk een monsterachtigemassa staal, binnen- en buitenwaarts gegrendeld, moestenheenboren, ze op verschillende hoogten sardineeren en stuk-scheuren aan den achterkant. Doch ineen besefte hij, datde jongens onkedin, niets mochten merken van zijn schriken ontzetting . Zacht als muizen schuifelden zij naar despinoos. Met een uiterste hevigheid van kreunende krachts-inspanning gelukte het de mannetjes, op het gladde, zuigendezeil eindelijk de pletzware Chatwood zoo to slidderen en todraaien, dat de achterzijde pal voor de hard-stalen boorpuntomzwikte. Onder het langzame indringen van de boor, de el-lange groentebus-opener, door Harmen en Daan met schou-ders en schonken aangedrukt en door Frans traag-rustigingewrongen, stonden zij daar in het kille aangrijnzen vanhet nachtelijk vertrek, hevig naar lucht hijgend en vergramd,als zweetende zwoegers geksomd en saamgedoken in hetschemerige licht. Het boorgeluid zoog door de stilte als hetzacht-scherpe nasissen van locomotief-stoom. Toen eindelijkd'achterwand was doorgeboord, voelde Frans vreugde-rillin-gen door heel zijn lichaam . Koelzinnig en meedoogenlooskeurde hij het werk en even beval hij uit to blazen . Er wastoch geen spannender roof dan de tiejeiskraak, zuchtte hij diep.Maar nou moest het allerzwaarste bavianen nog pas beginnen .

Na een pooze schroefden Daan en Harmen het stuk ijzervast aan een gasbuis die als hefboom ging werken . Met ruwgeweld stootten zij den vliimkantigen lepel in het pas-geboordegat dat zij al sterker uitwrongen . In het halfduister ver-plaatsten en grepen telkens krampend-wringende handenhet einde van den zweetenden hefboom . Zij duwdenen rukten tezaam en bogen zich naar elkaar toe soms, alsofzij over een rekstok hingen to slingeren . Frans zag ze in

Dakkies : handschoenen, bij inbraak altijd gebruikt . - Sardineeren :openscheuren . - Onkedin : door onoprechtheid . - Spinoos : brand ;kast. - Tiejeiskraak : brandkast-inbraak. - Bavianen : hard werken . -

Page 297: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

295

erbarming zweet-dampen en hoorde ze hevig hijgen en kermen .In beangstigenden krachtnood leken zij elkaars adem overto nemen. De zwoeg vermorzelde hun wezen en zij voeldenzich half vertrapt onder den afgrijselijken weerstand vanhet inscheurende staal . Toch gleed al verder en verder, hetinsissende ijzer weg in het geboorde gat van den geoliedenachterwand .

Harmen kauwde steeds smakkender op zijn pinda-kaas,en zijn van spieren en aderen opgezwollen kop geleek eenvurig-gevlekte, purperen bal. Daan Blikkie, half geradbraakten uitgeput, kon nauwelijks meer lucht happen . Al zijn ge-baren waren verslapt, krachteloos en ontzenuwd . Ze vloektenen weigerden verder to stooten. Ze hadden onmenschelijkgepeesd, doch Frans bezielde heet-fluisterend de zwoegersopnieuw; hij pronkte ze verblindend de mooie dot poenop, wanneer ze zouden winnen. 0, hij drukte nog Lang geenkien. Hij hijgde van hartstocht en werkdrift . De bietroodehoofden glommen in het tweet.

Ze moesten volhouden en doorbavianen tot den laatstenademhaal, met bonzende harten, en nooit opgeven, al peesdenzij zich kreupel of bezweken . Als ze straks de bankbiljetjeszouden hooren ritselen tusschen de vingers, dan deerde hetniet dat de handen waren wondgestooten, omdat het loonzoo zoet leek zonder verschutting .

De kerels hapten naar lucht en toen eindelijk het gatgroot genoeg was ingescheurd, kon Daan Blikkie zijn half-verlamde vlerk het eerst er doorheen wringen . Een krampschoot bevend door zijn knuist . Heel zijn ingebukte lichaamtrilde nog na van vermoeienis en uitmergeling . Achter hemgrijnsde de door een zwarten doek met knoopen opgehoogde,vreemd-gedoornde kop van Harmen en het ontzette, vaal-bleeke gelaat van Frans in de halfduistere flauwte van hetlicht, en hijgend keken zij naar het gat, ontroerd, verlangendto weten wat hij er uit zou opvisschen . Harmen richtte zijnschijnwerper en plots overviel hen de angst voor betrapt-worden. Want vlak bij de deur was iets opengekraakt, nabij

Dot poeri : groote buit . - Kien drukken : zich met iets vastwerken .- Bavianen : heel hard werken . - Verschutting : betrapping . - Vlerk :arm, -

Page 298: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

296

trappen en portaal . Frans doofde dadelijk de Chatwood-lamp en stak een seintje . Even doorleefden ze vreeselijkebenauwdheid in het stikkedonker, doch het kantoor bleef kil-geluidloos. Door het onverhoeds van het licht in deduisternis staren, zag Frans een roode galg voor zijn oogendansen, in blauwe vlammen . . . Hij hoorde het gesmoordenahijgen der kameraden in het wattige donker, bang, benard .Toch waagden zij zich niet to verroeren, zoolang Frans geennieuw sein had gegeven. Daan Blikkie zat nog steeds metzijn arm in het achterwandgat . Ze hunkerden heet naar denbuit; ze verlangden to zien wat er voor den dag kwam .Maar het gevaar dreigde en Frans, geheel weer beheerscht,in grootste koelbleedigheid en angstige omzichtigheid, sprakgeen woord in de vijandelijk-donkere ruimte. Eindelijkrichtte hij snel-schichtig zijn lantaarn door het lokaal naarde trap, waar het gekraak het eerst gehoord was . Ademendestilte alleen bleef suizen . Een loos alarm, een muis misschien .Hij wenkte de gabbers . . . . kedin! Voort! . . .

Eindelijk trok Daan zijn arm uit het wandgat en hol-somber klonk er opeens grommend gevloek, toen hij eenklein leeren geldzakje leegschudde, waaruit eenige guldenswegrolden en linke flep. In een doldriftigen ruk smakte HarmenDaan omver, terwijl eindelijk ook Frans zijn beheersching ver-loor. Als een krankzinnige doorwoelde Harmen wild den bin-nenwand, met zijn hijgenden vloek-mond vlak op het geoliedegat, zijn pols openscheurend aan het randscherpe inboorsel .Maar ook hij greep niets vast . De buit was zwaar gewoerig!Frans lichtte bij en de lamp wierd weer opgedraaid . Zevreesden plots geen overval meer. Een opgekropt-dierlijketoorn ontgromde hun beschuimde monden. Frans richttezijn lantaarn op Harmen's handen en afgemarteld-moe,bevlekt-rood gelaat, en hij ontwaarde, even ontsteld, eenduivelsch-verwrongen mom, waarvan de wangen glommenals beboterde schildjes. Harmen rukte zijn arm terug, omFrans nu op zijn beurt to laten tasten; maar ook die beurdealleen wat armzalige kasboeken en loos papier . Het droppel-

Een seintje steken : waarschuwen. - Gabbers : makkers . - Linkeflep : valsehe, bier waardelooze papieren . - Gewoerie : weeeestopt. -

Page 299: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

297vette zweet brandde de kerels nog op de lippen. Heesch-rauwe schreeuwen van toomloozen wrok doorgierden hetkil-zwijgende lokaal. Al hun bavianen den ganschen nachtdoor, hun angst, hun hoop, was dus voor niets geweest . Uiteen soort van beestachtige verbittering maakten zij zooveellawaai, dat het scheen alsof zij betrapt wilden worden .Harmen, met de armen op de brandkast leunend, haaktezich in bijna schreiende woede-wanhoop de handpalmen onderde kin, en bewoog nerveus en akelig zijn doorkramptevingers vooruit als kaaksprieten van een schorpioen-spin .De gepolijste deurkrukken van de opengescheurde brand-kast bleven spottend stralen in het lampschijnsel, deinbraak-wonden loochenend .

In giftige, half-verstikkende drift schuurden de krakers langselkaar heen naar buiten en in den donkeren verschrikkings-nacht liepen zij saam, met stom-dreigenden haat en moord-drift, alsof zij elkaar straks zouden wurgen. Zij konden geenwoord uitbrengen ; ze waren gezopen . Ze schaamden zichvoor hun eigen ellende en vernedering . Vooral Frans voeldezich gebroken en door al hun gesmoorde toorn-bewegingenopgejaagd. Met de dichtgeklemde vuisten in de zakken,verwachtte hij ieder oogenblik een aanval van Harmen, dengelooiden sirool, geholpen door Daan, den bibberendenzenuwmoot . Frans had een gevoel alsof zij zich te1i ens ophem wilden werpen ; alsof zij hun oververzadigde ont-goocheling en teleurstelling op hem wilden koelen . Maarzij bleven zwijgen en stapten voort, de donkerte in, omdatdonkerte geen dreiging meer voor ze was en licht geentroost meer bracht .

Een poos lang deden zij weer niets dan kleine inbraakjes .Maartoen juist wierden zij geschaakt, door het verraad vaneen kamer-verhuurster .

Dit bedrieglijke frommes wist direkt wel wie die meneerwas, die op zekeren dag een appartement bij haar kwamhuren, vlak naast de tent van Harmen en Frans . Het was

Krakers : inbrekers . - Gezopen: erin geloopen (beetgenomen) . -Gelooide sirool : ijzerbreker. - Geschaakt: gesnapt . - Frommes :vrouwmensch . - Tent : huis, vertrek . -

Page 300: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

298

een Hoofd-inspecteur van de Recherche in hoogst-eigenpersoon, een uitgeslapen rekel . Die slimmerik wierd hunuitloerende buurman, zonder dat zij iets bevroedden . Raad-gevingen van ervaren makkers hadden zij in den windgeslagen .

Frans Lode, gelig van tronie, herculische krachtpatser, meteen vooruitstekende onderkaak als een centenbak, kwartjes-vinder en falsaris, kwam Harmen waarschuwen dat zeafgelegd wierden achter de mieg-tiejeis . Met zijn hoekigegebaren drukte hij alleen zijn langen wijsvinger op de zwart-achtige lippen en zei verder geen woord . Dat was zoo zijngeveinsd-mysterieuze manier om kameraden in to lichten ;hiette hij een feestvuurtje ontsteken! Jan Voetlicht en dePang met de roode wangsnee, volgden . Willem de Vlooi meteen omgekrulden neus, komisch-springerig in al zijn be-wegingen, sprak ook van een Spaansche serenade, die hundoor de recherche zou worden gebracht . Zelik Weil, de gelit-teekende, en Noldeke, en de blinde gokker en valsche kaart-speler De Groot, met Marcus Foppie en Hirschie Dopper,liepen 's middags aan met de daaien en schrikten op bijieder vreemd gerucht.

Maar Jan Voetlicht verklaarde, ondanks het gevaar waarinde jongens verkeerden, dat alles moest wijken voor de chaske,den gok en den bik. Zijn vleezige hoofd schaterde bulderend .Ze moesten zich oefenen in het klaveraas en in het onder-scheiden van de geheimzinnige, haarfijne teekentjes op alde kaarten, onderrichtte hij in dolle luim. Rooie Luuk metzijn rood snorretje, breedgeschoft en kort van nek, kwamtoen ook op bezoek en bralde schunnige liedjes uit, terwijlhij Frans in wreede scherts telkens een tik op zijn kakengaf. Tetje Winkelhaak met sterk-blauw-dooraderde slapen,hielp meejolen en gaf duizelingwekkende proeven van zijnbehendigheid als klaverazer. Er wierd gedronken en grofof in venijn gescholden op de prinsemerei, gebluft op engeraasd tegen het dofgajes . Akie Duimpie, de breedmuil, enMooie Frans bepoekelden allerlei beroovingen, en vertelden

Afgelegd : bespionneerd . - Mieg-tiejeis : urinoir. - Daaien : dobbel-steenen . - Chaske, gok en bik : vrouwen, dobbelsteenen en eten . -Prinsemerei : politie . -

Page 301: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

299wreed-grinnikend en lachend, op welke wijze zij twee rijkejongens van den hoogsten stand, als quasi-ruigpooten haddengelokt in hinderlaag; hadden geringeloord en afgetuigd . Destoute bokser en schermer, Henri Lagardere gedoopt, ver-haalde met satanische vreugde, dat hij een advocaat vangrooten naam als hufter tot prooi had gekregen en wekelijksdoodsangsten bezorgde met chantage .- 't Wettig overtuigend bewijs van zijn schuld, kan ik een

ieder verschaffen, . . . sprak hij op pleidooitoon van het O.M.Ze gierden, de boeven. Hij verhaalde op welke gemeene

manier hij geld afperste, en dat de kerel paars zag vanbenauwdheid .

Ze snoefden allemaal er doorheen van een brok avontuurhier, een brok berooving daar, een halven moord elders .Mottige Antoon, met verstompte tronie, de wreedste

helper bij beroovingen, biechtte al de geheimen van de ver-borgen klappers, dock niemand geloofde hem en Akie grijnsde,geil als een aap, onder het gebluf van zijn strafschuldigengawwer en vertelde vloekend dat hij niets mocht eten omdathij een bloedende maagzweer had . Zijn maag moest iederendag uitgepompt, en dat voor iemand die zoo hield van denbik! Godlasterend beschimpte hij alle doctoren en in eenrateling van verwenschingen brak hij los tegen zijn deern,een schele dievegge .

Willem de Schepper, eerevoorzitter van,,Het Leege Vaatje",berucht om zijn muntslaan en zijn vreeselijke tikken op dekin, was de eenige die klaagde over vangst en prooi . OokKauwbeitel, die op kwam loopen, viel bij en verklaarde mis-troostig dat er niets meer to neppen viel, al pochte hij opzijn blinkers. Om de drie minuten ontstak hij zijn houtenpijp en tuurde dan in den violet-gouden weerschijn vaneen benzien-vlammetje, dat als een brandend wieltje ont-plofte, en riep hij peinzend :- Apperepo! . . . al viel er nets to apperepden . . .Kauwbeitel vertegenwoordigde een heel ander genre van

misdaadbedrijf. Vroeger scharrelde hij in loene oksenaars ;Buigpooten : homo-sexueelen . - Hufter : dito . - Tkluntslaan : tegen

de slapen slaan . - Neppen: bestelen . - Blinkers : lakschoenen. -Loeneoksenaars : valsch-gouden horloges . -

Page 302: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

300

dat was niks meer ; was geen droog brood meer mee to halen.Nou zocht hij 's avonds de donkere hoekjes op bij de Voor-en Achterburgwallen, tusschen de nachthuizen op Oudekerks-plein; ook wel op de Stadhouderskade en in het Woud. Alshij een fokken gooser zag aantippelen met een ketting opde borst, dan gaf hij dezen, onverwachts naar voren springend,een zoo hevigen slag op de maag, dat die sirool omtuimeldeen in elkaar zakte. Dan gingen gauw ring, horloge en kettingover in zijn zak . Stond zoo een kerel onder de hand op, danschepte hij hem opnieuw, sloeg hem de oogen blind en liethem bewusteloos achter, gekloft in de kou . De kip was voorKauwbeitel alleen. Maar de recherche zat hem tegenwoordigoveral achterna en er bleef geen leege straatsteen meer overom to slingen. Al acht maal was hij verhuisd, maar het gafniets .Een vaste vriend van Harmen was toen Jaap Wurghand .

Wurghand leek bezeten door een knellende manie, eendoodsangst voor groote en kleine, dichte en opene deuren .Hij vreesde alle deuren en alle flips . Hij raakte ze schier metzijn langen puntneus . Pas vijf jantjes had hij achter den rug . Inde bajes haatte hij vooral, het gemeenschappelijke zitten . Alshij dronk dan wierd hij overvallen, altijd opnieuw, door eenijselijke beving in de handen en wilde hij al wat hem tegemoetliep wurgen . Alleen wanneer hij zwaar dronk dacht hij aanzijn vijanden en alien die hem afstootten. Dan wou hij tus-schen zijn knuisten, als ploertendooders hard, den nek enden weeken strot van zijn belagers . Dan begon het in hem togisten en to schroeien. Zijn trillende en breede wurghandenstonden gekromd klaar .- Hou uw rede evetjes . . . viel Akie grijnzend bij,

met vlam-pupillen van haat-spot . . . As uwes veel drinkt voormeer as 'n ketippie . .. bint uws uwes ergste vijand . . . bintuwes 'n gammer, 'n jajemer, . . . mot uwes uws eiges maareerst worrege op Jontef!

Rooie Piet biechtte dat hij gruwelijk bang was voor ziekteen dood .

Fok : rijk . - Kip: opbrengst-buit . - Slingen : rondkruipen . -Flips: kasten, schotten. - Ketippie : dubbeltje.- Gammer : ezel . -Jajemer : zwaar drinker, - Jonteft Joodsche feestdag . -

Page 303: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

301

- Ikke ken langer d'r onder legge dan d'r bove loope . . . kim!Hij wou niet sterven; hij vond het sterven iets afgrijselijks,

om radeloos to worden. Daan Blikkie bekeek Rooie Piet metzalige verbazing, want ook hij voelde denzelfden angst voorhet sterven .

Akie grijnsde en preekte weer :- Snij uwes vleesch uit, snij uwes sondes uit . . gmmer!. . .- Hoor domenee Bontekoe . . . perceel liefdadigheid, mit

se jas-mit-staldeure !- Gammer, . .. sarde Akie grinnikend door, . . . uwes leeft

uit 'n gierige beurs, . . . uwes hebt last fan de gal!Rooie Piet was een melancholieke pooier, die peesde met

vier vrouwen. Juist toen voor het eerst leerde Frans degrootscheeps-luierende souteneurs kennen en begreep hijde daemonische macht van het werken met renpaarden .Hij haatte al dat uitspattende en strompelende gespuis omzich heen, en toch listig noteerde Frans in zijn knar al wathun spot- of hekel-gesprekken hem leerden . Door HarmenHuisinga kwam al dat grauw gespuis de klapper opzwaaien .

Vooral een kwam veel, de ergste, . . . een pooier die metchantage en beroovingen geweldige slagen beredderde op hetOudekerksplein . Het was een aartsgokker en ondanks zijnbloedspuwingen, bezeten door het dobbelspel. In zijn recht-schen, schuw-donkeren oogappel lichtte, als uitgesneden,een licht aas-figuurtje; tragische erfenis van zijn moeder,waanzinnig behest op spel, gelijk haar kind ; een vrouw die,terwiji ze hem onder het hart droeg, van haar eerstezwangerschap-uur of tot den dag der bevalling had doorge-gokt met de kaarten, tot ze haar laatste kimmelaar verspeelde .

Op hun kamer dobbelden al de goosers voort, alsof zeer woonden; ze rookten, stoeiden, dronken, gokten, en ver-raadden elkaar al hun broeische geheimen .Op een stormwoesten Decemberdag, toen al vroeg de

lamp was aangestoken, brak er een beangstigend noodgevechtuit tusschen Rooie Luuk van het Oudezijdskolkje en Wurg-hand, om een leeg vinkje. Luuk zwaaide de staalkille

Kim : in orde : dat spreekt. - Jas met staldeuren : jacquet. -Last van gal : kwaadaardig . - Peezen : werken. - Renpaardenvrouwen . - Knar: hoofd . - Kimmelaar : drie gulden. - Vinkje :portemonnaie . -

Page 304: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

302

houtbijl en Wurghand liet valsch een groot mes flikkerenin weeke tril-schaduw. Het wierd met nieuwen drank ennieuwen dobbel plots gesust. Mottige Toon, met verdierlijktetronie, De Sprinkhaan, onder wreed lachen, en Mie Knols,hadden met wonderlijke bedreigingen gewerkt, waar FransPoort toen maar de helft van begreep, en Jaap Wurghandwas ineen heel stil en mak geworden na zijn schuimenderazernij . Hij keek weer doodsbenauwd naar alle deuren, alsofmen hem telkens op heeterdaad kon betrappen en weghalen .

De ruzie had vreeselijke, duistere dreiging van geluiden in desmokerige kamer saamgetast. Lange Dries, uit wiens kleeren eenmuf-zoete, vreemde geur walmde, wou duivelsche vroolijkheiderin brengen. Hij danste oud-Jordaansch midden in het ver-trek en als er onder het dobbelen een paar dubbeltjes overble-ven, graaide hij met zijn groote roodharige handen naar hetgeld; riep hij krijtend en stuiptrekkend van het lachen nets dan :- Spaaroe . . . spaaroe . . . ieder de helft!Doch terug dreigde een bestolene, Stille Hein, onder een

wurgblauwte van stikdrift :- Hou op, blooteling, of ik scheur je 'n stale splinter

deur je darreme!- In 't jaar ons Heere, . . . gierde weer spothoonend lange

Dries, . . . van mijn pirmonje, . . . 'n versakking in je peese!- Verval van krachte . . . vloekte Stille Hein terug.Tot op een dag al dit vernielende gewoel, het beestachtige

geraas, het zuipen en het lallen, Frans Poort begon to ver-velen. Hij bevroedde toen niet, dat de Hoofd-inspecteur derrecherche dag aan dag uit een kamer ernaast, Harmen, Daan,hem en al de inbrekers en beroovers aflegde .De Inspecteur had een gaatje geboord op uiterst-sluwe manier,

zoo dat niemand het bemerkte . Willem de Vlooi kwam er zelfsop een middag speelsch en argeloos toe, een haarspeld doorhet loerspleetje heen to steken, zonder het flauwste besefdat hij bijna het oog van den Hoofdinspecteur had ingeprikt .Eens waren Harmen en Daan er alleen op uitgegaan .

Zij hadden een blinkende collectie zilveren en gouden voor-Pirmonje : verlof. - Aflegde : bespionneerde . -

Page 305: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

303werpen buit gemaakt . Opgewonden holden zij de trappenop naar hun kamer . Doch terwijl zij onder luidruchtigegebbetjes hun buit keurden, ging plotseling de deur openen met revolvers in de vuist sprongen drie rechercheursbinnen, . . . een Hoofdinspecteur aan de spits. Harmen enDaan wierden direct gescheiden en het heele huis onder-zochten de kerels . Ieder afzonderlijk liet de chef toen in eenrijtuig naar het Hoofbureau vervoeren .

Frans was then middag alleen op stap geweest, zonder mig-gelaar, maar zonder succes . Hij had rondgezworven als een bal-oorige straatventer. Toch brandde in hem een vreugde-gevoelbij de gedachte dat de jongens misschien goed zouden hebbengevischt of eenige gondeltjes gerold . Hevig schrok hij,toen hij, zijn kamer instappend, niet de jongens maarde rechercheurs aantrof die dadelijk de blaffers op hemrichtten . Nog bleeker wierd Frans dan hij was, doch meteen hooghartige, tartende kalmte vroeg Poort wat de heerenvan hem wilden en waarom zij hier hun logie kozen . Zeduwden hem direkt hun politiepenning onder de oogen enbegonnen al zijn zakken to begrabbelen met barsche tronies .Vaal-roodachtig van ingesmoorden toorn begon Frans' ge-zicht aan to kleuren . De zwellers tastten alleen een breek-ijzertje en een zelfgevijld loopertje . Ook Frans wierd on-middellijk in een rijtuig naar het Hoofdbureau gerold .Toen hemnorsch en nijdig alles afgenomen was, zijn mes, zijn schaar,zijn klok, zijn sleutels, verhuisde hij in een smerig cachot envan zijn makkers hoorde hij niets meer, al begreep hij datook zij hier vrij entree genoten en geen meloje konden geven .Den volgenden morgen reeds begon het verhoor . Het fotogra-

feeren van zijn persoontje vond hij altijd iets gruwelijks. Met eenbeklemmende nauwkeurigheid wierden er vinger-afdrukkengenomen; ook het verhoor klonk heel streng in de holle kamer .

Hij was een verdorven sujet, schuldig en geraffineerd . We!van veertig braken en insluipingen beschuldigden ze het trio .Zou hij opgaan? Hij grinnikte . . . misschien wel dezen keenjoet beis, of joet kimmel! In de verschillende huizen waar

Miggelaar : uitkijker op wacht. - Gondel : damestasch of dames-zak. - Blaffers : pistolen. - Zwellers : verwaande, autoritaire lui . -Melojenen: waarschuwend en wenkend inlichten. - Meloje : wenk,sein. - Opgaan : gevangenisstraf krijgen . - Joet beis : twaalf jaarstraf. - Joet kimmel : dertien jaar straf. -

Page 306: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

304

zij binnen waxen geslopen, had de recherche hun vinger-afdrukken herkend .- Door de handschoentjes been? . . . grinnikte treiterig

Frans .Meer dan een week bleven zij op het politiebureau .

Wat een helsche raggeling . Daan, Harmen noch hijsloegen door. Ze spanden immes, maar ze bleven brom-men. Het oude spelletje begon, een heen-en-weertje :..dgeboeid naar het Paleis van Justitie en van daar weergratis naar het Huis van Bewaring. Toen eindelijk het tafel-timtim bloot : parade bij den Rechter-Commissaris . Harmen,de nobele, de grootspreker, de cynische schimper, de ge-haaide, de bluffer en de alles-durver met zijn zeepsop-bakkes,viel het eerst door de mand, en de arme Daan Blikkie verteldesnikkend en huilschokkend al zijn inbraken, van haver totgort, onder een prangende stilte . Zijn slappe beenen trildenen zijn knieen knikten. Rachmones overal ! Ook Frans wierdendoor een rechercheur, de afdrukken van zijn vingers getoond .Toch weigerde Frans to bekennen, met woeste hardnekkigheid .Hij schold het aldegaar linken truc . Hij loog en verzon met in-spanning van al zijn krachten . Maar later begreep Frans instinc-tief, dat een halsstarrig blijven loochenen alleen zwaarder strafzou uitlokken . Zijn rotteraars-kameraden hadden zoo vastden medeplichtige in hem aangewezen, hem zelfs als leideren plan-uitdenker op den voorgrond gedrongen, dat hij nietmeer losworstelen kon. Toen Frans nu eenmaal had bekend,ging hij nog ontstellend-veel verder dan Daan en Harmen .In die uren ontstond er zelfs een gevoel in hem, dat hijvoordien nooit had doorleefd: het genot van biechten en zichdaarin heelemaal als slecht, verdorven en laaghartig creatuurverkrummelen. Hij wou zich door de meest volledige be-kentenissen ontlasten van al zijn zondigheid en van al zijngemeenheid . Hij oustte, biechtte koelbloedig vergrijpen,benusselingen, die Harmen en Daan niet eens van hemwisten. Hij bekende gejaagd en nerveus ook allerlei misdrijvenwaarvan hij niet beschuldigd wierd en die hij nooit had be-

Raggeling : teleurstellin_ . - Spannen : coed uitkijken. - Brommen :zitten. - Tafel-timtim : mooi zilverwerk ; (hier) : het voornaamste . -Nobele : kerel, vrijer . - Rachmones : meelij .-Rotteraars : verraders . -Oustte : praatte veel. - Benusselingen : dieverijen. -

Page 307: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

305dreven . Het was de eenige keer in zijn leven dat Frans omsloegen zijn nijs kwij t was . Hij genoot een soort van brandende marte-ling, in de wijze waarop hij voor zichzelf als vagebond, dezaak bedierf en hevig verergerde . Hij voelde in de schande ende pijn van de straf die volgen ging, een soort van opluchting .

Een ontzachlijke belangstelling bleek er, toen de zaakvoortippelde . De Officier wees op het tragische van het jongemannenleven, op de bedrijven van drie jeugdige boosdoeners,door en door gemeen, drie knapen die binnen enkele maanden,met een ongeloofelijke behendigheid en brutaliteit, meer danveertig inbraken, insluipingen en rooverijen hadden gepleegd .

Frans bleef ineen weer totaal onontroerd bij het dreigendopsommende van Officier's aanklacht en ook het donkeregemompel van het publiek liet hem kil. Bij het getuigen-verhoor roerde hij geen pink . Het uitgezwaaid-beleefde :

- Edelachtbare Heeren President en Rechters . . .amuseerde hem kostelijk in zijn eigen mond, toen hij zijnstem hoorde galmen door de hooge gerechtszaal .

Frans wierd gedoopt met allerlei vreemde en geleerdenamen, waarvan hij geen syllabe snapte . Hij verachtte Daanen Harmen, die telkens afzonderlijk teruggingen in de cel,bij het verhoor . Nu zijn rol bij de makkers uitgespeeld was,voelde hij geen snars meer voor die joekels, die nauw eenkrabber konden vermoffelen . Hij vond ze lafaards en opschep-pers,envunze stoeiers met rokkenvolk uit de temeie-spieses!

Even fel herleefde Frans' belangstelling, op het momentdat de advocaat het woord kreeg . Maar toen ook die alleenmaar op clementie en nog eens clementie bij de Rechtbankaanstuurde, walgde hij van al het langdraderige gekletseneer engezeur, en verlangde hij naar de donkerte van zijn cachot terug .

Eenige weken later volgde de uitspraak : vijf jaar eenzameopsluiting in het gevang .

Frans glimlachte, en ging schuchter en stil tusschen derijksveldwachters in naar het duistere, vochtige hol .

Door plaatsgebrek wierd hij naar Leeuwarden getrans-porteerd .

Omsloeg : bekende . - Nijs : moed, lust . - Voortippelde : voorkwam.-Joekels : honden . - Krabber: inbrekers-gereedschap . -Mooie Karel

20

Page 308: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

ELFDE HOOFDSTUK.

I .

Karel slenterde 's middags bij Ant in, dood-op en hijgend .Eeuwig en altijd zwierf hij nabij Corry's woon, in het ver-borgen vechtend tegen zijn kwellingen en wringende verlan-gens . Greet zat met leegen blik en uitgehuilde oogen,bedroefd to staren en ze rilde in de vroege, gure November-kou, al scheen de zon Octoberachtig-tintelend en klaar . Karelgroette stug en liep ineen het wenteltrapje op naar Ant . Inzichzelf mijmerde hij : waarom zat Greet zoo afgescheidenen onvermurwbaar, in hooghartig veinzen beneden, terwijlboven toch al het potkacheltje brandde? Had hij goed gezien :heel het heldere licht scheen nijpend gedoofd in haar be-schroomde oogen. Oele! . . . Geen tweede niesse dat zoo zoeten zoo aanhalig tegelijk lokte en keek .

Thijs, lijzig en suf, in het groezelige hoekje vdbr het raamop Ant's plaats, fluisterde, de lodderige oogen wijd open-gespalkt, als een malloot naar Alie en Ant allerlei geheim-zinnige woordjes over tift en een voorburgie . Hij trok erwonderlijk-stiekeme, tastende grimassen en kurketrekkervor-mige gebaren bij, en telkens vouwde hij zijn killehanden onder de warme oksels . Hij klaagde metzelfverteederende deernis en een jammerstem, over

Tift : drank . - Voorburgje : lichtgekleurde jenever . -

Page 309: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

307

het steenen dier dat zijn ingewanden zat wegtevreten.Hij klaagde over zijn stekend hart, zijn pijn-uitstralendenrug, over zijn maag en over zijn ziek hoofd, en - fluisterdehij nog zachter, - hij was zelf ook niet lekker. Hij scholdop een kroeg, op den hoek van Prinsen- en Brouwersgracht,viak bij de Lekkere Sluis, waar hij drie ochtenden in de weekal om klokslag vier, met dobbelen veel handelspoen verloor,en waar hij met alderlei tabeeers zich half-dood zoop . Schuldvan Schele Leendert uit de Anjelierstraat, lasterde hij .

Gijs, voor de tafel, pas van zijn nachtploeg-werk thuis,slurpte slappe thee en propte zich den mond vol brood metbloedworst. Hij bekeek zijn half-dazen, machteloozen engeld-zwendelenden vader, met afgrijzen en verachting ; metdezelfde walging waarmee hij zijn kreupele moeder beloerde .Zijn vaartje, een vent die niks deed dan dobbelen enhengelen, en zijn moertje, een wijf dat alleen waggelde enzeurde. En hij, met de zwoegende Jordaan-bevolking, haddennooit rust ; baviaanden zich een rol-beroerte . Bah, wat een ge-drochten! En Gijs trok zijn neus weer op alsof hij in scharntrapte.Ant's wenkbrauwen dansten onrustbarend. Er was weer

iets ergs op til . Ze popelde zenuwachtig in drift, begeerdealles in een rukkert er uit to gooien, maar ze hield de ellendeom Thijs en de kinderen maar liever van binnen vastge-smoord. Haar gelaat alleen zoog hel-purperen vlekken vanonderdrukte opwinding en gram in.

Alie, vlug, slank en blond, met heel nieuwerwetsche cier-flonkerkammen in het hoog-saamgespeld kapsel, stond viakbij het schemerige raampje dat tooverachtige glanzen af-dampte van late zonlicht-schijnsels die door de Dwarsstraatheenedoolden . Ze poogde er een besmoezelde feuilleton toontcijferen en ze las haperend, brak na ieder ontgooche-lend zinnetje af, want haar aandacht bleef ook bij het huis-houden en bij wat er gebeuren ging, nu Karel onverwachtsinzwaaien kwam . Alie, - bekoorlijk in haar naleve gracie,op haar coquet-fluweelen pantoffeltjes, immese sloepertjes

Baviaande: werkte hard . - Scharn : rest . - Immese sloepertjes :echte toffeltjes . -

Page 310: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

308

van Greet gemollefd, - had pas hevig geruzied met haarzus, om Karel en Corry .- 't Had nie gehullepe !Alie had Corry Scheendert een paar dagen geleden,

's avonds laat op de Ruyterkade zoo echt verliefd zienkuieren, vlak bij het dampend-donkere viaduct, met een git-zwarten, langen, knappen kerel. Zij had het zoo argeloosnaar Greet uitgeflapt en die, met verheimelijkte en venijnigevreugde, wou het nieuwtje met alle geweld Karel verhanselen .Daar verzette Alie, beseffend hoe kervend en krenkend ditbericht voor hem zou zijn, zich wild tegen . Ze duchtteinstinctief, dat het Oom Karel zou martelen en opjagen . Aliewou Karel niet kapot slaan, vooral niet in de opgewondenverbittering en verachting waarin hij nu slingerend leefde .Doch in Greet brandde een dubbelzinnig-jaloersch verlangen,een smachtend pressen, Mooie Karel dat verontrustende juistnu to zeggen .

Bij zijn binnenkomen was de schelle ruzie net uitgebluscht,doch in de verstugging en in de onwillig-nijdige houdingender menschen dreigde een akelige stilte-stemming na .

Greet's bleek-fijn gezichtje, als bleek satijn, stond angstig-gespannen-strak. Toen Karel nu weer in wanhoop naarbeneden stapte en Greet, - die een takje broeikasten-rosmarijn, door een Fransche paardrijdster haar gezonden,speelsch tusschen de fijne vingertjes van het blanke handjestreelde, - stekelig en bijtend vroeg, waarom die deurklop-pers boven allemaal stommetje tegen hem speelden, brakGreet ineen in hevige huilschokken los . En ze verteldejammerend en benard, maar innerlijk trillend-angstig,den indruk haarfijn naspeurend van ieder harer woorden,waarom de ruzie begonnen was.

Van den eigenlijken ruigen en snerpenden twist hoordeKarel plots niets meer, maar het nieuws over Corry deedhet bloed koud stollen in heel zijn lichaam ; bracht een bangeomkluistering van zijn hart . Hij strompelde neer opTeun's bedje . Het suizelde heet onder zijn hersen-Gemollefd : gestolen . -

Page 311: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

309

pan . Wat? . . . Corry . . . Corry gezien met een kerel? . . . Eenkerel? . . . gilde hij gesmoord . Was Corry hier, in Mokum? . . .Had ze hem bedot met een kerel? . . . Wit zei Greet? . . .Met eenkerel? . . .Met een kerel? . . . Nee . . . nee! . ..Wit?. . .Met een kerel?Hij herhaalde het in ruwheid en angst dooreen, wel

honderdmaal, zonder iets to beseffen . Een afgrijselijke, on-dragelijke beklemming en een schrikkelijk leedgevoel, alsofhij stapelgek zou worden, overvielen hem . Had hij goed ge-hoord? Geen aanhitsende mop? . . .

Het bloed golfde en dreunde gloeiend en bonzend op inzijn doorduizelden kop, en hij beefde . Een vreemde geur vande straat woei Ain ; naar Karel waande, uit een menschen-looze stilte .

De zon zonk uit en een gouden schaduw-avond kwamsluipend aanduisteren door de Dwarsstraat, waarin honderdgeruchten achtereen stierven in de verte .Had hij goed gehoord? . . . Corry . . . Corry? . . . DAt was

het allergruwelijkste wat hij hooren kon!- Ja-ja, . . . herhaalde Greet, doodelijk geschrikt onder

Karel's dolle dreigschreeuwen en het helle, knetterendebranden van zijn wilde oogen, . . . vraagt ge 't Alie maar!

Rillend en met dof-kermende stem, riep Karel Alie naarbeneden. Ze wou uitdralen, . . . haar bloedkoralen kettinkjewas net gebroken, . . . maar weer, nu donderend, kreet Karel,zijn gezicht afzichtelijk doorkrampt van woede, haar naam .

Op het duistere draaitrapje halverwege, bleef Alie bevenden aarzelend staan, met angstblikken en smeekoogen-om-hulpnaar Greet en in vrees verward, haperde ze iets van het geziene .- Ja . . . ikke . . . meskien . . . ja . . . 't kan . . . ikke geloof dA

se 't was! . . . 't Was . . . donker . . . 's ayes . . .Karel schreeuwde onmenschelijk-rauw, zoo dat Alie weer

het trapje opholde en een huil uitloeide van bangheid .- Skei uit! . . . Donker? . . . Geloof . . . geloof? . . . Ke je

Corry nie meer? . . .Karel was van Teun's kraakbedje overeind gesprongen,

Page 312: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

310

in voile lengte. Het duifje stoof als een paarlmoeren vogel 6p .Alie weende, wierd groenbleek en sidderde . Ze wist hoe

Oom Karel in een bezetene, een moord-vechter kon ver-anderen, onder zijn toomelooze drift . Ze vreesde zijn greep,zijn klemhand, zijn oogenvlammen, en ze schaamde zichvoor zijn dolle dreigstem. Voor al het lieve geld van dewereld had ze gewild, dat Greet . . . och nee, soo skrikkelijkgong het in haar romanse fullietons ommers 66k!Ant kwam van boven kreupel aansloffen op het

wenteltrapje. Ze drong zonder het to willen nu knieknikkendeAlie vanzelve naar beneden . Weer haperend, onder gesniken tranen, erkende Alie dat het Corry wel geweest was, meteen zwarten kerel . Zijn gezicht had ze nauwelijks in het donkeygezien. Ze liep vlak langs bet keuvelend en dribbelend paar,maar Corry had haar niet opgemerkt .- Ziedet ge wel, . . . herhaalde Greet, . . . dat 't waar is! . . .'t Was eenen gansch knappen kerel . . . eenen donkeren

vent . .. met gitzwart haar . . .Had Alie haar verteld .In Greet's glanzige oogen flonkerde een angstige vreugde,

al neep er pijn in haar binnenste, dat ze Karel op een rad zette .Alie rilde, maar Karel hoorde in zijn wraakzuchtige ramp-

zaligheid nauw meer Greet's kroelende, trillend-vleiendestem, die zelfs lokte in de ontzetting van het gebeuren .

Moordgrimmige jaloezie doorvJijmde Karel's bloed . .Corry, Corry dan t6ch met een anderen gooser! . . . Het wasdus alles huichelarij geweest, de vrome streken van datliederlijke begijnenbroodje, . . . heel haar kuisch leventje daarin Den Haag. 0, hij kon haar vloeken, haten en ze allebeiwurgen . . .

Thijs, boven aan het wenteltrapje, fluisterde wat heeschezinnetjes, doch Gijs, overgevoelig plots en bang dat Karelzijn mallotigen vader met een vuistslag zou neerrammen,trok Thijs bij zijn jas het bovenkamertje in .

- De komplemente, . . . kreet hij gesmoord, . . . je bin to veul !Het ruggetje van het ontstelde duifje op het pronkkastje,

Page 313: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

311

glom als goudborduursel in het wegdonkerende vertrekje .Mooie Karel was al zijn zwierigheid en spot-ironie kwijt .

Hij rende de straat op, zoo hevig ontdaan, in een blindesmartwoede, erger dan toorn, dan boosheid en hoon, datAnt en Alie voor alles vreesden .

Karel liep rampzalig,, . . hij wist zelf niet meer waarheen .Dan holde hij, dan bleef hij star staan ; dan ineen weer rendehij gejaagd voort, hijgend en kreunend. Hij keek als eenwezenlooze en zag nets, voor alles onverschillig . Karelhuilde, snikte, vloekte . De voorbijgangers waanden eendronkenlap to zien . . . Zijn oogen laaiden van haat-licht enhij reet zich de vingers tot bloed-wond in de zakken . Neen,, . .dit nieuws was verpletterend op hem gevallen! Een heeterazernij in hem kwam los to breken . Zijn heele leven lag nuafgeknakt en jammerlijk vertrapt tot op den zuigendenwortel. Alles in hem woelde om en om. Van alle bandenleek hij plots weggerukt; hij, vroeger vreugde-dronkene, hadnu nets meer to ontzien . Gelijk een rotte mispel lei hij ver-trapt. En toch voelde Burk de hevigheid van zijn smarten zijn brullenden toorn, door een innerlijke tweespalt engebrokenheid in zich lamgeslagen .

Uitgeput door angst en woede kwam hij eindelijk langsstille avondgrachten, in de Buiten-Brouwerstraat zijn kosthuisinstrompelen, midden tusschen het zatte gezwatel der gasten ;pal op het reukige en riekende eet-uur .

Frans Poort, die zwijgzaam achter het donkere balustradetjehurkte, ontwaarde dadelijk dat er iets schrikkelijks en jammer-vols met Karel gebeurd was . De trotsche, hoog-zeilende kerel,met zijn soms ingehouden, speelsche levensmacht, leek ineen uur vermagerd, vergrauwd, en hij zwalkte voorover-gebukt als een oude, kromgegroeide man .

Toch vroeg Frans niets .Karel, hijgend naar adem, hulpeloos, liep blind

door, strompelde en struikelde in schaamachtige haast detrapjes op naar zijn donker kamertje . De slaap- en eet-gastenwaren al veel grimmig-brutale malligheid en kwasterige

Page 314: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

312

prikkelbaarheid, de laatste maanden van Mooie Karel gewendgeraakt, maar zoo naargeestig-in-wanhoop hij er ophedenbijliep, met zoo een dwarsbalk in het lijf, . . . nee . . . danliever Karel in al zijn ouden, vlijmscherpen spot en bakkeleien-de vernielzucht van vroegerI

Eerst wou Karel er den heet-opwindenden jeneverzuip injagen, maar hij klappertandde op zijn kil hokje.

Blauwrok, onder zinneloos schaterlachen, had hem ietsschunnig-zinspelends op zijn mooi gebit nageroepen, dochKarel hoorde niets en zag nets . Wild smakte hij zich opzijn bed neer . Hij kromp ineen, lei war-zinnen uit to brabbelen,in doodsangst to grienen als een kind . Alles om hem washierboven, in de algemeene stilte van het kosthuis, vreemdgeruisch en duisternis . Met zijn binnenin-koortsige hoofdwoelde hij dol de stroozakachtige peluw om . Hij snikte, beetzich heftig de lippen bloedend open en hij gilde gesmoord,in een dof-ziedend geraas van ademlooze woorden, telkenshet gezicht in smart-wanhoop opheffend :- Corry . . . Corry . . . mit 'n kerell . . . Corry . . . mit . . .

heerejesus . . . Corry . . . Corry . . . die rommelpot! . . .Zijn gelaat weekte in tranen ; hij jammerde, stotterde en

sprak luid alsof er iemand naast hem to luisteren stond .Met gesloten oogen van uitputting, kermde hij weer :- Alie het 't gesien . . . Alie . . . Greet sei 't ook!Als die hot niet waren, zou hij het niet kdnnen gelooven . . .

de meid, die hij zoo boven alles, alles-ter-wereld liefhad, . . .zoo bovenmenschelijk-lief . . . ineen zoo beschimmeld!

Burk klappertandde van kou . Het was alsof iemand ijswaterzijn ooren ingoot. Er huiverde een verkilling door hem heendie bijna bezwijming bracht. Hot oerkrachtig geweld van zijnleven leek in een slag gebroken . Weeklagelijk vroeg hij zichaf, in verwarring : waar bleef nou a1 haar fatsoen? Ze wastoch zoo grandig en zoo door-en-door veranderd tegen alhaar vroegere grillen en grollen in? . . . Niemand kon tochmeer een pluisje op haar gedrag ontdekken? . . . Eerst hadhij Greet nog tegenover haar geplaatst, Greet, de zoet-

Page 315: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

313aanhalige en teeder-blikkende, met haar ruw-ranselendenbokser; Greet, hunkerend naar streeling en liefkoozing, tegen-over de hoog-afstootende, standvastige, de heerlijke Corry ;Corry die niet hield van een gebranden jongen . Wat eenstomme zwerver was hij toch geweest, om alles zoo maarto gelooven !

Het zachtoogige Duitsche vlei-meisje Elsa, dat boven beddenopmaakte voor de nieuwe slaapgasten, hoorde Karel in zijnkamertje snikken, kermen, waanzinnig brullen en spreken .Ze ontstelde hevig en snelde naar hem toe . Ze schreeuwdezelf van ontzetting, toen ze den grooten kerel, bij het op-draaien van het electrisch zoldering-lichtje, zoo jammerendzag neergesmakt met den blonden kop de dekens ingewoeld,angstig loeiend en schokschouderend van het huilen . Ze riephem zacht, lief, smeekelijk bij den naam :- Karel . . . Koete joengen . . . Lieber vent, . . . ja . . . was

has doe? . . .Ze lichtte zijn hoofd op . Onkenbaar verwrongen en smarte-

lijk staarde hij haar aan, de bloederig-doorloopen oogen op-gezwollen en toch zoo wezenloos den blik, dat ze naarbeneden holde om Frans Poort to waarschuwen .

Frans voelde een vreemde dreiging ergens uit de verteaandonkeren. Hij stapte naar Karel's bed en vroeg met stille,koele, onderdrukte stem, waar Burk zoo overstuur van was .

Karel keek op in razernij en kreet schrikkelijk Corry'snaam onder een waanzinnige, vloekende huilwoede, tochaltijd weer doorkermd van een zelfverzwakkende ellende .

Frans misgunde Karel zijn gekrenkt liefde-geluk metCorry. Hij misgunde toornigen Karel Burk de hoogmoedigeliefde die Corry voor hem voelde, met al haar kromme gangen .Toch, voor Burk's persoon, buiten Corry gedacht, had hij in eenafgeslotener levensbezinning, eenige bewonderende genegen-heid, al schonk het hem een soort van inwendig en schieronpeilbaar genot, dat deze geweldige oerkerel nu zoo in-gekrompen en onmenschelijk-slap vermorzeld lag to jammeren

Page 316: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

314in martelend verdriet en wel de wereld uit wou stappen.Zou Karel Burk geen Corry Scheendert gekend hebben,dan zou Frans voor then haaien kerel zelfs vriendschap zijngaan voelen. Nu, in schemp, haatte hij den Jordaner, zooalshij iederen inderen minnaar van Corry zou verafschuwdhebben onder den hemel .

Karel kreunde door zijn snikkenden wrok, zijn beestachtigdreigvloeken heen, en hij schreeuwde heesch :-Corry . . . Corry . . . leuge, leuge, . . . Corry mit'n aere l . .Frans Poort luisterde verschrikt . Al dit onnoozele en stomp-

zinnige gebral om hiir? . . .Weer woelde onder een vernielende stuiptrekking van smart-

woede, Karel zijn hoofd en zijn handen de dekens in . Fransbleef ongeroerd, stug staan . Eindelijk hief Karel zijn gezichtsmeekelijk-angstig op . Frans hoorde niets meet dan scheurendsnikken en kreunen, onder bange en zware zuchten, en toenuitgeput zonk Karel slap en machteloos ineen .

Plots besefte Frans in diepe, kille kalmte . . . daar was watergs gaande : Karel's wanstaltige woede, het klam noemen enweer noemen van Corry, . . . de kerel wist dus alles! Alles?Neen . . . De kaarsen konden ooknu nog zonder sprankelingenbranden. Alles? . . . Neen . . . dan zou hij toch nog wel in eenandere, onhebbelijker luim juist tegen hem uitgebarsten zijn,op het moment dat hij het kosthuis ingestrompeld was . Danzou hij hem met galg en tad bedreigd hebben, . . . zou Karelmi niet de geknakte roggeaar spelen .

Toen Frans in verborgen gedrang en geprang, voor hetbed arglistig-overleggend stond to gissen en to tasten naarhet werkelijk-onthulde, herleefde in Karel plots weer af-pijnigend een opbruisende smartdrift. Uit zijn ingezonken-heid tees Burk hartstochtelijk overeind en smeekelijk-hallucinant herhaalde hij :- Corry . . . Corry . . . mit 'n kerel! . . . 't Is . . . 't is . . .Een scheurende snik brokkelde zijn radeloos-droeve

woorden tot onhoorbare klanken af.- Wit Corry? . . . vroeg nu gedwongen-kalm en zwaarHaai: geweldig, flink. -

Page 317: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

315van stem Frans Poort, al besefte hij het gevaarlijke spel dathij speelde tegenover Karel, die nu in zoo een opwindenderamp-crisis verzuchtend to martelen lei . De vent was tochgeen opschepper die rondspoot met een gieter van zevenvoet. En nog minder een Jan Koekepanl . . .- Se hebbe d'r, . . . kreunde Karel met een onverborgen

afschuw, . . . eergistere . . . 's afes gesien . . . mit 'n kerel . . .gesien mit 'n swarte kerel1 . . .

Frans duizelde even en zijn gezicht trok mager-grauw .Karel, met hevig-opgezwollen hoofd ingebukt tusschen degewonde handen, zag den valen angst niet sluipen in Frans'grondeloos-donkere oogen ; een angst dadelijk overschitterddoor een fel-uitbrekend licht van heeten haat. De geluks-verwoesting van then anderen mensch wierd, buiten Frans'wrok geplaatst, iets tastbaars ; bewoog vobr hem als een levendegestalte . Nfu eerst kreeg hij den Jordaner aan den angel .

Karel in krankzinnige hartstocht-verblinding, dacht datdit vrouwenhart van hem was; die ziel, dat mooie lichaamvan hem, van hem alleen!

Weer brak in jaloersche, getergde drift Mooie Karel los .Zijn slapen zwollen koorddik-blauwig op en afzichtelijk ver-gramd wrong zich over zijn gezicht een wraakzuchtige dolheid,nauw to temmen . Hij vloekte Corry en schimpte haar eengore del. Hij bedreigde de meid denkbeeldig met zijnvreeselijke boks-vuisten . Hij raasde op den onbekendenzwarten vent, en even sprong hij kangoeroeachtig door zijnflauw-belicht hokje en stortte hij weer machteloos-steunendveer op zijn ellendig ijzeren kraakbed .

Frans wou niet langer zwijgen . Met moordende kalmte,kil en bleek, zei hij, toch zacht van stem-- Die vent, Karel . . . was ik!Burk besefte eerst niets . Hij bleef nog even razen en

kreunen en toen, midden in den warrel zijner eigene onbe-suisde woorden hoorde hij na, Frans Poort's onvertwijfeldestem en den strakken onderklank erin, . .. die vent Karel,was ik !

Page 318: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

316

Een minuut na het gesprokene richtte Karel Burk zichvan het ingewoelde, schuddende bed overeind . Heel uit dediepte van zijn keel slaakte hij een rauwen, gillenden huil-schreeuw .- WA. . . watte? . . .Verder kon hij er nets uitbrengen ; zijn schor beef-geluid

stikte in zijn heeten, dichtgepersten strot. Hij stond geweldighoog-overeind, als de ongenakelijke koene vechter. Zijn oogenpuilden uit de opgezwollen, roodgehuilde leden en hij staardenaar Frans Poort, ontzet, verachtelijk, met trillende lippen,alsof hij een gruwelijkheid, een vreeselijk gedierte had ontdekt .Hij hijgde zwaar, de oermachtige vuisten opgeheven, enweer op adem, stootte hij opnieuw een zoo beangstigendtrotsch-wilden kermkreet uit, dat Frans even ontsteld, eenschrede terugdeinsde en zijn hooghartige kalmte een oogenblikverloor. Toen rolden er vloeken, snel op elkaar en smoordeKarel in een akelig-reutelend lachen zijn eigen heftigheid .Want ineen besefte hij dat het to dol was. Die Frans Poorthad soms zulke malle apenstreken op zijn draai-compas!Natuurlijk, . . . Frans wou hem troosten met een speelschegrap. De goeje kerel wou hem verstrooien en zijn berooideellende en benardheid sussen. Maar oppassen . . . hij zou hembreken tot op zijn geraamte! . . .

Met een minachtelijke onverschilligheid zakte Karel weermoedeloos op zijn bed, maar Frans, grauw-wit, bleef staanen in zijn heet-duistere oogen brandde een helsche, uit-dagende glans, die Mooie Karel opnieuw den tril-schrik inde beenen joeg. En weer, met de geheimzinnige onderstemdie Mooie Karel zoo beangstigen kon, herhaalde Poortschijnbaar geheel onbewogen :- Die zwarte kerel was ik!Toen sidderend, in een onmenschelijken en gruwbaren

vloekhuil, kreet Karel :- Pip . . . JijP . . .Zinsverbijsterd, met bonzende slapen, sprong Karel veer-

snel overeind van het bed en stortte zich plotseling op Frans

Page 319: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

317Poort, die achteruit-waggelde, tegen den muur aanbonsdeen onder een blindslaanden klap van Karel in het gelaat,nauw wist wat hem overkwam . Na then eersten vreeselijkenslag beukte Burk hem de geweldige mokervuist dwars opde kaken en stompte Frans tegelijk de maag in. Geheelkrankzinnig en wild-bevend van reuzenkracht, raasde hijonder het hoonende slaan, terwijl Frans zonder verweer,schier bewusteloos, lamlendig, mond-beschuimd wegzonk ophet kamergrondje. Karel trapte hem hijgend in het bloedendegezicht en kreet, onder al dollere vervloekingen losbliksemend,dat Poort overeind moest kruipen ; dat hij een laffe schooierwas; dat hij overeind moest rijzen, opdat hij hem uit elkaarkon scheuren!

De Duitsche meid plots gilde over al de trapjes heen naarde gelagkamer, dat Karel en Frans elkander vermoordden .

Blauwrok, in de keuken aan het eten opscheppen, rendenaar boven en een drom gasten volgde haar onder oorver-doovend trapgehos . Niemand begreep iets van het overrom-pelend-snel gebeurde . Ze zagen alleen Frans Poort aller-jammerlijkst, hevig-bloedend uit neus en mond, en bij deoogen zwart-rood van geronnenheid, zwaar gekneusd, be-wusteloos op het half-duistere kamergrondje liggen met zijnverminkte hoofd, dwars-schuin en lijkbleek, tegen het kleinemuurtje aangesmakt .

Karel, zinneloos getergd in halfgekoelde wraakzucht, rendekreunend naar beneden, terwijl de ontstelde gasten zich metFrans bemoeiden ; vooral Schele Wip, eerst stom van schrikdat Karel zoo bar Frans in zijn bouten had gegrepen. Hetbang-verwarde geschreeuw en gekrijt klonk heilloos en holdoor het duistere kosthuis ; bleef hangen over al de somberevertrekjes . Een ieder dacht, dat Mooie Karel een moordenaarwas geworden .- Pelisie . . , pelisie ! . . .- Hij hep Frans fermaurd ! . . .- Wie' . . . Woar? . . .- Mooie Koarel hep Frans fermaurd!

Page 320: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

3X8- Hij leit as 'n pier hardstikke-dood . . . Poort leitl . . .- Op 't luchtklappertje . . .- Godallejesis! . . .De Duitsche meid jammerde vreeselijk; al de eet- en slaap-

kerels stoven wanhopend-opgejaagd dooreen en overrompel-den elkaar in een dolle angst-opwinding .

Slechts afgesloofde Blauwrok scheen plots van een ijzigekalmte en ernstig als een doodgraver. Alleen kreeg zij hevig-blauwe aderzwellingen bij de slapen, maar met rustige krachtbeval zij al de kostgangers, zich bedaard to houden en Fransvoetje voor voetje naar zijn kamertje over to dragen .- Wat donder en buskruit . . .- Soo'n sirpent wil sterrefe as Sint-Andries op 't kruis, . . .

vloekten wat knorrige slapers.Maar alles geschiedde gelijk zij het wilde . Blauwrok en

de Duitsche meid ontkleedden bewusteloozen Frans en leienhem dood-omzichtig, languit op zijn bed. Toen, metwonderlijke kloekheid en beheerschtheid, spoelde Blauwrokal het uitgestraald-vastklevend bloed van Poort's gezicht enluisterde zij naar zijn bedriegelijken hartslag.

Weer beval zij, kort-beslist, zonder eenige opgewondenheid,dat er een dokter moest worden geroepen.- Dunkt me billijk, he kreupele? . . . Doe maar 'n worp!

Misschien kon Frans dadelijk naar het Gasthuis .- Geef geluid fan je of ik sla je kruik in mekaar, . . .

snauwde ze Daan Tol toe, die niet antwoorden kon van ontzet-ting om Karel's muntsmakken en Blauwrok's lachlooze tronie .

Mooie Karel was nergens meer to zien .

II.

Karel, uit zijn martelende vloekrazernij en hevige, zwel-gende woede kortstondig tot lichte bezinning geraakt, wasnadat hij Frans Poort, zijn liefde-ontroover, met zoo rauwgeweld neergeslagen en bloedend toegetakeld had, in eensoort wezenlooze verdwazing weggehold, de donkere straat

Luchtklappertje : bovenvertrekje . - Geef geluid : spreek . - Kruik :hoofd . - Muntsmakken : hevig tegen de slapen slaan . -

Page 321: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

319op. Karel besefte niets, vroeg zich nauwelijks of of hij Franshad gediod ; bet kon hem in zijn striemende vertwijfelingenook nets meer schelen . Want saamgeschuimde wraakdrift, -donkere haat-bezielster, - ziedde nag in hem rond. Karelwilde ook naar Corry toe . In zijn afschuw voor Fransmengelde hij zijn walg voor Corry, en eer hij het zelfbezon, stond hij tegenover Frans Leerlap en Nel in deDwarsstraat, met bebloede, bevende knuisten .

Frans Leerlap, de tobber, als een tronkje, kroop weggebukthet keldertje in, schuw mompelend :- Allejesis mins . . . hij reist op de meid . . . hij reist op

de meid!Nel, het schrikgelaat oranjevaal, bibberde bleek wat

stotter-woorden uit . . . dat . . . da . . . guns . . . dat Corry allang weer naar Den Haag was .

Ontzind, de oogen alleen vlam, luisterde Karel in schijnongeroerd . Hijgend keerde hij zich plotseling om en staptebij Ant binnen . Zijn roode dolle oogen, nog zwaar opge-zwollen, zagen de vrouwen het eerst in de Dwarsstraat . Toenverscheen Karel in zijn zwarte trui, hoog en stank, en dreigend-trots opgericht als een strijder . Ant, in angst, strompelde bettrapje op, achter de hielen voortgeduwd door Alie en Greet .Zoo in misvormde afgrijselijkheid en wilde schennis-drifthadden ze rampzaligen Karel Burk nog nimmer gezien .

Toen hij met een heesche, onherkenbare stem ook zijnschoonzuster vroeg of het waar was dat Corry alweer in DenHaag zat, Ant schichtig knikte onder hevig wenkbrauw-dansen, en Alie ja-ja durfde to huilen, brak weer MooieKarel's ontzinde, wraakgierige jaloezie open en wilde hij in zijnkwaden-dronk-bezwijming terug naar Frans Poort, om thenopnieuw wurgend neer to sleuren, al knapte hij er ook tienjantjes voor op! Karel liep haveloos in zijn enkele, hoog-gekraagde zwarte trui, waar hij telkens zijn bloedend-gewondeknuisten aan afveegde . Zijn goudblonde kuif sprong metwoeste sprietelingen onder zijn lichte pet uit en over zijnstreng-schoon gezicht rilde telkens een akelig-wreede zenuw-

Op iemand reizen: iemand opsporsn om zica to wreken . - Tienjantjes : Lien jaar gevangenisstraf. -

Page 322: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

320

grimas. Zwijgend rende hij kroeg in kroeg uit en dronk,dronk onbeteugeld . Geen zijner kameraden durfde hemlijdzaam naken .

In de,,Wereldbol" op deWillemstraat, een goorgroen kroegjewaar laat in den middag al de Hout- en Turfmarkt-zwoegerssaamschoolden, pakte hij keiler na keiler . De kastelein pochte :- Temee me vierensefetigste fat bier, en nog hep de

week pas drie dage om . . .- As me keel d'r na staat, sluit ikke! . . . gierde de dikke

tappersvrouw naar Burk .Maar Mooie Karel scheen geen menschenstem to hooren .

Hij had 't joodje, schimpten ze .'s Avonds laat op den Haarlemmerdijk ontmoette hij een

slaapgast van „De Bloeiende Korenaar", die schuchter endralend het waagde onder Karel's moordknuisten to gaanstaan . Voor de toonbank wipte Burk zijn glaasje leeg, telkensweer; doch hij sprak nog geen woord. Hij scheen alleen toloeren op schelle zilver-glimpen en licht-tokkelingen van dejeneverkelkjes . Toch luisterde hij naar den slaapgast . Wantdie vertelde met benard-tragische stem, dat Frans Poorthalf-dood lag neergeramd. Hij leek met het schroeiijzerbewerkt! Pas een uur geleden was de kerel bijgetrokken ; dedokter had hem verbonden en tegelijk bevolen dat hij naarhet gasthuis moest worden overgebracht ; ook dat de politiemoest worden gewaarschuwd, want dat alles nog heel leelijkmet Frans Poort kon afloopen in het nachtasyl . Zijn heeleknar was inwendig gekneusd en lei gebarsten en gescheurd,en de sloome Hannes kon nauw ordentelijk asemen! Zooalsdie ook smeer gevangen had in de danskit! Hij leek temeeeen loensche sirool ! Maar de Duitsche meid Elsa en Blauwrokhadden zich fel verzet tegen Poort's vervoer ; die rokzwaaisterswilden geen dakbedekking van het gasthuis . De vrouwenzouden Frans wel verzorgen en geen moeite to zwaar noemen.- Ga weg mins, of ik rasp je . . . seit de dokter .Maar zij zeiden weerom :- Geen kapsones doktertje . . . As-tie ferkleumt, . . . dan hier !

Keiler : borrel. - Knar : hoofd. - Smeer : slaag. - Loensche sirool :nagemaakt mensch . - Verkleumen : sterven. -

Page 323: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

321

Och, och, . . . zijn hoofd was een-en-al-zwachtels! Vanbouten . . . godsakreju . .. wou Frans Poort kepleet niet hoorenen het eerste wat hij had gevraagd toen hij uit zijn bewuste-loosheid bijtrok, was :- Waar is Burk?Mooie Karel voor de toonbank, wiebelde van zijn hielen

naar zijn teenen en wrong zijn nerveuze knuisten diep deuitgerafelde zakken in. Een geweldige weemoed vlijmde weerdoor hem been, die zijn haat en jaloezie in hem scheen tosmoren. Hij wierd, eenmaal uitgewoed, stiller dan stil . Hijstaarde een pons geheel roereloos, doof en blind voor allesrondom. Hij heesch, maar hij kon niet dronken worden .Toen zonk er over zijn gezicht een droeve, vale jammer .

Buiten de kroeg, rillend van kou, besloot hij op straat toblijven ; hij wou, onder zijn eigen innerlijke beklemming, nuniet tusschen kamermuurtjes ademen . Alles binnen inhem was foltering, weee pijn, berouw en een verstikkendprangen van verlatenheid . En hij liep weer; waarheen wist hijzelf niet. Hij zou wel ergens neervallen op een stoep of in eenduistere portiek heimelijk wegkruipen . Wierd hij daar weg-gejaagd, dan zou hij wel voortslenteren, de nevelende avond-eenzaamheid in, al maar voort, al maar voort ! Het kwam ertoch niks meer op aan, waarheen hij doolde!

Zijn woede slonk meer en meer tot een droeve troosteloos-heid. In Karel Burk groeide iedere gedachte tot daad ; hij kreetniet dat hij gebroken scheen, . . . hij was gebroken . Hij hield netsbedachtelijks over en achter van zijn innerlijkheid en levens-verlangen. In de vochtige ril-kou van de straat tot bezinningopgeschrikt, begon hij rustiger na to mijmeren . Karel wisteigenlijk niet wat hij er van denken moest. Frans Poort wasen bleef een schooier, een lage schoft, een schurftige boef, omzoo sluipend en inspinnend-stil met hem om to gaan en geenwoordje los to laten over Corry, terwijl de verdoemde kerel wisthoe ziek en gemarteld hij, Karel, leefde onder Corry's belee-digend-schuwe ontwijkingen . Het was en bleef monsterachtigen ongeloofelijk, een kameraad zoo schelmsch to bedriegen I

Bouten : politie-a ;enten . -

Mooie Karel

21

Page 324: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

322Wat een schijnheilige, kil-listige, moordgemeene sluiper,

die Poort! Wat een sluwe huichelaar, die in een wrokkendewraakzucht, ziek van haat, nijd en eenzaamheid, hem in zijnvenijn had ingewikkeld en hem al zijn ronkende misdaad-driften kwam to biechten; hem onder zijn duistere vlerkenwou trekken om heel zijn gezicht, heel zijn wezen metmisdaad to overschaduwen. En Corry, Corry, . . . het grensdeaan het ongeloofelijke, dat ze zich in dien doffen, donkerenkerel, dien boef, dien dief was gaan verlieven! Het was omrauw uit to gillen ! . . . Hoe in den hemel waren zij toch bijelkaargeklepperdr Die Haagsche huifkar en Poort? Zou hijhaar eens even bij de polsen neerrukken als toen, toen in „DeGele Ballon", . . en haar eens met een trap op de keel vragenhoe ze aan Poort kwam? . . . Wat was er gebeurd in Den Haag?Daar immers moest de vent Corry hebben ontmoet! Hoekwarn hij zoo blind en onargwanend, en zoo stom op zijnsnavel to smakken! Wat een smiechtige lorumaar, een louw-smoezer, al dien tijd er nooit een klankje van los to laten,terwijl de kerel natuurlijk mild wist van een heelen sleepJordaners, dat Corry van hem was .

Toch, voor het eerst begon dwars door Karel's verduisterdbewustzijn en het rampzalige van zijn smart heen, weer deidee to gloren : hoe Corry en hijzelf eigenlijk wel tegenoverelkander stonden. Was Corry werkelijk van hem? Had hijhaar niet weggetrapt en eens weggeworpen als een rottenappel? Had zij niet het recht, to doen wat zij deed en daarnato kiezen wien zij hebben wilde? Mocht hij nu nog een knotszwaaien als een straffende en moordende woesteling, hij dieal half vergaan was voor Corry's oogen?

Ja, ja, ja! . . . kreet het in bevende ellende en jammer,onder uitscheurende verheldering van inzicht, door KarelBurk . . . dat was allemaal wel zoo . . . maar bij alle blom-potten van de Jordaan, . . . Corry wist toch dat hij eenliefhad ; dat hij maar om een vrouw op de heele, grootewereld gaf . . . om haar, haar alleen!

Lorumaar : zwendelaar, bedrieger . - Louwsmoezer : verzwijger . -

Page 325: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

323

Karel doorleefde een week van eindeloos verdriet,niet in woorden to vatten. Hij zwierf schooierachtig opstraat en sliep 's nachts in het stikdonkere Vondelpark, waarlate spreeuwen tierend kwetterden in stil-donkere lanen . Hoekil-vochtig ook, zooals Karel zich nu voelde vond hij diediep-duistere, geheimzinnige parkstilte, de lantaarn-flonker-tjes in de verte, het wringelen van heesterschimmen in dedichte boschjes, en het boomengeruisch 's avonds, om erniet meer van weg to willen . Hij hoorde in dat vreemderegengedruisch van zwiepende takken en hij zag in al datspokerige en eenzame, zijn eigen vernietiging; een wegzinkingvan zijn eigen luidruchtige en jubelende leven .

Hij wou niet meer naar de Dwarsstraat en niet meerr naarde Buiten-Brouwerstraat . Karel morde en grijnsde ; alleshad toch voor hem afgedaan in dit jammeroord . Er vie] nietsmeer voor hem to verzoeten. Corry was zoo boos-schuw, achter-dochtig tegenover hem geworden, omdat ze zich op de heete,vuur-Zwarte oogen van then kerel had verliefd. Daarom kondie boef Poort ook alle andere vrouwen zoo koel ontwijken .

Toch mocht hij zoo hier niet blijven bietsen tusschen bank-slapers, zwervers, onder verleppende regenkilte en wind . Hijslenterde daags de Lindengracht op, zonder meer naar zijnvischstal om to kijken. Wel dronk hij, stil en zwaar. Hij wouzuipen en zinken, al dieper, en schrijnender juist zich ver-lustigen in eigen ondergang. Niemand van de kameradendorst hem naken in zijn moordende, nog altijd zwijgendegrimmigheid. Want Karel was niet meer to lokken met eenvuns gebbetje, noch to benauwen met een vaal dreigement .- Seg, rol nou gauw de koffer uit, . . . m6-je'n paar droge

soole teuge de remetiek? . . .- Koarel hep weer sure mekreel, en rauwe schar, wijting,

seewolf . . . en sapperdemagies . . .Zoo riepen ze hem na met ransige boert, tusschen het

zangerige marktrumoer van de Lindengracht ; achter paling-,

Bietsen : zwerven. - Gebbetje : grapje . -

Page 326: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

324schol-, bot- en schelvisch-stallen, bij karren met osseharten osselever . . .

Ze scholden hem verbitterd en giftig een gek, een baviaan,een opschepper, een kwast met houten kaken, die niet meergelijk vroeger, al zijn liefdessmart met hen tezaam in woestehoonpret onder borrels verzoop ; die niet meer als een wasch-echte Jordaner, met de zwaaiende kapsones-jongens kroeg-in-kroeg-uit zwabberde, lallend en loeiend den laatsten duitverbraste . . . De Stotteraar Ko'tje, nam al zijn klanten rauwover, . . . mit peccario en al de stalruimte . . . En als hij woukon Karel nog gokken bij Jopie Koppie, . . een hondj a een lot!...Daar deed toch de heele Jordaan aan mee . . . Dat gokken zatze zoo in het bloed . . .

Hoor, hoor Hein de Blazer op de kar van Jopie schreeuwendoor een gramofoontoeter :- Hz 1 . . . ohe ! . . . gokke motje maar, dat is 't Jerdaansche

leefe ! . . .Ze beschimpten Karel en toch, . . . de heele Jordaan

beefde en rilde voor zijn zwijgende zinning; voor zijn ver-stokt, halsstarrig, strak en bleek-zwijgend rondslenteren. Zijnvertrouwelingen voelden dat eens, achter die angstige stilte,de storm losloeien zou in een oordruischend geweld. Maartelkens opnieuw begon de buurt hem to belasteren en somszelfs uit de verte openlijk to bespotten. Vooral kerels dieMooie Karel bij hun vrouwen smadelijk en overrompelendhad verdrongen. En meiden die hij zelf had afgedankt, voorhij zoo stroeven rouw bedreef. Greet en Ant kwam Karelniet meer onder de oogen . Hij at olienootjes uit een zak,een zuren appel bij een stal, of hier en daar een hap in smerigeschaftkeldertjes, armzalig en verschooierd .

Op een kil-natten avond in het Woud, op een stille wandel-pad-bank, huiverig-doorregend, doodeenzaam, besefte KarelBurk zijn vreeselijk leed tot den wortel, het onbestemde van zijnleven. Heel de martelende, straffende zwaarte van verne-deringen en al wat hij de meiden had aangedaan, stortte zichJopie Koppie : bekende, zeer sterke vechter nit den Jodenhoek . -

Hondje : dubbeltje. - Woud : Vondelpark. -

Page 327: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

325nu terug op hem ; wreekte zich op zijn angsten en smart.Zooals hij in lage, lichtzinnige zelfzucht en wellustspel,vrouwen had laten horgeren en hunkeren naar zijn liefde,zijn liefkoozing . .. zoo zou hij nu hongeren en hunkeren,oneindig veel helscher en kwellender, naar Corry . Want nooithad hij gedacht dat Corry toch een ander, een morsigenschelm, een tiejeis-kraker, een dooje vloo, boven hem zouverkiezen. Zijn ijdelheid was pijnigend getroffen, zijn trotsgeknakt en zijn zwierige fierheid gebroken. Corry had eenander, een ander lief ! Besefte hij dat zonder zelf-bedwelmingwel goed? Kon hij zich dat nou in levenden lijve voorstellen,zonder vluchtigheid? Niet hem, Karel, Karel Burk uit deJordaan, maar een ander, eenanderen gooser! . . Karel sprongin schrik van zijn bank en een heete golf van dolle woedeen wilde gedachten bruiste weer op naar zijn koortsigenkop. Hij kreet en kermde in de roerlooze duisternis, waar-boven ontzachlijk-hooge boomkruinen zwiepten en ruisch-ten met zacht geweld . Want het allergruwelijkste, het wreedst-kwellende was, dat hij toch nog hartstochtelijk van de meidhield. Wat . . . hield? . . . Razend op haar bleef; nog razenderdan hij al was. Hetzelfde dartele gevalletje als toen zij schar-relde met Gouwenaar; toen zij door die Engelsche zeeliedenop den Dijk bleek overrompeld in „De Turksche Wacht"en toen zij met dien vervloekten Loe de Bokser hem tarttein „De Gele Ballon" . En nu, nu weer met Poort, dien zwart-harigen boef ! . . .

Schelle vlamgloed van een fietslantaarn schoot over hemheen. Karel rilde en ontstelde .

Toen op een morgen, ruim een week na het gebeurde,stond Mooie Karel onverwachts tegenover Elsa, het Duitschekosthuis-meisje, op de Lindengracht, midden in den zieden-den buurtroes naast Alie Vetgans, die altoos naar valeriaanluchtte . Hij ontstelde hevig . Zij wenkte hem bedeesd enzag heel bleek . Schrikkelijk en fel-opgericht kwam hij naarhaar toe en toch alsof hij zijn lichaam onwillig meesleepte .

Page 328: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

326

Ze vertelde Karel onbevreesd en half-fluisterend, dat FransPoort al zoetjes-aan beterde, al was zijn gezicht nog overal ,ka-poet". Ze zei er ineen komisch-snel bij, dat Frans had gezegd :- Wanneer je Karel Burk spreekt . . . zeg dat hij hier

komt . . . Ik mot . . . ik mot, versta je? . . . ik mot hem spreke . . .hij mot hier komme !Hij had het heel dringend gevraagd . Karel moest niet

denken : . . . toen hij ijlde, in koorts1 0. . . gaar nicht! . . . Van-ochtend nog, toen hij heel rustig lag to praten, nadat dedokter zei dat alles goed met hem was afgeloopen .

Door Karel ging een folterende, wringende zelfstrijd . Hijwou weten en niet weten; hij wou het klare en tegelijk hetverborgene; hij wou de nevelen en de donkerte . Och, hetbleef balsturigheid en ongenade in hem, als zag hij eenroerige zee. Maar nu in zijn eerste drift hij door zijn wreedenen moorddadigen aanval zich wat koeling had bezorgd, zonderdat de kerel-zelf vijandschap scheen to willen, nu kon Burkhaast niet weigeren. En 's middags ging hij naar de Buiten-Brouwerstraat .

Frans Poort lag nog geheel ingezwachteld . Zijn sterke,Indisch-donkere, indringende en vast-glanzende oogen staar-den hem strak aan. In Karel rilde een wrange deernis . Hijwierd hevig en smeeklijk aangegrepen bij bet zien van Frans'kneus-blauw-geslagen gelaat, maar dadelijk verzwond deontroering en voelde hij zich weer overschokt door woede,walging en een smartelijke jaloezie . Toch schaamde hij zichvoor den verflensten vent en zijn eigen slechte gesternte, inzelfverblinding hem verdolend .

Zacht, bedachtzaam alleen den mond bewegend, de handenbleek, tenger-geaderd en roerloos boven bet dek, sprakFrans Poort :- Ik ben niet bang voor je, Burk!Karel gromde binnen-in rumoerig en wendde zich driftig

af. Hij wist dat Frans Poort, zonder bluf, overmoed en hoo-vaardij en ondanks al zijn kille sluwheid, een door-en-doordapperen aard bezat en geen sterveling vreesde .

Page 329: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

:j2 7

- Als ik beter ben, sta ik je . . . ten alle tijje . . . waar enwanneer je wil .

In Karel's oogen vlamde weer rauwe haat en zijn lippenbegonnen zacht to branden . Waarom brak hem nu hetklamme angstzweet uit? Omdat hem iets prikkelde in thenijlen uitdaag-toon. Poort maakte hem duidelijk, dat hij inieder geval moest aanhooren.

Frans Poort sprak hijgend, moeizaam, in aemechtigebrokkel-zinnetjes. Hij kon nog niet makkelijk praten . Hijzwoer, dat hij Karel alles omtrent Corry en hem onder zichhad gehouden, niet uit onontwarbare huichelarij en uitvenijn, maar juist om hem to sparen, om hem niet to krenken .

Karel Burk verachtte die lankmoedigheid ; hij wou ineenweer bazuinend loslaaien en uitschreeuwen, en dreigen inhet wereld-wijde! Maar al zijn onweerachtige woede en ver-driet leken in zijn krop vast-gewrongen als een prop, door eensmarthuil bijeen-geprangd . Schrikkelijke kwellingen door-beefden weer heel zijn luisterend wezen en hij blikte als ineen schemering zonder grenzen.Frans, onder het ingesmoorde spreken, begluurde den

saamkrimpenden kerel, die nu gansch verslagen van schaamte-ellende vdor hem stond, half verlegen, half viiandig, moord-ziek, dol en toch bedwongen, met felle lichtspatten in delichte oogen. En weer verklaarde Frans dat hij hem alleszou vertellen, alles ; dat Karel alles juist moest weten, alles, . . .omdat hij dan precies ken nagaan, hoe den laatsten tijdeigenzinnige Corry over hem dacht .Als een week geruisch klonk Frans' armhartige stem nu

Karel de angstige ooren in .Toen op heel stillen, diep-bedwongen, toch in-triesten

toon, zei Frans :- Want ik . ., ik . . . ik heb geen kans bij Corry . . . maar

iii ook niet meer! . . . Als ik dat linnengoed een beetje vanm'n kaken kan trekken . . . vertel ik je meer .

Karel, ademloos op de tanden knarsend, rilde. God-inden-hemel! . . . Zoo iets had hij nooit gedacht, dat hij, Karel

Page 330: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

328Burk, zijn pijnigend levenslot uit dien vreemden, wrangenschandaal-mond zou vernemen . Hij voelde geen jaloezie-wrok meer op Frans . Want hij hoorde aan den innerlijken,argeloozen klank van Frans' eenzame stem, dat hij bedeesdwaarheid biechtte, zooals hij hem vroeger al zijn dieverijenen misdaden had gebiecht. Het geluk overstelpte MooieKarel ineen wild, toen hij de bekentenis hoorde uit dienomzwachtelden, verbeten mond :- Want ik heb geen kans bij Corry . . .Het overrompelde hem zoo, dat hij het vervolg van den

zin : . . . maar jij bok niet meer . . . nauw hoorde, of geheel ver-onachtzaamde .

Toen ontbrandde in Mooie Karel een schaamte, een droeve,schreiende en diepe opwelling van deernis en gelatenheidmet den berooiden kameraad, dien hij zoo moordend envreeselijk in jaloersche zinneloosheid had toegetakeld .

Een diep heimwee wierd in hem ontstoken, en hij holdewankelend en ternauwernood groetend weg van Frans' bed,zonder een woord opheldering. Want al zijn menschelijkmeelij stond jammerlijk op uitbreken .

Een week later rekte Frans Poort zich weer gelijk een stram-me diender overeind, al zag hij nog meelbleek en kromp hijsoms van pijn . Hij deed geen woord beklag onder de ru-moerige, grof-boertige en zinspelende kostgangers .

Het Duitsche meisje had zijn achterstallig kostgeld be-taald, schoon Poort er zich heftig tegen verzette .Ook Mooie Karel sliep weer gewoon op zijn kamertje .

Vreemd-rustig had hij eindelijk over Frans' woorden : ,Ikheb Been kans . . . maar jij ook niet meer", nagepeinsd . Hetpopelde in hem meer to hooren en toch bleef hij vol chagrijnen mistroostigheid. Nu zijn jaloersche wrok geen wortelmeer greep in Frans' en Corry's verhouding, hield Karelalleen zijn angsten en wreede ziels-verwonding over . Hij hadzoo in eigen wrok heet verzonnen, dat Corry daar in DenHaag wel met goosers van den rijkdom zou scharrelen, metGoosers : kerels.

Page 331: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

329

officieren of studenten. Maar Frans las uit een heel anderboekje.

Frans vertelde hem in een verzaligde, toch stille op-winding, zijn ontmoeting met Corry. Hij kwam op eenregenachtigen avond van Amsterdam-Den Haag uit denkooler. Hij wou zich nog even laten barreboksen en maaidehaastig. Een stelletje half-dronken, schel-luidruchtige stu-denten, in Leiden ingestapt, strompelde lallend een coupeuit. Onder de perronkap schenen zij Corry, die juist voorbijging, hoog in haar bontmantel en op haar donkeren kraag devlam van het gouden haar, op to merken. Met spot enbeleefdheids-fratsen riepen ze haar iets toe .

Corry, het patetje in den nek gegooid, antwoordde delomperds iets . . . raak, gevat, zonder om to kijken .

Ook hij had naar Corry gestaard als naar een verschijning,omdat ze zoo wonderlijk-mooi oprees tusschen al die anderejachtende menschen; zoo kaarsrecht, slank en zoo trots .Een mieniker uit het gierende stelletje dronken tobben enopscheppers, scheen haar echter uit het Haagsche Mode-magazijn to herkennen en flapte er iets diktongigs uit .- Ferdemd . . . dat . . . dat juffertje heb ik bij Mama wel

eens aangeschoten! . . .Corry kleurde en wilde hoog-fier doorloopen, maar de

beschaafde, dronken ploert liep haar dwars voor de voetenen wierp haar krenkend-familjaar, onder het sarrend kweelenvan alderlei lievelings-naampjes, kushandjes toe . Corry, wit,het koud-mooie gezicht verscherpt en strak van woede, sloeghem met haar paraplu pal in zijn lodderige zwabber-bakkes. Hij waggelde en struikelde achterover . Toen plotsdansten de andere kerels in een kring om haar heen en wuifdenallemaal, schreeuwend en hoonend, haar zoenhandjes toe .Corry al bleeker, even in groote verlegenheid, verloor haaruitdagende houding en wist, wanhopig, niet meer hoe zichto roeren to midden dier springende gekken .

Toen was hij, Frans, vooruit-gesprongen en eer de luid-ruchtige opscheppers het goed beseften, had hij rond Corry

Kooler : trein. - Barreboksen : scheren . - Maaien : snel loopen. -Patetje : hoofdje . - Mieniker : zwijn. -

Page 332: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

330

met zijn nervige knokvuisten ruim baan geranseld . Hijzwaaide de duizelende zwabbers op een hoopje tegen dengrond en peutte wild-weg. Ze konden toen naar verkiezinghun zoenen uitzoeken . . . hij bleef Jantje Crediet! De kerelsrolden over malkander en ze vloekten hoog-voornaam : kees-is-kris-thuis en van gort-voor-de-dommen en rijst-voor-de-stommen . . . Ze dachten dat hij pleite zou tippelen . En tochkeken ze verstomd, dat zoo een doodgewone kwiebus zonderpaspoort, het had gewaagd hen zoo Aug to lijf togaan. Toen waggelden en drongen de helden tezaammet hun stokken overeind en op Frans af, maar hij ranseldeer overheen en duwde zich met lachende, roekeloozelnenschenkracht cr tusschen door, inwendig toch van eengiftige woede . Inmiddels was onder geschreeuw en lawaaivan reizigers, politie op het perron gehaald en de heelebende moest mee naar het schuurtje ; ook Corry .

Meneertje, die dadelijk zag met opgewonden en aan-geschoten studenten en krolsche katers to doen to hebben,gaf hun een loene uitbrander, maar ook Frans Poort kreegeen onbehagelijke portie, omdat hij er veel to gauw op hadingehakt. Toen kwam Corry onbedeesd aan het woord en zesprak, uitdagend-opgericht, en haar woord klom zoo in scherpte,klonk zoo fier, dat Bloom meneertje niet wist wat hij hoorde en inverwarring haar gulzig en verbaasd-bewonderend bekeek . Zeverhaalde heel puntig en kantig het gebeurde, en ze vroegironisch en fijn-hoonend, of een man met een beetje ridder-lijk gevoel nog verdiende een standje op to loopen, wanneerhij een alleene dame, die uit een trein stapt en op de onwel-voeglijkste manier wordt lastig gevallen en beleedigd doorhalf-dronken lummels, nog wel beschaafde meneeren, tohulp schoot en haar verdedigde?

Van die studenten-tuchtiging of kenden ze elkaar, en mochthij nu en dan Corry op haar kamers bezoeken .

Karel luisterde in teedere ontroering, al wierd hij gelijkelijkdoor verborgen schrik, angst en vreugde aangegrepen. Hij

Peuten : klappen uitdeelen. - Pleite tippelen : de beenen nemen .- Schuurtje : politie-bureau . - Meneertje : Commissaris . --- Loene ;heftige . -

Page 333: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

331wist eigenlijk niet of hij moest razen om het feit dat hijCorry niet uit dat schetterende en afgestroopte studenten-clubje had bevrijd, met rechtsche hoekstooten pal op hethart, of moest lachen om haar lef en ongenakelijkheid .

Heel bang en stikkend-benauwd kreeg Mooie Karel het,toen Frans onder een soort van bezetenheid in de vervoering,bekende nog nooit in zijn leven zoo een mooie vrouw tohebben gezien, zoo mooi en zoo ree !

De paarse zwellingen onder Frans' oogen donkerdenrood in zijn vaalbleek, hevig-bewogen gezicht . Frans voeldedat hij zich to fel had laten meesleepen . En hij temperde zijndwepende stem onder eene eigenaardige, bittere veroot-moediging .

Karel moest begrijpen, dat hij vdor then niets van huntweeen had afgeweten ; dat hij zich in Corry verliefde, zonderooit aan Karel gedacht to hebben .

Op een toon die Karel kapot sloeg, zei hij weer met eenbrandblik, wild overgegeven aan zijn eigen geestdrift enopzweeping, dat er voor hem in de wereld maar een vrouwbestond ; dat hij naast Corry Scheendert nooit een ander zoukunnen en zou willen bezitten . Dat Corry alles, ja alles voorhem bleef, al was ze ook in niets van hem .

Toen mokerend in Iaaiende verachting, doormengd van eenonstilbare haat-vreugde, verklaarde Frans dat hij iederen man,die Corry ook lief had, doch naast haar nog nieuwe prooibegeerde of toegaf aan verlangens en wellust voorandere vrouwen, vies-genotzuchtig en haar niet waardvond.

Frans verloor al meer zijn heimelijke kalmte en schijnbaregerustheid . Om zijn mond wrong een smartelijke kramptreken hij sprak met zijn vol-klinkende stem, toch alsof hij rildevan koorts .

Geweldig-hoog richtte hij zich op tegenever Karel . Zijwaren even Lang, de mannen, even rijzig . Frans' glanszwarte,ernstig-schoone en scherpgelijnde kop en zijn ontroerd,bleek gezicht gloeiden verinnigd door zijn echte en meeslee-

Ree : funk, koen. -

Page 334: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

332

pende vervoering; een verrukking die Karel diep ontstelde .Karel, Modie Karel, met zijn goud-blond haar en zijn blauwe,hel-electrizeerende oogen, stond zelf begoocheld onder dienhevig-stralenden geluksblik van Poort, waar toch telkenseen zweem van angstige melancholie doorheen schoot. Karel,in knaag-wroeging, voelde plots zijn minderheid als liefde-man tegenover dien donkeren Frans . Hij, in zelfzuchtigezinnelijkheid verblind, had zich honderdmaal meer danhonderdmaal, in alleriji vergooid en verliederlijkt en Corryprijsgegeven. Hier stond tegenover hem een vroegere dief,een vroegere inbreker, een schooier, . . . maar een geduchtekerel ; een veinzer en venijn-zuiger zeker, maar als minnaaroneindig kuischer van ziel en van geest dan hij, zwoele enZoete veroveraar, lokker en zwijmelaar in passie en ontucht,in gedrang en geraas . Nog nimmer had Karel zcd pijnlijkzijn lagere driften als uitgedroogd drab van zijn minstewezen herkend als juist nu, in de gloeiend-trotsche geluks-dronkenschap en minnaars-zuiverheid van Frans Poort .

Onverhoeds klonk het vonnis uit diens mond . Zonder ver-wijt sprak Frans :- Jij Karel . .. jij heb nog oog voor 'n knap frommes

hier . . . voor 'n knap mokkel daar, . . . jij maakt van de wijven'n rarekiekkast . . . Ik snap dat niet . . .

Karel beefde van ingehouden drift .- Dat is 't 'm joist . . . dat griefde haar ook zoo .

- Witte? . . . Witte? . . . stotterde Karel beteuterd .In schrik sprong hij van zijn bed .- Wit? . . . Dat eeuwige wissele van jou . . . daar had

Corry 't over . .. al was ze eerst to trots om er een woordover to reppen!

Weer dof en gesmoord, en half verwezrn van schrik enontgoocheling, vroeg Karel :- Wat? . . . Waar had se 't over?- Waarover? . . . Natuurlijk over jouw link liefdesspel met

meide van allerlei slag . . .Daar had Corry niets dan minachting voor . Kon Karel

Page 335: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

333

immers weten van heel veel vroeger nog . Hoe zij zelf lokteen stoeide, doch alles genadeloos weer op een afstand terug-drong; dat Been kerel, door haar wreede plagerij of wispel-turigheid getroffen en gestoken, ooit kans bij haar kreeg .Maar van Karel's wulpsch spel met al de scharrelmeiden,rilde ze in afschuw .

Karel verbleekte .- Hep se dat geseid? . . . vroeg hij, wezenloos mijmerend .Karel durfde niet verder vragen . Er bleef een broze angst

zweven tusschen de soms ademloos pratende twee mannen .Het was aldoor een behoedzaam tasten naar elkaar's ver-borgen gevoel, om geen zeer to doen . Maar toch lei er eennieuwe vraag to martelen op Karel's lippen. Nu hij iets wist,wilde hij ieder ding weten, en in Frans leek alles vertwijfelingna zijn eerste liefde-hulde aan Corry .

Plots vroeg Karel hem, terwijl hij zat op zijn bed, schijn-baar koel :- Houdt se van je?Frans Poort aarzelde . Hij wou niet de waarheid zeggen .

Want in hem begon weer de oude woede-haat to knagen enwrok to gisten : . . . hij geen Corry, Karel ook geen Corry!Hij hoorde Corry in hooghartigheid nog zoo zeggen, dat zevrijwillig Karel nooit meer wilde spreken, en dat er nimmermeer iets tusschen haar en dien wellustigen nachtbraker zoubestaan. Maar Frans besefte 66k, dat heel dit wrange voor-nemen zou kunnen onkantelen wanneer zij weer eens recht-streeks Karel's betoovering onderging ; wanneer zij hem weerzou hooren zingen met zijn verleidings-glimlachje, en har-monica spelen; wanneer zij dien alles-durver weer luchtig-zwierig zou zien dansen of als zij weer den geweldigen kerelzou zien vechten, ontzettend, voor den grimmigsten duivelniet bevreesd, en als zij weer die hekelende guitigheid, diespotzieke, vlijmende ironie en heel zijn inpalmende bekoringzou ondergaan. En den om-vergeving-smeekenden terugkeertot zijn zonnige en levensvreugdige wezen gunde FransPoort Karel Burk niet. Want deze kerel, die zich toch aan

Page 336: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

334alle wijven vergooide, was die blond-blanke en toover-mooie Corry niet waard, al leek zij zelve soms nog zoogekrenkt-grillig, speelsch en ongenaaklijk.

Frans Poort wist niets van Karel's wezenlijken, innerlijkenomkeer; van zijn hevig smachten naar Corry en het steige-rende hunkeren zijner brandende liefdeziel . Hij hoorde wel eenwild verlangen in zijn stem, maar Frans geloofde er niet aan .Corry moest en zou Karel zoo laag zien vergaan dat hij zichnooit en nimmer meer naar haar kon opheffen ; dat ze nogschrijnender afschuw van hem zou krijgen dan ze nu reedshad. Mooie Karel moest zoo in ontreddering, wrangen jammeren misdaad wegzinken en afdrijven, dat ook zij nimmer meereen hand naar hem kon uitsteken . Hij moest in drank enhoererijen vergaan; hij moest als een stinkend, rottend wrakvermolmen . Want een ding wist Frans : dat Corry van hemmisschien wel hield, maar Karel Burk alleen liefhad.

Daarom antwoordde Frans sluiks' op Karel's vraag, half-ontwijkend :- Ik? . . . Ik heb Been kans .Frans wist onwrikbaar, dat Karel al zijn woorden tot de

laatste lettergreep geloofde . Ook nu bleef er door zijn ant-woord een soort van aarzeling, een soort van vage mogelijk-heid open.

Mooie Karel luisterde als een kind, in volstrekte overgave .Frans moest van die zoet-naleve overgegevenheid gebruikmaken en zelfs de kleinste dingen bezinnend voorbereiden.Hij moest zorgen dat Mooie Karel uit zichzelf nooit meernaar Corry zou durven en zou willen toegaan . Zijn stem, zijntoon, zijn woord moesten zoo diep-waarachtig en vast klinken,zoo in de opperste knelling van overtuiging uitgesproken zijn,dat Mooie Karel geen uitweg meer zou zien en de alleenewerkelijkheid aanvaarden gelijk Frans hem die opdrong . Hijmoest dit gebeuren voelen als zijn bang en duister noodlot,het hart-afscheuren van zijn liefde.

In de hoogste zielsspanning van zijn wreed vernielings-instinct leefde Frans Poort nu zelf weer . Hij had eerst

Page 337: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

335onbewust, later bewust, Mooie Karel zijn hoogste goed ont-roofd, . . . omgekeerd ontroofde Mooie Karel het hem . ledereaarzeling om het geluk in Karel to verkerven, weg to moorden,iedere klank van meelij voor Karel, welke in zijn stein enin zijn menschelijk gevoel kwam door to klinken, zou zijnwraak ontkrachten .

Kreeg Karel de kleinste argwanende gedachte, dan washij, Frans, verloren ; verloren op een wijze die een ontzetting eneen verderf voor hem zou worden . Want teniet gaan vooren om Corry, liet Frans Poort in roekeloosheid ijskoud ;bracht hem zelfs een siddering van genot en ontroering ;maar dan tegelijk met Karel . Er was voor Frans Poort Beenandere kamp mogelijk . Kwam hij openlijk uit voor het feitdat hij, Frans Poort, Corry begeerde en liefhad als een ont-zinde en niet zou dulden dat Karel haar naderde, dan ginger vijandschap tusschen hun tweeen ontstaan, die half-slachtig, vurigen Karel juist naar Corry zou toedrijven . OokCorry zelf zou hem, Frans, in verachting voor zijn tyrannieen dwanglust, van haar aftrappen . Maar nu hij voor zichzelfwist dat Corry niet van hem kon zijn, omdat ze alleen Karelliefhad, al wilde ze then dan nooit meer ontmoeten, vermochthij slechts Corry en Karel, - door een valsch verscherpenvan uitspraken, een vertroebeling van gevoelens en een aan-hitsen van trots bij Corry, . . . een uitlokking van kwellendeschaamte en minderwaardigheidsbesef bij Karel Burk, -van elkaar to houden in vereenzaming en verbittering .

Nu moest zijn voile macht op Karel zich eerst openbaren .Karel moest nu al banger door eigen schande-gedragingenbedreigd, en verteerd van angst en verlangen, niet meer naarCorry toedurven en ook langzamerhand niet meer naar haarhunkeren. Daarom zou Frans de snerpende leugen, deabsolute afwijzing van Corry, genadeloos doorvoeren, ge-wetenloos en zonder zweem van week-menschelijke aarzeling .Karel moest nooit meer onder zijn verdriet, verdierlijkingen ondergang uit kunnen!

Frans voelde in zijn vernielingsdrang van Burk's geluk,

Page 338: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

336al scherper, bewuster, dat bij een misgreep zijn leven ophet spel stond . Want als Karel ooit het door-en-door wreede,listige plan peilde vo6r het ten uitvoer kon worden gebracht,of als ooit het lot ingreep en Poort's opzet dwarsboomde,dan was het met hem gedaan . Indien hij Karel van nu ofbij zich hield en aan hem verbond, al hun daden op zijninnigst vereenigde en zij zich in hun ,zaakjes" vervlochten,dan bleef hij zeker dat van Corry's kant geen wraakkoelingmeer to vreezen was . Want zij, in haar ongenaaklijken trots,zou zich niet verteederen tegenover Karel, die haar zoo totin het merg gegriefd en haar zoo schaamteloos van zichweggeranseld had . En hij zou zich den armzalig-gezonkeneen verstootene weten, die zijn en haar geluk door zijn mis-dadige liefde-drift zelf to verwoesten kwam .

Toen Karel hem vroeg, of Corry alles van Frans' vroegerleven afwist, antwoordde hij :- Zoo goed als alles .Frans schiep er een wreede blijdschap in, de waarheid van

het gebeuren tusschen hem en Corry bijna tot aan de uiterstegrens to vertellen. Er was zelfkwelling en sarrende boos-aardigheid, maar ook een verzwaring en verdubbeling vanberouw-opwekking in de wijze waarop Frans hem mee-deelde, met hoeveel hartstocht en verrukking Corry overMooie Karel eens gesproken had .Frans voelde geen gloeiwrok op Corry omdat ze Karel

en niet hem koos; maar een gloeiwrok op Burk . Het was geenwraak-wanhoop in hem als afgewezen minnaar . Want Corryhad hem nooit toegestaan, een stamelend woord zelfs overzijn liefde voor haar to reppen ; doch het vernielzieke enhet diep-jaloersch-slechte in hem bracht Poort er toe, Karelto kwellen en to martelen, door hem uit zijn mond tolaten hooren, hoe zielshevig Corry van hem gehouden had .

Karel nipte aan een boordevol geluk en hij zag naar Fransop in een bevenden angst, alsof ieder woordje, ieder klankjeeen openbaring van iets heiligs voor hem was geworden, dattoch bij verder spreken hem weer kon doen verzinken in een

Page 339: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

337ondoorgrondelijke vervreemding . Want even daarna, tusschentwee stilten in, bracht de sombere en troostelooze onderstemvan Frans Poort weer Mooie Karel het besef bij, dat Corrynooit en nimmer meer tot hem zou terugkeeren . Hij hadhaar weggejaagd in „De Gele Ballon", en geslagen terwijlzij kroop aan zijn voeten . Hij had daarna op de liederlijkstemanier met vrouwen en meisjes zich uitgeleefd ; vrouwen enmeiden, die op den Dijk en in de Jordaan haar hekelendebelaagsters waren geweest. Hiermee juist wilde hij Corrytarten en krenken, bespotten en besmetten met laster . Hijhad zich vergooid en afgegeven met het afval van de keienen hij had haar, de fiere, daarna in zijn hoon en in zijn ver-achting. door heel de Jordaan nog dieper en smadelijker naarbeneden getrapt, blind voor haar ongeluk in „De TurkscheWacht". Besefte hij dan niet dat voor eeuwig alles uit wastusschen hem en haar? Zij, - verklaarde Frans met eenzoo ontzettenden ernst dat Karel saamkromp, - zou n66it,n66it meer de geringste nadering dulden . . . Dat, dat vooralmoest Karel het allereerst zijn knar inhameren . Hij had haarneergetrapt en door het slijk gesleurd, . . . al was het in min-naarspijn en onder gemartel van eigen liefde ; . . . zij was vrij,geheel en al, zonder hem .

Karel huiverde onder dit vonnis in scheurende wroeging .Hij voelde den dreigenden doem en de schrikkelijke waarheidervan. Karel wist dat Corry de vrouw niet was die.4ich weer met zoete praatjes liet overkletsen . Hij kende haaronvermurwbaarheid, haar harden, wreeden, haar ontzettendentrots, waar alle menscnelijke deernis op afstuitte . Karel wistdat zij behoorde tot de schepselen, die in hun trots, hetbeminnenswaardigste wat zij hadden v66r hun oogen lieverzouden zien slachten, dan door een soort van verteedering,een toegeven aan menschelijke zwakheid, zulk een wezen toredden uit doodsangst en vernietiging . Het genadelooze enonverzoenlijke van haar natuur, dat hij door zijn eigen min-achtelijk gedrag in haar tot het wreedste instinct had aan-gescherpt, weerde alle ijdele, vergiffenis-schenkende be-Knar : boofd . -

Mooie Karel

22

Page 340: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

338

goochelingen. Dat instinct was nu door haar boosaardigstegekrenktheid tot onverbiddelijk gevoel toegespitst en brachtde eeuwige verwijdering, de afscheuring van de vrouw diehij krankzinnig liefhad; die hij soms haatte omdat hij haarzoo-in-wanhoop beminde . Karel besefte zijn gemeenheid tegen-over haar, als lets grondeloos-laags en verachtelijks, maar hijleed smartelijk in een onrust-verbijstering en hij kromp vanberouw. Doch Corry kende van het menschenhart geen innigverdriet, in haar verstarde zelfzucht en beleedigdheid . Burk,in al zijn loszinnige, terugkruipende lafheid en ruwheid,voelde en begreep in zachtheid en eenvoud ; zij, in al haarlatere onkreukbaarheid en ongereptheid, bleef ongeroerdtegenover zielsnijpende vereenzaming en afsterving van denliefde-hunkeraar die schuld wou biechten, onder zwaarheimwee. Alleen Frans Poort wist beter, veel beter danKarel, omdat dezen Corry's ontwikkeling van meisje totvrouw geheel onbekend was gebleven . Frans bevroedde, datin de onverzoenlijkheid van drieste Corry een broze plekbestond. Hij wist hoe de uitdagende en niets vreezende meid,door haar onstuimige en alleene liefde voor Karel, al haarvroegere zwijmelingen en uittartende grillen had terug-gedrongen . Hoe zij zich van lonkende behaagzucht hadgezuiverd. Ook nu nog kon zij snijdend-kwetsend en pijnigend-in-waarheid-zeggen uitbarsten . Ook nu nog besefte zij haarverbijsterende macht op mannen. Maar Frans wist smarte-lijker dan wie ook, hoe zij diep-in snakte naar de koesteringenvan dien heldhaftigen en koenen kerel, naar een liefdedaadvan dien stouten spotter, dien heldhaftigen verleider .Corry, op een avond, had alles met hem uitgesproken .

Want zij begeerde glaszuiver tegenover hem to staan . Ze hadFrans Poort haar liefde gebiecht voor Karel, zooals ze hetManus Peet eens had gedaan, wreed-rein en zonder hemeen oogenblik to sparen ; zonder zelfs aan hem to denken .Ze hield niet van jaloersche herrie- kerels. -Dienvreeselijkenavond juist, was Frans' haat tegen Karel geboren ; Karel,dien hij nog nooit van aangezicht tot aangezicht had gezien .

Page 341: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

339En daarorn kon hij ook nu Karel onopgesmukt vertellen vanCorry's ontboezemingen; met een pervers en wrang genotbijna het uiterste der waarheid zeggen. Want het woord dattot een bevrijding had kunnen worden voor Karel, hieldFrans verbeten-ingesmoord en boosaardig-bewust bij zich : zijngeloof aan de heimelijke plek in haar pantsering . Dat wierdjuist Frans' snijdende, stil-gillende triumph en zijn valscheveinzerij. Daarom kon hij juist tegenover Karel Burk zoorustig zwijgen over alles wat Corry, ondanks zijn misdadigheid,in hemzelf bewonderde. Hij wist hoe ze opzag tegen zijnmannenmoed en zich op haar manier verdiepte in zijn in-gewikkelde natuur, zoo verzot op de geheimzinnigheid vaneen doorgevoerde misdaad . Hij wist hoe zij een koortsigendrang naar een phantastisch levensgeluk en een levens-verovering begreep. Ook Corry noemde stelen en inbreken opzichzelf verachtelijk. Ook zij, verklaarde ze Frans rechtuit,tastte aan zijn heele wezen iets huiveringwekkends, maardat toch door de verborgen macht van durven en doen, haaraantrok en boeide. Ook in haar herklonk de stem van eenigejaren vroeger, toen ze nog alles omver-liep, of met haar harts-tochtelijken zwerflust en over-woelige, over-stoutmoedigejeugd, alles om haar heen in schrik en opspraak bracht . Ook zijhad, schoon zwaar getemperd, den duisteren drang in zich ge-koesterd naar roekeloos leven en naar avontuurlijke ontuchtig-heid, naar het toomlooze . Niet om wellust-bevrediging, maarlouter om het zalig-verdwazende genot der lichtzinnigheidzelve. Ook zij had het schuchter-zwakkere meedoogenloosvernield, en alle gekreun en gebler om haar fatsoen, gehoond .Maar in haar ontberen van de groote manliefde, was haarschreiend hart gezuiverd en zijzelve tot in het merg om-gekeerd. Zij zong geen vreeselijke schandeliedjes meer, omhaar onstilbaar verdriet achter dollen spot to verbergen . Zewas door Mooie Karel versmaad, . . . ze herwon zich zondertriumpheerende verdorvenheid, voor den versmader, inbeteugeling van heel haar onstuimigen hartstocht .

Toen Frans in geveinsde rust en deemoed eens opmerkte,

Page 342: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

340dat Corry als chef in een groot mode-magazijn, geheel ver-vormd in manieren en spraak, in kleedij en chic, naar deeischen gesteld aan zulk een taak, moeilijk kon verkeerenen omgaan met een vroegeren tuchthuis-klant, gierde ze hetuit! Op „de zaak" was ze streng, correct, ongenaaklijk;duldde ze niet de minste inbreuk op conventie ; maar er buitendeed ze wat ze wenschte .

Ach, als ze wilde klappen van alles wat ze rondom hoordein Den Haag . . . van de uitgaande chic, . . . wat die durfdeen zich veroorloofde . . . enfin . .. Corry bleef Frans sprekenen hem nu en dan op haar kamers ontvangen . Hoeveel maalhad zij zich vroeger in haar schelle, geheimzinnige,romantische avonturen-verbeelding, in haar toch koudebehaagzucht, niet zelve gezien als bezwijmelde prooi vantyrannische en dierlijk-ranselende bende-hoofden, die haargeheel-en-al onderwierpen als slavin, om de kerels danlater weer to kunnen overheerschen ; eerst geheel to ont-goochelen en daarna to vernietigen .

Juist toen, bij stukjes en brokjes, begreep Frans door hunomgang en door hun gesprekken, dat zij evenals hij, denlageren drang voor het sexueele leven geheel ontbeerde . Haaravontuur op den Zeedijk was aan een geweldsdaad en over-rompeling ontsprongen. Want onverbiddelijker dan ooit hadhij ervaren, dat Corry wrevelig-koel bleef voor alle man-verlokkingen. Zij kende geen andere lijfelijke begeerte dandie opbloeide uit haar eenige liefde . Daarin alleen kon zijeen zoete bevrediging beleven. Zij wist zelve wel dat haarlichamelijkheid en haar verschijning, iets dat haar wezenomzweefde, iets in haar onverschillige gaan en in haarstaan, in haar bewegen en in haar kijken, alle mannen ophaar deed verlieven, maar zijzelve bleef toch voor de knap-ste en vermetelste kerels, zinnelijk-koel en onaangedaan . Zijonderging geen verwarring, geen romantische verdooving engeen bezwijmingen gelijk vroeger, vdor haar overrompeling,toen ze nog rilde van haar eigen duivelsch, onduldbaar tarten

Page 343: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

341

en haar wild-wreede lusten ; huiverde van haar spottendeuitdaging aan al wat kerel heette . Corry bleef nil in beheerschtebezinning, en ze deed net alsof de ontroering en de verrukkingdie zij wekte in anderen, niet bestonden . Haar stem behieldeen zacht-zangerige bekoring en heel haar wezen een treffendeingetogenheid . Corry was zoo in haar begeeren vergroeid metwat ze liefhad, dat ze het als een schennis beschouwde, ookmaar het kleinste wellustige gevoel to ondervinden bij hetzien van een ander . Dit vreemd-versteenende van haarvrouwgevoel voor andere mannen, had Frans Poort onder-vonden, en het leefde met zoo stoute en verpletterende machtin Corry's blik en in haar gebaren, dat haar eigenlijk nieteen die haar kende, met zoete vleierijen en streelende ver-voering of bewondering waagde to naderen . Toch bleef zijvaak aanbiddelijk-dartel en kinderlijk of vol meisjes-verleide-lij kheid, en verblindde zij alle mannen door de tintelende blank-heid van haar vel, haar verrukkelijk mooi gezicht, het teeder-slanke en uiterst-rijzige van haar meisjes-lichaam en de be-koring van heel haar heerlijk jeugdwezen . Zooals Franshaar op een morgen had ontmoet, in den langen, met bontomzoomden mantel, den bloemblanken hals laag-open, hetkortgeknipte, goudblonde, weerschijnende haar in losse, zwarelokken over haar fijn-kittig nekje en over haar kleine ooren,het blauw-fluweelen toque-hoedje op het hoofd, klaar-blij-moedig het zacht-lachende gezicht, . . . zooals hij haar toenrank en licht had zien naderen alsof zij danste, . . . neen, zoozou hij haar nooit kunnen vergeten. Dien morgen had zijhem vluchtig even aangesproken, - zij ging naar „de zaak"en had weinig tijd, - en voor het eerst zag Corry een verlegenverliefdheids-bedremmeling, een sprakelooze verbouweree-ring in heel zijn smachting-smorende houding . Voor heteerst zag ook hij in haar goud-donkere, schalksche oogeneen saamkrimping, alsof ze van iets heel verborgens tdchweemoedig-angstig genoot en in haar blik, even, een neveligebezwijming die ook hem verdwaasde van geluk . Doch tienseconden erna was al dit zoet-zich-geven en aanhaken, dat

Page 344: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

342

teedere begeeren uit haar gezicht verdwenen en sprak zeweer met haar zachte, zangerige stem in rustige matheid,waardig, gelijk ze zou spreken - stelde hij zich voor -neerbuigend-goedhartig tot haar vader en moeder. Datraadselachtige, dat huichelachtige verbergen van haarzinnelijkheid en ontroerende bevangenis, had hij nimmerzoo bij haar ontmoet. Maar hij vergat het nooit . . . en evenhoopte hij op iets! Frans, die toch ijs-koel bleef voor alleandere vrouwen, moest zich dien morgen zelf zoo bedwingenom haar niet to omhelzen, dat hij haastig in een angstig,,gedag!" het gesprekje had afgebroken en in een zotte ver-wezenheid was doorgeloopen.

Vanaf dien tijd leek Frans nog schuwer en onverschilligertegenover alle andere vrouwen geworden, doch in hem laaidede afgunst op Karel feller aan. Zijn heele bestaan lei erwrang van doormarteld. Hij gunde vanaf dit uur, in zijnkwellende overpeinzingen Corry niemand meer .

Vroeger had Frans geleefd in zijn helsch-onversaagde enwoeste liefde voor de vagebondage, voor het stelen en inbreken .Al wat hem had verward en toegelonkt in het misdaden-leven,al wat hem had gelokt naar het onbekende, naar het rustelooze,dat benauwend-vreemde en geheimzinnige ontroeringenschonk, scheen op Corry overgegaan .

Frans was geen natuur, die bij tragische misiukking ofafbrokkeling van dit groote, hartstochtelijke zieledrijven, zichmet andere dingen kon bevredigen . Want al wat buiten dateene hevige en onnaakbare . .. Corry . . . leefde, bracht alleenlagere voldoening . Alles was bij Frans daemonische ernst.Hij wilde en kon het leven niet meer leven zonder Corry .Want een nieuwe marteling voor hem bleef dat hij Corry'sliefde voor Karel omvatte in haar verborgenste diepte,en door den glans ervan gestoken wierd . Al was Karel Burknaar zijn eigen gevoelens, een wulpsche genot-afdreiger metiets monsterlijks, iets vampyrachtigs in zijn hypnotiseerendenzinnelust, . . . Poort had toch vaak zelf fellen weerstand in zichaan to hitsen om niet onder de bekoring van dat woeste

Page 345: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

343

kind-mensch to geraken, dat tegelijk een gewelds-wezenwas, in wien het levensvuur brandde met een alles-over-schroeienden gloed; dat tegelijk een kerel bleek met eenbovenmenschelijken moed en een altijd sprankelendenhumor, waardoor ieder woord van Karel een springendebioscoopteekening geleek, geestig, plots verschijnend enweer plots verdwijnend . Telkens moest Poort zich aan zijneigen haat vastklemmen om niet to wankelen .

En zoo wierd Frans het zich bewust, dat hij zocht naareen zelfvernietiging in de vernietiging van then anderenmensch: Karel Burk.

Page 346: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

TWAALFDE HOOFDSTUK .

I .

Frans Poort, in hopelooze verlorenheid, had een ontzettendleed doorleefd waar niemand wat van wist . Het verbijsteren-de gebeuren met Mooie Karel bracht hem weer alles rauwen schrijnend-versch in de herinnering ; alles, gromde hijbitter, in glans en gloor.

Het was Zondagmorgen in Blauwrok's kosthuis en stil,droomerig-stil. De meeste gasten sliepen nog en Poort lagop zijn eng, roestig-ijzeren bed, tegen de muurdonkertevan het binnenplaatsje op to staren. Het leek hem heel vroeg ;nauwelijks zeven uur. Decembermorgen kroop en doolde nognachtduister tegen het smalle raam, alsof hijzelf plaats zochtvoor zijn eerste licht-schemering . Frans kende zoo die vreese-lijke, kille muurgrauwten uit het troebel verleden. Alles, - deangstige, schommelende stilte, de onthulde verhouding, hetinnerlijk-bindende tusschen hem en Corry Scheendert, zijneigen verschrikking, afschuw, woede en wrok om de ont-dekking, - greep saam om hem heel zijn vroeger schande-bestaan als gevangene weer over-ruim in pijnigende gewaar-wordingen opnieuw to laten doorleven .

Onder zich hoorde hij door den planken-vloer heen,de ronkende ademhaling van den slapenden Mooie Karel

Page 347: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

345en toch nooit was Frans zoo ver, zoo door smart van allesafgeweest als nu, in de nawevende bemijmering van hethelsch-vroegere.

Niemand wist iets van Frans' onmenschelijk lijden ende verschrikking van zijn telkens weer in angsten door-droomd verleden . De spokende duisternis van dat verledenwaarin hij staarde, bleef zijn vijfjarige celstraf in Leeuwarden .Daar was traag de moord op zijn jeugd en heel zijn bestaanbegonnen; daar was hij als menschelijk schepsel vernield .

Toen Frans als jonge kerel, leeglooper van nog geentwintig jaar, naar Leeuwarden wierd opgebracht, - uitgebrek aan plaats in Mokum en elders, - had hij eigenlijkniet beseft wat met hem gebeurde . Vijf jaar achter slot engrendel, vijf jeugdjaren zitten, . . . wat wilt hij ervan! Hijlachte ongeloovig en speelsch . In de schemer-cel leerde hij devreeselijke folter-straf van d'eenzaamheid . In „Amstelveen"was hij geweest en ook daar had hij de cel schreiend gevloekt .Maar op „Amstelveen" voelde hij zich nog dwars in hetzware golf-gedruisch van Groot-Mokum . En het was telkensgeweest, - van het Huis van Bewaring naar „Amstelveen", -niet meer dan wat maanden achtereen ,zitten" . Op ,Amstel-veen" bleef hij overal de gonzende stem van de grootestad beluisteren. In „Amstelveen" had hij straatventers-geroep hooren nagalmen en klonken paukslag, triangel entrompet van de pierementen in de cel door . In „Amstelveen'had hij zelfs op de luchtplaats, schuin naar boven, een stukstraat en op derde-etages, in den zomer, kleeden-kloppendedienstmeisjes op balcons gezien . .. Doch in Leeuwarden washij in doods-eenzaamheid gezonken, zooals die ieder cel-misdadiger wreed toegrijnsde en tot waanzin opstootte of inloome versuffing neersloeg. Wat was in dat gebouw, in diecel al niet van zijn zwervend jeugdleven gewurgd!

Den eersten tijd had Frans nog uitdagend geschetterd ;scherp, fel en ironisch. Hij vloekte weer als vanouds metdreunende klankwoorden, in een dolheid, en hij zag zichwreed getergd door de meedoogenlooze, vergelding-eischende

Naar Leeuwarden gaan alleen de gestraften die boven de vijf jarenveroordeeld zijn . -

Page 348: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

346straffers. Frans liep boordevol wraakgedachten . Ze hingenzwevend als vlijmscherpe messen boven zijn bijna afgekneldleven. T egen bewakers, gangloopers, dokter en ziekenoppasser,tegen Directeur en beambten kreet hij los, helsch tierend,met wilde moord-dreigingen, in razende bezetenheid. Zijnverbittering wierd hemzelf een ontzetting. En steeds kermdehij : vijf jaar . . . vijf jaar . . . niet to gelooven . .. om gek, omstapelgek to worden! Maar toen hij eenige maanden was op-gezogen in het zieke grauw van de cel en hij bukte onder descherpe tucht, begon Frans' innerlijk wezen martelend toveranderen. Uit zijn diepste binnenste borrelden allerleiwilde en vreemde verlangens op, besprongen hem allerleiweeke, angstig-smeekelijke en zwakke gevoelens, zooals hijdie in vrijheid maar heel zelden had beleefd of gekoesterd .Dat vreemde en vreeselijke gevoel in de stilte omgreep hemzoo, dat hij dikwijls aan zijn verstand bevend ging twijfelen .In de moordgrauwe cel onderging hij een naar wraak huilendeverbittering tegen ieder wezen dat Frans zich herinnerde .Allereerst tegen zijn kameraden met wie hij had gepeesd .Frans overzag zijn eigen leven en hij besefte, onder halluci-nanten angst en helderziendheid, dat dit nauwelijks in bloei,voor altijd was geknakt en weggetrapt. Nu eerst besefte hijde wraakstraf van de maatschappij op zijn armzalige wezen :bet opsluiten van den zondige in eenzaamheid. Telkens entelkens drongen allerlei aandriften van zijn kronkelnatuurzich naar boven ; begeerde hij zijn instincten uit to leven .Telkens, ontsteld en van binnen verbrijzeld, vroeg hij zichaf: waarom ben ik als ik ben, . . . waarom is al die onmensche-lijke leugenlist en diefachtigheid in mij juist opengebroeid? . . .

Wreed en al pijnigender voelde hij, onder dit klarendbewustzijn heftiger tegenspartelend, zijn vernedering en uit-geworpenheid. Zijn ouders hadden hem schrikkelijk bejam-merd, maar zichzelf nog meer . Hij hoorde nauwelijks ietsvan de brave zielen. Hij was het schurftige, gemerkte schaapuit de kudde, dat in troostende verdooving van zijn slecht-heid geen rust kon vinden . Frans voelde de krenkende

Gepeesd : saamgewerkt . -

Page 349: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

347schaamte waarmee de familie dit bedorven bloed van hetgeslacht overal verloochende. En toch, in de afmartelendeeenzaamheid van zijn gegrendelde cel leefde hij in gedachtenmeer met ze saam, dan ooit toen hij vrij was en in de werke-lijkheid ze had kunnen ontmoeten . Hij zag iederen nachten iederen dag, - er was 's winters en in den laten herfstnauwelijks onderscheid tusschen de grijns- en schrik-donkertevan den nacht en het dreinende sluip-grauw van den dag, -de geel-doorrimpelde zorggezichten van zijn vader en droef-meewarige moeder. Hij zag de trotsche tronies van zijn zonde-looze broers en de in genade hem troostelijk-bedenkende,berustende gelaten zijner zusters. Hij zag wonderlijk-helder en scherp, de gezichten van alderlei bekenden bij hemthuis. Hij hoorde in overspannen, verhevigde aandacht, denverschillenden klank hunner stemmen ; hij zag ze lachen, hijhoorde ze zingen en praten, . . . schuw over hem,... metschrik, rilling en meelij. Hij zag ze bijeen op Zaterdag-avond en op Zondag, in de knus-gezellige, licht-helle voor-kamer, en hij zag zijn brauwen-fronsend moedertje heimelijk-bang uitkijken voor het raam, turend, al maar turend naareen verte die er niet was . . . Naar hem? Toch kroop overhun oogen een schaduw, een vreemde, omfloerste donkerte .En dan kwam juist in hem een allerschrikkelijkst snijdenden wee-hunkerend gevoel in de cel-stilte, als de gevangkloklaat sloeg en de nagalm traag en trillend uitstierf aan heteinde van den gangvleugel . Onmiddellijk sprong hij op metbonzingen in het benauwde hart en rende hij in woede van zijnbrits naar zijn cel-raampje . Dan sleepte hij zijn werkkrukje naarden muur onder de half-geribde ruitjes, zag hij duizelend doorde tralie-beklemmingen heen, een brok lucht hoog-ijl bovenhet gevang. Plots overviel hem zulk een martelend benauwings-gevoel van het zich-ingekneld-weten tusschen de vier schemer-donkere, lage celmuren, met het vierkante vlakje luchtachter het roest-ijzeren buiten-hekwerk, dat hij kapot-van-binnen weer terugzonk, op den vloer zakte en een zoooneindig-wreede, afpijnigende en krankzinnige droefnis door-

Page 350: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

348

leefde, gelijk hij niet vermoedde dat een menschelijk schepselooit kon doorstaan .

Alles brandde ziek in hem, in zijn koortsigen kop, in zijnbevende handen. Hier, in de verte, op een vreemd brokgrond, leek hij van heel de wereld afgescheurd. Het eenigestukje licht was de lucht en wat wolken die voorbij joegen,of traagzaam in de verte bleven uitdralen alsof ze nimmerzouden verdwijnen . Hij zag al maanden na maanden geenzon meer en geen groen, geen water en geen hemel, hij,gevangene. Hij snikte plots vreeselijk, onder een gesmoordengil, en hij kronkelde zich van eenzaamheid en ellendeover den cel-vloer . Alles bleef mombakkesachtig-doodstrakom hem heen in een vijandige wreedheid en meedoogen-loosheid opgetast: de muren van zijn hok, de steenen vanden killen grond, de streng-ijzeren staven achter het grauw-droeve cel-raampje. Het Teed wrong en scheurde door Fransheen, vernietigde heel zijn wezen, en bracht tusschen devlagen van kermend kwel-berouw en woest-uitschreeuwendewanhoop, altijd weer dat afschuwelijke, leeg-weee, tochschroeiende verlangen en hunkeren naar de vrije menschenmet wie hij eens had samengeleefd. Tegelijk wou hij tochin het begin, voor den spion-bewaarder zijn huilen en zijnverstands-verbijsterende buien van neerslachtigheid, naar-geestige misere en snikkende opstandigheid, verbergen . Frans'gansche lichaam magerde en dorde uit . Hij voelde, schoon hijhet zelf niet kon zien, dat zijn bleekheid geelgroene vaaltewas geworden en dat zijn oogen grijnzend-hol moestengloeien in het eeuwige schim-donkeren der afmartelend-eentonige cel-dagen . Want aldoor in het wissellooze, uuraan uur, kriebelde er in zijn hersens een waanzinnigeknaging; gloeide er in zijn bloed een koorts die hem leegzoogen uitteerde. Voedsel kon hem nauwelijks schelen . Hijademde het vreeselijke suizelen van de stilte in ; hij dronkloom-mat water, lauw, koud, heet . . . en hij liep of hij sloopop zijn zware klosklompen, zes passen heen, zes passen terug,eeuwig weer, als een idioot, schuw-getergd Artis-beest, van

Page 351: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

349

het raampje naar de cel-deur, van de celdeur naar het raampje .Toch vroeg Frans zich telkens af : had hij verdriet, be-

rouw, zieke zelfdeernis of menschelijke schaamte over zijnvernederende, diepe gezonkenheid? En dan kreet de haatrazend in hem terug : neen! . . . neen! . . . geen zier . . . geensnars ! . . . Er martelde een geheel ander, melancholisch, wrang-vlijmend gevoel door Frans heen ; een schaamte over demenschen die hem met hun domme, verpletterende weer-wraak zijn jeugdleven in zoo barre gernoedsverhardingdurfden vernielen . Hij voelde zich bijtend gekwetst en ver-laagd als een beest, door die pijnigende wraak . Zij moestenzich den maskerlap met de twee loergaten voor de oogen latenzakken, . . . niet hij . Hij had nooit anders dan wat doodgewonecenten en wat weelde-voorwerpen zich toegeeigend ; hij hadnooit anders dan zich wat stoffelijks verzorgd. Doch hij zou,een medemensch straffend, dezen nimmer van zijn levende enwijd-ademende vrijheid hebben kunnen berooven . Hij zou eenmedemensch niet hebben kunnen in boeien knellen, of eenmachteloos-geslagen creatuur laf overmeesteren, weg-trappen in een donker pesthol en het daar opsluiten involslagen afzondering tusschen kale, lage, vunsgrauwewanden, met niets dan een houten brits en eigen tonvuil .Hij zou een mensch, hoe verwrongen ook van zieke driftenen lusten, met gezonde longen, niet hebben kdnnen afsnijdenvan versche lucht en geen levend schepsel tot levend-doodehebben laten wegkwijnen. Door deze wreedheid ondergingFrans geen wroegings-berouw . Kon hij nog de uren tellen,telkens als hij met zijn uitgemagerd en afgefolterdkarkas, ingezonken, traag en duizelig naar de kooinauweluchtplaats sjokte, waar alweer rees, afschrikwekkend, steenop steen en muur om muur? Hij had soms alle besef van tijd,van dagen en van uren verloren in een loome, matte sufheiden onverschillige wezenloosheid. Hij zag toch geen morgen-zon en geen avondmaan meer komen en gaan. Vroeger hadiedere dag een kleur voor hem opengeglansd, . . . ml was hetat eenderlei . . . gistereil, vandaag, morgen . . . vandaag,

Page 352: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

350

gisteren, overmorgen, eergisteren . . . Alles, alles, . . . tijd, uur,wisseling van morgen en avond, verzonk in de vreeselijke,uitgegrauwde stilte en in de verstikkend-plettende eenzaam-heid. Hij mocht niet spreken met zijn medegevangenen enzij speelden stumperig-idioot stommetje tegen hem. Hijmocht zijn tronie niet vertoonen aan gemeene boosdoenersals hij, en die ontuchtige misdrijvers naast en tegenover hem,in sombere cellen zuchtend en vloekend als hij, rnochtenhem hun bakkesen niet laten zien . Frans snakte- ontembaarnaar ruimte om zich been, naar licht, . . . maar het bleefschuw snakken . Er bestonden immers wraak en ver-gelding! Hij sjokte maar weer doodelijk-triest en uit-gemergeld van suffe, loome vermoeidheid, op eenzelfde uurnaar de luchtplaats, en tot gast sloop met hem mee . . . dewaanzinnig-zacht-mompelende Eenzaamheid. Zoo, langzaam,voelde hij in zijn hersens een vreemde, kronkelende en knel-lende benauwing rondsarren. Zeker, hij moist werken, zijncelvloer dweilen, . . . zijn kleeren herstellen, . . . maar hij konniet! Zijn levend-verlangend lichaarn zat rusteloos to kwellenen hem treiterend to hinderen . Hij zou voor zijn misdadenzware, onmiddellijke afstraffing berustend hebben aan-vaard; wanneer het moest, de pijnlijkste mishandeling engeeseling . Als hij daarna maar zijn menschelijke vrijheid hadkunnen behouden ; als hij daarna maar weer had kunnen gaanen staan waar hij wilde en geen kerkerlucht behoefde in toademen .

Onder deze opsluiting, deze breking van zijn jonge-mannen-kracht, brachten andere dagen hem opnieuw tot een dol-op-schuimende woede of tot een schreiende kramp van ellende-besef, dat hij zijn marteling niet meer dragen kon .

In de cel was hij eeuwig, eeuwig, om to gillen, . . .met deeenzaamheid saam. Die eenzaamheid juist was het aller-vreeselijkste ; was veel erger dan zwart, zuur brood en water.Van den morgen tot den nacht sloop de eenzaamheid omhem heen. Er was een akelige, bange dreigstilte in heel hetgroote gevang, in het huis der kruipende schaduwen. Er

Page 353: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

351

huiverde door heel het gesticht een harten-beklemmendesterfhuis-rust, die niet meer zonder angst-begoochelingen wasto beluisteren. En toch bracht die ijselijke stilte-suizelingjuist het kleinste geluid als een spoken van de verbeelding,naar voren. Gelijk onder een droomschrik die de keel toe-kneep, sprong Frans soms op wanneer hij de cel-sleutels in dehanden van de bewaarders even lichtelijk hoorde rammelen .Hij ontstelde vaak hevig bij stappen van de wacht door degrauwholle gangen, spionneerend-zacht . In ieder getij hadPoort andere kwel-visioenen . Vreemd-wild geluk een oogen-blik als het vroor buiten in den klaren, blauwen maannacht .Vreemde duizelingen, doorscheurd van een snik, bij een verkinderstemmetje, op een brandenden zomerdag van de stadof het land vaag-hoog naar zijn raampje aangewaaid . Wantalle stemmen, geruchten, dichtbije of dwaalgeluiden, wierdendadelijk gesmoord en fluisterend weggegrepen door de een-zaamheid die loerde of grijnsde . 0 die verraderlijk-vreemdeen vage geluiden vooral, die iets onverwachts, iets onbekendsin de eeuwige eentonigheid van het daaglijksche aantrilden .Een weeke ritseling, een aarzelend geklop op de verwarmings-buizen, van een medegevangene, brachten in Frans plotse-linge hartbonzingen, een angst en tegelijk een vreugdeschok,alsof het dan-gebeurende hem juist de vrijheid schenkenzou. Honderdmaal per dag in den beginne, onderging hijdie folterende ontroering en ontstelling ; herkende hij heteerst later als ziek, als krankzinnig gemaal van zijn afgetobdehersens. Dan dreigend en in rillenden afkeer, voelde hij desluipgestalte van de eenzaamheid achter zich . Dat zou hemtot waanzin brengen . Want de eenzaamheid deed alles methem wat ze wou. 's Nachts, in schrik-koortsen, als hem hetnoodzweet van den kop droppelde, hoorde hij haar morrend,valsch kreunen onder zijn brits of zag hij haar akelig-golvendwegkronkelen achter zijn kiebel-ton, als een zwartglanzendeslang die licht afgaf. Ineen weer, als een gehoornde spotduivel,groen als brandende phosphor, klauterde ze boven hetsmal-hooge cel-raampje ; begon ze op hem, hem alleen, in het

Page 354: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

352

stikkedonker to loeren en tegen hem to grijnzen en griezelig-zacht, gesmoord to lachen. 's Nachts, alleen in menschenangst,beluisterde hij ieder gerucht dat langs de muren ritseldeof kroop. En hij rilde in een ijskille beklemming . Hijschreeuwde om hulp, al smoorde vaak schaamte voor spot-tende en ruwe bewakers zijn stem .

Och, het was maar ziekheete verbeelding en zware koorts,praatte Frans zichzelf in . Toch wist hij beter. De eenzaam-heid was er en haalde heel stil en ontsteld adem, en staardesoms zelve rond als grauwe schrik in scheemring; alsde ontzetting, met opengezakten, bloedenden mond in dennacht. Ze sloop weer langs de muren, ze kraste en ritseldeover den vloer, en toch altijd en eeuwig bleef ze ongrijpbaar,ontastbaar. Ze lachte om zijn arme menschenangsten, berouwen inkeer, en ze sarde en kwel-duivelde hem om biecht en ver-driet. En ineen weer schoot ze op hem af, wanneer hij eindelijkin halven slaap gedommeld lei en wurgde hem bijna, op eenkiertje lucht na, den strot toe, of ze zoog het tweet van zijnklamme voorhoofd. Dan lag hij verbijsterd en met afgestomptbesef to bibberen midden in den stikduisteren nacht, endacht Frans dat zijn hart bleef stilstaan . Even onverhoeds weerrukte hij zich overeind en begon hij dol tegen de donkerewanden van zijn cel to hameren met zijn op den tast gegrepenklompen. Maar er klonk alleen terug, eigen angst-razen enrauw-scheurend gegil in de booze stilte . Eindelijk zonk Poortweer huiverend op zijn stinkend stroo en begon het zachtegekerm van berouw, zielsknaging en wroeging opnieuw . Danzacht, heel zacht, lei de eenzaamheid hurkend zich naasthem veer. En ze kroop op tot zijn borst en zijn oogen, enFrans hoorde haar huilen terwijl hij zelf huilde, haar snikkenterwijl hij zelf snikte. En de droeve eenzaamheid klaagdeen kreunde met hem mee als een echt, zoet deernis-mensch .En ze suste hem, en hij sliep weer onder een vreemde, half-bezwijmende, half-wakende verdooving in . Klonk Ban's mor-gens de bel van het opstaan en opende de bewaker even ernazijn cel-deur, - opdat hij zijn waterkruik, zijn ton en zijn

Page 355: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

353

stofmandje zou buiten zetten, - dan rees hij loom en afgematovereind en kreeg hij het gevoel, alsof er iets loodzwaars vanhem afsprong en schichtig weghurkte, ergens in den grauwstenhoek van zijn hol; een hoek waar hij 's nachts soms plot-seling zijn doodkist zag opduiken uit den grond .

Zoo leefde Frans Poort het eerste jaar van zijn opsluitingmet zieke en afgepijnigde hersens, en al prangender, nijpender,van haat en woede-verbittering gekorven, wierd zijn een-zaamheids-leed .Vooral de luwe, van vogelenzang doorkweeldelentemorgens

of zomermorgens, wanneer hij de luchtcel instapte, kwamer een vreemde en kinderlijke blijbeid in zijn uitgehongerdeziel . Van verre landerijen rook hij zoeten hooigeur . Eenstreeling van glanzen trilde tegen steen, of een koesteringvan zonlicht schoot op een muurbrok uit . En hij, verstootene,kreeg weer een wilde hoop in zijn hart . . . Hij was toch nogzoo jong . . . Moest nou alles voor hem ophouden to bestaan?Hij zette zijn mond wijd open, hij ademde diep, al dieper . .hij zoog hemelsblauw uitspansel en geuren in . . . en hij wouwegdenken wat over een kwartier alweer zich kwam opwringenaan benauwingen tusschen goordonkere celmuren en dewijdte van nu . Hij wou al de doffe versuffing en vreeselijkematheid uit zijn lichaam wegpersen . En hij wou weer datheerlijk-onbekommerde en bruisende woelen in zijn bloedvan vroeger, op verre buitenwandelingen. Er schoot tintelendleven in zijn bleeke bakkes, en heel zijn gezicht ontstrakte zichuit de verbittering en het wraakbesef zijner jeugdvernieling .Hij verbeeldde zich hoe nd op die uren, ver van gevangenis-muren, de wuivende takken tegen de blauwe lucht in dezoelte to ruischen stonden . En als hij een vogel zag vliegen,heel snel, boven het kippengaas en de horizontale traliesvan zijn luchtkooi, dan schoot hem een snikkend heimweenaar de ziel . Hij smeekte, smeekte even boven de zwarteoneindigheid van het eenzame uitgetild to mogen blijven . . .

Langzamerhand begon Frans Poort in zijn cel de eigen-

Mooie Karel

23

Page 356: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

354

heden der getijden to onderscheiden . Tusschen al zijn doodetellen en stug na-rekenen, kreeg hij van de dagen, weken enmaanden die hij reeds in het huiverend-kil gevang had door-gebracht, wel geen klare voorstelling, maar toch omgreephem een angstige gevoeligheid voor allerlei licht en schaduwbuiten en achter zijn celraampje. Vaak kon hij uren-langturend verdroomen in het alleene stukje hemel, waarvan hetzomerblauw zoo heel anders was dan het winterblauw ;waarvan het lentegrijs zoo heel anders was dan het herfstgrijs. En als het loeide, stormde en sneeuwde, en de onge-smolten vlokken verduisterden niet al to lang de donkereruitjes, dan klom Frans op zijn kruk, bleef hij starenvoor het raampje en doorleefde hij al wat er buiten de celnaar den vrijen horizon onbelemmerd uitgeatrekt lag ; verloorhij zijn wrok en menschenwalging . Maar doodelijk-beangs-tigend omklemde hem de schemer, het vreeselijke stilte-uurwaarop de vervreemdende avond en de nacht rond zijn cel-raampje begonnen to donkeren . Dan kwam er een smeulendedofheid in zijn branderige schrik-oogen en keek hij achter zichmet den schuwen en jagenden angst van een waanzinnige .Hij kon maar niet tegen de alles-omgrauwende verlatenheid,de schemer-stilte, de inscheurende stilte van den aanduis-terenden avond, die al zijn gedachten, al zijn gevoel marte-lend verminkte en opeendrong tot een malende ramp vanzelf-tergingen . Hij kon de verootmoedigende berusting nietvinden en de ontkrampende onderworpenheid niet, in zachtetranen. Als de treiterende bel klonk voor de nachtrustdan smakte hij zich wel driftig op zijn brits, maar altijdweer met die droomachtige, innerlijke hunkering naar hetvrije en then brandenden opstand tegen alle gevang-gezag inzijn bloed.

Hier in de cel leerde Frans ook het naargeestige klaag-gehuil van den herfst rond de doode gevangenismuren . Nooithad hij zoo droef en zoo in menschelijk smeeken en kermen,de herfstwinden hooren roepen en weenen . Wat bleek hij

Page 357: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

355toch ook maar een bang en ontdaan menschenkind ind'eenzaamheid .Eindelijk begon hij voor zijn werktafeltje naar arbeid to grijpen .In Leeuwarden, beval het reglement-uittreksel op den

cel-muur geplakt, moist hij tien uur arbeiden. De rustig-goede werkmeester, met wien hij eerst schuw, later veelsprak, leerde hem boekbinden . Hij poekelde gaarne met dienbraven kerel, dien hij in het begin altijd eerst averechtsantwoordde of vatte . Die bink was plat. Hij sprak met hemveel liever dan met den dominee, met een Regent, eenOfficier van justitie, een koppenteller ; veel liever dan metden arts of met den Boorzalfpot. Bij die bazigesirools hield hij zich traag van bevatting, omdat hijze nooit vertrouwde. Toch werkte hij lusteloos, inge-zonken, afgefolterd, wreed-onverschillig. Het Teed lag tohoog in hem opgehoopt ; zoo vormloos hoog, dat het alles omhem heen verduisterde. Frans zag wel zware druppels spattenvan regenvlagen die striemden tegen het celvenstertje op ;hij hoorde het schimpende en loeiende duivelen-gegier welvan den storm, maar hij kon geen uiterlijke treurnis meerondergaan ; om niets. Zijn vingers beroerden onverschilligbet werkmateriaal en hij poogde zijn verlangen to sussen metallerlei paai-beloften, . . . wanneer hij weer vrij was . Maar hijverzonk in een willoos spel van soezende gedachten .

Vreemd, zooals hij zich soms onder het lijm-koken en hetoog-pijnend turen in zijn geel gasvlammetje, midden in zijnarbeid op zotte invallen kon betrappen . Dan zat hij weergewoon to lachen; sours zelfs to schateren en opjuichend-luidto spreken, herdenkend een vroeger snaaksch gebeuren dathij had meegemaakt met de kameraden.

Als hij dan zoo zichzelf midden in zijn onderbroken arbeidop zenuwachtig-gek lachen betrapte, dan schrok hij ineenhevig van zijn eigen schril geschater in de staar-stilte ;dacht hij in ontreddering, dat hij krankzinnig was ge-worden. Dan sprong hij wild en hijgend-benauwd overeinden begon hij in zijn cel heen-en-weer to rennen en benard

Bink was plat: goede kerel met wien w el wet to beginnen viel. -Koppenteller : Officier van Justitie . - Boorzalfpot : ziekenoppasser diemet eer, gevangenisdokter meeloopt . - Sirools : kerels . -

Page 358: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

356

to luisteren of hij nog wel hooren kon . Dra volgde de kilsteontnuchtering . Hij begreep dat hij door zijn eigen opstu-wende, naar menschen en leven snakkende gedachten bleekoverrompeld en zijn geprikkelde phantasie hem midden ineen gebeuren had geworpen, dat hij eens had meegemaakt endat nu zonneklaar in zijn eenzaamheid woelend was komen toherleven. Maar dan plots juist overviel Frans, schreiend en ril-lend, een onuitsprekelijk en ontzettend ellendegevoel ; begon ereen weemoed in hem to knagen, zoo hunkerend en zacht-dringend, zoo hulpeloos-smeekend en bezeten om zijn eigenafgescheurd bestaan, dat hem de gruwel van zijn straflevennog martelender overweldigde. En zoo ging hij onder degrillen zijner heimwee-stemmingen de duister-dreigendenachten in, bevend en koortsig, een giftige bezwijming enverdooving nabij .

Frans ontstelde nog altijd bij een harden bonk op deijzeren celdeur; als het weer tijd wierd om to „luchten".Hij hoorde soms den ganschen dag eentonigen, kletterendenregen, regen, . . . van den morgen tot den avond . In denfellen winter lag zijn celraampje domp-wit dichtgesneeuwd .Maar het was weer tijd om to luchten . Heerlijk, hij zouweer diep ademen en de vrije lucht instaren. Door de grauw-holle gevangenis-gangen voer een huiverende kilte, en devleugel-bewaarders fluisterden onder het openen van cel-deuren. De treurnis-stilte schokte hem ook daar, in de eng-afgesloten luchtkooi, pal door het hart, altijd weer, zondersentimenteel zelfbeklag ; de eenzaamheid die versteende, degluiperige stilte die de ouderwetsche idee van de graf-een-zaamheid, van het levend-begraven-worden in zijn hersensdeed opspoken .

Frans stampte op zijn klompen of sloeg in de handen ommaar wat geluid to hooren, in de wilde hoop dat zijn mede-gevangenen, die naast hem luchtten in hun afgeslotenkooien, ook zouden hoesten of stampen of een beetje mensche-lijk rumoer maken. Een zwaar-getralied hekwerk sloot bovenzijn hoofd de kooiachtige engte af . . .

Page 359: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

357Ze mochten eens briefjes over de kooimuren heenwerpen

en elkaar iets naderen!Bij sombere winterdagen, als het water op de ongemetselde

steenen muren allerzijds afspatte, grauwde melancholisch over-al rondom een zware, nevelende damp. Altij d eerst stond Fransonder het kleine afdakje achter de ingangsdeur, bibberend inzijn schamele plunje, en betuurde hij dadelijk gretig en inzelfverlorenheid, de jagende luchten die laag voorbij dreven .

Het bleef iederen dag weer dezelfde alles-leeggravendetroosteloosheid, een zelfmartelende kwelling en weedom in deherfst- en winterdagen, onder de duistere druiling van deafgrijselijke, zieke stilte-muren .

Weer brak door zijn smartelijk-vloekende jammerleven alsgevangene heen, een snikkend, onbestemd verlangen ; weerwierd hij folterend van binnen stukgescheurd onder eenweenende verlatenheid; hunkerde hij hulpeloos en verlangennaar iets warm-menschelijks; huilde heel zijn wezen naar eenzachte stem, naar een hartelijk gebaar of lief woord, al kwamhet van zijn verdwaasd-mijmerende moeder of van zijndruilerigen vader. Dan stond hij, starend onder hetlekkende afdakje, bevend in zijn dunne, gore plunje, arm-zalig to luchten, als een droef, schurftig, rillend beest,als een hond in stortregen die niet to schuilen wist . Fransbegreep zelf ten leste niet meer, wat in hem gebeurde .Alleen bleef wrang de angst overeind : straks weer terugnaar de schemer-cell

0, als hij alweer hoorde den bons van de dichtgesmaktedeur achter bewaarder's hielen ; als hij zich weer alleenzag terugsloffen de grauwte in! Dan telkens opnieuw deontzachlijke benauwing, de krankzinnige angst-stijging voorhet eng-opgeslotene, de razende woede, die hem het boeven-pak tusschen de knarstanden deed stukrafelen en eindelijkde droogsnikkende uitputting bracht .

Wat voor wraakplannen waren al niet tartend en sarrenddoor zijn hoofd gedwarreld! . . . Dat bij brand hij er wel heteerst moest uitgelaten worden . . . dat hij zelf in waanzinvlaag

Page 360: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

358

brand kon maken . . . dat ze hem toch wel zouden vrijspreken. . .dat hij ook wel eens zou kunnen uitbreken en vluchten! . . .

Soms ging hij spelen met de dikke roestketting waarmeezijn stoel aan den muur vastgeklonken stond . Een anderenkeer overplakte hij met lijm het kijkglaasje van de cel, waar-doorheen de bewaarders hem schunnig beloerden, aanden binnenkant, of schreef hij met groote letters, in galgen-humor doelend op zijn krot: ,onbewoonbaar verklaard" .Verwijderde de bewaarder zulk een stuk papier wrevelig enonder dreiging van rapport opmaken, dan schreef hij denvolgenden morgen nog giftiger en sarcastischer : ,onverklaar-baar bewoond". Vaak, in dolle geprikkeldheid, klaptehij brutaal-zinneloos zijn werktafeltje op en of en smeet hijal zijn versch bindwerk in een hoek. Dan weer sprong hij opzijn krib, zoodat de stroozak uitpulverde . Hij zou zich ookwel ziek en gek hebben willen aanstellen, als hij maar zoooverdreven en opzettelijk kon volhouden en met poeha!

Het misleidende en verwarring-stichtende, leugenachtigeervan beviel hem, doch de verkleineeringen die hij er doorzou moeten ondergaan, mishaagden hem hooglijk . Een slag opde gang-gong bracht al droeve bezinning . Hij wou zulk huichel-spel wel bemachtigen, maar voor een gansch ander doel . . . Ookwalgde Frans ervan dat hij iederen dag precies wist wat zijnmisselijk voedsel zou zijn. Hij besnuffelde zijn houten lepelmet weerzin, en de duffe papierlucht van het bijbeltje op zijntafel kon hij vaak niet dulden . Soms kwelde hij zich met dekleinste gedachte : of hij drie of vier kaantjes spek zou oplepelen .Ook raasde hij altijd weer, zoodra hij zijn armzalig eten in eenblikken bus, onder het ijzeren luikje van de cel-deur dooreen verachtelijke menschenvuist naar binnen stompen zag .En hoe had Frans zich in het begin niet woest-weerbarstigverZet tegen het knutselen van zijn photo in het spinhuis ;tegen het vieze afknippen van zijn haar ; tegen het ruwescheren met een tondeuse, die zoo zoet-wee riekte naar Lysol .Hij begreep maar niet hoe die gangloopers, gevangenen diehet gebouw schoonmaakten, met de bewaarders het eten

Page 361: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

359

rondbrachten en allerlei huishoudelijk werk to verrichtenkregen, den godganschelijken dag dien afschuwelijkenmaskerlap duldden voor hun dagschuwe tronie . Nooit hadFrans de smadelijkheid van het verachtelijk nummer-wordendieper gevoeld, tegen zijn trots in, dan in het gevang . Het bloedbonsde naar zijn slapen en hij zuchtte van ongekoeldewraakzucht bij dien onmenschelijken schimp .

Toen hij in zijn zwaarmoedige en rustelooze gedachten,voor het eerst communicatie-middelen met buren ontdekte,- in,,Amstelveen" zou hij het al lang hebben aangeleerd, maarhet leek toen nooit zoo ver to kunnen komen, - was er ietsgeweldigs door hem heengeschokt . Het wonderlijk-stommetik-spreken op de dofklinkende celmuren, links en rechts,ontroerde hem in den beginne zoo hevig, dat het zijn keelstikkend-nerveus van blijdschap toekneep . Ook langs de ver-warmingsbuizen tikkelde het geheimzinnig-radde telegra-feeren van gevangenen, zelfs uit twee, drie cellen verder .

Frans begreep eerst niets van die sores langzame, plotszich versnellende, dan weer onderbroken nijdige tikjes, diemet alphabetletters wierden afgeteld . Maar heel gauw snoofhij er al de slimme fijnigheden van. Vooral het rap-in-zich-opnemen van het tikkend-geseinde, wierd hem een opwindendgenot, al stond het iedermaal bedreigd en wierd het vaakverwarrend afgebroken door strenge spionnage van kwasterigebewakers of door bemoeizucht van gevangenburen-links,die zich in de gesprekken van gevangenburen-rechts kwaad-aardig mengden. Liever sprak Frans onmiddellijk door deventilatieklep met zijn buurman, maar toen hij na tweekeer op deze wijze gebabbeld to hebben, eerst W en B, endaarna cachotstraf opliep, waagde hij het niet meer de luchtin to keuvelen. Want de strafcel was nog oneindig-wreederen barbaarscher dan de zitcel t in dat kelderhol lei hij beestelijk-woelend vastgeklonken als in een pikdonkeren helletrechter .Er stond geen stoel, geen tafel . De grauwe muren klemdener enger op elkaar en de zoldering plette nog veel lager,benarder boven het aangezicht. Met luiken konden ze ieder

W en B : zeggen de gevangenen voor de straf : alleen op water enbrood. -

Page 362: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

36o

straaltje licht afsluiten en wegwerken. Middenin stond alseen vreeselijke rattenval in het groot, een getralied-ijzerenkooi, en daar wierd hij ingesmakt en opgesloten . In dietraliekooi zag hij een houten brits vaag opschemeren . In denwinter, bij de snijdendste rilkou, moest hij onder een vaaldun wolletje kruipen . Dat was alle verwarming . Hij lei tobibberen en to tandklapperen op de houten planken van debrits. Hier was alles zoo op naakt, ruw, hour, dag en nacht,in de stikkend-beklemmende kooi, . . . geen lucht, geen licht . . .Zijn lendenen kreukten geradbraakt van het liggen op hetkale hout, en hij kreunde soms van de hevige steekpijn inde half-gekneusde heupen, die hij kreeg bij iedere beweging .Een keer slechts had hij onder opstandig verzet, voor hetonmenschelijke spreken door de ventilatiebuis, nog strengerstraf opgeloopen. Toen wierd hij „kromgesloten". Nooit konFrans dit uur in zijn verder leven meer vergeten! Zijn polsen,van dikke kettingen omkneld, wierden aan zijn scheenbeenenvastgeklonken ; en zoo kromgebukt, bleef hij aan het cachot-hek geketend . Tegen etenstijd maakten ze een hand van dengestrafte vrij . Deze mishandeling viel als een gruwel-gemeen-heid, een verbeestelijking van den mensch, als een martelendeschande over hem. Hij schuimbekte van woede en gif ; hijgilde en kreet rauw en dol . . . tegen star-donkere luiken,muren en tralies op . Want niemand hoorde zelfs naar zijnwoest-uitgekreten verdoemingen. Dit kromgesloten wordenvernederde heel zijn menschelijken trots zoo ontzettend, dathij in stuipen, tandenknarsend, schuimbekkend en razend,zich toeval op toeval bezorgde. Eenmaal weer bij, schonkdeze slavenstraf Frans toch een wild-versterkend gevoel . Zebracht smartelijke spanning in hem . Soms, onder het krom-bukken en het brandend-verlammende lendenpijngevoel, konhij zich zelfs met woeste vreugde een zoet wijsje herinneren,dat hij vroeger ergens had gehoord . Hier, in het donkerstrafgeheim van bet cachot, bleef hij alleen met zichzelfbezig in voelbare lijfsmart van zijn gewonde voeten en op-gezwollen polsen ; verloor hij zich niet meer zoo in den schor-

Wolletje : deken.

Page 363: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

36r

ren angst-voor-het-eenzame, het martelend-eentonige eneeuwige leege om hem heen . Hier zonk hij niet zoo in debijtende of kastijdende kwelstilte, in de omklemmendefluister-eenzaamheid, die onheil en zwarten waanzin lokte .

Eerst later kreeg hij een soort van lust in arbeid . Frans leerdebreien voor rijks-magazijnen : tricotages, sokken en kousen ;ook borstels maken en boekbinden . Hij begon gierig naarzijn armzalig loontje to gluren: nooit meer dan een kwartjeper dag . . . al peesde hij zich de klavieren blauw . Argwanendrekende hij uit, of ze wel eens per maand van zijn zwoegloonalles correct op zijn werkboekje bijschreven. Een deel mochthij gebruiken om driemaal in de week iets uit de cantinein to koopen . Dan ging de bewaker met een lijstje rond enmocht hij in gulzige bezinning opgeven wat hij hebben wou :een stukje boter, een beetje melk of een stukje kaas . Maar alsde schrikkelijke angstige drukking op zijn borst weer begonto pletten, dan had hij maling aan zijn liefdeloos werk enzijn vunze eterij ; had hij maling aan W en B en strafcel,aan de scherp-trillende noodfluit van den bewaarder, dieom hulp riep bij verzet ; ging hij plat met zijn rug tegen dedichtgebonkte celdeur staan . En dan begon het wurgendebewustzijn van de vereenzaamde gedachte dat hij hier,tusschen die klamme muren, grauw, afgrijselijk en bedornpt,naakt en kaal, nog uren, dagen en maanden, tot jaren toebij to tellen had. Hij heette nog jong; maar heel zijn jeugdleek rauw uitgemoord . En telkens was het gebeurd, dat hijin een krankzinnige drift-zieding die plotseling schuimenduitbarstte, met een schreiende hevigheid op de deur aanrende,om er dan op los to beuken met donderende meppen en hetden bewaker toe to gillen :

- Ik wil er uit . . . . laat me er uit! . . .Hij werkte, maar telkens ertusschen, onder zijn celraam,

vroeg hij zich af : wat nou . . . wat nouP . . . Hij las zooveel alshet mocht, . . . saaie boeken, vervelende, ouderwetscheplaatjes-bladen en nu en dan een boek van avontuur, waar

Page 364: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

362

Frans nog dol op was . Maar ook daartusschen overvielhem martelend de drang naar vrijheid, naar beweging,gedachten-wisseling . Veel werken? Goed. Een beetje lezen?Goed. Luchten? Goed. Maar daarvbor en daarna toch be-weging in de ademruimte, in weer en wind, storm en zoelte .Dan kon je toch je stramme leden strekken en loopen ver,in de zon vooral, heerlijk . . . en in den avond . . . bij dengloed van het stadslicht . . . Maar hier in dit huiverkille grafhol,bleef het eeuwig lezen en werken, maar ook eeuwig zuchtenen kermen tusschen stomme, grauwe dreigmuren . Hier klonkna werk en boek-gebruik, geen enkel menschelijk woord .Die plettende engte, die nauwte, die diepte van de kluis,volgekropen met zieken schemer, bleven engte, nauwte en sche-mer! En niemand om jets mee to deelen, jets to vragen ;niemand om antwoord to geven of antwoord van to ontvangenover het gelezene en bepeinsde. In die weedom-uren weerbarstte zijn namelooze smart los en kreet hij :- Laat me er uit ! . . . Ik wil er uit ! . . .In kreunend jammer stierf zijn weeklacht weg over de

duistere verdiepings-gangen van het alom-fluisterende gevang .Tot weer een nieuwe woede-aanval uitbrak, een daverendedolte in hem kwam opstormen . Zijn hoofd voelde hij zwellen,afgrijselijk, en de zwarte muren zag hij al nauwer op zichaandringen. Hij gilde, schreeuwde, bonkte en trapte weeropnieuw, doch zijn eigen trillende stem alleen weerklonken daarna suisde stilte als om een gestorvene . In driftkrampscheurde hij zich de kleeren van het lijf en met zijn klompengooide hij de cel-raampjes stuk, dat glasscherven rinkeldenbuiten en binnen . Terwijl hij kroop over den steenen vloer,besefte hij wat onheil opnieuw hij schiep voor zichzelfdoor het rammeien der ruitjes ; klonk het kreunend :- Weer straf . . . Weir cel-straf, in dat vervloekte, pik-

donkere boll . . .Nooit wou Frans later bekennen hoe verschrikkelijk hij

had gehuild en hoe fang het had geduurd, eer hij tot eensoort van verdooving en onverschilligheid was geraakt . Alles

Page 365: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

363

wierd hem nu feed en ellende . Hij smachtte naar afwisseling .Hij verlangde naar iets dat naar liven rook, door wind enlucht aangewaaid . En al kwamen later de smartelijkste versuf-fing en zwaarte in de brandend-kwijnende oogen, al kwamde berusting langzaam, toch bleef zijn menschelijke zielkermen tegen den dood en om gezelschap, om menschenhunkeren. Zoo gruwelijk eentonig als in den eeuwigen,tijdeloozen duur de dagen ook omkropen! Telkens zocht hijnaar andere plekken in de muren, die hij meende nog nooitgezien to hebben . En al fijner begon hij de meeste geluidenrondom, achter de ijzeren celdeur to onderscheiden. In dehuiverende grauwte waarin nooit spontaan een menschen-stem, een vreugde-geluid, een lack opklonken en nooit ietswaagde to zijn, hoorde hij zelfs, als de gangmatten daagswaren opgenomen, aan den tred, welke bewaarder op denvleugel liep . . . Maar ook dat verstierf in het nietige, folterendeuitrafelen der uren . . . Soms, in een vreemde, koortsige half-bezwijming, heugde het Frans niet meer of hij twee-en-twintig of zestig jaar was. Tusschen steen ademde hij, . . . hijvoelde zichzelf tot steen worden . Uit een bloedende dieptevan hartstochten sloegen al zijn levende begeerten morsdoodop steen . . . steen . . . steen !

Nu eerst wilt Frans wat zitten was, nu hij nooit meer eenopen lucht, een verre kim zag. Nu eerst doorleefde hij dehelsche martelingen, verschrikkingen en het weerzinwek-kende van heel het durende celleven . Hij durfde soms nietmeer een diepere gedachte uitdenken, een ontroerend gevoeluitvoelen. Want alles moest toch in hem versteenen als demuren rondom ; verstillen als de stilte in de donkere gangen 1Hij, levend wezen in zijn schaduw-scheemrend steenen hol,mocht niet bestaan en niet verrbtten ! Hier, in de cel, kreeghij voor het eerst het wreede zinnen-hunkeren naar eenvrouw; iets dat hij vroeger nog nooit had ondervonden . Deheete, smachtende begeerte overviel hem midden in zijn slaap,midden in zijn werk . Hij stelde zich allerlei schepselen voor,hij die nooit had getaald naar een ander lichaam. Hij rude

Page 366: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

364en walgde in afschuw, van zijn eigen geprikkelde driften .

Honderd en honderd malen had hij al dezelfde dingenuitgedacht . Ze keerden weer, al zwarter en droever, alsdoodsche winters in een bosch . Ten leste bleef er nets meervoor hem om to bedenken . Want in de cel, op de luchtplaats,in de gang, in het bad, gebeurde er nooit iets dat zijn gedachtenbezig kon houden. Van al zijn vroeger leven had hij al allesuitgedacht, zonder en met deernis, wild, zacht en lijdzaam,woest en ontstellend . . . altijd weer . .. Er kwam nooit eenlevend woord tot hem en nooit een nieuw gebeuren dat hemafleidde. Hij voelde zich verloren en huiverend verzinkenin een soort idiotie, in een eeuwige, maniakke, folterendeherhaling van het reeds uitgedachte en reeds voorgestelde .

Telkens onderbrak hij zichzelf en zei snauwend :- Dat heb je al straks gedacht . . . en dat heb je gisteren

en eergisteren ook al gedacht . . . en dat ga je weer denkenen nog weer . . . tot de waanzin je grijpt en je doodbijt! . . .

En dan in daemonische gril, verwarde Frans zich weer ingisteren en eergisteren, omdat hij niet wist wat gisteren eneergisteren was, al had hij een kalendertje en al sprak degoede, brave dominee kalm-ontroerd hem van zijn zielenooden zieleheil . . . Omdat alles toch, na troostwoord, weer rond-draaide in then eeuwigen kring van altijd hetzelfde, zonderbegin en zonder einde : steen en stilte! Zoo voelde hij zichhalf-idioot vergaan in klachtelooze melancholie; begonhij maar weer zijn bleeke, uitgemagerde handen to roeren,to werken, suf, uitgeput en toch heel diep van binnen,zoo ver, zoo ver . . . doorkermd van het eeuwige wee, dat hijeigenlijk niet meer bestond en toch bestond ; dat hij eenmensch van steen wierd, tusschen het grauw van ongemetseldsteen rondom . . . tusschen muren, vloer en zoldering, . . . dathij was en bleef een levend-begravene, een stom-bedolvenein een gruwelhol . . .

Page 367: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

II .

Toen, in het tweede jaar van zijn gevangstraf, was hetverschrikkelijke gebeurd. Eenige nachten ervoor had hij inde geruischlooze cel al zonderlinge visioenen beleefd, opeen volle-maan-avond. De maan had wonderlijk-helder aanden avondhemel geschenen . Er was een angstige klaarte vanden groenen nacht door zijn getralied celraampje heen-gelicht. Het bleef zoo teer-glanzend en zacht-hel, dat Franser niet van slapen kon . Zoo in den trillenden schijn, leekhem zijn aschgrauwe cel nog vreemder, akeliger, onwezenlijkerdan in het donker.LDien licht-ijlen nacht had hij al doorde ventilatie-klep, zijn gebuur-links in snikkende zuchten, ineen soort van ijlen, huilend hooren spreken en zichzelf hoorenbeschuldigen van moeder- en vadermoord. Frans rilde onderheel vreemde gewaarwordingen . . . Hij waagde niet to ant-woorden op buurman's jammerklachten, omdat hij geen strafwou oploopen, maar bovendien luisterde Frans naar de stem,die zoo smeekelijk klonk in de glanzend-verlichte nacht-ruimte, al besefte hij dat hier gebiecht wierd door een soortverstands-verbijsterde. Want hij wist door tikgesprek ietsvan 's mans leven. Het was of de klare maan-lichtglans van heteene celraam naar het andere, in een statige rust het weevan den gevangen buur nafluisterend overbracht . Er beefde eenhevige ontroering in Frans. Het maanlicht lokte hem altijdnaar het overzilverde buiten, naar de vrijheid . Hij kon van ditvreemde, klaar-zilte schijnsel halve nachten lang niet slapenen toen het na een week, aschgrauwig licht en eindelijk weerheelemaal donker was geworden, gebeurde het ontzettende,dat zijn doffe wegzinken in de stilte weerstreefde. Middenin den nacht, in de pikke-duisternis, brak in de cel linksnaast zijn cel, plots een zoo afgrijselijk, dierlijk gebrul, gegilen menschengehuil los, dat de haarwortels in pijn verstijfdenonder zijn huid van schrik; zijn bloed hamerde achter deslapen en zijn overgevoelige zenuwen in hem schenen uiteen toscheuren. Het was Frans' buur links, in razernij . Hij brak

365

Page 368: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

366

los met het hartstochtelijk geweld van een doltoornigenreus, op de ijzeren celdeur . Met alles scheen de gevangene tosmijten, en als een woedende krankzinnige gilde en huildehij dooreen. De gek kreet rauw, in ontzetting :- Brand! . .. Brand! . . . Manne . . . we worde allemaal

levend verbrandl . . . Manne . . . Manne! . . .Toen klonken er vreeselijke vloeken naar de be-

wakers, en dreigkreten naar den Directeur en naar allebeambten .

De ondoorzienbare zwartheid van then diepen nacht, hingover Frans' cel. Er sprong een vuur open in zijn hoofd . Deschrikkelijke wildheid van zijn buurman, die schimpte enraasde, bracht ook in hem een tanden-knarsende zenuw-spanning en doodsangst. Zijn opgevreten leed zocht prangendeen uitweg, maar het woeste brullen van den krankzinnigenaast hem, van gehuil doorloeid, ging als een zoo snijdenden snerpend jammer door de gangholten van het nachtelijkgevang, dat Frans in de stikzwarte donkerte van zijn celsaamkromp en als wezenloos op zijn brits bleef zitten luisteren .Er tusschenin klonken scherp-trillend de schellen en deseinfluiten der bewakers, onheilspellend, en hoorde Fransbet bang-snel of vertraagd loopen der cipiers . Maar ookbegreep hij, dat niemand van het gesticht den krankzinnigenlotgenoot durfde naderen . Frans hoorde dat zijn gebuurin razernij alles stukrammeide ; hoorde hem rukkend zwaaienmet zijn kruk. Hij hoorde hem ook al het breekbare aan scher-ven slaan, en daartusschenin rochelde een jammerlijk-dol lachenen huilen dooreen ; een uitdagen onder rauwe vervloekingen,kreten en donderslagen, met vernielingskracht en een op-gekropte haatwoede gelucht .

Later vernam hij van den Boorzalfpot, dat then nacht dekrankzinnig-geworden gevangene tusschen het glas van devenstertjes en steenscherven gewond to dansen had gestaanin zijn eigen warm, overal heenspattend bloed . Fransvoelde toen, dat iedere slag met een donderende dreuningneerbonkend op muren en celdeuren, den bezeten boef op-Boorzalfpot : ziekenoppasser, die met den gevangenisdokter meeloopt . -

Page 369: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

367

luchtte en de woede-uitkrijsching waaronder hij zich wrong,het martelend lijden verlichtte .

Aldoor gilde en huilde de krankzinnige :- Brand! . . . Brand! . . . Eruit wil ik . . . er uit! . . .Weerskanten de cellen klonken er jammerkreten en hevig

angstgeroep van gevangenen, die in panischen schok, dachtendat er brand was losgelaaid ; zij smoren en stikken zouden vanrook of verschroeien door vuur, in hun afgesloten duistere holen .

Na razernij was de uitputting eindelijk gekomen, en zaktede krankzinnige ontredderd en hulpeloos ineen . Als een ze-nuwachtig-bang kind in het donkey, onder zacht kermen in eenangst-tang, overal met bloed bemorst, zoo hadden Directeuren bewaarders die eindelijk zijn cel binnendrongen, hemsaamgehurkt onder het kapotte raampje, hijgend zien liggen .Ondanks zijn bloedende wonden wierd hij half-bewus-

teloos naar het cachot gedragen.Alweer veel later, toen ze hem zijn wekelijksche schoone

ideeren brachten, hoorde Frans dat de waanzinnig-gewordenena zijn aanval toch naar een dolhuis was overgeplaatst . Bijhet luchten, terwijl hij in de gang zijn koperen nummerplaatzich op de borst hing, keek Frans schuw naar de cel van zijnvroegeren buur . Hij zag een nieuwe witte kaart boven deceldeur, van een misdadiger met een nieuw nummer en eengeheel ander zonderegiste r . Den vorige had Frans nooitgezien zonder masker . Bijna vijf jaar had de rampzaligeboef gezeten en na eenige maanden zou hij in de gemeen-schappelijke zaal zijn opgenomen . Ee-st had de dokter de heeleuitbarsting niets anders genoemd dan gemeene, lage, boos-aardige vernielingszucht, vuil wanbedrijf en comedie, waaropwrang-strenge straf moest volgen; kromsluiting en erger nog,bij herhaalde weerspannigheid . Maar er was bij den lotgenooteen klachtelooze inzinking gevolgd, die zware zenuwkoortsenbracht. Toen ontstond er bezinning in den goedertierenmenschen-dokter .

Frans had na then nacht van ontzetting voor nets anders

Page 370: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

368

meer gedachten . Hij hoorde aldoor het klagelijke kreunenof het angstschreien van den gek. Ook hij vreesde, in dedagelijks terugkeerende worsteling van zijn gevang-benauwe-nis, en onder het wurgend en onderdompelend grauw vanzijn cel, dat de waanzin hem eens zou grijpen . Van zijn britssloop hij overeind en tuurde hij weer naar buiten in dendonkeren nacht; den nacht die als iets ondoorgrondbaarsbuiten zijn cel stond uit to staren .

Dan begon weer het nijpende kwellen in hem op to kruipen,het snikkende verlangen naar leven, naar menschen, naarruwe, wilde muziek desnoods; naar woeste, gemeene pret-makerij, als er maar iets veranderde in de moordende een-tonigheid !

Frans stand op zijn krukje voor het venster en iederennacht herhaalde zich dat heet-tergende en ongesmoord-schreiende verlangen opnieuw. Hij kon aan niets andersmeer denken dan aan den krankzinnigen buurman naast hem,aan zijn vreemde wartaal en zijn verdooving erna ; aan waanzinen verminkenden zelfmoord. Hij zag zichzelf al gruwelijk-verwrongen hangen aan zijn brits of tralie-raam . . . en hijrilde en beefde onder zijn eigen beklemmingen en gedachten-verwarringen .

Op een zomeravond, zijn ziel vol heimwee, terwijl hij vreemdegeuren snoof in de lucht, had Frans zijn ellende en zijn on-menschelijk lijden gevoeld als nooit tevoren . De nacht buitenwas in een lichte, bevende blauwte blijven hangen voor zijntralievenstertje . Reeds lang had de bel geluid die het naar-bed-gaan verkondde. Ook dien avond was hij blijven starendoor de half-bewasemde, goud-belichte ruitjes, naar den stil-aansluipenden avond. Duldeloos vond hij het moeten-gaan-slapen bij nog klaarlichten dag buiten . Weer snikte een smarte-lijke begeerte door heel zijn prangende wezen . Hij smeekte omberusting voor zijn ontredderde ziel . Er gromde een vaag ge-rucht uit de stad dat zichverzwakte tot suizelende stilte . Op thenavond was er een vrome siddering door hem heengegaan,

Page 371: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

369een huivering van heilig verlangen om een beter mensch toworden. De weemoedige zomeravond, de verre, wijd-om-spannende hemel, het geruischlooze, brachten in hem eenwonderlijke gewaarwording van zelfinkeer. Ja, hij was heelgemeen en slecht geweest; wel Been ontaarde geweldenaar,geen wreed-dierlijke wellusteling als Huisinga, die als kindal met zieken kwellust konijntjes de oogen uitstak . ., maartoch, ook hij was een schepsel van schaamteloos egoisme,dat zijn overgevoeligheid hield voor verfijnde ontroering enzich vermomde achter zijn eigen phantasieen. Hij was ziek-eerzuchtig, een leugen-natuur die geen rem kende en voor geenbrengen van geestelijke kwellingen aan anderen terug-deinsde. Hij was een geldbegeerende verbrasser, een heb-zuchtige geweest ; daarna lichtzinnig, wilszwak, zorgeloos,lui, vol leugendrang om diefstal en braak to verdekken .Hij had wrang genot in het kwade, in het duistere, broeischeverlangen naar het slechte. Hij had voor al het verwoestendeeen scherp instinct. Hij had Daan Blikkie bedorven en ver-pest, en zelfs Huisinga ijdel overtroefd in dieverij. Eigenbooze wil had hem hier gebracht, temidden zijner ver-nederingen.

Frans weende then avond, schokte en snikte van folterendverdriet en hij duizelde zoo dat hij terugstruikelde vanzijn krukje, op den grond neerknielde onder zijn donkerendraampje. In een zoete meewarigheid met zichzelf en metanderen, bleef hij schreien, ongeweten fang, om zijn ver-nield jong leven, tot de zomernacht voor zijn cel in eenzwaar, zoel duister uitgezonken was .

Die weemoedige uren op zijn riekenden stroozak, bleefer een soort van vrede-in-beneveling zijn ziel bekruipen ;fluisterde hij tot zichzelf, troostend, toch bekommerd, metversufte stem :- Pas op Frans . . . nooit, nooit krankzinnig als je buur-

man! . . .

Mooie Karel 24

Page 372: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

370

Het was ook in dien tijd, dat Frans zich herinnerde watde „jongens" hem vroeger kwamen vertellen over een bloed-wreeden moordenaar, die jaren her met anderer hulp, buitenop een stille plaats een loopknaap om het leven had gebracht,alleen om een zak met duiten to bemachtigen . Ze hadden hetkantoor-kereltje listig gelokt in een soort van verafgelegencafe en het daar den hals afgesneden . Om het angst- en doods-gekrijsch van het kind to smoren hadden zij voor, in de ge-lagkamer, een schel-bulderende gramophoon een militairenmarsch laten spelen en onder woeste fanfare-klanken vantrompetten, den knaap vermoord.

Frans, die immer een afschuw had van bloed en geweld,vond dezen moord van een rillende afgrijselijkheid . De kerel hadlevenslang gekregen en zat flog in Leeuwarden . Die ver-wospene ademde in dezelfde gevangspheer waarin hijademde. Maar wat de „jongens" hem er indertijd hoonend-cynisch hadden bijverteld, begreep Frans eerst na zijn eigenstraf, in heel zijn griezelige ontzetting .

De monsterachtige moordenaar had tien jaar in eenzaam-heid gezeten en bleek na zijn gruweldaad, mak, suf, een dertamste boeven geworden die de bewaarders ooit hadden tobewaken gekregen. De avond waarop hij van zijn eenzameopsluiting zou overgaan naar de gemeenschappelijke zit-zaal,was voor dien idioot-verschrompelde en wezenloos-mom-pelende, nauwelijks een verandering-in-gebeuren . Hij spraknooit, hij klaagde nooit, hij vroeg nooit ; hij mompelde,prevelde soms onverstaanbaar voor een ieder en hij keekjaren lang naar zijn bewakers, naar zijn verzorgers, naar dendokter, naar al de beambten, alsof hij zich niet een hunnerherinnerde . . . Zelfs naar zijn nummer-oproep luisterde hijin trage verwarring en ontstelling. Doch eens op een middagmoest de versufte verhuizen en overgebracht worden naareen lagere verdieping . De bewaarders, als naar gewoonte,wisselden fluitseinen met elkaar : pas op . . . kijk uit, . . . we

Page 373: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

371

brengen een over! . . . De moordenaar richtte zich even plotsop uit zijn weggezakte verschrompeling ; er ging een huiveringover zijn bleekgelen, ziek-grauwen kop. Zijn oogen sperdendol-in-schrik, alsof hij ergens in de verte een gerucht hadopgevangen. Heel aan het vleugel-einde, tusschen de kruis-gangen-in-helle-zon en schaduw, klonk uit het woning-achteruit eens beambte, vlak nabij de binnenplaats, terwijl deramen tegenover elkander openstonden en de zomermiddag-hitte verstikkend broeide door het rasphuis, onverwachtseen gramophoon, zoo klaar en trompetterend-schel alsmarcheerde een stoet militairen op het gevang aan . En plotse-ling sprong de eeuwig-ingezonkene, de eeuwig-zwijgende,altijd-klachtlooze moordenaar tusschen zijn bewakers uiten rende in doods-ontsteltenis, lijkblauwig, naar de gangleunin-gen, om in de etage-diepte weg to springen .

De angst-waanzinnige wierd bijtijds gegrepen, doch hijgilde zoo erbarmelijk-benard en zielsverscheurend, en zoo volontzetting vergrauwde zijn mom tot een inslinkend dooden-masker, dat de bewaarders dachten hem to zien sterven opde mat waar hij saamgekrampt was neergestort . Met dolleoogen en onmenschelijk-verwrongen schrik-kop stotterde hijwat bibberende woorden uit, en zijn bevende arm wees ineen gebaar van afzichtelijke vrees naar de plek waar degramophoon zoo schel-klaar opklonk, buiten de gang. Inkermenden smeek-roep, die al wat om hem heen stond koudhuiveren en met een soort van erbarming meeleven deed,kreunde hij heesch :- Stil . . . stil . . . dat ding! . . . stil . . . stil dat ding! . . . stil . . .

wig dat ding! . . .Toen viel hij in zwijm ; de kerf over zijn rechterwang zwol

rood als een bloedende groef .Het was de plaat geweest, die de man-met-zijn-helpers

op de gramophoon had gezet, toen hij het jongetje in hetafgelegen cafe vermoordde. Tien jaar lang had deze veroor-deelde niets dan bleek-schuw gemompeld ; nooit een berouw-woord, nooit een woord van inkeer of wroeging over de lippen

Page 374: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

372

gebracht . Maar toen hij na tien jaar voor het eerst thentrompetmarsch hoorde in het gevang, op den laatsten dag vanzijn eenzame opsluiting, had hem een afgrijselijke, wurgendeontstelling aangegrepen; schoot hij den dood nabij ; bleef hijmompelen :- Van de moord bin ik nie vrij . . . nie vrij . . .Dit verhaal had Frans vroeger aangehoord en er om gegierd,

duivelsch-gemeen. Hij vond het een sentimenteele aan-stellerij van een laffen moordenaar ; van een boef die nogop den koop toe schunnig comedie speelde. Hij, Frans, hadtoch zelf ook ingebroken en gestolen ; maar hoe kwam hetdat hij liever alles losliet dan ooit het kleinste geweldje toplegen; ook uit zelfverdediging? Hij had toch ook zijnweelde-droomen gehad, zijn geld-belustheid en zijn woest-avontuurlijke begeerten naar roof!

Maar toen hij zelf in de Grootbajes zat opgesloten, toenbesefte hij eerst sidderend en rillend, dat ieder woord vanwaanzinnige ontzetting bij dezen moordenaar, brandend-waar moest zijn geweest. Frans probeerde op het moord-gevalwel to zinspelen in schuw gesprek met bewaarders, maar ze ver-klapten niets . Hij hoorde alleen dat de ontzinde kerel flogleefde, doch nu geheel stompzinnig wegkwijnde ; dat hij nade marsch-muziek buiten-in-de-gang, ook niet meermompelde; dat hij altijd, altijd zweeg . . . En zoo wachtte degeslagene wezenloos, als in eeuwigen grijnslachenden schrikverstard, den dood.

Grootbajes: gevangenis . -

Page 375: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

DERTIENDE HOOFDSTUK.

I .

Twee dagen vobr zijn ontslag uit het droeve gevang, waser in Frans Poort, in zijn zieke en afgetobde hersenen, ietsomgegaan dat nauwelijks door hemzelf begrepen wierd. Dekedinne bewaarder kwam hem al vooruit waarschuwen dathij nog hoogstens twee, drie dagen in zijn cel zou grommen,nu hij zijn straftijd bijna had uitgezeten .Frans hoorde de woorden in een soort van zinnelooze

afgestomptheid, onder een lach-huivering aan . Maanden ervoor, was zijn denken er iedere seconde broeisch mee gevuldgeweest; toen zijn hoofdhaar weer mocht aangroeien en hijuit zijn uitgaanskas zich nieuwe kleeren kon aanschaffen . Erpopelde een zenuwschokkende vreugde in zijn ziel bij degedachte dat hij weer vrij zou ademen; voor het eerstweer vrij in de open lucht zou loopen . Het leek een vreugdedie hem half deed stikken en zijn hart zwaar aan het bonzenbracht. In een duizeling stormden en loeiden allerlei gewaar-wordingen op hem af. Wat al voornemens, in wilde verruk-kingen verzonnen ; wat al plannen ! In vreemde en verwarrendeberekeningen telde hij de dagen of en zonderling, toen hij deoverstelpend-zalige uren naderde waarop hij vrij zou zijn,begon er iets to beven en stug to benauwen in zijn nijpendeKedinne : goedhartige . -

Page 376: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

374

keel ; ontstond er een schrikkelijke beklemming in zijnbinnenste, die hij niet begreep. Hij vermocht nog niet v61to beseffen wat het zeggen wou, dat hij voor het eerst navijf jaren, weer buiten kon ademen . . .

Nu ging het toch gebeuren, dat waar hij jaren en jarenals een bezetene, onder vreeselijke kwellingen naar had ver-langd! Frans hoopte dat de zon zou schijnen en de luchtheel blauw zou zien, wanneer hij voor het eerst weer naarbuiten trad uit de kille celgrauwte .

De twee dagen v66r zijn ontslag waren dof, wezenloos entraag omgetergd. Het was alles gelijk in een neveligen droomwaarin hij, de hoofdpersoon, zichzelf nooit to zien konkrijgen .

Zijn afscheid van de gelukwenschende bewakers, van be-ambten, adjunct en Directeur, . . . het had alleen in hemgebracht een eindelooze melancholia, alsof hij met een on-verklaarbare vrees en schuwe schaamte de wijde wereld weeringing, waar hij toch zoo mateloos en martelend naar hadgesnakt. Hij bleef zichzelf een groot raadsel : de ontslagene,droef in elkaar gezonken van treurnis, omdat hij uit zijn helverlost wierd! Waar was zijn verstikkend-jagende en jube-lende vreugde, nu hij straks mocht vertrekken ; nu hij de zonzou zien en de scherpe, open lucht zou proeven op de uit-gedroogde tong ; nu hij eindelijk zijn krachtelooze ledematenkon rekken in een wezenlijke ruimte en overal mocht stappenwaarheen hij wilde, zonder verschrikking der bijgedachte :terug naar het kille hol?

Het uur van zijn ontslag uit Leeuwarden doorleefde Fransnog telkens, alsof het gisteren gebeurde . Vijf jaren warener voorbijgesleept, in doodsche en folterende eentonigheidvan ieder-uur-hetzelfde . Van zijn ouders had Frans nimmeriets gehoord . Zij hadden geen letter geschreven . En ookhij had zijn pen laten roesten in de cel, noch ooit eenportret aan de celmuren gehangen, wat Zondags altijd wierdtoegestaan. Hij had buiten bewaarders en beambten, enbuiten hoog bezoek van regenten en alderlei koppentellers,

Page 377: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

375

nooit meer een mensch gezien al die vijf laatstejaren .

Zijn uitgaanskas had hij in den zak gekregen ; een paarschamele duitjes . En hij vertrok als een dof-malende, half-zinnelooze, die zich over heel zijn vergaan jeugd-lichaam ge-beukt en gekneusd voelde . De melancholie die hem overvielwas schuwheid, ontzettende vrees voor de verbijsterendewereld en al haar onzekerheden, waarin hij weer zou ver-schijnen, en huiverende angst voor het tuchtgevang, waarinhij nooit meer wilde terugkeeren. Frans had zoo vast diendag gerekend op zon en blauwe lucht! Maar toen de gevang-portier met den rooden sleutel op de mouw van zijn linker-arm, - God, wat zag hij dit teeken, then rooden sleutel, en hetin-barmhartige armgebaar van dien goeden man nog scherpv66r zich, - hem wees hoe Frans loopen moest naar hetstation, prevelde hij bedeesd een paar woorden van dank,opnieuw onder benauwende hartkloppingen .

Den slag van de gevangdeur die achter hem dichtviel, hoordehij zelfs nil nog, na jaren en jaren, altijd in angst- en vreugde-droomen.

Eindelijk stond hij dan als een mishandelde buiten, buiten,in de open lucht, met iets van afweer en ineenkrimping inheel zijn houding ; hij kon het maar niet anders dan als eenbegoocheling ervaren. Het was net alsof ze hem straks weerzouden vastgrijpen als een driest-ontvluchte en terug smakkenin zijn cell . . .

Het was een heel droeve herfstdag; geen zon en geenblauwe lucht, waar hij zoo naar had gesnakt. De hemeldruilde laag, zonder ontferming . Grijs, vaal en somber-grijsdreven de wolken, en even trilde er een fijne sluier van droe-vigen regen in de gedruischlooze stadsverte. Frans rook aanzijn eigen uitgemergelde lichaam een vreemden geur, in ditvreemde gebeuren. Hij ging traag, moeizaam, maar liep nuweer gewoon als een meneer, al vergat hij het telkens1 Wanthij dacht dat alle voorbijgangers hem zagen in zijn stinkend,

Page 378: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

376bruin-goor boevenpak, met zijn kaalgeschoren en groen-bleeken tuchthuiskop .

Maar dan, in een even weenende vreugde, - een angst-snik stootte hij droog-nerveus uit, - herinnerde hij zich plotsdat hij toch vrij was en rondwandelde als een meneer ; datniemand iets aan zijn uiterlijk kon bemerken! Maar waaromwas hij dan niet dol en dol-gelukkig, niet krijschend-jubelend-blij, zooals hij het tijdens zijn verschrikkelijk en benauwddroomleven in zijn schemercel, al duizend en duizend maal haddoorleefd, telkens weer van voren of aan? . . . En gevoeld, totbarstens-toe, ontzachlijk ontroerd, wanneer op Zondag-morgen hij meezong in het koor-der-lotgenooten, in degevangkerk, bij het vrome, zoete begoochelen der orgelmuzieken allerlei mannenstemmen smartelijk of sterk door elkaarheenklonken? In zulke angst-hallucinaties en nachtmerriestoen, was hij wakker geschrikt en zag hij niets dan hettroostelooze nachtzwart om zijn brits, en wat later degrauwe muren. Dan, in bezinning, brak de verkropt-huilendejammer om zijn fluisterenden lok-droom en zijn rampzaligesmart los. Hij beluisterde weer het sleutelgerammel en denstap der bewakers in de bange stilte . . . Hij lag in zijn cell

Maar nou was hij toch vrij en hij ademde de klare, prikkel-scherpe lucht van de wijde wereld in, al regende het en druildede hemel . Geen kooi meer om hem heen en geen kippengaasmet traliewerk meer vlak boven zijn brandend-droge oogen ;en geen ruwe klopstoot op het schaftluik meer, dat hijgereed moest staan voor het „luchten" . Nou liep hij zonderbewaarder, vrij, vrij, vrij, . . . en niets van opheffende vreugdegebeurde er in zijn blije binnenste . Hij bleef angstig, schuwals een blinde kat, bedeesd, schrikachtig voor het stads-gemurmel in de verte, en innerlijk zoo droef als de motregen,de lucht en de laag-drijvende wolken. Toch mompelde hijin zichzelf : waar moest hij heen? Wie kende hem? Had hijwel een thuis? . . . Stroef slikte hij zijn opgekropt verdrietweg. Geen sentimenteel gebler! . . . bedreigde hij zichzelf.

Al dichter naderde hij de stad en haar weemling. Toen juist

Page 379: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

377

begon plots lets in hem to woelen en to branden van blijd-schap. Daar lag de stad en daar hoorde hij het menschen-gedruisch . In een eeuwigheid had hij dat niet gehoord engezien. Hij rilde klam en schrok ervan . Ja, nu begon het inhem to jubelen. En hij voelde de tranen heet zijn oogen in-dringen. De lachhuiver sidderde weer door hem heen. Hijtastte het onbelemmerde en duizelde . Het wierd een gulzigronken van lucht in zijn keel, een slurpen van de ruinitemet zijn oogen en longen . Tegelijk verstarde het weer nuchterin hem; nuchter wierd hij, alsof er nets met hem gebeurdwas. Eerst moesten zijn wangen glad ; uitkijken naar eenbarbierszaak . Zoo behaagziek nog? Al heel spoedig stond hijvoor een grooten, rijk-geetaleerden kapperswinkel . Vreemd,hij durfde in dat deftige paleis-met-de-mooie-spiegelruitenniet naar binnen . Hij voelde zich ellendig-zwak en zijn tweehanden beefden hevig van emotie . De stadsdrukte klonk nuhamerend zijn doove ooren in en bracht zijn zieke hersensin de war! . . . Hij wou . . . nee . . . niet terug . . . dat nooit ! . . .Maar wel ergens op een heel stille plek wegsluipen, zichbergen . . . Maar tegelijk ook flink en doodgewoon naar binnenstappen, . . . ach, kon hij maar! Hij voelde telkens een woestenduw tegen zijn lichaam, iets dat hem tegenhield Al zou hijflog zoo gewoon doen, de menschen om hem bemerkten hettoch dat hij gezeten had ; dat hij een smerige boef was, eendeugniet! . . . Zijn kleur, zijn gevangenislucht . . . zijn schuwegejaagdheid . . . hemel, al zijn onafhankelijkheid leek hij kwijt,zijn moed en onverschilligheid, onder het weee verkwijnenin de cel . 0, die mist nu van regen en nevel om hem heen! . .

Hoe heel anders had hij zich dat alles in zijn donkerecel eigenzinnig voorgesteld! Toen had hij met tijgerachtigegloeioogen in het duister rondgestaard naar al zijn phan-tastische wangezichten . Nu kreeg hij het bar-benauwd onderhet zinneloos-bedrijvige leven der menschen, waarvanhij het doel net vatte . Frans keek schuw om zich heen,maar niemand - ervoer hij plots - bezag hem. Hij voeldehet onverschillige langs-elkaar-loopen als iets heel mals en

Page 380: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

378

ongehoords . Zijn denken en handelen was zoo beschamendverangstigd onder de eeuwige spionnage van het gevang-kijkgaatje en de strenge bewaking der beambten bij iederenstap, dat hij nauw kon begrijpen hoe al deze schepselen inde vrije straat zoo maar heen-en-weer renden of reden ofwandelden, zonder tegenstand, zonder bespieding . Wat hadhij zich toch vergist! Hij dacht alles zoo doodgewoon weerto kunnen verrichten en to kunnen verwerken . Frans had ge-meend, dat hij door iedereen zou worden opgemerkt. Hijdacht dat de heele wereld op hem, doortrapten insluiper enroover, minachtelijk zou neerzien ; dat de menschen onmiddel-lijk zouden ontdekken dien vreemden angst in zijn oogen,die schuwheid in zijn gezicht en die griezelig-bleeke ge-vangeniskleur van zijn huid . Straks, in de glanzende spiegel-ruiten, had hij al even, heel snel naar zichzelf gegluurd . Maar hijdorst nauwelijks langer dan een tel to lensen. Frans was bangvoor zijn eigen uiterlijk. Hij liep, hij liep door de droef-drui-lende regenstad, zonder to weten waar en hij kreeg een smaak inden mond alsof hij ranzige olie had gedronken. Hij liepsmartelijk-verward in zichzelf to vechten, en hij voelde datzijn verstand heelemaal was verlept en zijn gansche wezen uit-gedord. Waarom dien grilligen angst, die benauwing voorde menschen, vroeg hij zich kregel of? Waarom dat bijnasmeekend-schuchtere verlangen, om weer achter het muur-donker weg to sluipen? Hij was toch niet gebrandmerktals de wreed- en beestelijk-geteekenden van vroeger tijden?Hevig kneep Poort zijn vuisten in kramp saam den zak in, enuitdagend zei hij tot zichzelf dat hij maling moest hebbenaan al die kuierende en voorbij-marcheerende snoeshanen ;dat hij iedereen op zijn gezicht zou slaan, die hem in den wegkwam loopen of die hem nog langer zou willen pesten entergen. Hij liet zich niet sarren . . .

Daar had je het! Dra bleek hij weer de oude, brutalekaronje uit den tijd van zijn inbraken; geen duivel of doodvreezend. Wat was hij anders dan al die andere schepselenGods? Kom, er bovendp Frans en flink vooruit, een, twee, een,

Lensen : kijken. -

Page 381: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

379

twee . . . kbp overeind, op de maat van een dreungezang uithet Rooie-dorp !

En onverhoeds stapte hij een grooten sigarenwinkel binnen .Zijn slapen klopten, maar bijna luidruchtig keurde Frans demerken. Hij kocht een paar peperdure saffiaantjes en meteen bijna uittartend gebaar van zelfverzekerdheid, smeethij een riks, koel-klinkend, op het koele marmer van de hel-glimmende toonbank, en als een echte banjer ving hij hetkleingeld nonchalant-los op in zijn hand, zonder het zelfsna to tellen. Ziezoo, dat goedje stopte hij onverschillig inzijn vestjeszak, ay . . . de winkelier boog als een knipmes .Doch inwendig sneed felle angstpijn door Frans heen, datze hem dadelijk grofhartig het fijn-geurige dampertje uitden mond zouden .rukken. Want hij mocht toch niet rooken ;strengst verbod van het reglement . . . zie artikel zooveel, vlakboven zijn kiebelton! . . . Jawel, jawel, idioot die hij was . . .hij mocht wel rooken . . . hij was immers vrij! . .. Hij mochtweer doen en laten al wat hij wou . Besefte hij dat nou nbgniet? Hij zag er toch weer netjes uit, als een geklofte, joppemeneer! Want hij had weer kleeren gekocht van zijn uit-gaanskas, . . . een hoed, een buis, een overjas met mooienfluweelen kraag .

Frans rookte, maar het smaakte hem eerst niet . Hij voeldezich een beetje misselijk en draaierig worden en benauwdom zijn hart. Maar de doffe, matte verdwazing en schuwheidvan zijn eerste stappen begon hij toch al weg to werken,en na tien minuten loopen dampte hij heerlijk. Er jeuktezelfs een scheutje pret door hem heen. Hij, . . hij dampteen van zijn . . . van zijn lippen wolkte rook en then rookblies hij, . . . hij, . . . Nommer Zooveel, de lucht in! Het wasongelooflijk . . . Hij had nu ook den moed een grooten,zoet-riekenden kapperswinkel in to zwenken .

Nou besefte hij toch wel dat hij vrijgeboren mensch was . . .Stel je voor, een kappersbediende die op hem toesprongom zijn jas to helpen uittrekken . . . Geen apenklucht, geenvertroeteling? Een paar uur geleden nog Nummero Zooveel

Saffiaantjcs : sigaren. - Gekloft : mooi, kranig. -Joppe : goed, fijn . -

Page 382: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

380

in een gevangcel, en nou als een Vroolijke Frans, snoof hijgrijnzend vegetal en doordringend-zoete odeur-lucht vanzeep en brillantine, en blonk er weelderig kapgerei voor zijnmoe-schuwe oogen . . . Was hij sours dronken geraakt, ofwaanzinnig geworden?

's Middags stapte hij op den trein naar Amsterdam, dochieder ding deed hij bijna vreemd-werktuigelijk . Hij zatschijn-kalm in een knus hoekje, terwijl hij ieder keer wel wouopspringen . . . Hij mijmerde verwezen en benard overalles wat er nu met hem in de toekomst gebeuren ging ;hoe het vrije leven weer uitbundig door hem heen zou gloeien,maar tegelijk folterde hij zich met hekelende zelfbeschuldi-gingen en twijfelende zelfvragen : . . . zou hij omver-loopenof omver-geloopen worden? . . .

Hij wou naar huis, naar zijn ouders allereerst. Maar tochgeen oogenblik in een heftige bruising van verlangen. Erbegon een verwarrende, zieke twijfel in hem rond to sluipen .Hij dacht hallucinant . . . of alles wat hij nu beleefde welechte werkelijkheid en geen gekke begoocheling zou blijken .Hoe hem dat zou gaan bezuren! Hij doorleefde prangenddenzelfden zoeten weemoed, then hij altijd voelde kwellenna mooie, wonderlijk-lichtende droomen, bij het ontwaken .Die ontgoocheling, half smart, half angst en hunkering, datheimwee, bekropen hem nu ook weer. Hij hoorde nog steedsde cel-bel luiden in zijn ooren, en hij zag nog aldoor een grovenroggebrood-knoest door zijn deurgat heengestompt, Tochwou hij van zijn rillende angstmanie verlost . Hij voeldezich ziek en bang ; aldoor in zich het instinct our to vluchtenof zich ergens achter to verschuilen . Toch probeerde hij metzijn diepere geaardheid zichzelf telkens moed in to spreken .Wat was dat voor idioterie, zoo akelig-schichtig to zijn?Wat konden hem de menschen tenslotte schelen? . . . Hijmocht zijn ribbekast toch wel uitstrekken! . . .

In Amsterdam wierd hij dwalend en machteloos mee-gedreven in den menschenstroom, de joelende rij-drukte en al hetlichtgewemel om hem heen . Hij stond in verstomde bewon-

Page 383: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

381

dering voor de opgetooide en stralend lokkende winkelvensters,en hij voelde beklemming en angst voor het daverend verkeer .Als hij lichtspiegelende auto's zag aankomen bleef hij staan,in vreemde verdooving gevangen, inplaats van schrik-snelopzij to springen . De heele woest-geluidende en druischendestad begon voor zijn oogen ineen to wriemelen en weer uitelkaar to raderen, en hij voelde zijn hoofd als uitgehold inhet daverende straatgeraas .

Eindelijk verjoeg hij zijn angst, sloeg hij ook minder achtop zijn omgeving . Eindelijk deed hij gelijk de schepselenom hem heen : onverschillig ; gelijk de menschen die allesvan het dagelijksche zoo goed al kenden en alles zoo vaakhadden gezien .

Ii .

Het thuiskomen was niet meegevallen. Zijn jongste zusterhad boven aan de trap driftig-snauwend geroepen :- Wie is daar?Onder een allerellendigste beving in zijn beenen, was hij

naar boven geklommen zonder to kunnen antwoorden . Erkropte een prop in zijn keel en zijn hart bonsde dol-jachtig .Zijn jongste zuster gilde schel-in-schrik toen zij Frans zagverschijnen in het portaal : kaarsachtig-bleekgeel, stil, . . .en holde naar binnen .

De ontmoeting met zijn ouders brokkelde weg, ontroerendweg, . . . in gestamel ; . . . bleef toch voor hem een schaamte-marteling.

Frans zuchtte over zijn eigen karakter-verandering. Hij, debrutale, blind-uitdagende, geprikkelde en koud-sarrendejongen van vodr zijn straf, de onbeheerbare . . . ml wankelen week, tegen geen schok meer bestand.

's Avonds laat, toen de broers en zusters al naar bed waren,wist hij zich eindelijk alleen met zijn bloedeigen vader enmoeder. Er wierd met rustige, halfgedempte stem gesprokendoor alle drie . Er ademde zoet meelij en zachte deernis metzijn uitmagering en schuwe schaamte-verlegenheid, bij zijn

Page 384: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

382

teedere ouders . In de avondstilte der intiem-beschaduwdekamer, klonken de geluiden als tang zijn ooren in . Zijn hartbezweek van zoeten schroom en zacht geluk .

Het bed, door zijn moeder opgemaakt in de achterkamer, . . .zoolang . . . wierd iets onzegbaar-verrukkelijks. Voor het eerstna vijf jaren, geen harde brits, geen weee geur van stinkendstroo. Nu een donzig-mollige diepte van matras en peluw .Tranen brandden Frans' oogen in . Wat sentimenteel enhuilerig was hij toch! Hij kon niet slapen van overweeldeen gent. Hij lei maar stil to lachen in zichzelf, heel gesmoord .lets verder in de groote schemerkamer, door een oliepitjezoo phantastisch met grillige schaduwen bedreigd, leien zijnvader en moeder. Toen hij even het zachte, droge krakenhoorde van het ledikant, op het moment dat zijn moederin bed stapte, duwde hij, alweerr stikkend-ontroerd, zijnhoofd diep in het weeke kussen, trok hij wild de dekens overzijn hoofd, terwijl zijn heele verzwakte lijf schokte vankorte, hevige snikken.

Een week was in slenteren en lanterfanten voorbij gegaan .Toen nog doelloozer, een maand en nog een maand .

Frans wist niet wat aan to vangen en hij voelde kil-wrok-kende kregeligheid en scherpen wrevel broeien in de huiselijkeomgeving, om zijn onverlangd niets-doen . Hij miste destuwkracht van den grooten hartstocht uit zijn jeugd :zijn drang naar het avontuurlijke en onbekende, en hij leefdevadsig op verslapte prikkels . Hij stond in de stad, verzonk inhet rumoer en toch hoorde hij altijd weer de stilte van de cel!

Er wierd weer saamgezworen : hij moest bij Z . V., de Zede-lijke Verbetering op de Leidschekade aankloppen. De edeleheeren menschenkenners van de Z . V. wisten voor eeniegelijk, zelfs voor verschoppelingen raad .

Voor den gebouw-ingang stonden eenige slungels en kerelsmet platte petten en manchester-broeken . Enkelen lachtenwreed en kil ; anderen staarden hondsch-onverschillig rond, . . .de vale geelte van het pas-voorbije bajesleven lag nog ophun aangezichten. In een halven kring zaten de schrandere

Bajesleven : gevangenisleven. -

Page 385: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

383regenten van de Z. V. voor een groene tafel, en de meneervan de Z . V. in het midden, keek strengelijk-gewichtig Frans'ontslagboek na. Z. V: beer vond het een lastig, heel, heel,heel, heel lastig geval . Want Frans kende eigenlijk geen vak,Het bleef een heel, heel . . . enz. Kort en goed, ze zoudenhem naar Duitschland helpen, en als hij dan een jaartje hadgewerkt kon hij weer gelouterd terugkeeren . Ze kuchten alienheel, heel, heel deftig, de heeren van de Z . V. en Frans kuchteheel, heel verlegen, onderdanig na .

Alleen om zijn ouders gerust to stellen had Frans de Z . V.-heeren bezocht. De Z. V: heeren kwamen philantropisch-beschaafd, toch ietwat gejaagd keuvelen met zijn verrasteouders en de ontslagen gevangene kon naar Duitschlandtrekken, . . . hit reddingsland.

Vader Poort bracht Frans naar den trein . Hij bleef ge-heel in zichzelf verzonken . Op het kolendampige en mistige per-ron stond een van de deftigste heeren van de Z . V., die breed-joviaal een spoorkaartje voor Poort kocht en hem nog eenzoet extra'tje de nerveus-klamme handen induwde, voorreisversnapering.

In Duitschland, even voor d'oorlogs-vernietiging, voeldeFrans zich ellendig-verlaten; eigenlijk een verstootene. Hijwierd nu eens niet door een deftigen, doch door een heftigenmeneer ontvangen, naar wien de Z. V.-heeren voor hemgeschreven hadden . Het bleek Frans een Hollander, in ver-binding met de Z . V., die heldhaftiglijk de belangen van ont-slagenen behartigde. De furie-driftige man was woedend,dat de grootmogenden van Holland hem in then ontzettendentijd, maar zoo menschen op zijn stroodak stuurden . Eenmooie boel, een droevige grap! Hij zat dwars met den boeg-spriet opgescheept. Hem alleen bezorgde het hoofdbreken .Werk? . . . Ja, hupla . . . werk! Hij bleef ermee opgescheept . Zekrompen hier van den honger en alle dagen wierd het erger . . .

Enfin, Frans vond dat hij er eenmaal was en hij er zichmaar doorheen moest slaan ; best .

De man wrokte nog wat tegen, waaruit Poort al sterker

Page 386: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

384

d'oiitevredenheid voelde dat hij met hem geen weg wist .Frans wou eerst in smartschreeuwen uitbarsten, dat de heerenvan de Z. V. hem toch ellendig misleid hadden ; maar hijkon er geen klankje stem uitkrijgen . Schrik en woede snoerdenzijn keel dicht.

Zoo was Frans in Duitschland's Roergebied gebleven enmaakte hij er een schrikkelijken zwaren strijd door . Hij werkteop staal-gieterijen en machine-fabrieken. Hij zwoegde aanreusachtig-hooge potten tot aan den rand gevuld met rood-en wit-gloeiend smelt-metaal, waar de zwaar-breede stralenneerkletterden uit bet lichtende vlammengat van den gewel-digen hoogoven, zwevend opgetild door de dommekracht-kranen, die als beangstigende dreiggevaarten dwars de hangendegloeddampen inwentelden. Die kranen maakten een ver-pletterenden indruk op Frans, nog meer dan bet razende,verdoovende en dreunende machine-rumoer en betzweven van rookende vuurpotten . Het geleken woeste grijp-reuzen met monsterlijk-uitrekkende en inkrimpende klauwen,die overal vastgrepen en alles meesleurden, en hij verbaasdezich dat bet bleeke vingertje van een broos meisjes-handje in staat was zoo een krachtduivel, in onbeheerschtwerkgeweld to breidelen of aan to zetten tot een cyclopischearbeidsmacht die dof den grond deed dreunen en trillen .Boven op den zwarten rug van bet donker-besmookte

geweldsdier, stond een ankerhuisje waarin bet magere meisje,tenger en nietig zat saamgedoken in korte blauwe broek enhoos. Haar schrale lijfje bibberde; de haren leken veilig weg-geborgen onder een blauw kapje. Als er dan door bet stampendfabrieksrumoer been, een loeiende fluitgil scheurde, een seindat bet grijp-tilmonster noodig was, drukte ze even met eenspeelsch gebaar een hefboompje neer uit bet schakelborden de dreigende werkreus begon geweldig to leven en schuinbeschonken aan to zwaaien ; nam bet jongetjes-meisje met bethooge huisje mee, hoog door den zwarten steenkolen- en vuur-ovendamp, die de ontzachlijke zalen overzwavelde van ster-vende en weer oplevende gloeden. Dit zitten van zoo een

Page 387: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

385

teen vrouwtje op den rug van een voorwereldlijk monster,pakte Frans iederen keer opnieuw . Telkens vreesde hij, datze op phantoom-groote boormachine's of ruischende lucht-kokers zou neerstorten, maar iedermaal weer zweefde de ge-drochtelijke grijpklauwen-kraan over gloeiend-stalen schijvenen langs schoorsteenen heen .

Frans werkte toen op een eindelooze, sombere afdeeling,waar groote stalen hulzen en kanon-staven wierden nagegoten .Hij ontmoette allerlei slag menschen, bij de hydraulischepersen en cylinders . Hij zwoegde met schijn-vroolijkeFransche en menschen-verachtende Engelsche krijgsgevange-nen saam; met naar-rauwe-visch-riekende Russen en zingendeItalianen. Doch altijd weer boeide hem het meest de zwijgendezwoegkracht der Duitsche meisjes . In hun blauwe jakjes enkorte hozen stonden ze achter de walmend-olievette draai-banken en lieten de rammelende kettingen vierend door dekleine handjes glijden. Frans verbaasde zich over hun werk-bezieling en snapte niet hoe die teere, piepjonge meisjes het uit-hielden in deze hel van zwaveldamp, gas, verschroeiende vuur-ovens en lucht-uitfluitende kokers . Hij zwoegde, zwoegdehulpeloos mee en leed toch honger . Hij bleef lang, afgrijselijklang in die ruimtespheer van wit-gloeiend staal, van gietgatenen ontzachlijke kraangedrochten . Nu beulde Frans bij klarendag of in donkeren nacht, in een vreemd land en hielp hij mee,zonder oorkonde, om de schoone wereld unit to roeien ondervreeselijk geraas . Hij leefde tusschen vernielwerktuigen enmoordgereedschap in het groot, en hij dacht aan zijn eigencel en zijn vijfjarige gevangstraf en menschenzonde . . .

Al vroeg gin.- hij 's winters door sneeuw en koude naar deontzachlijke fabriekshel, waar een onweer van vuur over hemlosbrak. Mensch en ding wierden er een. Het bleef er engademen in doordampte zalen, zalen-zonder-eind. Hij bleefleven naast viammen en gloeiend staal, in een eeuwig zwarten vuil, smook en mist . Hij kon er niet langer aarden ; hijwou vluchten, ver weg, naar buiten in de stilte .

Als eindelijk de avond was aangekropen trok hij naar zijn

Mooie Karel

25

Page 388: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

386

kosthuis, om zijn schralen maaltijd to verorberen . Slechtseen ding hield hem nog staande . In de buurt van zijn kosthuis,in een breed-stil straatje, lag een aardig cafe waar hij toevalligwat Hollandsche couranten kon lezen . Doch het alderliefstbleef hem daar bet zwijgend saamzijn met de eigenares ; eenheel mooi vrouwtje met een droomerig-zacht meisjesgezichtje .Haar man was al bij het begin van den oorlog in Ruslandgevallen. Het wierd nu drie jaar dat hij gesneuveld was.Doch haar rouw had zij nooit afgelegd . Dat trof Frans heeldiep, als een zoete gehechtheid aan het smartelijk-voorbije .Haar stil-mijmerende rouw gaf het weeuwtje een soort vanvrome kuischheid die Frans nog nooit zoo ontsteld had mee-gevoeld. Zij was geen bij-de-hande-bazin ; zij was geen vrouwgelijk hij ze vroeger met Max Huisinga zoo dikwijls ontmoettein koffiehuizen en bar's ; die met bepoederd gezicht, de borrel-klets van de dubbelzinnige, zwetsende kerels aanhoorde,ieder oogenblik met den zwaar-goudberingden vinger ge-reed een vinnigen tik to geven, als een schunnigerd haarlichaam met wulpsche pret wou naderen . Ze was ook geenbuffet-juffrouw-met-allures-van-een-dame, die zoo dun-verwrongen, ijselijk-fatsoenlijk met spits stemmetje sprekenen toch veel verdachte heeren-kennissen bergen kon . Hetweeuwtje paste in het stille straatje, in de stille, behaaglijkeomgeving, omdat het een rustig cafe'tje was. Voor de toon-bank of aan tafeltjes, dronken vluchtige bezoekers hun biertjeen gingen dan weer gemoedelijk en stil been. Frans voeldein haar omgeving zich niet meer . . . een vreemde ; mindernog, ..min een cafe waar je kwam om centen to verteren . Hetleek hem of hij het weeuwtje al jaren lang innig-goed kende .Vooral hij wist er zich veilig en op zijn gemak, omdat ergeen zanggekrijsch en getrompetter galmde van gramophonenen geen vanzelf-trommelende orgels of roffel-piano's rond-bonkten. Zij zat, het mijmerend-mooie weeuwtje in den rouw,aan een groote ronde tafel, midden tusschen kleine, helder-gedekte tafeltjes langs de ramen . Daar bracht zij Frans al-tijd zijn glas „Helles", met haar, onder beschroomd glimlachen

Helles : licht bier. -

Page 389: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

387

zacht-uitgepreveld ,prosit"! Bijna onhoorbaar ging zijdan weer terug naar haar rieten stoeltje, en begonnen haarteere witte vingertjes, fijne en broze kleurtjes, een lap borduur-werk in to goochelen. Alles wat zij deed gebeurde zoo vredig,zuiver en stil, en zoo gedempt. Ze stond op, zoo rank als eenmeisje, wanneer ze even moest helpen, en dan onmiddellijkweer ging zij zitten en zonk zij weg in haar weeuwtjes-ge-mijmer, ontoegankelijk en toch vriendelijk voor een ieder .

Heel vaak zat Frans uren alleen met haar in het stillecafe'tje, . . . in het stille straatje . . . to turen als op een uitkijk-toren. Hij wou haar biechten van zijn gevangenis, van zijnangsten nu nog, maar hij zweeg en verzweeg, omdat ookzij zweeg en verzweeg, naar hij giste .

Telkens als Frans onbewust naar buiten keek, rilde hijvoor den naargeestigen kouden avond ; zag hij het straatjemet vochtige neveldampen doorslierd en van verre de luchtenwild-rood aangegloeid van de hoogovens die hun vulkaan-gouden viammen door vuur-lichtenden smook in de nacht-donkerte omhoogkronkelden. Hij trok dan zacht aan zijnsigaartje, met eenige trekjes, zich veilig wetend in haar on-rumoerig huis .

Vlak voor het rank-blonde weeuwtje met haar heerlijk,droomerig meisjesgezichtje, stond een theelichtje met ver-waten-klein potje, waaruit zij telkens fijntjes een kopje schonk .

Frans besefte nu eerst wat voor een wonderlijke rust eninnigheid en een stil-droomerig, zacht geluk hij ondervond,zoo stil zittend tegenover het ingetogen weeuwtje. Het buffetin het diepe lokaaltje, en de raamtafeltjes, het bleef allesin fluisterend en droomerig halfduister . Alleen boven deronde tafel waaraan zij zaten, straalde een heldere electri-sche lamp onder de glans-afdampende kap, en ergens hoogaan den donkeren wand hoorde hij een hangklok met haarloom gedruppel van den tijd . . . tik tak, tik tak . . .

In die suizelend-stille uren beleefde hij Been enkeleschrijnende of wankelzinnige emotie . Hier ging iets van harttot hart ; bleven rust en vrede, na het verschrikkend fabrieks-

Page 390: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

388

geraas, na het knarsen en zuigen van reuzenmachines, nahet schuddend gedreun van donderende stoomhamers, onaan-getast . Hier rustten zijn oogen uit, na to hebben gestaardin wit-gloeiende bonken vuur-staal die de ruirnte aan allekanten vulden met vlammen; hier rustten zijn ooren, nato hebben gehoord het rauw gekerm zoodra de ontzettendecirkeizagen gillend door proefpantsers heengedreven wierden .

Daar, daags, temidden van een barbaarsch, wreed arbeids-geweld, . . . hier, in de avonduren, alleen bij zijn zoetpeinzendweeuwtje, bij wie hij alles vergat van zijn zwoegbestaan; bij wiehij ook vergat zijn nachtmerries en kweldroomen over hetgevang. In deze spheer van innige huiselijkheid voelde Franszich geen zwerveling meer en kalm-gelukkig . Hij wist zelf nietwat er met hem gebeurde. De eeuwige hunkering naar hetvreemde en onbekende verloor hij geheel . Al wat hijzoo smachtend en smeekend in zijn cel had begeerd, wierdhem verweekelijkte, sentimenteele onzin . Hier stond hij alsfabrieks-zwoeger midden in het leven en was er geen tijdmeer voor dag-gedroom .

Hij luisterde ook zoo graag naar wat het weeuwtje inspraakzame bui vertelde .

Een keer had zij Frans met zacht-verstilde stem meegedeeld,dat haar man in Rusland was gesneuveld en nimmer meerrepte zij een woord over hem en haar leven . Uit nets konhij weten, of zij hartediep gelukkig was geweest in haar huwe-lijk en of ze van then man gehouden had . Nooit waagde Fransonbescheidenlijk iets to vragen. Een allerwonderlijkst ver-innigd gevoel dreef hem telkens naar haar toe, naar het stillecafe'tje . Het was geen medelijden met haar starren rouw enmet haar weduwenlot, maar ook geen zinnelijke aandrift .Soms, in dwaze dankbaarheid en verrukking, wou hij welvoor haar knielen en zijn hoofd in haar schoot leggen, omto biechten van al zijn ellende en zijnbrandende zonden . Zij haddat zachte, dat onuitsprekelijk-lieve, dat meisjes-teedere, dathem in een vrouw juist zoo bekoorde. Maar hij bleef stilvoor zich uitstaren en zei geen smeekelijk woordje .

Page 391: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

389Tijden gingen voorbij vol ontberingen en nijpend

verdriet voor Frans. Hij bleef zijn weeuwtje zien met steedsstillere aanbidding, met malle, sentimenteele verheerlijkingvan haar zachte, groote kinderoogen . Hij zag haar in eenverzwegen treurnis, doch verborgen, en 's nachts in zijnbed hoorde hij haar stem als louter uitgezongen klanken .Het was alsof zij hem verwijtend even glunder vroeg : waaromzeg je niets? Maar dit wist hij van zichzelf met een hevigezekerheid, dat hij nooit een onreine gedachte in haar tegen-woordigheid doorleefde.Frans' verbittering was met den dag toegenomen . Hij

voelde de zwaarte van het leven op de fabrieken onhoud-baar. Hij kon niet meer ademen tusschen die dampen, diestaalgloeiing, die vlammen ; tusschen dit levend-beroetekegelspel van telkens anders omrollende menschen. Hijwalgde, walgde van ieder fabriekswerk .

Had hij het weeuwtje lief? Hij wist het niet. Doch hij zouhaar niet vergeten . Zij had vreemde, kroppende verlangens inhem opgewekt, doch nooit krijtende begeerte naar haar mooilichaam .

Toen traag eindelijk het plan in hem rijpte dat hij weernaar Holland zou terugkeeren, kreeg hij een gevoel alsof hijzijn eigen leven opnieuw blindelings vernietigde . Hij hoordeweer iederen nacht in zijn droomen de gevangdeur bij zijnvertrek achter zich dof-dreunend dichtslaan en telkens zathij weer in zijn grauwe schemercel of staarde hij door hetgaas van de luchtkooi . Van het weeuwtje-in-rouw nam hijgeen afscheid . Hij durfde niet den zachten glans van haargroote kinderoogen verontrusten . Misschien zou zij ook nietsvan zijn heengaan hebben gevoeld . Doch Frans wilde voor zich-zelf de illusie dat zij pijn, verdriet zou hebben bij zijn vertrek .

En zoo was hij teruggekeerd, arm, haveloos, vol verbitteringen verkropt wee, naar zijn vaderland, maar vast-in-zijndaemonischen-wil, geen kraken meer to zetten, geen braakmeer to doen .

Page 392: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

VEERTIENDE HOOFDSTUK .

I .

Na al het wanhopig zwerven in de oorlogsjaren, doorDuitschland, tusschen rookwalm en fabrieksoven-vlammen,was heel het innerlijke wezen van Frans Poort zonderlingverstild en veranderd. De in zich zelf gekeerde ,gladdevogel" voelde zich in de wiek geschoten. Er drong in hemallereerst een hunkering naar grooter overgave aan hetleven. Hij wou geen welgemoed en bekeerd-braaf-Hendrikjespelen, maar ook Been diefstal, geen inbraak en geen roofmeer doen met toffe jongens . De eel, . . . eeuwig grijnsdede eel! Snijdende angst en afschuw voor het gevang blevenFrans' vreeselijke en rillende nachtmerrie, . . . niet ingebeeldedeugd en strak-gespannen fatsoen . Hij zou liever gammel,het verachtelijkste werk verrichten, of 's nachts aan dedonkere kaaien in een handkar slapen, dan ooit weer rondto kruipen tusschen muurgrauw van een gevang .

In Den Haag vond hij, onder een wonderlijke lotsbestem-ming, doch ook door zijn bedeesd-beschaafd optreden, -een iegelijk vaarde voor zijn gewin, - bij een grooten boek-binder met een allergoedhartigste fiselefasie, een poosjearbeid; al zag de kerel wel aan Poort's kapotte schoenenen zijn uitgesleten groen huidje, dat er een torntje aan hemlos was .

Fiselefasie : gezicht . - Huidje : jasje. -

Page 393: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

391

Even erna ontmoette hij Corry Scheendert, then roerigenavond aan het station, toen vadsige en dronken zwabber-studentjes haar met schunnige en luidruchtige familiariteitwaagden lastig to vallen.

Van het eerste oogenblik dat hij Corry gezien en gesprokenhad, leek Frans Poort's geheel mistroostige wezen opgelostin een hunkerend liefdegevoei dat vlijmende onrust bracht .

Langzamerhand vertelde Frans haar van zijn gevangenis-leven zonder eenige valsche zelfdeernis, en hij ontdekte inCorry een vrouw van heel scherp be grip en onbekrompennavoelen, door wier medelijden hij zich niet beduimeld envernederd voelde. Tegenover andere schepselen, - alienzelf min of meer schurken, gromde Frans in zijn verbittering,- kon hij, met soms duivelachtige kwelneigingen behept,ja-en-nee tegelijk volhouden, in duisteren draai en tegen-wending van leugenwoord en van echte bedoeling . Bij diemooie vrouw sprak hij klaar, zonder de kleinste aarzeling,zonder gedachte- of gevoels-vermoffeling en broeisch on-verstand. In haar gouden gloedoogen waasde telkens ietsvochtigs, wanneer hij bijna stroef van zijn martelend lijden-in-eenzaamheid vertelde. Corry biechtte hij alles van heel zijnbedrieglijke dubbelnatuur; ook van zijn afschuw voor debrute geweldsmisdaad . Hij wou het phantastisch-prikkelendeavontuur en de geestelijke genieting van verfijnd uitrekenenen voorbereiden onder boosaardig lichten van het slechte .Frans probeerde Corry op bedremmelde manier zijn in-gewikkeld binnenste to verklaren, dat, schoon misdadig,valsch en overtuigingloos, leugenziek en wreed, toch rildeen gruwde van den moord . .. Hij stotterde iets verlegensvan zijn scheurende karakter-tegenstrijdigheden, al bleef hijin zijn verbittering, voor zichzelf loochenaar van alle men-schelijke goedheid .

En ze begreep, ze begreep hem, verworpeling; wat hijin zijn levensverwoesting en onder het zwarte visioen vanhet verleden : de cel, . . . hiermee bedoelde .

Toch durfde Frans niet reppen van zijn heimelijke liefde

Page 394: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

392voor haar, een liefde die somwijlen als een bezwijmeling overhem leek uitgestort. Daarvoor was Corry's houding to streng-afwerend, to koud-heerschend en to hoog-rustig . Hij beseftehoezeer zij zoete en galante liefdoenerijtjes verachtte, en waar-om zij ieder zwoel woordgevlei en stemgekrol met hekel ensarcasme bespotte . Ook Corry vertelde hem later, o veellater, van haar afdolingen en . . . ellende met Mooie Karel .

In dit uur was Frans' donkere en wreede haat tegen MooieKarel geboren. Corry met haar argeloos-verfijnd en tochzoo scherp-nijpend levens-inzicht, Corry met haar fierheiden haar moed, wierd Frans een aanbiddelijke vrouw, al wisthij nu dat ze in „De Turksche Wacht" eens, bij een zwerf-lustig avontuur, voor overmacht bezweken was . Frans had zich-zelf nooit vatbaarheid toegekend voor zulk een alle gevoel engedachte opslurpende liefde-begeerte als nu voor Corry. Datonafgebroken bezig-zijn met Corry bleef hem geheel ver-bijsterend, in steilen angst overheerschen . Hem, gare jongen,met zijn zelfzuchtige en wangunstige inborst, met zijn mannen-kilte, zijn kweldrang, . . . hoe had ditwaanzinnige en half bloodegevoel voor een vrouw hem zoo plots overrompeld? Bij hetzacht-ingetogen Duitsche weeuwtje met haar lief, droomerigmeisjesgezichtje had hij, in zijn hunkering en eenzaamzwerven onder vreemden, heel andere gewaarwordingendoorleefd. Dat blond-kuische vrouwtje in het klaagloozerouwzwart, met haar zacht-heldere oogen, had alleen eenzoet behagen, een teeder-schrijnend verlangen in hem gewekt,zonder bijdoel . Bij het weerlooze Duitsche vrouwtje had hijnooit op een onreine gedachte gebroeid ; had hij nooit een fel-gelukzalig en duizelend aangrijpen van zijn heele zinnen-wezen doorstaan. Tegenover Corry was de schok veel hevigeren verpletterender voor zijn eigen persoonlijkheid geweest .Want die meid liet niets meer van hem over . Zonder haar,besefte hij, zou hij nooit meer iets kunnen volbrengen . Alwat hij deed en doorleefde was van en voor en door Corry .En toch zou zij er nimmer een lage of minachtelijke uitleggingaan kunnen geven, omdat hij naast haar, slaaf, nietigste

Page 395: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

393onderworpeling zich voelde, gek onderworpen en toch fier .

Tegen die vrouwelijke tooverkracht bestond geen behoed-zaam verweer ; die ontroerde en overweldigde. Een menschwas maar een broos vat . Doch tegelijk voelde Frans zichonuitsprekelijk gekrenkt en getuchtigd in Corry's voorkeur .Zij keuvelde over Mooie Karel en zij verhaalde van Mooie Karelz66 dat zijn zinnelijk karakter en ook zijn ruwe en wildeeuveldaden, Poort in alle scherpe bijzonderheden wierdengeopenbaard . Zij praatte uit Been ander boek!

Het had heel lang geduurd eer Corry zich zoo onbe-schroomd gaf in haar heimelijken en smartelijken angst voorverkeerd begrijpen. Maar toen zij Frans eindelijk heelemaalvertrouwde en hem rijp achtte voor haar biecht, uitte zijzich over Karel Burk met een zoo hartstochtelijk zelfverlies,met zooveel gloed en hevigheid dat Frans soms ganschelijkverslagen, wanhopig, ziedend van halfbedwongen en troebelewoede, wegholde, de straat op .

Hoe was het mogelijk, vloekte Frans, dat een vrouw zoognuivend-dol kon zijn op zoo een kerel, zoo een grijnsspotter!Och, wat een kliervent, die de liefde alleen kende alsalminnarij, als bezoedelenden hartstocht ; die alleen in een roeszichzelf verteerde en met de ronkende, blinde drift van eenbeest, van de eene groezelige vrouw naar de andere haveloozedel rende; die altijd schetterde als hij een mooie meid zagop een plaatje :- Wa he'k nou an 'n pertret? . . . Breng d'r in fleeschtenue IZoo, in giftige jaloezie en met kwaadaardig oog, oordeelde hij

over Burk en het heele gebroedsel; zoo kende hij MooieKarel zonder hem ooit to hebben gezien . En toen al zonFrans op schaamtelooze wraak .

Van Corry had hij nooit de geringste minachting bespeurdvoor zijn verleden, nooit den kleinsten spot met zijn eigen ver-ongelukt bestaan gehoord . Zij haatte misschien wel de gemeen-heid, zij verafschuwde zeker inbreken, stelen en rooven, maarden zondaar-zelf beoordeelde ze barmhartig en zoet-mensche-lijk. Zoo bekeek ze natuurlijk ook Karel's laagheden en zijn wis-

Gebroedsel : familie. -

Page 396: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

394pelturige liefdedrift . Hij, Frans, was een dief, een inbrekergeweest; hij had jaren gezeten . Hij had gestolen en gelogenen met de braceletjes gepronkt . Voor de heele wereld zou hijeen giftige boosdoener blijven, een halve gare, een verloopenschepsel uit het Tuchthuis . Voor Corry niet, zonder dat hijeen woord van meelij had afgesmeekt . Zij behandelde hemals een vriend en zij gaf hem de illusie dat de smartelijkebekentenissen over zijn misiukt leven, haar nog genegenerdeden staan tegenover hem dan wanneer hij een oppassend,muf mannetje gebleken ware, zoo maar ontmoet in eentrein. Zij zou hem bedankt hebben voor zijn hulp tegen destudentjes ; maar zij zou verder niet naar hem hebben om-gekeken . Nii scheen zij diep belang to stellen in heel zijndoen en laten. Zij luisterde naar zijn woede, zijn rauwejaloezie en zijn schimp, zijn verbittering en zijn hoop, deeenige luiklok die hij nog kon laten galmen . Zag ze hem nietals een mengeling van laagheid en zwakheid en ijdeltuiterij ;als een vermomden duivel in priesterrok, nu hij niet meerinbrak? Wat Frans echter nauwelijks aan durfde roerenwas de vraag : of Corry zijn liefde voorbij zag, of veinsdeer nets van to begrijpen! Corry liet geen kleffe, laffevleierijtjes toe, geen zacht-dringende aanhaal-woordjes,geen kleverig-liefkoozende streeltoontjes in de stem dieeen diepere genegenheid wilden raken en bij anderenook ontlokten. En toch voelde Frans dat Corry op eeneigenaardige manier van hem hield. Weer heel anders danvan den bultenaar Manus Peet, van wien zij ook veel wonder-lijks to verhalen wist . Telkens sprak zij meedoogenloos overMooie Karel ; over zijn liederlijk leven en zijn verfoeilijkeslemperijen, en nimmer meer kon Frans den snikkend- enscheurend-smartelij ken klank van Corry's stem vergeten,toen zij hem eens op een schemeravond vertelde van haaronmenschelijke vernedering en instorting in „De GeleBallon", voor het front van alderlei Jordaansche jongensen meiden en tegenover de twistzieke misdadigersbendevan den Zeedijk .

Braceletjes: handboeien . -

Page 397: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

395

Tegelijk diep en wrang trof Frans Corry's met-fijne-vezelen-saamtrekken van al zijn misdadige warrel-instincten ; trofhem de ongeschokte rust waarmee zij in zijn zondebesefvermocht door to dringen . Vaak met een zoo begrijpendeverwantschap en zachtzinnig-ziekelijke toegeeflijkheid dathij er van ontstelde. Want al voorvoe!de hij in Corry eenzelfoverwinning op wat zij snijdend-schertsend, haar vroegere,,verdorvenheid" noemde, haar trots-koel flirtspel, haarlokkenden wellust, en hij, van zichzelf, met een tragischenernst, zijn ,zwarte bezieling", - toch zag hij ook nii nogin Corry de sours speelsche en tartende liefde-kwelster, diede machtigste mannenlevens halverwege kon breken, indienzij er met buitensporige begeerte naar haakte.

Soms voelde Frans ook plotseling heel scherp, dat Corryhaar zinnelijke ontroeringen en gevoelens, die hij een enkelenkeer meende in haar op to wekken, achter een smartelijkebeschaamdheid terugdrong . Zeker, zij wist zich geheel vrijtegenover den berouwloozen en beleedigenden Mooie Karel .Zij verklaarde in een bijtende stelligheid, dat zij then koorts-driftigen, tdch lauwhartigen woesteling nooit meer wouterugzien of spreken. Wanneer zij nochtans tegenover Franseen duizelige gewaarwording onderging, - zijn Indische,donkere oogen konden zoo vochtig stralen, - een licht-sensueele bedwelming, dan bemerkte hij hoe Corry in denkortst-mogelijken tijd, met blik en gebaar zich herstelde .Die korte verwarring juist gaf Frans nog altijd hoop,dat als zij zich toch eens een enkel oogenblik zou ver-geten en geven, hij haar dan schuchter-omhelzend in zijnarmen mocht sluiten .

Ii .

Vroeger wierd Frans Poort gekweld door een zwoel-misdadige drift, dat zoodra hij iets verlangde, hij het verlangdeook wilde bezitten, al liep het op gevecht en overweldiging

Page 398: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

396aan. Deze monsterachtige aandoening onderging hij tegen-over Corry nooit. Want Corry was voor Frans alles . Al water gebeurde in de wereld viel voor hem samen met haarbestaan . Waar zij niet was daar bestond niets ; daar bleef hijook de menschenschuwe eenzame, de verbitterde door eeneindelooze jaloezie opgejaagd en door een verpletterendenangst misvormd . Toch was zijn liefde voor Corry doormengdvan een grondeloozen eerbied en tegelijkertijd steeg op eensmeekelijk hunkeren van den maagdelijken man die zichbijna nooit had besmet of bezoedeld met het in verbeeldingof in werkelijkheid uitleven van zinnelijke lusten . Deze rein-heid van zijn mannelijke natuur scheen Corry juist ontroerendto boeien en to verbazen, omdat zij zulk een verbluffendetegenstelling vormde met de wild-gleeiende ontvlambaarheiden het hartstochtelijk-bedwelmende en uitspattende van Karel'sroezige, soms helle, soms bedroefd-verteederde verliefdheid .Zij had nooit nog zoo iets kuisch-schuchters, eerbiedig-bedremmelds en bezonkens bij een volwassen man ontmoet ;bij een man toch met zooveel diep-duisters en zooveelinnerlijk-booze verwrongenheid van wezen . Doch de urenwaarin Frans meende dat zij aan haar verborgen vurigheideen oogenblik zou ontschieten, om hem plotseling iets vanhaar eigen ingebonden vrouw-verlangen to openharen,botste hij onverhoeds tegen een koelheid en een scherp-snij-dende weerkracht op die alle intimiteit tusschen hen afstieten wegknelde . Zijn eigen zondige perversie gistte echterbij hem nooit in den zinnenwellust na, schoon voor heteerst van zijn heele leven, Corry alle gevoelens bij hem inberoering bracht . Maar door haar houding stond hij telkensweer aan het begin, door haar kille, wrokkend-lachende eneven-griezelige vrouw-versteening, die langzamerhand dochal grijnzender in Frans een fataal-wreede wraakgedachtegrifte; niet tegenover haar, maar tegenover Mooie Karel,den zwoel-woesten minnaar, die met zijn vermetel liefde-leven alles opeischte en alles volbracht .

Frans verafschuwde zelfverteedering en martelaars-gedoe

Page 399: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

397

met eigen rampen. Maar toch moest hij telkens het tegen-gestelde in het bestaan van hem en van Mooie Karelvoor zich halen .Zijn grimmige, versomberde jeugd en Mooie Karel's

bvervroolijke jeugd, doorrinkeld van schel tumult ; zijn ver-kniesd jongemannen-leven en Mooie Karel's jongemannen-leven, een triumph en vlam-van-hartstocht . Wat was ernu met Mooie Karel? Mooie Karel, een door-en-door vrij-moedige, malsche Jordaner, wellustig, genotziek, lichtgeraakten dapper; van een speelsche vermetelheid, die alles durfde,vrouwen overrompelde en mannen afranselde . Onstuimige,zonnige Karel, verzot op wrange pret en ironie, die alleen leefdehet !even van uiterlijken glans en jool, van spotpret metzuipende zwabber-kameraden en van zinsbevrediging metmeiden en beluste vrouwen . Mooie Karel, met zijn verleid-snuit, de boertige gekscheerder, door alle wijven fluweeligverwend en aangebeden ; door heel de Jordaanbuurt dolhartigbemind, cancaneerde alle zorgen en misere van het bestaanvoorbij . Burk, loos peeser, schreeuwde de armelijke Linden-gracht of het-Y-in-den-morgen, vol grapjes en verhaaltjes ;danste tusschen visch, vruchten en vogelen. Hij stoeide,vocht en zong in de zon, en alles aan en om hem waslevensvreugde, knetterend gerucht, levensmoed, ook al dookhij uit avonddonkere armoestraten op, uit krot of slop enmodderlucht. Nou ja,die paar keertjes dat hij tegen,,brandendedorst" was opgepikt of had gebakkeleid met agenten en pooiersen een paar daagjes in de bajes kwam to zitten . . . . och, datgaf hem nog vuriger glorie als buurtheid! Doch alles bleefin en om Mooie Karel onbewust-verheerlijkende levensmacht,inslurpende drift en onverborgen dreiggegrom, om er to zijnen om to heerschen . Tusschen hengelende visschers en markt-kameraden, onder lachende vrouwen en vroolijk-gekscherendemeisjes, overal verscheen hij als de veroverende held, de lenigevoorvechter, de uitverkoorne . En deze kerel, in geestdrift ver-loren, zingend als een gondelier, die verbluffend-mooi dansteen grillig-schoone harmonica-muziek phantaseerde; die jonge,

Page 400: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

398blonde ridder van de Jordaan, op wiens uitdagende dadenen stoute streken de heele buurt onverkoeld verzot bleef,een buurt die hij in zijn almachtig-eentje heelemaal alleen,met luchtigen spot en zwier terug-beminde ; deze man, die ookwel eens een enkelen keer een beetje weemoed-in-humor eneen beetje verdriet doorstond, had nog het oneindige geluk eenvrouw als Corry to ontmoeten, zoo mooi als Frans nooit eenmeisje had gezien, die de drieste kerel, om een bloedendongeluk, smadelijk van zich had wagen weg to trappen ; eenvrouw die toch nog, na schande en afstraffing, droomde enijide van haar Karel, . . . al wou ze hem nooit meer zien .

En nu, tegenover deze stormige, toch zonnige natuur vanKarel Burk, Frans' eigen galgeel, brak, verrimpeld leven .Tegenover het glansglorien van Mooie Karel, zijn alle-geluk-smorende gevangenis-cel, zijn giftig-beslopen jeugd en nuweer zijn vreugdelooze liefde voor Corry .

Hij was vroeger in zaligheid en angst, door zoete, diepe,duivelachtige instincten van zijn steelhartstocht gefolterd, enlater in de verdoemenis van het gevang, verbitterd en volwalg en verachting tegen ieder ding gebleven . Bij hem, Frans,zonk alles in eenzaamheid en duisternis weg. In zijn ver-grauwd bestaan ziedde weer woelig gedrang : wrok, schrik,gruwel en afkeer, opgehitst of verzwakt door vloek of gebedvan zijn smart. In verblindende drift sleurde zijn phantasiehem mee naar het lonkende feest der begeerten, maar daarachter grepen de ellende en de donkerte, en doofden het lichtvan zijn geheime gedachten uit . Van een die gezeten heeft,rook een ieder soms plots de gevangenislucht . Je kwamnergens meer in, . . . je verleden, . . . je verleden! . . . Toenhoorde hij, in droomklank, al vreemder een stem : Corry,die heerlijke vrouw, zou nooit van hem zijn.

Zijn benevelende haat - eerst inwendig verzwegen entoch in eigen zieleduister gulzig gevoed, - tegen Karel enzijn wraakplannen ontsprongen alleen aan zijn nauw-opge-merkte of speelsch-verdrongen liefde, die klachtloos bleef .Niets meer op de wereld bezat voor Poort nog waarde. Het

Page 401: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

399

fijn-blanke gezicht van Corry, de wonder•lijk-gloeiende oogenmet de donkere brauwen ; dan weer haar dauwige blik vanspot en overgave, och, heel haar verrukkelijk wezen brachteen brand in hem van het hevigste verlangen naar een woordvan teederheid .

Hij huiverde en rilde van zijn eigen stil-zwelgend smachtenen van den droeven verdoovings-roes daarna . Maar hijonthield zichzelf bet al pijnigender besef niet, dat Corryalleen Mooie Karel zag!

Toen juist begon Frans' misdadige jaloerschheid; zijn wreeden giftig verlangen naar vernietiging van zichzelf en vanBurk, zonder eenige smartelijke zelfopwinding . Hij ontmoetteCorry al minder en minder. Op een dag vertelde hij haarstug, dat hij over een poosje in Amsterdam ging wonen .Hij ontwaarde geen trekje van spijt; zelfs niet de lieve bene-veling van de saamgetrokken oogen, die haar zoo hartstoch-telijk-ingetogen en verleidelijk maakte, noch de lichtste ont-roering, die het fluweel van haar blank-heerlijk gezichtje zooeven fijntjes, als na een koele tinning, doortrilde . Hij stondverplet . Zij verlangde hem wel nu en dan to zien, wanneerhij er 66k lust in had. Ze veegde noodeloos stofjes van haaruitgestulpt kraagje . . . Hij knikte triest, en zelfs toen nogwas hem heel haar nabijheid een zoete verrukking .

Onverwachts verhuisde hij naar Amsterdam, met den diep-wortelenden wil Corry niet meer to ontmoeten . In die stadvoelde hij weer iets als de wilde, ontembare, phantastischeprikkeling van zijn jongensjaren, toen hij altijd haakte naarhet onbekende, wanneer hij zich vergreep . . . In het bijzijnvan Corry kon hij huiveren van afschuw voor zijn vroegerleven; herdacht hij met rillingen zijn celstraf; voelde hijdat alles in hem kapotgeslagen was ; dat hij eigenlijk voorniks meer deugde . . . En toch wou hij om haar weer boek-binden, gewoon werken . . . om haar en om zijn benauwenisvoor de cel . . . Maar om hair eerst en alles! . . . Corry hadgeen spiertje verroerd in het gezicht, toen hij vertelde dathij in Amsterdam werk ging zoeken. Hij kon om zijn waan,

Page 402: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

400

dat zij er iets om zou geven, gieren. Maar zijn haat aanKarel bracht weer energie, de kille en ijzige misdadenkrachtin hem terug . . . Met pennen en klompen zou hij een nieuwvlot ineentimmeren!

In de Jordaanbuurt zocht hij een kosthuis, en hij kwamterecht bij Blauwrok's „De Bloeiende KorenaAr" . Zoodrahij de Buiten-Oranjestraat doorliep, was hij in het hartjevan de Jordaan, vlak bij Burk . Een of anderen dag moesthij den schelmschen al-veroveraar tegen het lenige lijf loopen.

Toen, op een middag, hoorde hij Blauwrok zoo jolig, zonderto weten wat zij in hem aanroerde, uitroepen :- De klink op de deur . . . we binne vol . . . Mooie Karel,

de ketelbikker uit de Dwarsstraat, komp hier 'n weekiemaffe 1 . . .

Dit nieuws doorsidderde Frans . Zijn gezicht trok smal engroen van schrik. Nu klauterde hij langs de steile lijn ; drazou hij in de ijle ruimte zwaaien! Even had hij geduizelden zijn dubbelzinnigen schrik met wat dwaas woordgemompeloverstrooid.

Op straat keek hij, half ontzind van blijde ontsteltenis,een wolkenloozen avondhemel in die glansde als een on-metelijke pauwenstaart.

Daarna was alles zoo beangstigend-snel gegaan hier, inMokum: zijn heel toevallige ontmoeting met Corry, die haartrein naar Den Haag verzuimd had, en meer dan een uurmoest wachten . Hun trage, slenterende avondwandeling toenbij het viaduct ; door Greet's achterklap, de ontdekking vanKarel, dat hij, Frans Poort, Corry kende. Toen de overrom-pelende vechtpartij en daarna weer de verzoening in al haarbeklemming en nood.

Page 403: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

VIJFTIENDE HOOFDSTUK.

I .

Er waren traag maanden en maanden verloopen vaveete en moorddadige vechtpartij tusschen Mooie Karel enFrans Poort. Schoon in het drukst van den bloeienden zomer,den roezemoezigen aaltijd, een glanzend brok klaterendmarktleven, werkte Burk niet meer in de visch ; was hij niet meerin de weemlende morgenvolte van de hallen aan het koele IJ .

Karel deed eigenlijk niets clan luieren . Hij lanterfantte,hij danste, speelde, tong voor de tippelaarsters ; verbrastein doezelige zwaarte zijn laatste negotie-centen en zwaaideverachtelijk van het eene naar het andere donkere, kleinekitje op den Zeedijk. Nuchter, walgde hij van zichzelf, maarhij kon niet meer peezen. Hij wou, wou niet weten ; hij woualleen in verdooving en onder drankbedwelming rondzwerven ;niets van zijn zelf-wroeging en ellende meer napluizen . Hijschorste „se eige" .

Tegelijkertijd kreeg Frans Poort een beangstigenden invloedop Burk's verdwaasde, grillige handelingen en voornemens .Zoo wierd het ongemerkt, een verdekt hijgend kampen

van Karel met al de felle hartstochten en driften van hetmenschelijk hart ; van Frans met al de e:notie van den jaloer-schen, wrokkenden, phantastischen geest ; bij alle twee, eeneven hevig en vlijmend in het leven kerven .

Tippelaarsters : lichtekoolen . - Nitje : lo,einentje, herberg . roof-kroeg . - Peezen : hard werken . -3looie Karel

26

Page 404: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

402Ze woonden niet meer in Blauwrok's kosthuis, doch Poort

was, om zijn doel - waande hij - bij Karel to bereiken,met het minzieke, lief-koerende Duitsche himke Elsa gaansamenhokken . Deze onbekrompen daad moest door Poort opallerlei sluw-bedrieglijke manieren worden goedgepraat,om Karel's overschaduwend wantrouwen niet to prikkelen.Want met welk een bezeten en scherpe schimpwoede, metwelk een giftig bloed had Frans Poort Karel Burk indertijdniet toegeschreeuwd, dat er voor hem maar een vrouw bestonden dat hij naast Corry Scheendert nooit een andere zoukunnen noch willen bezitten; dat Corry alles en alles voorhem bleef, al was zij ook in nets van hem. Frans herinnerdezich benard, hoe geweldig-hoog hij zich tegenover Karel hadopgericht indertijd, en de snerpende verwijten waarmee hijden vechtersbaas waagde to omsingelen . Hij zag n6g dendoffen, gesmoorden schrik op Karel's hevig-bewogen gezicht,toen hij hem vertelde van Corry's minachting voor zijnroekeloos en verhit liefdespel .

Maar Karel, tot Frans' vinnige verbazing, vroeg nauwelijksmeer wat. Het leek hem volkomen onverschillig, waarommenschen om hem heen dingen deden of lieten . Hij gafnauw een seintje! Hij begreep, dat Frans in zijn slechtgeluimd-heid geen bliksem meer verdiende en toch moest bikken ;zoo goed als Rooie Gerrit of Gladde Klaas . Nou kon hij om-mers pooien van dat Duitsche mokkel, dat hij liet kofferenof op scherp peezen . . . Zijn een zorg . Peesklappers genoeg .Ze deed haar vrijerijen met vol-harigen en kaalkoppen, onderafschuw en schaamte, maar ze deed het en hij, Poort, datmenschelijke doolhof, . . . dwong . Vroeger? . . . Ja, vroeger! . . .Wat vroeger?

Een schok van krampend verdriet beefde weer door Karelheen. Er bestond toch niks meer voor hem, op de heelewereld. Alles in het leven onderging hij smartelijk als pijn,na Corry's vonnis. Hij bediste poen op partijtjes van pooiers eninbrekers en dieven, waar hij tong en harmonica speelde . . . .Kapot, er onder, . . . zoo gauw mogelijk ! . . . Daarom wrokken,

Hinike : Typisch Duitsch meisje . - Kofferen : met iemand naar bedgaan. - Op scherp peezen : prostitutie uitlokken met roof . - Pees-klappers : roofholen . - Poen bedissen: geld verdienen . -

Page 405: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

403

zuipen, zuipen en wrokken, . . . en then zwartoogigen ver-doemeling, die nou zijn niesse liet pikken . . . Nee . . . nee . .,die had zijn ongeluk niet gebracht . . . Dat was er al vdorPoort, al lang . . . al heel lang, in al wreeder kwelling .

Telkens als Poort zich wou verantwoorden en link bij-draaien, begon Karel wreed-gemeen to schateren .- Is-ie effe tof? . . . Mot je loene . . . foor soc'n misgasser . . .

soo'n scheefslager as ik? . . . Geef je geen draad sjoege! . . .Schof je . . . Geef maar lauw seintjes . . . mit 'n stootje bi jebink . . . Dat is geen schaure voor jotiw bek! . . . Ikke stapstruikelings me eige fader langs . . . oele!

En hij gierde zijn verachting al nijpender, sarcastischeruit over zichzelf en over de Duitsche lellemeid, die tippelenging op de daaien met een grandeger achter haar zwaairokken.

Ze bewoonden een paar armelijk-duistere en smalle ver-trekjes op den Nieuwendijk, vlak boven het lichtschelle roep-rumoer van twee volks-bioscopen . De Duitsche Elsa wasnog zengend verliefd op zwarten Poort en ook Frans veinsdeeen beetje teerhartigheid voor haar. Hij wierd zelfs een heelebamser . . . beweerde Gele Jans van den Dijk .

Want hij die nooit met grof vechtgeweld ,werk" wou doen,moest nu wel ,bloederig" optreden . Karel woonde bij Poortin op een vies, stikdonker vlieringhok . Nu hij geheel en alhet vischkoopers-bedrijf had losgelaten verdiende Karel ermaar wat bij, op groot lef en op uitgetergd avontuur .

Dit bracht Frans Poort in onrust en verdroeg hij nauwelijks .Zijn scherpe en snel-zich-wendende geest zon steeds op kwel-lingen en vernederingen die hij Karel kon aandoen of latenondergaan. Hij wou alderlei halve chantage-handigheden bijBurk uitlokken . Maar altijd weer stiet hij op een hevig-elemen-tair verzet, op een kernige vastheid bij Mooie Karel, tegen roof,pooierij en al soort gebeuringen . Toch wilde Poort in deomgeving van Mooie Karel blijven om zijn geheele ontredde-ring to overzien en in to grijpen als het moest, met de pakeetesaugers. Hij wou Karel steeds wat geld leenen of een ongewissommetje opdringen . Hij wou een stunteligen klaplooper van

Link : slim . - Tof: goed . - Loene : kwaadrnaken . - Misgasser :verloopene . - Met een stootje ben je bink : roof hem, niet een slagben je klaar . - 1)aaien : straatkeien . -- Grandeger: diender . -Uamser : uitgaander . - Pakeete saugers : boevenzooi . -

Page 406: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

404snel-verwelkenden Karel maken, die ook mee-at van devunze pooierij, de schande en het nog argelooze spannenvan Elsa. Maar Karel, nuchter, barstte in brandende jenever-vloeken uit.- Nee borst . . . krijg jij de kelere! . . . Ikke lus geen plat-

fisch fan 'n beschonke schippertje . . . Da nooit-en-te-nim-mer! . . . Ik hink lieferst Sekkie Neus na . . . die derig gaan ik nie!

Hij kreet en hief recht-overeind zijn geweldige knuisten,die alleen hevig beefden van bet zware drinken .

Frans suste Karel's woede, uit vrees dat de kerel niet meerbij hem zou blijven inwonen . En doodkalmpjes in schijn,verklaarde Frans :- Deis je . . . je schreeuwt als Schele Da . . . Gut . . . ik

wou je alleenig maar bijspringe . . . Kedin . . . dan niet!Karel kookte van binnen.- Soo'n schutterstuk . . . soo'n keelbijter . . . Met ik veur

jod peese op de nastoot? . . .Driftig warrelde hij zijn handen door zijn blonde haren.

Als er geen lalderij was, speelde Karel harmonica en zonghij in zijstraten en sloppen, op Nieuwendijk en Achterburg-wal; sours met zoo een stem-bezieling en zoo teeren, toch zoet-helderen klank, dat hij een born duiten inhaalde die hij dandadelijk weer onder alderlei krapuul, pooiers en platvin-roovers op den Zeedijk verbraste .

Karel vond niks meer erg of verzonken . Zonder Corrydoorleefde hij toch ieder gebeuren als smart, ramp, lijden ;zag hij zich toch gegrepen door de duistere en lichtende,vreeselijke en goddelijke hartstochten van zijn eigen liefde-haat. Want levenshater waande hij zich geworden, al door-mijmerde hij in eenzaam knagen en innerlijk hunkeren, zelfsnd nog, uren van droef geluks-verlangen . Maar zijn brandendelevens-energie die vroeger over alles wat om en met hembewoog uitgolfde, bleek gedoofd . Zijn vernietiging en mis-dadige doolgang raakten zoo bekend in de Jordaan datallerlei zielsgoeie jongens en gevoelige meiden, die alleenden Zeedijk bezochten om to dansen, hem met innig geweld

Spannen : op prostitutie uit zijn en vangen . - Sekkie iN,,u ; : oudeberuchte straatventer uit de Jordaan . - Derig : we,-, pad. -Peezenop den nastoot : chantage, roof of vuile zaakjes opknappen . - Lalderij :pretjes, drinkgelagen . - Platvin-roovers : portefeuille-roovers. --

Page 407: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

405

wilden meetroonen . Zich zoo to vergooien aan de goorstemeiden en zoo onbarmhartig to zuipen! . . . Ze huiverden . . .Stel je voor, . . . Karel Burk, die altijd wegdook onder eeneerepoort, . . . een broodje bijeenbedelen met zijn trekpiano, . . .hij die altijd voor anderen zorgde! . . . Kom, ze moesten hemmeetroonen . . . Meetroonen wilden ze hem, mee, . . . 's morgensweer naar de Tolhuispont, op garnalen ; maar het wierd haak-stuk . . . Want plots ziedend en afgrijselijk van dolle drift,begon de vuistbokser Karel zoo rauw en bezeten om zichheen to hakken dat niet een het meer waagde hem to naderenonder zijn wandaden . Burk laadde maar drank op drank,en hij sprak, afgejakkerd, geen nuchter woord meer . Ze peildentoch zijn verdriet niet! Was hij bij tijden zoo beschonkendat hij nauwelijks op zijn beenen kon voortwaggelen, danspotten de roodfluweelen jurken met hun eerst fel-bewon-derden Karel Burk ; scholden ook de Jordaansche meiden vanhet Achterklooster hem ironisch : . . . het havelooze ventje, . . .een zwerver op schaats en sleedje! En Mooie Karel, dievroeger nooit duldde dat vreemde vingers langer daneen seconde strak onder zijn neus gericht stonden, liet zichnu als een droomoor bedreigen, als een laffen schelm, en metvalsch gejoel en geschimp de danszalen uitsmakken ; waarnahij op straat zoo lang in stompzinnigheid bleef jammeren,tot hij door politie wierd opgebracht .

Karel was nu heel ,groot" geworden metal soorten gemeeneberoepsmisdadigers en sluw-loerende souteneurs-dieven vande beruchtste oude-stads-achterbuurten ; van den rossen Zee-dijk, van den hellen Nieuwendijk, van de gluiperig-bescha-duwde donkere sloppen nabij Prins Hendrikkaai, Oudekerks-plein, tusschen Voor- en Achterburgwalletjes . Hij sliep bijde breedkoppige, teringbleeke kerels en meiden op de roof-holen, at en dronk met hen op hun woonkrotten, tusschenhet zware lal-rumoer van de straat, vlak boven het harmonica-gejammer en piano-geroffel der danskroegen . Hij bleef, alszij, liggen luieren tot twee, drie uur op den middag in bed,onder trappenstank en buurtwalm, onder mal gezang van

Het wordt haakstuk: het loopt niet goed af . --

Page 408: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

406

dronkemanswijsjes. Hij slurpte daarna op den Zeedijk zijnbiertjes en als het er tusschen vechten wierd, hielp hij gulmet twee ontzettende vuisten . Want nets en niemand vreesdehij en alles durfde Mooie Karel aan. Hij passagierde 's mid-dags met de snollen, die droef-goedhartig wel al hun hebbenen houwen met hem wilden deelen . De verliefdsten haddeneen gouden-randjes-kop-en-schotel en een Marokaanschgevlochten pronkmandje . . . „fevr se bulle" . . . voor hem ge-kocht.Want ook rampzalige deelen waren dol op Karel ; op zijnrijzige lengte, op zijn zoentoet, op zijn losse, onvergelijkelijk-licht gaan-en-staan als hij niet kachel lei of in waanzinnigeheftigheids-stijging van driftbuien losbarstte . Zijn zeemans-pet, een fijn-blauw Rotterdammertje, stond hem immesmooi. Hij was zoo behendig, slank, zoo sterk en zoo eenroekelooze lefgooser. En nou hadden ze Karel voor haarliezelvers, in alle buurt-verknochtheid ; keken ze zich zot aanzijn heerlijke lampjes en zijn bijt-mooien, elpenbeen-blankentandensnoet .Guns . . . hij kon alles van ze gedaan krijgen . . . Voor hem

zouden ze zich kapot vigeleeren zonder vernedering.Maar in klare oprechtheid weigerde Karel hardnekkiglijk

alle geschenkjes en to teedere overkruivingen van zijn hart .De beleedigde meiden, met verschrikte kijkers, gesperd vanverbazing, sloegen hem haar kleeren woedend de oogen inen scholden den Jordaner dan bont en blauw, al weerde hijof met verzoenende boert, omdat het innig-aanhankelijkeen weerlooze van sommige meiden hem toch zoo diep ont-roerde . . .- Nie soo molle, doedelsakspeulsters . . . ik bin d'r ook

'n tiroolder fan de berge ! . . .En tot Geert Slenteraar, wiens kale kop met een grooten

nieuwen hoed pronkte, lachte hij, wijzend op zijn hoofddeksel :- He, . . . bij jou ook al maansferduistering?Hij haarde zichzelf een paar broodjes en hij at 's avonds

met het smonselende gajes gelijk, zoo maar uit het knuistje .Karel, opgehitst en verblind, hoorde niets anders dan het

Kachel lei : dronken was. - Gajes : yolk . -

Page 409: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

407bees'uachtig schreigebrai der lavelooze zeevaarders en hetgierend gegil en wulpsch geschreeuw der verdierlijkte pleizier-meiden.

Blauwe Beekie, een dief-inbreker die met waig en half-doorgezworen haat schimpte op alle Zeedijk-pooiers, wasnuchter, Karel's broer, en dronken, in onbeseft zelfbedrog,nog oneindig veel meer dan zijn vader.

Kromme Dries, sluw-vleiende souteneur en boef-in-alles,bleef om Burk heendraaien als zijn schaduw . De beruchtemeskerver, beroover en pooier Giljotien. uit de Nieuwe-Nieuwstraat, de bleeke, wreede boeventronie altijd in spottendgrinniken en grijnzen klaar, noemde zich Karel's peet enKarel zelf schold hij schamper, tergend, sarrend, ondergehuichelde meewarigheid : . . . een bevroren vaartje, . . . altijdgevaar van doorzakken!

Er klonk een helsch gejuich onder boeven en ruw-zuipendyolk van dans- en roofkitten, dat Mooie Karel, de geweldigeKarel Burk, de bokser, de koelbloedige lefzetter-vechtersbaas,onder hen was gaan meeleven, al behoorde hij nog niet totde roovende of pooiende bende, tot de eigenlijke signaal-blazers! Vroeger had Burk ze genadeloos gehoond en krom-geranseld, en ook voor de wanhoops-ellende der mishandeldemeiden zich kapot gevochten . Nou konden zij den dronkenzwabber en dazenden tobber Karel zelf in een Turksch kleed6mdonderen, al hielp hij de deerris nog geen kerels van-den-haak-tikken. V66r ze volk kregen, schooierde, schofte endanste hij met de hoog-gekuifde en met-roode-schildpadden-kammen-beglinsterde slop-begijnen ; en vooral een doch-ter van Rotterdamsche Na uit de Bloedstraat, met haarvioletten oogenschijn en haar bultig schurft-voorhoofd, ver-liefde zich zinneloos in Mooie Karel .

Ze hadden het bij een ieder over Karel's lichtloos weg-zinken in de modder, over zijn wreeden ondergang, en FransPoort spitste de ooren . Hij wilt dat het overal fnuikend wierdrondverteld onder de Jordaansche dansjongens en dansniesses,en dat het als een vuurtje door Willetnstraat, langs Linden-

Roofkitten : roof nuieu . - Kerels van-den-haak-tikken : kerels over--vallen. -

Page 410: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

408

gracht en door Goudsbloemdwarsstraat heenschoot . Er warenvrouwen en kerels in de Jordaan, die den Minnaar boycottenen op Karel spuwden als op een hopeloozen slechtaard. EnFrans ging na, hoe gauw in geuren en kleuren nou ook CorryScheendert Karel's vooze liefdehandel zou worden over-geklapt. Van hem . . . natuurlijk, maar ook van Burk, evenlaag en gemeen weggezakt als hi ;, al nifterden ze niet . Wantwanneer Corry bij Frans Leerlap en Nel-met-de-vogelpootzat, zou ze wat to versmiezelen krijgen van haar vuns Kafeltje ;zou ze vernemen dat het bij hem een jammerlijk verval enverrotten was tusschen de misdadige bende die hij vroegerzoo had gehaat; zou ze hooren dat haar zwierig en waaierigKareltje, van iederen weeknacht een tierenden feestnachtmaakte; dat hij als een woeste vechter-drinker, nooit freerwerkte en zich onbedwongen vergooide tusschen het vuilsteuitvaagsel van Mokum .

Frans begreep dat nu zijn wraak bezig was in to vretentot iets schrikkelijks, tot iets heel werkelijks ; dat Karel Burkuit zijn roes-verschooiering nooit meer overeind kon scharre-len ; dat de gloeiende avondlichtjes, de zachte goudtintelingen,de angstig-roode kroeggordijntjes van Zeedijk en Warrnoes-straat en Achterburgwallen hem lokten, en het wijd-om-kringende dreigdonker der oude stad, Karel verzwelgen ging ;dat dit vanzelf beteekende een-voor-altijd-gescheiden-blijvenvan Corry en Corry van Burk, den Verliefde .

Er brandde een beet-wringend en zwijgend genot in FransPoort. Hij voelde weer den duizelenden roes als bij zijn eersteinbraken en den heerlijk-beklemmenden angst bij betrappingop heeterdaad. Hij overwoog dat Karel in zijn doldriftigelosbandigheid door veel teisterender driften zou wordenopgejaagd bij de misdaad dan hij . Bij Karel was het van hetongebreidelde hart, van het hunkerende, lijfelijke wezen uit ;bij hem uit wrok, haat en wanhoop . De mooie en lief-zoet-sappige Duitsche meid Elsa, met haar verteederend kinder-gezichtje, bracht hij al met lichte macht tot een soort vanroof-ontucht. Ze onderwierp zich in schuwe bangheid en

Nifteren : moorden, dooden . -

Page 411: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

409

liefde, . . ze hing het kruis buiten de deur! Spannen voorhaar Frans, . . . Elsa gehoorzaamde, al huiverde ze voorhet broeische nest waarin ze tegenspartelde .

Sluw, scherpzinnig en koen leidde Frans haar tippelarijtjesdoor dwarsstegen en gangen waar slechts flambouwachtigeavond-schijnsels hingen, zoodat Elsa steeds uit handenvan politie bleef. Al griende Elsa nog zoo verholen-hevigen smartelijk om de schande, toch willigde ze iederen dagalles sneller in wat Zwarte Frans van haar verlangde, tusschenjool, luidruchtig gedruisch der harmonica's en scherpengeur van stinkenden jenever. Tot plots een dol verzet in haarlostierde, heel kort . Dan geleek ze een boosaardige, dweep-zieke furie. Ze gilde, raasde en vloekte tegen het dellen-leven .Ze was to zwak, to broos . . . . Soms had ze drie bloedvloeiingenper maand ; . . . ze wou niet dood of rot verzieken . . . Maar naeen uurtje smart- en leed-uitgegil, kreeg Frans weer wonder-lijke, streelende liefdemacht over haar toornig wezen ;kreunde en smeekte ze om een zoen .

Mooie Karel, die nu en dan op de Nieuwendijk-kamer,als hij zijn vlieringhok afdaalde, het huil-tumult bijwoonde,schepte onder verliederlijkte dronkenschap er een wreedbehagen in, de mooie, nu dik-geblankette en opgedirktemeid zich zoo to zien vergooien, gelijk hij ook om zijn eigenverderf van binnen gierde van helsche pret en vreeselijkeironie . Want Karel besefte nog niet dat ook deze verbinding vanFrans Poort met Elsa, op zijn vernietiging juist was aangelegd .

Toch kon Poort lief-zoetsappige en zacht-huilende Elsatot niets anders dan tot schijn-prostitutie dwingen . Hijtreiterde kalm :- Ik douw je toch nie in 'n temeije-spiese . . . Asjeblieft

geen groot bal en grien-partij . . .Ze smeekte weer teederlijk, Elsa :- Koet Frans . . . Lieber Frans . . . Koet . . . Koet! . . .

Aber . .. Aber . . .Ieder keer als zij een man, die vlamde op het niesse, mee-

lokte naar een Zeedijk-kamer of naar een donker achterkrot

Spannen : uilzien en vangen . - Temeije-spiese : bordeel . -Vlaui-men op een niesse : verzot zijn op een meid . --

Page 412: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

410

op een Burgwal, dan moest zoo een vent haar een geelvelletje of een joet vooruitbetalen . Geen twee minuten later,nauwelijks half-ontkleed, rekende ze al op een vrijzetter,zoodat ze nooit prooi van wellustkerels kon worden .Dan stormde Frans met geweldig poeha de klapper in enschreeuwde in quasi-dreigende woede den broger toe :- Hee . . . wat wou jij, ouwe wammer, van m'n wijf? . . .

Wil jij je vuile oliejas wel wegwerke, leeleke vetklep . . . D'ruit . . . pleite . . . of ik smak je munt, smeerlapl . . .

Alleen al om schandaal to ontglippen, rende de heimelijkegenotsheld in dollen schrik de trap af. Ontmoette Frans eronverzettelijke kerels onder, dan viel hij met hevige krachtop ze neer en sloeg ze in een wild gedrang bont en blauw .

Zoo had Elsa wel de knaken binnen, maar niet noodig zichto laten besjoegenen .Zoolang Frans in zulk wreed spel Karel Burk later

verstrikken kon, beviel hem de vrijzetterij. Want hij waseen beetje gaan houden van de weerlooze en zoet-aanhanke-lijke, murmelende Elsa, het bleeke bloempje. Zij was geenschunnige Zeedijk-meid die op de keien kon schrooien ;geen deern die haar lichaam zoo maar liet schenden onderde platte pen, door wulpsche zwijnen belaagd . Dat zagFrans Poort wel, hij die in een soort van wroegings-spijtvaag besefte wit hij in de mooie meid vernietigde ; hij diezelf zonder eenige belustheid, als vrijzetter-souteneur ver-scheen; die kromp van scheurende smart bij de gedachteaan Corry; Corry die alleen nog maar angstig bestond, . . .voor zoover ze weer eens tot Karel, en Karel tot haar konterugkeeren . . . Dat hij voor Elsa moest heibel maken, vechtenen haar bevrijden van ,volk", och, dat was een kleinigheidwaar de schranderen nooit sjoege van kregen. Maar dattot nu toe Karel Burk als een steenen Roeland in zijn eigen-gerechtigde branie, steeds weigerde to roeien van alles watdonzige Elsa de blanke jatjes ingestopt kreeg, dat leek hemveel vreeselijker ; beklemde hem, om den tergenden twijfel .Want om het breken van Burk's fierheid, om zijn neerhaling

Geel velletje : bankje van vijf-en-twintig . - Joet : tien gulden. -Vrijzetten : bekende true bij souteneurs, die hun vrouwen willensparen en toch verdienen . - Klapper: kamer - Broger : man . -Pleite : uit mijn oogen. - Munt smakken : neerslaan. - Knaken : rijks-daalders. - Besjoegenen : verliefd behandelen . - Schrooien: hardwerken. - Onder de platte pen : op straat . - Schranderen : politie . -Roeien : eten . - Jatten : handen. -

Page 413: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

PIwas het Frans alleen to doen . En die, in zijn heet mannen-egoisme, zei toch altijd : een mooie vrouw liefhebben wasnooit zonde!

De pooiers, de misdadigers, de Jordaansche dansjongensop spijkerlaarzen en de glundere rokkenzwaaisters van denZeedijk, moesten in al grooter kring allemaal weten, datKarel Burk at van Elsa's schande en van zijn dartele liefjes . .Dat wierd nu bekend naar de vier windstreken!

Karel, van den eenen op den anderen dag in de lorem,bleef uitschaterend-dol of doodstar-onverschillig voor alles water met hem en de andere lijndraaiers gebeurde . Wat had hij,grauwe pot, met al die stoofpannen to maken? Oele! . . .Glad op de Tesselschekaai als het ijzelt! . . . Wat jij? . . .Hij handelde dwaas en groezelig, en hij deed gulzig of traagal wat hem voor de schenen wierd gesmakt . Desnoodszou hij met de poppenkast gaan staan op den Dam. EenJan-Klaassen-Bochel kon hij zich makkelijk en zonder brand-gevaar den rug opfrutselen ; een rooden neus had hij al vanhet zuipen. Een trompetterspak lapte Mie Kuil kedin voorhem saam en scheld-Katrijns konden er wel tien door hetroodgeruite katoen van de speelkast heenspringen .

Mooie Karel grinnikte gelijk Snikhals dronken tegen aliesop, wreed-dorn, in een tragische verschrompeling van heelzijn wezen, en hij zong rauw-schor en beverig-heesch dathij in het gebouw „Tot Heil des Volks" in de Willemstraatgeboren was met zijn naam op den rug geplakt! Soms, in eenplotselinge, krankzinnige woede-vlaag, vreemd vergroeiend,sprong het stopsel van het spongat, vocht of bokste hij allesomver wat hem in den weg trad ; wat opdook uit d'armelijkesteegbuurten, uit de krioelende sloppen en vunze krotten .

De gemeen-rumoerige Zeedijk met zijn loeiende jammer-muziek vooral, bleef Karel's somber lusthol . De ,BYauwe-oogen-herberg" zelfs liet hij niet ongemoeid . De verwilderdepretmeiden met haar wijnkleurige, helgroene of hemels-blauwe rokken, blouses en schelle overgooiers, dansten zichhalfdood met Burk, . .- een stuk fijnheid van een kerel, die

In de lorem : dronken . -- B1auwe-oogen-herberg : zeer beruchteZeedWjk-Lapperij . -

Page 414: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

412

nooit een strik om den buidel droeg en voor alle honger-kindertjes wat gibbesde . Zelfs in zijn dronkenschap danstede Willemstrater nog cierlijker en lichter dan de nuchterstenuchterling . Karel vergooide zich aan berekende snollenen iederen dag zonk hij dieper, al dieper de modder in. Soms,als hij eenige oogenblikken tot stramme bezinning geraakte,wierd hij zich wel bewust van zijn ellende en zijn walmendverval in de hachelijkste buurt van Mokum ; voelde hij ookwel scherper de dreigende macht, die de donkere FransPoort met zijn booze inborst, op hem had gekregen ; maardan dadelijk gierde hij schel en in razernij uit : . . . Goed,hij, waaghals, hing nou eenmaal tusschen kar en slee . . .Wat zou het? Moest hij zich nou zelf nog op zijn nagels kloppenuit kif? Wat deerde hem eigenlijk al dat gezanik, al dathoenderen-gefladder om hem heen? ,Stad Liverpool" of,,Stad Hamburg" . . . „De Vier Matrozen" of „De GeleBallon", . . . het bleef hem al eenderlei . . . de bladeren dwarrel-den overal in den herfst 1 . . . Hij had ommers zijn vloekvonnisvan Corry thuisgekregen! Frans had het hem overgebrachtin bange klem, woord voor woord, met klare oogen, . . . endie duivels-sirool lokte geen hondjes met blauwe staartjesen fokte geen bedompte kleuters . In Corry's vonnis lag zijnverdoeming! Hij kende immers Corry's spotschimp, Corry'sonvermurwbaarheid ; haar harden, wreeden, ontzettendentrots! Hij kende immers haar genadelooze en onverzoenlijkenatuur van vroeger nog heel goed. Hij had zich nou eenmaalzoo laag en verachtelijk tegenover haar misdragen, zooberooid als een verluisde zwerver . . . oele! . . .viel niks meerto veranderen; nou mocht hij weer peper gaan halen, . . . opnieuwe wegen . . . Nou had hij zijn vonnis thuis gekregen!Zij wou hem, lachenden uitdager en ruwen klant, nooit ennimmer meer zien! Zijn geweten was rekkelijk! Och, och,in het fijnste laken school de grofste plooi van bedrog!Corry was zoo erg veranderd, hadden ze hem allemaal, alle-maal zalvend voorgehouden . . . Och, och, die Goudsblom, . . .die vroeger in hoogzomer, zoo open-wellustig bloeide als

Gibbesen : bijten ; hier : bij elkaar happen . - Sirool : kerel. - Be-dompte kleuters : valsehe leugentjes . -

Page 415: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

413

een late tulp! Ze leek nu heusch gedoopt als een klok! SlechtsFrans Poort gromde er kil-ontgoochelend tegenin :- Larie Burk . . . Ze binne geschiftl . . . Corry heb je

heel gemeen behandeld, . . . ze blijft eeuwig wrokken! . . .En in zijn zielsnijpende zondaars-angsten zag Karel alleen

maar, behalve in het woest gebruik van zijn athleten-knuisten,in den drank, in den chagrijnigen jeneverroes en in descheemrige half-bewustloosheid, in de heete en spee1schebeneveling, een soort van droeve uitkomst .

Frans Poort begon Karel Burk langzamerhand toe to spre-ken zooals hij het vroeger Daan Blikkie en Harmen Huisingahad gedaan ; grimmig, grommend . Dat gong zoo waar eentoontje to hoog, al dat broeierige gejeremieer, . . . mopperdeKarel stug . . . Dat toegemetsel van zijn wezen duldde hijniet langer! . . . Voor geen half meiertje!

I I .

Op een laten, druilerigen herfst-noen, hokten zij weerbij elkaar in een leege danskroeg van den nog slaperigenZeedijk. Schoon niet eerder geopend voor het publiek danacht uur, tapte Linke Teun, of zijn knecht, de geheimeklantjes al voor zes, in het halfdonker .

Mooie Karel had then dag niet veel gedronken . Hij zatdoodstil voor zich uit to staren naar het zacht op-en-neer-waaiende roe-gordijn, en telkens ging er een rilling door zijnuitgeteerd lichaam. Hij zoop slechts en at nauwelijks. Deuitgemagerde kaken beefden alsof hij gloeikoorts had, ende scherppuntige jukbeenderen staken zijn ingeslonkenwangen uit.

Frans, onder het smakkend opsteken van een pijp, hadhem juist bedreigd en zatlap gescholden ; had ruw van hemgeeischt dat hij ook moest aanpakken en niet langer zorgelooskroegebaas zou spelen. Poort sprak plots fluisterend overroof-op-de-gondelbajes, zonder nijf in de klavieren ; over

Half rneiertje : vijftig gulden . - Gondelbajes : bordeelen. - Nijfin de klavieren : mes in de handen . -

Page 416: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

414

chantage en muntslaan, en slanke Elsa met het smal-bleekekindergezichtje, killetjes in haar opgedirkt rose jurkje, zaterbij to huiveren van ontroering en vrees omdat ze bemerktehoe de nijd Frans ziek vrat.- WA mojje fan me? . . . vroeg Karel, verbeten-kalm.- Ik? . . . antwoordde Frans koel . . . Dat je anpakt . . .

betoeft . . . Nou voer je geen flikker uit . . . je doet niks alsbense . . . bense! . . .- Freet ik jou poen, in me arremoei? . . .- Nog niet . . .- Kin . . . Nooit nie, abele baas . . . al trek je 'n bakkes

as de Schreierstaure . . . en al krijg ik 'n blikke kont!Burk kreet en Frans temperde zijn woede met wuifgebaren .Mooie Karel zag er jammerlijk-vial uit tusschen de grof-

glimmende, geschilderde muurtafreelen van de schemeren-de danskroeg. Onder zijn half-gesmoord en half-opstuwenddrift-spreken scheen hij flog bleeker, groener en uit-gemagerder dan hij al was. Telkens na het minachtelijkopjagen van Frans, begon het even helder in Karel's kop toprikken en op to vlammen . Kom, hij liet zich niet langerdoor den neus boren. Wat verlangde die troebele zwammertoch van hem en met welk recht? Wat voelde hij voor dienberoerden gluiperigen bajesvent met zijn apenbloed, diehuichelde alsof hij zoo ijskoud het Diaken-Weeshuis uit-stapte? Was het nou werkelijk een beetje benauwdheid?Waarom stormde die krabbedaaier zoo woest zijn levendoor? . . . Ajakkie . . . jakkie . . . Voelde hij nou weer wat hijvroeger onderging, een soort van vagen angst voor dieneigendunkelijken kerel en een soort van afschuw voor zijnonmenschelijke kilheid?

Karel hoorde telkens weer die wonderlijk-gedempte onder-stem en ook het sluiperig gekronkel in al zijn koude, strakke,schijn-bedeesde woorden die toch zoo giftig prikten ; woordenwaarmee Frans hem altijd probeerde weerloos to maken inspraak en tegendaad . Nou, op het moment, ontdekte Karelook weer ineen die diepe, hondsche groeven bij zijn geniepige

Muntslaan : bewusteloos slaan tegen de slapen.- Betoeft : flink, rijk,goed afkomen . Bedoeld wordt : betoegd, verbastering van het He-breeuwsch . - Bensen : zuipen . - Poen : geld . - Kin: juist . -

Page 417: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

415

mondhoeken en het valsche terglicht in zijn zwarte, koel-heet-gemeene oogen. Hij zou op hem kunnen springen om to dobbe-ren, tot die gooser weer voor een week rantsoen had. Oele l . . .Waar was toch zijn beetje jool en vreugde gebleven van toen hijnog vlak onder het mos van de Noorderkerk rondscharrelde?God nee . . . nee . . . hij zag in een belle stemming weer het slui-perige en gluiperige en het op-de-loer-liggen van Poort, datschijnbaar-neergebogene, dat zich toch plotseling zoo schrik-kelijk en duivelsch kon oprichten in haat en zacht-spuwendewoede. Och, Karel's oude schoenen wisten bet wel hoe die leu-genziel eigenlijk in elkaar zat, . . . maar wacht, hij zou zich weerherwinnen al hield hij geen flok meer aan zijn bast . Wacht,hij hoorde de stoomfluit en de bel van den Afslag weer inzijn ooren klinken . Hij moest weer in de visch, 's morgensvroeg aan het wijde IJ, bij het zoele geglinster van wateren ochtendhemel ! Die Poort overweldigde hem; zat to nauwop zijn strot . . . Als je den duivel in de kerk toeliet kroop hijmeteen op het altaar, . . . oele !

Karel rilde. Hij leek Frans zoowaar een beetje to schieten .Die kwijlebabbel hurkte altijd maar onder winddekking!

Ook Frans zat stug-nijdig voor zich uit to kijken . Hijbegon to vreezen, dat in Karel argwaan ontrimpelde . Goeiehemel, daar moest hij voor oppassen, want dart was ineenalles verloren . Hij moest sluw mengeleeren, het kromrne door hetrechte! Burk moest in Frans' woorden en bemoeiingen diepen wrokvast blijven gelooven als aan een hevige waarachtig-heid. Hij moest gif zorgen dat Mooie Karel geen uitwegmeer zou zien tusschen het Zeedijk-geteisem en hij moestzijn stille macht op den Jordaner voelen stijgen .

Weer begon hij Mooie Karel mild voor to houden, dat hijniet eens meer lood had voor een dolmspiese en dat hij vanniemand beter to bedelen had dan van hem .- Kedin . .. ik kijk uit me mouw . . . kedin . . . da seg je

nie veur de jen! . . . Ik la me eige uitluchte! . . . gromde Karelverslagen, toch bits .

En hij dronk in een keil zijn hoog-ingeschonken borrel leeg .

Dubberen : vechten. - Flok: hemd . -- Schieten : doorzien. -Kwijlebabbel : naarling. - Gif : sluw. - Geteisern : gemeen volkje . -Lood : geld . -- Dolmspiese : slaanstee . - Bedelen : leenen . -- Jen :gray . -

Page 418: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

416

Karel, ondanks zijn dronken gedachten-warreling, begreepzelf dat hij zicii poen moest verzorgen ; dat het zoo niet langerblijven kon in zijn vuns-grauwe verwaarloozing van lijfen lendenen .

Maar toch weigerde hij van Frans alles, wanneer het uit dehebberige pootjes van Elsa kwam . Dat kon hij niet van zijneigen verkrijgen . . . nee . . . dan brak zijn streng voor goed!

Met kittelende scherts, met ongeluk-voorspellenden ernsthield Frans in-barmhartig aan, en ook Elsa smeekte liefjesplots mee, afgericht en met de oogen opgejaagd door Poort,dat Karel leenen moest, anders wierd hij een luizenberg!Hij k3n het toch zoo gauw mogelijk terug-besollemen ; meteen duivenplatfoksel . . . met een bokspartij . . . met eendansnacht-verdienste, als hij even maar een lijntje spande . . .

Doortrapt, listigjes, vervlocht Frans eigen belangen, Elsa'sbelangen en die van Karel door elkaar, met veel geveinsdehartelijkheid en bange ontdaanheids-deelneming in zijnvreemd-zachte onderstem. Het wierd zoo noel en geurig inde lucht, . . . ze kionken en Frans bestelde al meer . En Karelzoog whiskey en jenever in, bijtend-brandend op de heet-gulzige tong .

Burk raakte rebelsch. Er gromde opstand in zijn wroetendberouw. Hij bleef opgewonden en onverwachts weer staardehij voor zich uit en begon kniezerig to grommen . Hij jammerdeheel even en hij wou wat zeggen over Corry . Maar er kropteiets diks in zijn keel; zijn dronkemansverdriet kon er nietuit. Verlegen stotterde Karel :- Ikke . . . skaam . . . me . . me ei . .ge . . . rot!- Zoo .- Ikke . . . mot me . . . late opneme . . . in . . . 't Karthuiser-

hoffie . . . as . . . as frijwillig pomper . . .Toch begreep Frans hem en Karel voelde zich weer

huilerig geroerd door Poort's goedheid . Met trillende stemerkende Karel dat alleen Frans hem snoof en alle rauweellende en verdriet met hem meeleefde.

Er moest ook een nieuwe harmonica voor de nachthuizen

Besollernen : betalen . -

Page 419: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

417

wezen. Die zou Frans voor Karel koopen, bij dien leutigenbaas achter de Koepelkerk, op afbetaling ; een geklofte wittemet zilverbeslag. Dan zouden ze allemaal hun zaakjes saamkunnen drijven; Elsa kon ophouden to tippelen op de daaien ;gingen ze gekloft samen peezen, die zus, die zoo! . . .

Karel lachte mild-onnoozel van dronkemansgeluk . En plotsgloeide er een razernij van nieuwe kracht en energie in zijnknuisten .- Me lol versuurt me nie meer in me maag . . . hikte hij . . .

Nou kom ik mit de heele schutterij-kepel op theefesite . . .en gaan ik mit de jonges fissche in 'n bakkie na Abcou! . . .Al zijn argwaan tegenover Frans zonk weer in het niet, alhitste Mien Kabeltouw van Jan Tor, den pooier uit Num-mertje Vierhonderd drie-en-vijftig, hem's avonds stiekem op,dat hij dien zwarten duivel Poort geen haartje moest vertrouwen . . .Een natten klap op haar neut verdiende ze, voor haar

bek-laster!Toch lei eeuwig hetzelfde verschrikkelijke in Mooie Karel

to woelen en to martelen : . . . het vonnis van Corry . En somssloeg hem een stuipend, wrang verdriet naar zijn verhittenkop, alsof hij stapelgek ging worden . Hier, schuin aanden overkant, had hij Corry geranseld en omvergetrapt,in „De Gele Ballon", turschen rookwalm en geroezemoes,vlak bij het buffetje . . . Allejezus, het begun weer, dat ver-leden, dat vreeselijke, vervloekte verleden, dat martelendeverleden met zijn kwade macht! En nou was hijzelf eengezonkene, een wrak, een zwerver, die met alles in het levenhad afgedaan. Voor welke dingen zou hij nog kommernishebben? Alles was maar muggengezoem en er viel niks meerto miggelen ! Natuurlijk had Corry al lang van de opgesmukteJordaners gehoord, wat een gemeene kerel, wat een stuk uit-vaagsel, hoe onuitroeibaar-laag hij geworden was, gebetenvan alle zondige hartstochten . Nou kon ze eerst met rechtwalgen van zoo een gezonkene, zoo een miskaf, die altijd inhet onzekere en lichtvaardige rondzwalkte .

Daaien : straatsteenen. - Miggelen : lachen. - Miskaf : vervallenschooier. -Mooie Karel

27

Page 420: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

418

Plots gaf Karel dit verachtingsgevoel een duivelsch-tartendevreugde en hij schaterde zenuwachtig-schel en hikkend naaPoort en Elsa toe, dat hij nou zonder die fijne floddermeiduit Den Haag to spreken, haar toch op een afstand kon pestenen kwellen zoo lang hij wou . Ze mocht weer ,kommeanpronke" op den kruissprong : Jordaan en Zeedijk, met haar,,geweten" en haar ,eer" uit de belt opgeraapt .

Me Kuil kwam in, een lange, brutaal-rondkijkende, oranje-achtig-opgeverfde snol, in kniekorten rok van puntige slipjesbijeen-gewaaierd . Naast haar liep kruiperig mee een oude,gerimpelde en vervuilde prostituee, de rood-wollen kapschuin over het hoofd geknoopt . Karel sprong wild over-eind en schreeuwde opgewonden :- Hier Me . . . Me . . . hier . . . hier 1Vlie! . . . Nie sloffe

en schuifele in 't donker . . . hier, . . . lik mee mit de merwiggersuit de Luthersche Kerk! . . .

Stormig bestelde Karel „bier mit" voor Me en een Voor-burgie voor zichzelf .- Gekloft! . . . 'n Soete fladderik staan deftig . . . en tug

wor je d'r dronke fan . . .En weer joolde hij naar Me .- Ka 'k je diene mit 'n kenariepietkoekie? ., . Hee

stappert . . joti auk? . . . Of . . . of fisch je op gebakke botjes?. . .In zijn dronkenschap betaalde hij den vethalzigen, dik-

buikigen kastelein dadelijk nit een hulpeloos-gekuilde hand,vol pas bij Frans ,geleend" kleingeld .

Blauwe Beekie, Doodskop, met vaalbleeke tronie en hetzwart-stoppelige haar tot vlak op de oogbrauwen gegroeid,en Dubbelzes, - nasluip-souteneurs, rumoerige vechters-verzuipers en beroovers, - verschenen onverwachts op dendrempel, als grauw-gevlerkte vogels in het late schemer-licht. Ook hen schreeuwde Karel toe :- Hier jonges . . . hei Doodskop . . . loek hier . . . hier! . . .

Jij auk Dubbelses . . . Hier plakke Karel en Frans . . . AsMeneertje jullie roept en hij seit : gane jullie effe sitte . . .nou, dan laat-ie jullie ja tien jaar sitte! . . . Bij bns ke-je daalekMerwiggers : zuipers, schransers, zwervers . - Bier met: bier met

suiker . - Fladderik : mengsel jenever met elixter. - Stappert : uitgaan-der . - Verzuipers : die slachtoffers, bij verzet, in bet water tjompen . -Loek : kijk, - Meneertje : Rechter van Justitie. -

Page 421: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

419

weer de kuite strekke! . . . Of 'n kaartje legge . . . Wuiliewone ommers in de gesjochte bocht fan de Keisersgracht!

Ruchtig bestelde Karel drank voor de schavuiten en weerbetaalde hij onmiddellijk uit zijn bevende handholte, zenuw-achtig overal been kleingeld morsend. Terwijl hij in wanhoopkeek naar het vallen van het geld liet hij nog meer vallen .

Er kwam zulk een schamele, innig-hulpbehoevendekinderlijkheid in heel zijn houding, zulk een tragische,angstige, verlegen schuwheid en zachtheid in zijn verstrooiddoen, dat Elsa, die Mooie Karel zoo knap en zoo forsch hadgekend, rilde van ontroering . Frans snapte haar in haar spon-taan meewarig kijken . Hij was woedend en trapte Elsa zoogiftig op de teenen dat ze even een gesmoorden gil uitstootte !

Er kwam al meer nobelgajes, luierende en halfgekleedeZeedijk-apachen bijeen, en Karel speelde gul en overrompe-lend, den zwalkenden gastheer onder de misdadigers-bent .- Mo je 'n bak slobber of 'n bak fegif uit 't tinne kom-

metje? . . . vroeg hij grinnikend schor-hoestenden Vuurvogelen loos-loerenden Ritsige Arend, twee beruchte chanteurs,inbrekers en vrouwenbeulen .

Toen Mooie Karel niets meer had, begon zijn beefhandnaar Frans toe to schuiven .- Nou Frans, . . .nou . . . nou kom ikke eerlijk wa

bedele . . . Nou bi 'k sjikker . . . Ikke swalk . . . swalk . . . fanIj na Blauw-Hoofd . .. maar . . . 't is faur geen geslage schaure. . .wa jij kwak? . . . WA jij schele eilie? . . .

Telkens na zelfbespotting en na luidruchtige pret engekrijt rondom van meiden en kerels, dook Karel in ;zat hij doodstil en ontzonken aan alle gerucht, zachtdroefto mijmeren op zijn stoel . Een triest restje ridderlijkheid,opgewektheid en levenslust was er nog maar in hem over-gebleven uit den zwijmelenden tijd van zijn eerste liefde-geluk. Mooie Karel herkende zich nauwelijks in zijn eigenschooierige, stinkende kleeren, in zijn ontreddering en ver-beestelijking. Hij voelde zich nog gemeener en misdadiger dande smerigste boef met wien hij hier zoo nederig-goedhartig

Geslagen schaure : gestolen goed . - Kwak: een vrouw die zich voorwat eetwaren laat onteeren. - Eilie : dito . -

Page 422: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

420

omging. Toch . . . alle zelfverteedering sneed Karel rauw zijnwezen uit. Hij wou van zijn vernietiging, van zijn wisselendewanhoop en onrust, niemand iets laten zien ; althans geenbewustwording van eigen ondergang in hemzelf latenmerken. Daar zat hij nu weer tusschen de pronkende dellenen de gokkende zuip-kerels .

Mie Kuil, die een zware sigaar lurkte en met befloersteoogen keek, schreeuwde Karel schunnigheden toe, waaromde oudestraatdel naast haar vleierig lachte met opgekrulde neus-vleugels. Mie kon Karel wel uitschel den zoo fijn vond ze hem .- Bekatter jij je knul . . . nie mijn . . . weerde Burk schert-

send af . . . Ik kom nie fan Waterfeen en draag geen blauwekousebande . . .

Het sloeg zeven uur . Het danskroegenlicht was ontploft ende zieke schemer vluchtte traag naar halfduistere hoeken .Zingende torens klonken t'allenkant de straat door, in

de donkerende stad . De boeventronies doken vaal en bleek,scherp en wreed-strak op in het schelle lampschijnsel. Alcohol-reuk zoog wrang door de gelagzaal . Rooie Aal in haar citroen-zijden korte-mouwtjes-blouse, begon schijnboertig Karel's zak-ken to leegen . Ka Giljotien zoende hem, om Rooie Aal to,,be-dekken", de lippen droog . Burk walgde, walgde van al hetliederlijk vrouwgespuis. Maar hij lachte grinnikend-zat en hijschreeuwde terug, dolle opgewonden schimpwoorden, en hijdronk, dronk ontoombaar.

Hier, op den beruchten roof-Zeedijk, bedwelmde MooieKarel zich weer in een vreemde stelligheid van wil, aan hetheet-verdorvene. Hij snoof fel-gulzig den scherp-zoeten ensnijdenden prikkelgeur van den alcohol. Hij snoof devermengelde geuren van bier, cognac, jenever . . . Hij haptewalm en zwaren smook van pijpen en sigaren . En het ver-doovende geroezemoes van de lage, schel-opgloeiende dans-holen en kitten, 's avonds laat, . . . hij ging er altijd weereven wrang in teloor . Karel bedwelmde zich aan de zwoelelichaamslucht der mimosa-achtig-riekende vrouwen en hijsnikte met hun wee en schaterde met hun schrijnende jool .

Bekatter : beschuldig. -

Page 423: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

421

Plots rees Karel overeind. Hij waggelde zacht, maar inzijn lichte oogen gloeide een fonkelvuur, het verlangen naareen roekelooze moedsdaad . Over het gelal en gebral der hoog-gekapte lichtekooien en souteneurs heen, toetste hij evenden ouden heerlijken klank van zijn stem in een berucht,sentimenteel Zeedijk-lied . Onverwachts greep hij naar deharmonica op de piano, stootte den riem om zijn nek enzette hij in, met opgeheven borst : ,Apachen-dwang" .Mie Kuil, hoog en woest, sprong achter hem en zong

rauw, hard, de coupletten van de antwoordende ,Slet".Karel, plots stoer, dreigde met zijn glanzend-vol natuur-

geluid ::Mar wa-je-doet, da ka mijn niks schele,Die platfink mot je foor mijn stele . . .

In bevenden zwijmel smeekte Mie Kuil :Ik kan 't nie doen, och, luister toch effe . . .

Karel bleef zingen, terwiji soms zijn stem een oogenblik heeschto scheuren scheen in een wilde hartstocht-brulling . Zijn :

Sla je slag, meid!klonk als een geweldig bevel, dat bet smeeken van de ,Slet" :

Lowie, mot ik de bajes ingaan?droef afweerde en zinnen-bedwelmend overheerschte.

Elsa, de Duitsche, zat bevend en ingehouden to snikken ophaar stoel en al de gasten luisterden naar Karel's weeken,ver-uitzwevenden zang als naar een bel-canto-opera-tenoor .Zij huiverden en het oude ontzag voor den almachtigenJordaanknaap, die nu in cynische en tartende kracht zijnminachtend woord uitslingerde, kwam weer opleven in hunmidden. Kromme Dries kuchte van aandoening, en BlauweBeekie loerde naar Doodskop en Doodskop naar hem, zondereen kik to kunnen geven . Want ook zij, apachen, droegenjuist de faam van gruwelijke vrouwen-mishandelaars .

Alleen Frans, die nauwelijks iets had gedronken, keek stugen hevig-ontstemd naar den vloer .Platvink : portefeuille . --

Page 424: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

422

Want wel tong Karel d'apache-rol mooi, - muziek greepen schokte Frans nog altijd hevig, - maar hier, in hetleven, waren de snollen hem allemaal den baas; dorst hijgeen woord to bevelen .

Mooie Karel was weer op zijn stoel teruggezonken, en hijlachte en bromde telkens in zichzelf iets van : . . . een stemas . . . as eksteroogesalf!

Nergens anders dan hier, op den Zeedijk, hoorde hij, . . .in het duistere licht, in het lichte duister, tusschen al dievreemde, gemartelde klaag- en jammerstemmen, tusschenhet woede-geschrei en gelal van dronken vrouwen. Hijhoorde bij het grauw, het gezonkene en het melancholische ;hij hoorde bij de droeve, klaterende nachtfeestelijkheid vanhet rooven, bij het laaiende licht en bij het hoereeren .Voor hemwas er alleen avontuurlijk gevaar, gevecht en snerpend agenten-alarm. Geheel zooals vroeger, voor dat hij Corry wist liefto hebben, voelde hij ook nu weer al het zoete, vliimende,wreede, lokkende, zwijmel-zinnelijke en rauwe gewelds-genotvan deze schrikkelijke pleizierbuurt, met haar muskus-stankdieren . Weer net als vroeger zag hij de hartstochtenzich uitvreten op de bakkesen der lonkende deerns ; zag hijhet beestelijke genot hel vlammen in hun vreeselijke, gele zwelg-oogen. Ook nu weer doorleefde Karel het gevaar, de bedwel-ming, de verwilderde overgave, het vreemde, tooneelachtigeen snel-wisselende van al het gebeuren op den Zeedijk . Ooknu weer doorhuiverde hem het mistroostige gezang, hetsmartelijk vergaan van alle rust en geluk in deze ontzindeschepselen. Dat kermisachtige, valsche vermaak, dat loeiendgeraas en getier van gramophoons dooreen, van verbijsterendevolkswijsjes ; dat dreigen van krakeel, dat verre moordgeruchtbij vechtenden, achter roode gordijnen in de diepte derkroegen, in stikduistere portaaltjes en steeg-snijdingen, . . .het greep Karel, verward, beangstigend; sloeg hem altijdmet dezelfde overspannings-wanhoop; liet iets in hem uit-smeeken, uitwrokken, uitgieren van eigen vernietiging, enhoe schrijnender dit helleleven van alleen dierlijk instinct

Page 425: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

423losbrak en in zijn binnenste inscheurde, hoe wranger zijnberouw bloedde door zijn hunkerende ziel heen, naar hoeheerlijk het had ktinnen zijn .

Karel bedwelmde zich op den Zeedijk aan alles ; aan denvreemden dans van het gele gas, aan het schelle electrischegloeilicht, aan het dronken pianogeroffel, aan het jammer-geraas der harmonica's en het heesche ruischen van fluiten ;aan de daemonische jool na twaalf uur, als de drank dolgistte en giftigde in hoofden en handen ; de pleiziermeiden,roovers en souteneurs, bij zwervende vrijertjes en zinnelijk-belusten, alle fatsoen deden springen .

Mooie Karel was het zich weer diep bewust gewordenhier, in die duister-zwoele, schuwe moordbuurt met al haarbeschaduwde gangen en sloppen en roofknippen, hoorde hij .Neen, hij had geen week meelij meer met bet dellenleven,zooals vroeger. Toen smeulde in Karel nog het heimwee ;leefde hij zelf in vrees voor de stormende bewegingen vanzijn eigen twijfelingen. Nu ademde hij geheel met en tusschende misdadigersbenden in . Hij vond ze wel afgrijselijk, delichtekooien, hun leven doorhuiverd van rauwe driften enalles-ziekelijk-aanvretende hartstochten, maar hij bezag tochde gansche buurt anders . Voor hun kerels hadden ze groote,zelfopofferende liefde-koesteringen . Hij zag het nu zelf,hoe die meiden goed waren, hoe beschamend-eerlijk wanneerze maar een beetje gehechtheid, een schuw beetje zachtegenegenheid voelden . Want hun tragische hunkering naarwat lieftalligs deed ze nimmer de walgelijkheid van het bedrijfbeseffen. Zij voelden hun gemeenheid niet meer als gemeen ;dat was het vreeselijke!Karelrooknu op de roofklappers denvreemdenonheils-lucht

van de misdaad. Alles was met der kerel's booze adems door-drenkt. Hij huiverde ervan! Het greep hem veel dieper aandan hij zichzelf durfde bekennen . Alles van hun dreigen enschertsen wroette zoo lang na in zijn gebroken geest en over-mande hem soms geheel. Ja, hij behoorde op het Kolkje,onder d en roodbloedenden sluipschijn van herbergen-gordijn-

Page 426: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

424tjes en nabij het gelok van groene kroeghorren . Hij hoorde bijde geheimzinnige transparanten van zeemans-logementjes entusschen zwervers van het allerlaagste allooi . Hij hoorde in thennauwen warrel van kronkelsloppen, waar telkens het mes kitopflikkerde onder lantaarnschijn ; snijdend gegil en doods-gereutel verklonken in de duistere stilte .

Karel hoorde bij al die roovers en roofsters, bij al hetschimmelige ratgrauw van stegen, sloppen en burgwalletjes .Hij hoorde bij het valuwrood van lok-bovenwoninkjes opde wrakke grachtjes, waar rottende uitwerpselen op brakspoelsel wegdreven. Hij was niets meer dan de kwartjes-vinders, dan de meisjes-exploiteerders, dan souteneurs,roofvechters, dieven, inbrekers en messtekers . Hij was nietsmeer dan de Zeedijk-mareesemers en het gespuis van heeldonker Amsterdam . Versliegeraars en jatters, melukpeesers enchanteurs, vroegen hem opgewonden oni raad, om hulp,hem, de ijzeren vuist. Hij behoorde wel niet tot de benden,maar hij dronk en leefde toch met ze en doorgrondde lang-zamerhand al hun beroeps-geheinlen . Hij stond op het randje,. . . dat zei hij zichzelf honderdmaal per dag . Waar was de oude,onbenevelde Karel Burk? Nu zag hij dag en nacht de tippel-meiden door hun schooierige wreedaards zoo afgrijselijkafranselen met stokken, met kabels en gespij kerde losse zolen,en geen aasje opbruisend verzet meer in zijn slappe body! . . .Het kon hem niks meer bommen, al die deerns en jatmousersbij mekaar . Hij liet maar waaien! Wat was hij zelf voor een ont-zinde bietser, in stukken gescheurd door eigen ellende 1 Hijzwierf op den Zeedijk, en het diepst-gezonken gespuis kroop enflikflooide orn hem heen ; gespuis dat hij vroeger in de goatvan zich had weggetrapt . In een snort van wezenloosheid,door hevig verdriet afgestompt en verdoft, liet hij zich ringel-ooren, en de boeven beloerden zijn verliederlijking en vatmet wraakgenot op de gluiperige gezichten .

Een ding was er nog voor Mooie Karel gebleven . . . declans, die geheimzinnige heerlijkheid van bewegen op dwangMareesemers : dieven . - Versliegeraars : spionnen . - Jatters : dieven.

- MelukpeeserS : zakkenrollers . -

Page 427: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

425

van maat en tegenmaat, waar Karel niet meer zonder kon .Tusschen koene of onverschillige vechtavonturen bleef hemhet dansen alles. Nu geen zoet-misleidend en lokkendminnespel en toch weer wel. Maar altijd en eeuwig in ge-dachten saam met Corry . . . Dan eerst zag hij de lichtekooienin haar vernielende uitspattingen, in oververzadigd en ver-leppend zinsgenot. Neen, Karel Burk kon niet meer walgenvan hun schandbedrijf en hun slaafsche onderwerping. Hijvoelde dat zij eigenlijk geen weedom, geen droefheid enstille melancholie ondergingen; zij speelden maar wat ellendeuit. Zooals hem eigen vernielvonnis van Corry kwelde, zoovoelde hij ook alles van de meiden als onecht . Ook hunvreugde-opwinding, boert en jool, hun zoogenaamde trouw aan denknul, als hij opging in de bajes . . . Waar hij verborgen kwellinghad gezccht, gisteren, eergisteren nog, bij de getrapte vrouwen,daar zag hij nu niets anders dan giftige oproerigheid en vunzehebzucht : bleken zij even wreed als de behoje-bikkers, even laagen losbandig als de dronken pooiers zelf . Hij huiverde nog altijdvan de zwarte water-schaduwen over de Kolk en het mistigeKuipersgrachtje, en van heel het duister Amsterdam derbrassers en moordzuchtigen .Maar alle beklemming en smartelijke wroeging vergat Mooie

Karel op den dansvloer ; zijn liefdekoorts, zijn ondergang, dehelsche licht-overgloeiing der kroegen, het rauwe, gillendegelal en geschal der dierlijk-zatten en genotzieken. Dansen,dansen, dat bleef Karel's hevigste bedwelming en hartzeer-verlossing . Dan doorleefde hij eigenlijk alles in een verhoogdenroes; dan wierd hem iedere geblankette wang een donzenheerlijkheid, een verboden heerlijkheid, en iedere lonk enstreel, een zwijmelend droomgenot ; een lokkende, tochbeklemmende geheimzinnigheid van de vrouw. Dan wasin Karel het zinnelijke hartstochtleven in ijlste werking entoch zocht hij voor eigen lijflust geen bevrediging. Want errwas iets in het verfijnd-wulpsche, moderne dansen, dathem, in voile onbewustheid, tot het uiterste ontroerde, omdathij er zich met zijn heele inner] ijke voelen in verloor . Zoo een jazz

Bajes : gevang . - 13ehoje-bikkers : soutencurs . -

Page 428: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

426

bracht dronkenschap in de voeten en knarsende kracht in hethoofd. Drang doorprikkelde heel zijn wezen om een to zijn metmuziek en rhythme . . . al wist hijzelf niet wat rhythme was . Alwat de bioscoop in het stikke-duister, hevig of treurig of ver-rassend van schokvreugde en menschelijk eerherstel, indrama's liet voorbijschimmen op doek, dat danste hij invelerlei danssoorten uit . En al dat stappend-strakke enrhythmische achteruit-treden, dat ombuigen en wringduwen,dat rakelings en schuifelend nemen en terugdringen, datglijdend-losse, het was voor Mooie Karel een zoete begooche-ling, een wellust en een razernij . Geen der souteneurs-meidendoorhuiverde zoo de dans-hartstocht . Karel voelde de driftniet trillen door hun armen en lendenen . Hoe wierd hij nietlicht en ijl als een vogel, en hoe voelde hij zich soms nietzwevend opgenomen in de doorkliefde ruimte, als weggetildin een wervelwind! Rooie Sam en Frans hadden hem op-gehitst, dat hij tusschen den rijkdom moest dansen, in degroote weelde-nachthuizen, bij Amsterdamsche Willem, bijMargona of ,Donker Trianon" . Dan zou hij geklofte strijkjeshooren. Die armzalige botsers en toeteraars hier kenden niks .Dat bleef maar grof hossen en grof duwen en stooten en opelkaar springen, en uitglibberen over het gestampte vloerhars .Dat bleef maar dol draaien en zwaaien, met een kluif augurken een plak ei tusschen de lippen, en dan uitblazen! . . .

Karel schreeuwde terug en vloekte :- De niesses fan de Jerdaan danse mooier as jou besem-

stele fan de rijkdom . . . veul mooier, leeleke rammenasbast!. . .Se hebbe 't in d'rlui bloed . . . Maar se motte mijn niemeer . . . Ik bin 'n fuile schooier . . . 'n smerige bietser . . Ikkots ossegal ofer haarlie gouwe tonkraaltjes . . . wat? . . .

Karel foxtrotte en stepte er tusschendoor, dan met eenstugge verstijvingsfiguur en een beheerschtheid die hem zelfverblufte, dan lenig-los en licht als een draaiwiel . Het washem al-eenderlei : shimmy of jazz . Hij haalde een ongeranseldedansmeid van den beschilderden muur en hij dwong haarto steppen, al maar to tippelen, zonder vermoeienis . De muziek

Page 429: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

427

ging zoet-gonzend van zijn ooren naar zijn wiegelende teenen .Mooie Karel voelde geen vloer, zag geen zoldering . Hijademde alleen op het bewegend gaan in rhythmische bevallig-heid, in gracieuse zweving en cirkeling . Daarom bleef hijook bier, onder de apachen, de goddelijke, toch verdwaasdedanser die niet van uitblazen wist en alleen reeds in zijn wijzevan gaan tot den dans, betooverde. Altijd en eeuwig : ademen hijging van muziek, zuiging en bacchantische warrelingvan tempo . . . Want Karel danste ideaal : fox-trot zoo goedals wals, een tango zoo goed als een ouderwetsche polonaise ofeen mazurka . . . .Al de apachen, meiden en kerels riepenKarel Burk uit als den danskoning van den Zeedijk .

Plots zag Mooie Karel de heet-zwarte, giftige steekoogenvan Frans Poort naar hem loeren . Burk rilde voor de aller-gemeenste groeven om Poort's mondhoeken. Weer hoordeKarel het verwijt :- Die gooser verbuist al me schrappies . . .Doodskop, fel eerzuchtig, met zijn vaal-ingezogen tronie

en holdiepe oogen, probeerde Mooie Karel's apachenliedna to zingen, terwijl Rooie Aal de ,Slet" speelde . Maar hetmislukte armelijk.- Die speelt wa se is! . . . gierde vinnig Haneveer, leep-

oogige meid van Blauwe Beekie, even gevoelig voor boert,als angstig en bijgeloovig .- Scheur fan mekaar, kriek! . . . Ikke wil wel weite wa'k

bin!Mie Kuil spoog valsch naar Haneveer :- Treife tor, . . . blijf of mit je paute! . . . Mag Aal singe

al is 't geen Goeje Vrijdag?- Contrarie, . . . veur mijn part, . . . jou in de kuil! . . . sneed

de zaagscherpe stem van Haneveer terug .Even scheel loerde Blauwe Beekie naar Mie, maar ook

Verbuist al zqn schrappies : verzuipt al zijn hebben en houwen . -Treife tor : onreine lichtekooi . -

Page 430: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

428

Vuurvogel gluurde listig en Dubbelzes, om de oranjevervigeM:ie, als het moest, tegen een driftpor to beschermen .

Mooie Karel hoorde de stemmenruzie als in een droom .Hij dronk en dronk weer en staarde naar den grond, en lang-zamerhand scheen hij in elkaar to zinken van slaap en ver-moeienis. Toch, in weemoed dacht hij aan Alie, aan Greet,die ook zoo dot waren op dansen. Karel rilde en hij voeldeeen koortsschok over zijn heele lichaam schieten . Die lieve,kleine, blonde Alie, godallejezus . . . nooit zag hij haar lieventoet meer op den Dijk. En vroeger kwam ze altijd zonderhaar Bram stiekem dansen; vast eens in de week. En Greet, . . .Greet, nou ja, die was to fijne madam ; die zou hier nietmeer opduiken onder het edelvolk in de propvolte . Zoo eenvoorname kunstrijderes, met een luchtje van de arena bijzich, . . . die zijn bed noodig had om to slapen . . . ach, guns,die koesterde haar peerdjes en bevleide haar clowns en haarAntwerpschen bokser, zoo kaal als een slak . En Corry? . . .Karel kneep de knuisten saam in een sidderkramp voor haarteedere liefdes-overmacht . . . Hoe had Corry Scheendert hier,met haar serenade-achtige stemmingen, den Zeedijk nietjaren terug in rep en roer gebracht I Ze mocht nou zoo fijnzijn als ze wou, op die hobbelkeien was ze toch overrompelddoor het boevenstel . Al de kerels hadden hier op haar ge-loerd. Nou ja, hij was nu eenmaal een besmuikte verleideren een lokker, een loerder uit de hoogte, een torenvalkjegeweest, maar toch nooit een ziek genieter . Onder alle woestevlagen en uitspattingen had hij het zoete geheim van zijn minvoor iedere vrouw bewaard . Zijn meesleepende zinnennatuurhad hem toch koortsige illusien van geluk en vreugde ge-bracht. At scheurde hij zijn eigen wezen telkens weer uitelkaar. Hij was toendertijd niet den Zeedijk opgezworven omde geschefte jongens, om de meikevers en kantelaars to beflik-flooien, doch om ze to tarten, uit to dagen en of to tuigen,die pooiers en beroovers! Maar Corry? Corry had schelgeheerscht over den Zeedijk, in rauw misbaar . Slachter, RooieD:rk, Mie Brandspuit, Lange Dien en Mooie Netje, zij hadden

Geschefte jongens : die al veel gevangenisstraf achter den rug heb-ben . - Meikevers : stelende zwervers . - Kantelaars : straatzangersen schooiers . - Aftuigen : afranselen . -

Page 431: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

429allemaal met haar gedronken en geklonken, en ze had eenhachelijk spel met ze gespeeld. Corry leefde toen tusscheneen zoen en een vloek, gepijnigd en gekweld door zijn scherpwoord en tartend-koele houding . Blonde Leendert, die hijnog kwam to ranselen ont Blonde Willie bij to staan, en Dirkde Kerver, ze hadden allemaal Corry besmoezeld en in hungemeene en dartele lasterpraatjes vermalen. Ze wouen haarallemaal in een gondeltiejeis lokken, achter de stiekemehorretjes en geplooide gordijntjes. En zoo had Corry denvoogd geprest, met Kleine Coba, met Dordtsche Fie enZwarte Riek, de schandaaldeer.ns van de beruchte buurt .Ze had tusschen al de booswichten pekaan geademd en geenwild haarvlokje zelfs geofferd . Oele! . . . Wat was er van BlondeLeendert, den papkoning van den Zeedijk overgebleven,van dien jovenen scharrelaar, die Blonde Willie, in ,pesisie"nog wel, als een bot had gekorven? Een restje stinkendebedelvodden, na zijn gevang. En van de mooie Willie? Ookdie was in een dievenkar weggesleurd . Alderlei edelvolkwaar Corry mee verkeerde. Hoe brutaal en uitdagend hadCorry geschertst met Boerenbakkie, met dien gelen baviaan :Mottige Toon ; met dien gekken musketier, Kromme Frans. Zezwaaide maar in den nacht met haar rooden mantel langshun bleeke treitertronies ; floep . . . op dook ze, floep . . . wegwas ze . . . Alleen in de verte . . . haar vonk-roode mantelen de goudlichtende oogen!

Maar wat wou zij, die madam nou, in Den Haag, die fijnefloddermeid met haar bloemengeur, met haar zoete zelf-vertroosting, die beefde van bijgeloof als ze een hond hoordehuilen in het avonddonker? Hier, op den ontuchtigen Zeedijklagen al haar verleidstappen ; hier, in de danskroegen zwierdenen zweefden nog al haar gemeene lokwoorden . Hier, tusschenhet haaie geboefte en de krabbedaaiers en leuningbijters,had ze op haar goedgelakte sloepertjes gevrijd, gezoend engelebberd, voor een fokse veemsteker of een fokse slakkie . . .waren ze als twee vuursteenen tegen malkander opge-ketst .

Gondeltiejeis : bordeel. - Den voogd pressen: schunnigheden be-drijven. - Pekaan : zoo goed als . - Krabbedaaiers : vechters . -Sloepers : pantoffels . - Fokse veemsteker : gouden ring. - Fokseslakje : klein goud horlogetje . -

Page 432: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

430

- Da lieg-je, Karel! . . . stootte een stem giftig in hem op .. . .Da lieg-je, boef!Want al had ze nog zooveel lef . . . ze walgde van al die

kerels, . . . ze walgde, walgde van al die pooiers, smakkersen dieven, en van al die sloome sletten . . . Dat wist hij bliksems-goed; dat wisten de echte Jordaansche jongens, Barend deDuiker, Jan Slangenmensch, de gehaaide Jaap Verrekijker,hem wel allemaal to vertellen; dat konden ze man voor man,hem helpen herinneren. Ook Neel Burk, die hem toendertijdzoo sarrend had toegespot :- Jouw Corry . . . foor nummertje een danst se 't liefst . . .

foor nummertje twee lacht se 't meest . . . foor drie . . .Nou ja, hij kende het hatelijke zwamwijsje van Neel . Alles

in Corry leek koelheid en berekening . Maar aanhijschen lietze zich toch door niet een! Hij ook, met al zijn smartkretenen zijn muffe verzwakking . . . hoe had hij vroeger Rooie Dirk,Arie Bitter en Blonde Leendert niet haarlie scheg den knaringetimmerd met dollemansmoed! En nou? . . .- Proost! . . . zeurde hij nu, en hij klonk met de zwijnen!Maar toch was Corry's gezicht to vaak door het wreed-

roode, of wilde, donkergele danskroegenlicht van den Zeedijkbeschenen v66r ze was gegroeid en gerijpt . Ze had als jongedeern to veel linke pernoose zien meine-deinen . . . Zij wasbij Vader Tram bekend, zoo goed als bij Jan Bentering ;bij Piet Bordewijk zoo goed als bij Guus Sans. Zij had heftig-fel gestoeid met Jan en Hendrik den Dool, en zij was heteene pesthol in en het andere pesthol uitgekropen . Denpianist van het grootste nachthuis op den Oudezijds-Achter-burgwal trok ze bij de vette haren . Jan Holksteyn tartteze met haar helsche oogen . . . Piet de Schenker liet ze haar-spelden bij kwakkies halenWaarom, waarom was zij zooonbeteugelbaar tusschen het uitvaagsel meegestapt inden schimdonkeren nacht ; waarom had zij zich zoo ver-loren tusschen al die sletten en wulpsche dragonders? Datdeed Heintje Punt in haar schrijnend verdriet om hem, tochnooit; noch Annemie of Blonde Kee ; al zochten ook die

Scheg : neus. - Linke pernoose : slim broodwerk . - Meine-deinen :een grof kaartengokspel . - Kwakkies : kleine bosjes . -

Page 433: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

431mokkels verdooving, vertier en den schellen roes van denuitlaaienden Dijk! Maar, - neen, Karel kon zich niet zelflanger bedriegen, - Corry had altijd de gemeene aanvallender verliefde kerels-van-het-kout, afgeslagen . Ook zij hield wilden ontroerd van het hos-geloei der danslokalen, van het trom-petteeren der gramophoons en van de zengende gelagkamers,borrelend van pleizierleven en zoet-wrang verdriet . Zoo was ze,,De Gele Ballon", „De Stad Alkmaar" of „Scandinavia" in-gezwaaid, de rokken wijd als een hoepel uitgespannen, en zoohad ze de vreeselijkste galf-vechtpartijen voor haar oogen zienbeginnen en eindigen . Zelfs Matje Scheefduim, Riek Kop-zonder-kies en Schaartje beefden toendertijd voor lef-Corryuit de Jordaan. Corry, Corry, die ook zes uur zonder doodopto hijgen, achtereen kon dansen. Dat vertelde Tante Lienvan „De Metropool" toen met praal en ophef een ieder diehet hooren wilde .

De gedachte overrilde Karel dat Corry hier, op denkrioelenden en licht-schellen Zeedijk, waar hij nu zwierfin wanhoop en troosteloosheid, in angst en ellende, - datzij hier moederziel-alleen door den nacht was heengeslopen .Alles had die duivelsdeern gezien, van de gruwelijkste buurt-misdadigheid. Zij had onverschrokken doorkruist de stik-zwarte kronkelende geulen, de sombere schuilhoeken voorzwerfboeven, waar inbrekers, dieven, aanranders en straat-roovers hurl slag voorbereidden . Zij had het wreed-lokkendeveinsspel der afgerichte meiden, onder vervloekingen vande boeven, zien instudeeren en ze had de kermende mis-handelingen bijgewoond, zoodra de deerns niet genoeg geldafschoven van haar tippelarijen . Maar alles was nu voorbij enweg; al jaren en jaren. Oele! Niet een van de dellen en dekerels poekelde meer over Corry . En toch slenterden ze hiernog allemaal rond, in verdierlijking half vergaan . Ze ver-lunsden geen krakeling meer als hij van Corry repte . Dezelfdesletten figeleerden op de keien en dezelfde vrouwen-ranse-lende pooiers en miggelaars hadden allemaal nog denzelfdensnoefmuil, . . . maar Corry Scheendert bestond er niet meer

flout : mes . - Galf : mes . - Poekelen : spreken. - Geen krakelingverlunsen : Been snars meer van lets afweten. - Miggelaar : bij roof :kerel op uitkijk . -

Page 434: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

432Corry, Corry de blonde, blank als een sneeuwhoentje, nee . . .dieverscheen nooit meer . Die kwam nooit meer lensen tusschende horretjes van „De Jonge Graaf" of „De City New York" .Ook Matje's souteneur, Zwarte Piet, de ijzerbreker, wasinvalide geworden . Hij jammerde met zijn harmonica tegenBlinde Salomon uit de Dirk van Hasseltsteeg op . Maar snel-vingerig meeluk-peesen kon hij niet meer . Zijn broodwinringMatje, Matje . . . haar bobbert was kaduuk . Ze was een stak-kerige geslachtskranke geworden, die zich van het gasthuisnaar haar slophol en van haar hol naar het gasthuis liet over-brengen . Ook de Strottenbijtster was gestorven, dat monster,. . .toen onmaagdelijk vriendinneke van de sluimerblindeCorry. O6k zoo een pronkerig onze=lieve-heersbeesie! . . .Och, zooals Zwarte Piet nou hunkerend een paar spieenuit Karel's hand stal voor een slaapstee . Nu zonk Pietgrauw, in het grauw van de Wijde en Oude Kapelsteeg, enbedelde hij schuw en onooglijk de Oudezijds-Achterburg-wallen langs. En als d'onheimelijke avondschemer denZeedijk met aschdonkerte heilloos overstrooide, dan waggeldeZwarte Piet van het Kuipersgrachtje aan als een krom-gezonken reus en sneed zijn silhouet beangstigend vergrootzich uit op de verlichte pakhuismuren van het duister-diepeKolkje, of wankelde hij over het smalle bruggetje de sombereSpooksteeg in.

0, er was veel veranderd en veel gebleven op den Zeedijk .Maar Corry verscheen nooit, nooit meer .

Zoo schrijnde in Karel maniak het Teed; zat hij troosteioosto piekeren. Hij hoorde het geraas, geschreeuw en gelal omhem heen in een soort droom-verdooving . Telkens riepenAal en Riek hem bij zijn naam .

De hooggekaplaarsde kastelein, Linke Teun, blauwgekieldals een vrachtrijder, schonk maar bij . Met zijn geschroeideen zieke verbeelding zag Mooie Karel uit den groezel-duisteren schemergrond 6pzweven, het mooie gezicht vanCorry. Hij voelde het blonde goud van Corry's zoetgeurig haaraan zijn wang kriebelen en hij tuurde pal in haar luipaarden-Lensen : loeren . - Meeluk-peesen : zakkenrollen. -Bobbert :lichaam.-

Page 435: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

433

oogen die glansden en gloeiden . En hij zoende hijgend enhalf-bedwelind haar mond en zoog het leven van haar rood-weeke lippen over op zijn uitgedroogde lippen . Zoo was hijtoch met haar saam op een woeste, eigengerechtigde en boozemanier, gewelddadig en met een overheerschende, ziekedrift. Zoo lei hij toen zijn worsteling, zijn marteling overop haar . . .

Maar plots ging er een siddering door Karel's vuisten enstoof hij overeind, alsof hij stikte . Zijn gezicht kreeg een blauw-grauwe lijktint. Zijn oogen begonnen dol to groeien in zijnkoortsigen zuipkop . Al de meiden en kerels deinsden hevigverschrikt achteruit. Giljotien greep naar zijn mes . Wanthij had Karel pas weer gek gesard met zijn peetschap . . .Daar stond weer de oude woesteling Mooie Karel recht-overeind, alleen door Frans Poort to sussen . Want al wat hemin den weg trad greep Burk vast, slingerde hij veer of wurgdehij met een afgrijselijke moordkracht die de meiden deedgillen van angst en benauwing .

In die uren alleen bracht de donkere, stille dreigblikvan Frans Poort hem tot bedaren . Ook nu weer stapte Fransop hem of en Karel Burk, bevend, ellendig-gebroken vanheimwee, verdriet en folterend wroegings-gevoel, zonk in el-kander met zijn armen op zijn trillende knieen en zijn bevendeknuisten voor de brandende duizel-oogen gewrongen .

Door zijn schouders stootten zenuwschokken en hij schreideals een knaap, verborgen, in schaamte en martelend wee .

Mooie Kar :- 28

Page 436: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

ZESTIENDE HOOFDSTUK .

I .

Mooie Karel zat half-uitgeslapen, suffig tegenover FransPoort op het Nieuwendijksche hok, drie hoog, in de voor-kamer, vlak bij het weifelglanzige raam . Het was een tulle,regendruilende November-middag en van de straat gromdedof-vaag rumoer op .

Elsa scharrelde in het donkere achtervertrekje, waar altijdeen flauw lichtje brandde . Het rook uit het keukengangetjenaar gebakken uien en aangebrande melk .

Frans had Karel juist onbedekt bedreigd met het-huis-uittrappen en hem toch opnieuw voorstellen gedaan . Burkkeek alsof het een ander gold, vreemd-rustig, en luisterde .

Frans Poort gebruikte zijn diepste onderstem. Alles inhem was kil, snerpend en hondsch . Machteloos in wrok enverknepen woede stond Frans tegenover Karel's zich vast-klemmen aan zijn zuivere menschelijkheid . Dol joeg detwijfel in Poort dat het hem niet zou gelukken van MooieKarel een misdadiger to maken. Hij kwelde zichzelf en Burkvrat zich op in pijnend ongeduld .- Zoo gaat 't nie langer Burk . . .Karel grinnikte en Frans zuchtte .- Ik krijg nou 'n heele dot poeii van ie . . .Dot poen : veel geld . -

Page 437: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

435

Elsa liet een schaal vallen in het schemerdonkere achter-hok. Frans vloekte giftig, geschrikt :- Krijg de bokkekanker!- Ach Kot . . . ach Kot, Fransie, . . . jammerde Elsa .

floeg tog ja zoo nicht! . . .Karel grinnikte en Frans, wrevelig, ging door met snau-

wende kortheid, dat ze niet moest grijnzen ; het maakte hemdol. Weer dreigde hij naar Burk, maar lijzig en ieder woordzwaar beklemtonend :- Je schuift niks af, Burk . . . en ik mot poen . . . ver-

dorie . . . 't mot! . . . Wat ben jij toch voor 'n slag kerel? . . .Kom je uit 'n gangetje van de Pijlsteeg? . . .

Karel, lijkgroen, vlak bij het raam, grinnikte bot en woeldezijn handen door zijn warrig-blonden haardos .

Hij stotterde een beetje verlegen :- Je heb . . . heb mijn feurskot gegefe . . feur me kuggie, . . .

maar . . . da mog ikke . . . terugbetale . . . as . . . as ikke . . . 'thad . . . ommers !

Frans brak af, snauwend, en toen heel bezonnen, lang-zaam, boorde weer zijn trage stem :- Geen vaartje Burk! . . . Smak me geen banjer op! . . .

't Groeit mij ook niet op me rug . . . En jij . . . je mot watdoen . . . Je steekt geen poot uit en hebt altijd wat tosmoespelen . . .Karel gromde terug :- Schiet op . . . je lijst soo . . . je praat op afbetaling! . . .

Nee . . . toch pees ik nie op scherp, . . . al bin 'k maar 'nrefreintje fan jou!

Frans dreigde met stikzwarte, felle oogen en streek zijnhanden nerveus langs zijn glimmend-blauw colbertje .- En als ik je 'n binke gooser anwijs . . . om an to kwaste,

dan mot . . . mot je Elsa 'n vrijzetter geve . . . verstaan? . . .Als d'r veel poen woont bij de broge . . .

Karel wrong zich overeind en schreeuwde :- Louw kans, spuit Elf! . . Ik ferdom't! . . . Is da kwant

of nie? . . .

Grijnzen : huilen . -- Vaartje : smoesje . - Banjer opgooien : iemandheschuldig_en . - Lijzen: gerekt spreken. - Op scherp peesen : prosti-tutie uit de handen van een klant verlangen . - Aankwasten : aan-spreken. - Poen woont : veel geld zit . - Broge : kerel, slachtoffervan lokkezij ; anderen zeggen : broger . - Spuit Elf: modderspuit .-Kwant : bondig . -

Page 438: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

436

Even vlamde er in vraag, iets dols in de oogen van Poort .Elsa, achter, bleef schuw staan luisteren .En weer slepend met donkere onderstem, vroeg Frans

in gesmoorde woede :- Dus je laat Elsa koffere voor dollet pieke?Karel ging weer zitten voor het raam, grinnikte en neuriede

zachtjes, in een snort van tartende kortswijl :M'n hamer speelt staAg

Map, klap, klap,Tewiji ik muil en skoene lap . . .

Frans herhaalde dreigender zijn vraag en Karel weerde af :- Ikke laat je mokkel nie koffere dwarsbalk . . . da doen je

immes self!- Maar jij hachelt van de schrabbers, . . . neemt mijn op link.Karel wou heet opstuiven en geweldig uitbarsten .- Da lieg-ie aasneus, kwijlebabbei! . . . wilde hij krijten.Maar hij voelde in ontzetting en schaamte, dat Poort

gelijk had. Hij wou een strop . . . van een zijden halsdoek!Hij moest veel meer zingen en op zijn trek-piano spelen,voor de bik. Maar hij, zwabber, vervallen zuiper, stuk Spaan-sche peper, . . . was verdomme to lui voor alles, to lui, to lui!Nou kwam Poort met de bijl in de hand en joeg hem deinspringer uit.

Weer dreigde Frans :- Ik verzeker je . . . als ik verschut ga, jij ook . . . Als

ze Els gepikt hebbe . . . hang jij an de bajeskar!- Al gaant de broge nog soo to keer . . . ik swik geen

poot . . . ik roojem niks of l . . .Nu gromde Frans :- Dus je geeft geen vrijzetter! . . . Als zullie de grandeger

hale ook niet?Hardnekkig herhaalde Karel :- Ikke swik geen poot . . . ik ferrot 't! . . . Al kwamme d'r

tien russe . . . ik slurp me kommetje sog! . . . Louwekus ferderc!Frans hoonde bijtend :- Mooie pinose-jonge van Magere Haantje! Wat 'n

Kofferen : mee naar bed gaan . - Dollet : vier ; verbasterd van hetHebreeuwsch : dallet . - Pieken: guldens . - Hachelen of aehelen :eten . - Schrabbers : geld . - Op link nemen : hedotten . - KwijlebabbeLmispunt . - Inspringer : opgeschoven raam. - Verschut gaan : gevan-gen genomen worden . - Bajeskar: celwagen . - Afroojemen : hespieden.- Grandeger : politie . -Russen : recherche.- Zog : koffie .-Louwekus :uit! - Pinose-jongen : soort van misdadiger . -

Page 439: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

437

behoje-bikker, . . . banjer uit de tweede hand . . . Se mosteje met 'n zeventandje bewerreke . . .Weer schoot een woedestuip door Karel's knuisten en

weer drong hij zijn -if terug . Frans had gelijk . Hij vrat meevan het himke niesse. En toch lei hij de basserools niet ofen gaf hij geen vrijzetters en hokte hij niet met het nefke!

Poort hield vol : of Karel geneigd was, met een pakeetjenaar een provincieplaats to stappen?

Weer grinnikte Karel :- Veur geen joet joetjes, . . . veur geen honderd soof . . .- Maak geen behaai!- Wiedes!Alle geneuchten roerde Frans aan en alles, even droog-

grinnikend, wees Karel van de hand . Zoo een klapwaker!Karel verachtte de linke pernose, hoe heet-slim en glurend-sluw ook door Poort uitgerekend en nageteld . Maar eer hijzoo ver badderde, zouden ze ook eerst zijn petje zien drijven!

Karel rilde . . . Nee, hij deugde niet voor vinkenpeeser,niet voor pooier en niet voor vrijZetter . . . . en niet voorvernoller . . . Hij had Corry verpierd . . . Godallejezus . . . hijmoest maar alles in zijn achtermeluk bergen .

Woedend smakte Frans Poort de deur dicht en liet Karelmet schuwe, schrikachtige Elsa alleen. Ze was heel mooi, fijn-mooi en lief, een Duitsch mauwerikje, - plotseling zag Karelde gierende Blauwrok weer voor zich, met haar gillende lach-stuipen, - maar hij voelde niets meer voor die soort van zacht-lokkende en zoete verleidelijkheid. Hij had vroeger nooiteen snars om liefde-verkoopende dellen gegeven . Nu flogniet! En het mint wel om Frans' duiventil met zijn bleekhennetje. Doch klaarder dan ooit was hem nu gebleken,hoezeer Corry gelijk had . Als hij maar even bij zinnen ademdeen een paar dagen van den drank of was, dan begreep Karel Burkwaarom hij zoo walgde van al die vunze, halfrotte en vreese-lijke aasmeiden waartusschen hij dag en nacht verkeerde .Hij zocht ommers zelf zijn eigen ondergang, zoo snel mogelijk,in grove losbandigheid en zuipsel. Hemel ja, al die meiden,

Behoje-hikker : souteneur. - Banjer : meneer . - Zeventandje :inbraaksleutel van Enaelsch model . - Himke : Duitsche. - Basse-rools : meneeren. - Pakeetje : oplichterstruc met goederen . - Joetjoetjes : tien tientjes . - Soof: gulden . - Behaai : herrie . - Vinken-peezer of vinkendresseur : zakkenroller . - Vernoilen : insluiten. -Achtermeluk : achterzak . - Mauwerik : poes . -

Page 440: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

438

de vernederdste niesses die hij zoo griipen kon, diezelfs nti nog verzot op hem waren, ondanks al zijn groenigeleelijkheid, zijn vergrauwing, zijn armoe en verbeestelijking,hadden wel lieftallige vleierijen en koesteringen, maarhet bleven toch matte brokken wispelturigheid . Och,alles wat zoo met de onstuimige zinnen moest worden ver-overd, bracht geen zuivere vreugde . Corry juist had altijddat geweigerd en hoe heftiger zij weigerde, hoe brandenderen zielspijnigender hij begeerde. Niet dat, maar juist haarheele wezen . Zinnenroes bracht alleen scheuring, ontgooche-ling en een smartelijken weemoed . In de wisseling van dewreede bevrediging kreeg hij nooit een geluks-gevoel gelijk hemdat altijd greep bij Corry, onder de gloeiende driften door,onder de schrijnende pijn en de marteling van het afgeweerd-worden. Hij rilde van zachtzinnige Elsa en van Aal, van wiealtijd schelle kleuren afspatten. Hij rilde van Mooie Netjeen Ka Giljotien, en van allemaal op den Dijk, van al hun ruweof schmeichelende prevelementjes . Die arme, zieke, heime-lijk-droeve, toch zoo dol-jolige meiden ! Maar het verlangen vanden Verliefde naar Corry, bleef eeuwig, zooals zijn kwellingeneeuwig bleven, zijn hartstochtelijke marteling, . . . dat hij haarversmaad en verspeeld had . Corry, die hij na zijn bandeloosheid,in een zoete saamhunkering van ziel en zinnen wou, zoo diep-dringend w6u uit zijn heele mannen-wezen en die nu ver-wijderd van hem leefde, gescheiden, in verachting hem be-denkend . . . Corry had hij verspeeld, hier op den Dijk . . .Op zijn akker van domme pikheintje bloeide alleen onkruid!Nou was hij de lollige gooser, die spotte en haatte, diezeeperds uitdeelde in tapperijen en die danste voor juffersdie zoo aanhalig hun slanke lichaam uitrengelden! Nouwas hij de bikker, de grillige vechter, . . . maar zijn liefde-geluk had hij vergooid . .. Hij was een versmader en deversmade zocht weerwraak in . . . versmading . Nou was hijde zuiper en de mallejan . . . en hij dronk maar en speeldemaar. En toch was hij zelf als de verdorven sletten . Hijkon niet meer van werken hooren, hij, lachende huiler en

Prevelenienten : praatjes . - Zeeperss : slagen . -

Page 441: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

439

huilende lacher! Hij werken? . . . Daar zou hij tof intippelen!Ze zouden hem voor geen beis knaken meer crediet geven .Hij werken? . . . Uit alles was hij weggedrongen . Zijn besteoude vischkoopers-kameraden gruwden van zijn gedrag datze toch niet in diepste jammer begrepen. Mooie Karel schrokhevig als hij op den Zeedijk, in de Warmoesstraat of op hetOudekerksplein, in de hachelijke kroegen een Volendammer ofUrkertje tegenkwam, brave negocie-vrienden van vroeger .De pofbroeken herkenden hem nauwelijks onder de fladde-rende nachtvogels en de mandrillen die met de mootvlekpeesden. Hij weer werken? . . . Och, daar kwam hij nooitmeer in! Hij was net als de gillende en razende lellebellen ;op rauw avontuur moest hij de bik inhalen . . .

Ii.

Aan iederen haveloozen arm van Karel hingen twee mal-zwaaiende pleiziermeiden in hysterischen rokkenpronk. Enzoo cancaneerde hij den rumoerigen Zeedijk op, langskeldertjes en stoepjes, in slop en gang . De November-avond donkerde geheimzinnig onder het flakkerende gloei-licht van kroegen en danshuizen, en het geraas van harmonica's,piano's en fluiten maalde jammerend en oorverdoovend-valsch alderlei klanken door malkander heen. Karel zong,klaar en vol bij stem :

As 'n nachtflinder fan de nachtShit ik m'n heele leife .Ik ken mesellef haas nie meer,

Ik weit fan Been skande en fan geen eir!De Dijk-meiden gilden, kreten, joelden er rauwelijk en

spotziek tusschenin . . . Da gebler fan de Turfmart of fanPapedrecht moste se niks-fan-he ; . . . vonden ze veel toveel gezanik en veel te droevig .- Nee Koareltje . . . fal in de kelder fan Moeke . . . soo

luste me je nie!- Je bin tug nie fan 't Leger des Heils . . . soo hallef

scheef, mit 'n bloedneus? . . .

Beis knaken : twee rijksdaalders . - Mandrillen : leelijke souteneurs . -Met de mootvlek peezen : met negen dobbelsteenen gokken . - Halfscheef : dronken. -

Page 442: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

440- WS jij . . . Mottig Harlekijntje? . . . Hoe loat hei-je 't?Karel grabbelde ironisch op de plek waar vroeger zijn

horloge zat geborgen, dat in den lombard verstaan was.- Hoe laat? . . . Half-knaak . . . behallefe de ferstaan-

cente . . .- Bink is-ie! . . . ,ierden de meiden .Weer viel Karel hoog uit :

Mooie frouwe hei-je nooit alleen,Mooie frouwe houwe fan iedereen . . . .'n Mooie frouw is as 'n sonnestraaltje . . .

Twee agenten, uit het beslijkte Spooksteegje opduikend,waarschuwden Karel van het smalle bruggetje of ruw enverboden hem to zingen .- Stop je me anders in 't Gesticht fan ouwe frouwtjes? . . .

hoonde Karel .In het schelbelichte danshuis van ,Zeeman's welvaren"

liet Burk de op-gajes-azende joolmeiden los, nadat ze hemeerst nog een glaasje zoet hadden afgepingeld . Toen ginghij zelf zingen in een dor_kerachtige kroeg, om wat poen tobedelen en de schuld aan Frans to verminderen . Karel zongbeverig, toch diep-gevoelig, al klonk zijn jeneverstem ersoms weer schor doorheen. Hij haalde met smartelijk, weekpathos uit : ,Het fiere schooiershart" :

Ik loop as 'n schooierDeur weer en deur wind . . .Bij dag, tot diep in de nacht . . .

Bij het refrein schoot hem een brok in de keel; moestKarel zich bedwingen om niet in een wreed wrok-huilenuit to barsten. Hij was vanavond weer in een verschrikkelijke,ellendige bui. Hij hoorde het droeve zingen van zijn wanhopighart, het verloren zingen . . . Het leek weer heelemaal mis,maar het kon hem allemaal niks bommen . Dan maar mis!

Toen wat vroolijke zatlappen hem vroegen „De verguldeniet" to zingen, uit de Jordaansche Loterijclub, had Kareleerst geen puf. Hij, met zijn bedelstem! Maar ineen sloeg zijnchagrijn 6m in een doile, grijnzende dreigpret . Hij beeldde Jan

Half-knaak : een gulden vijf en twintie . - Bink : coed. - Vreden-bureh : Katholiek gesticht voor oude vrouwen, vlak bij het Spook-steegje . - Gajee : yolk. -

Page 443: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

441Knok, den opschepper-worstelaar uit en Ko van der Schub, denmaniakalen voetballer ; Dronken Toon en Rooie Ant en de ruch-tigste leden van de Jordaansche loterijclub,,DeVergulde Niet"Hij liet ze loopen, zitten, schimpen, tieren ; Blauwe Bet enDirk Honing, den gekleurden kopstooter, en Schele Na ende Pieppop naast Ko Hikker, een vechter met briggies.Ze verschenen allemaal levensgroot in de roezemoezige,troebel-lichte kroeg ; zelfs de dooden, op wier gezondheiddoor de lappen-van-de-club, zwaar geheschen wierd . Al degasten brulden zich een aap om Mooie Karel's imitatievan heel het dobberende buurtstel en om de gebeurtenissenvan „De Vergulde Niet "Blauwe Beekie, met een struische deern aan den arm,

kwam neuzen orn to zien hoe Karel peesde en zijn stemliet zoemen als een verzworven bij . Er achter, als opduikenduit het Van Gooijen-achtig-bruine muurlandschap, trippeldeAart, een stoute pinose-jongen, een apache-geworden Jor-daner, een ontzachlijke koelbloedige knuistbokser, pas van eenzware ,ziekte", . . . van muntmetertjes-braak-met-verschut,opgekalefaterd .

Weer haalde Burk een heele dot poen in .De buurtfiere kastelein uit Cafe Grifhorst van de Linden-

gracht, de hoogtronende eigenaar van den NederlandschenPostduivenbond, kon wel vloeken toen hij Karel zoo alsuitgeworpene, in verval tusschen het schorem-in-de-lorem,zingend wat spieen bijeen zag bedelen . Hij gooide een piekop het bordje en rende weg, heelemaal in de war. Godalle-jezus, was die groene, belabberde, uitgemagerde knieknakvan een kroegzanger, Mooie Karel, voor wien de heele Jordaanhad gebeefd, nog een poosje her? . . . Heette dit nou deknapste kerel van de Willembeis?

In de drukke, schaduw-sombere havenkroeg van StiekemeThijs, waar een langharige pianist met een wildemannen-kop, op een heesche klankdoos geweldig bonsde, ontmoetteMooie Karel Frans Poort tegen half twaalf . Duitsche Elsa,

Briggie : Brigadier. - Peesen : werken . - Pinose-jonsen : een, vanalles op de hoogte . - Muntmeter : kleine brandkast. - Verschut : be-trapping . - Dot poen : veel geld . - Piek: gulden . --

Page 444: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

442die kleintjes en koortsig naast hem zat to huiveren, had eenpaar blauwe luikjes opgeloopen in een achterbuurt-bordeel,waar ze geen hand voor oogen kon zien, toen ze een vrijzetterkreeg, tegelijk met een Carmen-achtig-getooid nefke uit delellebellenbar, dat altijd en overal met haar getatoueerdekreeft pronkte . Nu kon ze dagen lang niet tippelen . Karellei vijf soof voor Frans' neus neer op het platte, wankeletafeltje .- Hier,- zei hij norsch, . . . in mindering!Poort schrok. Zoo voelde hij Karel als prooi opnieuw

ontsnappen. Wanneer Burk in zelftucht wroeging kreeg enweer fatsoenlijk wierd, wanneer zijn blonde haarlok weeronder zijn pet uitgestreken krulde, leek het gedaan met alFrans' wraakplannen .

Een paar avonden later was het propvol in de diepe, somber-schaduwende kroeg van Stiekeme Thijs, waar het schimme-lende behangsel van de muren afweekte . Karel, poozetjat,slenterde in, stil-opgewonden en dol van verbeten jammer,maar nuchter . De piano klonk in flodderende roffelingen engeknepen neusklanken . De lokdeerns wilden dansen, alwas het in Thijs' opiumkitachtige pooierskroeg strengelijkverboden .

Toen Karel verscheen, begon bij de vrouwen de miezigebedelarij om het rokkenzwaaien en trippelen . Hij weigerdeen gromde norsch. Maar een half uur later greep Mooie Karelplots zelf, - in een satanische opleving van zijn wrok enheel zijn verbittering, ook aangehitst door de krijschende,gillende meiden en de roofzuchtige boeven, - naar tweelange blinkmessen van een paar beruchte vecht-souteneursen krakers . Dolheid wou Karel en dolheid zou Karel . Hijvond het eigenlijk zelf een dwaze, belachelijke comedie, zoomidden in het nachtrumoer, tusschen het zwaar-beschonkenen luidruchtige gajes, in zijn eentje to gaan springen . Burkverachtte bij het vechten ieder wapen, gelijk vroeger . Zijngeweldige boksknuisten waren levende plet-hamers en

Blauwe 1uik,ie ; : blauwooaen. -' :ells : meld . - Lellebellen-bar :een der berurhtste Zeedijk-kroegen . - Kreeft : vleesch . - Soof :gulden . - Poozetjat: platzak . - Krakers : inbrekers . -

Page 445: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

443

schrikkelijk-knokige ploertendooders . Het gajes op den Zee-dijk beschimpte hij altijd om zijn ,vuil" knokken met denscherpen priem. Maar vanavond overhuiverde hem een langerilling, een wraakwoest genot, bij de gedachte dat hij nuook eens iets aan reepen kon scheuren, hij, halveverschoppeling, tegen het zwijnengeknor der gokkers in .

De walgelijk-dompe en scherpe jenever-lucht van de haven-kroeg en de traag-uitkrinkelende tabakswalm prikkeldenMooie Karel neus en oogen in . Hij hoestte en gromde : watwou hij toch? Een tango'tje? . . . Een step? . . . Hij wisthet zelf niet goed. Hij wou iets ontembaars datzijn oerdrift stilde . Hij wou iets met kil-flikkerende lem-metten doen, . . . met messen dansen . Hij begeerde een soortvan huiver-angst en griezel. Hij wou de boeven en gluip-vechters hier, uit de rattenbuurt van den Zeedijk, even latenzien hoe valsch en geniepig zij prikten en sneden en stootten,slopen en hakten . . . Och, het was alleen malligheid en bra-voure. Maar in een vrijen karakterdans kon Karel veel eruitgooien; kon hij stout spreken van alles wat er in hem omging .Hij kon die boeven zijn verachting nog eens verpletterendlaten voelen en toch tegelijk doen beseffen, dat hij door zijnbandelooze levenswijze bij hen hoorde . Het was verachtingvoor zichzelf en voor hen. God in den hemel, hij wou wel dehanden uitzwaaien met zwaar-ijzeren cylinders en kop voorkop treffen, tronie voor tronie verminken ; vooral het loensch-giftige bakkes, met een diepe kruissnee er overheen, van denvrouwenbeul Geert Slenteraar . Er gistten dolle wrok en op-winding in Karel . Want ze bespotten, beleedigden en be-lasterden hem allemaal, het geboefte, opgestookt door FransPoort en zijn slobberbroekige gabbers, de speentjes-rollers .Ja, . . . hij zou een messendans improviseeren, een duisterendans, vol dreigend-sombere toespelingen, met enkele vreese-lijke bewegingen, door dat gespuis onmiddellijk begrepen,Hij zou jets beklemmends van zich afwerpen, want hij voeldezich verteerd door begeerte . . . Corry! . . . Wat Corry? . . .Hij, liefde-verlangen naar Corry? . . . Ze kon stikken, daalijk . . .

Gajes : yolk . -- 1'rieni : dolkwes . - t rikken : niet een roes steken . -Speentjes rollen : speciaal beursjes-zakrollen . -

Page 446: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

444die gemaledijde meid! . . . De akelig-gepolitoerde snollen,in hun schelle opgedirktheid, joelden van pleizier en ookde boeven drongen ruimte leeg voor Mooie Karel, waarinhij kon dansen vlak voor hun beet-gulzige oogen . Eenronkende opwinding joeg door de diepe, flonkerend-duisterekroeg. De stompneus van Stiekeme Thijs' gevernisten kop,paarsrood-glimmend van het zalige zatlappen, snoof vreug-delijk. Hij waagde er een bazarretje aan van een geniepigenpoedel. Onder het kwakkellicht van een electrisch lampjezat naast het roode schuifroegordijn, een pianist met een gewel-digen zwarten wildemannen-haardos, zoo uit snikheet Afrika .Van achteren geleek hij een menscheneter, die met getatoueerdereuzenhanden op de geel-uitgesleten en afgebrokkeldetoetsen donderde.

Mooie Karel, in een vreemd-vernielzuchtige stemming,wreed en duivelachtig-doorstoken van jaloersche drift opalles en ieder, wist zelf eigenlijk niet hoe to beginnen . Tochgreep hij de langmessen en plots stond hij heel alleen, hoog-opgerekt en heel slank in zijn kaal-lederen wambuis, in devoor hem opengewoelde ruimte . Om hem heen, op bankenen stoelen, staand en naar voren gewrongen, zag hij nietsdan half-beduisterde gezichten en oogen, oogen die fel enhevig in spanning keken ; troebele en schelle oogen van boevenen vechters, die alleen verlangden, het wraakgierige en vermin-kende. Er tochtte iets boven zijn hoofd als het klapwiekenvan duivenkoppels in lage vlucht . Het ruischte om hem heen .Och, malligheid, het zat in zijn kokenden kop, in zijn oorento suizen ! . . .De harige wildeman aan de piano, met een zinnelijk-

muzikaal instinct begaafd, kende Mooie Karel en wisttot welke grandiose dingen Burk al dansende, in staat was .

Mooie Karel begon alsof hij tooneel speelde . In den vrijendans, in het alleen-dansen kon hij zich heelemaal zonder be-perking aan zijn phantastische opwellingen overgeven . Al dad e-lijk, door een woesten, zinnelijken duivel overrompeld, zettehij met vervoering en bezieling in! Eerst bleef een voet onbe-

Gepolitoerde : geschminkte . - Bazarretje : bekeuring . - Poedel :agent . -

Page 447: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

445

wegelijk op den vloer, terwiji hij met den anderen zacht-schuifelende, vreemd-suggestieve passen maakte ; slepende enschijn-schuwe passen, . . . die al hartstochtelijker in stampendeuitvalkracht zich versnelden . Op een hielgewricht draaideKarel het andere been langzaam bij, zwaaide de armen eerstin schuchtere, toen in breedere, eindelijk in geweldige bogenover zijn hoofd heen en liet zoo de messen boven zijn duister-gloeiende oogen vonkend en flikkerend tegen elkaar opklet-teren .

Mooie Karel leek geheel verzonken in zijn dansfigurenen houdingen. In een belachelijke vlaag begonnen, zichbewust van zijn eigenzinnige, dwaze comedie, van zijn ironi-sche schimpdrift, sloeg zijn aarzelende phantasie over ineen daemonisch, hartstochtelijk rhythme . Hier, op den zan-derigen en knarsenden kroeggrond, leefde hij een schrik-aanjagend gevoel in zijn dans uit ; een opstandige wraakmacht,een tragisch-hunkerenden moordlust, een trillende gevecht-wildheid die hij voor dat uur niet zoo kende van zichzelf .En telkens in maatvaste, heftige stampingen de tnuziekopstuwend, in uitval en terugschuifeling, trokken de vlijmemessen kletterend in majestueuse bliksem-bogen over zijnhoofd, terwiji zijn oogen als donkere lichten schitterdenboven de kijkkoppen . Plots wierd het een getinkel en gefonkelvan spiegelende lemmetten ; zag de hijgende menschen-drom niets dan kruisingen van lichtend staal dooreen-schieten. Een seconde stond Karel stil. Maar onver-hoeds gingen de spier-sterke armen streng naar de hoogte ensprongen zijn slanke beenen weer uit ; danste hij zacht enverleidelijk, verfijnd, zinnelijk en ingehouden jubelend, metkleine trippelpasjes, de messen speelsch in de handen, alsmoord-werktuigen listig verborgen . Zijn geschonden gelaatscheen weer het oude schoon to ontstralen. Een moment keekhij kil-wreed en angstwekkend als een Indiaan in fetischenoorlogsdans-roes verloren ; groeide hij op, grandioos, dreigenden bloeddorstig, voor den gehypnotiseerden oogenkring ;en dan plots, al dansend op een dol-aanrennend, gesaccadeerd

Page 448: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

446

rhythme, zwaaide en stootte hij met kleine, inzwikkendeknie-beweginkjes rechts en links, in sluipend-schoonelichaams-neigingen naar al de bang-meegenietende omstan-ders. Even ontzet, schreeuwden ze, onder Karel's zelfver-geten vervoering. Ze voelden hun eigen wellustigen drang,hun woeste driften en ontroeringen, hun eigen hartstoch-telijke opwindingen en twistzieke vecht-instincten in Karel'sdansbewegingen, standen en aanvallen, tot levende gestaltenworden. Wonderlijk-lenig deinde zijn lichaam en wreed-kil blonk de messen-bliksem, klonk het kruisen en het staligopeenkletteren der lemmeten oogen en ooren van detoeschouwers in. Telkens schoot Karel uit; leek hij alde meiden en boeven met bovenmenschelijken krachttoornto bedreigen. Ze schrokken, gilden en rilden! Want Karelscheen begoocheld en in dansrazernij tot alles in staat. Maardan ineen, in glijdenden en zuigenden gang, sprong hij terugnaar het middelpunt der ruimte, onder droeve ontmaskeringvan eigen zielesmart gebroken en zich blootgevend . Dochslechts eenige tellen ; want dadelijk herhaalde hij zijn herculi-sche uitvallen . Ze wierden ijzingwekkender en onstuimiger,al volgden in speelsche bezinning, telkens de schuifelendeterugtredingen bijna schuw en blob ; de geheimzinnigeterughuiveringen voor de daad . Onder groezelige schaduwenvan zwakken lichtschemer danste Karel door en heel desomber-duistere kroeg had hij langzamerhand met een angst-spheer van sombere moorddrift overworpen . Voetsnelsprong hij weg en op de teenen, hoog en wonderlijk inrhythmisch sluipspel, retireerde hij, pas achter pas.De langharige pianist, onder de suggestie van Karel's rhythmeen maat in verschrikking en beklemming opgejaagd, stormdeen roffelde op de heesche toetsen los en sprong telkens op vanzijn kruk als een zomersch paard, martelend geprikkeld doorzweetvliegen. Te herademen vermocht hij alleen bij een over-gang van figuren, bij een vlucht naar een rust . De zweet-droppels glinsterden op Karel's gezicht . Hij scheen zelfhevig bewogen, of vol haat en afschuw leek iedere trek om

Page 449: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

447

zijn dunnen mond to schimpen en to vernietigen. Dan juistoverstarde zijn nog schoon gelaat een verdwaasde lach enleek het alsof hij, boven de beschaduwde menschenkoppenuit, met een gigantische kracht de messen de kroeg-donkertewou inslingeren, naar den groen-opschimmenden papegaai bijhet buffet, die schel-giftig krijschte in de duistere verte .Toen klonk er gegil en een benauwingskreet van de verhitte om-standers. Maar weer trad Karel Burk terug met lenige lui-paard-bewegingen, sluipend, stil, schrikkelijk en onheil-spellend. Onverwachts, onder een uiterste cierlijkheid vansnel-zwenkende passen, begon heel weemoedig hij to zingen,een vreemd lied dat niemard kende . De pianist, voortgesleept,tokkelde maar, als gesuggereerd, mee .Onder een begoochelend-schoon bewegingspel richtte

Karel de mespunten op zijn eigen hart, in bezwijmelendendrang naar zelfverwonding, en stak clan weer de flitsendelemmeten woest, angstaanjagend naar achter, als naar vijandendie in schaduwen hem naslopen. Toen, uitgeput, zonk KarelBurk neer op den grond, onder hijgend-gesmoord adem-snakken. Een oorverdoovend geschreeuw en hoera-geroepomraasde hem aan alien kant. Ze hadden begrepen de roof-deerns, pooiers en vechtkerels, dat zulk een dansheld verboven de flauwe comedie-kul der apachen-springerij ging,waarin neergetrapte vrouwen als onderworpen meid-slavinnenhoonend wierden rondgesleurd of kneuzend afgetuigd .

Op het schim-duistere buffet, in de diepte, nabij den groenenpapegaai die bravo, bravo krijschte en gilde alsof hij overmeerdere stemmen tegelijk beschikte, had Stiekeme Thijs tweeglazen schuimbier voor Karel neergezet en twee Voorburgjes .

Een week later was het weer heelemaal mis met Karel Burk .Hij had weerzinwekkend gedronken en bij Giljotien op denDijk in een roofhol geslapen, onder vechtrumoer en moord-gerucht. Hij had met al de pooiers geknokt, maar ook haddenzij hem, in zijn hulpelooze dronkenschap, afgrijselijk toe-getakeld en met afgebroken tafelpooten erop-geranseld ; zoo

Voorburgjes : jeuever met een scheut elixter . -

Page 450: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

448

erg, dat zelfs de schreiende, gillende en fluitende meidenMooie Karel beschermden. Overal hadden ze Mooie Kareleruit getrapt, tot in de schunnigste taveern. Toen kwam hijweer bij Frans Poort, afgemat, met hangende pootjes terug .Of hij kon luimen op het neurespiese ; op het vocht-vlierinkje,boven, . . . vroeg hij bedeesd en onderworpen .

En tartend kwam Frans met den ruil :- Help Else an 'n vrijzetter .Karel, die hevig worstelde met zijn eigen wroegings-ellende,

stemde melancholisch, half in . Wanneer ze vanavond gingtippelen zou hij haar een vrijzetter geven . Toen eerst drukteFrans hem wat klein poen in den bevenden knuist, voor dezuip, waar hij naar snakte. Binnensmonds gromde Burk :- Ik sou je kenne roostere . . . leeleke streeptrekker!Als een belommerde zaligheid lokte hem het drinken in

de droomerige eenzaamheid van een duister slopkroegje .

Voor het eerst was Karel 's avonds laat present, toen Elsaeen betoegen broger had meegevleid, dien hij twee minutenlater uit een groezele Oudekerksplein-klapper moest ver-schrikken of wegranselen . Karel sloeg bevend vier keilertjesachtereen in . Zoo iets bedrieglijks had hij zelf nog nooit vol-bracht. Zulk een avontuur .. . . zoo vuil, . . . hij rilde en huiverdealsof hij de koude koorts kreeg . In zwartgallige angsten vaneen lijnschieter stierf heel zijn daadmoed en hij voelde zichverschrompelen tot het minste van het minne. Maar tochging hij . Hij hoorde Elsa's stem zuchten, fluisteren en ritselen,in het donkere roofhok . . . 0 ja, . . . hij, hij was de lunseling!Toen sloeg hij temee in het blinde verwoed om zich heen,bevrijdde hij haar van den kerel dien zij lonkend had mee-getroond .

Het scheen allemaal heel snel in zijn werk gegaan . De laffegooser had zich verzet en toen hals-over-kop de beenengenomen. In zijn benardheid sloeg hij bijna de steil-donkeretrap af.- Gauwer benede, miskien 'n mes . . . gromde Karel .

Luimen : slapen . - Neurespiese : slaapgelegenheid . -- Streeptrekker :bedrieger. - Betoege broger : rijk-uitziende kerel • - Keilertjes :borrels . - Lijnschieter : druiloor . - Lunseling : de uitkijker bij loerenop prooi . - Mes: iqk. -

Page 451: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

449

Toen was Elsa vreemd-beschroomd en getroffen naastKarel de propvoile pooierskroeg ingeloopen waar Franszat uit to knijsen en Burk tartend of to wachten, met eensnerpend-ironisch lachje.

Frans Poort vertelde het een ieder die het maar hoorenwilde, dat Karel Elsa een vrijzetter had gegeven . Kondenze toch zien, allemaal, dat hij doodgewoon bikte van deDuitsche meid . En hij spotte, waarom Karel den spinnekopvan den broger niet in een stoot had bemachtigd . . . Maarhij zou wel leeren . . . Burrekie!

Burk liep heen en weer, onder een schuwe schaamte, denkop ingebukt. Hij kon de gemeene mondhoeken van dienhansworst, dien Poort nu niet meer zien! Hij zou hem ver-moorden, . . . wanneer hij loskwam!

Karel had in razernij op knar en tronie van den broger los-geslagen, zoo maar in een schuimachtig mondvocht, om vooralniet to beseffen wat hij deed . Tegelijkertijd voelde Burk, metonstilbaar verdriet, dat hij nu voor altijd vedoren was .Want als Corry dat vreeselijke, allergemeenste van hemhoorde, zulk laag wanbedrijf! . . .

Met een gesmoorden snik holde hij de roerige kroeg uit,een sombere duisternis van achterbuurten tegemoet .

Dien wreeden nacht, op zijn klam en naar bedorven reuzelriekend vlieringhok, woelde Karel slapeloos zijn stroomatrasstuk. Een fel-invretende, verstikkende wroeging als nu, hadhij nog nimmer in zich doorgevochten . Voor het eerst vanzijn leven, voor het eerst van zijn zwoel-haveloos Zeedijk-zwerven, had hij handlangers-diensten aan een smuigerigenpooier bewezen; hij, Karel Burk, die zelf geen souteneurwas en met denzelfden rillenden walg van vroeger dit aarts-gemeene bedrijf verachtte! Wanneer dat vuile gedoe de klarejongens van de Lindengracht ter oore kwam, dat erge, . . .

Knijsen : kijken . - Spinnekop : dasspeld van waarde . - Broger :kerel. - Knar: kop . -

Mooie Karel

29

Page 452: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

450

de vischkoopers en argelooze kameraden, . . . koest, . . . zezouden hem steenigen . . .Wanneer Corry vernam hoe diep ge-zonken hij was! . . . Oele! . . . Karel huiverde, . . . en toch daemo-nisch gromde hij er tegenin : . . . alla, . . . gooi uit de fuik ! . . . Hetkon hem eigenlijk allemaal geen bliksem meer schelen!

Hij ervoer immers iederen dag hoe uitgespogen hij wierddoor vroegere vrienden die als broers met hem warenomgegaan. Hoe had Trui Lus, van Hein de Suffer, hem nogeergisteren-nacht uitgespuwd voor het gezicht van al deJordaan-dansmeiden . Wie deerde het eigenlijk nog hoe hij,Karel Burk, kapot ging! Dat was nou een levenswraak opzijn eigen uitspattingen. Frans Poort, met zijn gluiperig-zwarteoogen, dacht misschien hem er onder to hebben . Dat zou hijthen killen vent effetjes anders leeren! Kapot wou Karelaan zichzelf wel gaan, maar tot moordzuchtigen roof ophitsenliet hij zich, in al zijn wanhoop en verwarring, door geenenkele van die afzichtelijke, beruchte boef-bedriegers! Hijzou den martel-angst van de slachtoffers niet verdragen .Hij zou den belaagde en beroofde bijspringen en verdedigen .Karel Burk kon niet stelen ; kon geen valletje openwerkenin slop en beschaduwde kronkelgang. Het was hem heelemaalniet om bravigheid to doen ; hij verachtte, geheel onbewust,het recht van de hebbers, . . , maar hij kon geen roofgeweldplegen. Hij gruwde van het beroovende Donker-Mokum . Danliever de bloedende en meest woeste vechtpartij met koenematrozen om een mooi niesse! . . . Zich doodzuipen wou hijwel en met satanische lichtekooien, lallende en krijschend-beschonkene pretmeiden zich vergooien 66k . Dit liederlijkeen verwoestende raakte hemzelf en zijn eigen keelgat . Maarrooven, gappen van, bewust liegen en truceeren tegen anderen,. . .neen, hij zou het nooit en nimmer klaarspelen ; hij zouer in stikken. Hij wist van zichzelf zijn vreeselijke schooierig-heid. Hij, Oudezijdskolkjes-zwerver, huilde van binnen envocht tegen zijn eigen genot-najagende laagheden onderboeven en sletten. Met al zijn vermetele menschenkracht bleefhij een zwakkeling naar het vleesch. Wat goed in hem was

Page 453: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

451

geweest, scheen grof-diep weggezonken door zijn alleenheid,door zijn eeuwig smachten en zijn martelende gescheiden-heid van Corry. 0, . . . als zij van hem was geweest ! . . . Her-innerde hij zich nog de zoete uren van het alleene-buiten-rond-zwerven op de fiets ; . . . zijn verdwaasd en kuisch verlangennaar Corry, then dag in Laren, vlak bij de zomerschewuivende en fluisterende koornvelden, en die knaging vanzijn liefdepijn? . . . Herinnerde hij zich nog al zijn mooiedroombeelden, zijn voornemens om, buiten Corry, nooit ennimmer meer Jordaansche lokmeiden een hand to roeren? . . .Door zijn loome wellustigheid en losbandigheid heenademde vroeger toch altijd nog gul en ruim zijn kindernatuuren het hunkeren om zich aan al zijn zinnen-verwarringento ontworstelen. Toen was hij in verbazing, den in het duistertastenden drang zich bewust geworden van zijn kuischerwezen, dat kuischer-van-aard bleek dan hij zelf wist. Toenzou hij alles weerstaan en smeekte hij alle heiligen, dat hetweer goed mocht worden tusschen Corry en hem . . . MaarCorry had hij, door zijn vroeger gedrag, voor altijd verspeeld .Nou kwam zijn eigen vreeselijke duivelachtigheid naarbuiten. Hij gaf om niks meer . Zelfs zwijmelende dans, zangen muziek begonnen hem to walgen . In dronkenschap op-gehitst, had hij zijn mooie harmonica hardvochtig en inwilden toorn, onder de vuile modderschoenen tot splintersstukgetrapt . Hij hoorde nog het vreeselijke gieren en hyste-rische gillen der besmade meiden. Hijzelf zag in zijn be-dwelming niets anders meer dan den vlammenden Zeedijken de roof-bordeelen .De tragische en vermurwende hunkering in Karel, de

pijn bleef al brandender, doch hij versmoorde iedere drang-gedachte aan Corry in zwarte schaamte en in krenkendenangst. Hij was door zijn eigen smart en ellende overrompeld .Nooit had hij het enkele zinnengenot gezocht . . . Hij huiverdevan de kille ontgoochelingen erna. De kuische minnaarin hem had achter heel zijn liefdesspel, altijd getast naar hetteedere en refine. dat buiten den zwoelen prikkel van zijn

Page 454: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

452

hartstocht ademde . Maar . . . wat hij vannacht gedaan hadvoor euvelen naast Elsa, neen, dat zou hij nooit, nooit meerdoen. Poort, de sluwe schelrn en vreemd-hebzuchtige, mocbtElsa op roof en chantage africhten, hij zou er zich niet meemoeien; maar zelf als onheilspellend lokaas zich laten uit-werpen . . . nooit en nooit! Hij zwoer het zichzelf, dat hij lieverals een vervuilden bedelaar, een zwerver wilde opgebrachtworden en verrotten in een gevang-krocht, dan ooit weer eenwijf een vrijzetter to geven met scheeve oogen . Ging dievervloekte Frans hem opnieuw sleuren naar het ongeluk,dan zou hij zich uit zijn hulpelooze zuip en beverij zien opto werken en den vent in een genadeloozen greep wurgen!Want die adder, dat zwarte serpent bracht hem tot al hetgruwelijke. Kapot, kapot aan zijn eigen ongebreideldheid, . . .dat begeerde Karel zelf; hoe sneller hoe zoeter . . . Maar boef,pooier, als de inbrekers met hun gemeene hondenkoppenen tijger-tronies, als de chanteurs --n schaamtelooze berooversom hem heen, dat was hij niet en zou hij nooit worden . Iederevezel van zijn wezen vocht in Karel tegen roof-misdaad enchantage. Heel zijn hartstochtelijke natuur en zijn hevigtemperament verachtten dit stoffelijk hunkeren naar toe-eigening. Hij wou vechten voor wat hij liefhad in de liefde-vrouw; hij begeerde het bedwelmende avontuur, maar koen eneerlijk. Hij wou veroveren zijn liefjes, doch met zijn eigenmacht, met eigen mannelijke macht en zonder verleiding . Maarzoo iets als met Elsa bleef handwerk van het laagste allooi .Al zijn angst en smart verschrompelden in dat bedrijf toteen harde gierigheid en berekening . Hij had geen ingebeeldegenietingen meer . Ontzettend was hij door de uitbarstingenvan zijn zinnennatuur verbeestelijkt, maar in hem bleef altijdeen milde, zachte deemoed, een heroisch verlangen naar devrouw die hij liefhad. Dat was nu zijn heimelijk, kuischontberen.

Zoo woelde hij, verhit en slapeloos, op zijn bed. Angst-wanhoop overrilde hem en deed koude huiveringen stollenin zijn bloed . Vroeger had Mooie Karel aileen op zijn ruw-

Page 455: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

453ridderlijke instincten als vrouwenheld geleefd, als onbedwon-gen minnaar. Tegenwoordig tobde hij mat en lamlendig overalles . Hij onderging wel niet in zoete stilte een bezinnendeafzondering: daarvoor was hij to gewond van binnen, toopgejaagd door eigen twijfel en gekrenkten trots . Maartoch mijmerde hij meer, als hij een oogenblik schuw hetraadsel van zijn eigen tegenstrijdig bestaan zag lichten .Waarom deed hij het eene gemeene niet en het anderegemeene wel, vroeg hij zichzelf smeekend of? Waarom walverdierlijking en verkromming onder den drank en onderde meiden ; waarom wel een snikkend vergaan en waaromgeen oplossing tusschen al de oplichters, boeven en berooversvan Zeedijk en Burgwallen? Karel wist het zelf nauw, Hij kondieper in, - kreunde de zondaar zoo jammerlijk in hem?Oele . . . liever bleef hij de razende rebel en verliefde vage-bond, - niets van zijn eigene, hem vastzuigende dwarshedenverklaren. Alleen voelde hij, dat geen sterveling hem ooit meertot dat krijgenn zou .

Toen drie dagen later Frans Poort Karel Burk weer koel-sarrend dwong, Duitsche Elsa van een wellust-kerel vrij toranselen, klemde Burk zijr gewelds-knuisten krampachtig,in heete zenuwachtigheid op elkaar en gromde een vreese-Jijken vloek .- Blaas nie met je aars de lamp uit . .,! schimpte Frans

nijdig terug .Duitsche Elsa die er bij stond, sidderde voor Burk's dol-

woest dreiggezicht, en ook Frans begreep dat het meenenswierd met Mooie Karel. Neen, Karel ging alleen onderdoor uitspattingen met vrouwen, door drank en gevecht ;door niets anders. Want telkens braken oerkracht en bezinningbij Burk door en raasde hij tegen Poort, tegen Elsa en deheele roofbende los . En was voor Frans' jaloezie en wrokdat eigenlijk niet hetzelfde? Neen, want dan kon Corry hemnog blijven zien als den vroegeren Karel. De hartstochtelijkemeisjesgek die zich met zijn eigen driften verminkte, moestdoor gemeenheden omlaag, door roof, chantage en pooierij .

Page 456: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

454

De koud-kwellende kracht van zijn jeugd herleefde weerin Frans, de listige en leugenachtige berekenaar van lot enkansen . . . Hij ten onder . . . maar Mooie Karel met hem!

Nog altijd rilde Poort van moord en moordgedachte . En dan,hoe zou Corry hem, Karel verheerlijken, als ze hoorde dathij Karel gemold had . Dan zou die kerel toch in glorieblijven voortleven in haar gedachten. Ook dat geluk gundehij Karel niet.

's Avonds, in de diepe, halfduistere kroeg bij StiekemeThijs, waar ook wel eens Stijn en Ant's man inzwaaiden, waaralles naar jenever en tabakswalm stonk en een zware kachel-vuur-schemering zacht, tooverachtig-ros uitscheen over dendonkeren vloer, begon er onder het edelvolk van de Oudezijds-Armsteeg een rauw-gistende pret, een tartende voerderij losto breken tegen Burk, den zotten drinkebroer .- Die kontschopper faart me kepleet in me seile, . . . hij

komp pas fan Alkmaar, . . . dolde pooier Bokkepoot, groezelig-harig, vol eeltplekken op de roode handen en zwart als eenaap; Bokkepoot gescholden omdat hij eeuwig een marjeniers-pet met flapperlintjes droeg .

Burk zelf hoorde hoongegier en spotgelach stom-strak aan .Al de pooiers, dieven, kortharige dievenmeiden, beroo-

vers, dallesgasten, zatte lummels en knapelijke apachen,joolden om zijn schooierige verloopenheid en zijn blinde smart .

Zwarte Kraai, een motlap, grinnikte lodderig :- Se sacht huidje is d'r moedernaakt gesmolte! . . .De meid 'van Rooie Peer, pas afgewezen door Karel,

verkneep sarcastisch de nijd-stem, terwijl ze haar groote,zilverig-glanzende broche omboog in spanning :- Karel oud roest . . . de schakeltjes fan de boeie snije

se polsies deur! . . . Geknijsd in de kaarte . . .- Hij hep fan de boter gesnoept! . . . joolde een dieven-

deern in helblauw jak met roode moesjes .Geschater en hatelijke lachschimp braken al ruchtiger uit .

Zelfs de eigenzinnige groentjes, onder het verboden dansenen spelen, boertten en tierden mee en veroorloofden zich

Edelvolk: misdadigers . - Voerderij : scherp ekseheren . -Motlap :mottige. - Geknijsd in de kaarten : voorspeld door de kaarten . -

Page 457: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

455

drieste grapjes met den onbevalligen zuiper, met den dronken,zinneloozen Karel van de Willembeis, den gevaarlijkenwoesteling van vroeger, die nu beefde voor het dofgajes,voor al wat poedel heette, en ronkte in een weee verdee-moediging .

Uit de schaduwende onheildiepte van de lage kroeg klonkplots, tusschen het krijschen van een kleurig-opschimmendenpapegaai, een mannenstem boven het dans-geroezemoes uit,luid, zwaar, gebarsten van spotklank :

Wie maak mijn los'k Heb mauje oal . . .Se binne dikEn kelessoal . . .

Een jeugdig diefje met zilvergrauwe oogen, kiksmorigkwebbelde, de stem hol als een borrelende regenpijp :- Reken-maar . . . fan Kareltje . . . as dat-ie afgelaje is . . .

Komp fan de jepper . . . Nou kan ie nie meer anpronke!En weer vielen snoevende apachen in, verhit van lusten om

Karel al erger to krenken .Een platte vetlok voor het roode gordijn proestte :- Flens likt-ie nie onder se gassie .- Hij hepper se eige soetjesan geflest!- Mo je n'em nagefe . . . hij kruipt veur de sabeltjes en

gummiekwaste . . .- En faur de adjes-op-post, asse de frijertjes waarskuwe!- Asse petreleem schenke, Stompneusie l . . .- Burrekie . . . Burrekie . .. hij drijft op se kurrekie . . .

kurrekie ! . . .- Hij skreeuwt Sekkie Neus na . . . ses cente 'n bak mit

skol . . .- En hij wordt op se wenkbrauwe bediend !Karel's kaken beefden hevig, maar hij bleef droef-bedaard,

in martelend zelfbedwang, strak staren naar den grond, alworstelde hij van binnen tusschen angst en woede .

Toen eindelijk ook Frans Poort op Karel krenkend-grofbegon mee to schimpen, in een dooreenschakeling van gemeen-

Beis : straat. - Dofgajes : politie . - Poedel : agent . -Kiksmorig :onbevreesd . - Afgeladen : stoindronken . - Jepper : jenever. -Flens : melk. - Gassie : petje . -- Geflest : bedot . - Adje-op-post :politieagent die roofholen bewaakt . - Vrijer : slachtoffer. -

Page 458: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

456

verzonnen en half-ware feitjes ; hem valsch-lachend aanwijzenging als den sluwen, slimmen behoje-bikker die zelf geen vinverroerde en toch voor zich liet figeleeren, sprong Burkplots half-verstikt van drift, groen-grauw overeind .

Hij was wel beschonken, maar hij voelde nu tiendubbelwrang, smaad en vernedering hem, temidden der blufferigeZeedijk-boeven en op laster azende dalles-gasten, aangedaan .

Mooie Karel, een oogenblik, duizelde en voelde een dronkenzwaarte-waggel in de beenen. Maar op Frans Poort moesthij af! Hij stootte tafeltjes om, waarvan flesschen rinkelendin scherven vielen ; hij trapte woest versperrende stoelenweg en ineen, dwars door het heete rumoer, sprong hij meteen schok-geweld tusschen de rookende pleiziermeiden endobbelende zuipkerels, op Frans Poort af. Met zijn vaal-groen drift-gezicht vlak op Frans' tronie gedrongen, greephij hem dol-wild in den strot en rukte hem aan zijn dasonder den flanellen halskraag naar voren .

Frans Poort, onbedacht op Karel's uitval, weerde met eenpaar behendige slagen den Jordaner die voor hem to wankelenstond en gaten in de lucht sloeg, af. Maar Karel rende weerop hem in en hamerde Frans zoo hevig tegen de kinnebak,dat de kaak-beenderen schenen to kraken . Poort, gesmoordkermend, gaf Karel toen een schrikkelijken slag op de maag,die hem deed struikelen . Hij wankelde over een vooruit-stekende dwarsplint en in zijn lallende beschonkenheid zeeghij ruglings achterover.

Loensche Neel met verlept-bleek gezicht, kreet hysterischnaar Mooie Karel, in schrik :- Draai 'm se nek in de knoop!- Trek sijn in flinters!- Glibber 'm ofer se flanke! . . .- En ikke geif gein fierkant stuifertje meer feur se

hachie! . . . barstte Ka Giljotien huilend nit .- Nie ferlinke gajes . . . reepe toe!- Leg 'n achterlappie op se bast, Frans!- Stil . . . la gown, . . . grijnsde Rooie Piet, wreed hunkerend

Behoje-bikker : souteneur. - Verlinken : verraden . - Gajes : volk . -Reepen : monden. -

Page 459: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

457

naat moorddadige aftuiging, . . . kenne hullie 't kauper peste!Frans, geraffineerd, beseffend met welk een geweldig vuist-

vechter, schepper en kopstooter hij to doen had, als Burk een-maal in toorn losgetierd en nuchter was, liet Karel nauw dentijd zich to bezinnen op stootruimte en om overeind toscharrelen. Onder boertig-wreed, ophitsend geschreeuw dernachtboeven en doodslaanders, die speelsch in het halfduistermessen kil blikkeren lieten, wierp Frans zich ademhijgend,met beestelijke woede-kracht op waggelenden Karel en beuktehem de oogen blind. Schier weerloos, bebloed, za'.tte Burkopnieuw in elkaar, zacht pijn-uitkreunend, zonder besefvan he*_ gebeurende . Zooals eens Karel Frans geslagen hadin afgrijselijken liefde-wrok, zoo ranselde Frans nu Karelaf, stil-ziedend en zichzelf verdoovend aan eigen gram enpanische opgewondenheid .

Toen Burk wreed-krimpend was ineengezonken met bloed-besmeurden kop en oogen, schreeuwden eenige vagebonden :- Pelitie! . . .-- Deisje, . . . kajuwijne . . . kimmel zotterem! . ,,- Me-liefe-treis in de hemel! . . . zong een stem-in-angst.Rilling en schrik gingen door de pooiersbenden .Achter omgetrapte stoelen en banken wilden enkele dronken

zeelui, met stampen en stompen, een heenkomen zoeken .Maar het was een valsch alarm van hondsche grapjassen .De ontstelde, toch droef-onderworpen meiden trokkendof-beukenden Frans van bloedenden Karel of en sleepten denJordaner verholen naar achter, in Stiekeme Thijs' eigen woon-kamertje .Poort, losgewrongen, scheen testikkenin zijnwoede .

Duitsche Elsa met het fijne neusje de lucht in, wou inmeelij-opwelling het eerst naar Karel toespringen, maarFrans, zijn bloedkin dempend met een zakdoek, sneed haarschichtig den pas of en spotte beheerscht, heimelijk-boosaardig :

- Blijf hier, bij de piano, tortelwijfie . . Bij Burk zijn al bler-kers to veel die roere . . . Z'n klaviere heb ik niet afgehakt! . . .

Elsa, wasch-wit in haar grijs-fluweelen blouse, rilde vanFrans' dreigende onderstem :

Het Koper pesten : de politic Barren. -- Deisje : stil . -- Kajuwijne :verdwijn, vlucht . - Kimmel zotterem : drie stille agenten . -

Page 460: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

458

- Slurp 'n biertje-met . . . goed voor de schrik!Achter wieschen de ontstelde en zacht-jammerende deerns

Karel het gutsende bloed de oogen uit. Burk, met verwrongenmond, hijgde en ronkte van pijn, zonder een woord tokunnen uitbrengen.

Onder de boeven was na het gevecht, dat meer rauwemishandeling van een machtelooze geleek, een luid-voort-woekerend getier en gedaas losgebroken, een ter-dood-sprekingvan den Jordaner. Ze vloekten van hel pleizier elkaar been-eters en open gezichten, nu Karel het zoo smadelijk meteen arm-omdraai had laten liggen .

Een groepje vrouwenbedreigers gierde brutaal, schold enwrong in geraas zich boven anderen uit. Een ander stelletjebeleedigde en beschimpte den verzopen Burk en zijnuitgespannen vlerken . Aangeschoten twistzoekers, die allesdadelijk in beneveling beredderden met het koude vlijm,wilden naar de helpmeiden toe. Maar Stiekeme Thijs, hoogop de pooten, armen en handen strekkend als in vleermuis-vlucht, weerde hun schennende vuisten en de liederlijkeschelders af; gaf een voorovergebukten souteneur een trapin het gezicht .- Waag ereis me prife-eige woning to betreje, . . . tartte

hij de kwellers en uitdagers, . . . dan timmer ik jullie luikiesdicht! . . . M6 je wat Tuit, en jij Blonde Aal?

En stroef beval hij, bij afwezigheid van den wildeman-met-de-haren, den harmonica-speler op de bierton, eenmelodie uit to trekken .

Frans Poort die nog steeds zijn kleeren afveegde en doorKarel's eersten halsgreep bloedde onder de kin en bloeddeaan de magere handen, voelde niet den minsten triumph . Wanthij had Karel's hoofd geranseld en hem overwonnen, terwijlBurk beschonken to waggelen stond op zijn knikkende latten .Bovendien begreep Frans, dat hij op zoo een ongelukkigeruzie-manier, in plaats van Karel to binden, hem juist vanzich afstiet .

's Nachts wierd Poort weer vreeselijk in zijn droomen

Luikies : oogen . - Latten : beenen . -

Page 461: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

459

gekweld door benauwende gevang-visioenen . Ook hij leedpijnigend onder het verlangen naar Corry. Doch mecr danvroeger moest hij zijn waanzinnige en hopelooze liefdeverbergen, om Elsa niet to verontrusten .

Want ook in de zachtmoedige Duitsche deeen was den laat-sten tijd een zonderling verzet, een bijna vreemd-verraderlijkopleven uit haar schuwe en dwepende onderworpenheid ont-staan. De beklemmende gedachte overviel Poort onverhoeds,dat hij die Duitsche meid niet lang meer overheerschen zou .

De loer-vriendjes van Frans, om hem to behagen en tovleien, begonnen opnieuw Karel Burk to bespotten en zijndoopceel in schijn-ruzie to lichten . Eenige jaloersche soute-neurs deden niets dan ijzig-sarcastisch narekenen hoeveelmuim Karel op zijn steenen schedel wel kon verdragen, eer diein tweeen barstte. Ze hoestten schor en rauw dooreen entrantelden van begeerte, Karel al krenkender to hoonen .

Er wierd gedronken en gekronken op den ineengezonkenBurk en op het leven van Frans .

Een reus, met vreemd-overvliesde oogen als van een to enuil,Moeskops bijgenaamd, gromde naar Tante Dien en naartwee witte konijntjes, twee snolletjes, altijd in blank netel-doeksche jurkjes bijeen :- Hij ken d'r haaier blauwe ijsskol verkaupe . . .- Die Urrekerbotter mit se stinkende spierewit . . . gierde

het mokkel van den reus, terwijl ze opgewonden als eenwaanzinnige een tafeltje met de vuist behamerde .- Moeskops . . . ke jij 'm hebbe? . . . vroeg heet-belust

op ruzie Magere Harry .- Sijn? . . . joppe! . . . Soo dikkels as-ie lust! . . . Ikke kreuk

d'r drie sukke as Burk mit me grommige jatte!Eenige rumoerige en bedompte uren lang bleef er schel

en dronken geronk over de blinde vechtpartij, onder de gastenen toetsers. De bleeke roller Simon Heipaal, daagde Burkuit . . . nu die ineengekrompen neerlei in Thijs' achterkamer-tje, achter het groene deurtje .- Dooje binne salig, . . . spotte hikkend Willem de

Muhn : siaa,pierewit : spiering . - Grommige jatten : kinder-handjes. - Toetsers : handlangers . eigenlijk bij zakl :enrollers . -Roller : ontroover. -

Page 462: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

4Eo

Schepper, . . . enne jij sit onder God's skaduw! . . .

Plots, een kwartier voor sluitingsuur, verscheen KarelBurk uit het laaggezolderde deurtje van Thijs' ,prive" .

Zijn oogen waren gedrochtelijk paarsrood opgezwollen .Over zijn vaal jammergezicht, dat nabloedde uit een gleuf-wond bij den slaap, lei een afzichtelijke wreedheids-trek,als bij een naar prooi hunkerend roofdier . De pooier RooiePiet greep naar zijn mes, terwijl hij Dubbelzes aanstiet, inbenauwing voor geweldspleging . Onder de boeven klonkeen ontzet geschreeuw, zacht geroep en verbazings-gemompel .

Karel in zijn voile lengte, liep naar de wilde-straatglanzen-weerkaatsende cafe-deur. Vast ging zijn stap en hij leekplots geheel nuchter. Toch zei Karel geen woord.

Frans Poort, naar wien Karel nauw omkeek, staarde hembeduusd na. Van zoo een ontzettende taaiheid, zoo eenzichzelf zuiverend weerstandsvermogen had hij geen sjoege .Ze dachten allemaal, dat Burk met een gekneusden knardiep-ingezonken zat to krimpen van pijn en ellende, tusschende jeremieerende troostmeiden .- Weer bonje? . . . Motte se mekaar weer ereis fatte! . . .

jubelde Frans Vroolijke-Sijs, die ieder bakkelei-partijtje inopgewonden vreugde genoot .

Ook Poort besefte in ijzergrauwe onthutsing, dat er ietsergs gebeuren ging .

Elsa, grauw-groen van hevigen schrik, beefde aanhanden en voeten .

De Zeedijk-benden kenden Burk's grenzenlooze stout-moedigheid, zijn niets en niemand vreezende natuur, diein een opschuiming van drift, feller zelfs en heet-wraak-gieriger kon uitbarsten dan bij zijn angstwekkend-sterkenbroer Stijn.

Karel bleef even dralen voor het kroeggordijn. Maartoen tegen sluiten Stiekeme Thijs, die schijn-kalm wasgebleven onder het vernielen van wat stoelen bij het vecht-rumoer, eenige gasten begon op to porren met woeste boert :

Sjoege : begrip . - Knar: hoofd. - Bonje : harrie . -

Page 463: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

461

- Schorem . . . d'r uit . . . leeg je lel . . . opstappe op defielesepee ! . . .

. . . stond Karel in zijn voile, lenige lengte hoogopgerekt v6drde kroegdeur . En hij sprak met dreigend-opgekropte moord-drift in zijn stem, onder helsche opflikkering van de bloed-doorspatte oogen :- D'r feroert se-eige hier geen vin! . . . Die d'r uit gaant

bijt ik se strot of of trappel ik neer l . . . Ikke mot 't eerstnog effe oferdoen mit die swarte schooier daar! . . . Dat ismijn fidusie foul

Naar Frans Pcort wees Burk met ijzigen overmoed, terwijihij de deur sloot en een vochtstroom, kii als uit een keider-gang, van de nachtstraat meezoog achter het opbollendekroeggordijn .- Fan dronke Karel . . . fan 'n lijnschieter winne . . . oele ! . . .

Win d'r fan nuchtere Karel . . . Ezn fan ons tweeje mot . . . mothier blijfe . . . op de mat . . . Jij of ik sal 't f'rgokke! . . .

Frans Poort die evenmin vrees kende als Karel, overrildenu Loch een vreamde angst . Hij smoorde een gedachte-kreet,want Frans voelde dat hij verloren was . Als Karel Burk op thenijzigen, inwringenden dreigtoon sprak en zijn schrikkelijkeoogen zoo staal-hel brandden van toorn, wierd alle kracht-geweld in hem saamgetast tot een onoverwinbare vechtmacht .Want niemand anders kende Poort, met zulk een woestenhartstocht, bedwongen soms door zulk een koele vecht-bezonnenheid .

Er klonk even hoogop geraas en geklank van glazen enkannen, en een bang-hartelooze vroolijkheid van stemmengonsde. De boeven drongen traag achteruit en toen wierdhet heel stil in de rumoerige smook-danskroeg van StiekemeThijs .Weer, maar nu prangender van dreiggang en gebaar,

sleurde Karel Burk terugrukkenden Frans Poort smadelijkbij zijn das naar voren. Poort begreep, dat hij niet kon toe-springen als een paar uur her, op het waggelende kampers-lichaam. Hier mo ;,st hij ten uiterste rarnmen voor zijn leven .

Lijnschieter : droomer, suffer . -

Page 464: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

462

Want Karel zag er uit, onmenschelijk-vergramd, alsof hijhem in tergend geweld op slag zou vermoorden .

Er klonk gedempt angstgemompel door den menschen-kring. Karel hoorde niets, zag nets ; had alleen in zich destarre bezinning van zijn geweldige vuistkracht en zijnboksersmacht . Hij zou Frans neerslaan, neermokeren, zoo-veel keeren als de schooier maar kon verdragen . Karel zagniets dan het sidderend-witte gezicht van Poort, de weerzin-wekkende mondgroeven en de zwarte, vreeselijke oogenboren, boren in zijn oogen . Karel, stikwoedend, besefteplots, dat Frans van binnen verborgen in onrust beefde .

Mooie Karel, schoon tijden-lang ongetraind, vocht weerals vroeger in den ring. Wel voelde hij dat hij to zwaar opeen been doorzakte en zoo hij een linkschen hoek kreeg tegende rechterkaak, hij voor het vloertje zou gaan . Maar Frans,beduusd, aarzelde en kreeg midlerwijl een paar vreeselijkegezichtslagen. Een dreuning gonsde door zijn kop en toenKarel hem een rechtschen op de maag stompte, kromp hijdof-kermend in elkaar . Door een paar vlugge opstooten wouPoort zich bevrijden, maar Karel, koel-wreed, viel weer uitmet een hamerslag op de al gewonde kin, een linkschen dooreen rechtschen nagerammeid .

Frans, onder een soort van adem-afsnijdenden snik, zaktehalf-bewusteloos weg. Zoodra Poort zich kreunend halver-wege overeind-wrong, bonkte de schrikkelijke vuist van Karelweer op Frans' kin veer . Onder een hevig-trillenden pijn-giltolde Poort om, knock-out, met zijn smartelijk-verkramptetronie tegen den moddervuilen vloer .- Die is effe misselijk! . . . hoonde Doodskop wreed .Mooie Karel stond met de volledige macht van zijn

heele wezen zwijgend rechtovereind, het vreeselijke gelaatin onbarmhartige rust. Het woede-licht in zijn zelf nog bloe-dende oogen scheen uitgebluscht . Hij had geen haat en over-winningstrots, als jaren her tegenover Loe de Bokser, omCorry to beschimpen! . . .

Duitsche Elsa, uit haar vermoeienis gewekt, keek naar hem

Page 465: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

463

in aanbidding, dot op zijn mooie, slanke mannenlijf enop zijn witte tanden die blonken. Nu had zij voor het eerstden geweldigen kastijder Karel Burk herkend, die hetsparren verachtte, al de gemeene vechttrucs en geniepigevoorslagjes, en die zijn watjekou's gaf rechtuit, zondergenade. Ze wou hem wel omhelzen, in een verteederendhunkeren naar zijn kussen . Een walging voor Frans voelde

ze ineen, als man van haat en wraak. Ze smeekte omeen blik van Karel, maar hij zag zelfs geen wimper van deDuitsche. Zijn oogen staarden met een wijd-uitzwervenden blik .Elsa zuchtte en even trok triest een kramptrek van smart overhaar bleek-vermagerd ernstgezichtje . A1 de boeven, metplat- of ruig-opgekamde lok, mompelden onder elkaarin brandend ontzag, dat Mooie Karel toch maar hit knaapjebleef dat je je latten brokkelde eer je het wist . . . En in omme-keer viel hun scherpe en opzettelijk-kwetsende scherts nuneer op Frans .- Mooie Koarel . . . Tom Mix fan de Niefedijk, werendig!. . .

schaterde Ka Giljotien, haar fel-roode losse jak dichtknoopend .- Enne Frans . . . Tom Niks fan de Noordermart! . . . viel

Dubbelzes ironisch bij .- As hij je op je siel timmert . . . trek dan maar dubbel

je wambuis an, . . . grinnikte Stiekeme Thijs, in machtigebewondering voor Mooie Karel, terwijl hij de gasten brutaalde straat opjoeg .- Na huis schorem . . . drink je kuitje leeg en . . . nip geen

krakeling meer .Ook Frans Poort wierd bijgebracht onder meidengejammer

en scheldgeraas .Mooie Karel vertrok alleen en in stilte den nacht in .

Naar de Prins Hendrikkade liep hij toe . Van verre ontwaardehij bij het Centraal Station een rooden damp, als vanbrandende fakkels achter donkere huizenrompen en ver-duisterde boomkruinen verborgen. Er huiverde iets rade-loos door heel zijn wezen en hij wist niet meer waarheen . . .

Sparren : gemeen vechten. - Noordermart : zeggen de Jordanersvoor Noordermarkt . - Kluitje : borrel . - Krakeling : woord . -

Page 466: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

ZEVENTIENDE HOOFDSTUK .

I .

Greet had wanhopende scenes met haar alles-aandurvendenbokser doorleefd, de enkele keeren dat zij voor een paardaagjes naar Antwerpen terug was gegaan . Ook zij scheengeslagen door Karel's val en zij wist soms niet meer hoezich to gedragen . Zij gruwde eigenlijk van Burk's leven ; vandat gemeene verdierlijken . Ze moest zich van hem afwendenin zijn ongeluk ; toch haakte zij er naar hem to zien, zelfsin verstomping en ellende . Inwendig beschimpte zij fel haarvader Thijs, eigenlijke oorzaak van Karel's wegblijven opde vischmarkt. Burk was toch zoo zorgzaam en ellendig-goedvoor haar geweest . Ze had toch stilletjes haar stallen, haarhoepels, haar rijders, haar dansers en peerdjes voor hemin den steek gelaten, . . . al wist hij het zelf niet, dielichtmis . . . Och peen, het ging niet om den zwendelendenvader, niet om Ant, niet om haar, . . . maar alleen . . . gut, zekon den naam Corry nauwelijks over haar lippen krijgen, . . .alleen om de blonde uit den Haag . . . Die alleen riep!

Op een avond vertelde zij Alie, doch geheel verdekt, omhaar dieper verlangen niet to laten blijken, dat zij den Dijkeens op wou, waar zij nu in jaren niet geweest was .

Alie schrok en huiverde voor Greet's koolzwarte wimpers

Page 467: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

465en haar fel-aangerood mondje, bloedend karmijn . Geen vanAnt's gezin was zoo doortreurd van een stillen jammerals blonde Alie, om Karel's verdwijnen, en geen verachttezoo de klamme lasteringen van de babbelbuurt . Het leeksoms of Mooie Karel dood was voor allemaal . In een jaarhadden zij hem niet meer gezien . Hoe durfde Moedervlekkiehet voorstellen! En toch popelde Greet, terwijl zij wistdat zij zou gillen als zij Mooie Karel tegen het lijf liep, gelijkze vertelden dat hij er uitzag : onherkenbaar verschooierden vergoord onder het uitvaagsel en de sloebers van den Zeedijk .

Toch gingen Greet en Alie op een vroeg-donkeren avondnaar de danshuizen, terwijl Alie haar vrijer rad en schelvoorloog dat zij met haar zus boodschappen moest in denieuwe stad . Zijn groenachtige oogen flitsten van woede,doch hij zweeg.

Zoo onaanzienlijk mogelijk hadden zij zich gekleed ; vooralGreet, die slechts vluchtig lipjes en wangetjes bedonsde .

Slanke Alie wierd met gejuich begroet door verschillendesnoevende Jordaanknapen, die dachten dat het met haarjaloerschen Brammetje, den spekslagerszoon, weer ,af" was .Zij bleef van een strakken ernst en zag heel bleekjes . Ze weerdealle gebbetjes af, al stapte ze met Greet het eene rumoerigedanshuis in, het andere stampvolle uit . Doch van Oom Karelgeen spoor! Wel hoorden zij hier zijn naam noemen door eenWillemstrater-lompensorteerder en elders weer een verhaalvan een vroegere meid van Harmen Huisinga; verhaal overKarel's verbeestelijkt leven . W61 vernamen zij weer alles vanzijn vechtmoed en zijn tang, doch hijzelf dook niet op .

In een ootmoedige teleurstelling beiden, stapten zij terugnaar de Goudsbloemdwarsstraat . Greet sidderde toen ze ookAlie hoorde zuchten en huilen . Het wierd zoo stil in haarhart van verdriet en jaloerschheid . Hoe dwaalde zij tocheeuwig in droombeelden rond !

Rooie Griet, de porster, zat bij Ant grofkluitig to lijzen,eer ze haar twee dubbeltjes per week beurde . Ze kwebbeldevan de pas gestorven voddenraapster Ouwe Matje uit de

Gebbetjes : pretjes . -

Mooie Karel

30

Page 468: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

466

Wijde Gang en van Jan Sekelaadje verhaalde ze omstandig .Teuntje, zoo van zijn straatspel : diefje met verlos-verban-je, . . .aapte haar na en zong haar por-liedje in bok-bok-hurrie-stijlover :

Ka je nie fan Tante Mied'r hempie of! . . .

en drensde om een doosje Vlag . Och, Rooie Griet had eenbetere wijk dan Ouwe Manus, de porder en beltrot, die deheele Lindengracht, Willemstraat, Brouwersgracht en Gouds-bloemdwarsstraat afknuppelde, al van vier uur in den ochtend .Rooie Griet, de porster, maakte altoos aanstootelijke ruziemet de buren over scheldende en vechtende grommetjes enlap-swansen. En al de vrouwen verweten haar, dat als zeZondag's even moest komen porren, ze dan nog een stuiverapart beurde ; . . . zoo een vrek, die zich pas had vergooidaan den scharenslijper uit de Palmstraat . . .- God sal me bestijfsele . . . wa sof 't? . . . Bin ikke in me

recht of nie, Ant? . . . Doene sullie iets feur niks, godselme-ganseborde? . . . Doent Malle Elie se Buster iets feur noppes? . .- Nou!- Se binne d'r tug auk bij as Hein Kopijn mit se slag-

werk . . .Ant stemde weer lijzig in, maar Thijs verveelde het ge-

rammel van Rooie Griet en haar geleuter over een schillen-wijkje . . . Nam dat frommes maar de kuiten of voor zijn partstruikelde ze dood in een diepert! . . . Hij wou het over zijnhengelen hebben ; hij was er vol van .- Da mojje nie soo min neme, Moederflekkie! . . . daasde

hij onder de verstiekeniing van allerlei schuwe gebaren naarGreet, die haar nieuwe blouse, om den pauwglans, in hetspiegelbrok, verzonken to bewonderen stond .

Ant hoorde Thijs aan met opgetrokken wenkbrauwen . Allesging slecht . De marktbazen waagden geen crediet meer .Alleen Mooie Karel kon vroeger alles krijgen . Maar Thijs . . .die zoetwarmer, die zandslikker . . . alla! De venters laaddende visch op, maar betaalden niet . Nog uit het vorige jaar

Vlag: goedkoop merk cigaretten . - Afknuppelde : knuppel, waar-mee porders op deuren bonken. - Diepert: kelder. -

Page 469: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

467Januari had Thijs zwendelschuld van een tending kabeljauw,tongen, tarbot en twee vrachten groote schelvisch, tegenhonderd piek per kist, en van Duitschen zalm . Ant had op-nieuw schrikkelijke zwendeldingen met haar man beleefd .En nu weer tat zij in wanhoop, met de geschiedenis vanhet paard.

Thijs had, toen Karel niet meer met hem wilde saam-werken, een slimmigheidje bedacht . Hij wou naar Volendamvoor de visch, maar hij had geen vervoermiddelen. Zijnarmen waren to kort en toch zou hij iets uitdenken. Hijontmoette een kameraad, een vriend van Schele Leendertuit de Anjelierstraat, een gemelijken snoever, die hem metveel bombarie vertelde dat hij zooveel verstand van paardenhad. Toen trok Thijs hem aan zijn kloflie en vroeg stiekem :- Heije mesjomme?Ze trokken een kroeg in en namen er eentje . Voor de

toonbank van den bierbuikigen kastelein beklonk de snoevermet Thijs, dat hij hem wel aan een paard zou kunnen helpen,at zou hij het dier smokkelen tegen een zacht prijsje .'s Avonds kwam Thijs half-sjikker, stiekem, vreemd-

gebarend, met een braniend zelfgevoel en opgewonden thuisbij Ant en hij vertelde grijnzend, in geuren en kleuren hetgesprek met den snoever over het paard . Ant bemoeideer zich niet mee . Hij was oud en onwijs genoeg, om nietto weten wat hij deed, al beet hij ook zijn tong aan bloed .Maar onder geweldige dreigementen, wild flapperend met degerafelde panden van zijn staldeurenjasje en tusschen alderleivreesaanjagende gezichts-verwringingen, dwong praatgrageThijs met zijn verstuikten geest haar, het geld ergens to leenen .Ant gehoorzaamde en zocht een oude nicht op die als leen-vrouw in de buurt een beruchte faam genoot . Onder voor-spellingen van Thijs dat alles goed zou gaan, en den angst,nu Karel wegbleef, dat er geen inkomen meer was, klamptezij de nicht-leenvrouw aan . Die keek eerst heel sneu en ver-baasd. Al haar rimpels peinsden in haar hoofd mee, entoch was ze, de bloedzuipster, belust op een voordeeltje .

Zijn armen zijn to kort : Been geld hebben. - Mesomme : geld .Maken vele Jordaners van: bezomme, besjomme, mesjomme, me-zomm . - Staldeurenjasje : jas met split. -

Page 470: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

468

Ze stemde in, maar alleen wanneer de twee kerels meestapten .Ant vertelde de leenvrouw nog dat er in Volendam zooveelgeld to verdienen was in de garnalen, en als ze nou met renteop rente, de mannen aan geld wilde helpen, dan zou Thijs,die hompelaar, elke week zooveel en zooveel afbetalen, metzooveel en zooveel rente erbij . Het glom zoo klaar als spiegel-glas! Het wierd over en weer spreken, tot het bittertje erbijto pas kwam . Ant's nicht hield van een glaasje jenever, . . .alleen voor de inwendige opgewektheid, lachte ze erbij .

Thijs en de snoever-kameraad verschenen en onder hetschommelend drinken en klinken wierd beklonken : zij kondenvoor haar rekening een goed paard koopen . Weer namenzij een slokje, en na lang-verward wikken en wegen, - deleenvrouw peilde graag de diepte van het honingzeem, -wierd aldoor opnieuw het reeds afgesprokene weer afge-sproken: zij zouden voor haar rekening een paard koopenen dan met den paardenkoopman zelf en zijn rekening bijhaar aan de deur opduiken ; en geldschietster zou dan zelvebetalen, zonder een inhammetje . Want bezeibelen liet zezich door geen enkelen misslaander uit Mokum!

Ndg een slokje ging er bovenop en de afspraak wierdopnieuw afgesproken .

Daarna gingen praatzuchtige Thijs en de snoever op denHaarlemmerdijk een kroeg binnen, waar allerlei ruchtigeen drinkende paardenkooplieden bij elkaar ronkten. In desmoorzatte herberg ontmoetten ze een handelaar die defaam droeg van een groot bedrieger . Maar de snoever-kameraad juist verklaarde Thijs, dat die koopman een jovenekerel was, die zoo vast in zijn hiepen stond als hijzelf . Zijgingen apart zitten smonselen, zij bestelden borrel op borrelen zoo, onder natje op natje, vertelden zij hun verlangenmet al vreemder spraakstoornissen . De sluwe kerel, DooveBarend, merkte dadelijk dat Been van twee verstand had vanpaarden en zoo verkocht hij heel veel haring-met-een-geel-vaantje. Hij zou er bij die uitsmijters van de Lindengrachteen slaatje van sausen! Ineen herinnerde hij zich dat hij een

Hompelaar : stumper . - Bezeibelen : bedriegen. - Biisslaan : be-driegen, oneerlijk geld achterhouden . - Jovene : beste . - Hiepen :schoenen. -

Page 471: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

469grooten, witten schimmel, een raspaard ergens had staan,een merakels-best beest, met manen als golven en een rompjeals een jonge meid .- 'n Witte schimmel? . . . vroeg de snoever met een zekere

geheimzinnige klem in de stem, alsof hij dat sdort peinzendhad ontdekt .

Koopman zou den volgenden dag in de Goudsbloem-dwarsstraat bij Thijs voor de deur staan met het paard .- De witte schimmel? . . . vroeg gewichtig weer Thijs'

kameraad .- WA din? . . . snauwde de koopman, . . . is je geheuge

afgekapt? . . .Thijs grinnikte van pleizier en maakte ailerlei stiekeme

toespelingen op zijn toekomstig lot en op de galgen van zijnbenijders. Nou had hij maling aan Stijn en aan Karel; noukreeg hij zelf zijn dravertje met dampende neusgaten . . .Immes! . . . Nou ging hij zelf fijn in het zadel . De natte stem-ming was nag niet nat genoeg, en weer schonk de bierbuik-kastelein gul uit de tuit .

Den volgenden dag verscheen de listige koopman met zijnpaard voor het lage huisje van Thijs, pal in het jolige hartjevan de Jordaan . Ant schrok zich een mikmak van het gevaarte .Greet keek minachtelijk naar het karremansbeest . De jongetjesgierden van pret, toen het paard schallend begon to hinniken .Het leek Ant zoo op het oog een ferm diet. Hij sloeg zijnpooten mooi hoogop en hij rekte zoo fier den slanken hals,en de koopman liet hem, verbaasd nagestaard door Thijs,statig een paar ,blokkies" rondloopen. Thijs kreeg hik-krampvan zwellenden hoogmoed . Dat wierd zijn hengst, en hijschreeuwde het wat kenners-woorden na :- Sien jullie dat rompie? . . . Hoe ie se staart tussche se

bille knijpt? . . . Kedin he? . . . Soo'n swiepert! . .Al de buurtgenooten jubelden en er ging een hoera'tje op

voor Burk, den koppigen ruiter van de Dwarsstraat .De koopman, Doove Barend, van het bedriegelijke gilde,

putte zich uit en Thijs putte zich mee uit, al betaalde hij

Page 472: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

470

tol en stapel . De koopman zei : . . . het was, als je wou, eenharddraver; Thijs verklaarde : . . . een echte harddraver. Dekoopman zei : . . . het was een raspaard; Thijs verklaarde : . . .eenoverraspaard, . . . je kon hem compleet met den kinriem rijden .De koopman meende dat hij vier harde pooten had ; als hetniet to gek klonk, zou Burk beweerd hebben dat het paardop vijf voortrende . Thijs had er zoo weinig verstand van dathij er alles van wist. Het was een prachtbeest .- He Moederflekkie? . . . Hij snuift fuur . . . wa Moeder-

flekkie? . . Hij seit dat je er mee rijje kan op snaffel . .snap je?En hij lachte dom naar Greet, blij dat ze niets van die

snaffel vroeg .Hij berukte den pluimzachten staart, hij betastte de gescherp-

te hoeven en de fijne schenkels, . . . het was alles even mooi, ende donkere oogen van den schimmel glansden phosphorisch .De snoever-kameraad deed bezadigder, alsof hij indien hijwou, nog wel eens ontstellend-compabele kenners-aanmer-kingen kon maken .- Jij? . . . Jij komp net goed ! . . . Jij ? . . . hoonde Thijs

verachtelijk . . . Jij? . . . Ajje 'n snoekbaarsie an de stok hepvan sesesefetig duim, fal je om . . . Wa weet jij fan paarde,ophede? . . . Ga deur maffert . . . bal gehakt!

De compagnon smakte op de lippen en neuriede sarrend :Hinneke hinneke hinkeMuise binne geen finke .

In een stoet trokken ze op naar het Haarlemmerplein, naarde gulhartige leenvrouw . Aan de trap riepen zij haar toe,dat zij er waren met het paard en dat de koopman er bij stondmet zijn kwitantie, de correctheid ten exempel! Ook voorhaar moest het schimmelpaard nog eens loopen. Het vlotteen eindelijk betaalde zij achthonderd pop .

Thijs, over-trotsch, nam het paard mee, al ping het wat sterkop het bit, gelijk hij onder slimme knipoogjes een iegelijkverklaarde. Hij was wel een beetje bang voor de gespierdeachterpooten, maar hij liep toch flink en hoovaardig bijzijde flanken. De compagnons hadden in de Goudsbloem-

Page 473: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

471

straat een stal gehuurd en toen zij het paard wegbrachten,gingen zij uit voor haver en stroo . Voor dat alles moest geldneergelegd worden . Niet wolver . . . die zooi ! Zoo trokkenzij weer naar den stal terug, met het schimmelpaard aande hand; toen weer naar de leenvrouw, om haar to latenzien dat het beest er nog was, levensgroot ; en weer kregenzij vierhonderd gulden los . Meteen maakte de leenvrouw,met glimlachjes en over-securen blik, een contractje vantwaalfhonderd gulden en de overvroolijke gasten lieten haareen fooi over van honderd gulden . Weer hinnikte triumphan-telijk het schrandere dier! Bij Manke Hein in de Willemstraathuurden zij een vierwielige kar, zwieperig op de veeren, waarzij een joetje per week voor moesten dokken .

Op den eerstvolgenden Maandagavond trokken de rijdershaar Volendam . Een dag ervoor hadden zij het paard ge-probeerd met een tocht . Het ging boven verwachting goed,al drong het angstig-fel naar den stal . Het sprekenmankeerde het lieve beest, verklaarde Thijs aangedaan . . .Toch bemerkten ze dat het dier erg zweette langs de flanken .Zij hadden wel geen verstand van paarden, maar een kameraadverklaarde dadelijk dat het geen goed paard kon zijn dat zoobakte en zoo kleefde.- Se dijje binne to dik . . . se hoefe binne gebarste en . . .

en . . . en . . . hij hep de spat . . . kijk . . . da geswel . . .Thijs wou den ,kenner" op zijn tanden slaan. Zoo een

Rooderoe kon voor zijn part de rupsenziekte krijgen! Watverbeeldde die zijn eigen wel met zijn vernolde knar! Alleende snoever-compagnon trok weer een bedenkelijk gebaar .

's Maandagsavonds vertrokken zij in het duister, met hundrieen: Thijs, de compagnon en een jong stuk koetsier, naarVolendam . Alles ging goed . Er wierd even gestopt in Schouw,om het paard to laten drinken bij een kastelein. Die bekeekhet paard en vond het beverig. Het beest was veel to kortvan asem en to zenuwachtig, en bleek telkens bodemschuw .

Maar Thijs, die er geen verstand van had, wist er weeralles van en zei dat het paard veel to lang op de wei had ge-

Wolver : goedkoop . - Joetje : tien gulden . - Vernolde knar :toegemetselde kop. -

Page 474: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

472

staan en dat de omgeving hem hier heelemaal vreemd was .Snel zette hij de reis voort.

In Volendam was het overal een bont gekijk . De Volen-dammers begrepen maar niet hoe Thijs aan een ,wittenschimmel" kwam ; die Roomsche geus! Ze kletsten Muidenen Weesp vol .

Maar hij, trotsch als een pauw, trok zich van al het gepraatniets aan. Het aldereerste keek hij naar stalling uit. Ditgelukte bij Nelle, die een riekenden bokkinghang had. Daarmaakte de voerman een stalletje, met wat stroo dat ze ophet land hadden bijeengeraapt.

Den volgenden morgen vonden zij het paard met afgeschaafdvel aan rug, borst en pooten, schrikachtig en steigerend . Debokkinghang was veel to klein geweest voor het zwellende beest.Het vochtige schuurtje, opgebouwd uit ruw op elkaar

gemetselde steenen, was vol puntige uitsteeksels. Aan diescherpe uitsteeksels had het paard zich gewond . Thijswaschte overal het bloed of van zijn bast en hij verklaardedat er toch maar gereden moest worden. De sn.oever-compagnon die het eigenlijke snoeven Thijs overliet, trokweer bedenkelijke gezichtjes en nu snoefde hij op zijn bezadigdinzicht. De witte was een lui, een koppig beest, dat niksvan een disselscherm wou weten .

Met den handel ging het al heel slecht; de garnalen warenveel to duur. Omdat er weinig wind stond, konden de bottersniet de haven inzeilen. Niks to verschieren! Toch kochtThijs en de reis ging weer naar Amsterdam terug . Maar datging niet al to best. Want de schimmel wilde plots niet loopen .Compagnon verklaarde bezadigd :- Die knol hep geen trekkracht . .. hij hep de wurm-

siekte, . . . w3 sei ikke? . . .Thijs, van woede en angst, greep het geschrikte paard in

het haam en zelfs in zijn manen . . . Met allerlei tegenstrub-belingen bereikten ze eindelijk Amsterdam en ze verdiendennog een bagatelletje aan hun to dure garnalen .

Thijs bracht bet paard weer naar zijn stal, dwars door de

Verschieren : verdienen . -

Page 475: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

473gillende en tierende volksbuurt. Een geweldige stoet jongensgierde achter paard's staart aan. Thijs, de ruiter van de Dwars-straat wierd gehoond, uitgelachen en met vuil nageworpen .Ze loeiden als sirenen en floten snigdend-schel, om het paardto verschrikken . Er klonk een oorverscheurend lawaai rond,doch Thijs liep strak en meedoogenloos, trots naast zijn beest,dat kalm door het jongens- en buurtgewemel heenstapte. Inden donkeren stal waschte Thijs het of en voedde het goed .

Midlerwijl kregen Burk en zijn compagnon, een echtewindas, heibel om het paard. De compagnon, dronken, ver-klaarde dat het geen schimrnel was en Thijs, nog zwalkender,hield vol van wel. Zij gingen in onspoed onder vervloekingenvan elkaar, maar Thijs behield het paard, dat heel boos-aardig naar hem loerde, meende hij . Toch voelde Thijs zichniet al to zeker . Het dier zweette vreeselijk, liep slecht enonwillig, haalde kort adem en vertoonde allerlei kreunenderarigheidjes aan de dij-draaiers . Hij wou niet langer belachenworden in de Jordaan, waar hij 's morgens en 's avondstelkens nietigjes verscheen naast het groote paard, begierden uitgeschaterd door de straatbengels .

Op een dag ging Thijs met het paard naar Purmerend enruilde het dier in voor een ander, een veel kleiner, vaal-bruin paard, Corrie geheeten .

Thijs ging naar de leenvrouw toe en vertelde haar hetgebeurde met den koppigen klepper. Hij vertelde haar dathij het paard gewoon had geruild, maar verzweeg dat bij hetverpieren Corrie al tweehonderd gulden minder waard wasdan de gele schimmel .

Ook met dat paardje trok Thijs manmoedig naar Volendam.De eerste weken vlotten de tochten . Thijs nam velerleikerels, dronkaards en klaploopers, mee inn zijn kar als vracht-passagiers, die allemaal klonken op zijn en Corrie's welzijn .Doch toen op een keer het paard terug moest, kreeg hetlast van gal ; bleek het dier de hotsende, luidruchtige vrachtveel to zwaar. Het begon mank to stappen en in zijn voor-hoofd trokken donkere zweetrimpels .Verpieren : van de hand doen . -

Page 476: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

474

Thijs, ontnuchterd, sloeg de angst om het hart .Op een stikduisteren nacht gingen zij weer, doch het beest,

vreesachtig, kon niet voort . Vier slampampers, arme visch-venters, zaten mee in de kar en sprongen eruit . Thijs waswoedend op de kameraden en op Corrie . Hij begon hetpaard to rossen en de slampampers trampelden mee tegenhet karbeschot . Doch Corrie weigerde met een starren, onver-wrikkelijken wil . Toen schonken zij het paard een dagje rust .

Op een Vrijdag, - het paardje zag er afschuwelijk mageruit, - gingen Thijs en de voerman weer naar Purmerend, omhet bedrog van den paardenkoopman to ontmaskeren. Maarde koopman was niet to vinden. Wel zijn broer, een melk-vrachtrijder, die beweerde dat zij windsels om het paard zijnpooten moesten binden . . . het was een gevoelig soort! . . .en het paard een dag of veertien rust geven, anders kreeg't de stille kolder!- Makkelek prate jij . . . leeleke papegaaiskutter, . . . turftrek-

ker! . . . barstte Thijs uit . . . 'n jong beesie maar feertiendage stil to late staan, . . . daar ken ik geen cent mee ferdiene!

Toch was er nets aan to doen . Zij gingen verder, ruktenhet beest den bek open en arriveerden 's nachts to Volendam .Het paard wierd uitgespannen en zijn pooten met windselsverbonden. En weer wilden zij het dier den nauwen bokking-hang induwen, doch het boosaardige beest weigerde en wildeThijs bijten. Thijs schreeuwde van benauwdheid . In hetschrikkelijke donker wist hij zich geen raad met het woedendedier, dat hem achterna holde den dijk op. Toch wou Thijshem het schuurtje slinks indringen. Maar het paard, brieschenden hijgend en vrij, beet hem in de borst en zijn driftiggebit drong door al Burk's kleeren heen op de bloote huid .Thijs gilde van pijn en zijn makkers rukten hem los . Toenlieten ze weerspannige Corrie maar in het land loopen .Dadelijk moest Thijs de wonden afwasschen en zuiveren .Hij kromp van pijn, maar hij wou niets laten blijken .

Den volgenden dag, toen de kar geladen stond met garnalen,gingen zij naar het land om Corrie to halen. Doch ze konden

Turftrekker : beroover ; zakkenroller. -

Page 477: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

475

het paard niet vangen. Het was een dot tafereel . De logge,wankele Thijs stond met een lief, zoet pruimenmondje maaraldoor : Corrie, Corrie, Corrie to roepen en zacht to fluiten .Even rillend en huiverend de huid, bleef het paard staan .Stil ontdeed Thijs zich van zijn klompen en sloop naar hetbeest zijn staart. Maar nauwelijks was Thijs genaderd,of het dier, joep, rende schuw de wei in. De vier andereJordaansche kerels probeerden hetzelfde en het dier wierddoor de mannen van alle kanten opgejaagd over de zonnigewei. Ze zweetten en vloekten en het leek een tragischeklucht voor heel saamdrommend Volendam . Thijs beweerdedat ze niet op zijn schaduw mochten trappen ; konden ze hemvangen en al maar liefkoozende naampjes bedenken .Telkens namen ze een keilertje en veegden het tweet vanhun gezicht . Zoo een dot gedoente voor een beest, . . . nee,het was niets voor Thijs . Al was hij nog zoo trotsch een paardto bezitten, dat ging to ver . De Volendammers verkneuterdenzich van den lach en Thijs wierd overal de ruiter van deDwarsstraat gescholden . Hij wrokte en vloekte en uren gingenvoorbij, terwijl de dure garnalen op de kar stonden enverkocht moesten worden in Mokum.

Eindelijk gelukte het den voerman het beest to grijpen enmet een groot touw to omstrikken . Met behulp van delachende Volendammers, wierd Corrie tenslotte overmeesterd .

Maar voor den wagen, alsof het beest het er zoo om deed,liep het weer mank .- Die fuile treiter . . . die linke trut! ., . schold Thijs, . . .

nou hep-ie oogkleppe . . . en nou is-tie weer mank .Op het land konden geen tien duivels het bijhouden, en

voor de kar stond het to strompelen . Och, och, wat was hijbegonnen. Zijn kameraden zelfs gingen hem voeren, in het ootjenemen, vooral toen Corrie al manker en manker voortsjokte .Ze kwamen nauwelijks vooruit en het beest beet in krampop het dikke gebit .

Eindelijk, toen de markt al lang was afgeloopen, riaderdenzij Amsterdam. Thijs verkocht op de Lindengracht nog

Voeren : bespotten.

Page 478: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

476gauw zijn garnalen, maar met verlies . Het beest liet hij denvoerman naar den stal brengen. Hij dorst niet de Jordaan inuit schaamte en woede . De voerman verbond het arme dieren liet het eten . Toen ging hij op zoek naar Thijs. Baloorigvond voerman hem in een klein kroegje op het Singel, halfhuilend aan alderlei dronkaards zijn wedervaren vertellend .

Toen ontdekte Thijs weer een medelijdende ziel die graagmet hem samen wou doen . In hun verteederende beschonken-heid bezwoeren zij elkaar trouwe kameraadschap en boven-dien zou de nieuwe compagnon ook zorgen voor een paard .

Weer wierd alles beklonken met dubbele natjes, en denvolgenden morgen, zoo waar, verscheen de nieuwe gawwermet een wit paard, Tommy. Hij woonde vlak bij, op de Linden-gracht, met een tippelsjikse . De Jordaners zouden nu om dendag rijden, den eenen dag : Tommy, den anderen dag : Corrie .Dat ging een weekje goed; Corrie sjokte niet meer zoo mank enTommy was over-vurig. Er wierd wel verdiend, doch er kon nietz6oveel verdiend worden, of ze inoesten wekelijks rente betalenop hun voorschot, en ze dronken als Zeedijklellen . Zij wareneigenlijk dag en nacht beschonken . Het voermannetje moestaldoor maar de dieren verzorgen ; als ze weggingen, ze uitden stal halen en als ze terugkwamen, ze naar den stalbrengen; haver bezorgen, water geven en afdrogen .

Thijs was schuw geworden om in de buurt met het paardto verschijnen. Op een dag kreeg Thijs het in zijn verteederdhoofd, Corrie een lekker beetje schillen to gaan brengen .Hij vond zich wonderlijk nuchter en vast op de hakken . Dochzoodra Corrie Thijs zag, begon ze to trappen en to steigeren .Thijs was woedend, zwaar gekrenkt en sloeg er blind op los .Maar toen, eer hij het besefte, had het paard hem in den schou-der gebeten . Hij gilde gesmoord en vloekte als een razende .

In de kroeg verdronk hij zijn verdriet en zijn weggemoffeldeschande. Wat was hij toch voor een toffe tip?

's Middags zouden zij weer weggaan, de twee compagnons .En ze stapten met paarse hoofden dronken de kar in .Er was een reuze-bekijk van de heele buurt, een gelachGawwer: makker. - Tippelsjikse : een lichtekooi, die overal kruist . -

Toffe tip : malle kerel . -

Page 479: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

477

en uitgeschater van alle vrouwen, een spothoon van allespinnende kerels. De voerman stapte in en lei de zweep .Maar Corrie, zwaar op het gebit en slecht ingespannen,weigerde voort to gaan. Thijs rekte zich waggelend overeind uitzijn kar en met comieke verdwazing schold hij naar Corrie toe :- Fruit beest . . . hort . . . hort . . . of ik hak je an bief-

stukke l . . . tippelaar op klompe !Ook de compagnon schreeuwde mee, maar inplaats van dat

Corrie vooruit rende, wrong ze de kar met de kerels achter-waarts en bleef toen plots weer rillend staan.

Er klonk gegil en angstgeroep . Want niemand wist waarhet beest heenwou . De voerman, ook half-sjikker, keekradeloos rond en knalde de striemzweep . Eindelijk, op het wan-hopigste moment, scheen Corrie zich to bezinnen en reed zemet een mishandelenden leidselruk, terwijl Thijs en Compagnonachterover sloegen, voort . Onder een donderend hoera vanbuurtgenooten stoof het gierende yolk opzij voor het weer-barstige dier. Ant bleef huilend van ontzetting achter .

Tot de Haarlemmerstraat ging alles goed . Daar ineenbleef Corrie weer staan en weigerde een poot verder to verzetten .

Thijs en zijn compagnon, vol wrok en schaamte-woede,stapten uit en waggelden moedeloos een wijnhui5 binnen .Ze vloekten tegen elkaar en ze verklaarden dat ze op diewijze nooit Volendam zouden zien .De voerman moest Corriemaar weer naar huis lokken en Tommy voorspannen.Doch de voerman sprong van den bok, giftig dat de ventersweer aan het zuipen sloegen, en verklaarde dat ze het zelf maarmoesten down met hun dronken koppen.

Er wierd half gevochten en zweepgeknald en gescholdentegen den voerman en zoo zwaar gedronken, dat de kerelsniet meer op hun beenen konden staan . Het gelukte het voer-mannetje eindelijk weerspannige Corrie door een rustigeteugelwerking naar den stal terug to brengen en de karin de loods to loodsen .Tegen den avond kwamen Thijs en compagnon bij Ant

stomdronken binnenwaggelen . Want Ant bewaarde den sleute 1

Tippelaar op klompen : een lafbek, een verschalker . -

Page 480: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

478

van den stal. Thijs' vrouw was dol van drift. Haar wenk-brauwen sprongen op en neer . Hoe konden ze zoo afge-laden een paard besturen in den nacht! Maar het ging zoohet ging, ze moesten naar Volendam .

Om halftien 's avonds plompten ze als zoutzakken in dekar, Thijs en zijn compagnon, en het voermannetje op denbok, met verkorten teugel . Maar alles liep tegen, handel,weer en wind . Thijs wierd baloorig en ging weer zwaaiendkroeg in, kroeg uit.Door al de rampen die Thijs had met zijn paard en

den handel, liet hij geheel den moed zakken. Ook met dennieuwen compagnon kreeg hij heibel en wierd het knokken .Na een paar weken gezworen kameraadschap, moesten zijniets meer van elkaar hebben . En Corrie vertoonde aller-lei nieuwe mankementen . Thijs zinde op geneesmiddelen .Op een dag weer trok hij naar den stal en ging hij zelfmet vervaarlijk gereedschap, het paard manen knippen enbeslaan. Om het vreesachtige dier in bedwang to houden,kneep hij het met een tang de neusgaten dicht . Maar Corrierukte zich los, sloeg boosaardig achteruit, en zou Thijs ver-morzeld hebben tot een paphoop, als die niet bijtijds wasgevlucht. Doodsbleek en bevend stond de paardenkennerberooid in de straat en de buren zagen aan zijn ontsteldwezen dat er iets verschrikkelijks gebeurd was .

Nadien wou het paard altijd op Thijs of als het hem inde verte reeds zag aankomen .Toen ineen bekommerde zich Thijs om nets meer. Hij

zag naar geen creatuur meer om . Noch naar zijn handelnoch naar zijn knol . Hij dronk en dronk en verzoop zijn laatstecent. Hij gokte in de kroegen ; had het hoogste woord overpaarden; schold op zijn vrouw en zijn kinderen en kwamnauwelijks meer thuis. Het voermannetje had hij afgeranselden al zijn zuipkameraden hun conge gegeven . Een iegelijkdie het hoorden wilde overrompelde Thijs met zijn ziedendejaloezie, omdat zijn kreupele wijf Ant het waagde met lichtekousen de markt to beslenteren ! Dat moest wel alderlei

Afgeladen : dronken . -

Page 481: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

479

mansvolk in verleiding brengen . . . met lichte kousen . . .en haar tik met bengel om den nek . . . stel je effe voor! . . .Kedin! . . . Zoo een stukkezak, . . . zoo een afgesleten teef! . . .Eindelijk geheel ,los", strompelde hij weer bij zijn eega bin-

nen. Hij herinnerde zich, na een paar weken to hebben gezwab-berd in lust en onlust, dat hij nog een paard had staan op stal,en in zijn dronken gelal verraadde hij dat hij het dier wouverkoopen. In al haar kreupelheid sleepte Ant zich naar deroezemoezige Goudsbloemstraat, naar den vunzen stal, en ophet oogenblik dat Thijs, half nuchter, het paard wilde mee-nemen, verrees zij voor de deur, dreigend en de brauwendansend, heftig op en veer .

Thijs schrok en vluchtte .Inmiddels stuurde Ant met de kinderen een waarschuwende

boodschap aan de leenvrouw, dat, wilde zij nog iets van haargeld redden, zij het paard moest laten hleen . Ant zou densleutel geven. Vrouw Burk kreeg een boodschap terug dathet paard zou worden ,geschaakt" .Een man kwam en haalde Corrie voor den dag,

afschuwelijk om to zien . Hij vloekte en raasde en de heelebuurt schreeuwde van verontwaardiging mee over zulk eenveronachtzaming . Het beest strompelde op drie pooten ; eenzieke poot was heelemaal opgetrokken . Een week lang was hetzoo goed als zonder eten gebleven ; alleen gevoed met een beetjeschillen . Het paard viel haast om van de jeuk en het was lat-mager als een geraamte . Er Zat geen stukje vleesch meer opzijn bast . Onder groote meewarigheid hinkte het weg en debuurt bleef nu stil en bedroefd van deernis .De man., door de leenvrouw gestuurd, bracht Corrie naar

het Haarlemmerplein, bij den paardenslager .Inmiddels had Thijs nog stiekem de binnen- en buiten-

leidsels, het hoofdstel en het andere paardentuig weggemoffeld .Voor honderd gulden wierd het beest bij den slachter

verkocht, zoodat in twee maanden tijd Thijs elfhonderdgulden, door de leenvrouw hem voorgeschoten, met renteop rente schuld had gemaakt .

Tik met bengel : hoiloge met ketting. -

Page 482: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

480II.

Mooie Karel besloot, na zijn gevecht met Frans Poort,niet meer tot hem terug to keeren . Hij hongerde liever dood .

Karel hoorde op den Zeedijk met een soort van daemoni-schen vreugde-schok, van Loensche Neeltje en Schollekop-Anne, twee beruchte dansdeerns, dat ook Elsa van Poort wasweggeloopen, met achterlaten van al haar mooie kloffiesvan rose en blauwe surah . Zij had een vreeselijke vrouwen-ziekte opgeloopen, lasterde Loensche Neel er bij . . . Ze woud'r eige eerst tjompe . . . Ze hadden mekaar . . . gut, zooals diezachtoog was uitgevallen . . . Karel Twee. Ze kende het schepselnou van haar tot pluim! Ze had Frans temee gespleten! . . .

Poort verscheen niet eens meer op den Dijk, na zijn neder-laag. Hij kon de gedachte: geluk en levensherstel in KarelBurk, niet verdragen . Hij dook weg tusschen het gespuis .Naar twee kanten had hij mis gegrepen : naar Elsa en naarMooie Karel .

Toch bleef Burk krachteloos in zijn ontluistering en hijkon nets anders doen dan drinken, ronken en lanterfanten .Al zijn boert en lust leek hij kwijt . Hij stotterde Corry'snaam of huilde in zuiplappenwee . Telkens nam hij zich voor,in fel oplevingsgevoel : ik zeg de heele zooi aju . . . en telkensweer dompelde hij dieper in ellende onder . Zijn liefde-verdrietfascineerde hem steeds prangender. Al het weeke, lokkende,teedere van zijn vurige wezen lei verschrompeld . Hij hadzich in zinnelijke zelfgenietingen verlamd . Want nu hijFrans niet meer sprak, voelde hij zich nog alleener en ver-eenzaamder tegenover Corry . 0, Frans had hem zoorauw en vreeselijk, maar waar, haar vonnis overgebracht!Op een avond ontmoette hij Zwarte Piet in de Oude-

Kapelsteeg. Die bedelde weer schuw om wat spieen, devervuilde reus. Beschonken bijeen, waggelden zij naar elkaartoe. Toch bleef Zwarte Piet ook schichtig en argwanendtegenover Burk . Blauw schuim borrelde op Piet's geknauwdenmond onder het rochelend praten . Maar toen zij 's nachts

Kloffies : kleeren. - Tjompen : verdrinken .--

Page 483: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

481

op een slaapkrot bij Houtboot aanlandden, een luguberbovenlogementje waar Karel altijd eenige keeren op denreutel kon luimen, naderden zij elkaar vertrouwelijker ; be-gon Zwarte Piet al losser en ratelender to dreigvloeken .

Met een ijselijke verwarring en onder een verstokte, half-waanzinnige uitgesletenheid van gedachten, vertelde hij Karelvan zijn vroeger misdaden-leven, met gapingen van jaren enjaren. Telkens liet hij overdreven feiten van heden enverleden door elkaar springen. Hij verhaalde ruw-groot-sprekerig van zijn moord-met-opzet . . . Ja, hij was een dergemeenste boeven geweest en hij zou sterven als een verwor-peling . Bestig. Maar dat alles kon hem geen zier schelen, . . .de hemel hong zoo hoog . . . daar kwam toch nooit een levendmenschenkind bij ! . . .

Hij praatte door in verwarde zinnen en Karel luisterde,eerst ook in een snort van klamme verdwazing, naar hetbeschonken beestmensch . Ze smonselden van krib tot kribvlak bij elkaar, in het borende, riekende donker .

Karel wierd zonder dat hij zelf wist waarom, plotselinghevig gekweld door een niet meer terug to dringen verlangennaar de Jordaanbuurten. Hij voorvoelde in doffe, stompebenauwing, dat een of anderen dag toch het allerergste methem gebeuren ging . Dat hij ziek, zou verrotten tusschen dezieke meiden ; dat hij zou verrotten tot in zijn merg .

Daarom wou hij terug flog eens naar Ant, naar Greet,naar Alie, naar al de deerns met wie hij zoet en zelfvergetenhad gevrijd in een kort, maar bedwelmend geluk . Neen, . . .aan Corry mocht hij nooit meer denken . Die lente keerde nietweer. Die meid was zoo hoog boven hem uit en hij was zoo laaggezonken in mannen-verdierlijking en armoe, dat zij nauwe-lijks meer voor hem bestond . Och, als ze nou zijn rauw drank-stemmetje zou hooren schuren in zijn heesche drankstrotje ! Zijndolle, smartelijke liefde wrong zich om tot een woedenden,hijgenden haat . . . Hij zou haar kunnen wurgen, met genot,met . . . met . . . Wierd alles nu weer afschuw van zichzelf envan Corry in hem? En terwijl de booswicht Zwarte Piet hem

t:p den rentel luimen : op de borg slapen. -

Mooie Karel

31

Page 484: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

482biechtte van eigen misdaden, zonder een schijn van berouwbleef het schrikkelijk hunkeren naar zijn buurt en genootenkwellend en brandend in Karel leven, midden in den nacht,vol van een zwijgend-geheimzinnig stflte-dreigen en donkerendschaduwen rondom ; bleef alles kervende pijn en heet smach-ten in Mooie Karel .

Zwarte Piet, met zijn hoofd voorovergebogen, liet zijndrankadem walmen in Karel's gezicht en hij scheen nogalleen maar op to leven bij de gedachte dat er een oudvriend van hem, nog veel erger geweest was dan hij .

Verward en springerig van gedachten stootte hij, met fellennadruk in zijn argwanende grornstem op enkele woorden, uit :-Gawig . . . niks gedaan, haur! . . . Ga wig . . . hij fratniet . . .

Dat was 'n kneibel . . . Frans Rosier! . . . Heb nooit-nie deur-getimmerd . . . al hei-je 'm an se rooje sik getrokke . . . Ga wig!

Even kneep er een benauwd hijgen van de borst ; toen ldonkde schooiersstem weer op :- Ga wig . . . dat was me beste gawwer . . . meer as . . .

as twintig jantjes geleje . . . bij Lammetje Sondag . . . FraagRooie Luuk en Lange Luuk en de jonges . . . Piet de Metraus, . . .Nelis en Nooy . . . met se lamme seroeang! . . . Toe . . . toeie se-eige feur de baserool heb gek gehoufe . . . Dat was 'nbloedsiener . . . stong de flik vol fan temee . . . Maar niejofene! . . . Fraag Groninger Jo . . . Die hing d'r 'n galf feur sebast en se liepe d'r soo in . . . doodgewoon ! . . . Ga weg ! . . . FraagMatje . . . fraag de Lange . . . . fraag de Londese Lewie . . . Gawig kerel . . . die fersting de linke pinose . . . die feberde fak-keltjes . . . Ha-ha-ha . . . koper-groen seit-ie . . . gooie jullie inme frete . . . Ha-ha-ha . . . soo hep-ie de bewakers genome . . .kopergroen . . . ha-ha-ha! . . . Die heb . . . heb . . . se sussie inde nek gebete . . . toen-ie effe fijf jaar was . . . die seibelant!

Zwarte Piet grinnikte al duivelscher in het donker, wreed,terwijl Karel angstig begon to luisteren .- Wa bi jij feur 'n kneibel? . . . 'n Kwijlebabber! . . 'n

Niks! . . . Jij bin 'n glasewasscher . . . Nou . . . ka jij 't hellepeda eens. . . eens in 't weekie je ladder omfalt . . . hahaha . . .Doortimmeren : zich verspreken . - Jantjes : jaren . - Seroeang :

arm . - Baserool : president van de Ftechtbank . - Flik : dagblad . --Jovene : goed . - Galf : mes . - Linke pi- of pernose : misdaden-trues . -Fakkels feberen : bedelbrieven schrijven . - Seibelant : booswicht . -Kwijlebabber : miaseliike vent . -

Page 485: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

483

pirdoes op 'n gekloft niesse . . . hahaha! . . . Ga wig. . . bijLammetje toen . . . fraag Nobele Piet maar . . . in 't Sint-Annestraatje . . . in 't rotte steegie! . . . Nou hep ikke schrie-bes . . . maar toe . . . toe had ik dorst . . . Nou . . . as . . . as jeladder omfalt . . . nou . . . dan blijf-ie 'n weekie legge . . .hahaha! Ka jij 't hellepe? . . . Ga wig! . . . Jij bin 'n lammebuiser . . .'n rotteraar . . . Jij durtt niat eens pooie . . . kedin! . . .Maar Haarlemsche Frans . .- sie je se ooge nie? . . . Hu . . .wa fuil keek-ie, . . of ie . . . of ie je soo temee deurmidde snee . . .Net as . . . as Rosse toen . . . Net as Gerrit fan Lammetje . . . d'rkerel . . . Die het bloed motte sien . . . Ga weg! . . . Die hetse de nekke afgekorrefe . . . al kreeg-ie 't gele nluts :e mit delap . . . 'n half jaar . . . 'n half jaar kechot . . . in de petoet, . . .W . . . Fraag Mie Godin maar . . . bij Lammetje . . .

Karel rilde . Hij had al zooveel gruwel- en griezelverhalengehoord van Frans Rosier. En langzamerhand was hij gaanbegrijpen, in al zijn eigen ellende, dat die kerel cornpleetsjoeg geweest was . Daar had je nou die Frans Rosier, dieniet vrat en wou sterven van den honger, omdat hij dachtdat ze hem in het gevang vergiftigen gingen met eten . . .- Ja-ja . . . die dee maar soo . . . die goocheme sauger! . . .

gieide met een beestelijk-ruw gegrinnik Zwarte Piet . . . Hijkonkelmonkte 't gebefte gajes en de affekate! . . . Heb-ienooit-nie in de merode gesete! . . . Hij had altoos de bootfersuimd, die geschefte knul . . . Ga wig! . . . Hij had meer inse knar as jij en ikke . . . de heele sjekelaaiwage had-ie beet . . .en nou hou ik tug self me klefier op he? . . . Bi 'k 'n luisigebedelaar, bekneisd! . . . Ga wig . . . Frans was kedin . . . dieheb ieder vogeltje se feere kenne knippe . . . Most nog 'n bofe-mees . . . meester gebaure worde . . . die hem lei . . . al kreeg hij'n haaie drukkert . . . al kwam-ie banjer . . .Die was edelfolk . . .ga wig . . . Die douwde 'n . . . 'n half ijser in se linker-hand-schoen as . . . as-tie bokste mit Lekkere Liese uit de Rembrandt-kuil . . . mit Raffie Mendes . . . en op 't ouwe Amstelfeld . . .Karel gromde :- Leg nou nie to ijle . . . Lord Vergroot-glas, . . . en hou

Schriebes : honger. - Buiser : drinker. - Rotteraar : verrader. -Mutsje met de lap : het rnutsje dat de gevangenen dragen en waaraan

het masker vastzit, waarmee ze altijd het gelaat mneten bedekken alszezich ,buiLen"vertoonen .-Compleetsjoeg :krankzinnig .-Goochemesauger : slimme Bast . - Gebefte gajes en affekate : rechters en advo-eaten . - Merode : benauwdheid . - Kner: kop. - Sjekelaaiwagen :dievenkar. - Klavier : hand . - Bekneisd : bekend . - Vogeltje veerenknippen: iemand berooven. - Bovenmeester : politie-commissaris . -Haaie drukkert : zware straf. - Banjer komen : erin loopen. - Edelyolk: dievenvolk . -

Page 486: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

484

nou je olmse bakkes maar dicht en adem deur je neus,beisko! . . . Die feur gek gebore is, kA nie betere . . .

Karel oordeelde zelf veel milder. Er waren onder die ijzigejongens, kotsers gesjankt of niet, doodonverschillige schelmen,die zoo ironisch-schuin de lefpet over den neus schovenen hun pennetje zoo rustig lieten dansen tusschen hunlippen voor ze de val keurden, . . . toch zulke in-goedhartigeen trouwhartige knapen . . . van wier langzame zinking, ver-wording, vergrauwing en verbeestelijking hij alles had meege-maakt. Van den pooteling Hein vooral, then hij als kind al hadgekend, in de kroeg van Koos in de Looierstraat . Erwaren tochzulke doodgewone, goede knullen onder al die seeveraars methun melaatsche hartstochten en driften. Er waren bij die hemmeer en guller hadden geholpen in ontbering, dan zijn besteen fatsoenlijke kameraden en het nette gajes uit de Jordaan .Enkele van die zwervende harten zouden zelfs hun karige korstmet hem hebben gedeeld . En al grinnikte nou naast hem, inwrok en verbeten razernij, Zwarte Piet nog zoo, die booze schurkmet zijn ouderwetsche dievenlantaarn, die gooser, die altijdzijn tor, door Ka Kluchtspel als een hercuul-kerel bijgestaan,met zoo wreede tuchtigingen had gegeeseld, kon zelf allesmissen wanneer het moest, voor zijn makkers-in-nood .

's Morgens toen Karel ontwaakte, sprong ineen weer ophem het hevige kwel-verlangen naar de Jordaanbuurt .

Als hij zich niet zoo rillend schaamde, zou hij direct ge-gaan zijn . Maar hij beefde en al dieper beet de onrust bij degedachte dat ze hem zoo, in zijn ontreddering zouden zien,hem zouden uitjouwen of meelij met hem hebben . Neen,dat weervoer hem geen tweemaal .

Zoo doorzwierf Mooie Karel zijn dagen en zijn nachten weersaam met Zwarte Piet, in de stegen en holen van duister Am-sterdam. Al verschrikkender riep in angstige droefheid zijnhart om eigen vernietiging en levensverwoesting ; al onbegre-pener stond hij tegenover het verborgene in zijn eigen ziel ; . . .welden er tranen in het donker . . .

Olmse : oude . - Beisko : opkooper . - Kotsers : snelsprekers . -Gesjankt: getrouwd .-Pennetje : cigaret . - Val, (bier) : rendez-voue.-Seeveraars : dieven, inbrekers . - Tor: meld . -

Page 487: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

ACHTTIENDE HOOFDSTUK .

I .

Wonderlijk-wit van maanglans scheen Kerstavond overde Jordaan . Het had dagen lang kilgrauw gemist; toen warener traag, al maar vlokken neergedwarreld, en eindelijk kwamde scherpe rijpvorst en haar nachtelijke klaarte . Over de heelestad leek het geboomte tooverachtig hagelblank to vonken en al-les verklonk gesmoord op de versche, stille, glinsterende sneeuw .

Zwaar rumoer van Kerstvreugde brak er los uit de smoo-kerige herbergen van hoofd- en zijstraten. De lange Linden-gracht lei, na tien uur, in een doodsche vereenzaming eindeloosuitgestrekt. De boomen spookten hoog, schim-wit, de straatwemelde wit van sneeuw, doorwoeld van slijk- en modder-sporen. Overal in de verte dampte het Kerstrood-gegloeivan kroeglampen; schoten straatlantaarns gele, dansendepijlen door de witte sluiering heen ; en de maan, dan schuilendachter sprei-glans van wolken, dan plots vol uitstralend,joeg een wonderlijk-grillig spel van schaduwen en lichtjeslangs puien en huizen-verdiepingen, waar vlak voor ramenen venstertjes de Kerstboomen achter opengeschovengordijntjes, hun heldere sterrensprook verkondden . Desneeuw waakte voor de heiligheid van den Kerstnacht en demp-te ieder schel tumult van stemmen en gelal van dronkaards .

Page 488: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

486

Bij sombere nauwte en donkere diepte van de groezeligeBaangracht, dook plotseling Mooie Karel op uit een bloed-rood-begloeide kroeg . Karel was dronken . . . en keek in eenzinnelooze verstomping rond . Ruim een jaar had hij de buurtniet betreden. Vanavond, in een kwellende gril, wou en zouhij terug naar de Jordaan. Wig van de schemerige misdaden-buurt en zijn vreeselijke armoe-zwerverij . Diep in zijn zielsnikte een martelende weemoed, een onmenschelijk, prangendverdriet, doormengd met opstandigheid, haat en afschuw .Burk wist vaag dat hij beschonken was, en toch besefte Karelook dat hij iets wou van de besneeuwde Jordaan, al wisthij niet wat. De eenzaamheid van zijn gebrandmerkt levenspookte in zijn brein . Hij was vroeger altijd zoo dol-vroolijkgeweest op Christelijke vierdagen en de Kerst, de Kerst . . . methet lampenschijnsel overal, . . . dat vond hij het mooistewon-der-verhaal van zijn jeugd . Bat alleen al had hem als ventje eenpoosje aan catechisatie gebonden ; al de flonkerende legendenvan den vriezenden midwinternacht . De Heilige Nacht brachtgeheimzinnige heugenis aan, die hem zalig doorhuiverde .

In een verdwaasde verwarring van gevoelens, mompelde hijwoorden uit de halfdonkerte van troostende herinneringen na :- Vrede op aarde . . . Eere zij God in den Hooge . . . Het

Licht der Lichten dat was opgegaan . . . Het kindeke in dekribbe . . . Van Christus gehoond in purperen mantel . . .

Verdwaasd, zacht neuriede hij in zichzelf :Er is ons een Zaligmaker gebore!

Maar ertusschen-in grinnikte en grijnsde Karel als eenVastelavond-zot, spottend en walgend van zijn eigen schen-nend-ingekraste taal :- Ikke bin fan de Batafiere . . . en Frieze . . . oele!Mooie Karel zag in de verte de Lindengracht in de sneeuw-

stilte eindeloos, en als de maan achter de wolken uitscheen,waasde er een ijsblauw licht over de Jordaan en stond hijverbijsterd van schrik over de sprook van al de tintelendegoudsterretjes rondom. Kaarsen-vlammetjes van Kerst-boomen in al de smalle huizen, op al de armelijke verdie-

Page 489: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

487

pingen leken to dansen, hoog en laag . De lantaarns branddenmet uitschietende pijltjes en trillende starrenkransen, en vanoveral uit, glansde de sneeuw in de witte stilte.

Rumoerig en lallend strompelde hij weer een kroeg binnen,waar gekleurd electriek een geweldig-rood schijnsel inbeetop de drinkerstronies en waar dik-opgetaste smoorwalmentraag uitkringelden . . . Dit was de dalende avond vanzijn duister-droefgeestig leven dat ten einde sing onder ver-guizing en miskenning . . . Oele ! . . . Al het gewalg in hemzelftelde dat niet? . . . Al zijn haat, zijn pijn, . . . zijnstrijd? . . . Oele! . . . Die nevelige jammergedachte sneedKarel door vleesch en ziel heen . . . Nooit nog had hij zichzoo uitgeput en afgemat gevoeld .

,,Vrede op aarde", . . . hoorde hij verward in zijn dronkenkop en hij grinnikte spot-tartend :- Amen Poort . . . Amen Elsie! . . . Kost airs 'n smak

spiee . . . de saligheid . . .Er klonk een roep van schrik en outzetting, toen de buurt-

genooten Mooie Karel herkenden . Ruim een jaar was Burkhier niet verschenen. Hij kon, dachten de Jordaners, vergaanzijn onder pooiers en misdadigers; verrot met dellen enuitroovers . Daar stond hij nu, afgetakeld, vervuild, uit-gemagerd en groen-bleek. Hij liep to bibberen in zijn enkelsmerig en gescheurd onderhemd dat zijn borst ontblootte en hijriekte naar gelen paardenmest. Zijn mal-grinnikend gezicht,hol en ingeslonken, was doorstreept met geronnen krabben enwonden. Karel waggelde op de beenen en hij zwaaide met zijnarmen en kreet schunnige souteneurs-liedjes van den Zeedijk .Zijn rauwe jeneverstem klonk schor en Burk was al zijnsmeltende zangersmacht er over kwijt . Verdwaasd, met halvestem, als een vicolvibrato, zong hij het rauwe schimpwijsjeop een jonge vrouw uit de Willemstraat, die jaren her haarkind had vermoord :

Hei je al gehaurdFan de freeselijke maurd

n Kooter in de put gefonde .

Kooter : kindje. -

Page 490: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

488

't Kindje had swart haarDe moeder kreeg fijf jaar

Nu heit se haar lot gefonde . . .De rumoerigste en baldadigste Jordaners, vol afschuw

van Mooie Karel, zelf deinend op sabelbeenen, rilden enbekeken hem toch met een beklemd-angstige meewarigheid .Een jolige vrouw, die wat schertsende stappen in haar dwazeeentje had afgecancaneerd, wilde Burk dwingen dwars todansen en hij boertte :- Louw hoor, . . . ajje . . . ajje eenmaal a geseid heb . . .

mojje b . .b . . . ook segge . . . Veur mijn part glij je . . . glijje . . . dan . . . dan op z uit! . . .

Allen vreesden no-, Mooie Karel. Want hij kon, als hijdronken was, plots in een zoo moordende opwinding los-barsten, dat hij voor korten tijd zijn oude geeselkrachtherkreeg en dan weer wierd de geweldige vechter van. vroeger,ontembaar en voor niets terugdeinzend .

Karel herkende nauwelijks iemand van de gasten. In zijnooren golfde een treuzelend-gonzende onderstroom van onbe-kende buurtgeluiden . Hij luisterde verwezen . Op zijn gezwol-len lippen kleefden groen schuim en kwijl. Hij waggelde naarde toonbank en eischte een borrel . Hij stamelde diktongig :- Mot . . . 'n keilertje . . . Ikke steek . . . steek feur nie-

mand . . . 'n finger in de asch! . .. Mooie Karel is d'r goedfeur . . . op Kerstnacht . . X6-je die fent . . . da . . . da af-drijfsel ? . . .

Van de Lindengracht klonk plots een trompet achter deros-gouden spheer van stads-lichtgloed . Karel sidderde en hijstaarde alsof hij geslagen was ; hij wankelde blind, in angst,pun en woede . . . Het geschal scheen hem onvoorziens eenoogenblik to ontnuchteren. Tranen schoten hem brandendde oogen in . Vroeger . . . had hij al zijn natuurlijke blijheiden vreugde doorleefd op zulk een Kerstsein uit de verte . Nouwerkte het als een vernietiging van hemzelf en zijn trots .Doch hij verbeet alle ontroering . Waarom, in een geheimdringen van zijn onrustig hart, was hij juist nu, in de suizende

Page 491: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

489

Kerststilte, naar de Jordaan toegetrokken, mijmerde hijvaaglijk? Hoe wonderlijk doemde alles niet voor hem op,gelijk eertijds . . .

Hij griende en knarsetandde . . , Zoo een melancholieke JanKlaassen . . . Oele ! . . .De buurt in haar blauwen schemernevel van maan en

sneeuw, duizelde voor zijn troebele oogen in de witte ruimte . . .Hij wrong zijn tanden de lippen in .

Hij had willen bezwijken ; sterven in een soort van oudeglorie, in een schijn van vroegere praal . Maar al die vooze,valsche luister van toen, . . . die innerlijke verleugening. . .zonder Corry . .. Maar . . . wat . . . wat wist hij, hij geheugen-looze, nog van vroeger? Van zijn luchthartige bevalligheid,zijn fiere, speelsch-ironische levensmacht? . . . Hij rilde inzijn enkel hemd en hij veegde beverig, de kiamme handenop zijn oude broek en aan zijn smerig petje af . Hij dronken betaalde niet. Stotterend klonk zijn gebroken scherts nog :- Karel Burk besjollemt wel, of Jantje Driehoog . . . Ikke

bin to gesjochte . . . ikke bin geschift! . . .En hij lalde zingend verder :

Mooie frouwe hei-je nooit alleen!Mooie blomme gane fan je heen . . .

En weer iets verder zwaaide hij een andere kroeg in, waarhij denzelfden schrik en verbouwereerdheid wekte. Tegen denblauw-betegelden muur van Cafe „De Vink" wankelde hijop en eer hij het zelf besefte, plofte Burk veer op den zan-derigen grond, stotterde hij :- Al . . . al bin ikke nie wijs in . . . in . . . me wijserplaat . . .

geif . . . mijn . . . mijn toch maar . . . 'n haring mit 'n staart . . .as . . . as . . . 'n keeshond . . .

In Cafe ,,Marktzicht" joelde opgewonden de avond-Kerstdrukte. De gokzieke, uitbundige Jordaners doorleefdenmet verwilderden hartstocht al het wingeluk of verlies-verdriet, bij het prijs-kruisjassen en biljarten om rollade-vleesch en worsten. Vergeten Mooie Karel bleef vergeten .

In Cafe ,Lindeboom" zwoegden vijf ploegen van vierman-

Besjollemen : betalen . -

Page 492: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

490

klaverjassers tegenover elkaar om kippen en konijnen enom het beheer eener ganzen-loterij . . . Karel Burk brachteven schrik; toen . . . ook daar leek hij voor de dobbelpassievergeten.

Over heel de Jordaan scheen het Kerstfeest in angst-wekkend-rooden lichtgloed. Uit de herbergen loeide mis-baarlijk de speelwoede . Achter de gordijnen klonken variete-zang, trommelaars, piano's en orgelmuziek . Groote Kerst-boomen dansten in cirkelende vlammen . Om vet en omeenden, om rauwe stukken vleesch gingen al de verhittekampen .

En het rumoer klom en het zuipwilde geloei steeg, tot eralzijds schimp-gevechten uitbarstten . Bij „De Ruiter" inde Willemstraat zaten twee ploegen tegenover elkaar tokruisjassen, tegen een piek inzet. Het speellawaai overdon-derde alle kroeg-geluiden. De orgels floten, roffelden engierden. Het geklos der biljarten, in „'t Grot", klokkerde los ;het wierd een groote wedstrijd om konijnen . Vrouwen metschelle kiekers, sleepten gewonnen buit onder gewoel enkrijschend pleizier mee en de mannen dronken maar, dronkenmaar . . . In een verblindend-licht cafe stond Mooie Karelto waggelen en to kokhalzen voor het buffet, dat besprenkeldstond met speelsch kristalvuur . Een jonge, rumoerige, ver-welkte Jordaner zong lijzig en een zwaar-dreunende orgel-muziek begeleidde . Karel grinnikte zot en stotterde, armzaligin zijn kille plunje, wat dwarrelende dronkemanszinnen . Hijprobeerde mee to galmen, doch een heesch gebral stiet hijslechts uit, onverstaanbaar . Van de Willemstraat of klonkhet geschreeuw van een bloedloos-mageren man die op eenhooge kar, tusschen drommen menschen, vleesch en konijnenverdobbelde .- Drie kanse . . . peesfrijers . . . tien cent . . . maak pertij

feur 't spulletje . . . Drie kanse . . . Prebeer je geluk! . . . Koopje 'n jas mit staldeure . . . fan hammesakkebaai . . . Maak jedubbeltjes gereed mense, . . . degene die 't nummer heb datgetrokke words . . . heb 't kenijnbeest of drie pieke . . . Minse . . .

Peesvrijers : werkmannen. - Jas met staldeuren : pandjesjas . -

Page 493: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

491

maak je dubbeltjes gereed . . . sooveul to gauwer kenne webeginne! . . . Drie kansel . . .

Uitkijk, een makker, hield de politie links en rechts inde gaten. Tegenover den man-op-de-kar begonnen driebeisgoosers to peezen met concurreerende gok-kaartjes .Toen Mooie Karel in zijn verlatenheid als een verluisdezwerveling langs ze zwaaide, schimpten ze hem uit, ver-achtelijk.

II

De Kerstboompjes-verkoop was dit jaar ontstellend slechtgegaan in de Jordaan. Het bleef voor de handelaartjes eenvreeselijke ,strop" . Ze moesten de sparren op den laatstendag bijna voor niets van de hand doen, want het berooidstegezin, door werkloosheid in nooddruft en ellende gesleurd,wilde toch, al was het voor een kwartje, een lichtkroon opden heiligen avond .

Bij Ant in de Goudsbloemdwarsstraat stond een armelijk-uitgedord Kerstboompje ; toch nog zoo hoog, dat pluim-piek en stengels het lage zolderingetje raakten . Greet,Alie en Sientje hadden er voor gezorgd, en zelfs Thijs woumeedoen. Doch laat in den middag was plotseling Greetmet beschroomde pasjes, een inand vol geschenkjes en snoe-perijties komen aandragen, van Corry aan den overkant . Diescheen juistweer ,overgewaaid" en zij zou met een hunkerendtroepje grommetjes van Nel en Frans en een paar rakkersuit de buurt, bij Ant den Kerstboom ontsteken. De schepsel-tjes hadden al op de Christelijke school zooveel wonderlijksgehoord van het kindeke uit het nietige stedeke Bethlehem .en vooral Sientje en kleine Teun zaten vol verborgen-uitge-laten vragen over de engelen die neerdaalden in een Iranvan goud licht . Een week voor Kerst begon in heel de Jordaanreeds het roode licht to gloeien, dat vreemde, verdonkerend-angstige, tech somber--tooverachtige licht, waarmee allesoorten van cafe's en winkels, vensters en groote ruiten

Beisgooser" : straatiieden . -- Peezen : werken . -- GromFnetjes :kinderen. -

Page 494: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

492wierden vercierd . Hooge slagerijen hadden een groen ben-gaalsch-achtig vuur mysterieuselijk van den grond ofdoen opstijgen, waartusschen uitgehakte koebeesten en uit-gesneden ribben opgetooid to schommelen hingen. Deroode en groene glanzen begoochelden de kinderoogjesen bleven erin nagloeien tot den vierdag . Ook Greet, vroomvan nature, voelde zich gelukkig met het Kerst-Evangelie,al lei er een smartelijk-eenzaam verlangen naar Karel inhaar to knagen. Zij had dol-veel gehouden van het Kindeke-in-de-kribbe en als heel klein meisje was ze van het zoeteverhaal al vol geweest . Het bleek altijd voor berooide Jordaan-menschen een gelukzaligheid, argeloos van Jezus to hooren ver-tellen, in allen glans van Zijn nederige geboorte . Zoo her-innerde Greet zich uit haar jeugd, dat zij en al de vromekinderen zich altijd in hun schamelheid en armoe, innigbeschermd wisten door den Heer. Ze voelden zich thuis inde ongeriefelijkheid en dompe-lucht-ellende van een stal,waar het heilige kindeke het eerst in ademde . In haar ver-teederd smachten naar den somber-weggehurkten Karel, vanwiens yrijbuiters-schande en ondergang met van smart door-kreten woede de heele buurt lasterde, voelde zij het als eensoort weldaad, de Kerst- engelen die het ,Vrede op aarde" zon-gen, voor hem to kunnen bidden . Want de Zaligmaker alleen,ontlastte elk schepsel van zonde en vloek ; en hoe diep ook weg-gezonken, . . . ach, ze moest haar malligheid maar bij zich hou-den, . . . ze wist niets meer in haar kreunende machteloosheid!

Nu zelfs Corry overkwam, voelde ze alleen een soort vanzoete, zusterlijke liefde . Want ook die zou wel Karel herdenkenin haar heimelijke gedachten .

In het stemmige kamertje-boven, rankte de spar wonderlijkdor-groen op voor de twee violet-wasemende raampjes, met degehavende dwars-gordijntjes bespannen . De ronde tafel stondopzij geschoven ; de lamp en hangspiegel waren afgenomen. Deblanke en gekleurde kaarsjes brandden een goud, zacht-heiliglicht en leien een geheimzinnige schemerij over het half-donkerend vertrekje. Het bleef roerloos stil buiten in de lucht .

Page 495: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

493

Corry leunde schuin achter den steel van vermoeide en uit-gemagerde Ant, vlak in de schaduw, tegen de donkerroodebedgordijntjes. Alie hielp gewillig en de kindertjes joeldenen tjilpten bij ieder lichtje dat weer opging of uitdoofde .Flonkerende loovertjes, appeltjes, goudvlechtsel en zilver-draad, papieren bloemen en stukken kerstbrood hingen tus-schen den spar in. Groote en luttele geschenken schommeldenaan draadjes onder de warrelende schemertakken .

Greet, in vrome ontroering, antwoordde telkens zacht-moediglijk Teun, wiens stemmetje heel klaar klonk in destilte van het vertrekje, wanneer de kinderen hadden uit-gejubeld bij een ganzenbord-spelletje op den vloer, en hunkopjes chocolade met zoete gretigheid leeggelikt . Want Greethad hem en d'anderen tezamen verteld, van Maria en Jozefen van de herders die in een duisteren beestenstal de geboortevan het Kindeke Jezus begroetten .

Teuntje, met goudweerschijnende oogjes, dwaalde in on-gedurige gedachten overal rond . Hij keek in godvreezendeontdaanheid naar de zilverglanzende, bepluimde piek diehet roetige zwart van de zoldering inboorde, en naar dewitte watten op het boompje die als sneeuw to glinsterenscheen .

Hij ontdekte telkens wat anders tusschen de stralendeballen van gekleurd glas, tusschen de mandarijntjes en hetglinsterende zilverstrooisel . En teer klonk zijn stemmetjetoen hij aarzelend vroeg :- Hep . . . hep t'r auk . . . auk gesneefd, op 't dak . . . op . . .

op 't heele dak? . . . He Greet? . . .Greet, blond-bekoorlijk in haar schuchterheid, wist niet

wat zij zeggen moest . Want zij herinnerde zich niet of erin Bethlehem, in de warme landen ook een winter bestond .Maar Teun keek zoo smeekend en kinderlijk-vroom, datzij maar dood-rustig loog en glimlachend antwoordde :- Gelijk jonge . . . skoon!Alie schoot haar to hulp :- Of 't gesneefd heb ! . . . De heele stad fan 't kindeke

Page 496: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

494Jezus, jonge . . . heb fol mit sneeuw gelege . . . soo . . .skeppe . . . soo bekans an de kribbe . . .- Moar . . . moar . . . heb . . . heb . . . heb-ie 't dan sellefers

gesien? . . . hield Teuntje stijfkoppig, toch schuw voor ietsspookachtigs in het verhaal, vol .

Ant wou ook wat zeggen . Ze leek zoo gelukkig, dat er eenbeetje geduldigheid en rust was in de woning ; dat er eenseindelijk geen gevloek en geschimp weerklonk .- 't Kindeke heb nog nie kenne sien, mannetje . . . 't Heb

nog nie kenne spreke . . . Maar de herreders allegaar fan 'tland, mannetje, . . . die hebbe alles gesien, haur . . . en debeesies, in de stal . . . die hebbe gesproke as . . . as grootemense . . . soo in 't donker . . . en al de paaredjes ofer deheele . . . heele wereld hebbe gehinnikt . . .

Teuntje, vaal-bleek, bleef peinzend de groote en gekleurdekwikballen, die lokkend gloeiden tusschen de scheemrigetakjes, begluren. Zou hij die scheepjes magge . . . en diefijne zilveren fluit? En dat geklofte Kerstklokkie? . . . MaarWimpie gluurde gulzig mee naar ales wat broertje Teun beloer-de. Hij datte . . . ikke ditte ! . . . Hij most dat Kerstmannetje,heelemaal ofersneeuwd, mit se freeselijke rooie jeneferneus . . .Goskrimmenijtje . . . om je een aap to giere . . . foor skool! . . .En die gouwe trompetter most hij ook . . . die soo fijn stongto glimme onder de marsepein, . . . en de sinesappele . . .

Plots vroeg Sientje beklemd, turend naar een paar roodewantjes die stroef-koddig aan een tak hingen, als weg-wijzertjes naar al de geschenk-geheimpjes :- Was 't er auk soo stil moeder . . . as, as . . . as nod? . . .Ant's hart scheurde van verdriet . Maar zij bedwong zich,

werkte haar tranen weg en antwoordde kalm :- Krek soo stil kind . . . Alleenig hebbe de Engele ge-

songe . . . gesonge haur je? . . . Eire sij God in denHauge . . .- Kanne me die nou auk nie haure, tante Ant? . . . vroeg

een blond jongetje met starend-blauwe droomoogen, hetfijne neusje vlak voor een wiegelend en goudglanzend wonder-

Page 497: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

495

vogeltje, dat als over een nest van dood groen en het knette-rend uitspatten van gouden kaarsjes heenzweefde .- Neturelek ke je dat haure, blauwoogie . . . ajje nod

maar effetjes soet bin . . .Blonde Alie, vlug, slank, rad, sprong weer bij . Haar hel-

azuren oogen schitterden opgewonden .- Motte jullie . . . motte jullie heel, heel goed luistere . . .

aars haur je niks.Snel zonk ze weg. In het donker neuriede Alie, met rein

kinderstemmetje, heel zacht een volkswijsje en de kootersluisterden met open monden . . .

Corry achter Ant's stoel, in de schaduw van het groezeligegordijntje als weggezogen en leunend tegen de bedstee, onder-ging een zilte ontroering . Zij zag welbehagelijk den boom metzijn lichtjes zoo sprookjesachtig-schemerend in den weekengoudgloed, en in het geflonker den opgetooiden spar met zijnkleurtjes en glansjes, dat zij er geen oog van afhouden kon . Hetliefelijke en argelooze er in, bracht haar geheel van streek . OokCorry herinnerde zich weer haar catechisaties en al de Advent-gebruiken. Ze herinnerde zich een vroegere Kerst en eensop school, een strengen meester, die haar had voorgehouden :- De Kerst is mooi . . . maar je krijgt alleen vrede met

God als je vijandschap hebt tegen Satan.En ook zij had een popelend en weemoedig-weifelend geluk

doorleefd bij de Kerstvreugde en het heilige licht, dat zoogrondeloos maar, uit zichzelf uitscheen . Tegelijk was er ietszacht aan het kermen en bezwijken in het diepst van haar ver-langende ziel ; voelde zij een wrange bekoring inditliefelijke . . .Zij had nu veel van Mooie Karel's schrikwekkende vernieti-ging gehoord, van zijn onmenschelijke verschooiering en vanzijn misdadige broederschap met den valen Frans Poort . Zijhad gehoord, dat hij met de vuilste en liederlijkste dellenleefde en dat hij er uitzag als een schim . En toch voelde Corryeen soort van geluk dat zij hier was, in het kamertje waar hijvlak onder had geslapen en waar de nu bezetene met zooveelruchtige buren over haar had gesproken . Zonder het to

Page 498: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

496

willen herdacht zij al Karel's naieve en lieve kinderlijkheid,heel zijn zich roekeloos in gevaar storten voor iedere vrouwdie naar bescherming hunkerde . Juist nu hier, in het schamel-duisterend vertrekje, waar zooveel verscheurends van zijnval en verzinken was overgeklapt, zag ze hem weer ver-schijnen in dolle vermetelheid, in zijn nobele ridderlijkheiden mannenkracht! Zij beluisterde rondom de juichendeen roerig-kibbelende kinderstemmetjes alsof ze droomde,en ze bleef staren in den glinsterglans van hetvercierde boompje. Het leek alsof de vrouwen elkaarzwijgend toespraken over het verzwegene . Blonde Alie verborghaar heimelijke aandoening in haar schelle en luidruchtigehulp. Greet, wier gelaat al helderder oplichtte, poogde in haarverteederende vroomheid zich to verliezen, en haar verlangennaar Karel en zijn vroegere lokkende gracie to ver-donkeremanen . Ant leek geheel verzonken in zorgelijkegedachten soms en dan plots schoot zij wakker ; keekze met een bewaasden oogopslag, alsof ze stiekem gehuildhad. Geen der vrouwen sprak over Karel, want ze wistendat hij voor ieder van haar verloren was . Zelfs Thijs scheenverstild en tuurde suffig naar de hoogst-bengelende lichtjesaan den spartop, waarvan een enkel met een zoevend geluidjesmolt, uitdoofde en een kleine verdonkering aanbracht tegenhet lage zolderingetje . Hij wou eerst grootemannerig engodlasterend spotten met al die ouderwetsche kul over Kersten Kerstgeleuter, to geef voor poenbroekjes en sjofelaars, pasuit het ei! Het was toch allemaal maar lariefarie . . . noppes . . .in eigen iezel. Je wierd er zoo gek mee op de piano genet . . . vanbinnen. Een hengel in je hand en een baarsje aan je haak kostteniet zooveel als een mager boompje van het Singel of de Lin-dengracht . . . Maar hij schrok voor het vrome oogengeglansvan Moedervlekkie en hij zweeg . . . al was hij vast overtuigddat hij toetertjes in zijn hersens had zitten, die gilden ensuisden zijn heele neut door, en al zat hij in zichzelf to broedenop allerlei kwalen en ziekten die hij ,soo seker as fast" onderzijn „leeje" had .

Iezel : huis . - Op de piano gezet : uitgehoord . -

Page 499: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

497

Het Dwarsstraatje lei stil in de sneeuw, en nu en dan uitde verte klonk er gekrijsch, brullend zanggelal of een vergeroep .

Plots scheen de benedendeur opengetrapt to worden inwilde drift; was het als klonk er verward geschreeuw endronkemanstaal en een val van houten blokken, dof op elkaargeworpen. Mooie Karel strompelde binnen met smak opsmak .

Van de Lijnbaansgracht of was hij de kroegen ingewipt naarde Lindengracht; tot hij vlak bij de Dwarsstraat aanlandde .En toen, in een schemerig bewustzijn van zijn vroegerewoon, wankelde hij geheel besefloos bij Ant binnen . Hij zager verschrikkelijk uit, bemodderd en beklodderd, zijn armoe-dige broek gescheurd en gehavend, zijn morsig hemd openaan den hals, vol spetten, bloedvlekken en smeer . Hij bralde,lalde en zong weer met kwetsend-rauwe stem :

Mooie frouwe hei-je nooit alleen . . .Mooie blomme gane fan je heen . . .

Zijn oogen staarden laveloos en zijn adem riekte walgelijknaar drank .Toen hij inzwaaide, met koit van nacht en sneeuw

op zijn ontredderd lichaam, en in het donkey beneden-vertrekje niemand zag, waggelde hij vloekend en spottendhet draaitrapje op .

Er sloeg een schrik onder de Kerstvierders boven . Dekindertjes om den kaarsenboom verschrompelden van angst ;ze drongen bijeen, nieuwsgierig, benard, onder bibberendenindruk van vreemde verhalen uit den geheimzinnigen stal metde wonderlijk-beschenen herders en over het verre Bethlehem .

Meer dan een jaar lang had Karel Ant niet gezien ; ookAlie en Greet zagen hem, na zijn ellende, weer voor heteerst. Ant die krijten wou, schrok zoo vreeselijk dat haarkreupele voet in verstijving natrilde .

Er viel een verstomming over al de menschen. Alie bekeekhaar Oom met een rillende ontzetting en begon zwaar tohuilen . Greet sidderde en kroop terug als voor iets afzichtelijks .

Mooie Karel

32

Page 500: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

498Ant geloofde nauwelijks dat het Mooie Karel was dien zezag instrompelen . Hij keek en staarde, maar zag niemand .Hij lalde en kreet zijn zinnelooze dronkemansliedjes, en naarde kinderen zwaaide hij toe met een groote bebloede grijp-hand vooruit die ze deed schreeuwen van benauwing . Toenviel hij met zwaar gerucht op een stoel neer, vlak tegenoverAnt. Hij brabbelde verward hun namen dooreen en vergistezich telkens in de personen .

Alie, met tranen bevend in haar ontzette stem, wist geenraad van meelij, en zoo waren de vrouwen, in teederezwakheid en ontroering, bevangen door Mooie Karel's ver-schijnen, dat ze niet eens dachten aan Corry die in eensoort van versteenden schrik tegen het bedstee'tje was ineen-gezonken, achter Ant's beschaduwden stoel . Plots begrepenzij allemaal, dat er iets heel ergs zou gebeuren als straksKarel Corry kwam to ontdekken. Zelfs Thijs kromp ineenen ging bij Corry staan. Hij kende de zelfdoorleefde moord-kracht van zijn broer ; ook wanneer zijn woede in hitsende dron-kenschap oplaaide . Ze dachten dat Corry zich wilde verschuilenin de schaduw-donkering van de bedstee of op ongemerktewijze verdwijnen, achter Karel om, in vooruitspiedendebenardheid. Maar ze stand alweer hoog opgericht achterAnt's stoel, doodsbleek, sprakeloos .

Karel, in zijn blinden blik van dronkeman, zag nets . Hijzong weer en wou jammerlijk-onstuimig opstaan om tocancaneeren . Maar hij viel telkens hulpeloos terug, zoo datde kinderen begonnen to krijten en to gillen van bangheid.Zijn afzichtelijke vermagering en zijn verkneusd en bekrabdgelaat, brachten schrik in de kleintjes. Teun en Wim haddenmoeite, Oom Karel to herkennen in dien afgrijselijk-toe-getakelden kerel, zenuwschokkend met zijn rillerige naakteschouders en vaal-grauwen kop .

Karel deed net alsof hij zoetelijk de harmonica bespeelde,met loos-uithalende gebaren, en hij bazelde alles dooreen .Zijn vieze armoe-broek en hemd walmden puttenlucht af .Om zijn verleelijkte tronie zelf to bespotten, boertte hij :

Page 501: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

499

- Ikke bin gebete . . . Blinde . . . blinde . . . ha . . . hasel-wurrumpies hebbe mijn gelust veur d'r bikkesement, . . . negewonde hebbe se in me fiese-le . . .mie . . . gebete . . .

Hij grinnikte en trilde .- Nege wonde . . . nou . . . ikke heb de befert, . . . nege

skeure in 't pertret fan Mooie Karel . . . ajje . . . ajje dabegrijpt . . . grijp je pas! . . .

Telkens keek hij naar het schaduwroode bedgordijn, maarhij zag niets . Als hij opstond maar weer terugviel, scheener een siddering door Corry heen to gaan, een huiverendebeweging alsof zij naar hem toe wou snellen. Er lag eenhartstochtelijk-krampachtig en smachtend verdriet in haarto snikken, zooals ze dat nog nooit had doorvoeld. Zoo hart-verscheurend had zij zich de ontreddering en vernietigingvan dien allerdappersten Karel niet voorgesteld, en met eenbrandende pijn van verwijt en berouw in de zelfbeschul-digende ziel, kreet en huilde zij stil in zichzelve dat zij, . . .zij, . . . zij alleen, Karel zoo ver tot uitmoording van zijneigen wezen had gebracht . Dat was haar eigen zinneloozetrots, hair Satan, waar zij geen snijdende vijandschap tegenhad verklaard . Vroeger hield ze van tintelenden MooieKarel omdat hij het onmogelijke begeerde, . . . hield ze vanieder die iets onmogelijks in een wilden gevoelsuitval, wou . Ennu? Ze rilde, . . . als Karel, in angst en schuchterheid .De Kerstboom, in de stilte, spon een gouden schemer

rond en telkens flikkerden lichtjes op en uit. Corry, achterden verduisterenden stoel van Ant weer rechtovereind,wierd plots bevangen door een gevoel van oude teederheid,zooals ze dat had ondergaan dien avond van „De GeleBallon", toen Karel voor haar kwam to vechten en Loe deBokser neersloeg . Zij voelde tranen in haar oogen branden enliet ze schaamloos biggelen over haar wangen . Ze voeldedat ze Mooie Karel zelfs als wrak, zoo, in zijn schooierigeontzenuwing, verdierlijking en gepijnigdheid, toch hevigliefhad ; zoo lief als vroeger . Ze voelde van zijn heele vreeselijkeverleelijking nets . Zij, zij alleen in haar waanzinnigen trots,

32 *

Page 502: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

500

had hem laten zinken in de modder en bijna laten verstikken!Een nijpende honger naar zijn liefde en omhelzing door-knaagde nu iedere vezel van haar wezen.

De kinderen om den boom, in sprook-verbeelding nog,durfden nauwelijks meer kikken; zagen de Kerstpronkjesniet meer onder de dwaalvlammetjes. Karel, als een gek,lachte lodderig tegen alles op . Onverhoeds rees hij waggelendovereind, wou hij naar Ant toegaan . Ook Greet, die beefde,wilde hij bij den arm trekken om haar iets schaterend tovertellen. Maar hij struikelde weer terug en begon zinneloosto zingen en op zijn knieen to slaan als op een tamboerijn .

Even gelokt door den lichtenden Kerstboom en de zacht-beschenen kinder- gezichtjes, begon er uit zijn jeugd-ver-leden een vreemd-beschaduwd herinneringsspel op to mur-melen en rond to dwalen in de stilte .

Dwaas-plechtig rees hij overeind en zei hij, zich zelf in bewust-zijn overstijgend en een vervaagd geluks-visioen belevend :- Nou is 't Licht der Lichte opgegoan . . . 't komp de

schaduwe beskijne . . .Hij tong de woorden afgebrokkeld, met stotterende, om-

laagzinkende stem . . . en weer zwaaide zijn schooiers-gestaltenaar Ant toe, om haar wat grinnikend-geks to vertellen vanzijn misdadige zwerverijen. In zijn waggelgang wou hij zichvastgrijpen en tastte hij blind in brandende kaarsjes, in zilver-fluiten, vergulde vogeltjes en mandarijntjes. Hij schreeuwdeeven van pijn en er doofden wat lichtjes uit. Maar toenineen weer, als ongevoelig voor alle smart, boog hij zichvoorover naar Ant en keek hij op. Hij stamelde verwardallerlei intieme gedachten uit :

- Sien je Ant . . want ikke bin . . . nie Frans Poort . . .ikke pa-reer . . . Ikke bin 't gemeenste sujet . . . sien je? . . . Nou . . . is Elseook assewijne . . . 'n doodgoeie meid hoor . . . Maar hij seit . . .Doodskop en Dubbelses . . . seit 't ook . . . en Swarte Piet . . .se asem . . . is d'r puur fitriool . . .

Weer boog hij zich voorover naar Ant en al zijn menschen-walg verzonk onder haar blik van oneindig meelij .

Asjewijne : weg . -

Page 503: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

501

Plots, in een vage aangetrokkenheid, zag hij boven Anthet vochtig-gouden licht van twee bang-uitstarende oogen ;oogen die hij aarzelend, in beneveling, toch meende tokennen . . . Even, onder een verborgen gloeiing, waggeldeKarel achteruit en toen weer naar voren, en weer keekhij, over Ant heengebogen, . . . in wilden schrik . En nu zag hijgrooter opengroeien, die twee goudsteenachtige gloed-oogen ;ernaast, gouden golving van goud haar, dat hij ook meerhad gezien . . . . Doch hij bleef staren, staren en naar zijnhoofd grijpen, wezenloos en afgestompt.

Ineen keek Burk vaster en ontwaarde hij Corry.Opnieuw greep hij naar zijn hoofd. Karel voelde haar adem

heet beven tegen zijn trillende handen . Toen brabbelde hijhaar naam, toch dol-geschrikt . Weer scheen zijn blik to ver-ijzen en vast to groeien aan het geziene . In ontzetting gestoldbleef hij nu Corry bestaren. Onder een vreeselijke bezin-ning stotterde hij kermend haar naam en plotselingbegon hij to rillen, to reutelen, to grinniken en naar zijnkeel to tasten, alsof hij er iets van wou wegslingeren dathem wurgde. Hij scheen op slag nuchter en er viel eensombere stilte in het schaduwende Kerst-kamertje .

Ant, Greet en Alie durfden nauwelijks zich verroeren .Thijs, die dichter bij Corry was komen staan, bleef ook

in een soort versteening, en de kinderen zwegen en hurktenin een benard groepje tezaam .

Ineen barstte Corry zoo hevig en smartelijk in gil-snikkenlos dat er een huivering door alien heenschokte . Schreiendrekte ze de armen naar rillenden Karel, en deze, nu in ijzingverstijfd, zich tusschen de zware zwachtels van zijn dronken-schap en halve bewusteloosheid losscheurend tot een soortvan klaarte, scheen, uit den diepen nevel van zijn dierlijkeverwarring en tragische verstootenheid, eindelijk to beseffendat het Corry, de echte Corry Scheendert was die daar stond,hier bij Ant in het Kerst-kamertje . En hij begon, in eenzachte lichaamswaggeling, sterker en onbenevelder to zien .Hij herkende de oogen weer en do donkere, lange, prachtige

Page 504: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

502wimpers die snel op en neer gingen, en hij rook den heerlijkengeur van het zware blonde haar vlak bij zijn rriond . Hij door-leefde een geheimzinnige blijdschap, in bedwelming, angst,onrustige hartstochtelijkheid en zoet geluk dooreen . Hij zochtkrachteloos, in zielenood naar woorden . . . maar een heesch ge-schrei alleen brak los. Tot plots, zinneloos een beving hemoverschoot en hij in een ril-schaamte en onder een af-grijselijke benauwing opgejaagd, zich wild omkeerde enhet draaitrapje afstrompelde naar het benedenvertrekje .

Zoo, in zijn enkel hemd, met zijn bebloeden kop, uitgeteerden half-naakt als een vagebond-bedelaar, rende hij in eendolle ontzetting, gemarteld door d'ontsteltenis van het ont-dekte, de besneeuwde Lindengracht op .De Jordaan lei in sneeuwstilte van den heiligen, diepen avond,

en uit alle raampjes weerszij de eindelooze straat, glinsterderijp en blonken geel-rood de lantaarnlichten . Wonderlijk-wit rezen de boomen op en schimden in hun takkengewar .

Karel, verwezen, ontzonk ieder besef van wat hij deed,maar Corry Scheendert was hem achterop gehold en riepzijn naam, dwingend, hartstochtelijk en met een smeekendeen zegevierende teederheid. Karel, erbarmelijk ineenkrimpend,hoorde het in de omfloerste stilte, en hij huiverde in onschulden wantrouwen. Wat . . . wat? . . . Riep ze hem . . . hem . . . hem

. . .verbeestelijktwezen? . . . Riep Corry hem . . . die heerlijkemeid . . . hem . . . zwijn . . . beest . . . dier? . . . Dat was eendubbele uitrek! . . . Riep ze hem . . . hem, in den walg van zijndrank, . . . hier in die schemerige wereld? . . . Wat moest zevan hem? . . . Wou ze hem bespotten? . .. Wou ze hembeleedigen en beschimpen . . . uit wraak en verbittering? . . .Hij woti . ., hij wou . . . hij wou toch verrot en kaput! . . .Daar had de meid niks mee to maken . . . niks . . oele . . niks! . . .Bijtkou en stilte bevingen hem . Pal voor Corry's

voeten in de sneeuw viel hij, in zijn geheele mannelijke ont-reddering, uitgeput, bewusteloos neer als een ontzachlijk,donker menschenlichaam .Voorbijgangers bleven staan en rustelooze schaduwen

Page 505: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

503bewogen vreemd in het maanlicht om den store-neergestortenKarel Burk.

Corry, ontzind van smart, gooide zich op hem en kreetschor en bang om hulp. Thijs naderde en schonkige Gerritschoot toe met buren en alien rilden van afgrijzen, toen zijMooie Karel zoo grauw-vergaan op de sneeuw zagen liggen,doodpaarsig en verstijfd in stommen jammer . Corry zelf namhem op, zoodat de kerels zich schaamden, hielpen en hembij Ant weer indroegen .

De beangstigde kinderen waren weggestuurd en de Kerst-boom stond ontluisterd, uitgedoofd . Het droefgeestige gas-pitje scheen weer schuw-geelachtig over het bovenvertrekjeuit. Ant en Greet riepen dat ze Karel op zijn eigen bedmoesten leggen, waar hij altijd gelegen had, op zijn oudeledikant. Dan moest Greet, - plots smartelijk verstild, tochmet een loerenden trek om den nerveus-verwrongen mond,- maar vannacht met Corry mee .

Karel, onder sneeuwstuifsel, lag op zijn bed, met d'inge-slonken kaken verstijfd als in een klem . Telkens ging ereen angstgrijns over zijn gezicht en slaakte hij hevige zuchten .

Corry bedekte hem met alle kleeren die zij to pakken konkrijgen en wiesch zijn bezwijmd gelaat met lauw water .Ze kon niet spreken van smartelijk geluk, ontroering en koort-sige onrust. Bevend aan handen en voeten zoende ze Karel tel-kens op de kil-brandende, saamgenepen dunne lippen, metoogen vol angst . Nu eerst besefte ze zijn zwervende verlatenheid.

Corry deed niets dan zacht, inwendig huilen en heimelijkglimlachen, terwiji ook al de anderen snikten .

Corry wou niet weg . . . Ze zou den heelen Kerstnacht zoobij zijn bed blijven, tot Karel bijkwam . Ook Greet kreundestil en keek verdwaasd van ontdaanheid en zoele schaamte .

Toen Mooie Karel eindelijk, na een uur, zijn oogen open-sloeg, doch nog geheel besefloos en in zichzelf zwak prevelenbleef, ging er een schok door al de vrouwen. Het was alsofeen doode uit het graf was opgestaan.

Page 506: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

504

De dagen na Kerst, - die zoo zalig naar het Nieuwjaardrongen, geur van meel en bakolie aanwoeien uit denwinkel van Van Vliet, - had Karel alles gebiecht vanzichzelf ; van eigen gemoedszwakte en van Frans Poort'sleven. Nu begreep Corry in eindeloos-zacht toe-neigen,heel Karel's doormarteld verdriet en diep heimwee ;waarom zij nooit meer Frans Poort had gezien en hoe dienswreede jaloerschheid hem er toe had gebracht, ook bande-loozen Mooie Karel van haar of to scheuren .

Toen Burk zelf tot besef kwam, waarvoor Poort hem eigen-lijk had gebruikt en op welke daemonische en wreede manierFrans kwam to zorgen dat Karel geheel verloopen moest :uit zijn vak, uit de Jordaan, nimmer meer bij Corry, baldadigzwervend tusschen boeven en wild-zinnelijke deernen,voelde hij tot zijn eigen verbazing, nu met Corry naastzich, niet den geringsten wrok . Hij had zichzelf heel zijn levento schrijnend door begoochelende en noodlottige jeugd-harts-tochten en duistere driften laten meesleuren dan dat hijPoort om zijn bedwelmingen zou haten. Poort's koortsachtigehongerliefde naar Corry was bijna laaghartig zijn misdadigeliefde geworden . En dat allemaal bekende hij Corry, terwijihij haar fijne, blanke gezicht aanstaarde als een wonder . Hijzag wel een navel, een zacht zwijmen in haar blik,maar het was geen schelmsche uitdaging, geen zinnen-tarting meer. Ze keek met de heerlijke oogen, als in eenzoete verzadiging van geluksgevoel waaroverheen toch eenlichte droefnis waasde van overwonnen leed. Karel begreepdat als een man verliefd was op Corry en hij Corry nietkreeg, die man dan met het leven had afgedaan. Diep inzijn wezen zelfs bewonderde hij Frans Poort om zijn harts-tochtelijke verrukkingen en zijn gekwelde liefde voorCorry, met al de instinct-verdwazing, moorddriftige afgunst,den opvretenden wrok en zelfversmading, in somberenhoogmoed er uit geboren. Hij begreep Frans' martelend niet-

Page 507: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

505gunnen en zijn helle-jaloerschheid, die tot in het stompzinnige,gloeiend-wraakzuchtige oversloeg, - door zijn eigen gefol-terd en gekerfd binnenste .

Dit alles onderging Karel niet alleen wiji hij nu zekerwas dat Frans Poort werkelijk geen kans meer had, doch ook uiteigen onstuimige menschelijkheid . Hij zag in de goud-steenglanzige oogen van Corry een nieuwe zaligheid open-lichten. Nu zou hij probeeren zijn heel verder leven inhaar leven uit to leven, al voelde hij zich gekluisterd aan alzijn angstig-onderdrukte, zwak-menschelijke driften . Nietsvan zijn bandelooze verdwazing en razernij wilde hij voorCorry smoren in braatdoend berouw, noch zijn natuur, inzielsvleienden deemoed, voor haar vermooien, verbergen, albegeerde hij heelemaal van haar to zijn . Nu wierden zijn heetverdriet en zijn opstandige vreugde, van Corry, en hair smarten blijdschap, van hem . Karel's geluk was vreemd, zoel, bijnahuiverend-vol, en dan weer verbijsterend, droomerig en inontroeringen verwarrend . In hem schrijnde bijwijlen een harts-tochtelijk terughunkeren naar het ongebreidelde rumoer zijnerjeugd, naar zijn zwervend, donkerend verleden, doormengd meteen geheimzinnige bevrediging over het onbegrepen en on-verdiende heden . Hij betwijfelde zijn eigen bestaan soms,al overtuigden de menschen rondom hem van het hevig-werkelijke . Het was alsof de heele Jordaan meejuichte methun vereendheid. Maar Karel, aldoor nog, behield het onwe-zenlijkste gevoel van den bijna verschopte, van den bedelkerel .In een koortsige benauwing en beklemming hoorde hij spot-en angststemmen ; staarde hij op wreede gezichten en stuittehij op moordzuchtige blikken uit de duistere stad van demisdaad. Hij begreep maar niet, dat hij met Corry echtsprak; dat hij zonder verstoring naast haar zat en dat hijmet haar wandelde, met Corry de ongenaakbare ; dat zij hem,ondanks zijn vroegere verachtelijkheid, zoende met haar heer-lijke, zoete lippen, dat zij hem koesterde en omstrengelde, . . .zij die hij eens vernederend had weggetrapt ! Telkens dook eenschroeiende schaamte in hem op, over de berooidheid en afzich-

Page 508: DE JORDAAN MOOIE KAREL - dbnl · 2010-01-21 · de lente, de geur-lichte Mei, die naar den midzomer toezeilde. De broeische en loome bedslapers zouden gestraft . De heldere en zonnige

506

telijkheid waarin zij hem had gezien, stomdronken, vechtlustig,verschooierd in voddige kleeren ; over zijn rauw en daemonischZeedijk-leven tusschen de heel- en halfgezonken mannenen vrouwen en waar zij alles van had gehoord . Maar Corry,in een hooge, stille rust en geheimenis, sloot al zijn klachten eninnerlij ken jammer of en gaf zich in haar diepste vrouw-teeder-heid, zonder een woord van verontschuldiging to dulden.Corry juist voelde in Karel weer iets van het oneindig-goede,van een teedere zachtheid in heel zijn gebroken geweldig-heid herleven . Ze besefte weer het onbewust-heldhaftige vanKarel's mannenwezen, nu er geen wrok meer gloeide op FransPoort. In Corry was het wonderlijke gebeurd, dat Poort niethad bevroed . Karel's ontreddering en zijn vreeselijk eenzameverdwazing hadden haar geen afschuw en huiver gegeven, maarandersom, de oude, hevige liefde-verlangens in haar terugge-dreven. Tegenover zulk een levensverwoesting om haar bezit,was ze onder een stralende verheldering van inzicht,eigen mateloozen vrouwentrots gaan zien als een misdaad,erger dan ooit Poort in opgezweepte, haatzieke eerzuchten verachtings-gevoel zou kunnen bedrijven .

Ontdaan, in de verstilling van zijn hartstocht, bemijmerdeKarel zijn kwellend bijgeloof: nu was Corry niet op Pink-steren maar op Kerst tot hem weergekeerd . . .

Toen op Oudejaarsavond, - de dikkertjes knetterden inde heete reuzel en de oliekoeken geurden zoet-warmdoor Ant's bovenkamertje, - Alie onthutst, bleek en stotte-rend, onder benauwde en schriele gebaren het buurt-nieuwtje kwam vertellen dat Frans Poort „se eige" hadopgehangen, ging er een koude rilling door Mooie Karel enin Corry's goudvochtige oogen glinsterden klare, zware tranen .

EINDE.

Dikkertjes : poffertjes. -