Upload
vanthuan
View
720
Download
60
Embed Size (px)
Citation preview
Servicehandleidingvoor de vakman
VIESMANN
Vitodens 200-Wtype WB2C, 4,8 tot 35 kWHR-wandtoestel op gasUitvoering voor aardgas en propaan
Geldigheidsverwijzing zie laatste pagina
VITODENS 200-W
5614 576 NL 3/2012 Bewaren a.u.b.!
2
Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van licha-melijk letsel en materiële schade.
Toelichting bij veiligheidsvoorschrif-ten
GevaarDit teken waarschuwt voor per-soonlijk letsel.
! OpgeletDit teken waarschuwt voor mate-riële schade en schade aan hetmilieu.
OpmerkingGegevens met het woord "Opmerking"bevatten aanvullende informatie.
Doelgroep
Deze handleiding is alleen bedoeld voorerkende installateurs. Werkzaamheden aan gasinstallaties
mogen alleen door bevoegde installa-teurs worden uitgevoerd.
Elektrische werkzaamheden mogenalleen door bevoegde elektromon-teurs worden uitgevoerd.
De eerste inbedrijfstelling moet doorde installateur van de installatie of eendoor hem aangewezen vakmanplaatsvinden.
Voorschriften
Let bij de werkzaamheden op de ARBO voorschriften, de wettelijke voorschriften inzake
milieubescherming,
Wat te doen bij een gaslucht
GevaarOntsnappend gas kan explosiesveroorzaken met zeer ernstigeverwondingen als gevolg. Niet roken! Vermijd open vuur
en vonkvorming. Nooit schake-laars van verlichting en elektri-sche toestellen bedienen.
Gasafsluitkraan sluiten. Ramen en deuren openzetten. Personen verwijderen uit de
gevarenzone. Het energiebedrijf buiten het
gebouw waarschuwen.
Wat te doen bij een rookgaslucht
GevaarRookgassen kunnen levens-bedreigende vergiftiging veroor-zaken. Installatie spanningsvrij
schakelen. Open ramen en deuren
(buiten). Deuren van woonverblijven
sluiten.
Werkzaamheden aan de installatie
Installatie spanningsvrij schakelen. Installatie beveiligen tegen opnieuw
inschakelen. Bij gas als brandstof de gastoevoer
afsluiten en beveiligen tegen onver-hoeds openen.
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften
5614
576
NL
3
Herstelwerkzaamheden
! OpgeletDe reparatie van onderdelen meteen veiligheidstechnische functiebrengt de veilige werking van deinstallatie in gevaar.Defecte onderdelen moeten doororginele onderdelen vanViessmann worden vervangen.
Accessoires, en reserve-onderdelen
! OpgeletReserve-onderdelen en slijtendeonderdelen die niet samen metde verwarmingsinstallatie zijngekeurd, kunnen de werking vande installatie nadelig beïnvloe-den. Het monteren van niet-toe-gelaten onderdelen en het uit-voeren van niet-goedgekeurdewijzigingen en montages kunnende veiligheid in gevaar brengenen de garantie beperken.Bij vervanging uitsluitend origi-nele reserve-onderdelen vanViessmann of door Viessmanngoedgekeurde reserve-onderde-len gebruiken.
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften (vervolg)
5614
576
NL
4
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoudStappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud.................................. 6Aanvullende info over de stappen........................................................................ 8
Codering 1Codeerniveau 1 oproepen.................................................................................... 39Algemeen/groep ”1”.............................................................................................. 40Ketel/groep ”2”...................................................................................................... 43Warm water/groep ”3”.......................................................................................... 44Solar/groep ”4”..................................................................................................... 45Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ. 3/groep ”5”................................................ 46
Codering 2Codeerniveau 2 oproepen.................................................................................... 54Algemeen/groep ”1”.............................................................................................. 55Ketel/groep ”2”...................................................................................................... 63Warm water/groep ”3”.......................................................................................... 65Solar/groep ”4”..................................................................................................... 68Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ. 3/groep ”5”................................................ 73
Diagnose en service-opvraagServiceniveau oproepen....................................................................................... 83Diagnose.............................................................................................................. 84Uitgangen controleren (relaistest)........................................................................ 90
Storingen oplossenStoringsindicatie................................................................................................... 93Storingscodes....................................................................................................... 95Reparatie.............................................................................................................. 113
Beschrijving van de werkingRegeling voor verhoogde werking........................................................................ 124Regeling voor weersafhankelijke werking............................................................ 125Interne uitbreidingen (accessoires)...................................................................... 127Externe uitbreidingen (accessoires)..................................................................... 129Regelingsfuncties................................................................................................. 133verwarmingscircuits aan de afstandsbediening toewijzen.................................... 142Elektronische verbrandingsregeling..................................................................... 142Warmwaterfunctie................................................................................................ 144Gaskeurlabels...................................................................................................... 144
Schema'sAansluit- en bedradingsschema – Interne aansluitingen .................................... 146
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
5614
576
NL
5
Aansluit- en bedradingsschema – Externe aansluitingen.................................... 148
OnderdelenlijstenOnderdelen bestellen........................................................................................... 150Overzicht van de bouwgroepen............................................................................ 151Bouwgroep plaatdelen.......................................................................................... 152Bouwgroep warmtecel.......................................................................................... 152Bouwgroep brander.............................................................................................. 154Bouwgroep hydraulica HR-solotoestel................................................................. 155Bouwgroep hydraulica HR-combitoestel.............................................................. 157Bouwgroep regeling............................................................................................. 161Bouwgroep overige.............................................................................................. 162
Protocollen.......................................................................................................... 164
Technische gegevens........................................................................................ 165
VerklaringenConformiteitsverklaring......................................................................................... 168Verklaring van de fabrikant conform 1.BlmSchV.................................................. 169
Index.................................................................................................................... 170
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave (vervolg)
5614
576
NL
6
Zie de aangegeven pagina voor meer informatie over de te volgen stappen
Stappen voor de eerste inbedrijfstelling
Stappen voor de inspectie
Stappen voor het onderhoud Pagina
• 1. Verwarmingsinstallatie vullen....................................... 8
• 2. Elektrische netaansluiting controleren
• 3. Taalkeuze (indien nodig) - alleen bij regeling voorweersafhankelijke werking............................................ 9
• • 4. Tijd en datum instellen (indien nodig) - alleen bijregeling voor weersafhankelijke werking..................... 9
• 5. Verwarmingsketel ontluchten........................................ 10
• 6. Verwarmingsinstallatie ontluchten............................... 10
• 7. Sifon met water vullen.................................................... 11
• • • 8. Alle verwarmings- en tapwateraansluitingen oplekkage controleren
• 9. Verwarmingscircuits benoemen - alleen bij regelingvoor weersafhankelijke werking.................................... 12
• • 10. Gastype controleren....................................................... 12
• 11. Gastype omschakelen (alleen bij werking metpropaan).......................................................................... 13
• • • 12. Werking en mogelijke storingen................................... 13
• • • 13. Rustdruk en aansluitdruk meten................................... 16
• 14. Max. verwarmingsvermogen instellen.......................... 17
• 15. Dichtheidscontrole concentrisch systeem(ringspleetmeting).......................................................... 18
• • 16. Brander demonteren ..................................................... 19
• • 17. Branderpakking en vlambeker controleren.................. 20
• • 18. Ontstekings- en ionisatie-elektrode controleren eninstellen........................................................................... 21
• • 19. Verwarmingsoppervlakken reinigen en branderinbouwen......................................................................... 22
• • 20. Condenswaterafvoer controleren en sifon reinigen.... 23
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud
5614
576
NL
7
Stappen voor de eerste inbedrijfstelling
Stappen voor de inspectie
Stappen voor het onderhoud Pagina
• • 21. Neutraliseringsinrichting controleren (indienaanwezig)
• 22. Debietbegrenzer controleren (alleen bij HR-combitoestel).................................................................. 24
• • 23. Membraanexpansievat en druk van de installatiecontroleren...................................................................... 24
• • • 24. Veiligheidskleppen op werking controleren
• • • 25. Controleren of alle elektrische aansluitingen goedvastzitten
• • • 26. Alle gasvoerende onderdelen bij bedrijfsdrukcontroleren op lekkage.................................................. 25
• • 27. Verbrandingskwaliteit controleren................................ 25
• • • 28. Rookgassysteem op vrije doorgang en lekkagecontroleren.
• • • 29. Externe veiligheidsklep propaan controleren (indienaanwezig)
• 30. Regeling aan de verwarmingsinstallatie aanpassen .. 27
• 31. Stooklijnen instellen (alleen bij regeling voorweersafhankelijke werking)........................................... 32
• 32. Regeling in LON integreren........................................... 35
• 33. Indicatie ”Onderhoud” opvragen en terugzetten........ 37
• 34. Instrueren van de installatiegebruiker.......................... 38
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie… (vervolg)
5614
576
NL
8
Verwarmingsinstallatie vullen
! OpgeletOngeschikt vulwater bevordertafzettingen en corrosievormingen kan beschadiging van de CV-ketel veroorzaken. Verwarmingsinstallatie vóór
het vullen grondig spoelen. Uitsluitend water van tapwater-
kwaliteit gebruiken.
Vulwater met een waterhard-heid van meer dan 16,8 °dH(3,0 mol/m3) moet onthard wor-den, bijv. met een kleine ont-hardingsinstallatie voor ver-warmingswater.
Aan het vulwater kan een spe-ciaal voor verwarmingsinstalla-ties geschikt antivriesmiddelworden toegevoegd. De fabri-kant van het antivriesmiddelmoet de geschiktheid ervanaantonen.
1. Voordruk van het membraanexpan-sievat controleren.
2. Gasafsluitkraan sluiten.
3. Verwarmingsinstallatie via de ketel-vul- en aftapkraan A in de verwar-mingsretour (op de aansluitset ofextern) vullen. (minimuminstallatie-druk > 1,0 bar).
OpmerkingAls de regeling vóór het vullen nogniet is ingeschakeld, bevindt de stel-aandrijving van de omschakelklepzich in de middelste stand en wordtde installatie volledig gevuld.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen
5614
576
NL
9
4. Als de regeling vóór het vullen al wasingeschakeld:regeling inschakelen en vulfunctieactiveren (zie volgend hoofdstuk).
5. Ketelvul- en aftapkraan A sluiten.
Vulfunctie activeren
Regeling voor weersafhankelijke wer-king
Regeling voor verhoogde werking
Servicemenu1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s indruk-
ken.2. ”Servicefuncties”3. ”Vulling”
Vulfunctie is geactiveerd.4. Vulfunctie beëindigen:
OK of ä indrukken.
Servicemenu1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s indruk-
ken.2. ”4” selecteren en met OK bevestigen.
”on” knippert.3. Vulfunctie met OK activeren.
”bF on” verschijnt statisch.4. Vulfunctie beëindigen:
ä indrukken.
Taalkeuze (indien nodig) - alleen bij regeling voor weersafhan-kelijke werking
Bij de eerste inbedrijfstelling verschijnende begrippen in het Duits (toestand bijlevering).
Uitgebreid menu:
1. å
2. ”Instellingen”
3. ”Taal”
Sprache
Cesky CZDeutsch DE
DanskEnglish
DKGB
Wählen mit Ø
ç
4. Met / gewenste taal instellen.
Tijd en datum instellen (indien nodig) - alleen bij regeling voorweersafhankelijke werking
Bij de eerste inbedrijfstelling of na lang-durige stilstand moeten tijd en datumopnieuw worden ingesteld.
Uitgebreid menu:
1. å
2. ”Instellingen”
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
10
3. ”Tijd/datum” 4. Actuele tijd en datum instellen.
Verwarmingsketel ontluchten
B
A
1. Afsluitkleppen aan de verwarmings-waterzijde sluiten.
2. Afvoerslang op de bovenste kraanB met een afvalwateraansluitingverbinden.
3. Kranen A en B openen en zo langmet netdruk ontluchten tot u geenluchtgeluiden meer kunt horen.
4. Kranen A en B sluiten, afsluitklep-pen aan verwarmingswaterzijdeopenen.
Verwarmingsinstallatie ontluchten
1. Gasafsluitkraan sluiten en regelinginschakelen.
2. Ontluchtingsprogramma activeren(zie volgende stappen).
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
11
OpmerkingFunctie en afloop van het ontluch-tingsprogramma, zie pagina 136.
3. Druk van de installatie controleren.
Ontluchtingsfunctie activeren
Regeling voor weersafhankelijke wer-king
Regeling voor verhoogde werking
Service-menu1. OK en å gelijktijdig circa 4 s lang
indrukken.2. ”Servicefuncties”3. ”Ontluchting”
Ontluchtingsfunctie is geactiveerd.4. Ontluchtingsfunctie beëindigen:
OK of ä indrukken.
Service-menu1. OK en å gelijktijdig circa 4 s lang in-
drukken.2. ”5” selecteren en met OK bevesti-
gen.”on” knippert.
3. Ontluchtingsfunctie met OK activeren.”EL on” verschijnt statisch.
4. Ontluchtingsfunctie beëindigen:ä indrukken.
Sifon met water vullen
AB 1. Bevestigingsklem A eraf trekken ensifon B eraf halen.
2. Sifon B met water vullen.
3. Sifon B aanbrengen en met beves-tigingsklem A bevestigen.
OpmerkingToevoerslang niet verdraaien bij hetmonteren. Afvoerslang zonder boch-ten en met constant verloop aanleg-gen.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
12
Verwarmingscircuits benoemen - alleen bij regeling voor weers-afhankelijke werking
In de toestand bij levering zijn de ver-warmingscircuits gemarkeerd met ”Ver-warmingscircuit 1”, ”Verwarmingscircuit2” en ”Verwarmingscircuit 3” (indien aan-wezig).Dde installatie-exploitant kan de verwar-mingscircuits voor de duidelijkheid eeninstallatiespecifieke naam geven.
Namen voor verwarmingscircuits invoe-ren:
Bedieningshandleiding
Gastype controleren
De verwarmingsketel is uitgerust meteen elektronische verbrandingsregelingdie de brander overeenkomstig de aan-wezige gaskwaliteit op een optimale ver-branding instelt. Bij de werking met aardgas is daarom
voor het volledige Wobbe-indexbereikgeen omschakeling nodig.De verwarmingsketel kan in hetWobbe-indexbereik van 9,5 tot15,2 kWh/m3 (34,2 tot 54,7 MJ/m3)worden gebruikt.
Bij de werking met propaan moet debrander worden omgeschakeld(zie ”Gastype omschakelen” oppagina 13).
1. Gastype en Wobbe-index bij de gas-of propaanleverancier navragen.
2. Bij de werking met propaan branderomschakelen (zie pagina 13).
3. Gastype in protocol op pagina 164opnemen.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
13
Gastype omschakelen (alleen bij werking met propaan)
1
2
A
1. Stelschroef A op de gascombirege-laar op ”2” zetten.
2. Netschakelaar 8 inschakelen.
3. Gastype op codeeradres ”82” instel-len: Codering 2 oproepen ”Algemeen” (regeling voor weer-
safh. werking)ofgroep ”1” (regeling voor ver-hoogde werking) oproepen
Op codeeradres ”11” waarde ”9”instellen
Op codeeradres ”82” waarde ”1”(werking op propaan) instellen
Codering ”11” waarde ≠ ”9” instel-len.
Servicefuncties beëindigen.
4. Gasafsluitkraan openen.
5. Sticker ”G31” (zit bij de technischedocumentatie) naast het typeplaatjeop de kapselplaat plakken.
Werking en mogelijke storingen
Display Maatregel Warmteaanvraag
door regeling nee Gewenste waarde
verhogen, voorwarmteafnamezorgen
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
14
ja
Ventilator start nee na circa 51 sec.storing F9
Ventilator, verbin-dingskabels naarde ventilator, voe-dingsspanning opventilator en aan-sturing van de ven-tilator controleren.
ja
Ontsteking nee Storing EE Ontstekingsmodu-le controleren(aansturing 230 Vtussen stek-ker ”X2.1”en ”X2.2”)
ja
Gascombirege-laar gaat open
nee Storing EE Gascombiregelaarcontroleren (aan-sturing 230 V),gasaansluitdrukcontroleren
ja
Ionisatiestroomwordt opgebouwd
Symbool A
nee Storing EE Instelling van de io-nisatie-elektrodecontroleren encontroleren of erlucht in de gaslei-ding zit.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
15
ja
Brander in bedrijf nee Schakelt onder degewenste ketelwa-tertemperatuur uiten start dan directopnieuw
Dichtheid van derookgasinstallatiecontroleren (rook-gashercirculatie),dynamische gas-druk controleren
ja
Handmatig kali-breren van de ver-brandingsregeling
nee
Storing E3 Zorg voor voldoen-de warmteafname.Ontgrendelings-toets R indrukken.
Storing Eb Afstand van de io-nisatie-elektrodetot het vlamli-chaam controle-ren.Indeling van degassoort controle-ren (codeeradres82, instelling gas-combiregelaar).Rookgassysteemcontroleren, even-tueel rookgascircu-latie verwijderen.Ontgrendelings-toets R indrukken.
Meer gegevens over storingen, ziepagina 93.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
16
Rustdruk en aansluitdruk meten
GevaarCO-vorming als gevolg van eenverkeerde branderinstelling kande gezondheid ernstig bedrei-gen.Vóór en na werkzaamheden aangastoestellen moet een CO-meting worden verricht.
Werking op propaanPropaantank bij eerste inbedrijfstelling/vervanging tweemaal spoelen. Tank engasaansluitleiding na het spoelen gron-dig ontluchten.
A
1. Gasafsluitkraan sluiten.
2. Schroef A in meetaansluiting ”IN”op de gascombiregelaar losmaken(niet eruit draaien) en manometeraansluiten.
3. Gasafsluitkraan openen.
4. Rustdruk meten en meetwaarde inprotocol op pagina 164 opnemen.Gewenste waarde: max. 57,5 mbar
5. CV-ketel in bedrijf stellen.
OpmerkingBij de eerste inbedrijfstelling kan hettoestel in storing gaan, omdat er luchtin de gasleiding zit. Na ca. 5 s de ont-grendelingstoets R voor de ontgren-deling van de brander indrukken.
6. Aansluitdruk (stromingsdruk) meten.
Gewenste waarde: Aardgas: 20 mbar Propaan: 50 mbar
OpmerkingVoor het meten van de aansluitdrukgeschikte meetapparaten met eenresolutie van minstens 0,1 mbargebruiken.
7. Meetwaarde in het protocol oppagina 164 opnemen.Maatregelen volgens onderstaandetabel nemen.
8. Verwarmingsketel buiten bedrijf stel-len, gasafsluitkraan sluiten, mano-meter eraf halen, meetaansluiting A met schroef afsluiten.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
17
9. Gasafsluitkraan openen en toestel inbedrijf stellen.
GevaarOntsnappend gas bij de meet-aansluiting leidt tot explosie-gevaar.Gasdichtheid op de meetaan-sluiting A controleren.
Aansluitdruk (stromingsdruk) MaatregelenBij aardgas Bij propaanOnder 17,4 mbar Onder 42,5 mbar Niet in bedrijf stellen en de gas- resp. pro-
paanleverancier informeren.17,4 tot 25 mbar 42,5 tot 57,5 mbar Verwarmingsketel in bedrijf stellen.Boven 25 mbar Boven 57,5 mbar Vóór de installatie een afzonderlijke gas-
drukregelaar plaatsen en voordruk op20 mbar bij aardgas resp. 50 mbar bijpropaan instellen. Gas- resp. propaanle-verancier informeren.
Max. verwarmingsvermogen instellen
Voor de stookwerking kan het max. ver-warmingsvermogen worden begrensd.De begrenzing wordt via het modulatie-bereik ingesteld. Het max. instelbarevermogen is door de ketelcodeerstekkernaar boven begrensd.
Regeling voor weersafhankelijke wer-king:
1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s langindrukken.
2. ”Servicefuncties”
3. ”Maximaal verwarmingsvermo-gen”
4. ”Wijzigen?” ”Ja” selecteren.Op het display verschijnt een waarde(bijv. ”85”). Bij levering komt dezewaarde overeen met 100% van hetnominale vermogen.
5. Gewenste waarde instellen.
Regeling voor verhoogde werking:
1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s langindrukken.
2. Met Ú ”3” selecteren en met OKbevestigen.Op het display knippert een waarde(bijv. ”85”) en ”A” verschijnt. Bijlevering komt deze waarde overeenmet 100% van het nominale vermo-gen.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
18
3. Gewenste waarde instellen en metOK bevestigen.
Dichtheidscontrole concentrisch systeem (ringspleetmeting)
A
A Verbrandingsluchtopening
Voor de samen met de gaswandketelgeteste rookgas-/luchttoevoersystemenvervalt bij de inbedrijfstelling de lekkage-controle (overdruktest).
In dat geval raden wij aan dat de verwar-mingsfirma bij de inbedrijfstelling van deinstallatie een vereenvoudigde lekkage-controle uitvoert. Daarvoor is het vol-doende de CO2- of de O2-concentratievan de verbrandingslucht in de ring-spleet van de concentrische leiding temeten.Als de CO2-concentratie lager is dan0,2 % of de O2-concentratie hoger is dan20,6 %, geldt de rookgasleiding als vol-doende dicht.Als hogere CO2 - of lagere O2 -waardengemeten worden, is een drukcontrolevan de rookgasleiding bij een statischeoverdruk van 200 Pa nodig.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
19
Brander demonteren
G
D
E
4x
C
B
A
F
1. Netschakelaar op de regeling en net-spanning uitschakelen.
2. Gasafsluitkraan sluiten en beveili-gen.
3. Elektrische kabels van ventilatiemo-tor A, gascombiregelaar B, ionisa-tie-elektrode C, ontstekingseenheidD en aarding E lostrekken.
4. Schroefverbinding van de gasaan-sluitbuis F losdraaien.
5. Vier bouten G losmaken en branderverwijderen.
! OpgeletOm beschadigingen te voor-komen, brander niet op vlambekerneerleggen!
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
20
Branderpakking en vlambeker controleren
Branderpakking A en vlambeker E opbeschadiging controleren, indien nodigvervangen.
B F 3xE D A C
1. Elektroden B uitbouwen.
2. Drie bevestigingsklemmen C op deisolatiering D losmaken en isolatie-ring D eraf halen.
3. Vier torxschroeven losdraaien envlambeker E met pakking F ver-wijderen.
4. Nieuwe vlambeker E met nieuwepakking F aanbrengen en bevesti-gen.Aanhaalmoment: 3,5 Nm.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
21
5. Isolatiering D monteren. 6. Elektroden B monteren.Aanhaalmoment: 4,5 Nm.
Ontstekings- en ionisatie-elektrode controleren en instellen
6+20
4+0,5 0
10±1
A
A B
A Ontstekingselektroden B Ionisatie-elektrode
1. Elektroden op slijtage en vervuilingcontroleren.
2. Elektroden met kleine borstel (geenstaalborstel) of schuurpapier schoon-maken.
3. Afstanden controleren. Als de afstan-den niet in orde zijn of de elektrodenbeschadigd zijn, elektroden met pak-king vervangen en uitlijnen. Bevesti-gingsbouten voor elektroden met4,5 Nm draaimoment vastdraaien.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
22
Verwarmingsoppervlakken reinigen en brander inbouwen
A 1. ! OpgeletKrassen op onderdelen diemet rookgas in aanrakingkomen, kunnen tot corrosieleiden.Verwarmingsoppervlakkenniet afborstelen!
Afzettingen op de verwarmingsop-pervlakken A van de verbrandings-kamer opzuigen.
2. Indien nodig, de verwarmingsopper-vlakken A met licht zure, chloride-vrije reinigingsmiddelen op basis vanfosforzuur inspuiten en minstens 20minuten laten inwerken.
3. Verwarmingsoppervlakken A gron-dig spoelen met water.
4. Brander plaatsen en schroeven met8,5 Nm draaimoment kruislings aan-trekken.
5. Gasaansluitbuis met nieuwe pakkingmonteren.
6. Aansluitingen aan de gaszijde op lek-kage controleren.
GevaarOntsnappend gas leidt totexplosiegevaar.Schroefverbinding op gaslek-kage controleren.
7. Elektrische kabels op de desbetref-fende onderdelen aansluiten.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
23
Condenswaterafvoer controleren en sifon reinigen
AB 1. Bij de sifon controleren of het con-denswater ongehinderd kan weglo-pen.
2. Bevestigingsklem A eraf trekken ensifon B eraf halen.
3. Sifon B reinigen.
4. Sifon B vullen met water en monte-ren. Bevestigingsklem A vastma-ken.
OpmerkingToevoerslang niet verdraaien bij hetmonteren. Afvoerslang zonder boch-ten en met constant verloop aanleg-gen.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
24
Debietbegrenzer controleren (alleen bij HR-combitoestel)
C
B
A
1. Regeling uitschakelen, koudwaterlei-ding afsluiten en verwarmingsketelaan tapwaterzijde aftappen.
2. Binnenzeskantschroeven A los-draaien.
OpmerkingBij de demontage kan er nog restwa-ter uitkomen.
3. Waterschakelaar B verwijderen endebietbegrenzer C naar benedenwegnemen.
4. Debietbegrenzer C controleren, bijverkalking of beschadiging vervan-gen en weer aanbrengen.Waterschakelaar B vastdraaien.
Membraanexpansievat en druk van de installatie controleren
Controle uitvoeren bij koude installatie.
1. Installatie zo ver leegmaken of kap-ventiel op membraanexpansievatsluiten en druk verlagen tot manome-ter ”0” aangeeft.
2. Als de voordruk van het membraa-nexpansievat lager is dan de stati-sche druk van de installatie, stikstofbijvullen tot de voordruk 0,1 tot0,2 bar hoger is.
3. Water bijvullen tot bij afgekoeldeinstallatie de druk min. 1,0 barbedraagt en 0,1 tot 0,2 bar hoger isdan de voordruk van het membraa-nexpansievat. Toegelaten werkdruk: 3 bar
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
25
Alle gasvoerende onderdelen bij bedrijfsdruk controleren op lek-kage
GevaarOntsnappend gas leidt tot explo-siegevaar.Gasvoerende onderdelen opgaslekkage controleren.
OpmerkingVoor de dichtheidscontrole uitsluitendgeschikte en toegestane lekzoekmidde-len (NEN 14291) en apparatuur gebrui-ken. Lekzoekmiddelen die ongeschiktestoffen bevatten (bijv. nitriet en sulfide),kunnen leiden tot materiaalschade.Achtergebleven lekzoekmiddelen na decontrole verwijderen.
Verbrandingskwaliteit controleren
De elektronische verbrandingsregelingzorgt automatisch voor een optimale ver-brandingskwaliteit. Bij de eerste inbe-drijfstelling of het onderhoud moeten deverbrandingswaarden worden gecontro-leerd. Hiervoor het CO-gehalte en hetCO2- of O2-gehalte meten.Functiebeschrijving van de elektroni-sche verbrandingsregeling, ziepagina 142.
OpmerkingToestel met onbelaste verbrandings-lucht gebruiken om bedrijfsstoringen enschade te vermijden.
CO-gehalte Het CO-gehalte moet bij alle gastypen
< 1000 ppm zijn.
CO2 of O2-gehalte Het CO2-gehalte moet bij het laagste
en hoogste vermogen steeds in de vol-gende bereiken liggen:– 7,5 tot 9,6 % bij aardgas E en LL– 9,0 tot 11,3 % bij propaan P
Het O2-gehalte moet bij alle gastypenin het bereik van 3,8 tot 7,3 % liggen.
Als de gemeten CO2- of O2-waarde bui-ten het desbetreffende bereik ligt alsvolgt te werk gaan: Dichtheidscontrole concentrisch sys-
teem uitvoeren, zie pagina 18. Ionisatie-elektrode en aansluitleiding
controleren, zie pagina 21.
OpmerkingDe verbrandingsregeling verricht bij deinbedrijfstelling een automatische kali-bratie. De emissiemeting pas ca. 30 s nade branderstart uitvoeren.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
26
A
1. Rookgasanalyseapparaat op derookgasopening A aan het ketel-aansluitstuk aansluiten.
2. Gasafsluitkraan openen, verwar-mingsketel in bedrijf stellen en warm-teaanvraag genereren.
3. Laagste vermogen instellen (ziepagina 27).
4. CO2-gehalte controleren. Als dewaarde meer dan 1% van de hierbo-ven genoemde bereiken afwijkt,maatregelen op pagina 25 treffen.
5. Waarde in protocol opnemen.
6. Hoogste vermogen instellen (ziepagina 27).
7. CO2-gehalte controleren. Als dewaarde meer dan 1% van de hierbo-ven genoemde bereiken afwijkt,maatregelen op pagina 25 treffen.
8. Na de controle OK indrukken.
9. Waarde in protocol opnemen.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
27
Hoogste/laagste vermogen selecteren
Regeling voor weersafhankelijke wer-king
Regeling voor verhoogde werking
Servicemenu1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s lang in-
drukken.2. ”Actorentest”3. Laagste vermogen selecteren:
”Basisbelasting uit” selecteren.Daarna verschijnt ”Basisbelastingaan” en draait de brander met hetlaagste vermogen.
4. Hoogste vermogen selecteren:”Volledige belasting uit” selecteren.Daarna verschijnt ”Volledige belas-ting aan” en draait de brander met hethoogste vermogen.
5. Vermogenskeuze beëindigen:ä indrukken.
Servicemenu1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s lang in-
drukken.2. Met Ú ” ” selecteren en met OK be-
vestigen.Op het display verschijnt ”I” en ”on”knippert.
3. Laagste vermogen selecteren:OK indrukken, ”on” verschijnt sta-tisch.
4. Hoogste vermogen selecteren:ä indrukken.
5. Met Ú ”2” selcteren, ”on” knippert.6. OK indrukken, ”on” verschijnt sta-
tisch.7. Vermogenskeuze beëindigen:
ä indrukken.
Regeling aan de verwarmingsinstallatie aanpassen
De regeling moet afhankelijk van de uit-rusting aan de installatie worden aange-past. Verschillende installatiecompo-nenten worden door de regeling auto-matisch herkend en de codering wordtautomatisch ingesteld.
Keuze van de betreffende schema's,zie volgende afbeeldingen.
Stappen voor de codering, ziepagina 39.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
28
Installatie-uitvoering 1
Een verwarmingscircuit zonder mengklep A1 (met/zonder warmwaterberei-ding)
63
1
5
2
4
ID: 4605145_1001_01
1 Vitodens 200-W2 Buitentemperatuursensor (alleen bij
regeling voor weersafhankelijkewerking)
3 Vitotrol 100 (uitsluitend bij regelingvoor verhoogde werking)
4 Warmwaterboiler5 Boilertemperatuursensor6 Verwarmingscircuit zonder meng-
klep A1 (verwarmingscircuit 1)
Functie/installatiecomponent CoderingInstellen Groep
Werking op propaan 82:1 ”Algemeen”/1Installatie met tapwatercirculatiepomp: aansluiting circulatiepomp op interne uitbreiding H1of H2
— —
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
29
Installatie-uitvoering 2
Eén verwarmingscircuit zonder mengklep A1 en één verwarmingscircuit metmengklep M2 (met/zonder warmwaterbereiding)
OpmerkingHet debiet van het verwarmingscircuit zonder mengklep moet minstens 30% groterzijn dan het debiet van het verwarmingscircuit met mengklep.
1
4
2
3
M
5 6
78
9
qP
ID: 4605148_1001_01
1 Vitodens 200-W2 Buitentemperatuursensor3 Warmwaterboiler4 Boilertemperatuursensor5 Verwarmingscircuit zonder meng-
klep A1 (verwarmingscircuit 1)6 Verwarmingscircuit met mengklep
M2 (verwarmingscircuit 2)
7 Temperatuurbewaker als maxi-mumtemperatuurbegrenzing voorvloerverwarming
8 Aanvoertemperatuursensor M29 Verwarmingspomp M2qP Uitbreidingsset voor een verwar-
mingscircuit met mengklep M2
Functie/installatiecomponent CoderingInstellen Groep
Werking op propaan 82:1 ”Algemeen”Installatie uitsluitend met een verwarmingscircuitmet mengklep met uitbreidingsset voor mengklep(zonder ongeregeld verwarmingscircuit)
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
30
Functie/installatiecomponent CoderingInstellen Groep
met warmwaterboiler 00:4 ”Algemeen” zonder warmwaterboiler 00:3 ”Algemeen”Installatie met tapwatercirculatiepomp Aansluiting circulatiepomp op interne uitbreiding H1of H2:
— —
Installatie-uitvoering 3
Eén verwarmingscircuit zonder mengklep A1 en één verwarmingscircuit metmengklep M2 met systeemscheiding (met/zonder warmwaterbereiding)
5 6
7
9
8
MqP
1
4
2
3
qW
ID: 4605147_1001_01
1 Vitodens 200-W2 Buitentemperatuursensor3 Warmwaterboiler4 Boilertemperatuursensor5 Verwarmingscircuit zonder meng-
klep A1 (verwarmingscircuit 1)6 Verwarmingscircuit met mengklep
M2 (verwarmingscircuit 2)7 Temperatuurbewaker als maxi-
mumtemperatuurbegrenzing voorvloerverwarming
8 Aanvoertemperatuursensor M29 CV-pomp M2qP Uitbreidingsset voor een verwar-
mingscircuit met mengklep M2qQ Warmtewisselaar voor de systeem-
scheidingqW Onderbouwkit met mengklep
(accessoires)
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
31
Functie/installatiecomponent CoderingInstellen Groep
Werking op propaan 82:1 ”Algemeen”Installatie uitsluitend met een verwarmingscircuitmet mengklep met uitbreidingsset voor mengklep(zonder ongeregeld verwarmingscircuit)
met warmwaterboiler 00:4 ”Algemeen” zonder warmwaterboiler 00:3 ”Algemeen”Installatie met tapwatercirculatiepomp Aansluiting circulatiepomp op interne uitbreiding H1of H2:
— —
Installatie-uitvoering 4
Een verwarmingscircuit zonder mengklep, een verwarmingscircuit met meng-klep M2 (met uitbreidingsset), een verwarmingscircuit met mengklep M3 (metuitbreidingsset) en open verdeler/verzamelaar (met/zonder warmwaterberei-ding)
M MqU
qP
9
87 qQ
qWqE
qR
qT
qZ
1
4
2
36
5
ID: 4605149_1001_01
1 Vitodens 200-W2 Buitentemperatuursensor3 Warmwaterboiler4 Boilertemperatuursensor
5 Verwarmingscircuit zonder meng-klep A1 (verwarmingscircuit 1)
6 CV-pomp A1
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
32
7 Verwarmingscircuit met mengklepM2 (verwarmingscircuit 2)
8 Aanvoertemperatuursensor M29 CV-pomp M2qP Uitbreidingsset voor een verwar-
mingscircuit met mengklep M2qQ Verwarmingscircuit met mengklep
M3 (verwarmingscircuit 3)qW Temperatuurbewaker als maxi-
mumtemperatuurbegrenzing voorvloerverwarming
qE Aanvoertemperatuursensor M3qR CV-pomp M3qT Uitbreidingsset voor een verwar-
mingscircuit met mengklep M3qZ Open verdeler/verzamelaarqU Aanvoertemperatuursensor open
verdeler/verzamelaar
Functie/installatiecomponent CoderingInstellen Groep
Werking op propaan 82:1 ”Algemeen”Installatie uitsluitend met twee verwarmingscircuitsmet mengklep met uitbreidingsset voor mengklep(zonder ongeregeld verwarmingscircuit)
met warmwaterboiler 00:8 ”Algemeen” zonder warmwaterboiler 00:7 ”Algemeen”Installatie zonder tapwatercirculatiepomp: Aansluiting CV-pomp A1 op interne uitbreiding H1 ofH2
53:2 ”Algemeen”
Installatie met tapwatercirculatiepomp: Aansluiting CV-pomp A1 op uitbreiding AM1, aanslui-ting A1
— —
Aansluiting circulatiepomp op uitbreiding AM1, aan-sluiting A2
— —
Installatie met open verdeler/verzamelaar 04:0 ”Ketel”
Stooklijnen instellen (alleen bij regeling voor weersafhankelijkewerking)
De stooklijnen tonen het verband tussende buitentemperatuur en de ketelwater-of aanvoertemperatuur.Eenvoudiger gezegd: hoe lager de bui-tentemperatuur, hoe hoger de ketelwa-ter- respectievelijk aanvoertemperatuur.Van de ketelwater- respectievelijk aan-voertemperatuur is vervolgens dekamertemperatuur afhankelijk.
Ingesteld bij levering: Steilheid = 1,4 Niveau = 0
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
33
OpmerkingAls in de verwarmingsinstallatie verwar-mingscircuits met mengklep aanwezigzijn, is de aanvoertemperatuur voor hetverwarmingscircuit zonder mengklepeen ingesteld verschil (bij levering 8 K)hoger dan de aanvoertemperatuur voorde verwarmingscircuits met mengklep.
Het temperatuurverschil is via codeer-adres ”9F” in de groep ”Algemeen”instelbaar.
0,2
Buitentemperatuur in °C
Kete
lwat
er- r
espe
ctie
velijk
aanv
oerte
mpe
ratu
ur in
°C
Steilheid
2,4
2,6
2,8
3,0
3,2
3,4
90
80
70
60
50
40
30
0 -5 -10 -15 -20510
2,0
2,2
Gewenste ruimtetemperatuur in °C
3530
2520
1510
5
0,4
0,6
0,8
1,0
1,2
1,4
-30-25
1,8
1,6
Instelbereik steilheid: Vloerverwarmingen: 0,2 tot en met 0,8 Lagetemperatuurverwarmingen: 0,8
tot en met 1,6
Gewenste ruimtetemperatuur instel-len
Voor elk CV-circuit apart instelbaar.
De stooklijn wordt langs de as van degewenste ruimtetemperatuur verscho-ven. Deze leidt bij geactiveerde CV-pomplogica tot een gewijzigd in- en uit-schakelgedrag van de CV-pomp.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
34
Gewenste normale ruimtetempera-tuur
90
-2026 + 20
A
C
D E
B
Voorbeeld 1: Wijziging van de gewenstenormale ruimtetemperatuur van 20 naar26°C
A Ketelwater- respectievelijk aanvoer-temperatuur in °C
B Buitentemperatuur in °CC Gewenste kamertemperatuur in °CD CV-pomp ”Uit” E CV-pomp ”Aan”
Wijziging van de gewenste normalekamertemperatuur
Gebruikershandleiding
Gewenste gereduceerde ruimtetem-peratuur
+20 14 5
90
-20
D E
A
C
B
Voorbeeld 2: Verandering van de ver-laagde kamertemperatuur van 5 °C naar14 °C
A Ketelwater- respectievelijk aanvoer-temperatuur in °C
B Buitentemperatuur in °CC Gewenste kamertemperatuur in °CD CV-pomp ”Uit” E CV-pomp ”Aan”
Wijziging van de gewenste geredu-ceerde kamertemperatuur
Gebruikershandleiding
Steilheid en niveau veranderen
Voor elk CV-circuit apart instelbaar.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
35
A
B
Kete
lwat
er- r
esp.
Aanv
oerte
mpe
ratu
ur in
°C
90
+20 -20Buitentemperatuur in °C
3,5
1,4
0,2
A Steilheid wijzigenB Niveau wijzigen (verticale parallelle
verschuiving van de stooklijn)
Uitgebreid menu:
1. å
2. ”Verwarming”
3. CV-circuit kiezen.
4. ”Stooklijn”
5. ”Steilheid” of ”Niveau”
6. Stooklijn volgens de installatie-eiseninstellen.
Regeling in LON integreren
De communicatiemodule LON moet zijnaangesloten.
OpmerkingDe gegevensoverdracht via het LON-systeem kan enige minuten duren.
Installatie met één ketel metVitotronic 200-H en Vitocom 300(voorbeeld)
LON-deelnemernummers en overigefuncties via codering 2 instellen in degroep ”Algemeen” instellen (zie vol-gende tabel).
OpmerkingBinnen het LON-systeem mag hetzelfdedeelnemernummer niet tweemaal wor-den toegekend.Er mag slechts één Vitotronic als fout-manager worden gecodeerd.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
36
Ketelcircuitregeling Vitotronic 200-H Vitotronic 200-H Vitocom
LON LON LON
Deelnemernr. 1Codering ”77:1”
Deelnemernr. 10Codering ”77:10”
Deelnemernr. 11Codering ”77:11” in-stellen
Deelnemernr.99
Regeling is foutmana-gerCodering ”79:1”
Regeling is niet fout-managerCodering ”79:0”
Regeling is niet fout-managerCodering ”79:0”
Toestel is fout-manager
Regeling verzendttijdCodering ”7b:1”
Regeling ontvangttijdCodering ”81:3” in-stellen
Regeling ontvangttijdCodering ”81:3” in-stellen
Toestel ont-vangt tijd
Regeling verzendtbuitentemperatuurCodering ”97:2” in-stellen
Regeling ontvangtbuitentemperatuurCodering ”97:1” in-stellen
Regeling ontvangtbuitentemperatuurCodering ”97:1” in-stellen
—
Foutbewaking LON-deelnemerCodering ”9C:20”
Foutbewaking LON-deelnemerCodering ”9C:20”
Foutbewaking LON-deelnemerCodering ”9C:20”
—
LON-deelnemerscontrole uitvoeren
Met de deelnemerscontrole wordt de communicatie van de op de foutmanager aan-gesloten toestellen in een installatie gecontroleerd.
Voorwaarden: Regeling moet als foutmanager
gecodeerd zijn (codering ”79:1”) In alle regelingen moet het LON-deel-
nemernummer zijn gecodeerd (ziepagina 36)
LON-deelnemerlijst in de foutmanagermoet actueel zijn (zie pagina 36)
Deelnemercontrole uitvoeren:
1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s langindrukken.
2. ”Servicefuncties”
3. ”Deelnemerscontrole”
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
37
4. Deelnemer selecteren (bijv. deelne-mer 10).De deelnemerscontrole voor degeselecteerde deelnemer is gestart. Succesvol geteste deelnemers
worden met ”OK” gemarkeerd. Niet succesvol geteste deelnemers
worden met ”Niet OK” gemar-keerd.
OpmerkingOm een nieuwe deelnemerscontroleuit te voeren, met menupunt ”Lijstwissen?” een nieuwe deelnemers-lijst maken.
OpmerkingAls de deelnemerscontrole door eenandere regeling wordt uitgevoerd,verschijnt gedurende ca. 1 min hetdeelnemernr. en ”Wink” op het dis-play.
Indicatie ”Onderhoud” opvragen en terugzetten
Als in codeeradres ”21” en ”23” in degroep ”Ketel” de opgegeven grens-waarden bereikt zijn, knippert de rodestoringsindicatie.
Op het display van de bedieningseen-heid verschijnt: Bij regeling voor verhoogde werking:
Het opgegeven aantal bedrijfsuren ofde opgegeven tijdsinterval met klok-symbool ”u” (afhankelijk van deinstelling) en ”¸”
Bij regeling voor weersafhankelijkewerking:”Onderhoud” en ”¸”
Onderhoud bevestigen en terugzet-ten
Voor het bevestigen van een onder-houdsmelding OK indrukken.
OpmerkingEen bevestigde onderhoudsmelding dieniet is teruggezet, verschijnt opnieuw: Bij regeling voor weersafhankelijke
werking op de volgende maandag. Bij regeling voor verhoogde werking
na 7 dagen.
Na uitgevoerd onderhoud (onder-houd terugzetten)
Regeling voor weersafhankelijke wer-king
1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s langindrukken.
2. ”Servicefuncties”
3. ”Onderhoud reset”
OpmerkingDe ingestelde onderhoudsparame-ters voor bedrijfsuren en tijdsintervalbeginnen weer op 0.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
38
Regeling voor verhoogde werking
Codering 24:1 in de groep ”Ketel” op24:0 terugzetten.
OpmerkingDe ingestelde onderhoudsparametersvoor bedrijfsuren en tijdsinterval begin-nen weer op 0.
Instrueren van de installatiegebruiker
De installateur van de installatie moet debedieningshandleiding overhandigenaan de gebruiker van de installatie en debediening uitleggen.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen (vervolg)
5614
576
NL
39
Codeerniveau 1 oproepen
Opmerking Bij regeling voor weersafhankelijke
werking worden de coderingen in volletekst aangegeven.
Coderingen die door de uitvoering vande verwarmingsinstallatie of instellingvan andere coderingen niet relevantzijn, worden niet getoond.
Verwarmingsinstallaties met één ver-warmingscircuit zonder mengklep enéén of twee verwarmingscircuits metmengklep:Het verwarmingscircuit zonder meng-klep wordt hierna ”Verwarmingscir-cuit 1” en de verwarmingscircuits metmengklep worden ”Verwarmingscir-cuit 2” of ”Verwarmingscircuit 3”genoemd.Als de verwarmingscircuits individueelworden genoemd, verschijnt in plaatsdaarvan de gekozen benamingen ”HK1”, ”HK2” of ”HK3”.
Regeling voor weersafhankelijke wer-king:
1. OK en å gelijktijdig circa 4 s langindrukken.
2. ”Codeerniveau 1”
3. Groep van het gewenste codeer-adres selecteren: ”Algemeen” ”Ketel” ”Warm water” ”Solar” ”Verwarmingscircuit 1/2/3” ”Alle cod. Basistoestel”
In deze groep worden alle codeer-adressen van codeerniveau 1(behalve de codeeradressen vande groep ”Solar”) in oplopendevolgorde getoond.
4. Codeeradres selecteren.
5. Waarde volgens de volgende tabel-len instellen en met OK bevestigen.
6. Als de coderingen weer in de toe-stand bij levering moeten wordenteruggezet:”Basisinstelling” op ”Codeerni-veau 1” kiezen.
OpmerkingOok de coderingen van codeerni-veau 2 worden weer teruggezet.
Regeling voor verhoogde werking:
1. OK en å gelijktijdig circa 4 s langindrukken.
2. Met Ú ”1” selecteren voor codeer-niveau 1 en met OK bevestigen.Op de display knippert ”I” voor decodeeradressen van groep 1.
Codering 1
Codeerniveau 1 oproepen56
14 5
76 N
L
40
3. Groep van het gewenste codeer-adres selecteren met V/v:1: ”Algemeen”2: ”Ketel”3: ”Warm water”4: ”Solar”5: ”CV-circuit 1”6: ”Alle coderingen basistoestel”
In deze groep worden alle codeer-adressen in oplopende volgordeweergegeven.
Geselecteerde groep met OK beves-tigen.
4. Codeeradres met V/v selecteren.
5. Waarde volgens de volgende tabel-len met V/v instellen en met OKbevestigen.
6. Als alle coderingen weer in de toe-stand bij levering moeten wordenteruggezet:Met Ú ”7” selecteren en met OKbevestigen.Als ” ” knippert, met OK bevestigen.
OpmerkingOok de coderingen van codeerni-veau 2 worden weer teruggezet.
Algemeen/groep ”1”
”Algemeen” bij regeling voor weersafhankelijke werking selecteren (ziepagina 39).”1” bij regeling voor verhoogde werking selecteren (zie pagina 39).
Coderingen
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingInstallatieschema00:1 Installatie-uitvoering 1:
Eén verwarmingscircuitzonder mengklep A1(verwarmingscircuit 1),zonder tapwateropwar-ming
00:2tot00:10
Installatieschema's, zievolgende tabel:
Waardeadres00: ...
Installa-tie-uit-voering
Beschrijving
2 1 Eén verwarmingscircuit zonder mengklep A1 (verwarmings-circuit 1), met tapwateropwarming (codering wordt automa-tisch ingesteld)
3 2, 3 Eén verwarmingscircuit met mengklep M2 (verwarmingscir-cuit 2), zonder tapwateropwarming
Codering 1
Codeerniveau 1 oproepen (vervolg)
5614
576
NL
41
Waardeadres00: ...
Installa-tie-uit-voering
Beschrijving
4 2, 3 Eén verwarmingscircuit met mengklep M2 (verwarmingscir-cuit 2), met tapwateropwarming
5 2, 3 Eén verwarmingscircuit zonder mengklep A1 (verwarmings-circuit 1) en één verwarmingscircuit met mengklep M2 (ver-warmingscircuit 2) zonder tapwateropwarming (coderingwordt automatisch ingesteld)
6 2, 3 Eén verwarmingscircuit zonder mengklep A1 (verwarmings-circuit 1) en één verwarmingscircuit met mengklep M2 (ver-warmingscircuit 2) met tapwateropwarming (codering wordtautomatisch ingesteld)
7 4 Eén verwarmingscircuit met mengklep M2 (verwarmingscir-cuit 2) en één verwarmingscircuit met mengklep M3 (verwar-mingscircuit 3), zonder tapwateropwarming
8 4 Eén verwarmingscircuit met mengklep M2 (verwarmingscir-cuit 2) en één verwarmingscircuit met mengklep M3 (verwar-mingscircuit 3), met tapwateropwarming
9 4 Eén verwarmingscircuit zonder mengklep A1 (verwarmings-circuit 1), één verwarmingscircuit met mengklep M2 (verwar-mingscircuit 2) en één verwarmingscircuit met mengklep M3(verwarmingscircuit 3), zonder tapwateropwarming (coderingwordt automatisch ingesteld)
10 4 Eén verwarmingscircuit zonder mengklep A1 (verwarmings-circuit 1), één verwarmingscircuit met mengklep M2 (verwar-mingscircuit 2) en één verwarmingscircuit met mengklep M3(verwarmingscircuit 3), met tapwateropwarming (coderingwordt automatisch ingesteld)
Codering 1
Algemeen/groep ”1” (vervolg)
5614
576
NL
42
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingFunctie interne circulatiepomp51:0 Installatie met open ver-
deler/verzamelaar: Interne circulatiepompwordt bij warmteaan-vraag altijd ingeschakeld
51:1 Installatie met open verde-ler/verzamelaar: interne circulatiepompwordt bij warmteaanvraagalleen ingeschakeld als debrander draait.Circulatiepomp wordt metnalooptijd uitgeschakeld.
51:2 Installatie met verwar-mingswaterbuffer: interne circulatiepompwordt bij warmteaanvraagalleen ingeschakeld als debrander draait.Circulatiepomp wordt metnalooptijd uitgeschakeld.
Deelnemernummer77:1 LON-deelnemernummer
(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)
77:2tot77:99
LON-deelnemernummerinstelbaar van 1 tot 99:1 - 4 = verwarmingsketel5 = cascade10 - 97 = Vitotronic 200-H98 = Vitogate99 = Vitocom
OpmerkingElk nummer mag slechtseenmaal worden toege-kend.
Eengezinswoning/meergezinswoning7F:1 Eengezinswoning (alleen
bij regeling voor weersaf-hankelijke werking)
7F:0 MeergezinswoningAparte instelling van va-kantieprogramma en tijd-programma voor de tapwa-teropwarming mogelijk.
Codering 1
Algemeen/groep ”1” (vervolg)
5614
576
NL
43
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingBediening blokkeren8F:0 Bediening in het basis-
menu en in het uitgebrei-de menu vrijgegeven.
OpmerkingDe betreffende coderingwordt pas geactiveerd alsu het servicemenu ver-laat.
8F:1 Bediening in het basisme-nu en in het uitgebreidemenu geblokkeerd.Service-testfunctie kanworden geactiveerd.
8F:2 Bediening in het basisme-nu vrijgegeven, in het uit-gebreide menu geblok-keerd.Service-testfunctie kanworden geactiveerd.
Gewenste waarde aanvoertemperatuur bij externe aanvraag9b:70 Gewenste waarde aan-
voertemperatuur bij ex-terne aanvraag 70 °C
9b:0tot9b:127
Gewenste waarde aan-voertemperatuur bij exter-ne aanvraag instelbaar van0 tot 127 °C (begrensddoor ketelspecifieke para-meters)
Ketel/groep ”2”
”Ketel” bij regeling voor weersafhankelijke werking selecteren (zie pagina 39).”2” bij regeling voor verhoogde werking selecteren (zie pagina 39).
Coderingen
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingInstallatie met één ketel/met meerdere ketels01:1 Niet verstellen (alleen bij
regeling voor verhoogdewerking)
Onderhoud brander bedrijfsuren in 10021:0 Geen onderhoudsinterval
(bedrijfsuren) ingesteld21:1tot21:100
Aantal bedrijfsuren van debrander tot het volgendeonderhoud instelbaar van100 tot 10 000 hEén instelstap ≙ 100 h
Codering 1
Algemeen/groep ”1” (vervolg)
5614
576
NL
44
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingOnderhoud tijdsinterval in maanden23:0 Geen tijdsinterval voor
branderonderhoud23:1tot23:24
Tijdsinterval instelbaar van1 tot 24 maanden
Status onderhoud24:0 Geen indicatie ”Onder-
houd” op het display24:1 Indicatie ”Onderhoud” op
het display (adres wordtautomatisch geactiveerd,moet na onderhoud hand-matig worden teruggezet)
Vulling/ontluchting2F:0 Ontluchtingsprogramma/
vulprogramma niet actief2F:1 Ontluchtingsprogramma
actief2F:2 Vulprogramma actief
Warm water/groep ”3”
”Warm water” bij regeling voor weersafhankelijke werking selecteren (ziepagina 39).”3” bij regeling voor verhoogde werking selecteren (zie pagina 39).
Coderingen
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingWarmwatertemp. onderdrukking gewenste naverwarmingwaarde67:40 Bij tapwateropwarming
door zonne-energie: ge-wenste tapwatertempe-ratuur 40 °C. Boven de in-gestelde gewenste waar-de is de onderdrukkingvan de naverwarming ac-tief (tapwateropwarmingdoor de verwarmingske-tel geblokkeerd).Niet instelbaar bij HR-combitoestel.
67:0tot67:95
Gewenste tapwatertempe-ratuur instelbaar van 0 tot95 °C (begrensd door ke-telspecifieke parameters)
Codering 1
Ketel/groep ”2” (vervolg)
5614
576
NL
45
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingVrijgave circulatiepomp73:0 Tapwatercirculatie-
pomp: ”Aan” volgens tijd-programma (alleen bij re-geling voor weersafhan-kelijk werking en HR-toe-stel op gas)
73:1tot73:6
Tijdens het tijdprogramma1 maal/h gedurende5 min ”Aan” tot 6 maal/h ge-durende 5 min ”Aan”
73:7 Permanent ”Aan”
Solar/groep ”4”
”Solar” bij regeling voor weersafhankelijke werking selecteren (zie pagina 39).”4” bij regeling voor verhoogde werking selecteren (zie pagina 39).
OpmerkingDe groep Solar wordt alleen getoond als een zonneregelingsmodule van het typeSM1 is aangesloten.
Coderingen
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingToerentalbesturing zonnecircuitpomp02:0 Zonnecircuitpomp zon-
der toerentalregeling.02:1 Zonnecircuitpomp met toe-
rentalregeling en golf-groepregeling.
02:2 Zonnecircuitpomp met toe-rentalregeling en PWM-aansturing.
Maximumboilertemperatuur08:60 Gewenste tapwatertem-
peratuur (maximumboi-lertemperatuur) 60 °C.
08:10tot08:90
Gewenste tapwatertempe-ratuur instelbaar van 10 tot90 °C.
Verlaging stagnatietijd0A:5 Temperatuurverschil
voor verlaging stagnatie-tijd (verlaging van het toe-rental van de zonnecir-cuitpomp ter beveiligingvan installatiecomponen-ten en warmtedragendmedium) 5 K.
0A:0 Verlaging stagnatietijd nietactief.
0A:1tot0A:40
Temperatuurverschil in-stelbaar van 1 tot 40 K.
Codering 1
Warm water/groep ”3” (vervolg)
5614
576
NL
46
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingDebiet zonnecircuit0F:70 Het debiet van het zonne-
circuit bij maximaalpomptoerental 7 l/min.
0F:1tot0F:255
Debiet instelbaar van 0,1tot 25,5 l/min;1 instelstap ≙ 0,1 l/min.
Uitgebreide zonneregelingsfunties20:0 Geen uitgebreide rege-
lingsfunctie actief.20:1 Extra functie voor tapwa-
teropwarming.20:2 2. temperatuurverschilre-
geling.20:3 2. temperatuurverschilre-
geling en extra functie.20:4 2. temperatuurverschilre-
geling voor ondersteuningverwarming.
20:5 Thermostaatfunctie.20:6 Thermostaatfunctie en ex-
tra functie.20:7 Verwarming door zonne-
energie via externe warm-tewisselaar zonder extratemperatuursensor.
20:8 Verwarming door zonne-energie via externe warm-tewisselaar met extra tem-peratuursensor.
20:9 Verwarming door zonne-energie van twee warmwa-terboilers.
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ. 3/groep ”5”
”Verwarmingscircuit ...” bij regeling voor weersafhankelijke werking selecteren (ziepagina 39).”5” bij regeling voor verhoogde werking selecteren (zie pagina 39).
Codering 1
Solar/groep ”4” (vervolg)
5614
576
NL
47
Coderingen
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingSpaarstand buitentemperatuurA5:5 Met functie voor CV-pom-
plogica (spaarschake-ling): CV-pomp ”Uit” alsbuitentemperatuur (AT)1 K hoger is dan gewens-te ruimtetemperatuur(RTGewenst)AT > RTGewenst + 1 K (al-leen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)
A5:0 Zonder functie voor CV-pomplogica
A5:1totA5:15
Met functie voor CV-pom-plogica: CV-pomp ”Uit”, zievolgende tabel
Parameter adres A5:... Met functie voor CV-pomplogica: CV-pomp ”Uit”1 AT > RTGewenst + 5 K2 AT > RTGewenst + 4 K3 AT > RTGewenst + 3 K4 AT > RTGewenst + 2 K5 AT > RTGewenst + 1 K6 AT > RTGewenst
7tot
AT > RTGewenst - 1 K
15 AT > RTGewenst - 9 K
Codering 1
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
48
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingUitgebreide spaarstand gecorrigeerde buitentemperatuurA6:36 Uitgebreide spaarscha-
keling niet actief (alleenbij regeling voor weersaf-hankelijke werking)
A6:5totA6:35
Uitgebreide spaarschake-ling actief, d.w.z.: bij eenvariabel instelbare waardetussen 5 en 35 °C vermeer-derd met 1 °C worden debrander en CV-pomp uitge-schakeld en wordt demengklep gesloten. Basisis de gecorrigeerde buiten-temperatuur. Deze is sa-mengesteld uit de werkelij-ke buitentemperatuur eneen tijdconstante die reke-ning houdt met de afkoe-ling van een gemiddeld ge-bouw.
Uitgebreide spaarstand mengklepA7:0 Zonder spaarstand
mengklep (alleen bij re-geling voor weersafhan-kelijke werking en ver-warmingscircuit metmengklep)
A7:1 Met spaarstand mengklep(uitgebreide logica CV-pompen): CV-pomp bovendien ”Uit”: Als de mengklep langer
dan 20 min werd geslo-ten.
CV-pomp ”Aan”: Als de mengklep naar de
regelfunctie gaat Bij vorstgevaar
Pompstilstandtijd overgang gereduc. werkingA9:7 Met pompstilstandtijd:
CV-pomp ”Uit” bij veran-dering gewenste waardedoor wisselen van modusof wijzigingen van de ge-wenste ruimtetempera-tuur (alleen bij regelingvoor weersafhankelijkewerking)
A9:0 Zonder pompstilstandtijdA9:1totA9:15
Met pompstilstandtijd, in-stelbaar van 1 tot 15. Hoehoger de waarde, hoe lan-ger de pompstilstandtijd.
Codering 1
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
49
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingWeersafhankelijk/ruimtetemperatuur-bijschakelingb0:0 Met afstandsbediening:
stookwerking/gereduc.werking: weersafhanke-lijk (alleen bij regelingvoor weersafhankelijkewerking, codering alleenwijzigen voor het verwar-mingscircuit met meng-klep)
b0:1 Stookwerking: weersaf-hankelijkGereduc. werking: metruimtetemperatuur-bij-schakeling
b0:2 Stookwerking: met ruimte-temperatuur-bijschakelingGereduc. werking: weers-afhankelijk
b0:3 Stookwerking/gereduc.werking: met ruimtetempe-ratuur-bijschakeling
Spaarstand ruimtetemperatuurb5:0 Met afstandsbediening:
geen ruimtetemperatuur-afhankelijke CV-pomplo-gica (alleen bij regelingvoor weersafhankelijkewerking, codering alleenveranderen voor het ver-warmingscircuit metmengklep)
b5:1totb5:8
Functie CV-pomplogica,zie volgende tabel:
Parameteradres b5:...
Met functie voor CV-pomplogica:CV-pomp ”Uit” CV-pomp ”Aan”
1 RTWerkelijk > RTGewenst + 5 K RTWerkelijk < RTGewenst + 4 K2 RTWerkelijk > RTGewenst + 4 K RTWerkelijk < RTGewenst + 3 K3 RTWerkelijk > RTGewenst + 3 K RTWerkelijk < RTGewenst + 2 K4 RTWerkelijk > RTGewenst + 2 K RTWerkelijk < RTGewenst + 1 K5 RTWerkelijk > RTGewenst + 1 K RTWerkelijk < RTGewenst
6 RTWerkelijk > RTGewenst RTWerkelijk < RTGewenst - 1 K7 RTWerkelijk > RTGewenst - 1 K RTWerkelijk < RTGewenst - 2 K8 RTWerkelijk > RTGewenst - 2 K RTWerkelijk < RTGewenst - 3 K
Codering 1
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
50
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingMin. aanvoertemperatuur verwarmingscircuitC5:20 Elektronische minimum-
begrenzing van de aan-voertemperatuur 20 °C(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)
C5:1totC5:127
Minimumbegrenzing in-stelbaar van 1 tot 127 °C(begrensd door ketelspeci-fieke parameters)
Max. aanvoertemperatuur verwarmingscircuitC6:74 Elektronische maximum-
begrenzing van de aan-voertemperatuur 74 °C(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)
C6:10totC6:127
Maximumbegrenzing in-stelbaar van 10 tot 127 °C(begrensd door ketelspeci-fieke parameters)
Omschakeling werkingsprogrammad5:0 Externe omschakeling
werkingsprogrammaschakelt werkingspro-gramma om naar ”Per-manente werking metverlaagde ruimtetempe-ratuur” of ”Uitschakelwer-king” (alleen bij regelingvoor weersafhankelijkewerking)
d5:1 Externe omschakelingwerkingsprogramma scha-kelt om naar ”Permanentewerking met normale ruim-tetemperatuur” (afhankelijkvan codeeradres 3A, 3b en3C)
Ext. omschakeling werkingsprogramma naar verwarmingscircuitd8:0 Geen omschakeling wer-
kingsprogramma via uit-breiding EA1
d8:1 Omschakeling werkings-programma via ingangDE1 op de uitbreiding EA1
d8:2 Omschakeling werkings-programma via ingangDE2 op de uitbreiding EA1
d8:3 Omschakeling werkings-programma via ingangDE3 op de uitbreiding EA1
Codering 1
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
51
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingMax. pomptoerental bij normale werkingE6:... Maximaal toerental van
de toerentalgeregeldeCV-pomp in % van hetmax. toerental bij norma-le werking. Waarde isvooraf ingesteld door ke-telspecifieke parameters(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king).
E6:0totE6:100
Maximaal toerental instel-baar van 0 tot 100 %
Min. pomptoerentalE7:30 Minimaal toerental van de
toerentalgeregelde CV-pomp: 30% van het maxi-mumtoerental (alleen bijregeling voor weersaf-hankelijke werking)
E7:0totE7:100
Minimaal toerental instel-baar van 0 tot 100 % vanhet max. toerental
EstrikdrogingF1:0 Estrikdroging niet actief
(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king).
F1:1totF1:6
Estrikdroging instelbaarvolgens zes selecteerbaretemperatuur-tijd-profielen(zie pagina 136)
F1:15 Permanente aanvoertem-peratuur 20 °C
Partywerking tijdsbegrenzingF2:8 Tijdelijke begrenzing voor
partywerking of externeomzetting werkingspro-gramma met knop: 8 h(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)*1
F2:0 Geen tijdsbegrenzing voorpartywerking*1
F2:1totF2:12
Begrenzing in tijd instel-baar van 1 tot 12 h*1
*1 De partywerking eindigt in het werkingsprogramma ”Verwarmen en warm water”automatisch bij het omschakelen naar de werking op normale ruimtetemperatuur.
Codering 1
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
52
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingPompschakeling bij “Alleen warm water”F6:25 Interne circulatiepomp is
in de modus ”Alleenwarm water” permanentingeschakeld (alleen bijregeling voor verhoogdewerking)
F6:0 Interne circulatiepomp is inde modus ”Alleen warmwater” permanent uitge-schakeld
F6:1totF6:24
Interne circulatiepompwordt in de modus ”Alleenwarm water” 1 tot 24 keerper dag gedurende telkens10 min ingeschakeld.
Pompschakeling bij “Uitschakelwerking”F7:25 Interne circulatiepomp is
in de modus ”Uitschakel-modus” permanent inge-schakeld (alleen bij rege-ling voor verhoogde wer-king)
F7:0 Interne circulatiepomp inde modus ”Uitschakelwer-king” permanent uitge-schakeld
F7:1totF7:24
Interne circulatiepomp inde modus ”Uitschakelwer-king” 1 tot 24 keer per daggedurende telkens10 minuten ingeschakeld.
Begin temperatuurverhogingF8:-5 Temperatuurgrens voor
opheffing van verlaagdewerking -5 ºC, zie voor-beeld op pagina 139.Instelling codeer-adres ”A3” respecteren(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king).
F8:+10totF8:-60
Temperatuurgrens instel-baar van +10 tot -60 °C
F8:-61 Functie inactief
Einde temperatuurverhogingF9:-14 Temperatuurgrens voor
opheffing van verlaagdegewenste ruimtetempe-ratuur -14 ºC, zie voor-beeld op pagina 139. (al-leen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king).
F9:+10totF9:-60
Temperatuurgrens voorverhoging van de gewens-te ruimtetemperatuur tot denormale waarde instelbaarvan+10 tot -60 °C
Codering 1
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
53
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingVerhoging gewenste aanvoertemperatuurFA:20 Verhoging van de ge-
wenste ketelwater- resp.aanvoertemperatuur bijde overgang van de wer-king met verlaagde ruim-tetemperatuur naar dewerking met normaleruimtetemperatuur met20 %. Zie voorbeeld oppagina 140 (alleen bij re-geling voor weersafhan-kelijke werking).
FA:0totFA:50
Temperatuurverhoging in-stelbaar van 0 tot 50%
Tijdsduur verhoging gewenste aanvoertemperatuurFb:30 Periode voor de verho-
ging van de gewenste ke-telwater- resp. aanvoer-temperatuur (zie codeer-adres ”FA”) 60 min. Zievoorbeeld op pagi-na 140 (alleen bij rege-ling voor weersafhankelij-ke werking).
Fb:0totFb:150
Periode instelbaar van 0 tot300 min;1 instelstap ≙ 2 min
Codering 1
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
54
Codeerniveau 2 oproepen
Opmerking Op het codeerniveau 2 zijn alle code-
ringen bereikbaar, ook de coderingenvan het codeerniveau 1.
Coderingen die door de uitvoering vande verwarmingsinstallatie of instellingvan andere coderingen niet relevantzijn, worden niet getoond.
Verwarmingsinstallaties met één ver-warmingscircuit zonder mengklep enéén of twee verwarmingscircuits metmengklep:Het verwarmingscircuit zonder meng-klep wordt hierna ”Verwarmingscir-cuit 1” en de verwarmingscircuits metmengklep worden ”Verwarmingscir-cuit 2” of ”Verwarmingscircuit 3”genoemd.Als de verwarmingscircuits individueelworden genoemd, verschijnt in plaatsdaarvan de gekozen benamingen ”HK1”, ”HK2” of ”HK3”.
Regeling voor weersafhankelijke wer-king:
1. OK en å gelijktijdig circa 4 s langindrukken.
2. OK en ä gelijktijdig circa 4 s langindrukken.
3. ”Codeerniveau 2”
4. Groep van het gewenste codeer-adres selecteren: ”Algemeen” ”Ketel” ”Warm water” ”Solar” ”Verwarmingscircuit 1/2/3” ”Alle cod. Basistoestel”
In deze groep worden alle codeer-adressen (behalve de codeer-adressen van de groep ”Solar”) inoplopende volgorde getoond.
5. Codeeradres selecteren.
6. Waarde volgens de volgende tabel-len instellen en met ”OK” bevesti-gen.
7. Als de coderingen weer in de toe-stand bij levering moeten wordenteruggezet:”Basisinstelling” op ”Codeerni-veau 2” kiezen.
OpmerkingOok de coderingen van codeerni-veau 1 worden weer teruggezet.
Regeling voor verhoogde werking:
1. OK en å gelijktijdig circa 4 s langindrukken.
2. OK en ä gelijktijdig circa 4 s langindrukken.
3. Met Ú ”2” selecteren voor codeer-niveau 2 en met OK bevestigen.Op het scherm knippert ”I” voor decodeeradressen van groep 1.
Codering 2
Codeerniveau 2 oproepen
5614
576
NL
55
4. Groep van het gewenste codeer-adres selecteren met V/v:1: ”Algemeen”2: ”Ketel”3: ”Warm water”4: ”Solar”5: ”CV-circuit 1”6: ”Alle coderingen basistoestel”
In deze groep worden alle codeer-adressen in oplopende volgordeweergegeven.
Geselecteerde groep met OK beves-tigen.
5. Codeeradres met V/v selecteren.
6. Waarde volgens onderstaande tabelmet V / v instellen en met OKbevestigen.
7. Wanneer alle coderingen weermoeten worden teruggesteld in deaflevertoestand:Met Ú ”7” selecteren en met OKbevestigen.Als ” ” knippert, met OK bevestigen.
OpmerkingOok de coderingen van codeerni-veau 1 worden weer teruggezet.
Algemeen/groep ”1”
”Algemeen” bij regeling voor weersafhankelijke werking selecteren (ziepagina 54).”1” bij regeling voor verhoogde werking selecteren (zie pagina 54).
Coderingen
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling00:1 Installatie-uitvoering 1:
één verwarmingscircuitzonder mengklep A1(verwarmingscircuit 1),zonder tapwateropwar-ming
00:2tot00:10
Installatieschema's, zievolgende tabel:
Waardeadres00: ...
Installa-tie-uit-voering
Beschrijving
2 1 Eén verwarmingscircuit zonder mengklep A1 (verwarmings-circuit 1), met tapwateropwarming (codering wordt automa-tisch ingesteld)
3 2, 3 Eén verwarmingscircuit met mengklep M2 (verwarmingscir-cuit 2), zonder tapwateropwarming
Codering 2
Codeerniveau 2 oproepen (vervolg)
5614
576
NL
56
Waardeadres00: ...
Installa-tie-uit-voering
Beschrijving
4 2, 3 Eén verwarmingscircuit met mengklep M2 (verwarmingscir-cuit 2), met tapwateropwarming
5 2, 3 Eén verwarmingscircuit zonder mengklep A1 (verwarmings-circuit 1) en één verwarmingscircuit met mengklep M2 (ver-warmingscircuit 2) zonder tapwateropwarming (coderingwordt automatisch ingesteld)
6 2, 3 Eén verwarmingscircuit zonder mengklep A1 (verwarmings-circuit 1) en één verwarmingscircuit met mengklep M2 (ver-warmingscircuit 2) met tapwateropwarming (codering wordtautomatisch ingesteld)
7 4 Eén verwarmingscircuit met mengklep M2 (verwarmingscir-cuit 2) en één verwarmingscircuit met mengklep M3 (verwar-mingscircuit 3), zonder tapwateropwarming
8 4 Eén verwarmingscircuit met mengklep M2 (verwarmingscir-cuit 2) en één verwarmingscircuit met mengklep M3 (verwar-mingscircuit 3), met tapwateropwarming
9 4 Eén verwarmingscircuit zonder mengklep A1 (verwarmings-circuit 1), één verwarmingscircuit met mengklep M2 (verwar-mingscircuit 2) en één verwarmingscircuit met mengklep M3(verwarmingscircuit 3), zonder tapwateropwarming (coderingwordt automatisch ingesteld)
10 4 Eén verwarmingscircuit zonder mengklep A1 (verwarmings-circuit 1), één verwarmingscircuit met mengklep M2 (verwar-mingscircuit 2) en één verwarmingscircuit met mengklep M3(verwarmingscircuit 3), met tapwateropwarming (coderingwordt automatisch ingesteld)
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling11:≠9 Geen toegang tot de co-
deeradressen voor de pa-rameters van de verbran-dingsregeling
11:9 Toegang tot de codeer-adressen voor de parame-ters van de verbrandings-regeling open
25:0 Zonder buitentempera-tuursensor (bij regelingvoor verhoogde werking)
25:1 Met buitentemperatuur-sensor (wordt automatischherkend)
32:0 Zonder uitbreiding AM1 32:1 Met uitbreiding AM1 (wordtautomatisch herkend)
33:1 Functie uitgang A1 op uit-breiding AM1: CV-pomp
33:0 Functie uitgang A1: tapwa-tercirculatiepomp
Codering 2
Algemeen/groep ”1” (vervolg)
5614
576
NL
57
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling33:2 Functie uitgang A1: circu-
latiepomp voor de boiler-verwarming
34:0 Functie uitgang A2 op uit-breiding AM1: tapwater-circulatiepomp
34:1 Functie uitgang A2: CV-pomp
34:2 Functie uitgang A2: circu-latiepomp voor de boiler-verwarming
35:0 Zonder uitbreiding EA1 35:1 Met uitbreiding EA1 (wordtautomatisch herkend)
36:0 Functie uitgang aBJ opuitbreiding EA1: storings-melding
36:1 Functie uitgang aBJ: toe-voerpomp
36:2 Functie uitgang aBJ: tap-watercirculatiepomp
3A:0 Functie ingang DE1 opuitbreiding EA1: geenfunctie
3A:1 Functie ingang DE1: om-schakeling werkingspro-gramma
3A:2 Functie ingang DE1: exter-ne aanvraag met gewensteaanvoertemperatuur.Gewenste aanvoertempe-ratuur: codeeradres 9b.Functie interne circulatie-pomp: codeeradres 3F.
3A:3 Functie ingang DE1: externblokkeren.Functie interne circulatie-pomp: codeeradres 3E
3A:4 Functie ingang DE1: externblokkeren met storingsmel-dingFunctie interne circulatie-pomp: codeeradres 3E
3A:5 Functie ingang DE1: sto-ringsmelding
3A:6 Functie ingang DE1: kort-stondige werking tapwater-circulatiepomp (toetsfunc-tie).
Codering 2
Algemeen/groep ”1” (vervolg)
5614
576
NL
58
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingInstelling looptijd tapwater-circulatiepomp: codeer-adres 3d
3b:0 Functie ingang DE2 opuitbreiding EA1: geenfunctie
3b:1 Functie ingang DE2: om-schakeling werkingspro-gramma
3b:2 Functie ingang DE2: exter-ne aanvraag met gewensteaanvoertemperatuur.Gewenste aanvoertempe-ratuur: codeeradres 9b.Functie interne circulatie-pomp: codeeradres 3F.
3b:3 Functie ingang DE2: externblokkeren.Functie interne circulatie-pomp: codeeradres 3E
3b:4 Functie ingang DE2: externblokkeren met storingsmel-dingFunctie interne circulatie-pomp: codeeradres 3E
3b:5 Functie ingang DE2: sto-ringsmelding
3b:6 Functie ingang DE2: kort-stondige werking tapwater-circulatiepomp (toetsfunc-tie).Instelling looptijd tapwater-circulatiepomp: codeer-adres 3d
3C:0 Functie ingang DE3 opuitbreiding EA1: geenfunctie
3C:1 Functie ingang DE3: om-schakeling werkingspro-gramma
3C:2 Functie ingang DE3: exter-ne aanvraag met gewensteaanvoertemperatuur.Gewenste aanvoertempe-ratuur: codeeradres 9b.Functie interne circulatie-pomp: codeeradres 3F.
Codering 2
Algemeen/groep ”1” (vervolg)
5614
576
NL
59
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling3C:3 Functie ingang DE3: extern
blokkeren.Functie interne circulatie-pomp: codeeradres 3E
3C:4 Functie ingang DE3: externblokkeren met storingsmel-dingFunctie interne circulatie-pomp: codeeradres 3E
3C:5 Functie ingang DE3: sto-ringsmelding
3C:6 Functie ingang DE3: kort-stondige werking tapwater-circulatiepomp (toetsfunc-tie).Instelling looptijd tapwater-circulatiepomp: codeer-adres 3d
3d:5 Looptijd tapwatercircula-tiepomp bij kortstondigewerking: 5 min
3d:1tot3d:60
Looptijd tapwatercirculatie-pomp instelbaar van 1 tot60 min
3E:0 Interne circulatiepompblijft bij signaal ”Externblokkeren” in regelwer-king
3E:1 Interne circulatiepompwordt bij signaal ”Externblokkeren” uitgeschakeld
3E:2 Interne circulatiepompwordt bij signaal ”Externblokkeren” ingeschakeld
3F:0 Interne circulatiepompblijft bij signaal ”Externaanvragen” in regelwer-king
3F:1 Interne circulatiepompwordt bij signaal ”Externaanvragen” uitgeschakeld
3F:2 Interne circulatiepompwordt bij signaal ”Externaanvragen” ingeschakeld
51:0 Installatie met open ver-deler/verzamelaar: interne circulatiepompwordt bij warmteaan-vraag altijd ingeschakeld
51:1 Installatie met open verde-ler/verzamelaar: interne circulatiepompwordt bij warmteaanvraagalleen ingeschakeld als debrander draait.Circulatiepomp wordt metnalooptijd uitgeschakeld.
Codering 2
Algemeen/groep ”1” (vervolg)
5614
576
NL
60
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling51:2 Installatie met verwar-
mingswaterbuffer: interne circulatiepompwordt bij warmteaanvraagalleen ingeschakeld als debrander draait. Circulatiepomp wordt metnalooptijd uitgeschakeld.
52:0 Zonder aanvoertempera-tuursensor voor open ver-deler/verzamelaar
52:1 Met aanvoertemperatuur-sensor voor open verdeler/verzamelaar (wordt auto-matisch herkend)
53:1 Functie aansluiting sKvan de interne uitbrei-ding: Circulatiepomp
53:0 Functie aansluiting sK:verzamelstoring
53:2 Functie aansluiting sK: ex-terne CV-pomp (verwar-mingscircuit 1)
53:3 Functie aansluiting sK: ex-terne circulatiepomp voorde boilerverwarming
54:0 Zonder solarinstallatie 54:1 Met Vitosolic 100 (wordtautomatisch herkend)
54:2 Met Vitosolic 200 (wordtautomatisch herkend)
54:3 Met zonneregelingsmodu-le SM1 zonder extra functie(wordt automatisch her-kend)
54:4 Met zonneregelingsmodu-le SM1 met extra functie,bijv. ondersteuning verwar-ming (wordt automatischherkend)
6E:50 Geen correctie van degemeten buitentempera-tuur
6E:0tot6E:100
Correctie van de buiten-temperatuur in stappenvan 0,1 K0 tot 49 = -5 K tot -0,1 K51 tot 100 = 0,1 K tot 5 K
Codering 2
Algemeen/groep ”1” (vervolg)
5614
576
NL
61
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling76:0 Zonder communicatie-
module LON (alleen bijregeling voor weersaf-hankelijke werking)
76:1 Met communicatiemoduleLON (wordt automatischherkend)
77:1 LON-deelnemernummer(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)
77:2tot77:99
LON-deelnemernummerinstelbaar van 1 tot 99:1 - 4 = verwarmingsketel5 = cascade10 - 97 = Vitotronic 200-H98 = Vitogate99 = Vitocom
OpmerkingElk nummer mag slechtseenmaal worden toege-kend.
79:1 Met communicatiemodu-le LON: regeling is fout-manager (alleen bij rege-ling voor weersafhankelij-ke werking)
79:0 Regeling is niet foutmana-ger
7b:1 Met communicatiemodu-le LON: regeling verzendttijd (alleen bij regelingvoor weersafhankelijkewerking)
7b:0 Tijd niet verzenden
7F:1 Eengezinswoning (alleenbij regeling voor weersaf-hankelijke werking)
7F:0 MeergezinswoningAparte instelling van va-kantieprogramma en tijd-programma voor de tapwa-teropwarming mogelijk.
80:6 Storing wordt gemeld zo-dra de storing min. 30 saanwezig is
80:0 Storingsmelding direct80:2tot80:199
Minimumduur van de sto-ring tot storingsmeldingvolgt, instelbaar van 10 stot 995 s; 1 instelstap≙ 5 s
81:1 Automatische omschake-ling zomer-/wintertijd
81:0 Handmatige omschakelingzomer-/wintertijd
Codering 2
Algemeen/groep ”1” (vervolg)
5614
576
NL
62
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling81:2 Plaatsing van de draadloze
tijdmodule (wordt automa-tisch herkend)
81:3 Met communicatiemoduleLON: regeling ontvangt tijd
82:0 Werking op aardgas 82:1 Werking met propaan (al-leen instelbaar, als codeer-adres 11:9 ingesteld is)
86:0 Niet verstellen 87:0 Niet verstellen 88:0 Temperatuurindicatie in
°C (Celsius)88:1 Temperatuurindicatie in °F
(Fahrenheit)8A:175 Niet verstellen! 8F:0 Bediening in het basis-
menu en in het uitgebrei-de menu vrijgegeven.
OpmerkingDe betreffende coderingwordt pas geactiveerd alsu het servicemenu ver-laat.
8F:1 Bediening in het basisme-nu en in het uitgebreidemenu geblokkeerd.Service-testfunctie kanworden geactiveerd.
8F:2 Bediening in het basisme-nu vrijgegeven, in het uit-gebreide menu geblok-keerd.Service-testfunctie kanworden geactiveerd.
90:128 Tijdconstante voor de be-rekening van de gewijzig-de buitentemperatuur21,3 h
90:1tot90:199
Afhankelijk van de inge-stelde waarde snelle (lage-re waarden) of langzame(hogere waarden) aanpas-sing van de aanvoertempe-ratuur bij wijziging van debuitentemperatuur;1 instelstap ≙ 10 min
94:0 Zonder uitbreiding OpenTherm
94:1 Met uitbreiding OpenTherm (wordt automatischherkend)
95:0 Zonder communicatie-poort Vitocom 100
95:1 Met communicatiepoortVitocom 100 (wordt auto-matisch herkend)
Codering 2
Algemeen/groep ”1” (vervolg)
5614
576
NL
63
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling97:0 Met communicatiemodu-
le LON: buitentempera-tuur van de op de regelingaangesloten sensorwordt intern gebruikt (al-leen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)
97:1 Regeling ontvangt buiten-temperatuur
97:2 Regeling zendt buitentem-peratuur naarVitotronic 200-H
98:1 Viessmann-installatie-nummer (in combinatiemet bewaking van meer-dere installaties viaVitocom 300)
98:1tot98:5
Installatienummer instel-baar tussen 1 en 5
99:0 Niet verstellen 9A:0 Niet verstellen 9b:70 Gewenste waarde aan-
voertemperatuur bij ex-terne aanvraag 70 °C
9b:0tot9b:127
Gewenste waarde aan-voertemperatuur bij exter-ne aanvraag instelbaar van0 tot 127 °C (begrensddoor ketelspecifieke para-meters)
9C:20 Bewaking LON-deelne-mers.Als een deelnemer nietantwoordt, worden na20 min de regelingsinter-ne instelwaarden ge-bruikt. Pas dan volgt eenstoringsmelding. (alleenbij regeling voor weersaf-hankelijke werking).
9C:0 Geen bewaking9C:5tot9C:60
Tijd instelbaar van 5 tot60 min
9F:8 Temperatuurverschil 8 K;alleen in combinatie metmengklepcircuit (alleenbij regeling voor weersaf-hankelijke werking)
9F:0tot9F:40
Verschiltemperatuur instel-baar van 0 tot 40 K
Ketel/groep ”2”
”Ketel” bij regeling voor weersafhankelijke werking selecteren (zie pagina 54).
Codering 2
Algemeen/groep ”1” (vervolg)
5614
576
NL
64
”2” bij regeling voor verhoogde werking selecteren (zie pagina 54).
Coderingen
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling01:1 Niet verstellen (alleen bij
regeling voor verhoogdewerking)
04:1 Minimale pauze van debrander afhankelijk vande belasting van de ver-warmingsketel (ingestelddoor ketelcodeerstekker)
04:0 Minimale pauze van debrander vast ingesteld (in-gesteld door ketelcodeer-stekker)
06:... Maximumbegrenzing vande ketelwatertempera-tuur, ingesteld door ketel-codeerstekker in °C
06:20tot06:127
Maximumbegrenzing vande ketelwatertemperatuurbinnen de door de verwar-mingsketel opgegeven be-reiken
0d:0 Niet verstellen 0E:0 Niet verstellen 13:1 Niet verstellen 14:1 Niet verstellen 15:1 Niet verstellen 21:0 Geen onderhoudsinterval
(bedrijfsuren) ingesteld21:1tot21:100
Aantal bedrijfsuren van debrander tot het volgendeonderhoud instelbaar van100 tot 10 000 hEén instelstap ≙ 100 h
23:0 Geen tijdsinterval voorbranderonderhoud
23:1tot23:24
Tijdsinterval instelbaar van1 tot 24 maanden
24:0 Geen indicatie ”Onder-houd” op het display
24:1 Indicatie ”Onderhoud” ophet display (adres wordtautomatisch geactiveerd,moet na onderhoud hand-matig worden teruggezet)
28:0 Geen intervalontstekingvan de brander
28:1tot28:24
Tijdsinterval van 1 h tot24 h instelbaar. Branderwordt telkens gedurende30 s geforceerd ingescha-keld (alleen bij werking oppropaan).
Codering 2
Ketel/groep ”2” (vervolg)
5614
576
NL
65
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling2E:0 Niet verstellen 2F:0 Ontluchtingsprogramma/
vulprogramma niet actief2F:1 Ontluchtingsprogramma
actief2F:2 Vulprogramma actief
30:1 Interne circulatiepomptoerentalgeregeld (wordtautomatisch ingesteld)
30:0 Interne circulatiepomp niettoerentalgeregeld (bijv. tij-delijk bij servicewerkzaam-heden)
31:... Gewenst toerental van deinterne circulatiepomp bijwerking als ketelcircuit-pomp in %, bepaald doorketelcodeerstekker
31:0 tot31:100
Gewenst toerental instel-baar van 0 tot 100 %
38:0 Status branderbestu-ringsapparaat: werking(geen fout)
38:≠0 Status branderbesturings-apparaat: fout
Warm water/groep ”3”
”Warm water” bij regeling voor weersafhankelijke werking selecteren (ziepagina 54).”3” bij regeling voor verhoogde werking selecteren (zie pagina 54).
Coderingen
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling56:0 Gewenste tapwatertem-
peratuur instelbaar van10 tot 60 °C
56:1 Gewenste tapwatertempe-ratuur instelbaar van 10 totboven 60 °C
Codering 2
Ketel/groep ”2” (vervolg)
5614
576
NL
66
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingOpmerkingMaximumwaarde afhanke-lijk van ketelcodeerstek-ker.Maximaal toegestane tap-watertemperatuur respec-teren.
58:0 Zonder extra functie voortapwateropwarming
58:10tot58:60
Invoer van een 2e gewens-te tapwatertemperatuur, in-stelbaar van 10 tot °C (co-deeradres ”56” en ”63” inacht nemen)
59:0 Boilerverwarming:Inschakelpunt -2,5 KUitschakelpunt +2,5 K
59:1tot59:10
Inschakelpunt instelbaarvan 1 tot 10 K onder ge-wenste waarde
5b:0 Warmwaterboiler directop de verwarmingsketelaangesloten
5b:1 Warmwaterboiler achter deopen verdeler/verzamelaaraangesloten
5E:0 Circulatiepomp voor boi-lerverwarming blijft bijsignaal ”Extern blokke-ren” in regelwerking
5E:1 Circulatiepomp voor deboilerverwarming wordt bijsignaal ”Extern blokkeren”uitgeschakeld
5E:2 Circulatiepomp voor deboilerverwarming wordt bijsignaal ”Extern blokkeren”ingeschakeld
5F:0 Circulatiepomp voor boi-lerverwarming blijft bijsignaal ”Externe aanvra-gen” in regelwerking
5F:1 Circulatiepomp voor deboilerverwarming wordt bijsignaal ”Extern aanvra-gen” uitgeschakeld
5F:2 Circulatiepomp voor deboilerverwarming wordt bijsignaal ”Extern aanvra-gen” ingeschakeld
60:20 Tijdens de tapwaterop-warming is de ketelwater-temperatuur maximaal20 K hoger dan de ge-wenste tapwatertempe-ratuur
60:5tot60:25
Verschil tussen ketelwater-temperatuur en gewenstetapwatertemperatuur in-stelbaar van 5 tot 25 K
Codering 2
Warm water/groep ”3” (vervolg)
5614
576
NL
67
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling62:2 Boilerlaadpomp met
2 min naloop na boiler-verwarming
62:0 Boilerlaadpomp zonder na-loop
62:1tot62:15
Nalooptijd instelbaar van 1tot 15 min
63:0 Zonder extra functie voortapwateropwarming (al-leen bij regeling voor ver-hoogde werking)
63:1 Extra functie: 1 x dagelijks63:2tot63:14
Om de 2 dagen tot om de14 dagen
63:15 2 x dagelijks65:... Informatie over het type
omschakelklep (niet ver-stellen, bepaald door deketelcodeerstekker)
67:40 Bij tapwateropwarmingdoor zonne-energie: ge-wenste tapwatertempe-ratuur 40 °C. Boven de in-gestelde gewenste waar-de is de onderdrukkingvan de naverwarming ac-tief (tapwateropwarmingdoor de verwarmingske-tel geblokkeerd).
67:0tot67:95
Gewenste tapwatertempe-ratuur instelbaar van 0 tot95 °C (begrensd door ke-telspecifieke parameters)
6C:100 Gewenst toerental inter-ne circulatiepomp bij tap-wateropwarming 100 %
6C:0tot6C:100
Gewenst toerental instel-baar van 0 tot 100 %
6d:0 Aftapfunctie niet actief(alleen HR-combitoestel)
6d:1tot6d:15
Aftapfunctie met looptijd 1tot 15 min
6F:... Maximaal vermogen bijtapwateropwarming in%, ingesteld door ketel-codeerstekker
6F:0tot6F:100
Maximaal vermogen bijtapwateropwarming instel-baar van minimaal vermo-gen tot 100 %
71:0 Tapwatercirculatie-pomp: ”Aan” volgens tijd-programma (alleen bij re-geling voor weersafhan-kelijk werking)
71:1 ”Uit” tijdens de tapwaterop-warming op de eerste ge-wenste waarde
71:2 ”Aan” tijdens de tapwater-opwarming op de eerstegewenste waarde
Codering 2
Warm water/groep ”3” (vervolg)
5614
576
NL
68
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling72:0 Tapwatercirculatie-
pomp: ”Aan” volgens tijd-programma (alleen bij re-geling voor weersafhan-kelijk werking)
72:1 ”Uit” tijdens de tapwaterop-warming op de tweede ge-wenste waarde
72:2 ”Aan” tijdens de tapwater-opwarming op de tweedegewenste waarde
73:0 Tapwatercirculatie-pomp: ”Aan” volgens tijd-programma (alleen bij re-geling voor weersafhan-kelijk werking)
73:1tot73:6
Tijdens het tijdprogramma1 maal/h gedurende5 min ”Aan” tot 6 maal/h ge-durende 5 min ”Aan”
73:7 Permanent ”Aan”
Solar/groep ”4”
”Solar” bij regeling voor weersafhankelijke werking selecteren (zie pagina 54).”4” bij regeling voor verhoogde werking selecteren (zie pagina 54).
OpmerkingDe groep Solar wordt alleen getoond als een zonneregelingsmodule van het typeSM1 is aangesloten.
Coderingen
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling00:8 Inschakel-temperatuur-
verschil voor zonnecir-cuitpomp 8 K.
00:2tot00:30
Inschakel-temperatuurver-schil instelbaar van 2 tot30 K.
01:4 Uitschakel-temperatuur-verschil voor zonnecir-cuitpomp 4 K.
01:1tot01:29
Uitschakel-temperatuur-verschil instelbaar van 1 tot29 K.
02:0 Zonnecircuitpomp zon-der toerentalregeling.
02:1 Zonnecircuitpomp met toe-rentalregeling en golf-groepregeling.
02:2 Zonnecircuitpomp met toe-rentalregeling en PWM-aansturing.
03:10 Temperatuurverschilvoor de start van de toe-rentalregeling 10 K.
03:5tot03:20
Temperatuurverschil in-stelbaar van 5 tot 20 K.
Codering 2
Warm water/groep ”3” (vervolg)
5614
576
NL
69
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling04:4 Regelversterking van de
toerentalregeling 4 %/K.04:1tot04:10
Regelversterking instel-baar van 1 tot 10 %/K.
05:10 Min. toerental van dezonnecircuitpomp 10%van het max. toerental.
05:2tot05:100
Min. toerental van de zon-necircuitpomp is instelbaarvan 2 tot 100%.
06:75 Max. toerental van dezonnecircuitpomp 75%van het max. mogelijketoerental.
06:1tot06:100
Max. toerental van de zon-necircuitpomp is instelbaarvan 1 tot 100%.
07:0 Intervalfunctie van dezonnecircuitpomp uitge-schakeld.
07:1 Intervalfunctie van de zon-necircuitpomp ingescha-keld.Om de collectortempera-tuur preciezer te registre-ren wordt de zonnecircuit-pomp cyclisch kortstondigingeschakeld.
08:60 Gewenste tapwatertem-peratuur (maximumboi-lertemperatuur) 60 °C.
08:10tot08:90
Gewenste tapwatertempe-ratuur instelbaar van 10 tot90 °C.
09:130 Maximumtemperatuurcollector (ter bescher-ming van de installatie-componenten) 130 °C.
09:20tot09:200
Temperatuur instelbaarvan 20 tot 200 °C.
0A:5 Temperatuurverschilvoor verlaging stagnatie-tijd (verlaging van het toe-rental van de zonnecir-cuitpomp ter beveiligingvan installatiecomponen-ten en warmtedragendmedium) 5 K.
0A:0 Verlaging stagnatietijd nietactief.
0A:1tot0A:40
Temperatuurverschil in-stelbaar van 1 tot 40 K.
0b:0 Vorstbeschermingsfunc-tie voor zonnecircuit uit-geschakeld.
0b:1 Vorstbescherming voorzonnecircuit ingeschakeld(niet nodig bij warmtedra-gend medium vanViessmann).
0C:1 Delta-T-bewaking inge-schakeld.
0C:0 Delta-T-bewaking uitge-schakeld.
Codering 2
Solar/groep ”4” (vervolg)
5614
576
NL
70
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingEr wordt te weinig of geendebiet in het zonnecircuitgeregistreerd.
0d:1 Bewaking nachtcirculatieingeschakeld.Ongewild debiet in hetzonnecircuit (bijv. 'snachts) wordt geregi-streerd.
0d:0 Bewaking nachtcirculatieuitgeschakeld.
0E:1 Warmtebalancering incombinatie met warmte-dragend medium vanViessmann.
0E:2 Niet instellen!0E:0 Geen warmtebalancering.
0F:70 Het debiet van het zonne-circuit bij maximaalpomptoerental 7 l/min.
0F:1tot0F:255
Volumestroom instelbaarvan 0,1 tot 25,5 l/min.1 instelstap ≙ 0,1 l/min
10:0 Regeling doeltempera-tuur uitgeschakeld (ziecodeeradres ”11”).
10:1 Regeling doeltemperatuuringeschakeld.
11:50 Gewenste tapwatertem-peratuur solar 50 °C. Regeling doeltempera-
tuur ingeschakeld (co-dering ”10:1”):Temperatuur waarmeehet door zonne-energieverwarmde water aande warmwaterboilermoet worden toege-voegd.
Codering ”20:9” (ver-warming van tweewarmwaterboilers is in-gesteld:Bij het bereiken van degewenste tapwater-temperatuur van eenwarmwaterboiler wordtde tweede warmwater-boiler verwarmd.
11:10tot11:90
Gewenste tapwatertempe-ratuur is instelbaar van 10tot 90 °C.
Codering 2
Solar/groep ”4” (vervolg)
5614
576
NL
71
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling12:20 Minimumtemperatuur
collector (minimale in-schakeltemperatuur voorzonnecircuitpomp)20 °C.
12:0 Geen minimumbegrenzingactief.
12:1tot12:90
Minimumtemperatuur col-lector instelbaar van 1 tot90 °C.
20:0 Geen uitgebreide rege-lingsfunctie actief.
20:1 Extra functie voor tapwa-teropwarming.
20:2 2. temperatuurverschilre-geling.
20:3 2. temperatuurverschilre-geling en extra functie.
20:4 2. temperatuurverschilre-geling voor ondersteuningverwarming.
20:5 Thermostaatfunctie.20:6 Thermostaatfunctie en ex-
tra functie.20:7 Verwarming door zonne-
energie via externe warm-tewisselaar zonder extratemperatuursensor.
20:8 Verwarming door zonne-energie via externe warm-tewisselaar met extra tem-peratuursensor.
20:9 Verwarming door zonne-energie van twee warmwa-terboilers.
22:8 Inschakel-temperatuur-verschil bij ondersteuningverwarming (code-ring ”20:4” moet ingesteldzijn) 8 K.
22:2tot22:30
Inschakel-temperatuurver-schil instelbaar van 2 tot30 K.
23:4 Uitschakel-temperatuur-verschil bij ondersteuningverwarming (code-ring ”20:4” moet ingesteldzijn) 4 K.
23:2tot23:30
Uitschakel-temperatuur-verschil instelbaar van 1 tot29 K.
Codering 2
Solar/groep ”4” (vervolg)
5614
576
NL
72
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling24:40 Inschakeltemperatuur
voor thermostaatfunctie(codering ”20:5” of ”20:6”moet ingesteld zijn)40 °C.
24:0tot24:100
Inschakeltemperatuur voorthermostaatfunctie instel-baar van 0 tot 100 K.
25:50 Uitschakeltemperatuurvoor thermostaatfunctie(codering ”20:5” of ”20:6”moet ingesteld zijn)50 °C.
25:0tot25:100
Uitschakeltemperatuurvoor thermostaatfunctie in-stelbaar van 0 tot 100 K.
26:1 Voorrang voor warmwa-terboiler 1, met pendel-verwarming.(codering ”20:9” moet in-gesteld zijn).
26:0 Voorrang voor warmwater-boiler 1, zonder pendelver-warming.
26:2 Voorrang voor warmwater-boiler 2, zonder pendelver-warming.
26:3 Voorrang voor warmwater-boiler 2, met pendelver-warming.
26:4 Pendelverwarming zondervoorrang voor een warm-waterboiler.
27:15 Pendelverwarmingstijd15 min.De warmwaterboiler zon-der voorrang wordt maxi-maal gedurende de inge-stelde pendelverwar-mingstijd verwarmd alsde warmwaterboiler metvoorrang is verwarmd.
27:5tot27:60
De pendelverwarmingstijdis instelbaar van 5 tot60 min.
28:3 Pendelpauzetijd 3 min.Na afloop van de inge-stelde pendelverwar-mingstijd voor de warm-waterboiler zonder voor-rang wordt tijdens dependelpauzetijd de stij-ging van de collectortem-peratuur geregistreerd.
28:1tot28:60
De pendelpauzetijd is in-stelbaar van 1 tot 60 min.
Codering 2
Solar/groep ”4” (vervolg)
5614
576
NL
73
”Verwarmingscircuit ...” bij regeling voor weersafhankelijke werking selecteren (ziepagina 54).”5” bij regeling voor verhoogde werking selecteren (zie pagina 54).
Coderingen
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingA0:0 Zonder afstandsbedie-
ningA0:1 Met Vitotrol 200/200A
(wordt automatisch her-kend)
A0:2 Met Vitotrol 300/300A ofVitohome 300 (wordt auto-matisch herkend)
A0:3 Met Vitotrol 200 RF (wordtautomatisch herkend)
A0:4 Met Vitotrol 300 RF (wordtautomatisch herkend)
A1:0 Alle op de afstandsbedie-ning mogelijke instellin-gen kunnen worden toe-gepast (alleen bij regelingvoor verhoogde werking)
A1:1 Op de afstandsbedieningkan alleen Partywerkingworden ingesteld (alleen bijVitotrol 200)
A3:2 Buitentemperatuur onder1 °C: CV-pomp ”Aan”Buitentemperatuur boven3 °C: CV-pomp ”Uit”
A3:-9totA3:15
CV-pomp ”Aan/Uit” (zievolgende tabel)
! OpgeletBij instellingen onder 1 °C bestaat het gevaar dat buisleidingen die zich buitende isolatie van het huis bevinden, bevriezen.Voorzichtigheid is vooral geboden in de uitschakelwerking, bijv. tijdens vakan-tie.
Parameter CV-pomp Adres A3:... ”Aan” ”Uit”-9 -10 °C -8 °C-8 -9 °C -7 °C-7 -8 °C -6 °C-6 -7 °C -5 °C-5 -6 °C -4 °C-4 -5 °C -3 °C-3 -4 °C -2 °C
Codering 2
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ. 3/groep ”5”56
14 5
76 N
L
74
Parameter CV-pomp Adres A3:... ”Aan” ”Uit”-2 -3 °C -1 °C-1 -2 °C 0 °C0 -1 °C 1 °C1 0 °C 2 °C2tot
1 °Ctot
3 °Ctot
15 14 °C 16 °C
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingA4:0 Met vorstbescherming
(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)
A4:1 Geen vorstbescherming,instelling alleen mogelijkals codering ”A3:-9” is in-gesteld.
Opmerking”Opgelet” bij codering ”A3”in acht nemen.
A5:5 Met functie voor CV-pom-plogica (spaarschake-ling): CV-pomp ”Uit” alsbuitentemperatuur (AT)1 K hoger is dan gewens-te ruimtetemperatuur(RTGewenst)AT > RTGewenst + 1 K (al-leen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)
A5:0 Zonder functie voor CV-pomplogica
A5:1totA5:15
Met functie voor CV-pom-plogica: CV-pomp ”Uit”, zievolgende tabel
Parameter adres A5:... Met functie voor CV-pomplogica: CV-pomp ”Uit”1 AT > RTGewenst + 5 K2 AT > RTGewenst + 4 K3 AT > RTGewenst + 3 K4 AT > RTGewenst + 2 K5 AT > RTGewenst + 1 K6 AT > RTGewenst
Codering 2
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
75
Parameter adres A5:... Met functie voor CV-pomplogica: CV-pomp ”Uit”7tot
AT > RTGewenst - 1 K
15 AT > RTGewenst - 9 K
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingA6:36 Uitgebreide spaarscha-
keling niet actief (alleenbij regeling voor weersaf-hankelijke werking)
A6:5totA6:35
Uitgebreide spaarschake-ling actief, d.w.z.: bij eenvariabel instelbare waardetussen 5 en 35 °C vermeer-derd met 1 °C worden debrander en CV-pomp uitge-schakeld en wordt demengklep gesloten. Basisis de gecorrigeerde buiten-temperatuur. Deze is sa-mengesteld uit de werkelij-ke buitentemperatuur eneen tijdconstante die reke-ning houdt met de afkoe-ling van een gemiddeld ge-bouw.
A7:0 Zonder spaarstandmengklep (alleen bij re-geling voor weersafhan-kelijke werking en ver-warmingscircuit metmengklep)
A7:1 Met spaarstand mengklep(uitgebreide logica CV-pompen): CV-pomp bovendien ”Uit”: Als de mengklep langer
dan 20 min werd geslo-ten.
CV-pomp ”Aan”: Als de mengklep naar de
regelfunctie gaat Bij vorstgevaar
A8:1 Verwarmingscircuit metmengklep zorgt voor aan-vraag van interne circula-tiepomp (alleen bij rege-ling voor weersafhankelij-ke werking)
A8:0 Verwarmingscircuit metmengklep zorgt niet vooraanvraag van interne circu-latiepomp
Codering 2
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
76
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingA9:7 Met pompstilstandtijd:
CV-pomp ”Uit” bij veran-dering gewenste waardedoor wisselen van modusof wijzigingen van de ge-wenste ruimtetempera-tuur (alleen bij regelingvoor weersafhankelijkewerking)
A9:0 Zonder pompstilstandtijdA9:1totA9:15
Met pompstilstandtijd, in-stelbaar van 1 tot 15. Hoehoger de waarde, hoe lan-ger de pompstilstandtijd.
b0:0 Met afstandsbediening:stookwerking/gereduc.werking: weersafhanke-lijk (alleen bij regelingvoor weersafhankelijkewerking, codering alleenwijzigen voor het verwar-mingscircuit met meng-klep)
b0:1 Stookwerking: weersaf-hankelijkGereduc. werking: metruimtetemperatuur-bij-schakeling
b0:2 Stookwerking: met ruimte-temperatuur-bijschakelingGereduc. werking: weers-afhankelijk
b0:3 Stookwerking/gereduc.werking: met ruimtetempe-ratuur-bijschakeling
b2:8 Met de afstandsbedie-ning en voor het verwar-mingscircuit moet de wer-king met ruimtetempera-tuur-bijschakeling geco-deerd zijn: ruimte-in-vloedfactor 8 (alleen bijregeling voor weersaf-hankelijke werking, code-ring alleen veranderenvoor het verwarmingscir-cuit met mengklep)
b2:0 Zonder ruimte-invloedb2:1tot
Ruimte-inlvoedsactor in-stelbaar van 1 tot 64. Hoehoger de waarde, hoe gro-ter de ruimte-invloed.
Codering 2
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
77
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingb2:64
b5:0 Met afstandsbediening:geen ruimtetemperatuur-afhankelijke CV-pomplo-gica (alleen bij regelingvoor weersafhankelijkewerking, codering alleenveranderen voor het ver-warmingscircuit metmengklep)
b5:1totb5:8
Functie CV-pomplogica,zie volgende tabel:
Parameteradres b5:...
Met functie voor CV-pomplogica:CV-pomp ”Uit” CV-pomp ”Aan”
1 RTWerkelijk > RTGewenst + 5 K RTWerkelijk < RTGewenst + 4 K2 RTWerkelijk > RTGewenst + 4 K RTWerkelijk < RTGewenst + 3 K3 RTWerkelijk > RTGewenst + 3 K RTWerkelijk < RTGewenst + 2 K4 RTWerkelijk > RTGewenst + 2 K RTWerkelijk < RTGewenst + 1 K5 RTWerkelijk > RTGewenst + 1 K RTWerkelijk < RTGewenst
6 RTWerkelijk > RTGewenst RTWerkelijk < RTGewenst - 1 K7 RTWerkelijk > RTGewenst - 1 K RTWerkelijk < RTGewenst - 2 K8 RTWerkelijk > RTGewenst - 2 K RTWerkelijk < RTGewenst - 3 K
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingC5:20 Elektronische minimum-
begrenzing van de aan-voertemperatuur 20 °C(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)
C5:1totC5:127
Minimumbegrenzing in-stelbaar van 1 tot 127 °C(begrensd door ketelspeci-fieke parameters)
C6:74 Elektronische maximum-begrenzing van de aan-voertemperatuur 74 °C(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)
C6:10totC6:127
Maximumbegrenzing in-stelbaar van 10 tot 127 °C(begrensd door ketelspeci-fieke parameters)
d3:14 Steilheid van de stooklijn= 1,4
d3:2totd3:35
Steilheid van de stooklijninstelbaar van 0,2 tot 3,5(zie pagina 32)
Codering 2
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
78
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingd4:0 niveau van de stooklijn =
0d4:–13totd4:40
Niveau van de stooklijn in-stelbaar van –13 tot 40 (ziepagina 32)
d5:0 Externe omschakelingwerkingsprogrammaschakelt werkingspro-gramma om naar ”Per-manente werking metverlaagde ruimtetempe-ratuur” of ”Uitschakelwer-king” (alleen bij regelingvoor weersafhankelijkewerking)
d5:1 Externe omschakelingwerkingsprogramma scha-kelt om naar ”Permanentewerking met normale ruim-tetemperatuur” (afhankelijkvan codeeradres 3A, 3b en3C)
d6:0 CV-pomp blijft bij sig-naal ”Extern blokkeren” inregelwerking
d6:1 CV-pomp wordt bij sig-naal ”Extern blokkeren” uit-geschakeld (afhankelijkvan codeeradres 3A, 3b en3C)
d6:2 CV-pomp wordt bij sig-naal ”Extern blokkeren” in-geschakeld (afhankelijkvan codeeradres 3A, 3b en3C)
d7:0 CV-pomp blijft bij sig-naal ”Extern aanvragen”in regelwerking
d7:1 CV-pomp wordt bij sig-naal ”Extern aanvragen”uitgeschakeld (afhankelijkvan codeeradres 3A, 3b en3C)
d7:2 CV-pomp wordt bij sig-naal ”Extern aanvragen” in-geschakeld (afhankelijkvan codeeradres 3A, 3b en3C)
d8:0 Geen omschakeling wer-kingsprogramma via uit-breiding EA1
d8:1 Omschakeling werkings-programma via ingangDE1 op de uitbreiding EA1
d8:2 Omschakeling werkings-programma via ingangDE2 op de uitbreiding EA1
Codering 2
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
79
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingd8:3 Omschakeling werkings-
programma via ingangDE3 op de uitbreiding EA1
E1:1 Niet verstellen E2:50 Met afstandsbediening:
geen indicatiecorrectiewerkelijke waarde ruimte-temperatuur (alleen bij re-geling voor weersafhan-kelijke werking)
E2:0totE2:49
Indicatiecorrectie –5 Ktotindicatiecorrectie –0,1 K
E2:51totE2:99
Indicatiecorrectie +0,1 Ktotindicatiecorrectie +4,9 K
E5:0 Zonder toerentalgeregel-de externe CV-pomp (al-leen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)
E5:1 Met toerentalgeregelde ex-terne CV-pomp (wordt au-tomatisch herkend)
E6:... Maximaal toerental vande toerentalgeregeldeCV-pomp in % van hetmax. toerental bij norma-le werking. Waarde isvooraf ingesteld door ke-telspecifieke parameters(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king).
E6:0totE6:100
Maximaal toerental instel-baar van 0 tot 100 %
E7:30 Minimaal toerental van detoerentalgeregelde CV-pomp: 30% van het maxi-mumtoerental (alleen bijregeling voor weersaf-hankelijke werking)
E7:0totE7:100
Minimaal toerental instel-baar van 0 tot 100 % vanhet max. toerental
E8:1 Minimaal toerental in wer-king met verlaagde ruim-tetemperatuur volgens deinstelling in codeer-adres ”E9” (alleen bij re-geling voor weersafhan-kelijke werking)
E8:0 Toerental volgens de in-stelling op codeer-adres ”E7”
Codering 2
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
80
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingE9:45 Toerental van de toeren-
talgeregelde CV-pomp:45 % van het maximum-toerental in werking metverlaagde kamertempe-ratuur (alleen bij regelingvoor weersafhankelijkewerking)
E9:0totE9:100
Toerental instelbaar van 0tot 100 % van het max. toe-rental bij werking met ver-laagde ruimtetemperatuur
F1:0 Estrikdroging niet actief(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king).
F1:1totF1:6
Estrikdroging instelbaarvolgens zes selecteerbaretemperatuur-tijd-profielen(zie pagina 136)
F1:15 Permanente aanvoertem-peratuur 20 °C
F2:8 Tijdelijke begrenzing voorpartywerking of externeomzetting werkingspro-gramma met knop: 8 h(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king)*1
F2:0 Geen tijdsbegrenzing voorpartywerking*1
F2:1totF2:12
Begrenzing in tijd instel-baar van 1 tot 12 h*1
F5:12 Nalooptijd van de internecirculatiepomp bij verwar-ming: 12 min (alleen bijregeling voor verhoogdewerking)
F5:0 Geen nalooptijd van de in-terne circulatiepomp
F5:1totF5:20
Nalooptijd van de internecirculatiepomp instelbaartussen 1 en 20 min
F6:25 Interne circulatiepomp isin de modus ”Alleenwarm water” permanentingeschakeld (alleen bijregeling voor verhoogdewerking)
F6:0 Interne circulatiepomp is inde modus ”Alleen warmwater” permanent uitge-schakeld
F6:1totF6:24
Interne circulatiepompwordt in de modus ”Alleenwarm water” 1 tot 24 keerper dag gedurende telkens10 min ingeschakeld.
*1 De partywerking eindigt in het werkingsprogramma ”Verwarmen en warm water”automatisch bij het omschakelen naar de werking op normale ruimtetemperatuur.
Codering 2
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
81
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingF7:25 Interne circulatiepomp is
in de modus ”Uitschakel-modus” permanent inge-schakeld (alleen bij rege-ling voor verhoogde wer-king)
F7:0 Interne circulatiepomp inde modus ”Uitschakelwer-king” permanent uitge-schakeld
F7:1totF7:24
Interne circulatiepomp inde modus ”Uitschakelwer-king” 1 tot 24 keer per daggedurende telkens 10 miningeschakeld.
F8:-5 Temperatuurgrens vooropheffing van verlaagdewerking -5 ºC, zie voor-beeld op pagina 139.Instelling codeer-adres ”A3” respecteren(alleen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king).
F8:+10totF8:-60
Temperatuurgrens instel-baar van +10 tot -60 °C
F8:-61 Functie inactief
F9:-14 Temperatuurgrens vooropheffing van verlaagdegewenste ruimtetempe-ratuur -14 ºC, zie voor-beeld op pagina 139. (al-leen bij regeling voorweersafhankelijke wer-king).
F9:+10totF9:-60
Temperatuurgrens voorverhoging van de gewens-te ruimtetemperatuur tot denormale waarde instelbaarvan+10 tot -60 °C
FA:20 Verhoging van de ge-wenste ketelwater- resp.aanvoertemperatuur bijde overgang van de wer-king met verlaagde ruim-tetemperatuur naar dewerking met normaleruimtetemperatuur met20 %. Zie voorbeeld oppagina 140 (alleen bij re-geling voor weersafhan-kelijke werking).
FA:0tot
Temperatuurverhoging in-stelbaar van 0 tot 50%
Codering 2
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
82
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstellingFA:50
Fb:30 Periode voor de verho-ging van de gewenste ke-telwater- resp. aanvoer-temperatuur (zie codeer-adres ”FA”) 60 min. Zievoorbeeld op pagi-na 140 (alleen bij rege-ling voor weersafhankelij-ke werking).
Fb:0totFb:150
Periode instelbaar van 0 tot300 min;1 instelstap ≙ 2 minuten)
Codering 2
Verw. circ. 1, verw. circ. 2, verw. circ.… (vervolg)
5614
576
NL
83
Regeling voor weersafhankelijke werking
OK en å gelijktijdig ca. 4 s indruk-ken.
Overzicht servicemenu
Service
Diagnose
Actorentest
Codeerniveau 1
Korte opvraag
AlgemeenVerwarmingscircuit 1 HK1Verwarmingscircuit 2 HK2
Warm waterSolar
Vitocom PIN-code invoer
DeelnemerscontroleService-pin
Verwarmingscircuit 3 HK3
Codeerniveau 2
Fouthistorie
Servicefuncties
Service beëindigen?
Gegevens terugzetten
VullingOntluchtingMaximaal verwarmingsvermogen
Onderhoud reset
Serviceniveau verlaten
1. ”Service beëindigen?” selecteren.
2. ”Ja” selecteren.
3. Met OK bevestigen.
OpmerkingHet serviceniveau wordt ook na30 min automatisch verlaten.
Regeling voor verhoogde werking
1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s indruk-ken.Op het display knippert ”Ü”.
2. Gewenste functie selecteren. Zie vol-gende pagina's.
Serviceniveau verlaten
1. Met Ú ”Serv” 7 selecteren.
2. Met OK bevestigen.”OFF” knippert.
Diagnose en service-opvraag
Serviceniveau oproepen56
14 5
76 N
L
84
3. Met OK bevestigen. OpmerkingHet serviceniveau wordt ook na30 min automatisch verlaten.
Diagnose
Bedrijfsgegevens opvragen
Regeling voor weersafhankelijke wer-king:Bedrijfsgegevens kunnen in zes berei-ken worden opgevraagd. Zie ”Diag-nose” in het overzicht servicemenu.Bedrijfsgegevens van verwarmings-circuits met mengklep en solar kunnenalleen worden opgevraagd als decomponenten in de installatie aanwe-zig zijn.Overige informatie over bedrijfsgege-vens, zie hoofdstuk ”Korte opvraging”.
Regeling voor verhoogde werking:Bedrijfsgegevens kunnen in hetmenu ”i” worden opgevraagd.
Bedieningshandleiding
Overige informatie over bedrijfsgege-vens, zie hoofdstuk ”Korte opvraging”.
Bedrijfsgegevens oproepen
OpmerkingAls een opgevraagde sensor defect is,verschijnt ”- - -”op het display.
Regeling voor weersafhankelijke wer-king
1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s langindrukken.
2. ”Diagnose”
3. Gewenste groep selecteren,bijv. ”Algemeen”.
Regeling voor verhoogde werking
Bedieningshandleiding, hoofd-stuk ”Informatie opvragen”
Diagnose en service-opvraag
Serviceniveau oproepen (vervolg)
5614
576
NL
85
Bedrijfsgegevens terugzetten
Opgeslagen bedrijfsgegevens (bijv.bedrijfsuren) kunnen op 0 worden terug-gezet. De waarde ”Buitentemperatuur gecorri-geerd” wordt teruggezet op de werkelijkewaarde.
Regeling voor weersafhankelijke wer-king
1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s langindrukken.
2. ”Diagnose”
3. ”Gegevens terugzetten”
4. Gewenste waarde (bijv. ”Branderst-arts”) of ”Alle gegevens” selecte-ren.
Regeling voor verhoogde werking
Bedieningshandleiding, hoofd-stuk ”Informatie opvragen”
Korte opvraag
Met de korte opvraag kunnen bijvoor-beeld temperaturen, softwarestandenen aangesloten componenten wordenopgevraagd.
Regeling voor weersafhankelijke werking
1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s indruk-ken.
2. ”Diagnose”
3. ”Korte opvraag”.
4. OK indrukken. Op het display verschijnen 9 regelsmet elk 6 velden.
Diagnose Kurzabfrage
2:1:
3:4:
Wählen mit Ø
0001 F
000 0
000 A
000 0
001 2
000
Diagnose en service-opvraag
Diagnose (vervolg)
5614
576
NL
86
Zie de volgende tabel voor de betekenis van de waarden op de verschillenderegels en in de velden:Regel(korte op-vraag)
Veld
1 2 3 4 5 61: Softwarestand
RegelingRevisiestand toestel Revisiestand gasbran-
derautomaat2: Installatieschema 01
tot 10AantalKM-BUS-deelne-mers
Max. aanvraagtemperatuur
3: Schakel-toestandwater-schake-laar (al-leen bijcombitoe-stel)
Software-standbedie-ningseen-heid
Softwa-restandmengkle-puitbrei-ding0: Geenmengkle-puitbrei-ding
Software-standzonnere-gelings-moduleSM1
Softwa-restandLON-mo-dule
0
4: Softwarestandgasbranderautomaat
Typegasbranderautomaat
Toesteltype
5: 0 0 0 0 06: Aantal LON-deelne-
mersControle-cijfer
Max. vermogenOpgave in %
Verw.circ. A1 (zon-der mengklep)
Verw.circ. M2 (metmengklep)
Verw.circ. M3 (metmengklep)
7: Afstands-bediening0: Zonder1: Vitotrol200A2: Vitotrol300AofVitohome
Software-standafstands-bediening0: Geenafstands-bediening
Afstands-bedie-ning0: Zon-der1: Vitotrol200A2: Vitotrol300AofVitohome
Software-standAfstands-bediening0: Geenafstands-bediening
Afstands-bedie-ning0: Zon-der1: Vitotrol200A2: Vitotrol300AofVitohome
Software-standAfstands-bediening0: Geen af-standsbe-diening
Diagnose en service-opvraag
Diagnose (vervolg)
5614
576
NL
87
Regel(korte op-vraag)
Veld
1 2 3 4 5 6 Interne circulatie-
pompCV-pomp verwar-mingscircuit M2
CV-pomp verwar-mingscircuit M3
8: Toeren-talgeregel-de pomp0: Zonder1: Wilo2: Grund-fos
Software-stand toe-rentalge-regeldepomp0: Geentoerental-geregel-de pomp
Toeren-talgere-geldepomp0: Zon-der1: Wilo2: Grund-fos
Software-standtoerental-geregeldepomp0: Geentoerental-geregeldepomp
Toeren-talgere-geldepomp0: Zon-der1: Wilo2: Grund-fos
Software-standtoerental-geregeldepomp0: Geentoerental-geregeldepomp
9: Interne gegevens voor de kalibratie Softwa-restanduitbrei-ding AM1
Software-stand uit-breidingEA1
Regeling voor verhoogde werking
1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s indruk-ken.Op het display knippert ”Ü”.
2. Met OK bevestigen.
3. Gewenste opvraag met V/v selec-teren. Bijv. ”b” voor ”Maximaal ver-mogen” (zie volgende tabel):
4. Geselecteerde opvraag met OKbevestigen.
Diagnose en service-opvraag
Diagnose (vervolg)
5614
576
NL
88
Zie de volgende tabel voor de betekenis van de verschillende opvragen:Korte op-
vraagDisplayweergave
0 Schakel-toestandwaterscha-kelaar (al-leen bijcombitoe-stel)
Installatie-schema 1tot 2
Softwarestandregeling
Software-standbedienings-gedeelte
1 Software-stand zon-nerege-lingsmodu-le SM1
Softwarestandgasbranderautomaat
Software-stand exter-ne uitbrei-ding0: Geen ex-terne uit-breiding
Software-standregeling in-stallatie metmeerdereketels
E 0 0 03 Gewenste ketelwatertemperatuurA Hoogste aanvraagtemperatuur4 Type gasbranderauto-
maatToesteltype
5 Gewenste boilertemperatuurb Status om-
schakel-klep0: Niet aan-wezig1: Verwar-men2: Middel-ste stand3: Tapwa-teropwar-ming
Max. vermogen in %
C Ketelcodeerstekker (hexadecimaal)c Revisiestand
toestelRevisiestandgasbranderautomaat
Diagnose en service-opvraag
Diagnose (vervolg)
5614
576
NL
89
Korte op-vraag
Displayweergave
d Toerental-geregeldepomp0 Zonder1 Wilo2 Grundfos
Software-standtoerentalge-regeldepomp0: Geen toe-rentalgere-gelde pomp
F1
Instellingcodering53
Interne gegevens voor de kalibratie
Uitbreiding AM1F2
Software-stand
Configuratieuitgang A1(waardekomt over-een met in-stelling co-dering 33)
Schakel-toestanduitgang A10: Uit1: Aan
Configura-tie uitgangA2(waardekomt over-een met in-stelling co-dering 34)
Schakeltoe-stand uit-gang A20: Uit1: Aan
Uitbreiding EA1F3
Configura-tie uitgang157(waardekomt over-een met in-stelling co-dering 36)
Schakeltoe-stand uit-gang 1570: Uit1: Aan
Schakel-toestand in-gang DE10: Open1: Gesloten
Schakeltoe-stand in-gang DE20: Open1: Gesloten
Schakeltoe-stand ingangDE30: Open1: Gesloten
F4
Software-stand
Externe bijschakeling 0 - 10 VIndicatie in %
Zonneregelingsmodule SM1F5
Stagnatietijd van het zonnesysteem in h
F6
Nachtcirculatie zonnesysteem (aantal)
F7
Bewaking onderdrukking naverwarming verwarmen (aantal)
Diagnose en service-opvraag
Diagnose (vervolg)
5614
576
NL
90
Korte op-vraag
Displayweergave
F8
Solaire on-dersteuningverwarming0: Niet ac-tief1: Actief
Schakeltoe-stand uit-gang 220: Uit1: Aan
Uitbreiding Open Therm (indien aanwezig)F9
Software-stand
Status tap-wateropwar-ming
Externe bijschakeling 0 - 10 VIndicatie in %
Uitgangen controleren (relaistest)
Regeling voor weersafhankelijke werking
1. OK en å gelijktijdig circa 4 s langindrukken.
2. ”Actorentest”
De volgende relaisuitgangen kunnen afhankelijk van de installatie-uitvoeringworden aangestuurd:Display VerklaringAlle actoren Uit Alle actoren zijn uitgeschakeldBasisbelasting AAN Brander werkt met minimaal vermogen, interne
pomp is ingeschakeldVollast AAN Brander werkt met maximaal vermogen, interne
pomp is ingeschakeldUitgang intern AAN Interne uitgang sÖ (int. pomp) actiefKlep Verwar-
mingOmschakelklep op stand verwarming
Klep Midden Omschakelklep op middenstand (vullen/aftappen)Klep Warm wa-
ter.Omschakelklep op stand warmwaterbereiding
CV-pomp HK2 AAN Uitgang CV-pomp actief (uitbreiding verwarmingscir-cuit met mengklep)
Diagnose en service-opvraag
Diagnose (vervolg)
5614
576
NL
91
Display VerklaringMengklep HK2 Open Uitgang ”Mengklep open” actief (uitbreiding verwar-
mingscircuit met mengklep)Mengklep HK2 Dicht Uitgang ”Mengklep dicht” actief (uitbreiding verwar-
mingscircuit met mengklep)Verwarm.circuitp.HK3
AAN Uitgang CV-pomp actief (uitbreiding verwarmingscir-cuit met mengklep)
Mengklep HK3 Open Uitgang ”Mengklep open” actief (uitbreiding verwar-mingscircuit met mengklep)
Mengklep HK3 Dicht Uitgang ”Mengklep dicht” actief (uitbreiding verwar-mingscircuit met mengklep)
Uitg.int. uitbr. H1 AAN Uitgang op interne uitbreiding actiefAM1 uitgang 1 AAN Uitgang A1 op de uitbreiding AM1 actiefAM1 uitgang 2 AAN Uitgang A2 op de uitbreiding AM1 actiefEA1 uitgang 1 AAN Contact P - S op stekker aBJ van de uitbreiding EA1
geslotenZonnepomp AAN Uitgang solarcircuitpomp sF op de module solarre-
geling SM1 actiefSolarpomp min. AAN Uitgang solarpomp op de module solarregeling SM1
op minimumtoerental geschakeldSolarpomp maxi-maal
AAN Uitgang solarpomp op de module solarregeling SM1op maximumtoerental geschakeld
SM1 uitgang 22 AAN Uitgang sS op de module solarregeling SM1 actief
Regeling voor verhoogde werking
1. OK en å gelijktijdig circa 4 s langindrukken.In het display knippert ”Ü”.
2. Met Ú ” ” selecteren en met OKbevestigen.
3. Gewenste actor (uitgang) met V/vselecteren (zie volgende tabel):
4. Geselecteerde actor met OK beves-tigen.Op de display verschijnt het getalvoor de geactiveerde actor en ”on”.
Diagnose en service-opvraag
Uitgangen controleren (relaistest) (vervolg)
5614
576
NL
92
De volgende actoren (relaisuitgangen) kunnen afhankelijk van de installatie-uitvoering worden aangestuurd:Display Verklaring0 Alle actoren zijn uitgeschakeld1 Brander werkt met minimaal vermogen, interne pomp is inge-
schakeld2 Brander werkt met maximaal vermogen, interne pomp is inge-
schakeld3 Interne uitgang sÖ (int. pomp) is actief4 Omschakelklep op stand verwarming5 Omschakelklep op middenstand (vullen/aftappen)6 Omschakelklep op stand warmwaterbereiding10 Uitgang interne uitbreiding actief15 Uitgang solarcircuitpomp sF op de module solarregeling SM1
actief16 Uitgang solarpomp op de module solarregeling SM1 op mini-
mumtoerental geschakeld17 Uitgang solarpomp op de module solarregeling SM1 op maxi-
mumtoerental geschakeld18 Uitgang sS op de module solarregeling SM1 actief19 Contact P - S op stekker aBJ van de uitbreiding EA1 gesloten20 Uitgang A1 op de uitbreiding AM1 actief21 Uitgang A2 op de uitbreiding AM1 actief
Diagnose en service-opvraag
Uitgangen controleren (relaistest) (vervolg)
5614
576
NL
93
Regeling voor weersafhankelijke werking
Bij een storing knippert de rode storings-indicatie A. Op de display knippert ”
” en ”Storing” wordt getoond.
R
01 2 3
4
bar
A
Met OK wordt de storingscode getoond.Zie de volgende pagina's voor de bete-kenis van de storingscodes.Bij enkele storingen wordt het storings-type ook in volle tekst getoond.
Storing accepteren
Aanwijzingen op de display volgen.
OpmerkingDe storingsmelding wordt in het basis-menu opgenomen.Een eventueel aangesloten storings-meldinrichting wordt uitgeschakeld.Als een geaccepteerde storing niet wordtopgeheven, verschijnt de storingsmel-ding de volgende dag opnieuw en destoringsmeldinrichting wordt weer inge-schakeld.
Geaccpeteerde storingen oproepen
In het basismenu ”Storing” selecteren.Er wordt een lijst van aanwezige storin-gen getoond.
Storingscodes in storingsgeheugenuitlezen (storingshistorie)
De laatste 10 opgetreden storingen (ookopgeheven) worden opgeslagen en kun-nen worden opgevraagd.De storingen zijn op actualiteit gerang-schikt.
1. OK en å gelijktijdig circa 4 s langindrukken.
2. ”Foutenhistorie”
3. ”Tonen?”
Storingen oplossen
Storingsindicatie56
14 5
76 N
L
94
Regeling voor verhoogde werking
Bij een storing knippert de rode storings-indicatie A. Op het display van debedieningseenheid knippert de 2-cijfe-rige storingscode en (afhankelijk van hetstoringstype) ” ” of ” ”.
R
01 2 3
4
bar
A
Met / kunnen meer aanwezige storin-gen worden getoond. Zie de volgendepagina's voor de betekenis van de sto-ringscodes.
1 5 0
ã
Voorbeeld: storingscode ”50”
Storing bevestigen
OK indrukken, op het display verschijnthet hoofdscherm weer.Een eventueel aangesloten storings-meldinrichting wordt uitgeschakeld.
Als een bevestigde storing niet wordtopgeheven, verschijnt de storingsmel-ding de volgende dag opnieuw en wordtde storingsmeldinrichting weer inge-schakeld.
Bevestigde storingen oproepen
OK ca. 4 s indrukken. De laatste 10 opgetreden storingen (ookopgeheven) worden opgeslagen en kun-nen worden opgevraagd.
Storingscodes uit het storingsgeheu-gen aflezen (fouthistorie)
De laatste 10 opgetreden storingen (ookopgeheven) worden opgeslagen en kun-nen worden opgevraagd.De storingen zijn op actualiteit gerang-schikt.
1. OK en å gelijktijdig ca. 4 s langindrukken.
2. ”ã” selecteren en met OK fouthisto-rie activeren.
3. Met / storingsmeldingen selecte-ren.
Fouthistorie wissen
Tijdens de weergave van de lijst de toetsOK indrukken tot knippert. Met de toetsOK bevestigen.
Storingen oplossen
Storingsindicatie (vervolg)
5614
576
NL
95
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
10 X X Regelt op 0°Cbuitentempera-tuur.
Kortsluitingbuitentempe-ratuursensor
Buitentempera-tuursensor contro-leren (zie pagi-na 113)
18 X X Regelt op 0°Cbuitentempera-tuur.
Onderbrekingbuitentempe-ratuursensor
Buitentempera-tuursensor contro-leren (zie pagi-na 113)
20 X X Regelt zonderaanvoertempe-ratuursensor(open verdeler/verzamelaar)
Kortsluitingaanvoertem-peratuursen-sor installatie
Sensor open ver-deler/verzamelaarcontroleren (zie pa-gina 114)
28 X X Regelt zonderaanvoertempe-ratuursensor(open verdeler/verzamelaar)
Onderbrekingaanvoertem-peratuursen-sor installatie
Sensor open ver-deler/verzamelaarcontroleren (zie pa-gina 114)Als er geen sensorhydraulische ver-deler/verzamelaaris aangesloten, co-dering 52:0 instel-len.
30 X X Brander ge-blokkeerd
Kortsluitingketeltempe-ratuursensor
Keteltemperatuur-sensor controleren(zie pagina 114)
38 X X Brander ge-blokkeerd
Onderbrekingketeltempe-ratuursensor
Keteltemperatuur-sensor controleren(zie pagina 114)
40 X Mengklepwordt gesloten
Kortsluitingaanvoertem-peratuursen-sor verwar-mingscircuit 2(met meng-klep)
Aanvoertempera-tuursensor contro-leren (zie pagina 123)
Storingen oplossen
Storingscodes56
14 5
76 N
L
96
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
44 X Mengklepwordt gesloten
Kortsluitingaanvoertem-peratuursen-sor verwar-mingscircuit 3(met meng-klep)
Aanvoertempera-tuursensor contro-leren (zie pagina 123)
48 X Mengklepwordt gesloten
Onderbrekingaanvoertem-peratuursen-sor verwar-mingscircuit 2(met meng-klep)
Aanvoertempera-tuursensor contro-leren (zie pagina 123)
4C X Mengklepwordt gesloten
Onderbrekingaanvoertem-peratuursen-sor verwar-mingscircuit 3(met meng-klep)
Aanvoertempera-tuursensor contro-leren (zie pagina 123)
50 X X Geen warmwa-terbereidingdoor de verwar-mingsketel
Kortsluitingboilertempe-ratuursensorof comfort-sensor
Boilertemperatuur-sensor controleren(zie pagina 114)of comfortsensorcontroleren (zie pa-gina 116)
51 X X Geen warmwa-terbereidingdoor de verwar-mingsketel
Kortsluitinguitlaattempe-ratuursensor
Sensor controleren(zie pagina 116)
58 X X Geen warmwa-terbereidingdoor de verwar-mingsketel
Onderbrekingboilertempe-ratuursensorof comfort-sensor
Boilertemperatuur-sensor controleren(zie pagina 114)of comfortsensorcontroleren (zie pa-gina 116)
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
97
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
59 X X Geen warmwa-terbereidingdoor de verwar-mingsketel
Onderbrekinguitlaattempe-ratuursensor
Sensor controleren(zie pagina 116)
90 X X Regelwerking Kortsluitingtemperatuur-sensor /
Sensor / op zon-neregelingsmodu-le controleren.
91 X X Regelwerking Kortsluitingtemperatuur-sensor aÖ
Sensor aÖ op dezonneregelings-module controle-ren.
92 X X Geen warmwa-terbereidingdoor zonne-energie
Kortsluitingcollectortem-peratuursen-sor
Temperatuursen-sor & op de zon-neregelingsmodu-le of sensor op deVitosolic controle-ren.
93 X X Regelwerking Kortsluitingboilertempe-ratuursensor
Temperatuursen-sor op aansluitingS3 van de Vitosoliccontroleren.
94 X X Geen warmwa-terbereidingdoor zonne-energie
Kortsluitingboilertempe-ratuursensor
Temperatuursen-sor % op de zon-neregelingsmodu-le of sensor op deVitosolic controle-ren.
98 X X Regelwerking Onderbrekingtemperatuur-sensor /
Sensor / op zon-neregelingsmodu-le controleren.
99 X X Regelwerking Onderbrekingtemperatuur-sensor aÖ
Sensor aÖ op dezonneregelings-module controle-ren.
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
98
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
9A X X Geen warmwa-terbereidingdoor zonne-energie
Onderbrekingcollectortem-peratuursen-sor
Temperatuursen-sor & op de zon-neregelingsmodu-le of sensor op deVitosolic controle-ren.
9b X X Regelwerking Onderbrekingboilertempe-ratuursensor
Temperatuursen-sor op aansluitingS3 van de Vitosoliccontroleren.
9C X X Geen warmwa-terbereidingdoor zonne-energie
Onderbrekingboilertempe-ratuursensor
Temperatuursen-sor % op de zon-neregelingsmodu-le of sensor op deVitosolic controle-ren.
9E X X Regelwerking Te weinig ofgeen debiet inhet collector-circuit of tem-peratuurbe-waker is ge-activeerd
Zonnecircuitpompen zonnecircuitcontroleren. Fout-melding bevesti-gen.
9F X X Regelwerking Fout zonne-regelingsmo-dule ofVitosolic
Zonneregelings-module of Vitosolicvervangen
A6 X X Regelwerking Zwerfstroom-anode defect
Zwerfstroomanodevervangen
A7 X Regelwerkingvolgens toe-stand bij leve-ring
Bedienings-gedeelte de-fect
Bedieningsgedeel-te vervangen
b0 X X Brander ge-blokkeerd
Kortsluitingrookgastem-peratuursen-sor
Rookgastempera-tuursensor contro-leren
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
99
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
b1 X X Regelwerkingvolgens toe-stand bij leve-ring
Communi-catiefout be-dieningseen-heid
Aansluitingen con-troleren, evt. bedie-ningseenheid ver-vangen
b5 X X Regelwerkingvolgens toe-stand bij leve-ring
Interne fout Regeling vervan-gen
b7 X X Brander ge-blokkeerd
Fout ketelco-deerstekker
Ketelcodeerstek-ker aansluiten of,indien defect, ver-vangen
b8 X X Brander ge-blokkeerd
Onderbrekingrookgastem-peratuursen-sor
Rookgastempera-tuursensor contro-leren
bA X Mengklep re-gelt op 20°Caanvoertempe-ratuur.
Communi-catiefout uit-breidingssetvoor verwar-mingscircuit 2(met meng-klep)
Aansluitingen encodering uitbrei-dingsset controle-ren.
bb X Mengklep re-gelt op 20°Caanvoertempe-ratuur.
Communi-catiefout uit-breidingssetvoor verwar-mingscircuit 3(met meng-klep)
Aansluitingen encodering uitbrei-dingsset controle-ren.
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
100
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
bC X Regelwerkingzonder af-standsbedie-ning
Communi-catiefout af-standsbedie-ning Vitotrolverwarmings-circuit 1 (zon-der meng-klep)
Aansluitingen, ka-bel, codeer-adres ”A0” ingroep ”Verwar-mingscircuit” eninstelling van de af-standsbedieningcontroleren (zie pa-gina 142). Bij radiografischeafstandsbedienin-gen: verbindingcontroleren, af-standsbedieningvlakbij de verwar-mingsketel bren-gen.
bd X Regelwerkingzonder af-standsbedie-ning
Communi-catiefout af-standsbedie-ning Vitotrolverwarmings-circuit 2 (metmengklep)
Aansluitingen, ka-bel, codeer-adres ”A0” ingroep ”Verwar-mingscircuit” eninstelling van de af-standsbedieningcontroleren (zie pa-gina 142).Bij radiografischeafstandsbedienin-gen: verbindingcontroleren, af-standsbedieningvlakbij de verwar-mingsketel bren-gen.
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
101
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
bE X Regelwerkingzonder af-standsbedie-ning
Communi-catiefout af-standsbedie-ning Vitotrolverwarmings-circuit 3 (metmengklep)
Aansluitingen, ka-bel, codeer-adres ”A0” ingroep ”Verwar-mingscircuit” eninstelling van de af-standsbedieningcontroleren (zie pa-gina 142).Bij radiografischeafstandsbedienin-gen: verbindingcontroleren, af-standsbedieningvlakbij de verwar-mingsketel bren-gen.
bF X Regelwerking Verkeerdecommunica-tiemoduleLON
Communicatiemo-dule LON vervan-gen
C1 X X Regelwerking Communi-catiefout uit-breiding EA1
Aansluitingen con-troleren
C2 X X Regelwerking Communi-catiefout zon-neregelings-module ofVitosolic
Zonneregelings-module of Vitosoliccontroleren
C3 X X Regelwerking Communi-catiefout uit-breiding AM1
Aansluitingen con-troleren
C4 X X Regelwerking Communi-catiefout uit-breidingOpen Therm
Uitbreiding OpenTherm controleren
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
102
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
C5 X X Regelwerking,max. pomptoe-rental
Communi-catiefout toe-rentalgeregel-de, internepomp
Instelling codeer-adres ”30” in degroep ”Ketel”/2controleren.
C6 X Regelwerking,max. pomptoe-rental
Communi-catiefout toe-rentalgeregel-de, externeCV-pompverwarmings-circuit 2 (metmengklep)
Instelling codeer-adres ”E5” in degroep ”Verwar-mingscircuit”controleren
C7 X X Regelwerking,max. pomptoe-rental
Communi-catiefout toe-rentalgeregel-de, externeCV-pompverwarmings-circuit 1 (zon-der meng-klep)
Instelling codeer-adres ”E5” in degroep ”Verwar-mingscircuit”controleren
C8 X Regelwerking,max. pomptoe-rental
Communi-catiefout toe-rentalgeregel-de, externeCV-pompverwarmings-circuit 3 (metmengklep)
Instelling codeer-adres ”E5” in degroep ”Verwar-mingscircuit”controleren
Cd X X Regelwerking Communi-catiefoutVitocom 100(KM-BUS)
Aansluitingen,Vitocom 100 en co-deeradres ”95” inde groep ”Alge-meen”/1 controle-ren
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
103
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
CF X Regelwerking Communi-catiefoutcommunica-tiemoduleLON
Communicatiemo-dule LON vervan-gen
d6 X X Regelwerking Ingang DE1op uitbreidingEA1 meldtstoring
Storing op desbe-treffend toestel ver-helpen
d7 X X Regelwerking Ingang DE2op uitbreidingEA1 meldtstoring
Storing op desbe-treffend toestel ver-helpen
d8 X X Regelwerking Storing in-gang DE3 opuitbreidingEA1
Storing op desbe-treffend toestel ver-helpen
dA X Regelwerkingzonder ruimte-invloed
Kortsluitingruimtetempe-ratuursensorverwarmings-circuit 1 (zon-der meng-klep)
Ruimtetempera-tuursensor verwar-mingscircuit 1 con-troleren
db X Regelwerkingzonder ruimte-invloed
Kortsluitingruimtetempe-ratuursensorverwarmings-circuit 2 (metmengklep)
Ruimtetempera-tuursensor verwar-mingscircuit 2 con-troleren
dC X Regelwerkingzonder ruimte-invloed
Kortsluitingruimtetempe-ratuursensorverwarmings-circuit 3 (metmengklep)
Ruimtetempera-tuursensor verwar-mingscircuit 3 con-troleren
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
104
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
dd X Regelwerkingzonder ruimte-invloed
Onderbrekingruimtetempe-ratuursensorverwarmings-circuit 1 (zon-der meng-klep)
Ruimtetempera-tuursensor verwar-mingscircuit 1 eninstelling van de af-standsbedieningcontroleren (zie pa-gina 142)
dE X Regelwerkingzonder ruimte-invloed
Onderbrekingruimtetempe-ratuursensorverwarmings-circuit 2 (metmengklep)
Ruimtetempera-tuursensor verwar-mingscircuit 2 eninstelling van de af-standsbedieningcontroleren (zie pa-gina 142)
dF X Regelwerkingzonder ruimte-invloed
Onderbrekingruimtetempe-ratuursensorverwarmings-circuit 3 (metmengklep)
Ruimtetempera-tuursensor verwar-mingscircuit 3 eninstelling van de af-standsbedieningcontroleren (zie pa-gina 142)
E0 X Regelwerking Fout externeLON-deelne-mer
Aansluitingen enLON-deelnemercontroleren
E1 X X Brander op sto-ring
Ionisatie-stroom tij-dens het kali-breren tehoog
Afstand van de io-nisatie-elektrodetot vlambeker con-troleren (zie pagi-na 21).Bij open werkinghoge stofbelastingin de verbrandings-lucht voorkomen.Ontgrendelings-toets R bedienen.
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
105
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
E3 X X Brander op sto-ring
Te geringewarmteafna-me tijdens hetkalibreren.Temperatuur-bewaker isuitgescha-keld.
Voor voldoendewarmteafnamezorgen.Ontgrendelings-toets R bedienen.
E4 X X Brander ge-blokkeerd
Fout voe-dingsspan-ning 24 V
Regeling vervan-gen.
E5 X X Brander ge-blokkeerd
Fout vlamver-sterker
Regeling vervan-gen.
E7 X X Brander op sto-ring
Ionisatie-stroom tij-dens het kali-breren telaag
Ionisatie-elektrodecontroleren: afstand tot de
vlambeker (ziepagina 21)
vervuiling van deelektrode
verbindingslei-ding en steekver-bindingen
Rookgassysteemcontroleren, evt.rookgashercircula-tie opheffen.Ontgrendelings-toets R bedienen.
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
106
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
E8 X X Brander op sto-ring
Ionisatie-stroom niet inhet geldigebereik
Gastoevoer (gas-druk en gasstro-mingsbewaker)controleren, gas-combiregelaar enverbindingsleidingcontroleren.Toewijzing van hetgastype controle-ren (zie pagi-na 13).
Ionisatie-elektrodecontroleren: afstand tot de
vlambeker (ziepagina 21)
vervuiling van deelektrode
Ontgrendelings-toets R bedienen.
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
107
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
EA X X Brander op sto-ring
Ionisatie-stroom tij-dens het kali-breren niet inhet geldigebereik (te gro-te afwijkingt.o.v. dewaarde vanhet voorgaan-de toestel)
Rookgassysteemcontroleren, evt.rookgashercircula-tie opheffen.Bij open werkinghoge stofbelastingin de verbrandings-lucht voorkomen.Ontgrendelings-toets R bedienen.Na meerdere ver-geefse ontgrendel-pogingen de ketel-codeerstekker ver-vangen en ont-grendelingstoets Rindrukken.
Eb X X Brander op sto-ring
Herhaaldvlamverliestijdens het ka-libreren
Afstand van de io-nisatie-elektrodetot vlambeker con-troleren (zie pagi-na 21).Toewijzing van hetgastype controle-ren (zie pagi-na 13).Rookgassysteemcontroleren, evt.rookgashercircula-tie opheffen.Ontgrendelings-toets R bedienen.
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
108
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
EC X X Brander op sto-ring
Parameter-fout tijdenshet kalibreren
Ontgrendelings-toets R indrukkenofketelcodeerstekkervervangen en ont-grendelingstoets Rindrukken.
Ed X X Brander op sto-ring
Interne fout Regeling vervan-gen.
EE X X Brander op sto-ring
Vlamsignaalis bij brander-start niet aan-wezig of telaag.
Gastoevoer (gas-druk en gasstro-mingsbewaker)controleren, gascombiregelaarcontroleren.Ionisatie-elektrodeen verbindingska-bels controleren.
Ontsteking contro-leren: verbindingslei-
dingen ontste-kingsmodule enontstekingselek-trode
ontstekingselek-trode afstand envervuiling (ziepagina 21).
Condenswateraf-voer controleren.Ontgrendelings-toets R indrukken.
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
109
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
EF X X Brander op sto-ring
Vlamverliesdirect navlamvorming(tijdens debeveiligings-tijd).
Gastoevoer (gas-druk en gasstro-mingsbewaker)controleren.Rookgas-/luchttoe-voerinstallatie oprookgashercircula-tie controleren.
Ionisatie-elektrodecontroleren (indiennodig vervangen): afstand tot de
vlambeker (ziepagina 21)
vervuiling van deelektrode
Ontgrendelings-toets R indrukken.
F0 X X Brander ge-blokkeerd
Interne fout Regeling vervan-gen.
F1 X X Brander op sto-ring
Rookgastem-peratuurbe-grenzer is ge-activeerd.
Niveau van verwar-mingsinstallatiecontroleren. Instal-latie ontluchten. Ontgrendelings-toets R na afkoelenvan de rookgasin-stallatie bedienen.
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
110
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
F2 X X Brander op sto-ring
Temperatuur-begrenzer isgeactiveerd.
Niveau van verwar-mingsinstallatiecontroleren. Circu-latiepomp controle-ren. Installatie ont-luchten. Tempera-tuurbegrenzer enverbindingskabelscontroleren. Ontgrendelings-toets R indrukken.
F3 X X Brander op sto-ring
Vlamsignaalis reeds aan-wezig bijbranderstart.
Ionisatie-elektrodeen verbindingska-bels controleren. Ontgrendelings-toets R indrukken.
F8 X X Brander op sto-ring
Brandstof-klep sluit metvertraging.
Gascombiregelaarcontroleren. Beideaanstuurtrajectencontroleren.Ontgrendelings-toets R indrukken.
F9 X X Brander op sto-ring
Ventilatortoe-rental bij debranderstartte laag
Ventilator controle-ren, verbindingska-bels naar de venti-lator controleren,voedingsspanningop ventilator con-troleren, aanstu-ring van de ventila-tor controleren.Ontgrendelings-toets R indrukken.
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
111
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
FA X X Brander op sto-ring
Ventilatorstil-stand niet be-reikt
Ventilator, verbin-dingskabels naarde ventilator enaansturing van deventilator controle-ren.Ontgrendelings-toets R indrukken.
FC X X Brander op sto-ring
Gascombire-gelaar defectof foutieveaansturingmodulatiek-lep of rook-gasweg ge-blokkeerd
Gascombiregelaarcontroleren. Rook-gasinstallatie con-troleren.Ontgrendelings-toets R indrukken.
Fd X X Brander op sto-ring en anderefout b7 wordtweergegeven
Ketelcodeer-stekker ont-breekt
Ketelcodeerstek-ker plaatsen.Ontgrendelings-toets R indrukken.Als de storing nietwordt opgeheven,regeling vervan-gen.
Fd X X Brander op sto-ring
Fout brander-automaat
Ontstekingselek-troden en verbin-dingsleidingencontroleren. Con-troleren of er eensterk stoorveld(EMC) in de buurtvan het toestel is. Ontgrendelings-toets R indrukken.Als de storing nietwordt opgeheven,regeling vervan-gen.
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
112
Sto-ringsco-de ophet dis-play
Const. Weer-safh.
Gedrag van deinstallatie
Storingsoor-zaak
Maatregel
FE X X Brander ge-blokkeerd of opstoring
Ketelcodeer-stekker of ba-sisprintplaatdefect of ver-keerde ketel-codeerstek-ker
Ontgrendelings-toets R indrukken.Als storing niet op-geheven wordt, ke-telcodeerstekkercontroleren resp.ketelcodeerstekkerof regeling vervan-gen.
FF X X Brander ge-blokkeerd of opstoring
Interne fout ofontgrende-lingstoets R isgeblokkeerd
Toestel opnieuwinschakelen. Alstoestel niet op-nieuw gaat werken,regeling vervan-gen.
Storingen oplossen
Storingscodes (vervolg)
5614
576
NL
113
Buitentemperatuursensor controleren (regeling voor weersaf-hankelijke werking)
X3
1. Stekker ”X3” van de regeling lostrek-ken.
100
10
-20 -10 0 10 20 30Temperatuur in °C
68
20
406080
200
Wee
rsta
nd in
kΩ
Sensortype: NTC 10 kΩ
2. Weerstand van de buitentempera-tuursensor tussen ”X3.1” en ”X3.2”op afgetrokken stekker meten en metstooklijn vergelijken.
3. Bij sterke afwijking van de karakteris-tiek aders op de sensor afklemmenen meting direct op de sensor herha-len.
4. Afhankelijk van het meetresultaat dekabel of de buitentemperatuursensorvervangen.
Storingen oplossen
Reparatie56
14 5
76 N
L
114
Keteltemperatuursensor, boilertemperatuursensor of aanvoer-temperatuursensor voor de open verdeler/verzamelaar contro-leren
X3
%
A
Storingen oplossen
Reparatie (vervolg)
5614
576
NL
115
1. KeteltemperatuursensorKabels van de keteltemperatuur-sensor A lostrekken en de weer-stand meten.
BoilertemperatuursensorStekker % van kabelboom op deregeling lostrekken en weerstandmeten.
Aanvoertemperatuursensoropen verdeler/verzamelaarStekker ”X3” van de regeling los-trekken en weerstand tus-sen ”X3.4” en ”X3.5” meten.
2. Weerstand van de sensoren metenen met stooklijn vergelijken.
10
1
10 30 50 70 90 110Temperatuur in °C
0,40,60,8
2
468
20
Wee
rsta
nd in
kΩ
Sensortype: NTC 10 kΩ
3. Bij sterke afwijking sensor vervan-gen.
GevaarKeteltemperatuursensor zitdirect in het verwarmingswa-ter (verbrandingsgevaar).Vóór het vervangen van desensor de verwarmingsketelaan verwarmingszijde aftap-pen.
Storingen oplossen
Reparatie (vervolg)
5614
576
NL
116
Uitlaattemperatuursensor of comfortsensor controleren (alleenbij HR-combitoestel)
B
A
1. Kabels van de uitlaattemperatuur-sensor A of comfortsensor B los-trekken.
2. Weerstand van de sensor meten enmet karakteristiek vergelijken.
Storingen oplossen
Reparatie (vervolg)
5614
576
NL
117
10
1
10 30 50 70 90 110Temperatuur in °C
0,40,60,8
2
468
20
Wee
rsta
nd in
kΩ
Sensortype: NTC 10 kΩ
3. Bij sterke afwijking sensor vervan-gen.
OpmerkingBij vervanging van de uitlaattempe-ratuursensor kan water naar buitenkomen. Afsluitkraan koud water slui-ten. Warmwaterleiding en platen-warmtewisselaar (aan tapwaterzijde)aftappen.
Storingen oplossen
Reparatie (vervolg)
5614
576
NL
118
Platenwarmtewisselaar controleren
B
FG HK
EDC
A
F VerwarmingsretourG Koud waterH VerwarmingsaanvoerK Warm water
1. Verwarmingsketel aan verwarmings-en tapwaterzijde afsluiten en aftap-pen.
2. Afsluitingen aan de zijkant losmakenen regeling naar voren klappen.
3. Kabels van comfortsensor A los-trekken.
4. Vastzetklem eraf trekken en sifonB eraf halen.
5. Isolatie C eraf halen.
6. Bouten D losdraaien en platen-warmtewisselaar E naar voren eruittrekken.
OpmerkingTijdens de demontage en uit degedemonteerde platenwarmtewisse-laar kunnen nog kleine hoeveelhe-den restwater treden.
7. Aansluitingen aan de tapwaterzijdeop kalkaanslag controleren, evt. deplatenwarmtewisselaar reinigen ofvervangen.
8. Aansluitingen aan verwarmingswa-terzijde op vervuiling controleren, evt.de platenwarmtewisselaar reinigen ofvervangen.
9. Inbouw met nieuwe pakkingen inomgekeerde volgorde.
Storingen oplossen
Reparatie (vervolg)
5614
576
NL
119
10. GevaarOntsnappend gas leidt totexplosiegevaar.Gasvoerende onderdelen opgaslekkage controleren.
Rookgastemperatuursensor controleren
Bij het overschrijden van de toegestanerookgastemperatuur vergrendelt derookgastemperatuursensor het toestel.De vergrendeling na afkoeling van derookgasinstallatie opheffen door de ont-grendelingstoets R in te drukken.
A 1. Kabels van de rookgastemperatuur-sensor A lostrekken.
10
1
10 30 50 70 90 110Temperatuur in °C
0,40,60,8
2
468
20
Wee
rsta
nd in
kΩ
Sensortype: NTC 10 kΩ
2. Weerstand van de sensor meten enmet karakteristiek vergelijken.
3. Bij sterke afwijking sensor vervan-gen.
Storingen oplossen
Reparatie (vervolg)
5614
576
NL
120
Temperatuurbegrenzer controleren
Als de gasbranderautomaat na een uit-schakeling vanwege een storing niet ont-grendeld kan worden, hoewel de ketel-watertemperatuur lager is dan ca.75 °C, dient u de volgende punten uit tevoeren:
A
1. Kabels van de temperatuurbegrenzerA lostrekken.
2. Doorgang van de temperatuurbe-grenzer met een multimeetapparaatcontroleren.
3. Defecte temperatuurbegrenzerdemonteren.
4. Nieuwe temperatuurbegrenzer metwarmtegeleidingspasta insmeren eninbouwen.
5. Na inbedrijfstelling de ontgrende-lingstoets R op de regeling indruk-ken.
Storingen oplossen
Reparatie (vervolg)
5614
576
NL
121
Zekering controleren
F1
1. Netspanning uitschakelen.
2. Afsluitingen aan de zijkant losmakenen regeling naar beneden klappen.
3. Afdekking A demonteren.
4. Zekering F1 controleren (zie aansluit-en bedradingschema).
Uitbreidingsset voor verwarmingscircuit met mengklep
Instelling draaischakelaar S1 contro-leren
De draaischakelaar op de printplaat vande uitbreidingsset bepaalt de toekenningaan het verwarmingscircuit.
Verwarmingscircuit Instellingdraaischake-laar S1
Verwarmingscircuit metmengklep M2 (verwar-mingscircuit 2)
2 2 3 45
6
109 87
Verwarmingscircuit metmengklep M3 (verwar-mingscircuit 3)
4 42 3
56
109 87
Storingen oplossen
Reparatie (vervolg)
5614
576
NL
122
Draairichting van de mengklepmotorcontroleren
Na het inschakelen voert het toestel eenzelftest uit. Daarbij wordt de mengklepgeopend en gesloten.
Tijdens de zelftest op de draairichtingvan de mengklepmotor letten.Dan de mengklep met de hand opstand ”Open” zetten.
OpmerkingDe aanvoertemperatuursensor moet nueen hogere temperatuur registreren. Alsde temperatuur daalt, is de draairichtingvan de motor fout of het mengklepinzet-stuk verkeerd ingebouwd.
Montagehandleiding mengklep
Draairichting van de mengklepmotor veranderen (indien nodig)
gS
BU|
~
1. Afdekking aan de bovenkant van debehuizing van de uitbreidingssetdemonteren.
GevaarEen elektrische schok kanlevensgevaarlijk zijn.Voor het openen van hetapparaat netspanning uit-schakelen, bijvoorbeeld metde zekering of een hoofdscha-kelaar.
2. Op stekker gS de aders op de klem-men ”|” en ”~” verwisselen.
3. Afdekking van de behuizing weermonteren.
Storingen oplossen
Reparatie (vervolg)
5614
576
NL
123
Aanvoertemperatuursensor controleren
Weerstandslijn
10
1
10 30 50 70 90 110Temperatuur in °C
0,40,60,8
2
468
20
Wee
rsta
nd in
kΩ
Sensortype: NTC 10 kΩ
1. Stekker ? (aanvoertemperatuur-sensor) los trekken.
2. Weerstand van de sensor meten enmet karakteristiek vergelijken.Bij sterke afwijking sensor vervan-gen.
Vitotronic 200-H controleren (accessoires)
De Vitotronic 200-H is via de LON-ver-bindingskabel met de regeling verbon-den. Om te controleren of de verbindinggoed werkt de deelnemerscontrole op deregeling van de verwarmingsketel uit-voeren (zie pagina 36).
Storingen oplossen
Reparatie (vervolg)
5614
576
NL
124
48°C
s A
Verwarming
Bij vraag van de kamerthermostaatwordt in het werkingsprogramma Ver-warmen en warmwater ”G” degewenste ketelwatertemperatuur aan-gehouden. Als er geen warmteaanvraag is, wordt deketelwatertemperatuur op de opgege-ven vorstbeschermingstemperatuurgehouden.
De ketelwatertemperatuur wordt door deelektronische thermostaat in het bran-derbesturingsapparaat begrensd.Instelbereik van de aanvoertempera-tuur: 20 tot 74 °C.
Warmwaterbereiding met gascombinatietoestel
Als de stromingsschakelaar een warm-waterafname (> 3 l/min) herkent, wordenbrander, circulatiepomp en 3-weg-klepin- resp. omgeschakeld. De brandermoduleert volgens de uittredetempera-tuur van het tapwater en wordt door dethermostaat (82 °C) aan ketelzijdebegrensd.
Beschrijving van de werking
Regeling voor verhoogde werking
5614
576
NL
125
Warmwatebereiding met HR-solotoestel
Als de boilertemperatuur 2,5 K onder degewenste boilertemperatuur ligt, wordende brander, circulatiepomp en 3-weg-klep in- resp. omgeschakeld.
De gewenste keteltemperatuur ligt in detoestand bij levering 20 K boven degewenste tapwatertemperatuur (instel-baar via codeeradres ”60” ingroep ”Warm water”/3). Als de werke-lijke boilertemperatuur 2,5 K groter wordtdan de gewenste boilertemperatuur,wordt de brander uitgeschakeld en denaloop van de circulatiepomp geacti-veerd.
Regeling voor weersafhankelijke werking
48°CKeteltemperatur
VC1
14°C 21°C
Verwarming
De regeling bepaalt een gewenste ketel-watertemperatuur in functie van de bui-tentemperatuur of de kamertemperatuur(bij aansluiting van een kamertempera-tuurgestuurde afstandsbediening) envan de steilheid en het niveau van destooklijn.
De bepaalde gewenste ketelwatertem-peratuur wordt naar het branderbestu-ringsapparaat gestuurd. Het branderbe-sturingsapparaat bepaalt uit degewenste en werkelijke ketelwatertem-peratuur de modulatiegraad en stuurtovereenkomstig de brander aan. De ketelwatertemperatuur wordt door deelektronische thermostaat in het bran-derbesturingsapparaat begrensd.
Beschrijving van de werking
Regeling voor verhoogde werking (vervolg)
5614
576
NL
126
Warmwaterbereiding met gascombinatietoestel
Als de stromingsschakelaar een warm-waterafname (> 3 l/min) herkent, wordenbrander, circulatiepomp en 3-weg-klepin- resp. omgeschakeld. De brandermoduleert volgens de uittredetempera-tuur van het tapwater en wordt door dethermostaat (82 °C) aan ketelzijdebegrensd.
Warmwatebereiding met HR-solotoestel
Als de boilertemperatuur 2,5 K onder degewenste boilertemperatuur ligt, wordende brander, circulatiepomp en 3-weg-klep in- resp. omgeschakeld.
De gewenste keteltemperatuur ligt in detoestand bij levering 20 K boven degewenste tapwatertemperatuur (instel-baar via codeeradres ”60” ingroep ”Warm water”/3). Als de werke-lijke boilertemperatuur 2,5 K groter wordtdan de gewenste boilertemperatuur,wordt de brander uitgeschakeld en denaloop van de circulatiepomp geacti-veerd.
Bijkomende opwarming tapwater
Deze functie wordt geactiveerd door viacodeeradres 58 in de groep ”Warmwater” een tweede gewenste tapwater-temperatuur in te stellen en de vierdewarmwaterperiode voor de tapwaterop-warming te activeren.
De bijkomende opwarming vindt plaatstijdens de in deze fase ingestelde perio-den.
Beschrijving van de werking
Regeling voor weersafhankelijke werking (vervolg)
5614
576
NL
127
Interne uitbreiding H1
De interne uitbreiding wordt in de rege-lingsbehuizing ingebouwd. Op de relais-uitgang sK kunnen als alternatief de vol-gende functies aangesloten worden. Defunctie wordt via codeeradres ”53” in degroep ”Algemeen” toegewezen: Verzamelstoringsmelding (code-
ring ”53:0”) Circulatiepomp (codering ”53:1”)
(alleen bij weersafhankelijke werking)
CV-pomp voor verwarmingscircuitzonder mengklep (codering ”53:2”)
Circulatiepomp voor de boilerverwar-ming (codering ”53:3”)
Op aansluiting gD kan een externe vei-ligheidsklep worden aangesloten.
Beschrijving van de werking
Interne uitbreidingen (accessoires)56
14 5
76 N
L
128
Interne uitbreiding H2
De interne uitbreiding wordt in de rege-lingsbehuizing ingebouwd. Op de relais-uitgang sK kunnen als alternatief de vol-gende functies aangesloten worden. Defunctie wordt via codeeradres ”53” in degroep ”Algemeen” toegewezen: Verzamelstoringsmelding (code-
ring ”53:0”) Circulatiepomp (codering ”53:1”)
(alleen bij weersafhankelijke werking)
CV-pomp voor verwarmingscircuitzonder mengklep (codering ”53:2”)
Circulatiepomp voor de boilerverwar-ming (codering ”53:3”)
Via aansluiting aBJ kan een afzuigtoe-stel uitgeschakeld worden als de bran-der start.
Beschrijving van de werking
Interne uitbreidingen (accessoires) (vervolg)
5614
576
NL
129
Uitbreiding AM1
A1 CirculatiepompA2 CirculatiepompfÖ Netaansluiting
fÖ A Netaansluiting voor accessoiresaVG KM-bus
Beschrijving van de werking
Externe uitbreidingen (accessoires)56
14 5
76 N
L
130
Functies
Op aansluiting A1 en A2 kan een van devolgende circulatiepompen worden aan-gesloten: CV-pomp voor verwarmingscircuit
zonder mengklep circulatiepomp voor de boilerverwar-
ming tapwatercirculatiepomp
De functie van de uitgangen wordt viacoderingen op de regeling van de ver-warmingsketel geselecteerd.
FunctietoekenningFunctie Codering (groep ”Algemeen”) Uitgang A1 Uitgang A2Tapwatercirculatiepomp sK 33:0 34:0 (toest. bij leve-
ring)CV-pomp sÖ 33:1 (toest. bij leve-
ring)34:1
Circulatiepomp voor de boilerver-warming sA
33:2 34:2
Beschrijving van de werking
Externe uitbreidingen (accessoires) (vervolg)
5614
576
NL
131
Uitbreiding EA1
A1 PrintplaatF1 ZekeringDE1 Digitale ingang 1DE2 Digitale ingang 2DE3 Digitale ingang 30 - 10 V 0 - 10 V ingangfÖ Netaansluiting
fÖ A Netaansluiting voor accessoi-res
aBJ Verzamelstoringsmelding/toe-voerpomp/tapwatercirculatie-pomp (potentiaalvrij)
aVG KM-BUS
Beschrijving van de werking
Externe uitbreidingen (accessoires) (vervolg)
5614
576
NL
132
Digitale gegevensingangen DE1 totDE3
De volgende functies kunnen als alter-natief worden aangesloten: Externe omschakeling werkingspro-
gramma voor telkens één verwar-mingscircuit
Extern blokkeren Extern blokkeren met storingsmelding Externe opvraag met minimale ketel-
watertemperatuur Storingsmelding Kortstondige werking van de tapwa-
tercirculatiepomp
Bij de aansluiting van externe contactenmoeten de vereisten van veiligheids-klasse II worden nageleefd; d.w.z.8,0 mm lucht- en kruiptrajecten resp.2,0 mm isolatiedikte tot de actievedelen.
Functietoekenning van de ingangen
De functie van de ingangen wordt viacoderingen in de groep ”Algemeen” opde regeling van de CV-ketel geselec-teerd: DE1: codeeradres 3A DE2: codeeradres 3b DE3: codeeradres 3C
Toekenning van de functie omscha-keling werkingsprogramma aan deverwarmingscircuits
De toekenning van de functie omscha-keling werkingsprogramma voor hetbetreffende verwarmingscircuit wordt viacodering d8 in de groep ”Verwarmings-circuit” op de regeling van de verwar-mingsketel geselecteerd: Omschakeling via ingang DE1: code-
ring d8:1 Omschakeling via ingang DE2: code-
ring d8:2 Omschakeling via ingang DE3: code-
ring d8:3De werking van de omschakeling van hetwerkingsprogramma wordt via codeer-adres d5 in de groep ”Verwarmingscir-cuit” geselecteerd. De tijdsduur van de omschakeling wordtingesteld via codering F2 in degroep ”Verwarmingscircuit”.
Werking van de functie Extern blok-keren op de pompen
De werking op de interne circulatiepompwordt via codering 3E in de groep ”Alge-meen” geselecteerd.De werking op de desbetreffende CV-pomp wordt in codeeradres d6 in degroep ”Verwarmingscircuit” geselec-teerd.De werking op een circulatiepomp voorde boilerverwarming wordt in codering5E in de groep ”Warm water” geko-zen.
Beschrijving van de werking
Externe uitbreidingen (accessoires) (vervolg)
5614
576
NL
133
Werking van de functie Extern vragenop de pompen
De werking op de interne circulatiepompwordt in codeeradres 3F in degroep ”Algemeen” geselecteerd.De werking op de desbetreffende CV-pomp wordt in codeeradres d7 in degroep ”Verwarmingscircuit” geselec-teerd.De werking op een circulatiepomp voorde boilerverwarming wordt in codering5F in de groep ”Warm water” geko-zen.
Looptijd van de tapwatercirculatie-pomp bij kortstondige werking
De tapwatercirculatiepomp wordt inge-schakeld door het sluiten van het contactop DE1, DE2 of DE3 via een toets. Delooptijd wordt via codeeradres ”3d” in degroep ”Algemeen” ingesteld.
Analoge ingang 0 - 10 V
De 0 - 10 V-bijschakeling geeft een extragewenste ketelwatertemperatuur:
0 - 1 V wordt als ”geen instelling voorde gewenste ketelwatertempe-ratuur” verwerkt.
1 V ≙ gewenste waarde 10 °C10 V ≙ gewenste waarde 100 °CTussen aardleiding en minpool van dedoor de installateur te verzorgen span-ningsbron moet een galvanische schei-ding zijn gegarandeerd.
Uitgang aBJ
De volgende functies kunnen op uitgangaBJ worden aangesloten: Toevoerpomp naar substation
of Tapwatercirculatiepomp
of Storingsmeldinrichting
Functietoekenning
De functie van de uitgang aBJ wordt viacodeeradres ”36” in de groep ”Alge-meen” op de regeling van de CV-ketel.
Regelingsfuncties
Externe omschakeling werkingsprogramma
De functie ”Externe omschakeling wer-kingsprogramma” wordt via de uitbrei-ding EA1 gerealiseerd. Op de uitbreidingEA1 zijn 3 ingangen (DE1 tot DE3)beschikbaar.
De functie wordt via de volgende codeer-adressen in de groep ”Algemeen”geselecteerd:
Beschrijving van de werking
Externe uitbreidingen (accessoires) (vervolg)
5614
576
NL
134
Omschakeling werkingsprogramma CoderingIngang DE1 3A:1Ingang DE2 3b:1Ingang DE3 3C:1
De toewijzing van de functie omschake-ling werkingsprogramma voor het des-betreffende verwarmingscircuit wordt viacodeeradres ”d8” in de groep ”Verwar-mingscircuit” op de regeling van deCV-ketel gekozen:
Omschakeling werkingsprogramma CoderingOmschakeling via ingang DE1 d8:1Omschakeling via ingang DE2 d8:2Omschakeling via ingang DE3 d8:3
In welke richting de omschakeling vanhet werkingsprogramma plaatsvindt,wordt in codeeradres ”d5” in degroep ”Verwarmingscircuit” inge-steld:
Omschakeling werkingsprogramma CoderingOmschakeling in richting ”Permanent verlaagd” resp. ”Perma-nent uitschakelwerking” (afhankelijk van ingestelde gewenstewaarde)
d5:0
Omschakeling in richting ”Permanent stookwerking” d5:1
De tijdsduur van de omschakeling vanhet werkingsprogramma wordt incodeeradres ”F2” in de groep ”Verwar-mingscircuit” ingesteld:
Omschakeling werkingsprogramma CoderingGeen omschakeling werkingsprogramma F2:0Duur van de omschakeling werkingsprogramma 1 tot 12 uur F2:1 tot
F2:12
Beschrijving van de werking
Regelingsfuncties (vervolg)
5614
576
NL
135
De omschakeling van het werkingspro-gramma blijft zolang actief als het con-tact gesloten is, echter minstens zolangals de op codeeradres ”F2” ingesteldetijdinstelling.
Extern blokkeren
De functies ”Extern blokkeren”en ”Extern blokkeren en ingang storings-melding” worden via de uitbreiding EA1gerealiseerd. Op de uitbreiding EA1 zijn3 ingangen (DE1 tot DE3) beschikbaar.
De functie wordt via de volgende codeer-adressen in de groep ”Algemeen”geselecteerd:
Extern blokkeren CoderingIngang DE1 3A:3Ingang DE2 3b:3Ingang DE3 3C:3
Extern blokkeren en ingang storingsmelding CoderingIngang DE1 3A:4Ingang DE2 3b:4Ingang DE3 3C:4
De werking op de interne circulatiepompwordt in codeeradres ”3E” in degroep ”Algemeen” geselecteerd.
De werking op de desbetreffende CV-pomp wordt in codeeradres ”d6” in degroep ”Verwarmingscircuit” geselec-teerd.
Extern opvragen
De functie ”Extern opvragen” wordt viade uitbreiding EA1 gerealiseerd. Op deuitbreiding EA1 zijn 3 ingangen (DE1 totDE3) beschikbaar.
De functie wordt via de volgende codeer-adressen in de groep ”Algemeen”geselecteerd:
Extern opvragen CoderingIngang DE1 3A:2Ingang DE2 3b:2Ingang DE3 3C:2
Beschrijving van de werking
Regelingsfuncties (vervolg)
5614
576
NL
136
De werking op de interne circulatiepompwordt in codeeradres ”3F” in degroep ”Algemeen” geselecteerd.De werking op de desbetreffende CV-pomp wordt in codeeradres ”d7” in degroep ”Verwarmingscircuit” geselec-teerd.
De minimale gewenste ketelwatertem-peratuur bij ext. opvraag wordt in codeer-adres ”9b” in de groep ”Algemeen”ingesteld.
Ontluchtingsprogramma
In het ontluchtingsprogramma wordt decirculatiepomp gedurende 20 min om de30 s afwisselend in- en uitgeschakeld.De omschakelklep wordt afwisselendvoor een bepaalde tijd in de richtingstookwerking en tapwateropwarminggeschakeld. Tijdens het ontluchtingspro-gramma is de brander uitgeschakeld.
Ontluchtingsprogramma activeren:zie ”Verwarmingsinstallatie ontluchten”.
Vulprogramma
In de toestand bij levering staat deomschakelklep in de middelste stand,zodat de installatie volledig gevuld kanworden. Nadat de regeling is ingescha-keld, gaat de omschakelklep niet meernaar de middelste stand.Daarna kan de omschakelklep via devulfunctie op de middelste stand gezetworden (zie ”Verwarmingsinstallatie vul-len”). Bij deze instelling kan de regelinguitgeschakeld en de installatie geheelgevuld worden.
Vullen bij ingeschakelde regeling
Als de installatie bij ingeschakelde rege-ling gevuld moet worden, wordt deomschakelklep in het vulprogramma opde middelste stand gezet en de pompingeschakeld.Als de functie wordt geactiveerd, stoptde brander met werken. Na 20 min wordthet programma automatisch inactief.
Estrikdroging
Bij het activeren van de estrikdrogingbeslist op de gegevens van de estrikfa-brikant letten.
Beschrijving van de werking
Regelingsfuncties (vervolg)
5614
576
NL
137
Als de estrikdroging is geactiveerd,wordt de CV-pomp van het mengklepcir-cuit ingeschakeld en wordt de aanvoer-temperatuur op het ingestelde profielgehouden. Na beëindiging (30 dagen)wordt het mengklepcircuit automatischmet de ingestelde parameters gere-geld.EN 1264 respecteren. Het protocol datdoor de verwarmingsmonteur wordtopgesteld, moet de volgende informatieover het verwarmen bevatten: Opwarmgegevens met de betreffende
aanvoertemperaturen Bereikte max. aanvoertemperatuur Bedrijfssituatie en buitentemperatuur
bij overdracht
Verschillende temperatuurprofielen zijnvia het codeeradres ”F1” in degroep ”Verwarmingscircuit” instel-baar.Na stroomuitval of uitschakelen van deregeling wordt de functie gecontinueerd.Als de estrikdroging beëindigd is of decodering ”F1:0” handmatig ingesteldwordt, wordt ”Verwarmen en warmwater” ingeschakeld.
Temperatuurprofiel 1: (EN 1264-4) codering ”F1:1”
Aanv
oer-
tem
pera
tuur
°C
1 5 10 15 20 25 30Dagen
5040302010
Temperatuurprofiel 2: (ZV parket- en vloertechniek) codering ”F1:2”
Aanv
oer-
tem
pera
tuur
°C
Dagen
5040302010
1 5 10 15 20 25 30
Beschrijving van de werking
Regelingsfuncties (vervolg)
5614
576
NL
138
Temperatuurprofiel 3: codering ”F1:3”
Aanv
oer-
tem
pera
tuur
°C
Dagen
5040302010
1 5 10 15 20 25 30
Temperatuurprofiel 4: codering ”F1:4”
Aanv
oer-
tem
pera
tuur
°C
Dagen
5040302010
1 5 10 15 20 25 30
Temperatuurprofiel 5: codering ”F1:5”
Aanv
oer-
tem
pera
tuur
°C
1 5 10 15 20 25 30Dagen
5040302010
Beschrijving van de werking
Regelingsfuncties (vervolg)
5614
576
NL
139
Temperatuurprofiel 6: codering ”F1:6”
Aanv
oer-
tem
pera
tuur
°C
1 5 10 15 20 25 30Dagen
5040302010
60
Temperatuurprofiel 7: codering ”F1:15”
Aanv
oer-
tem
pera
tuur
°C
1 5 10 15 20 25 30Dagen
5040302010
Verhoging van de gereduceerde ruimtetemperatuur
Bij de werking met gereduceerde ruim-tetemperatuur kan de gewenste ver-laagde ruimtetemperatuur afhankelijkvan de buitentemperatuur automatischworden verhoogd. De temperatuurver-hoging vindt plaats volgens de inge-stelde stooklijn en maximaal tot de nor-male gewenste ruimtetemperatuur.
De grenswaarden van de buitentempe-ratuur voor het begin en einde van detemperatuurverhoging kunnen in decodeeradressen ”F8” en ”F9” in degroep ”Verwarmingscircuit” wordeningesteld.
Beschrijving van de werking
Regelingsfuncties (vervolg)
5614
576
NL
140
Voorbeeld met de instellingen in de toestand bij levering
A
B
-20Buitentemperatuur in °C
Kete
lwat
er- r
esp.
aanv
oerte
mpe
ratu
ur e
n °C
80
70
60
50
40
30
0 -5 -10 -15510
Gew. ruimtetemperatuur in °C
3530
2520
1510
50
90
A Stooklijn voor werking op normaleruimtetemperatuur
B Stooklijn voor werking op verlaagderuimtetemperatuur
Verkorting van de opwarmtijd
Bij de overgang van werking met ver-laagde ruimtetemperatuur naar werkingmet normale ruimtetemperatuur wordtde ketelwater- resp. aanvoertempera-tuur conform de ingestelde stooklijn ver-hoogd. De verhoging van de ketelwater-resp. aanvoertemperatuur kan automa-tisch worden ingesteld.
De waarde en de duur voor de extra ver-hoging van de gewenste ketelwater-resp. aanvoertemperatuur wordt in decodeeradressen ”FA” en ”Fb” in degroep ”Verwarmingscircuit” inge-steld.
Beschrijving van de werking
Regelingsfuncties (vervolg)
5614
576
NL
141
Voorbeeld met de instellingen in de toestand bij levering
10
0
20
3030
40
50
60
600 700 800 900
Gew
enst
e ke
telw
ater
- res
p. a
anvo
er-
tem
pera
tuur
in °
C
Tijd in h
A
B
C
D
A Begin van de werking op normaleruimtetemperatuur
B Gewenste ketelwater- resp. aan-voertemperatuur volgens de inge-stelde stooklijn
C Gewenste ketelwater- resp. aan-voertemperatuur volgens codeer-adres ”FA”:50 °C + 20 % = 60 °C
D Periode van werking met gewensteverhoogde ketelwater- resp. aan-voertemperatuur volgens codeer-adres ”Fb”:60 min.
Beschrijving van de werking
Regelingsfuncties (vervolg)
5614
576
NL
142
De toekenning van de verwarmingscir-cuits moet bij de inbedrijfstelling van deVitotrol 200A of Vitotrol 300A wordengeconfigureerd.
Verwarmingscircuit ConfiguratieVitotrol 200A Vitotrol 300A
Afstandsbediening werkt op verwarmingscircuitzonder mengklep A1
H 1 HK 1
Afstandsbediening werkt op verwarmingscircuitmet mengklep M2
H 2 HK 2
Afstandsbediening werkt op verwarmingscircuitmet mengklep M3
H 3 HK 3
OpmerkingAan de Vitotrol 200A kan een verwar-mingscircuit worden toegekend.Aan de Vitotrol 300A kunnen toe drieverwarmingscircuits worden toegewe-zen.Er kunnen maximaal 2 afstandsbedie-ningen aan de regeling van de verwar-mingsketel worden aangesloten.Wanneer de toewijzing van een verwar-mingscircuit achteraf weer ongedaanmoet worden gemaakt, moet u hetcodeeradres A0 voor dit verwarmings-circuit weer op de waarde 0 zetten (fout-melding bC, bd, bE).
Elektronische verbrandingsregeling
De elektronische verbrandingsregelingwerkt op basis van het natuurkundigeverband tussen de hoogte van de ioni-satiestroom en de luchtfactor λ. Bij elkegaskwaliteit wordt bij luchtfactor 1 demaximale ionisatiestroom ingesteld.
Het ionisatiesignaal wordt door de ver-brandingsregeling geëvalueerd en deluchtfactor wordt op een waarde tussenλ=1,24 tot 1,44 ingeregeld. In dit bereikontstaat er een optimale verbrandings-kwaliteit. De elektronische gasarmatuurregelt daarna afhankelijk van debeschikbare gaskwaliteit de benodigdegashoeveelheid.
Beschrijving van de werking
verwarmingscircuits aan de afstandsbediening toewijzen
5614
576
NL
143
Om de verbrandingskwaliteit te contro-leren wordt het CO2-gehalte of het O2-gehalte van het rookgas gemeten. Metde gemeten waarden wordt de luchtfac-tor bepaald. De verhouding tussen hetCO2- of O2-gehalte en de luchtfactor λwordt in de volgende tabel weergege-ven.
Luchtfactor λ– CO2-/O2-gehalteLuchtfactor λ O2-gehalte
(%)CO2-gehalte
(%) bij aardgasE
CO2-gehalte(%) bij aardgas
LL
CO2-gehalte(%) bij propaan
P1,20 3,8 9,6 9,2 11,31,24 4,4 9,2 9,1 10,91,27 4,9 9,0 8,9 10,61,30 5,3 8,7 8,6 10,31,34 5,7 8,5 8,4 10,01,37 6,1 8,3 8,2 9,81,40 6,5 8,1 8,0 9,61,44 6,9 7,8 7,7 9,31,48 7,3 7,6 7,5 9,0
Voor een optimale verbrandingsregelingkalibreert het systeem zichzelf cyclischof na een spanningsonderbreking (bui-tenbedrijfstelling) Daarbij wordt de ver-branding gedurende korte tijd op de max.ionisatiestroom ingeregeld (overeen-komstig de luchtfactor λ=1). Het zelf-standig kalibreren wordt kort na de bran-derstart uitgevoerd en duurt ca. 5 s.Daarbij kunnen gedurende korte tijd ver-hoogde CO-emissies voorkomen.
Beschrijving van de werking
Elektronische verbrandingsregeling (vervolg)
5614
576
NL
144
De verwarmingsketels kunnen in combi-natie met zonnecollectoren vanViessmann-Vitosol worden gebruikt.Indien nodig, wordt de warmwaterboilerbij warmwaterbehoefte tot de ingesteldewarmwatertemperatuur naverwarmddoor de verwarmingsketel.
De thermostatische mengklep (bestelnr.7265058) moet in de warmwaterleidingvan de warmwaterboiler worden inge-bouwd om te voorkomen dat de uitlaat-temperatuur van het warme water tehoog wordt.
Gaskeurlabels
De toestellen dragen een gaskeurlabel.Dit is een onafhankelijk prestatielabeldat door de keuringsinstantie GastecN.V. wordt toegekend aan gasverbruiks-toestellen die voldoen aan specifiekeeisen met betrekking tot een aantal doel-matigheids-, milieutechnische- , en com-fortaspecten.
HR-label
HR = Hoog Rendement verwarmingDe toestellen zijn geclassificeerd met hetHR-label 107. Dit houdt in dat het rende-ment van het toestel tijdens cv-bedrijf107 % (onderwaarde) is. Dit betekent dathet toestel zuinig is met energie, duslagere energiekosten en beter voor hetmilieu. Deze waarde (107 %) mag ookgebruikt worden bij een EPN-bereke-ning.
HRww-label
HRww = Hoog Rendement WarmWater
De toestellen beschikken over hetHRww-label. Het HRww-label geeft aandat het toestel op een zuinige en effi-ciënte wijze warm water produceert, duszonder verspilling van energie en water.Het HRww-label mag gebruikt worden bijeen EPN-berekening.
CW-label
CW = Comfort Warm WaterDe toestellen dragen een CW-label. Ditis een prestatielabel dat aangeeft dat hettoestel bij de bereiding van warm watervoldoet aan bepaalde toepassingsklas-sen voor Comfort Warm Water.
CW 4: een CW-tapdebiet van tenminste 7,5 l/
min. van 60 °C, een douchefunctie vanaf 3,6 tot ten-
minste 7,5 l/min. van 60 °C (dit komtovereen met 6 tot 12,5 l/min. bij 40 °C),
het vullen van een bad met 120 literwater van 40 °C gemiddeld, binnen 11minuten;
Beschrijving van de werking
Warmwaterfunctie
5614
576
NL
145
CW 5: een CW-tapdebiet van tenminste 7,5 l/
min. van 60 °C, een douchefunctie vanaf 3,6 tot ten-
minste 7,5 l/min. Van 60 °C (dit komtovereen met 6 tot 12,5 l/min. bij 40 °C),
het vullen van een bad met 150 literwater van 40 °C gemiddeld, binnen 10minuten;
SV-label
SV = Schonere VerbrandingDe toestellen beschikken over eengeavanceerde brander. De NOX-uitstootis hierdoor zo laag mogelijk en daardoorvoldoet het toestel aan het gaskeurlabelSchonere Verbranding.
NZ-label
NZ = Naverwarming ZonneboilerBij een zonne-energiesysteem zorgt dezon deels voor opwarmen van het water.Wanneer de zon niet (fel) genoeg schijnt,dient het sanitaire water naverwarmd teworden. De toestellen voldoen aan despecifieke eisen voor die functie en zijndus voorzien van het NZ-label. Dit bete-kent: geschikt voor "Naverwarming Zon-neboiler".De Viessmann gaswandketels zijngeschikt voor werking in combinatie metde Vitosol zonnepanelen. Dat wil zeggendat de ketel het sanitairwater uit de zon-neboiler bij warmwatervraag directnaverwarmd, indien nodig, tot de inge-stelde tapwatertemperatuur. Het ther-mostatische mengventiel nr. 7265058dient men in de warmwater leiding tus-sen zonneboiler en ketel op te nemenom te hoge ingangstemperaturen in decv-ketel te voorkomen
Afb. Vitodens 200-W, WB2C, 26 kW
Afb. Vitodens 200-W, WB2C, 35 kW
Beschrijving van de werking
Gaskeurlabels (vervolg)
5614
576
NL
146
A1 BasisprintplaatX... Elektrische interface§ Keteltemperatuursensor$ Uitlaattemperatuursensor
(HR-combitoestel)
aA Ionisatie-elektrodeaG RookgastemperatuursensordÖ Stappenmotor voor omschakel-
klepfJ Temperatuurbegrenzer
Schema's
Aansluit- en bedradingsschema – Interne aansluitingen
5614
576
NL
147
gF Ontstekingseenheida-Ö Ventilatormotora-Ö A Aansturing ventilatormotor
aVL Waterschakelaar(HR-combitoestel)
a:Ö Modulatiespoel
Schema's
Aansluit- en bedradingsschema – Interne… (vervolg)
5614
576
NL
148
A1 BasisprintplaatA2 SchakeladapterA3 Optolink
A4 BranderautomaatA5 BedieningsgedeelteA6 Codeerstekker
Schema's
Aansluit- en bedradingsschema – Externe aansluitingen
5614
576
NL
149
A7 AansluitadapterA8 Communicatiemodule LON
(Vitotronic 200)A9 Interne uitbreiding H1 of H2S1 NetschakelaarS2 OntgrendelingstoetsX... Elektrische interface! Buitentemperatuursensor? Aanvoertemperatuursensor
open verdeler/verzamelaar% Boilertemperatuursensor (HR-
solotestel)ofComfortsensor (HR-combitoe-stel)(stekker op kabelboom)
sÖ Interne circulatiepompdG GasmagneetklepfÖ NetaansluitinglH Netaansluiting accessoire en
Vitotrol 100a-Ö Ventilatormotora-Ö A Aansturing ventilatormotoraYA GasdrukbewakingaVG KM-bus
Schema's
Aansluit- en bedradingsschema – Externe… (vervolg)
5614
576
NL
150
De volgende gegevens zijn nodig: Serienummer (zie typeplaatje A) Bouwgroep (uit deze onderdelenlijst) Positienummer van het onderdeel bin-
nen de bouwgroep (uit deze onderde-lenlijst)
Courante onderdelen zijn in de plaatse-lijke vakhandel verkrijgbaar.
Onderdelenlijsten
Onderdelen bestellen
5614
576
NL
151
A
B C
D E
F
A TypeplaatjeB Bouwgroep plaatdelenC Bouwgroep warmtecel
met brander
D Bouwgroep regelingE Bouwgroep hydraulicaF Overige
Onderdelenlijsten
Overzicht van de bouwgroepen56
14 5
76 N
L
152
0001 Regelingsdrager0002 Frontplaat0003 Logo Viessmann0004 Bevestigingsclips
0005 Afscherming0006 Doorvoertule DN600007 Toevoerluchtkap
0003
00030004
0002 0001
0004
0005
0006
0007
Bouwgroep warmtecel
0001 Ketelaansluitstuk 60/1000002 Pakking DN 600003 Afsluitstop ketelaansluitstuk
0004 Rookgaspakking0005 Rookgastemperatuursensor0006 Warmtewisselaar
Onderdelenlijsten
Bouwgroep plaatdelen
5614
576
NL
153
0007 Condensaatslang0008 Sifon0010 Borgveer condensaatslang0011 O-ring 35,4 x 3,6 (5 stuks)0012 Condenswaterslang0013 Cilinderbout M6x16 (5 stuks)0014 Vastzetclip gasaansluitbuis0015 Gasaansluitbuis
0016 Doorvoertule Ø 54/180017 Venturi-verlenging0018 Pakkingset gasbuis0019 Isolatieblok0020 Matrix-cilinderbrander0021 Gasinjector0022 Houder warmtewisselaar (set)0023 Luchttoevoerdeksel
0023
0019
00110010
000300020003
0010
0020
0006
0019
0005
0013
0017
0022
0021
0016
0015 0014
0018
0008
0011
0012
0004
0007
0001
0002
Onderdelenlijsten
Bouwgroep warmtecel (vervolg)
5614
576
NL
154
0001 Branderpakking0002 Isolatiering0003 Cilindervlambeker0004 Pakking vlambeker0005 Ontstekingselektrode0006 Ionisatie-elektrode0007 Pakking branderdeurflens0008 Radiaalventilator0009 Gascombiregelaar
0010 Branderdeur0011 Ontstekingsapparaat0012 Pakking ionisatie-elektrode (5
stuks)0013 Pakking ontstekingselektrode (5
stuks)0014 Platte stekker0015 Stuwplaat
0001000200030004001000050013
0008
0007
000900060012
0013
0012 0014
00150011
Onderdelenlijsten
Bouwgroep brander
5614
576
NL
155
0001 Membraanexpansievat0002 Aansluitleiding membraanexpan-
sievat0003 Clip Ø 8 (5 stuks)0004 Thermoschakelaar0005 Pakkingset A 10 x 15 x 1,50006 Temperatuursensor0007 Ontluchtingskraan G 3/80008 Aansluitleiding warmtewisselaar0009 Slang 10 x 1,5 x 7500010 O-ring 20,6 x 2,6 (set)0011 Doorvoertule0012 Connectorborgingen (set)0013 Manometer
0014 Aansluitbocht verwarmingswater-retour
0015 Veerbandklem DN 250016 Aansluitbuis verwarmingswater-
retour0017 Aansluitbocht verwarmingswater-
retour0018 Snelontluchter G 3/80019 Veiligheidsnaald0020 Doorvoertule0021 Aqua-printplaat0022 Stekkerafdichting (set)0023 Ronde afdichtring 8 x 2 (5 stuks)0024 Schroeven (set)
Onderdelenlijsten
Bouwgroep hydraulica HR-solotoestel56
14 5
76 N
L
156
00230003
0013
00220007
00240005
0015
00100019
00150010
00100015
002300030005
0008
0014
00230003
0022
0023
0015
0017
0002
0024
0010
0001
0016
0015
0012
0005
0010
000300060004
0009
0021
0003
0007
0011
00200010
0019
0018
Onderdelenlijsten
Bouwgroep hydraulica HR-solotoestel (vervolg)
5614
576
NL
157
Aqua-printplaat
0001 Lineaire stappenmotor0002 Circulatiepompmotor
0002
0001
Bouwgroep hydraulica HR-combitoestel
0001 Membraanexpansievat0002 Aansluitleiding membraanexpan-
sievat
0003 Clip Ø 8 (5 stuks)0004 Thermoschakelaar0005 Pakkingset A 10 x 15 x 1,5
Onderdelenlijsten
Bouwgroep hydraulica HR-solotoestel (vervolg)
5614
576
NL
158
0006 Temperatuursensor0007 Ontluchtingskraan G 3/80008 Aansluitleiding warmtewisselaar0009 Slang 10 x 1,5 x 7500010 O-ring 20,6 x 2,6 (set)0011 Doorvoertule0012 Connectorborgingen (set)0013 Manometer0014 Aansluitbocht verwarmingswater-
retour0015 Veerbandklem DN 25
0016 Aansluitbuis verwarmingswater-retour
0017 Aansluitbocht verwarmingswater-retour
0018 Snelontluchter G 3/80019 Veiligheidsnaald0020 Doorvoertule0021 Aqua-printplaat0022 Stekkerafdichting (set)0023 Ronde afdichtring 8 x 2 (5 stuks)0024 Plaatschroef ST 3,9 x 9,5
Onderdelenlijsten
Bouwgroep hydraulica HR-combitoestel (vervolg)
5614
576
NL
159
00230003
0013
00220007
00240005
0015
00100019
00150010
00100015
002300030005
0008
0014
00230003
0022
0023
0015
0017
0002
0024
0010
0001
0016
0015
0012
0005
0010
000300060004
0009
00210003
0007
0011
00200010
0018
0019
Onderdelenlijsten
Bouwgroep hydraulica HR-combitoestel (vervolg)
5614
576
NL
160
Aqua-printplaat
0001 Isolatie platenwarmtewisselaar0002 Temperatuursensor NTC0003 Platenwarmtewisselaar0004 Pakkingset platenwarmtewisse-
laar0005 Insteek-terugstroomblokkering0006 Clip Ø 8 (5 stuks)
0007 Temperatuursensor0008 Borgnaald Ø 18 (5 stuks)0009 Waterdebietregelaar0010 Waterschakelaar0011 Circulatiepompmotor VIUPM 700012 Lineaire stappenmotor
00110012
0009
0001
0008 0010
00060004 0007
0002
0003
0004
0005
0006
Onderdelenlijsten
Bouwgroep hydraulica HR-combitoestel (vervolg)
5614
576
NL
161
0100 Regeling0101 Achterwand behuizing regeling0102 Codeerstekker0103 Zekering 6,3 AT (10 stuks)0104 Zekeringhouder0105 Bedieningsgedeelte voor weers-
afhankelijke werking0106 Bedieningsgedeelte voor ver-
hoogde werking0107 LON-module0108 Printplaat adapter
0109 Interne uitbreiding H10110 Kabelboom X8/X9/ionisatie0111 Kabelboom 100/35/54/aarding0112 Aansluitkabel stappenmotor0113 Contrastekker0114 Kabelfixering0115 Vergrendelingsstukken links en
rechts0116 Schuif links en rechts0150 Buitentemperatuursensor NTC
Onderdelenlijsten
Bouwgroep regeling56
14 5
76 N
L
162
0103
0109
0104 0114
0150
011201110110
0106
0105
011601150104
0113
0100
0116
0115
0102
0108
0101
0107
0116
0115
Bouwgroep overige
0001 Spuitbuslak, vitowit0002 Lakstift, vitowit0003 Montagehandleiding0004 Servicehandleiding
0005 Bedieningshandleiding voor ver-hoogde werking
0006 Bedieningshandleiding voorweersafhankelijke werking
0007 Speciaal smeervet
Onderdelenlijsten
Bouwgroep regeling (vervolg)
5614
576
NL
163
0006
0004 0003
0005
0007
0002
0001
Onderdelenlijsten
Bouwgroep overige (vervolg)
5614
576
NL
164
Instel- en meetwaarden Gewens-te waar-de
Eerste in-bedrijfstel-ling
Onder-houd/ser-vice
Datum Handtek. Rustdruk mbar ≤ 57,5 Aansluitdruk (dynamischedruk)
= bij aardgas E mbar 17,4-25 = bij aardgas LL mbar 17,4-25 = bij propaan mbar 42,5-57,5 Gassoort aankruisen Kooldioxidegehalte CO2
bij aardgas
bij het laagste vermogen Volume-% 7,5-9,6 bij het hoogste vermogen Volume-% 7,5-9,6 bij propaan bij het laagste vermogen Volume-% 9,0-11,3 bij het hoogste vermogen Volume-% 9,0-11,3 Zuurstofgehalte O2 bij het laagste vermogen Volume-% 3,8-7,3 bij het hoogste vermogen Volume-% 3,8-7,3 Koolmonoxidegehalte CO bij het laagste vermogen ppm < 1000 bij het hoogste vermogen ppm < 1000
Protocollen
Protocollen
5614
576
NL
165
Nominale spanning 230 VNominale frequentie 50 HzNominale stroom-sterkte
6 A
Beschermingsklasse IBeschermingsgraad IP X 4 D conform
EN 60529Toegestane omgevingstemperatuur in bedrijf 0 tot +40 °C bij opslag en trans-
port -20 tot +65 °C
Instelling elektroni-sche temperatuurbe-waking 82 °CInstelling tempera-tuurbegrenzer 100 °C (vast)Voorzekering (net) max. 16 A
HR-solotoestelNominaal vermogensbereikbij TV/TR 50/30 °C kW 6,5 - 26 8,8 - 35bij TV/TR 80/60 °C kW 5,9 - 23,7 8,0 - 31,7Nominaal vermogensbereik bijtapwateropwarming kW 5,9 - 23,7 8,0 - 31,7
Nominaal warmtebelasting-sbereik kW 6,2 - 24,7 8,3 - 33,0
Aanvoertemperatuur (max.) °C 80 80Elektr. opgen. vermogen (intoestand bij levering)met tweetraps circulatiepomp W 105 138met toerentalgeregelde hoog-rendementpomp
W 65 85
Deellastbedrijf (zonder circulatie-pomp)
W 17 18
Vollastbedrijf (zonder circulatie-pomp)
W 30 50
Alleen circulatiepomp W 70 70Aansluitwaarden op basis van de maximale belas-ting
Op aardgas E m3/h 2,61 3,49aardgas LL m3/h 3,04 4,06propaan P kg/h 1,92 2,56Product-identificatienummer _-0085BR0432
Technische gegevens
Technische gegevens56
14 5
76 N
L
166
OpmerkingAansluitwaarden dienen uitsluitend voor informatie (bijvoorbeeld voor gasaanvraag)of voor een benaderende en volumetrische aanvullingscontrole van de instelling.Wegens de fabrieksmatige instelling mogen de gasdrukwaarden niet afwijken vandeze waarden. Referentie: 15°C, 1013 mbar.
HR-combitoestelNominaal vermogensbereikbij TV/TR 50/30 °C kW 6,5 - 26 8,8 - 35bij TV/TR 80/60 °C kW 5,9 - 23,7 8,0 - 31,7Nominaal vermogensbereik bijtapwateropwarming kW 5,9 - 29,3 8,0 - 35,1
Nominaal warmtebelasting-sbereik kW 6,2 - 30,5 8,3 - 36,5
Aanvoertemperatuur (max.) °C 80 80Wachttijd apparaat warm wa-ter s 3,6 --
Drukverschil warm water bar 0,38 0,38Elektr. opgen. vermogen (intoestand bij levering)met tweetraps circulatiepomp W 105 138met toerentalgeregelde hoog-rendementpomp W 65 85
Deellastbedrijf (zonder circulatie-pomp) W 17 18
Vollastbedrijf (zonder circulatie-pomp) W 30 50
Boosterwerking (zonder circula-tiepomp) W 40 50
Alleen circulatiepomp W 70 70Aansluitwaarden op basis van de max. belasting
Op aardgas E m3/h 3,23 3,86aardgas LL m3/h 3,75 4,49propaan P kg/h 2,37 2,84Product-identificatienummer _-0085BR0432
Technische gegevens
Technische gegevens (vervolg)
5614
576
NL
167
OpmerkingAansluitwaarden dienen uitsluitend voor informatie (bijvoorbeeld voor gasaanvraag)of voor een benaderende en volumetrische aanvullingscontrole van de instelling.Wegens de fabrieksmatige instelling mogen de gasdrukwaarden niet afwijken vandeze waarden. Referentie: 15°C, 1013 mbar.
Technische gegevens
Technische gegevens (vervolg)
5614
576
NL
168
Conformiteitverklaring voor Vitodens 200-W
Wij, Viessmann Werke GmbH & Co KG, D-35107 Allendorf, verklaren op eigen ver-antwoordelijkheid dat het product Vitodens 200-W met de volgende normen over-eenstemt:
DIN 4753 EN 60 335-1EN 483 EN 60 335-2-102EN 625 EN 61 000-3-2EN 677 EN 61 000-3-3EN 806 EN 62 233EN 55 014
Overeenkomstig de bepalingen van de volgende richtlijnen wordt dit product met_-0085 gekenmerkt:
97/23/EG 2006/95/EG92/42/EEG 2009/142/EG2004/108/EG
Dit product voldoet aan de vereisten van de Rendementsrichtlijn (92/42/EEG) voorHR-ketels.
Allendorf, 10 juni 2010 Viessmann Werke GmbH&Co KG
ppa. Manfred Sommer
Verklaringen
Conformiteitsverklaring
5614
576
NL
169
Wij, Viessmann Werke GmbH & Co KG, D-35107 Allendorf, Duitsland, bevestigendat het product Vitodens 200-W voldoet aan de NOx-grenswaarden die wordengesteld in 1e BImSchV § 6.
Allendorf, 10 juni 2010 Viessmann Werke GmbH&Co KG
ppa. Manfred Sommer
Verklaringen
Verklaring van de fabrikant conform 1.BlmSchV56
14 5
76 N
L
170
AAansluitdruk.......................................16Aanvoertemperatuursensor.............114Accepteren van een storingsindicatie 93Afstandsbediening...........................142
BBedrijfsgegevens opvragen...............84Bedrijfstoestanden opvragen.............84Beschrijving van de werking............124Bijkomende opwarming tapwater.....126Boilertemperatuursensor..................114Brander demonteren..........................19Brander inbouwen..............................22Branderpakking..................................20Buitentemperatuursensor.................113
CCodering 1 oproepen........................................39Codering 2 oproepen........................................54Coderingen bij inbedrijfstelling...........27Coderingen terugzetten...............39, 54Comfortsensor.................................116Communicatiemodule LON................35Condenswaterafvoer..........................23
DDatum instellen....................................9Debietbegrenzer................................24Dichtheidscontrole coaxiaal systeem.18Draairichting mengklepmotor veranderen...................................122Draairichting van de mengklepmotor controleren....................................122
EEerste inbedrijfstelling..........................8Elektronische verbrandingsregeling.142Estrikdroging....................................136Expansievat.......................................24
Extern blokkeren..............................135Extern opvragen...............................135
FFoutmanager......................................36Functies controleren..........................90
GGasaansluitdruk.................................16Gascombiregelaar .............................16Gastype..............................................12Gastype omschakelen.......................13Gewenste gereduceerde ruimtetempe-ratuur..................................................34Gewenste normale ruimtetempera-tuur.....................................................34Gewenste ruimtetemperatuur instel-len......................................................33
IInstallatiedruk.......................................8Installatieschema's.......................27, 39Installatie vullen...................................8Ionisatie-elektrode..............................21
KKeteltemperatuursensor...................114Kleine onthardingsinstallatie................8Korte opvraag....................................85
LLON....................................................35 deelnemernummer instellen...........35 foutbewaking..................................36LON-deelnemerscontrole...................36
MMembraanexpansievat.........................8
NNiveau stooklijn..................................34
Index
Index
5614
576
NL
171
OOmschakeling gastype.......................13Omschakeling werkingsprogramma.133Onderhoud opvragen.........................37Ontluchten..........................................10Ontluchtingsprogramma...................136Ontsteking..........................................21Ontstekingselektroden.......................21Opwarmtijd.......................................140
PPlatenwarmtewisselaar....................118Protocol............................................164
RRegeling...........................................124Relaistest...........................................90Rookgastemperatuursensor.............119Rustdruk.............................................16
SSchakelschema................................146Servicemenu oproepen......................83Serviceniveau oproepen....................83Sifon.............................................11, 23Steilheid stooklijn...............................34Stooklijn.............................................32Storingen............................................93Storingscodes....................................95Storingsgeheugen........................93, 94Storingshistorie..................................93Storingsmelding oproepen...........93, 94
TTaalkeuze............................................9Technische gegevens .....................165Temperatuurbegrenzer....................120Tijd instellen.........................................9
UUitbreiding AM1..............................................129 EA1...............................................131 interne H1.....................................127 interne H2.....................................128Uitbreidingsset voor verwarmingscircuitmet mengklep .................................121Uitlaattemperatuursensor.................116
VVeiligheidscircuit .............................120Verbergen van een storingsindicatie..93Verbrandingskamer reinigen..............22Verbrandingskwaliteit controleren......25Verbrandingsregeling.......................142Verhoging van de gereduceerde ruimte-temperatuur......................................139Verklaring fabrikant .........................169Verkorting van de opwarmtijd..........140Verlaging van het opwarmvermogen139verwarmingscircuits indelen.............142Verwarmingsoppervlakken reinigen...22Verwarmingsvermogen instellen........17Vitocom 300.......................................35Vitotronic 200-H.................................35Vitotronic 200-H..............................123Vlambeker..........................................20Vulfunctie.........................................136Vulwater...............................................8
WWerking..............................................13
ZZekering...........................................121
Index
Index (vervolg)
5614
576
NL
172
Geldig voor
De servicehandleiding geldt voor apparaten met volgende serienummers (zietypeplaatje):7499494 7499495 7499496 74994977499498
Viessmann Nederland B.V.Postbus 3222900 AH Capelle a/d IJsselTel. : 010-458 44 44Fax : 010-458 70 72e-mail : [email protected] 56
14 5
76 N
LTe
chni
sche
wijz
igin
gen
voor
beho
uden
.