samenvatting gezondheidspsychologie

Embed Size (px)

DESCRIPTION

samenvatting gezondheidspsychologie

Citation preview

  • SamenvattingGezondheidspsychologie

    door

    Caressa111

    De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je StudiemateriaalKoop en Verkoop al je samenvattingen, aantekeningen, onderzoeken, scripties, collegedictaten, en

    nog veel meer..

    www.stuvia.com

  • Samenvatting Gezondheidspsychologie

    Deel 1 Gezond zijn en blijven Hoofdstuk 1 Wat is gezondheid? Er is al lang een brede opvatting over gezondheid, waarin geestelijke en lichamelijke aspecten waren opgenomen. In dit hoofdstuk worden de verschillende manieren bestudeerd waarop mensen gezondheid definiren. Er wordt een historisch overzicht gegeven van enkele veranderingen die het begrip gezondheid heeft ondergaan. Vervolgens worden de verschillende opvattingen over gezondheid aan de hand van leeftijd, cultuur en de belangrijkste interessegebieden van het vakgebied uiteengezet. 1.1 Wat is gezondheid? Veranderende perspectieven 1.1.1 Modellen van gezondheid en ziekte Opvattingen over gezondheid:

    Biomedisch model van ziekte (diagnose-receptmodel) Aangenomen dat een symptoom van een ziekte een achterliggende pathologie heeft die hopelijk via medische interventie kan worden genezen. (direct causaal verband) Hier word het feit genegeerd dat mensen op verschillende wijze reageren op eenzelfde ziekte (persoonlijk en cultureel)

    Biopsychosociaal ziektemodel Deze voegt wel de subjectieve/belevingskant van gezondheid toe. Oftewel het standpunt dat ziekten en symptomen door een combinatie van lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen worden verklaard.

    Er is altijd al een spanning tussen dualisten (geest en lichaam afzonderlijk) en monisten (als eenheid). Tegenwoordige ligt het op de wederzijdse relatie tussen lichaam en geest. Mede door Freud is er veel onderzoek gedaan naar het onbewuste. . 1.1.2 Gedrag en gezondheid Mondiaal gezien zijn de belangrijkste doodsoorzaken hartaandoeningen, kanker, ongelukken en aandoeningen van de ademhalingsorganen. Veranderingen in de gezondheidskunde; Gezondheid was eerst onverbrekelijk gekoppeld aan geschiktheid om te werken, nu word er ook andersom gekeken (beroepsstress). Een tweede verandering is dat mensen meer kritisch zijn tegenover de geneeskunde, we nemen niet meer aan dat de geneeskunde ons van alle ziekten kan en zal genezen. 1.2 Individuele, culturele en leeftijd gerelateerde perspectieven op gezondheid 1.2.1 Lekentheorien over gezondheid en ziekte Gezondheid is volgens de mens gerelateerd aan;

    - Gevoel - Gerichtheid op symptomen - Presentaties

    Sociale representaties van gezondheid Gezondheid is mogelijk nog complexer dan eerst werd gedacht. Zo waren er een paar categorien van gezondheid; Gezondheid als niet ziek, gezondheid als bezitting, gezondheid als gedrag, gezondheid als lichamelijke fitheid, gezondheid als psychosociaal welzijn en gezondheid als functie. Deze dimensies van gezondheid zijn tamelijk robuust, maar laat wel zien dat gezondheid meer is dan alleen lichamelijk. Ook laat dit zien dat een subjectieve beoordeling van gezondheid word bereikt via

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • vergelijking met anderen. Gezondheid is een relatieve staat van zijn. Zo kijkt iedereen vanuit zijn eigen beroep ook anders naar het begrip gezondheid. 1.2.2 Crossculturele perspectieven op gezondheid Wat word beschouwd als een normale gezondheid verschilt per cultuur en tijdperk. Als gedrag als ziekte word benoemd of als afwijkend, kan dit verschillende gevolgen hebben. Zo is er een groot verschil tussen westers en niet-westers. Westerse gebieden delen alle stukjes op (psych, lichaam). Ook het verschil in een collectivistische (onderling afhankelijk zelf) of individualistische (onafhankelijk zelf) cultuur is groot. Bij een holistische benadering, zoals in sommige stammen in Afrika, word het hele wezen het welzijn ervan in beschouwing genomen. 1.2.3 Levensduur, ouder worden en aannamen over gezondheid Het ontwikkelingsproces is een functie van de interactie tussen drie factoren:

    1. leren; verandering van kennis, vaardigheden 2. ervaring; wat we doen, zien, horen, voelen, denken 3. rijping; gedachten, gedrag of lichamelijke groei die niet word toegeschreven aan ervaring

    Erikson beschreef 8 levensfasen met betrekking op verschillende dimensies:

    - cognitief en intellectueel functioneren bv mate waarin mensen instructies begrijpen - taal- en communicatievaardigheden bv mensen maken geen melding van pijn of zorgen

    door gebrekkig communicatievaardigheden - inzicht in ziekte - gezondheidszorg en verzorgingsgedrag

    Piaget heeft met zijn stadiums (sensomotrisch, preoperatief, concrete bewerkingen en abstracte bewerkingen) helaas niet onvoldoende steun gekregen, daarom gaat dit boek er niet verder op in. Leeftijd zegt wel iets over hoe je gezondheid ziet:

    - ziekteconcept op de leeftijd van 3 tot 13 jaar; er zijn een aantal stappen:

    Onbegrip -kind geeft irrelevante antwoorden of ontwijkt vragen, (2) Fenomenalisme weinig begrip oorzaak en gevolg (3) aangestoken woorden ziekte is iets wat niet aangeraakt kan worden

    - Ziekteconcept op de leeftijd van 8 tot 11 jaar; kinderen zien het concreter en met oorzaak, gevolg;

    Besmetting kinderen in deze fase begrijpen dat je ziekten van anderen kan krijgen (2) internalisatie ziekte bevind zich in lichaam, maar het proces waardoor symptomen zich voordoen is nog lastig te begrepen. Kinderen begrijpen in deze leeftijd wel dat behandeling nuttig is. Ouders moeten een evenwicht zien te vinden tussen controleren van gezondheid en overmatig beschermende houding anderzijds.

    - Ziekteconcept vanaf de puberteit; altijd nog een abstract begrip

    Fysiologisch ziekten definiren in termen van lichamelijke organen of functies (2) psychofysiologisch tijdens de latere puberteit begrijpen veel mensen dat lichaam en geest interactie vertonen.

    - Ziekteconcept van 17 jaar en ouder (volwassenheid) De risicos dat ze risicovormend gedrag gaan vertonen is kleiner. Het geven van voorlichting moet hier gericht worden op praktische toepassingen.

    - Ziekteconcept van ouderen/bejaarden Het zelfconcept is bij het ouder worden relatief stabiel. Met het ouder worden krijgen veel ouderen op 1 of andere wijze lichamelijke beperkingen. Veel ouderen onderschatten mogelijk hun eigen lichamelijke vermogens.

    Zoals we kunnen zien is de jeugd een belangrijke periode voor de ontwikkeling van opvattingen over gezondheid.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • Onderzoeksthema; opvattingen van kinderen over gezondheid hoe complex zijn deze? Onderzoek bij kinderen van 5 tot 12 jaar met betrekking tot gezondheid in het dagelijks leven. Criteria van goede gezondheid volgens deze kinderen:

    1. Functioneel zijn (sport beoefenen) 2. Geestelijke gezondheid (welzijn, er gezond uitzien, zich goed voelen over zichzelf) 3. Gedrag ten aanzien van leefwijze (gezonde voeding, goede hygine, goed slapen)

    Factoren ten aanzien van leefwijze werden door alle leeftijden als de sleutel tot een goede gezondheid beschouwd. Vooral kinderen denken dat gezondheid betekent dat je in staat ben te functioneren door dingen te doen die je wilt doen en in geringere mate dat je een goede geestelijke gezondheid hebt. Uit dit onderzoek blijkt duidelijk dat kinderen vanaf het 5e levensjaar een multidimensionaal concept van gezondheid hebben. Het bevat dan een dimensie van de geestelijke gezondheid, wat in tegenspraak was met eerdere resultaten. Dit onderzoek vormt aanleiding om aan te nemen dat kinderen opvattingen van gezondheid bezitten die zijn benvloed door hun persoonlijke ervaringen en door hun socialisatie. Geslachtsverschillen waren er niet gevonden (misschien is dit pas later van toepassing?) Let op want gezondheid is een continum; ziekte optimale welzijn, meestal word gezondheid als vanzelfsprekend beschouwd totdat door ziekte in gevaar word gebracht (!) 1.3 Wat is gezondheidspsychologie? Het doel van psychologie is het beschrijven, verklaren en voorspellen van gedragsmatige en geestelijke processen. Zodat goede interventies kunnen worden ontwikkeld. Gezondheidspsychologie is het bestuderen van gezondheid, ziekte en praktijken uit de gezondheidszorg (professioneel en persoonlijk). Wetenschappelijke methoden: 1 we nemen iets waar 2 we definiren een probleem 3 we verzamelen gegevens 4 we analyseren de gegevens 5 we ontwikkelen een theorie 6 we onderzoeken de theorie door opnieuw gegevens te verzamelen Meeste onderzoek door gezondheidspsychologen: vragenlijsten, vraaggesprekken en psychometrische tests 1.3.1 Wat is het verband tussen psychologie en gezondheid? Mensen hebben aannames over gezondheid, zijn heir vaak emotioneel over en hebben ze een gedragsmatige rol te spelen bij het in stand houden van hun gezondheid. Doelstellingen van gezondheidspsychologie;

    - de bevordering en het in stand houden van de gezondheid - het verbeteren van de systemen voor gezondheidszorg en het gezondheidsbeleid - de preventie en behandeling van ziekte - de oorzaken van ziekte

    Gezondheidspsychologie word steeds vaker gecombineerd met andere wetenschappen (bv sociaal). Contrasten met andere wetenschappen;

    medische psychologie (verschillende stelsels)

    gedragsgeneeskunde (interdisciplinair gebied psychologie, sociologie, gezondheidsonderwijs - behavioristisch)

    psychosomatische geneeskunde (lichaam en geest betrokken bij ziekte, Freud, nu ook een mix, DSM-II)

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • medische sociologie (nauwe relatie tussen psychologie en sociologie)

    gezondheidspsychologie (word wel bekritiseerd doordat dit vak te individualistisch van aard is, niet sociaal genoeg, het groeit wel hard en onlangs is gesuggereerd dat zich tegelijkertijd 4 benaderingen voor de gezondheidspsychologie hebben ontwikkeld: 1. klinische gezondheidspsychologie 2. gezondheidspsychologie met betrekking tot de volksgezondheid 3. gezondheidspsychologie van bepaalde groepen (gebruik gemaakt methoden van pr.

    Onderzoek 4. kritische gezondheidspsychologie vinden dat de modellen beter moeten worden

    onderscheiden, er is meer aandacht nodig voor sociaal aspect en cultuur) De gezondheidspsychologie bied een meer holistische, maar in wezen psychologische benadering van onderwerpen ten aanzien van gezondheid, ziekte en gezondheidszorg. Hoofdstuk 2 Sociale verschillen in ziekte en gezondheid In dit hoofdstuk bespreken we verschillen in gezondheid die niet het gevolg zijn van individueel gedrag, maar van de sociale context waarin we leven. De grootste doodsoorzaak in de wereld is armoede. Mensen die niet in armoede leven zijn andere subtielere sociale en psychologische factoren op invloed van de gezondheid. Leven mensen uit welgestelde milieus langer dan degene die minder welgesteld zijn? Waarom overlijden mensen uit etnische minderheden op jongere leeftijd dan mensen van de meerderheidsgroepering? In dit hoofdstuk worden de verschillen in gezondheidstoestand die het gevolg zijn van de sociaaleconomische status (SES) bestudeerd. Oorzaak van ziekte over de gehele wereld:

    1. Armoede en sociaaleconomische status (2.3) 2. Deel uitmaken van een sociale minderheid, ondervinden van vooroordeel leid tot stress (2.4) 3. Het geslacht, biologisch en door hormoonconcentraties (2.5) 4. Ook werk en werkeloosheid kan tot stress en ziekte leiden (2.6)

    2.1 Leefwijze Het ouder worden van mensen in stedelijke omgeving met voldoende of zelfs te veel voedsel doet op dit moment andere ziekten verschijnen, ook psychische stoornissen lijken fors toe te nemen. In vergelijking met de laatst overlevende jagers-verzamelaars leven we meestal langer, maar we hebben het niet makkelijke door alle eisen die aan ons worden gesteld. Informatie word steeds meer en de eisen steeds strenger. De hoeveelheid stress neemt toe, ondanks de welvaart. 2.2 Gezondheidsverschillen Er is steeds meer bewijs dat de invloed van omgevingsfactoren en culturele en sociale factoren op onze gezondheid even groot is, zo niet groter is, dan individuele risicofactoren (!). de SES, het geslacht, de werkomstandigheden en de etniciteit zijn met elkaar vervlochten, in het boek worden ze los besproken. (Tabel 2.1 waar word je gemiddeld het oudst? Japan, San Marino, Zwitserland en wanneer sterf je gemiddeld het vroegst? Mozambique, Mali, Tsjaad) 2.2.1 Bewijs voor verschillen in gezondheid Met enkele uitzonderingen geldt dat een bevolking van een land langer leeft naarmate het land rijker is. Verschillen in macht, geld en middelen staan aan de basis van gezondheidsachterstanden. De maatschappelijke determinanten van gezondheid duiden op zowel de individuele sociaaleconomische positie als op de sociaaleconomische en politieke context. De maatschappelijke determinanten:

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • Determinanten:

    - Sociaaleconomische status opleiding, beroep of inkomen en etniciteit. De lagere sociaaleconomische status en hun gebrek aan middelen veroorzaakt gezondheidsachterstanden

    - De omgeving waarin mensen worden geboren, opgroeien, leven, werken. - Fysieke omgeving en materile omstandigheden woonomstandigheden/ financile status.

    De fysieke omgeving kan de gezondheid schaden of bevorderen. - Sociale omgeving en psychosociale omstandigheden sociale netwerken/steun. - Gezondheidszorg de toegankelijkheid van de Nederlandse gezondheidszorg is goed. - Leefstijl en stress Stress word veroorzaakt door negatieve gebeurtenissen

    Waarom is het rijkste land ter wereld niet het land met de gemiddelde leeftijd (70 jaar) en staat het daarmee op de 24e plek?

    Sommige sociale klassen in de VS hebben een buitengewoon slechte gezondheid

    Grote groepen en met name arme mensen zijn niet verzekerd voor ziektekosten

    De hiv-epidemie veroorzaakte een grotere sterfte

    In de VS komt het grootste aantal gevallen van vormen van kanker als gevolg van roken voor

    Het aantal geweldsmisdrijven in de VS is groot, vooral moord In het volgende hoofdstuk zie je enkel van deze hypothesen. 2.3 Rijk tegenover arm: de invloed van armoede Armoede vormt misschien wel de belangrijkste sociale en economische invloed op de gezondheid. Een groot probleem is malaria, HIV en aids. 2.3.1 Zelfs bij de rijken komen gezondheidsverschillen voor Er is een lineair verband tussen inkomen en gezondheid. 2.3.2 Verklaring voor ongelijkheid met betrekking tot gezondheid tussen sociaaleconomische klassen 1. verklaring gezondheidsverschillen; een sociale verklaring word tegenover een meer individuele geplaatst. Sociaal: lage SES gezondheidsproblemen veroorzaakt individueel: mensen bij wie een gezondheidsprobleem ontstaat zijn niet in staat hun baan te behouden, daardoor dalen ze op de sociaaleconomische ladder (omgekeerd). Oftewel: het SES heeft invloed op onze gezondheid. - Verschillen in gezondheidsgedrag: Mensen in lagere sociale klassen leven vaak ongezonder, dit is niet de volledige verklaring voor de gezondheidsverschillen. - Maatschappelijke ongelijkheid en gezondheid: met geld kun je gezondheid kopen, toch blijkt de vergelijking met anderen tot een hoop stress te leiden (je kunt beter weinig verschillen hebben) - letsel als gevolg van de omgeving: lagere sociaaleconomische klassen werken vaker in gevaarlijke omgevingen - stress, spanning en depressie: sociale vergelijking is een bijzonder goed beoordelingsmechanisme,

    Sociaal

    economisch

    & politiek

    Sociale

    hirarchie

    Materieel,

    sociaal,

    leefstijl en

    gezondheid

    szorg

    gezondheid

    sachterstan

    den

    Maatschappelijke determinanten

    van gezondheidsachterstanden

    Maatschappelijke determinanten

    van gezondheid

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • - toegang tot gezondheidszorg: en als er toegang is, is deze vaak ook duur. Problemen en verschillen hierin kunnen etnische en economische redenen hebben. 2.4.2 Andere minderheden Homos HIV 2.5 Geslacht en gezondheid Vrouwen maken vaker melding van lichamelijke symptomen. Mannen hebben een hoger percentage ziekten. 2.5.1 Biologische verschillen Biologische verschillen gaan hierover vooral over het afweerstelsel (vrouwen beter beschermd tegen ziektes dan mannen) en geslachtshormonen. Oestrogeen gaat stolling namelijk tegen en bij testosteron word dit juist verhoogd. Een 2e biologische oorzaak is dat mannen een sterkere fysiologische reactie op stress vertonen dan vrouwen. Door deze reacties neemt het risico op aandoeningen van de kransvaten toe. Of dit biologisch of door de omgeving is is niet duidelijk. 2.5.2 Verschillen in gedrag Mannen vertonen meer riskant gedrag dan vrouwen. Ook zoeken ze minder snel medische hulp. Dit heeft waarschijnlijk een sociale factor, ze willen hun niet zwak tonen. Ziekte is bedreigend voor mannelijkheid. 2.5.3 Sociaaleconomische verschillen Vrouwen zitten meer thuis en sociaal isolement komt meer bij vrouwen voor. 2.6 Werk en gezondheid De werkomstandigheden zijn flink verbeterd door de Arbo-wet, alsnog zijn er bouwplaatsen waar een aanzienlijk risico bestaat op verwonding. 2.6.1 Werkstress Er is een consistent bewijs dat de werkomgeving op mannen en vrouwen verschillend worden uitgewerkt. Er is een invloedrijk model voor het systematisch bestuderen van elementen van de werkomgeving die bijdragen aan werkstress. Drie belangrijke factoren die meedragen aan werkstress:

    1. De eisen van het werk 2. De mate van vrijheid om beslissingen te nemen over de wijze waarop deze eisen het beste

    kunnen worden vervuld (werkautonomie) 3. De mate waarin sociale ondersteuning beschikbaar is

    Vrouwen hebben naast hun baan ook nog het huishouden, wat ze vaak stress opleveren. 2.6.2 Werkloosheid Werkloosheid heeft een negatief effect op de geestelijke en lichamelijke gezondheid, althans op de korte termijn. De financile onzekerheid die gepaard gaat met werkeloosheid geeft een grote stress. *Sociaaleconomische verschillen in levensverwachting voor mannen groter dan voor vrouwen, vrouwen leven gemiddeld 5 jaar langer dan mannen - Laagste SES-groep wijkt het meeste af - Ook op oudere leeftijd nog SES-verschillen in levensverwachting - Sociaaleconomische sterfteverschillen op middelbare leeftijd het grootst - Risicofactoren en selectie leiden tot gezondheidsverschillen - Trends in sociaaleconomisch verschillen nog onduidelijk

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • Hoofdstuk 3 Ongezond gedrag Er wordt in dit hoofdstuk een overzicht geboden van verschillende gedragingen waarvan is aangetoond dat ze het risico op ziekte verhogen, zoals ongezonde voeding, roken, overmatig alcoholgebruik en onveilig vrijen. 3.1 Wat is gezondheid gerelateerd gedrag? Of het nu opzettelijk is of niet, met gezondheidsgerelateerd gedrag kunnen ziekten worden voorkomen en kan tevens worden verhinderd dat een aanwezige ziekte verergert. De 7 gezondheidsfactoren van Alameda:

    1. Zeven tot 8 uur per nacht slapen 2. Niet roken 3. Niet meer dan 1 tot 2 alcoholische drankjes per dag nuttigen 4. Regelmatig bewegen 5. Niet eten tussen maaltijden in 6. Ontbijten 7. Niet meer dan tien procent overgewicht hebben

    Hoe meer van deze gedragingen, hoe langer de levensduur van het individu. Deze gedragingen zijn helaas wel lastig te bepalen, omdat sociale wenselijkheid een factor is. Als directe waarnemingen niet mogelijk zijn, zoals bloedonderzoek, moeten onderzoekers afgaan op zelfrapportage. De volgende gedragingen zijn gedragsmatige pathogenen (gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid). Gedragingen die de gezondheid verbeteren worden gedragsmatige immunogenen genoemd.

    3.3.1 Gezondheidsbedreigend gedrag De WHO (world health report) vermeldt de top tien van de belangrijkste wereldwijde risicofactoren (verantwoordelijk voor 30 procent van alle sterfgevallen wereldwijd):

    - Ondergewicht - Onveilig vrijen - Hoge bloeddruk - Tabaksgebruik (hoge mortaliteit) - Alcoholgebruik (hoge mortaliteit) - Onveilige watervoorziening - ijzertekort - Rook binnenshuis van bv koolstofmonoxide - Hoog cholesterolgehalte - Overgewicht

    3.2 Ongezonde voeding 3.2.1 Vetopname en cholesterol kanker en aandoeningen kransaders

    LDL is de slechte cholesterol, wat zorgt voor plaque in de slagaderen. En HDL zijn de goede cholesterol, omdat dit de omzetting en verwijdering van LDL door de lever lijken te bevorderen. Een te hoog cholesterol duid op een grote inname van verzadigd vet, wat schadelijk is voor de gezondheid. Een doelstelling van de gezondheidsinterventies is niet voor niks vermindering van vetinname.

    3.2.2 Zout Het eten van een teveel aan zout zorgt voor een hardnekkig hoge bloeddruk, oftewel hypertensie.

    3.3 Overgewicht - hypertensie, diabetes, hartaandoeningen, pijn, gering gevoel eigenwaarde (ook al is dit geen gedrag). Het word wel behandeld in dit boek omdat er een toenemende bezorgdheid is. Overgewicht: weinig beweging + slechte voeding.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 3.3.1 Hoe wordt overgewicht gedefinieerd?

    Overgewicht word meestal bepaald aan de hand van BMI-index.

    3.3.2 Negatieve gevolgen van overgewicht voor de gezondheid Ondergewicht is wereldwijd de grootste doodsoorzaak, desondanks lopen steeds meer mensen het risico op het tegenovergestelde probleem.

    3.3.3 Prevalentie (totaal aantal zieken van een bep gebied) van overgewicht Overgewicht is de meest voorkomende aandoening bij kinderen in Europa.

    3.3.4 Oorzaken van overgewicht Energie-inname veel groter is dan energieverbruik (eenvoudig gezegd). Ook is het een erfelijk component (bleek uit tweelingonderzoek). De primaire (causale) reden is nog niet bekend. Maar let op; ook extreem dieetgedrag en het aantal eetstoornissen neemt toe. Dit komt omdat ontevredenheid over het eigen lichaam toeneemt.

    3.4 Alcoholgebruik- levercirrose, kanker, hypertensie, hartaandoeningen en infarcten Alcohol hoort bij veel levensgebeurtenissen, bruiloften/verjaardagen.

    3.4.1 Negatieve effecten op de gezondheid door overmatig alcoholgebruik Alcohol is de op een na meest gebruikte psychoactieve stof in de wereld, na coffene. Gezondheidsproblemen ontstaan niet alleen als gevolg van alcoholverslaving, ze kunnen ook ontstaan bij acute en langdurige episodes van zwaar drinken. Levercirrose Wat is het? Overbelaste en ontstoken lever. De ontstoken cellen sterven af en worden vervangen door bindweefsel. De lever word daardoor groter. Omdat de lever niet meer in staat is om afbraakproducten op de juiste manier af te voeren word de concentratie van deze stoffen in het bloed steeds hoger. Vaak komen leverafwijkingen pas jaren later aan het licht. Klachten?

    - Vaak moe - Weinig eetlust - Rode vlekken op handen - Bij mannen vergroting van borsten - Je kunt geelzucht krijgen (galkleurstoffen worden niet voldoende verwijderd) - Pijn in bovenbuik en opgezet - Er kunnen bloedingen ontstaan (een van de voornaamste doodsoorzaken bij levercirrose)

    Gevolgen? In een vergevorderd stadium maakt de lever de giftige stoffen niet meer onschadelijk, hierdoor worden de hersens aangetast wat ten slotte bewusteloosheid veroorzaakt.

    3.4.2 Aanbevelingen voor alcoholgebruik Het is lastig om een veilig niveau van alcoholgebruik te bepalen, omdat het voor iedereen anders is.

    3.4.3 Prevalentie van alcoholgebruik bij jongeren Het aanbevelen van breezerdrankjes heeft geleid tot meer alcoholisch drankgebruik onder jongeren. Wie niet drinkt hoort er niet bij.

    3.4.4 Heeft het drinken van alcohol ook positieve effecten? Het is echter niet duidelijk bij welke mate van consumptie alcohol schadelijk wordt.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 3.4.5 Waardoor krijgen sommige mensen een drankprobleem? Belangrijkste aspecten:

    - erfelijkheidsfactoren en een familiegeschiedenis van alcoholmisbruik - aanwezigheid van geesteszieken; stemmingsstoornissen, sensatiezoekers - sociaal leren; alcoholmisbruik word positief bekrachtigd

    Patronen van zwaar drinken die tijdens de late jeugd en vroege volwassenheid ontstaan, zetten zich tijdens de volwassenheid meestal voort. Preventie richt zich op twee dingen: voorkomen van kinderen en jongeren van alcoholmisbruik, door gevolgen te vertellen en als tweede gedragsverandering bij mensen die al zwaar drinken.

    3.5 Roken Sigaretten verschaft veel tabaksfabrieken en veel regeringen (door accijnzen) veel geld. Het verminderen van rookgedrag vormt nog steeds een hoge prioriteit voor de volksgezondheid.

    3.5.1 Negatieve effecten van roken op de gezondheid trombose, COPD Door nicotine moet het hart harder werken, doordat de bloeddruk word verhoogd en de hartslag word versneld. Dit zorgt voor een vernauwing van de slagaders en vergroten ze de kans op trombose. Door teer word het ademhalingsstelsel beschadigd.

    3.5.2 Prevalentie van roken De daling van het aantal rokers is samengegaan met een daling van het percentage gevallen van longkanker, maar de voordelen van een reductie van rokers zullen pas veel later te zien zijn. Het percentage oude mensen die roken blijft hoog omdat deze mensen zijn begonnen toen de medische wetenschap dit allemaal nog niet wist.

    3.5.3 Roken als verslaving Roken werkt als zelfbekrachtiger. Want onthoudingssymptomen worden dan voorkomen.

    3.5.4 Waarom roken mensen? Slechts een relatief klein gedeelte van de rokers begint pas tijdens de vroege volwassenheid met roken. Belangrijkste redenen om te beginnen met roken:

    - Voorbeeld volgen - Sociale druk, sociaal leren en bekrachtiging - Gewichtsbeheersing - Geslachtsverschillen in de attitude tegenover roken kunnen tijdens de puberteit ontstaan - Het roken als deel van een grotere reeks risicovolle gedragingen

    Belangrijkste redenen om door te gaan met roken:

    - Plezier of genot als gevolg van het gedrag - Roken uit gewoonte - Roken als gevolg van zelfmanagement - Ontbreken van de overtuiging dat de betrokkene in staat is om te stoppen

    Zelfs bij mensen die tussen het vijftigste en zestigste levensjaar stoppen, kan het risico op het latere ontstaan van longkanker of andere, aan roken gerelateerde ziekten grotendeels verdwijnen. Meestal wil de meerderheid van de rokers wel stoppen. Het is makkelijker stoppen als je geen deel uitmaakt van een netwerk van rokers.

    3.6 Onbeschermd seksueel gedrag

    3.6.1 Negatieve effecten van onveilig vrijen op de gezondheid

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • Ongewenste zwangerschap, infecties en hiv. Seksueel gedrag is natuurlijk niet individueel. Seks is sociaal gedrag. Het feit dat aids steeds beter behandeld kan worden, zorgt er voor dat mensen laconieker worden. Het mensen men chlamydia groeit.

    3.6.2 Seksueel gerag en het gebruik van condooms Uit dergelijke onderzoeken blijkt dat veilig vrijen niet alleen word benvloed door zorgen over hiv, maar ook door het type en het aantal seksueel actieve relaties dat iemand heeft. Er zijn nog altijd barrires voor het gebruik van condooms. Van invloed op de beslissing zijn interpersoonlijke, intrapersoonlijke, culturele en contextuele factoren. Voorbeelden van barrires zijn:

    - Verwacht bezwaar van de man tegen de vrouw die voorstelt een condoom te gebruiken - Problemen/verlegenheid bij het ter sprake brengen van condoomgebruik - Bang dat die ander denkt dat hij/zij een soa heeft - Gebrek aan handigheid

    Seks is een complexe interactie. Hoofdstuk 4 Gezond gedrag In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van verschillende gedragingen waarvan is aangetoond dat ze de gezondheid juist bevorderen, zoals gezonde voeding, sporten, medische controles en immunisatie. De factoren die van invloed zijn op het uitvoeren en handhaven van specifiek gedrag worden toegelicht Sommige gedragingen beschermen ons tegen ziekte. Dit gezondheidsverbeterend gedrag is een gezamenlijk doel van voorlichtingsprogrammas.

    4.1 Gezonde voeding Voeding heet een direct en indirect verband met ziekten. Daarom stellen regeringsinstanties en medische autoriteiten richtlijnen op over gezonde voeding.

    4.1.1 De gezondheidsvoordelen van het eten van fruit en groente Dit is belangrijk voor bescherming tegen kanker en het heeft positieve invloed op de gezondheid/

    4.1.2 Waarom eten mensen niet voldoende fruit en groente? Helaas lijkt lekker eten verbonden te zijn aan suiker en vetgehalte. Er zijn ook vooroordelen over gezond voedsel die verhinderen dat mensen een gezonde voedselkeuze maken. Waar komt deze voedselvoorkeur vandaan?

    - Ouders spelen een belangrijke rol (vooral bij eetpatronen) - De bereidingswijze - Producten - Smaak - Textuur - Ingredinten

    (het stimuleren werkt wel degelijk). Het is nu aanbevolen om 5 (of meer) porties fruit en groenten per dag te eten.

    4.2 Lichaamsbeweging

    4.2.1 De voordelen van bewegen voor de lichamelijke gezondheid Regelmatige lichamelijke activiteit verkleint de kans op aandoeningen van de kransvaten. Lichaamsbeweging bied ook bescherming tegen het ontstaan van osteoporose, een ziekte die word gekenmerkt door een afname van de botdichtheid als gevolg van verlies van calcium (botsterkte neemt af). Lichaamsbeweging is in het algemeen een geaccepteerd middel voor het verkleinen van

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • het risico op uiteenlopende aandoeningen. Door beweging word de hartspier sterker en dit verhoogd de efficintie van het hart en de ademhaling. Evenwicht energie-inname energieverbruik.

    4.2.2 De psychologisch voordelen van lichaamsbeweging Ook zorgt beweging voor stemmingsverbetering. Veel lichaamsbeweging gaat gepaard met vermindering van een vermindering van angst, ook is het gevoel van eigenwaarde goed en sociaal gedrag. Dit heeft als oorzaak een aantal verschillende biologische mechanismen;

    - Afgifte van opiaten in het bloed bij beweging, geven een natuurlijke kick - Stimulatie van natuurlijke stoffen verminderen stress en verbeteren de stemming (dit is wel

    een complexe relatie) - Door spierontspanning

    Tijdens een intensieve lichaamsbeweging is de stemming vaak negatief, maar daarna positief. Matige regelmatige beweging leid tot een bevordering van het welzijn. (slanke mensen worden vaak positiever beoordeeld dan dikke mensen) Ook zorgt sporten ervoor dat dementie word uitgesteld. NB: gedacht word dat regelmatig porten gunstig is voor lichamelijke en psychologische gezondheid en mogelijk zelfs voor overleven, matiging is wellicht noodzakelijk.

    4.2.3 De negatieve gevolgen van lichaamsbeweging Je kan helaas ook geobsedeerd worden door lichaamsbeweging. Als mensen altijd sporten en dat kan een keer niet, zijn ze prikkelbaar en gaat de stemming achteruit. De lichamelijke gevolgen op lange termijn van lichaamsbeweging bestaan uit verlies van spiermassa en gewichtsverlies. Oftewel; matig.

    4.2.4 Aanbevelingen voor lichaamsbeweging Alhoewel er al veel meer bekend is over lichaamsbeweging, is het niveau in sommige delen van Europa nog steeds gering. Ook zijn er (logisch) verschillen tussen leeftijd en cultuur.

    4.2.5 Waarom sporten mensen? Meest genoemde redenen om wl te sporten;

    - Gewenste lichamelijke fitheid - De wens gewicht te verliezen - De wens het zelfbeeld te verbeteren - Stressreductie - Als sociale activiteit

    Meest genoemde redenen om niet te sporten:

    - Tijdgebrek - Kosten - Gebrek aan juiste faciliteit - Gene - Gebruik aan zelfvertrouwen of sportmaatje

    4.3 Gedrag ten aanzien van medische controles

    Twee doelstellingen van medische controles: 1. Ontdekken van vroege tekenen van ziekte, zodat deze kunnen worden behandeld 2. Identificeren van risicofactoren voor ziekte, zodat een gedragsverandering kan worden

    teweeggebracht

    4.3.1 Screening voor het detecteren van ziekten Bekendste voorbeelden van deze medische controles zijn:

    - Test op borstkanker (mammografie) - Test op baarmoederhalskanker (uitstrijkje) - Prenatale test (bv voor down)

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 4.3.2 Screening op risicofactoren Dit is gebaseerd op het principe van vatbaarheid. Dit is om te kijken hoeveel risico mensen hebben op een bepaalde ziekte, om advies en info te bieden. Bekendste voorbeelden van deze medische controles zijn:

    - Test op het risico op hart- en vaatziekten - Oogonderzoeken om te testen op diabetes, staar of verziendheid - Prenataal genetisch onderzoek - Prenatale screening

    Wanneer iemand een grote kans heeft op iets, kunnen alvast preventieve maatregelen worden gedaan. Het voorspellen van gedragsveranderingen is lastig (zie H5) en daarom gaan interventies vaak met veel problemen gespaard. Een specifieke vorm van dit testen is het testen van genetische aanleg voor aandoeningen. Door de vooruitgang van deze technologie roept het ook veel gewetensvragen op.

    4.3.3 De kosten en baten van screening Zijn de voordelen voor de betrokken even groot als voor de maatschappij in het geheel? In een poging om dit wel zo te krijgen, zijn sommige onderzoekers criteria voor effectieve screening op te stellen waaraan volgens deze onderzoekers dient te worden voldaan. Deze criteria zijn goed toepasbaar op alle ziektedetectie:

    - De aandoening dient een belangrijk gezondheidsprobleem te zijn - De aandoening dient n een vroeg stadium herkenbaar te zijn - Er dient een geschikte test met een goede mate van gevoeligheid beschikbaar te zijn - De test is voor de gehele bevolking acceptabel - De kosten dienen te worden overwogen

    Het is lastig te bepalen of het er aan voldoet. Soms zijn er ook screenings voor ziektes waaraan niks kan worden gedaan (bv huntington). Het individu krijgt vaak geen duidelijke informatie. Genetisch onderzoek is een controversieel onderwerp.

    4.3.4 Zelfonderzoek Zelfonderzoek krijgt meer aandacht, 90% van borstkanker word zelf ontdekt. Vandaar dat zelfonderzoek bevorderd word.

    4.3.5 Acceptatie van medische controle Factoren die gerelateerd zijn aan het niet deelnemen aan screening of voor zelfonderzoek:

    - Lager opleidingsniveau en lager inkomen - Leeftijd - Gebrek aan kennis over aandoening - Gebrek aan kennis over screening - Verlegenheid - Angst dat er iets slechts zal worden ontdekt

    Er bestaat weinig kennis over zelfonderzoek en kanker. Hierdoor word het vaak verkeerd gedaan.

    4.4 Immunisatiegedrag (inenting) 4.4.1 Het doel van inenting

    Vaccinatie is de oudste vorm; prik waarbij iemand immuun gemaakt word door een kleine hoeveelheid antigeen in het lichaam te brengen, zo ontstaat er vorming van anti-stoffen. Immunisatie is vooral gericht op kinderziektes. Het percentage van deze immunisatie verschilt per land en zelfs in het land. Er is een toenemende bezorgdheid dat ziektes zoals kinkhoest en de mazelen weer terugkomen, omdat er niet genoeg verzadiging is.

    4.4.2 Kosten en baten van immunisatie

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • De voordelen van jeugdvaccinatie zijn duidelijk geworden. Kinderen gaan niet meer vroeg dood aan ziektes zoals difterie en polio. Hoofdstuk 5 modellen voor het voorspellen van gezondheidsgedrag Alhoewel ons inzicht nog steeds onvolledig is over de manier waarop we mensen kunnen aanzetten tot gezond gedrag, worden vanuit het onderzoek in dit hoofdstuk verschillende modellen gepresenteerd die de belangrijkste modificeerbare factoren laten zien van menselijk gezondheidsgedrag. (intelligentie, waarden, normen, verwachtingen enz spelen allemaal een belangrijke rol) 5.1 Invloeden op gezondheidsgedrag Gedrag voorspellen: Distaal/statisch (verder weg gelegen, lastig te veranderen bv etniciteit, geslacht) en proximaal/dynamisch (dichterbij- bv opvattingen en attitudes). Invloeden op de besluitvormingsprocessen, attitudes en gedrag veranderen tijdens de jaren. Er zijn veel modellen voor gezondheidsgedrag opgesteld. Deze onderzoeken individuele attitudes en opvattingen over de gezondheid. Welke factoren hebben een algemene invloed op gedrag?: 5.1.1 Persoonlijkheidskenmerken Persoonlijkheidskenmerken zijn karakteristieke gevoelens, denkwijzen en gedragingen die het ene mens van het andere onderscheid. Belangrijkste onderzoeken naar persoonlijkheidskenmerken;

    1. Driefactorenmodel van Eysenck: - Extraversie Introversie - Neuroticisme (angstig, zorgelijke aard) Emotionele stabiliteit (ontspannen) - Psychoticisme (egocentrisch, agressieve aard)- Zelfbeheersing (vriendelijk) Deze 3 persoonlijkheidsfactoren hebben veel ondersteuning gekregen vanuit onderzoek. 2. The big five van McCrae en Costa - Neurocitisme, extraversie, openstaan, inschikkelijkheid, nauwgezetheid Deze kenmerken zijn relatief stabiel over kortere periodes. Ook hebben ze relaties met hoe kinderen zijn en is er een relatie met gezondheidsgedrag. Let op; deze persoonlijkheidskenmerken zijn geen oorzaak voor risicovol of gezond gedrag. Een ander aspect van de persoonlijkheid is de lotus of control. Hierna kwam de health locus of control de perceptie dat iemands gezondheid onder persoonlijke controle is; gereguleerd dor gezaghebbende anderen (medisch personeel bv) of onder de controle van externe factoren zoals noodlot. (oftewel schuld kan intern, extern of bij gezaghebbende anderen liggen)

    Gedacht word dat mensen die geen waard hechten aan hun gezondheid, dat de kans klein is dat ze gedrag zullen vertonen waardoor de gezondheid wordt beschermd. Risicovol gedrag (ook seksueel) ging vaak samen met verwaarlozing, middelengebruik (drank en drugs), schooluitval en psychische problemen zoals ADHD en CD (conduct disorder). 5.1.2 Sociale normen, familie en vrienden Mensen zijn sociale wezens en worden gevormd door de algemene cultuur en de omgeving. Door het gedrag van anderen ontstaat een subjectieve sociale norm, die een goedkeuring van bepaald gedrag suggereert. Bij het beginnen van roken of alcohol speelt de omgeving een grote rol, zo ook de ouders. Er is consistent bewijs waaruit blijkt dat de geloofwaardigheid, de overeenkomst en de aantrekkelijkheid van de informatiebron van invloed zijn op de vraag of de attitude of het gedrag als gevolg van de info verandert. 5.1.3 Attitudes

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • Attitudes zijn representaties die mensen erop na houden in relatie tot voorwerpen, mensen en gebeurtenissen. Attitudes bestaan uit 3 componenten:

    - Cognitief; bv sigaretten roken is een teken van zwakheid - Emotioneel; gevoelens t.o.v object; bv sigaretten roken is weerzinwekkend - Gedragsmatig; voorgenomen handeling; bv ik ga niet roken

    Mensen kunnen soms tegenstrijdige attitudes erop na houden, dit kan dissonantie teweeg brengen. Dit kan weer opgelost worden door dissonantiereductie. Soms is er dus een conflict tussen attitudes, dit word ook wel ambivalentie genoemd. 5.1.4 Risicopercepties en onrealistisch optimisme Mensen vertonen risicovol gedrag omdat ze denken dat ze zelf geen risico lopen, of omdat ze hun eigen risico niet nauwkeurig bepalen. Dit is onrealistisch optimisme. 4 factoren die hieraan gerelateerd zijn:

    - Een gebrek aan persoonlijke ervaring met het desbetreffende probleem - De opvatting dat het probleem door individuele handelingen kan worden voorkomen - De opvatting dat het onwaarschijnlijk is dat het probleem zich in de toekomst zal voordoen

    als dit nog niet eerder is gebeurd - De opvatting dat het probleem zelden voorkomt

    5.1.5 Doelstellingen en motivatie voor gedrag Volgens de sociale cognitietheorie word gedrag gemotiveerd door resultaatverwachtingen en doelstellingen, het proces van zelfregulatie is hieraan gekoppeld. Door doelstellingen worden onze gedragingen gericht. Ongezond gedrag kan ook een copingfunctie hebben. 5 functies voor coping:

    - Probleemoplossing - Zich beter voelen - Vermijding - Rustpauze - Preventie

    De eisen in de Nederlandse maatschappij zijn hoog, dit zorgt voor langdurige stress. 5.1.6 Zelfredzaamheid (self-efficacy) Het geloof in het eigen vermogen tot het organiseren en realiseren van de bronnen van handeling die nodig zijn om toekomstige situaties aan te sturen. Succes bij het verwezenlijken van en doel koppelt ook terug en bevordert het gevoel van zelfredzaamheid. Het volhouden van verandering is persoonlijk gedrag belangrijk; zelfredzaamheid is een voorspellende factor. Ook is het belangrijk bij tegenslag. 5.1.7 Mensen zijn inconsequent Mensen vinden zichzelf alleen niet inconsequent, dit komt door dissonantiereductie. Vaak veranderen motivaties van mensen ook in de loop van de tijd. Inconsequenties kunnen worden verklaard door:

    - De houding tegenover gezondheidsgedrag varieert binnen en tussen individuen - Verschillende gezondheidsgedragingen worden door externe factoren gereguleerd - Binnen 1 individu kan gezondheidsgedrag door verschillende verwachtingen worden

    gemotiveerd - Mensen verschillen wat betreft hun motivaties en doelstellingen - Motiverende factoren kunnen in de loop van de tijd veranderen

    Uiteenlopende theorien en modellen die zijn ontwikkeld als poging om gedrag te verklaren en daarmee te voorspellen: 5.2 Modellen voor gezondheidsgedrag

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • Let wel op; als we gezond leven betekend dit niet dat we altijd gezond elven, gedrag is niet de enige factor die ziekte veroorzaakt. Alle onderzoeken zijn dus op populatieniveau. 5.2.1 Gedragsverandering Oude theorien (naef): Informatie attitudeverandering gedragsverandering Nieuwe modellen worden grofweg onderscheiden in modellen van continue gedragsverandering (5.3) en modellen van gefaseerde gedragsverandering (5.4) 5.3 Continue modellen van gedragsverandering 5.3.1 Het health belief model dit is een cognitief model (ontleend aan theorien over subjectief nut) Volgens het HBM is de kans dat iemand gezondheidsgedrag gaat vertonen afhankelijk is van demografische factoren. Deze kunnen bv sociale klasse, sekse en leeftijd zijn. Deze onderdelen hangen samen;

    - Veronderstelde bedreiging (ik denk dat ik te zwaar ben, mogelijke kwetsbaarheid) - Gedragsevaluatie (als ik afval, zal mijn gezondheid vooruitgaan, mogelijke voordelen) - Cues voor handelen (extern of intern, ik ben vaak kortademig, dus miss moet ik wel afvallen) - Gezondheidsmotivatie (het is belangrijk voor mij om mijn gezondheid in stand te houden)

    NB: in sommige gevallen wegen sommige onderdelen meer/minder zwaar. Uit onderzoek is gebleken dat publiekscampagnes weinig uitmaken, misschien komt dit door onrealistisch optimisme en/of dissonantiereductie. Persoonlijkheid en ervaringen uit het verleden zijn basisvariabelen die niet in het HBM voorkomen. Bij de volgende modellen wordt aangenomen dat sociaal gedrag niet eenvoudigweg door individuele cognities of attitudes wordt bepaald, maar door individuele opvattingen over gedrag binnen een bepaalde sociale context en door sociale percepties en opvattingen: 5.3.2 De theory of reasoned action en de theory of planned behaviour sociale cognitiemodellen De theorie of reasoned action (theorie van beredeneerd gedrag): Bij de theorie van beredeneerd gedrag wordt aangenomen dat individuen zich op doelgerichte wijze gedragen en dat de implicaties van hun handelingen (verwachte uitkomsten) op rationele wijze worden afgewogen voordat wordt besloten of het gedrag wordt overgenomen of niet. Het doel van dit model is een verkenning en ontwikkeling te geven van de psychologische processen die een rol spelen bij het leggen van verbanden tussen attitude en gedrag; in deze theorie zijn bredere sociale invloeden en de noodzaak tot intentievorming opgenomen. Beperkingen van de TRA: hij beperkt zich alleen tot bewust gedrag (en gedrag is dit niet altijd), het gedrag is zelf mogelijk op de attitudes van invloed (hier is geen rekening mee gehouden) De theorie of planned behavior (theorie van gepland gedrag): Bij deze theorie is het vermeende controle over gedrag ook opgenomen. Deze controle heeft invloed op de intentie, die op zijn beurt weer invloed heeft op gedrag. Vermeende controle over het gedrag en attitude waren beide voorspellende factoren voor intentie terwijl dit verrassend genoeg niet gold voor de subjectieve norm. Deze word veel meer gebruikt dan de theory of reasoned action, maar is wel ter discussie gesteld. Er zijn namelijk nog andere factoren die de intentie bepalen:

    - Morele normen: een gedraging wordt niet alleen door subjectieve normen benvloed, zoals in de TPB, maar erkend wordt dat sommige intentie en gedragingen deels door morele normen kunnen zijn gemotiveerd, vooral bij gedragingen waarbij anderen direct zijn betrokken

    - Geanticipeerde spijt: aangetoond is dat het feitelijke gedrag wordt benvloed wanneer wordt verwacht dat een bepaalde beslissing door spijt zou worden gevolg.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • - Zelfidentiteit: de wijze waarop iemand zichzelf waarneemt en het etiket dat iemand zichzelf opplakt, is mogelijk een veel sterkere invloed op de intenties en sterker dan het effect van de belangrijkste TPB-variabelen.

    - Intentie tot implementatie (II): gedacht wordt dat het formuleren van een intentie deel uitmaakt van het omzetten van deze intentie tot een handeling, dat wil zeggen van het overbruggen van de kloof tussen intentie en gedrag.

    Alleen de intentie tot het gedrag is niet voldoende, ze moeten over gaan naar de implementiefase. Bv: Doelintentie: ik ben van plan op dieet te gaan. Intentie tot implementatie: ik ben van plan maandag na het feestweekend op dieet te gaan. Over het algemeen wordt het bereiken van het doel benvloed door de waarde die aan het verwachte resultaat wordt toegekend; door het geloof dat het doel via handelingen van de betrokkene haalbaar is, dat wil zeggen door de zelfredzaamheid; en door het ontvangen van feedback over gemaakte vorderingen. Oftewel: statische modellen zoals hierboven worden componenten beschreven waarbij opvattingen in combinatie worden toegepast om te voorspellen waar iemand zich bevindt op een continum van variabelen ten aanzien van een intentie of gedrag. 5.4 Modellen van gefaseerde gedragsverandering Bij deze modellen word gedacht dat mensen zich in een discreet geordende fase bevinden. Een gefaseerde theorie heeft 4 stappen:

    1. Een classificatiesysteem om de fasen te definiren 2. Rangschikken van de fasen mensen moeten alle fasen doorlopen om het eindpunt van

    handelen of handhaving te bereiken, vaak worden deze stappen niet zo precies gelopen 3. Er zijn veelvoorkomende barrires voor verandering waar mensen in dezelfde fase mee te

    maken krijgen 4. Verschillende barrires voor verandering in verschillende fasen de barrires wisselen per

    fase 5.4.1 Het transtheoretisch model (TTM) Veelgebruikt model, hier in NL veel door GGZ. Dit model berust op 2 aannames:

    - Dat mensen veranderingsfasen doormaken - Bij elke fase spelen verschillende processen een rol

    Veranderingsfasen van het TTM gaat over motivationele bereidheid:

    Precontemplatie; Als je nog niet aan het probleem denkt en nog geen intentie hebt er iets aan te veranderen (vaak ontkenning of gering geloof in zelfredzaamheid)

    Contemplatie: Je weet dat er iets aan moet gebeuren en je overweegt om het te gaan doen (meestal toegekend wanneer het binnen de komende zes maanden gaat gebeuren, mensen zoeken sneller naar info en zien ze groter voordeel verandering)

    Voorbereiding: iemand is klaar voor verandering en stelt doelen (begin kleine gedragsveranderingen, motivatie en zelfredzaamheid zijn noodzakelijk)

    Handelen: iemand begint met het veranderende gedrag, waarneembare gedragsverandering (noodzakelijk om een realistisch doel te stellen, sociale ondersteuning is belangrijk)

    In stand houden: houd de verandering vol, bied weerstand (door zelfreflectie en bekrachtiging worden bevorderd)

    Er zijn nog 2 anderen die minder worden genoemd:

    Beindiging: gedragsverandering is zo lang volgehouden dat de betrokkene geen verleiding voelt

    Terugvallen: terugvallen naar vorige fase, dit kan in elke fase gebeuren

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • De overgang naar een volgende fase verloopt meestal niet soepel en een terugval komt veel voor. Het relatieve gewicht tussen de voor en nadelen word het beslissingsevenwicht genoemd. Is dit model wel een goede voorspeller van gedrag? Beperkingen van het TTM:

    - Gedrag in het verleden heeft een sterke voorspellende factor voor pogingen tot toekomstige gedragsveranderingen

    - Er word mogelijk onvoldoende rekening gehouden met sociale aspecten van veel gezondheidsgedrag

    - Suggesties voor een tijdsperiode aan de hand waarvan zij mensen in de contemplatiefase onderscheidden van mensen in de voorbereidingsfase; er is echter weinig empirisch bewijs dat deze groepen kwalitatief verschillen of verschillen met betrekking tot de attitudes of intenties van mensen in een bepaalde fase.

    - Sommige auteurs hebben vraagtekens gezet bij de validiteit van vijf onafhankelijke fasen van bereidheid tot verandering op basis van gegevens waarmee niet alle deelnemers bij n specifieke fase konden worden ingedeeld.

    5.4.2 Het model van het precaution adoption process model (PAPM, initiren van voorzorgsmaatregelen) Gebruikt als raamwerk voor het begrijpen van bewuste handelingen die worden ondernomen om gezondheidsrisicos te verminderen en was bedoeld om te voldoen aan de criteria voor een theorie over fasen die beschreven zijn. Dit is een aanpassing op het TTM, dit model word echter niet veel toegepast. Ook deze zegt (net als het TTM) dat er geen bepaalde tijd is voor een fase, het PAPM besteed meer aandacht aan de mensen die zich in de prehandelingsfasen bevinden. Model van veranderingsfasen:

    Precontemplatie niet bewust van probleem

    Contemplatie niet betrokken, hier is ook sprake van onrealistisch optimisme

    Voorbereiding overweegt al dan niet te handelen (overwegingsfase)

    Handelen besluit niet te handelen ontkenningsfase, belangrijke fase(verlaat het model)

    Instandhouding - besluit te handelen (overgaan naar volgende fasen) + in stand houden 5.4.3 De health action process approach (HAPA, procesmodel voor gezondheidsactie) Dit model probeert de kloof tussen intentie en gedrag te overbruggen door nadruk te leggen op de rol van zelfredzaamheid en actieplannen. De fasen:

    - Motivatiefase; zelfredzaamheid en resultaatverwachtingen zijn belangrijke factoren voor intentie. Het is dus belangrijk om een succesvol resultaat te visualiseren

    - Volitiefase (bewuste keuze maken); zodra de intentie er is, moet er een proces van planning plaatsvinden om de intentie in handelen om te zetten

    Deze word gewaardeerd omdat er sprake is van een pre en een postintentie. Kritiek op bestaande modellen: - Verschillende factoren kunnen van belang zijn in relatie tot bepaalde gedragingen maar niet tot andere. - Het belang van bepaalde factoren kan afhankelijk zijn van de leeftijd. - Cultuur en religie kunnen een significante invloed hebben op iemands opvattingen over gezondheid en ziektepreventie. Hoofdstuk 6 Het risico op ziekte verkleinen (individuele aanpak) In dit hoofdstuk komen de verschillende strategien die mensen individueel aanzetten tot gezonder leven aan bod. De belangrijkste principes en resultaten van het motiveringsgesprek, voorlichtingsprogrammas, leren via modelling en cognitieve benaderingen worden besproken. 6.1 Het bevorderen van de individuele gezondheid

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • Doordat veel bevolkingen steeds ongezonder gaan leven is er een grote financile investering in programmas die zijn opgezet om ziekte te voorkomen en de bevolking in haar geheel fitter en gezonder te maken. Een gezondere leefwijze is de kern van de meeste programmas. Er zijn globaal 2 aanpakken:

    1. Informeren van mensen over hun risico op bepaalde aandoeningen ertoe zal leiden dat ze een duurzaam, preventief gedrag gaan vertonen

    2.

    6.2 Screeningsprogrammas Deze tests zijn bv testen van vrouwen op borstkanker en eierstokkanker (bv mammografie). 6.2.1 Erfelijkheidsonderzoek Er zijn genen gedentificeerd die met een aantal ernstige ziekten in verband worden gebracht. Voor borstkanker en eierstokkanker zijn dat de genen BRCA1 en BRCA2. Slechts 4 tot 5 % van de gevallen is het gevolg van deze mutaties. Zo worden vrouwen via erfelijkheidsonderzoek een brief gestuurd die kans hebben op kanker (als het vermoed word) een brief gestuurd. Zij moeten hierin de medische geschiedenis van hun familie noteren, medici kijken dan naar de vragenlijst en geven een indicatie van het risiconiveau. Vrouwen met een hoog risico worden uitgenodigd voor nader advies (bloed afgenomen en gekeken naar mutaties van genen hierboven). Vrouwen met een matig risico word een jaarlijkse mammografie aangeboden. Het lijkt erop dat er een langdurige bezorgdheid over de gezondheid ontstaat zodra bepaalde mensen bewust worden gemaakt over het feit dat ze een potentieel risico op kanker lopen. 6.2.2 Ziektedetectie het voorbeeld van mammografie Door mammografie zijn het aantal gevallen met borstkanker met wel 30 % verminderd. Ondanks de voordelen brengt het ook een groot aantal zorgen mee, vooral voor vrouwen die vinden dat ze en groot risico op borstkanker hebben. Na een onduidelijke mammografie kan je opgeroepen worden voor een echografie. Als er een bultje word gevonden kun je een kleine operatie ondergaan, fijnenaaldaspiratie of een biopsie om te kijken of het goed (vals-positief)- of kwaadaardig (juist-positieve uitslag) is. Dit brengt allemaal een hoop stress met zich mee. Uit onderzoeken is gebleken dat counseling noodzaak is om aan te bieden, maar alleen aan degenen die dit nodig hebben of wensen. Alsnog zijn er vrouwen die niet meedoen aan een screeningsprogramma, er lijkt nog altijd een grote aarzeling te zijn. 6.2.3 Verandering van risicogedrag Duurzame gedragsveranderingen zijn moeilijk te verwezenlijken. Het veranderen van hardnekkige gedrag vereist mogelijk een intensievere en meer gespecialiseerde interventie. Counseling of complexere interventies vormen een nuttige uitbreiding op screeningsprogrammas. 6.3 Strategien voor het veranderen van risicogedrag Uit de resultaten hierboven komt naar voren dat veel mensen niet zullen proberen hun gedrag te veranderen of niet in staat zullen zijn zulke veranderingen vol te houden. Sommige mensen zullen wel veranderen zodra ze weten dat ze in gevaar zijn. Interventies:

    - Individuele therapie, gericht op mensen die relatief gemotiveerd zijn om hun gedrag te veranderen, dit werk niet altijd- mensen zijn nu eenmaal verschillend in mate van motivatie. Dit is gericht op het model van veranderingsfasen. (5.4.2) Let op want fasetheorien zijn wel bekritiseerd, zowel op theoretisch als op empirische grond. Je kan namelijk mensen niet indelen in dezelfde fase (niet alle zware drinkers zitten in dezelfde fase). Door deze en andere critici kwamen ze ertoe te suggereren dat motivatie tot verandering het best als een continum gezien kan worden. Toch is dit model belangrijke geweest voor interventies. (welk type interventie past bij welke fase?)

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 6.3.1 Motiveringsgesprek Het doel van deze interventie is het versterken van de motivatie om een verandering te overwegen en niet om te laten zien op welke wijze deze verandering tot stand zou moeten worden gebracht. Deze gesprekken worden in uiteenlopende situaties toegepast. Ze maken gebruik van cognitieve dissonantie door de positieve attitude concreet te maken. Dit gesprek is bewust niet confronterend. Het motiveringsgesprek is veel minder stressvol dan een confronterende methode. Motivering strategien kunnen dus een gedragsverandering bevorderen. Bij complexere gedragsveranderingen zijn vaak meerdere interventies nodig (onthoud dit) 6.3.2 Informatieverstrekking Het effect van alle info over wat te veranderen, aanzienlijk kan worden verbeterd door de patint te informeren over de wijze waarop dit kan worden veranderd. Plannen worden benadrukt. Aantal benaderingen waarmee we de effectiviteit van eenvoudige info kunnen worden bevorderd: 6.3.3 Benaderingen via probleemoplossing Probleemgerichte interventies kunnen het beste worden toegepast op mensen die bereid zijn te veranderen, maar niet weten hoe. Counseling is bv probleemgericht. Het proces is gericht op het hier en nu en heeft 3 fasen: 1 Probleemverkenning en verheldering verkregen door; open directe vragen, prompting, empathische feedback (begrip) 2 Formuleren van een doel welk doel wil je bereiken? (SMART), als het nodig is ook subdoelen 3 Facilitatie van handeling overdenken van de wijze waarop ze doelen moeten halen Sommige mensen hoeven niet alle fasen te doorlopen. Het is echter belangrijk om de fasen in de juiste volgorde en grondig te doorlopen. Bij veel andere programmas zijn elementen van probleemidentificatie- en oplossing aanwezig. Bv bij stoppen met roken. Wat mis je als je stopt met roken?:

    - Het verlies van een middel met sterkte invloed op de stemming en het concentratievermogen

    - Onthoudingsverschijnselen als gevolg van biologische afhankelijkheid van nicotine - De drang om te roken als gevolg van cues uit de omgeving

    De beste stop-programmas richten zich op deze 3 problemen. Hoe leer je ermee omgaan? Een strategie is bv behandeling met nicotinevervangers, helaas raak je hier ook weer verslaafd aan. Tegenwoordig is het vaak nicotinevervangers + benadering via probleemoplossing. 6.4 Verandering modelleren Voor veel mensen is het lastig om een verandering te verwezenlijken, door te weinig vaardigheden of omdat ze niet vertrouwen dat het ze gaat lukken. Een manier om dit op te lossen is door vaardigheden aan te leren via het observeren van anderen die dit al beheersen, indirect leren dus. De effectiviteit hiervan kan door een aantal dingen worden benvloed. Waar complexere vaardigheden worden aangeleerd, kan het gedrag worden geleerd en bijgeschaafd door de observatie van het progressieve leren van vaardigheden door de voorbeelden. Dit kan bv met een video, wat nog uitgebreid kan worden met andere technieken voor gedragsverandering. Het is niet duidelijk hoe duurzaam de effecten van winst van de gecombineerde interventies zijn. Soms kan een interventie ook als een prime dienen. 6.5 Gedrag in de praktijk Een nadere uitbreiding van of alternatief voor strategien voor probleemoplossing bestaat uit een praktische oefening met het nieuwe gedrag. Zo word de complexere interventie het meest effectief. 6.6 Cognitieve strategien ontleend aan de cognitieve gedragstherapie

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • De interventies hierboven zijn allemaal gedragsinterventies (gedrag direct benvloeden). Ze kunnen ook tot een cognitieve verandering leiden, waarbij de betrokkene meer vertrouwen krijgt enz, maar dit is een indirect effect. Bij cognitieve strategien probeer je slechte gedachtes te belemmeren. Principe bij deze therapie: gedachten staan centraal bij reguleren van gedrag. Cognitieve interventies kunnen van nut zijn in gevallen waarin de gedragsverandering door gedachten word belemmerd (zoals ik heb een borrel nodig om de dag door te komen). De rol van cogn. Therapie is het individu te leren de overtuigingen als hypothesen te zien en niet als feiten; bekijk het op een andere manier (nieuwe denkwijze). Dit kan op verschillende manieren. Bv via een socratisch dialoog, hierbij worden meningen onttrokken en hierover gediscussieerd. Dit kan door het uitdagen van de clint of het instellen van huiswerkopdrachten waardoor vraagtekens worden gezet bij alle ongewenste cognitieve overtuigingen. Deze opdrachten moeten wel realistisch zijn. Deze therapie word weinig toegepast bij preventie omdat het complex is. Voor veel stoornissen is deze methode de belangrijkste psychologische benadering. Het is bij gedragsverandering mogelijk niet effectiever dan bovenstaande interventies. Hoofdstuk 7 Populatiebenadering voor de volksgezondheid De meest voor de hand liggende manier om gehele bevolkingsgroepen te benvloeden is misschien wel de mediacampagne. Echter blijkt uit onderzoek dat het effect van deze campagnes erg klein is. In dit hoofdstuk worden de voor- en nadelen van het toepassen van massamedia op de gezondheid bestudeerd. Andere benaderingen zullen worden besproken waaronder voorlichting in bedrijven, op scholen en via peergroups. De technieken en effectiviteit van deze interventies worden toegelicht. 7.1 Het bevorderen van de volksgezondheid Geen enkele regering heeft genoeg middelen voor individuele interventie, ook niet zou iedereen van de bevolking mee willen doen. De interventies voor individuen zullen als geslaagd kunnen worden beschouwd. Ze zijn helaas wel duur en het brengt relatief weinig verandering terecht. Daarom word er nu gekeken naar wat er op grote groepen individuen gedaan kan worden. Dergelijke interventies kunnen potentieel zijn. Gezondheidsboodschappen zijn niet populair (logisch), daarom moeten ze belangrijk worden gemaakt. Ook moeten mensen overtuigd worden dat ze het kunnen. 7.2 Het gebruik van massamedia Het meest gebruikte is waarschijnlijk het opzetten en uitvoeren van campagnes. Wat overtuigend is voor de ene, is dat helaas voor de andere niet. Als je iemand ziet met een aandoening, doet dat meer dan een normaal iemand of zelfs een deskundige. Dit heeft wss als oorzaak dat het zien van de gevolgen van een aandoening niet alleen cognitief maar ook emotioneel verwerkt worden (denk aan het ELM-model). Toch worden mediacampagnes vaak toegepast, dit maximaliseert de effectiviteit:

    - Het afstemmen van de communicatie - Het gebruik van angstberichten - Doelgericht maken van interventies en vergroten van exposure - Het aanbieden van nieuw gedrag en nieuwe info - Gebruik maken van rolmodellen

    7.2.1 Het afstemmen van de communicatie en het vergroten van de blootstelling aan de boodschap (exposure) Volgens het ELM zijn mensen meer geneigd om info centraal te verwerken (evalueren, conclusies trekken en beoordelen) als ze gemotiveerd zijn een argument te ontvangen wanneer:

    - De info congruent is met hun bestaande opvattingen - De info voor hen van persoonlijk belang is - Ontvangers de intellectuele capaciteit hebben de inhoud te begrijpen

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • Mensen die niet via de centrale, bewuste route denken, verwerken via de perifere route. Mensen die niet genteresseerd zijn in de kwestie van mediacampagne, moeten via deze route bereikt worden. Dit zal plaatsvinden wanneer individuen:

    - Niet openstaan voor een argument - Een geringe betrokkenheid hebben bij probleem - Incongruente opvattingen hebben

    Het beste is om deze routes te combineren. Campagnes moeten daarom getest worden hoe ze aanslaan. Wat een probleem is bij het ELM en andere attitude-handeling-theorien is dat attitudes niet altijd in handelingen worden omgezet, omdat het ook door vele andere factoren word benvloed. 7.2.2 Gebruikmaken van angst en een agressieve boodschap Hier moet wel mee opgepast worden want een hoge mate van bedreiging word relatief ineffectief gezien bij het teweegbrengen van verandering. De meest overtuigende informatie:

    - Wekt angst op - Het gevoel van bedreiging versterkt wanneer er geen verandering word aangebracht - Het vermogen van het individu van het individu benadrukt om het gevreesde resultaat te

    voorkomen Gezondheidsinfo kan negatief of positief geformuleerd worden. Uiteindelijk kunnen we uit alle gegevens niet zeggen welk type formulering dat op bepaalde populaties van invloed zou zijn het beste uit. Hieruit zien we weer dat het getest moet worden. 7.2.3 Afstemmen op het publiek en vergroten van de blootstelling aan de doelgroep (exposure) Als je een bericht op een gehele bevolking richt moet je het zo algemeen mogelijk maken, daardoor hebben ze weinig relevantie. Duidelijk is dus dat je het op het publiek moet afstemmen, bv op geslacht, leeftijd en sociaaleconomische status. Door een specifieke groep te bereiken kun je ook de blootstelling vergroten. 7.2.4 Gebruikmaken van rolmodellen 7.2.5 Verspreiding van innovaties en aanbieden van nieuw gedrag of nieuwe informatie Nieuw gedrag aanleren is makkelijker dan oud gedrag afleren. Elk nieuw gedrag blijkt door verschillende groepen individuen in de maatschappij worden overgenomen;

    1. Vernieuwers; hoge status en belangstelling ideen (kleine groep) 2. Mensen die het idee vroeg overnemen; betrekkelijk grotere groep, opinieleiders, dienen als

    rolmodel acceptatie van deze groep is belangrijk voor de rest van de groep 3. Vroege meerderheid; nemen snel over, maar hebben niet de macht van de mensen die het

    idee overnemen 4. Late meerderheid; nemen de innovatie redelijk snel over, laten innovaties testen door

    andere groep 5. Treuzelaars; de laatste groep mensen die en innovatie overnemen (of helemaal niet)

    7.3 Omgevingsinvloeden op gezondheidsgedrag Een omgeving die gezond gedrag stimuleert dient:

    - Cues tot gezond handelen te bieden of cues tot ongezond gedrag te verwijderen - Gezond gedrag mogelijk te maken door de kosten en barrires te minimaliseren die hiermee

    gepaard gaan - De nadelen te verhogen van het gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid

    7.3.1 Cues tot handelen Het onderbreken van de volgorde van gewoontes, waardoor het mogelijk is of men zelfs gedwongen is over het gedrag na te denken. De waarschuwingen op pakjes sigaretten zijn ook cues en laten ons

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • nadenken over de gevolgen van ongezond gedrag. Helaas kunnen cues ook aanzetten tot ongezond gedrag. 7.3.2 De kosten van gezond gedrag minimaliseren Het veiliger maken van de omgeving zodat gezonde activiteiten worden bevorderd, is een probleem voor ambtenaren van ruimtelijke ordening en voor overheden. 7.3.3 De kosten van ongezond gedrag verhogen Wanneer ongezond gedrag niet meer aantrekkelijk is door hoge kosten, word er sneller voor gezond gedrag gekozen. Dit werkt vooral op drank en tabak. Vooral op jonge mensen heeft het effect, dit moet afgewogen worden tegen pogingen om deze kosten te omzeilen. Soms is het juist verkeerd, en ontstaat er bv meer misdaad. Ook kan het aantal huisstokerijen toenemen. Door het antirookbeleid zijn er minder mensen gaan roken, ook werden rokers ineens een minderheid ipv de norm. Restaurants en cafs zijn bang dat de winst daalt. 7.3.4 Programmas voor gezondheidsbevordering Hoe worden deze benaderingen toegepast op doelgroepen: 7.3.5 Aandoeningen van de kransvaten aanpakken Er werden 3 interventieniveaus gebruikt (motivatie, hoe te veranderen, vol houden van gedrag). Helaas ontbrak er een succes en dit werd bij veel grote interventies hierna herhaald. Het word steeds moeilijker om nog iets aan de bestaande informatie toe te voegen en daarmee het risico op aandoeningen van de kransvaten significant te verkleinen. Er zijn veel factoren waardoor een campagne niet aanslaat (mensen slaan info niet op enz.) 7.3.6 Het risico op hiv-infectie verminderen In vergelijking met interventies die gericht zijn op het verminderen van de aandoeningen van de kransvaten, heeft deze interventie iets meer succes gehad. Deze positieve resultaten zijn verkregen door peer-voorlichting. Door mensen in te zetten die bekend zijn en worden gerespecteerd, krijgt een boodschap meer betekenis. Waarom interventies mbt dit gebied beter aan zijn geslagen dan bij kransvaten, is niet duidelijk. Misschien komt het door de peers (groepsgenoten) of het feit dat de gevolgen van kransvaten op langere termijn zijn en je het nu dus kunt bagatelliseren. De risicos van onbeschermde seks zijn veel opvallender. Er zijn uit verschillende onderzoeken dit naar voren gekomen;

    - Het promoten van veilige seks alleen is niet voldoende er moet ook uitgelegd worden over de impact van HIV

    - De redenen voor onbeschermde anale seks zijn complex, de sociale omgeving speelt een belangrijke rol

    - Het aantal hiv-doden in NL is weer aan het stijgen 7.3.7 Gezondheidsbevordering op het werk Vaak worden de gezondheidsverzekering door de werkgever betaald; daar hebben de werkgever en nemer beide baat bij. De werkomgeving een ruime gelegenheid bied voor interventies, word hierbij gebruikgemaakt van verschillende formats, waarbij sommige heel innovatief zijn. Technieken zijn onder meer:

    - Screenen op risicofactoren voor ziekte (verschilt niet met andere omgevingen) - Gezondheidsvoorlichting bieden - Gezonde keuzes bieden, zoals gezond voedsel in kantine - Rookvrije ruimten instellen - Sociale ondersteuning benvloeden om een verandering van individueel risicogedrag te

    faciliteren

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • Ook kan het werk een sociale steun bieden voor mensen die een gedragsverandering willen aanbrengen. Ook beloning/straf (met geld) is een goed middel om gedragsverandering te ondersteunen. 7.3.8 Interventies op school Gedurende het laatste decennium is er een belangrijke ontwikkeling geweest van wat de gezondheid bevorderende school word genoemd. Deze gezondheidsleer bevat onder andere:

    - Het ontwikkelen van beleid voor gedrag op school ivm veiligheid - Het opzetten van een lichamelijk en sociaal veilige gezonde omgeving - Het onderwijzen van gezondheidsgerelateerde vaardigheden - Het bieden van medische diensten binnen school - Counseling of een psychologieprogramma op school - Programma voor lichamelijke opvoeding

    Benadering: het aanleren van de juiste vaardigheden en het bieden van een omgeving waarin het toepassen van deze vaardigheden word ondersteund (net als bij de volwassenen dus). Er is nog weinig onderzoek hierover, omdat het concept vrij nieuw is. 7.3.9 Buitenschoolse activiteiten Zoals smokebusters waarbij niet-rokers als de norm word beschouwd en rokers als een minderheid. 7.3.10 Voorlichting door leeftijdsgenoten Peervoorlichting, dit verschilt erg soms geven ze les aan een grote groep en soms weer aan individuen. Peers kunnen gezondheidsonderwerpen acceptabeler maken voor schoolleerlingen dan docenten. Helaas kunnen peers ook elkaar op subtiele manieren negatief benvloeden

    Deel 2 Ziek worden Hoofdstuk 8 Ziek zijn: Perceptie en interpretatie van symptomen en reacties daarop Mensen met meer sociale steun, betekenisgeving en autonomie voelen zich minder vaak ziek, waar ligt dat aan en geldt dat voor iedereen? Als toekomstig gezondheidspsycholoog of hulpverlener is het belangrijk inzicht te krijgen in de wijze waarop mensen omgaan met ziekte en welke verschillen er zijn ten aanzien van het inroepen van medische hulp. 8.1 Waar merken we het aan dat we ziek zijn? Ziekte veroorzaakt veranderingen van de lichamelijke- of geestelijke signalen en functies die iemand zelf kan waarnemen of waar de betrokkene mogelijk door andere op word gewezen. Terwijl sommige ziekten zichtbare symptomen hebben, hebben sommige dat niet; die hebben weer een algehele subjectief waargenomen lichamelijke en geestelijke reacties (bv misselijkheid, vermoeidheid en pijn). Veel mensen hebben deze symptomen, maar er is een groot verschil in aandacht eraan te besteden. Mening van mensen over gezondheid hangt af van gevoel van welzijn, eerdere ervaring met ziekte en door hun inzicht in medische kennis (h1). Ziekte kan mensen op fundamenteel niveau voor problemen zorgen. 8.1.1 Kwaal of ziekte? Kwaal; de ervaring van zich niet helemaal lekker voelen, wat de betrokkene ervaart. Ziekte; afwijking van de functie van organen, cellen of weefsels (diagnose). Daarnaast hebben veel ziekten een psychologische achtergrond. Door het geven van medicijnen/behandeling markeren artsen daarom de binnenkomst van iemand in de gezondheidszorg. Hoe weet je dat je ziek bent?:

    - Waarnemen van symptomen - Symptomen als ziekte interpreteren - Actie plannen en ondernemen

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8.1.2 Symptomen waarnemen De meeste symptomen zijn kortstondig en over zijn voordat we er erg in hebben. Ook weten we zelf niet of de symptomen wel of niet op een ziekte wijzen. Er zijn verschillende modellen over symptoomperceptie;

    1. Attentionele model (Pennebaker) concurrentie tussen prikkels word aan de orde gesteld, deze stelt ook dat dezelfde prikkel in bepaalde context niet word opgemerkt en in een andere wel

    2. Cognitief-perceptuele model (Cioffi) concentreert zich meer op de interpretaties van lichamelijke signalen en de attributie daarvan als een symptoom, ook hier word de rol van selectieve aandacht erkend.

    Ook word er vaak onderscheid gemaakt tussen top-down invloeden (onder invloed staan van attentionele processen/stemming) en bottom-up (onder invloed staan van fysieke eigenschappen van een lichamelijk signaal) 8.1.3 Kenmerken van lichamelijke signalen die de kans op symptoompercepties verhogen Symptomen zijn meestal het gevolg van fysiologische of psychologische veranderingen met lichamelijke eigenschappen, maar de betrokkene zal er slechts enkele ontdekken. Verschijnselen die de aandacht krijgen zijn;

    - Pijnlijke, verstorende processen en/of zwelling en functie-uitval: als dingen uitvallen (bv gezichtsuitval)

    - Nieuwe verschijnsel: word vaak als teken van iets zeldzaams en ernstigs beschouwd. (juist als je al in een rotstemming bent)

    - Hardnekkigheid: Als het langer aanhoud word het vaker als een symptoom gezien - Reeds aanwezige chronische ziekte: als mensen al een ziekte hebben, worden de gemelde

    symptomen groter Symptomen alleen zijn onbetrouwbare indicatoren voor de noodzaak tot medische hulp. 8.1.4 Attentionele toestand en symptoomperceptie Mensen hebben een beperkt vermogen tot concentratie, zodat interne en externe stimuli om aandacht moeten concurreren. Een hoge mate van aandacht verhoogd de gevoeligheid voor nieuwe of andere lichamelijke signalen. Dit is vaak onterecht. Als er in de media veel over gesproken word kan dit leiden tot een zogenoemde massale psychogene ziekte. 8.1.6 Individuele verschillen die van invloed zijn op symptoomperceptie De motivatie om aandacht te besteden aan een symptoom hangt af van de context. Wat betreft verdragen of uiten hangt het ook veel van de situatie af (bv thuis en schoolomgeving). Verschillen:

    - Sekse; mannen zijn zo gesocialiseerd dat ze niet horen te klagen en daarom gaan ze ook veel minder naar de dokter. Er is dus echt een seksesocialisatie hoe mannen en vrouwen word toegestaan om op hun lichamelijke signalen te reageren.

    - Emoties en welzijn; Gebleken is als mensen positief gestemd zijn, ze zichzelf gezonder beoordelen. Door een negatieve emotionele toestand kan de symptoomperceptie toenemen. Er zijn ook mensen met een negatieve affectiviteit; neiging tot een hardnekkig negatieve stemming. Neuroten en mensen met NA maken eerder melding van ernstige symptomen. Ook angst is van invloed op stemming en symptoomperceptie.

    - Cognities en stijl van coping; mensen die hun werk ontzettend goed willen doen hebben minder last van symptomen, dit komt waarschijnlijk omdat ze zich sterk concentreren op het werk. Doordat ze de controle willen hebben, gaan ze bij een sterke aanwezigheid van ziekte wel meteen langs. Ook mensen die verdringen voelen minder vaak symptomen.

    8.1.7 Invloeden van de levensloop op symptoomperceptie

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • Het lijkt erop dat oudere mensen de waargenomen symptomen anders gaan interpreteren en hier anders op reageren. Kinderen kijken natuurlijk weer heel anders tegen ziekte aan (vaak lastig door taal). 8.2 Ziekteperceptie Als een symptoom is waargenomen, beschouwen mensen dit vaak niet als een afzonderlijk gegeven maar combineren ze het meteen met andere aspecten van hun ervaring en met hun bredere concepten van ziekte. 8.2.1 Ziekterepresentaties (IR) en het gezond-verstand-model van ziekte Ziekterepresentaties (IR) zijn georganiseerde concepties van afzonderlijke ziekten die afkomstig zijn van de media, persoonlijke ervaring en vrienden en familie. Deze hebben invloed op de coping en kunnen gedetailleerd of onnauwkeurig zijn. Een bekend ziektemodel is het zelfregulatiemodel van ziekte en ziektegedrag; ziekte is volgens dit model een eigen impliciete gezondverstandovertuiging van de patint zelf omtrent de ziekte. Dit model zegt ook dat je copingreacties moet uittesten. Ziekterepresentaties ontstaan zodra iemand een symptoom ervaart of een diagnostisch etiket ontvangt. Er zijn 5 consistente themas ontdekt in de inhoud van de gemelde ziekterepresentaties:

    1. Identiteit; variabelen waarmee de aan- of afwezigheid van de ziekte kan worden gedentificeerd

    2. Gevolgen; het vermeende effect van de ziekte op het leven (kort, lang, emotioneel, lichamelijk)

    3. Oorzaak; de vermeende oorzaak(en) van de ziekte (biologisch, emotioneel, psychologisch, genetisch of omgeving, gevolg eigen gedrag)

    4. Tijdsduur; de verwachte tijdsduur voor de ontwikkeling en de duur van ziekte (acuut of episodisch)

    5. Geneesbaarheid of beheersbaarheid; hoe de ziekte/symptomen tegen te gaan Deze dimensies zijn gentrigeerd in een vragenlijst. Er zijn onderlinge relaties tussen de dimensies. 8.3 Symptoominterpretatie Een symptoom is niet allen een medische classificatie van ziekten. Symptomen gaan niet altijd aan ziekte vooraf, soms is een symptoom dat de betrokkene zelf of anderen mensen waar nemen, een ogenschijnlijke indicatie van ziekte en soms behoren ze bij het aannemen van het gedrag van de ziekte. 8.3.1 Culturele invloeden op symptoominterpretatie Sommige culturen geloven in bovennatuurlijke oorzaken van ziekte. Deze aannames zijn van invloed op de copingreacties (verschilt per cultuur). Denk ook weer aan collectivistisch of individueel. Er bestaan dus culturele verschillen in het gebruik van gezondheidszorg maar ook ten aanzien van de mate waarin mensen op lichamelijke ziekte reageren. Er word gesteld dat dergelijke culturele variaties tijdens de socialisatie worden aangeleerd. Pijnperceptie en expressie verschillen en hebben een sociale functie met betrekking tot invloed op de behandelingsverwachting en zelfs wat betreft de reactie van anderen. 8.3.2 individuele invloeden en symptoominterpretatie Er zijn individuele verschillen ten aanzien van de wijze waarop symptomen worden genterpreteerd en verschillen in waargenomen autonomie bij mensen. Sommige symptomen zijn gewoon het gevolg van een ziekte die heerst geeft aan dat we er soms te laconiek over zijn. Een eigen interpretatie aan de ziekte geven is ziekteprototype. Deze prototypen helpen bij het organiseren en beoordelen van informatie over lichamelijke signalen die ander mogelijk niet interpreteerbaar zijn. De herkenning van symptomen kan dus belemmerd worden door deze prototypen en verwachtingen van hoe een ziekte zal zijn.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • De zelforganisatietheorie legt de nadruk op de sociale identiteit (student/partner/dochter). Dit zegt dat symptomen op verschillende manieren word genterpreteerd afhankelijk van je sociale identiteit. Ook attributies van oorzaken laat zien dat mensen verschillend op ziekte reageren. Dit is ook van invloed op de wijze waarop iemand op de eigen ziekte reageert. Naast deze invloeden is er ook nog een invloed van leeftijd. Jonge kinderen hebben bv een ander ziektegedrag doordat ze in een ander ontwikkelingsfase zitten en omdat ze nog niet zoveel levenservaring hebben. 8.4 planning en actie ondernemen: op symptomen reageren De 1e stap in de richting van het inroepen van medische hulp begint als de betrokkene erkent dat deze symptomen van een ziekte heeft en het kan enige tijd duren voordat deze stap wordt gezet. Veel mensen gaan niet graag naar een arts onmiddellijk nadat ze een symptoom hebben ontdekt en vragen eerst advies van een lekenverwijzingssysteem (vrienden, familie, collegas). Zodra ze er wel een etiket opplakken hebben ze de volgende keuzen:

    - De symptomen negeren en hopen dat ze overgaan - Advies van anderen vragen - Medische hulp inroepen

    Zelfs bij ernstige symptomen kan onze reactie uit enig uitstel bestaan, waarbij word gekeken of we de situatie door zelfzorg word verbeterd. 8.4.1 Uitstelgedrag Dit is eigen uitstel en niet uitstel door bv wachtlijsten. Safer en Jackson ontwikkelden een model voor uitstelgedrag, zodra deze fasen zijn doorlopen word er pas aan behandeling gedaan;

    1. Ben ik ziek? Nee, tijd die verstrijkt totdat de symptomen als een teken van ziekte worden genterpreteerd. BEOORDELINGSUITSTEL. Zo ja, volgende stap.

    2. Heb ik professionele hulp nodig? Nee, tijd die verstrijkt tussen het erkennen dat iemand ziek is en besluit medische hulp in te roepen. ZIEKTE-UITSTEL. Zo ja, volgende stap.

    3. Is de zorg de kosten waard? Nee, tijd die verstrijkt tussen de beslissing medische hulp te zoeken en deze daadwerkelijk te verkrijgen. HANDELINGSUITSTEL. Zo ja, volgende stap.

    4. Hulp inroepen De duur van elke stap verschilt waarschijnlijk per ziekte. Waarom stellen mensen het zoeken van hulp uit?

    - Sociale klasse en opleidingsniveau (hoe lager, hoe meer uitstel) financile redenen - Leeftijd - Geslacht (mannen vaker dan vrouwen) - Onbekend zijn met de betekenis van symptomen, gewend raken eraan - Zich onkwetsbaar voelen - Dissonantiereductie - Angst (!)

    Symptomen die zichtbaar, pijnlijk, belemmerend, frequent en hardnekkig zijn leiden meestal tot actie. De effecten zijn ook belangrijk. Bv als de omgeving in gevaar is. Ook de plaats is belangrijk, sommige delen van het lichaam worden gemakkelijker besproken dan anderen. Ziekten die veel voorkomen worden meestal minder ernstig beschouwd. Ziektewinst betekend dat je na de diagnose in de rol van ziekte te vluchten. Het gevolg is vaak dat adviezen niet worden opgevolgd. Uitstelgedrag:

    Sommige mensen willen de diagnose niet horen wegens sociaal gedrag (werk, feestjes, financieel enz.) Dit zijn financile redenen van uitstel.

    Er zijn ook culturele invloeden op uitstelgedrag, veel mensen met een traditionele culturele stellen uit omdat die sneller geneeswijzen inschakelen en niet medische hulp.

    Jongeren en ouderen maken meer gebruik van de gezondheidszorg dan andere leeftijdsgroepen. Ouderen hebben de behoefte om onzekerheid weg te nemen. Bij kinderen word het vaak door de ouders ingeroepen, alhoewel dit wel veranderd in de puberteit.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • Vrouwen maken eerder gebruik van gezondheidszorg dan mannen. Elke verklaring hiervoor heeft meerdere facetten. Waarschijnlijk komt het doordat de twee geslachten een verschillende betekenis toekennen aan gezond. Ook word er gesuggereerd dat vrouwen meer kennis hebben over ziekten, grotere bereidheid hebben implicaties van symptomen onder ogen te zien en zich meer zorgen maken over hun gezondheid. Ook het ouderschap heeft een rol (uitstellen van diagnose zodat de ouderlijke rol niet kan worden verstoord)

    Veel mensen ondernemen echter alleen actie wanneer ze daartoe tot anderen worden aangezet. Het kan nuttig zijn om anderen over je symptomen te praten. Hiermee ontdek je bv de familiegeschiedenis ziektes.

    Ook de kennis over behandelingen verteld ons iets over het wel of niet uitstellen van medische gezondheid.

    Emotie zelf is onvoldoende om te voorspellen of mensen zelf medische hulp in zullen roepen (bv angst).

    Een eigen herkenbaarheid van een aandoening kan ook een rol spelen bij het zoeken van hulp. Een paar psychiatrische aandoeningen word bijvoorbeeld onderverdeeld in egodystone (er zelf last van ondervinden) en egosyntone (zelf geen last van ondervinden, maar omgeving vaak wel).

    Hoofdstuk 9 Het consult en daarna In dit hoofdstuk worden de factoren besproken die bijdragen aan de kwaliteit van het consult bij een arts. Het proces, de zaken die bepalen of een consult goed of fout is geweest en de communicatie zijn hierbij belangrijk. Wat draagt ertoe bij dat patinten zich gaan houden aan de medische voorschriften die tijdens het consult zijn geboden? 9.1 Het consult 9.1.1 De aard van de ontmoeting Het consult is een belangrijke periode om informatie te verkrijgen voor het nemen van beslissingen over diagnose en behandeling. Dit zijn de belangrijkste doelstellingen van het consult:

    - Het opbouwen van een goede relatie tussen zorgverlener en patint - Het uitwisselen van relevante informatie - Het nemen van relevante beslissingen

    Een gemiddeld consult kent 5 fasen: 1 De arts legt een relatie met de patint 2 De arts probeert te achterhalen wat de reden is van het consult 3 De arts onderzoekt de patint via een gesprek, een lichamelijk onderzoek of beide 4 De arts, of arts en patint, of de patint (in volgorde van wss) bespreekt of bespreken de aandoening 5 De arts (en soms de patint) bespreekt verdere behandeling of het vervolgonderzoek We zullen later zien dat de inhoud van elk van deze fasen aanzienlijk kan veranderen. Er zijn een paar dimensies gedentificeerd die belangrijk worden beschouwd voor een effectief medisch consult:

    De arts of zorgverlener is goed op de hoogte van medisch onderzoek en is in staat deze aan de patint over te brengen

    Het leggen van een goede relatie met de patint

    Het vaststellen van de aard van het medische probleem van de patint

    Begrijpen in welke mate de patint inzicht heeft in het probleem en in de gevolgen ervan

    Het betrekken van de patint bij een besluitvormingsproces; niet zomaar behandeling kiezen maar overleggen

    Het indelen van de tijd, zodat wezenlijke belangstelling voor de patint in het gesprek tot zijn recht komt

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 9.1.2 Wie heeft de macht? Zowel arts als patint kunnen bijdragen aan het communicatie en besluitvormingsproces. De arts heeft meestal meer controle dan de patint. Patinten durven vaak geen vraagtekens te zetten bij besluiten van de arts. Kenmerken van de benadering waarbij de zorgverlener centraal staat, zijn onder meer:

    - De zorgverlening houd de leiding over het gesprek - De zorgverlener stelt vragen om info te verkrijgen - De zorgverlener neemt de beslissing - De patint accepteert deze beslissing passief

    Kenmerken van de benadering waarbij de patint centraal staat, zijn onder meer: - De zorgverlener identificeert e bedoelingen van de patint en houd hier rekening mee,

    evenals met zijn eigen bedoelingen - De zorgverlener luistert actief naar de patint en reageert op juiste wijze - De communicatie word gekenmerkt doordat de zorgverlener de patint tot betrokkenheid

    aanzet - De patint neemt actief aan het proces deel

    Geleidelijk aan verschuift het naar de tweede benadering, gezamenlijke besluitvorming. De meeste mensen zijn hier het meest tevreden mee. De belangrijkste kenmerken van gezamenlijke besluitvorming zijn dus:

    Bij een gedeelde beslissing zijn ten minste twee (vaak meer) deelnemers betrokken

    Beide partijen ondernemen stappen om in het proces van besluitvorming over de behandeling te participeren

    Het delen van info is een vereiste voor een gezamenlijke besluitvorming

    Een beslissing over de behandeling wordt genomen en beide partijen stemmen met de beslissing in

    Het is onduidelijk waarom bij ernstige ziekten minder mensen bij de besluitvorming over de behandeling willen worden betrekken (laten het over aan arts). Waarschijnlijk omdat ze willen de kans willen vergroten dat de juiste beslissing word gemaakt en ten tweede is het mogelijk vermijden van het risico op spijt en schuldgevoel op de lange termijn, indien zou blijken dat ze de onjuiste behandeling hadden gekozen. Een ander probleem is dat artsen niet altijd zo open zouden zijn tegen patinten en hun onzekerheid verbergen om de patinten wel als klant te houden. Er is sprake van een gezamenlijke besluitvorming als die ui