© M. van Ewijk 1

Modals

Have to / must / shouldCan / Could / be able to / be allowed to

© M. van Ewijk 2

Modals

• Can• (To be) able to• (To be) allowed to

• Have to• Must• Should

© M. van Ewijk 3

Modals, part 1

• Kunnen, mogen of misschien kunnen:– Can kunnen (mogen)

• You can purchase these products online.

– Could kon (verleden tijd van can)• When you were five, you could eat a lot of sweets.

– (to be) able to in staat zijn om• The is able to write even though he has no arms.

– (to be) allowed to mogen, toestemming hebben• He is allowed to take start taking driving lessons now he’s 18.

© M. van Ewijk 4

Modals, part 2

• Have to (sterke) verplichting, iets waarvan iemand anders vind dat het zo zou moeten zijn.– I have to arrive at work at 9 o’clock sharp. My boss is very strict.

• Must iets wat moet, en waar je het zelf mee eens bent.– I must go to the supermarket today.

• Let op!– I must do some homework tonight.

• Je vind dit zelf!– I have to do some homework tonight.

• Dit zeggen bijv. je ouders of leraar!

© M. van Ewijk 5

Modals, part 3

• Should advies– You should drive carefully in bad weather.– You should switch off the lights when you leave

the room.

• Let op!Alle modals worden gevolgd door het hele werkwoord!